ALLES ONDER CONTROLE
Inhoud
Doel >
Preventie van riskant gedrag op de bromfiets in het verkeer.
Subdoelen >
Inzicht geven in de risico’s van het verkeer en de emoties
>
Inzicht geven in het eigen verkeersgedrag en zelfreflectie
die daarbij een rol spelen. op gang brengen. >
Handvatten aanreiken om risico’s beter te kunnen inschatten.
>
Inzichten toe leren passen op eigen gedrag en in onderlinge gesprekken.
1.
Vooraf
3
2.
Lesopzet
5
3.
Scènes met vragen en discussiepunten
11
4.
Weetjes
17
5.
Uitgangspunten
21
6.
Achtergronden: jongeren in het verkeer
25
ALLES ONDER CONTROLE
ALLES ONDER CONTROLE
1.
Vooraf
Plezierig dat u in uw lessen of instructie plaats wil inruimen voor dit onderwerp. De film is een hulpmiddel om met jongeren in gesprek te komen over hun eigen gedrag op de scooter of bromfiets en is gericht op de doorsnee, min of meer stoere, puber. Het doel is preventie van riskant gedrag op de bromfiets in het verkeer. Het gesprek staat centraal: Welke overwegingen maak jij in het verkeer en hoe worden die beïnvloed?
Ron (16 jaar) is de sympathieke, ietwat stoere hoofdpersoon. Hij is cool, hem gebeurt niets. Hij rijdt vol zelfvertrouwen en humor op zijn scooter. Een jongen waarmee veel kijkers zich kunnen identificeren. Ron is onderweg naar een afspraakje met zijn vriendin en komt in verschillende riskante verkeerssituaties terecht maar hij weet telkens een ongeluk te vermijden. Op enkele plekken waar hij langs rijdt, vertellen anderen over een min of meer ernstig ongeluk dat zij in een dergelijke situatie wel hebben gehad. Uiteindelijk blijkt dat ook Ron een brommerongeluk krijgt. Hoe erg wordt in het midden gelaten. In de film worden alledaagse maar riskante situaties getoond die de eigen ervaringen van leerlingen weerspiegelen. De film staat twee keer op de band, een keer onafgebroken en een keer in afzonderlijke scènes, zodat u de band gemakkelijk kunt stilzetten voor het gesprek.
3
Bij het bespreken van de scènes worden leerlingen uitgenodigd bij zichzelf te rade te gaan: Wat gaat er om in het lichaam en hoofd van Ron? Wat ervaren zij zelf in dergelijke situaties? Wat zouden zij zelf op zo’n moment anders doen?
Het gaat daarbij zowel om het lijf - hoe is het met de ademhaling en spierspanning, opwinding, schrik of spanning? - als het hoofd: korte flitsen, intuïtie, deelredeneringen, gedachten, ook achteraf. Wij ‘scannen’ een situatie meestal eerst met ons lichaam, zintuigen en hersenstam (gevaar? plezier? strijd?). Het bewuste deel van de hersenen doet maar beperkt mee en wij handelen - zeker onder stress - overeenkomstig die emoties. Verkeer is echter te complex voor alleen primaire reacties en vraagt om anticipatie, je verplaatsen in anderen en meer ingewikkelde risico-inschatting. Dit lespakket wil de gebruikelijke volgorde prikkel - emotie - gevoel (intuïtie) - handelen
helpen ombouwen naar: Wat zie je, wat merk of voel je, wat denk je en wat doe je?
Intuïtie moet immers ook gevormd worden. In proefsessies vonden sommige leerlingen dat er meer bloed en ongelukken in de video moesten. Nu hebben spectaculaire ongelukken wellicht een hoog ‘thrill-gehalte’, maar zij activeren ook veel afweer: Dit overkomt mij niet, Ik wil niet dat dit mij overkomt of Daar denk ik maar niet te veel over na.
Angstaanjagende beelden verhogen de stress meer angstig dan dat zij tot leren leiden, of irreële beloften aan zichzelf die men niet maken, waardoor cynisme een kans krijgt. De konden deze uitleg goed volgen. 4
en maken leiden tot waar kan leerlingen
2.
Lesopzet
Een leergesprek met jongeren in een groep vraagt een krachtige èn veilige leeromgeving. Krachtig door een duidelijke structuur van bespreken. Veilig door de inbreng van jongeren serieus te nemen - ook als die niet steeds even correct is geformuleerd - en ze vooral zelf conclusies te laten trekken. Een belangrijke vraag in de lesopzet gaat over de gevoelens die in het spel zijn in verkeerssituaties. Dat vraagt om een uitnodigende, respectvolle benadering. Uitnodigend door bijvoorbeeld naar andere gevoelens te vragen dan die als eerste worden genoemd. Respectvol door te benadrukken dat het leven en welzijn van ieder van hen er toe doet. In plaats van het wel eens gehoorde Het kan me niet schelen wat jou overkomt - dat moet je zelf weten - maar ik wil niet dat je een ander iets aandoet,
past meer: Ik zou het verschrikkelijk vinden - als jou wat overkwam. Tijdsduur
De hier gehanteerde lesopzet vraagt minimaal ± 50 minuten. Variatie is mogelijk door keuzes te maken uit het aantal te bespreken scènes. U kunt naar eigen inzicht uitvoeriger werkvormen gebruiken. Omdat er veel sociale vaardigheden bij komen kijken rond een thema dat jongeren sterk bezig houdt - veiligheid - kunt u er ook gemakkelijk twee boeiende lesuren van maken die ook andere leerdoelen dienen dan alleen veilig verkeer. Bovendien is het effect waarschijnlijk veel sterker als e.e.a. een volgende keer terugkomt en verder wordt uitgediept. Leerlingen hebben er dan tussentijds over kunnen nadenken. 5
Werkvorm
Een open leergesprek. Dit vraagt van u een sturende houding: komt iedereen aan het woord? Komen alle meningen en gevoelens aan bod? Blijft de sfeer open voor verschillende bijdragen? Wordt er respectvol op elkaar gereageerd? Een alternatieve werkvorm is het vormen van groepjes van maximaal 4 personen, jongens en meisjes al dan niet gemixt (zie ook hfd. 6), afhankelijk van uw inschatting of zij er samen goed uit komen. De bespreking van een scène wordt per groepje samengevat in trefwoorden op een flap. Dit is tijdrovender door de nog gewenste plenaire uitwisseling, waar u een rol speelt door informatie toe te voegen en eventueel door te vragen, maar biedt leerlingen meer mogelijkheden tot een actieve inbreng. Vooraf
Bekijk zelf vooraf een keer de videoband, beantwoord de vragen eventueel voor u zelf. Opening
Gebruik een inventariserende vraag als opstapje naar de film en om de eigen situatie van leerlingen centraal te stellen. Zet hun antwoorden in steekwoorden op het bord. >
Wie heeft al een brommer en wie denkt er over om er een aan te schaffen?
>
Wat is er nu eigenlijk aantrekkelijk aan bromfiets of scooter?
>
Zijn er ook nadelen?
Neem even de tijd, sommigen leerlingen reageren meer secundair. In dit stadium past nog geen discussie. De vragen over het eigen gedrag en de gevaren komen aan bod bij de bespreking van de afzonderlijke scènes.
6
Video
Integrale vertoning. Korte reacties op de film (nog geen uitvoerige discussie, hooguit verheldering). Inventariseren van scènes ter bespreking. Bespreking scènes
De film zit vol met kleine overzichtelijke situaties waarvan kan worden geleerd. Alle scènes bespreken gaat te ver. Kies de scènes uit die de groep het meeste aanspreken. Gebruik het bord of een flap om de gemaakte opmerkingen tijdens de bespreking te noteren. Alle bijdrages blijven zo even staan en de leerlingen voelen zich serieuzer genomen in hun uitspraken. De opmerkingen worden zo ook even losgemaakt van degene die hem maakte. Hierdoor ontstaat er wat afstand en overzicht wat veiliger voelt en het roept gemakkelijk gedachten en aanvullingen op bij leerlingen die meer secundair reageren. Er zijn vier categorieën van vragen bij de bespreking van de scènes. Iedere scène roept weer iets anders op. Probeer zo mogelijk wel die verschillende typen vragen aan bod te laten komen.
ALLES ONDER CONTROLE 7
1. Verkeersinzichtelijke vragen
Liefst bij de verschillende scènes waar mogelijk steeds éérst: Wat doet hij hier goed?
Praten over verbeteringen start het best bij dat wat er al goed gaat. (Besteedt hier extra aandacht aan. Veel leerlingen zijn dat niet gewend, maar het maakt de discussie vaak al meteen heel anders) En dan: Wat zou hij beter anders kunnen doen? (in plaats van Wat doet hij fout?)
Hier is het zinnig de groep te laten discussiëren. Het draait niet om veroordeling, maar zij moeten zich verplaatsen in Ron en denken over hoe anders? Hierbij spelen ook de weetjes en feiten een rol: bijv. de lengte van je remweg, de regels etc. die u als docent achter de hand houdt of eventueel kunt uitdelen (zie hfd. 5). Vervolgens kunt u het gesprek verdiepen door de volgende vragen: 2. Vragen naar de prikkels die een rol spelen en naar de emoties en de gevoelens Waar reageert hij op? Wat ziet hij wel en wat niet? Waar zit z’n adem? Hoog of laag? Welke spieren zijn gespannen en welke niet?
Op het oog misschien vreemde en moeilijk te beantwoorden vragen, maar het leidt de aandacht naar de signalen die hun eigen lijf geeft in verkeerssituaties. U kunt het hier goed hebben over de invloed van focus, adem, spierspanning en lichaamshouding op de waarneming, alertheid of remvermogen. Een lichtontspannen zit verlaagt de stress. In spannende situaties bijvoorbeeld maakt het 8
lichaam adrenaline aan. Dit stresshormoon vermindert je vermogen tot overwogen beslissingen nemen en blijft nog lang in je lichaam na de spannende situatie. Wat gaat er volgens jullie in hem om?
Bijvoorbeeld kick, euforie, irritatie, agressie, ergernis, je uitleven, uitdagen, competitie, ‘king of the road’. 3. Stimuleren van de reflectie Kan hij zo goed op alles reageren?
Deze vraag markeert de overgang van reële verkeerservaringen, compleet met allerlei emoties die in het verkeer een rol spelen, naar reflectie. In de film zit al wat ‘inner speech’ van Ron. Dat vergemakkelijkt het denken bij de leerlingen. Waarom doet hij dit? Wat wil hij eigenlijk met zijn gedrag bereiken. 4. Wat te doen, het handelen
Nu hernemen we de eerste vraag, maar in een breder kader: Hoe zou hij het ánders kunnen doen, zónder af te gaan in zijn eigen ogen of in die van anderen?
Het gaat dus in eerste instantie over Ron en niet over hen zelf, dat is veiliger. Het is aan de leerlingen wanneer zij het over zichzelf hebben.
9
Evaluatie en afsluiting
De ervaring van samen hierover kunnen nadenken en alles kunnen en mogen verwoorden (natuurlijk binnen zekere fatsoensgrenzen) is de belangrijkste overstap naar het gedrag buiten het lokaal. Daarom eindigt de les niet met conclusies over het besprokene zelf; het is heel gemakkelijk om je in de les iets voor te nemen wat je vervolgens daarbuiten niet kunt waarmaken. Dit geeft een gevoel van falen wat mogelijk weer wordt afgeweerd waardoor het leren blokkeert. Een sterke afsluiting kan zijn de leerlingen aan het eind van de les in de adviseursrol te zetten en ze te vragen hoe deze les eventueel beter kan voor een volgende klas of groep. Dat appelleert aan hun kennis en maakt het hen mogelijk iets met hun verantwoordelijkheidsgevoel te doen. Hun reacties zijn voor u zelf nuttig, maar ‘t neemt ook de leerlingen zeer serieus waardoor zij het onderwerp weer extra serieus nemen.
ALLES ONDER CONTROLE 10
3.
Scènes met vragen en discussiepunten
Scène 1. Bij de garage
Ron poetst zorgvuldig zijn scooter. Zijn vriendin SMS-t hem. Zijn vader komt naar buiten en vraagt naar het opvoeren en wie de bonnen straks betaalt. >
Wie betaalt hier zijn/haar eigen verzekering?
>
En bekeuring? Waarvan?
Scène 2. Nadert voorrangsweg
Ron rijdt op zijn scooter, met zijn helm half op. Haalt een niet opgevoerde scooter in. >
Wat doet ie goed?
>
Wat kan beter?
Eventueel discussie over voor- en nadelen van fiets, snorfiets of bromfiets. Scène 3. Nadert voorrangsweg
Ron rijdt met een hand aan het stuur en in de ander de telefoon. Hij ziet net op tijd een grote vrachtwagen aankomen en remt volop. Dan komt er vanachter de vrachtauto van links een opgevoerde scooter die zonder kijken met hoge snelheid de kruising oversteekt. Ron schrikt, stopt en kijkt de brommer na. >
Wat gebeurt er als je met één hand aan het stuur remt?
Denk aan effect van remmen met voor- of achterwiel, effect van lichaamsgewicht dat je niet met één hand tegen houdt. >
Wel eens zo’n plotseling opduikende brommer meegemaakt?
>
Wat ging er toen door je heen?
>
Wat kan de jongen op die andere scooter nog doen?
>
Wat zouden de gevolgen van botsing kunnen zijn? 11
Scène 4. Kreupele jongen
Op dezelfde kruising loopt een kreupele jongen, hij wijst een plek aan op de grond en vertelt tegen de camera over zijn ongeluk. >
Wat zou er in die kreupele jongen omgaan?
>
Kletst hij zich er uit of realiseert hij zich wat zijn eigen aandeel is?
>
Wat denken jullie, past hij zijn gedrag aan of niet?
>
Wat is hier een veilige naderingssnelheid?
Ook al heeft hij voorrang, door de snelheid te overtreden is hij niet meer verzekerd. Scène 5. Op voorrangsweg
Ron rijdt stevig door. Bij een zebrapad stopt hij toch nog plotseling en piepend voor het echtpaar met de kinderwagen. Daarna steekt nog een jongen over met een fiets aan de hand en een tas van een krantenwijk achterop. Het geduld van Ron raakt op. > >
Wat gaat er in ‘m om? Waarom remt hij zo laat? Hoe reageer jij als iemand op het laatste moment stopt als jij voorrang hebt, bijvoorbeeld als voetganger of fietser?
Scène 6. Fietspad
Verder rijdt Ron op een fietspad en zwenkt rechts het trottoir op om twee meiden in te halen. Daar komt net een voetganger het trottoir op. Omdat struiken hem het uitzicht ontnemen en Ron tijdens het inhalen naar de meisjes kijkt ziet hij de voetganger erg laat. Nog net op tijd wijkt hij uit en rakelings scheert hij erlangs. >
Wat gebeurt er nu met Ron?
>
Wat zou hij moeten doen om weer wat rustiger verder te kunnen rijden?
>
Is het een optie om te stoppen en excuses aan te bieden?
>
Waarom wel? Waarom niet? Hoe zou dat gaan?
12
Scène 7. Krantenbezorger
Op die plek zien we nu de jongen met z’n krantenwijk in de weer. Hij vertelt tegen de camera het verhaal over zijn ongeval. >
Eventueel ingaan op dat ongeluk. Iemand op een dergelijke manier aanrijden wordt een politiezaak, consequenties doorspreken.
Scène 8. Bij snackbar
Ron komt de snackbar uit met een tasje in zijn hand dat hij aan het stuur hangt. Net als hij op wil stappen krijgt een SMS je van zijn vriendin: hungry honey! Gehaast stapt hij op zijn brommer en vertrekt. >
De ‘drive’ van deze scène is de haast, die maakt dat hij steeds roekelozer wordt. Realiseren leerlingen zich dat stress, haast of een afspraakje van directe invloed zijn op je gedrag?
Scène 9. Voor stoplicht
Ron komt aangereden bij een stoplicht. Er staat een hele rij auto’s voor hem, links is geen ruimte maar rechts kan hij > erlangs. Stoplicht springt op groen, de vrachtwagen vooraan trekt op en wil rechtsaf slaan, Ron slingert er net voorlangs en gaat rechtdoor. De chauffeur zit geschrokken in de vrachtwagen, slaat boos op zijn stuur en vertelt tegen de camera over een botsing. >
Wat realiseert Ron zich nog wel, en welke gedachten bereiken hem niet meer? (zie hfd. 5 en 6)
>
Wat zijn jullie ervaringen met vrachtwagens?
>
Wat ziet chauffeur?
>
Wat zie jij en wat denk jij?
13
Scène 10. De vrachtwagenchauffeur >
Inleven in een ander, waarom worden volwassenen
>
Wat ziet de chauffeur? Wat zie jij en wat denk jij?
soms zo boos?
(Als deze vraag hierboven al niet aan bod is geweest) Scène 11. Open weg
Ron wordt ingehaald door een vriend Stanley op een scooter. Die daagt hem uit door te gassen en ze doen een wedstrijdje. >
Waarom zouden ze dat doen?
>
Wat zien ze? Wat houdt hen bezig?
>
Waar zit hun ademhaling?
>
Welke spieren zijn gespannen, welke ontspannen?
Verderop moeten zij remmen voor een jongen met een mobieltje aan z’n oor die vanachter een auto de weg oversteekt. De tas met patat valt daarbij op de grond. Ron raapt hem beteuterd weer op. Stanley komt teruggereden, lacht hem uit en rijdt verder. Scène 12. Open weg met paaltje
Ron rijdt verder en is nog bezig om de tas recht te houden waardoor hij bijna tegen een paaltje rijdt. >
Wat is het effect van een tasje aan je stuur?
>
Op je stuurvermogen?
>
En op de aandacht van de bestuurder?
Het tasje beïnvloedt het stuurvermogen door gewicht en slingereffect, maar verdeelt ook de aandacht van bestuurder, onwillekeurig (onbewust) probeert hij/zij het tasje te beschermen. >
Wie is zelf wel eens tegen een stilstaand object aangereden? Uit cijfers blijkt dat dit erg veel voorkomt.
>
Wie weet hier in de omgeving verrassende plekken die risico opleveren?
14
Scène 13. Ervaring van ongeluk met paaltje
De overstekende jongen staat nu bij het paaltje en vertelt aan de camera zijn verhaal. Hij heeft niks en zijn vriendin wel. >
Discussie: je bent zelf verantwoordelijk (zowel voor het dragen van de helm als voor iemand zonder helm laten meerijden).
Scène 14. Bij het huis van vriendin
Ron is bij zijn vriendin Cristien aangekomen. Ze wil de vies geworden zak patat niet hebben, doet de zak in de vuilcontainer en stelt voor nieuwe te halen. Ze geeft hem een kus en stapt achterop de scooter. Ron geeft haar zijn helm en stapt op de scooter. >
Hoe voelt hij zich nu naar zijn vriendin?
>
Heeft dat invloed op zijn verkeersgedrag?
Scène 15. Op de weg
Ron rijdt nu zonder helm, zijn vriendin klemt zich tegen hem aan. Opeens wordt het stil, terwijl het verkeer gewoon door rijdt. Ietwat moeizame stem van Ron buiten beeld: ... Nou, er lag iets op de weg, ik slipte... en ging onderuit. >
Hoe hard rijdt hij hier op dat rechte stuk?
>
Hoe verandert je remweg met 60 kilo extra (medepassagier) en je stuurgedrag?
>
Zeg jij er wat van als je achterop gaat bij iemand zonder helm, of er is geen helm voor jou?
>
Hoe wordt er dan gereageerd?
>
Wat zou je dan kunnen zeggen?
15
De volgende algemene vragen passen hier goed, maar kunnen ook al eerder worden gesteld als daar duidelijk aanleiding voor is: >
Wie mag jou corrigeren als jij in het verkeer teveel risico’s neemt?
> >
Wanneer wel, en wanneer niet? Heb jij anderen wel eens op hun riskante gedrag aangesproken?
>
Hoe ging dat?
Schrijf eventueel de verschillende manieren van aanspreken op het bord. Als er tijd is kan hier even mee worden geoefend in korte rollenspelletjes. Een lastig onderdeel, maar voor veel leerlingen erg belangrijk. Zij zouden anderen wel eens willen aanspreken op hun gedrag maar willen geen ruzie krijgen of een watje zijn.
ALLES ONDER CONTROLE 16
4.
Weetjes
Confrontatie met ‘erge cijfers’ leidt niet vanzelf tot leren. Van buiten aangereikte cognities dringen minder door dan eigen ervaringen, gevoelens en het eigen gevaarbewustzijn, zeker als leerlingen die zelf verwoorden. Onderstaande gegevens zijn toegevoegd om feitelijke vragen van leerlingen te beantwoorden, of om spaarzaam zelf in te zetten als docent. Centraal staat dat we ieder van hen een ongeschonden bestaan waard vinden en hen pósitief uitnodigen zich veilig te gedragen in het verkeer. •
Remmen: De reactietijd van een gezond mens is gemiddeld 1 seconde. ... Als je 36 km per uur rijdt, leg je 10 meter per seconde af, je remweg is ongeveer 6 meter, de afstand waarbinnen je stilstaat komt op bijna 16 meter. ... Als je 72 km per uur rijdt, leg je 20 meter per seconde af, je remweg is ongeveer 25 meter, de afstand waarbinnen je stilstaat is rond de 45 meter. ... Als je 108 km per uur rijdt, leg je 30 meter per seconde af, je remweg is ongeveer 55 meter, de afstand waarbinnen je stilstaat komt op ongeveer 85 meter.
•
Een bromfiets heeft geen kreukelzone, geen airbags en geen ABS.
•
Op een bromfiets heb je maar liefst 40(!) keer zoveel kans op een ongeval met ziekenhuisopname tot gevolg, in vergelijking met andere weggebruikers. 17
•
In meer dan de helft van de ongevallen is de bromfietser zelf de veroorzaker.
•
Ieder jaar komen in Nederland meer dan 80 jongeren om bij een bromfietsongeval en belanden er meer dan 1000 met ernstig letsel in het ziekenhuis.
•
Een helm die niet goed is bevestigd, vliegt bij een aanrijding van je hoofd.
•
Bij een plotselinge val raakt je hoofd (gewicht) altijd het wegdek.
•
Je stuurt een bromfiets met je lichaam, en niet alleen met je stuur.
•
Een opgevoerde bromfiets is niet verzekerd. Een bromfiets die niet aan de eisen voldoet kan gezien worden als motorfiets. Dat betekent dat: ... je een rijbewijs A moet hebben; ... er een kenteken afgegeven moet zijn; ... je verzekering overeenkomstig dient te zijn; ... je motorrijtuigbelasting moet betalen.
•
Een bromfiets hoort een framenummer en Europees goedkeuringsnummer of sticker te hebben.
•
Een bekeuring voor het rijden zonder helm kost f 55,als je je helm wel op hebt, maar je hebt je kinbandje niet vastgemaakt, dan kost het ook f 55,-
•
Een bekeuring voor te snel rijden, bijvoorbeeld tussen de 10 en 15 km te snel betekent f 45,- boete. Tussen de 16 en 20 km te snel, kost f 70,-
18
•
Een bekeuring omdat je geen bromfietscertificaat hebt komt op f 60,= (Je verzekering kan moeilijk doen als je geen certificaat hebt, waardoor je mogelijk niet verzekerd bent).
•
Plaats op de weg ... Bromfietsers rijden binnen de bebouwde kom op de rijbaan. Een pad aangeduid met een blauw bord met daarin een fiets is alleen voor fietsers en snorfietsers. Een pad aangeduid met een blauw bord met daarin een fiets èn een bromfiets is echter een verplicht pad voor fietsers, snorfietsers èn bromfietsers. ... Een toeristisch fietspad Is alleen toegankelijk voor fietsers, of snorfietsers met uitgeschakelde motor (de Spartamet e.d.).
ALLES ONDER CONTROLE 19
5.
Uitgangspunten
• Adolescenten zijn volop in de groei, hun lichaam verandert. Terwijl zij rijpen werken zowel aanlegfactoren als invloeden van buiten. Jongens en meisjes gaan zich meer op de wereld buitenshuis oriënteren. De hersenen groeien intussen verder uit met nieuwe verbindingen en de bestaande verbindingen worden deels gereorganiseerd. Kortom: het venster staat wagenwijd open om nieuwe vaardigheden en nieuw gedrag te leren. Zij zoeken zowel uitdagingen, prikkels en grenzen als ontspanning en plezier. Zij willen betekenis geven aan hun bestaan en zoeken hun plek in de wereld: op zoek naar wat waarde heeft, naar wat zij met hun leven gaan doen, waar zij bij horen en met wie zich kunnen verbinden. Dat gaat niet vanzelf.
Jongeren zijn niet dom, maar gevoel, kennis, inzicht en handelen zijn nog niet altijd goed geïntegreerd. Als cognities (kennis, inzicht, vaak van buiten aangereikt) tegenover het eigen gevoel komen te staan wint het gevoel het vaak in stressvolle situaties, en het verkeer zít vol stress. Alles wat zij wel wéten moet Ìn het verkeer worden geactiveerd en voor henzelf hanteerbaar gemaakt. Volwassenen kunnen hierbij een belangrijke rol vervullen, mits gedoseerd. •
• Media en reclame doen een indringend appèl op sterke emoties zoals gevaar of geluk, aantrekkingskracht en jaloezie, hebzucht of afzetgedrag. Vaak overstemmen zij het denken en afwegen om af te leiden, te amuseren of om allerlei producten te verkopen, alsof je bent wat je (aan) hebt. Met deze video en lesopzet willen we juist het dénken 21
in (en over) het verkeer bij jongeren zelf stimuleren. Het verkeer is domweg te complex voor het primaat van de emoties. • Schuld- en schaamtegevoelens verwijzen naar zeer krachtige emoties. Die kunnen gedrag positief beïnvloeden mits je er direct iets aan kunt doen. In situaties met veel groepsdruk spelen groepscodes en vóór alles niet áfgaan een grote rol. Kan schaamte niet worden voorkomen of een schuld niet worden ingelost, dan leiden ze tot een negatief zelfbeeld, iets waar veel adolescenten toch al mee worstelen. Deze gevoelens roepen dan eerder afweerreacties op, of wrok en woede naar degene die ze oproept. Het is aan de docent om deze situaties zoveel mogelijk te voorkomen. Bij stress in de les wordt immers ook minder geleerd.
Iets onder woorden brengen zet de reeks over elkaar heen buitelende gedachten, herinneringen, flitsen en associaties in het hoofd even stil en brengt structuur aan. Het onderling leren verwoorden van eigen emoties, opvattingen en de daarop volgende handelingen in het verkeer, hélpt leerlingen hun emoties bewust te worden, onder controle te krijgen. Het maakt dat zij van eigen ervaringen en die van anderen kunnen leren. Op deze leeftijd is onderlinge communicatie bijzonder belangrijk. De begeleider zorgt er vooral voor dat de situatie voor iedereen veilig genoeg is om hardop te denken. •
Jongeren moeten zich techniek en verkeersregels eigen maken. In het verkeer kan men echter niet volstaan met louter cognitief ‘regelgestuurd’ gedrag of het eventueel afdwingen van gehoorzaamheid. Dat leidt gemakkelijk tot aftasten en overschrijden van regels waarmee sommige jongeren hun autonomie benadrukken. De regel en de pakkans komen dan meer in beeld dan de gevóelde en ervaren zín •
22
van die regel. Het gaat juist ook om het inschattingsvermogen van situaties, eigen reacties en het gedrag van anderen. Preken helpt hier niet. Respect voor anderen ontstaat eerder vanuit zelfrespect en zelfvertrouwen. Deze ontstaan door reflectie en zelfbeheersing. 90% van de verkeersongevallen wordt veroorzaakt door menselijk falen. Er is dus veel aan te doen als ieder inderdaad zijn of haar eigen verantwoordelijkheid oppakt en kijkt wat hij/zij er zelf aan kan doen. Daarom spreken we zo veel mogelijk over betrokkenheid en niet over schuld. Jongeren vinden de schuldvraag vaak erg belangrijk. Zij zoeken uit wie ze zijn, wat ze kunnen, waar zij wel verantwoordelijkheid voor kunnen of moeten nemen, en waar niet. Maar bij het voorkomen van ongelukken doet de juridische schuldvraag er minder toe dan de vraag hoe ieder kan zorgen dat het niet zover komt. ‘Het gelijk ligt soms op het kerkhof’. •
Menselijk falen gebeurt niet zomaar. Elk ongeluk heeft een voorgeschiedenis; je bent in een bepaalde stemming, bent ergens mee bezig, je reageert in je verkeersgedrag dus op meer dan alleen de omstandigheden of medeweggebruikers. Ook het bromfietsgedrag is sterk emotioneel geladen. Deze jongeren zijn aan het uitzoeken hoe zij hun eigen energie op constructieve doelen kunnen richten. Het gaat er om dat zij die 50cc extra leren hanteren. Dat vraagt om goede verkeerswaarneming, zelfwaarneming (Wat doet dit apparaat met mij, wat doet het verkeer met mij, hoe werk ik op de scooter in op anderen?), verplaatsing in anderen en gedrag daaraan kunnen aanpassen.
•
23
6.
Achtergrond: jongeren in het verkeer
Jongens en meisjes zitten anders in elkaar en dat is in het verkeer, en ook in het práten over het verkeer, goed te merken. Het verschillend ongevalrisico in de statistieken is niet simpelweg uit te leggen met: Meisjes zijn nu eenmaal wat voorzichtiger dan jongens, maar wortelt veel dieper; het gaat om verschíllende risico’s waar we apart naar moeten kijken. Overigens is natuurlijk iedere jongen en ieder meisje weer anders en praten we hier over gemiddelden. Hoe kan gevoel voor sekseverschillen helpen bij het stimuleren van veilig gedrag in de adolescentie? Men kan dan in de eerste plaats kijken naar biologische verschillen. Gedrag kan natuurlijk nooit alleen op biologische factoren worden teruggevoerd; de omgeving heeft immers een zeer grote invloed op de realisatie en werking van aanlegfactoren. Willen wij echter jongeren in hun ontwikkelingsopgaven kunnen steunen dan moeten we die factoren wel kennen, juist om er beter op in te kunnen spelen. Jongens groeien meestal wat onregelmatiger op dan meisjes. Hun fysieke ontwikkeling gaat door tot vér in de adolescentie. Jongens hebben in de regel veel meer plotselinge energie; de bij stress aangemaakte adrenaline gaat bij mannen samen met een veel hoger testosteronspiegel. Het vinden van balans is voor hen een grote opgave. Dit speelt vooral een rol daar waar zgn. ‘tunneleffecten’ optreden. Hierbij worden primaire reacties en de directe omgeving (bijv. gedrag van een medeweggebruiker dat 25
irritatie oproept) zo belangrijk dat andere factoren die het gedrag kunnen beïnvloeden als het ware worden weggedrukt. Dit treedt helemaal gemakkelijk op als er al een zeker niveau van opwinding of frustratie is. Verder krijgen bij jongens de hersengedeeltes waarin primaire reacties zetelen onder stress gemakkelijker de overhand boven de frontale neocortex, waarin o.a. taal en het bewuste nadenken zijn gesitueerd. Dit heeft voordelen in gevaarsituaties - direct handelen - maar ook nadelen: impulsief handelen zonder na te denken. Bij meisjes blijft de neocortex meer mee doen. Zij nemen meer bewust waar, willen ook onder stress soms meer complexe beslissingen nemen, maar hebben daarvoor meer tijd nodig en raken soms verward of verlamd, komen niet tot handelen of worden juist heel nonchalant. Er zijn ook verschillen in de bovenste hersenen, de neocortex. Ruwweg: de rechterhersenhelft (ruimte, beweging, gevoelde emoties, muziek, creativiteit, intuïtie) is bij jongens zeker aanvankelijk wat sterker ontwikkeld dan links (taal, analyse, bewuste reflectie). De linker- en rechterhersenhelft en de verschillende hersencentra zijn bij hen aanvankelijk ook minder verbonden. Zij kunnen zich vaak uitstekend, zij het kort, op één taak concentreren, maar hebben aanvankelijk meer moeite met de combinatie van taal, bewust gevoelde emoties en het zich in een ander verplaatsen enerzijds, en ruimtelijke oriëntatie en de sturing van hun eigen bewegingsapparaat anderzijds. Dit alles combineren leren ze wel, maar meer nog dan meisjes moeten jongens dit al doende ontwikkelen en zij doen hier wat langer over. Door iets mee te maken en dat ook bewust worden, ontstaan alsnog meer verbindingen. Iets onder woorden te brengen is hierbij een krachtig middel. Vandaar de nadruk 26
in deze lesmodule op het op een geleide manier verwoorden van ervaringen en emoties in het verkeer. Bij jongens komt daar wat meer bij kijken dan bij meisjes. Die kunnen meestal vrij gemakkelijk hun emoties en gevoelens verwoorden en oefenen dat ook urenlang met elkaar. Zij kunnen daar soms overigens ook erg scherp in zijn, waardoor jongens zich weer gemakkelijker terugtrekken. Zeker onder stress zullen jongens minder gemakkelijk praten of overgaan op bluf waarbij het vertelde verhaal vér af staat van de werkelijkheid (en dan wordt er weinig geleerd). Soms zeggen zij met korte stotende woorden en zinnen iets wat in hun hoofd veel ingewikkelder in elkaar zit en gaan stotteren, drukken zich onhandig uit. Daar wordt dan weer om gelachen en dus houden ze hun mond maar. Of zij moet verbaal verantwoorden wat ze hebben gedaan en krijgen vervolgens op hun donder. Zo leer je wel te zwijgen. Alles wat je zegt kan immers tegen je worden gebruikt. Gouden regel tijdens de discussies is dan ook: Niemand gaat af, samen weten we meer.
Meisjes groeien in de regel wat regelmatiger op en zijn eerder uitgerijpt. Zij hebben qua organisatie van de hersenen een sterkere nabije oriëntatie maar hebben gemiddeld wat meer moeite met wat men wel technischruimtelijke oriëntatie noemt. Meisjes zijn van het begin af aan beter in multi-tasking: al vroeg kunnen zij ruimte, taal, emoties en beweging wat beter combineren dan jongens, maar raken gemakkelijker verstrikt in emoties, gevoelens en woordenstrijd. Bij opgroeiende vrouwen is sprake van minder snelle besluitvorming in complexe en dynamische ruimtelijke situaties en meer aarzeling. Zij willen met veel factoren 27
rekening houden en verplaatsen zich gemakkelijker in de situatie en motieven van anderen, maar hebben daardoor voor hun besluitvorming wel wat meer tijd nodig (vgl. de keuzemogelijkheden op een ingewikkeld en onoverzichtelijk druk kruispunt). Dit nu wordt een risicofactor in het verkeer dat juist vooral door mannen wordt gedomineerd met hun snelle korte termijn energie. Naast biologische verschillen zijn er de invloeden van buiten. De maatschappij is niet sekseneutraal. Kijk naar de reclame, maar ook ouders geven verschillende voorbeelden. Jongens en meisjes worden verschillend opgevoed, deels bewust, deels niet bewust. Men heeft veelal andere verwachtingen van - en taken voor - jongens dan van meisjes. Veel is in beweging maar het oude vliegwiel staat nog niet stil. Juist óm jongens en meisjes alle kansen te geven en zich breed te laten ontwikkelen is het zinnig om in opvoeding en onderwijs rekening te houden met de verschillende ontwikkelingsopgaven waar zij gegeven hun aanleg voor staan. De omgeving waarin jongens en meisjes moeten leren hun energie te hanteren en waarin zij hun impulsen en reacties leren vorm te geven, verschilt voor jongens en meisjes ook aanmerkelijk. Zij groeien de eerste 10-15 jaar op in een omgeving waarin vooral veel vrouwen aanwezig zijn die hen stimuleren, controleren en hen zonodig corrigeren. Hun vaders en andere mannen zijn dan eigenlijk de grote afwezigen. Zij zijn nog steeds veel minder betrokken bij de opvoeding en de alledaagse uitwisseling van gedachten en gevoelens. (En waar mannen en vrouwen beiden werken en minder tijd en aandacht voor hun kinderen hebben, wordt de invloed van media belangrijker. Daarin worden man-vrouw-verschillen sterk benadrukt.) 28
Voor meisjes betekent die vrouwelijke omgeving juist dat zij veel voorbeelden van andere vrouwen krijgen, er is veel onderlinge uitwisseling en controle. Net als jongens hebben zij maar weinig ervaring met mannen, hun gedrag en hoe daarmee om te gaan. Voor jongens leidt deze manier van opgroeien echter tot een zeker isolement, ze willen zo snel mogelijk bij die grote volwassen wereld horen waarin mannen wel van belang zijn, maar zij kènnen die mannen niet echt, niet zoals meisjes vrouwen kennen. Zij gaan bluffen, acteren zelfvertrouwen, gaan zich eerder tegen vrouwen afzetten en willen zich de attributen eigen maken die hen zich man doen voelen (bijv. scooters of auto’s). Zij willen bewijzen dat ze erbij horen en doen dit vergelijkenderwijze. Zij kijken naar, en concurreren met elkaar, ook door zich tegen anderen af te zetten. Ook dat zijn krachtige leersituaties maar daarbij slaan zij gemakkelijk een aantal stappen over. Je zou kunnen spreken van: ‘Jongens tussen branie en verlegenheid’. De opgave om je te verplaatsen in anderen concurreert met je behoefte jezelf waar te maken, te bewijzen. Meisjes groeien op in een vooral vrouwelijke omgeving, hebben dus meer voorbeelden en zijn daarom minder dan jongens in een vacuüm bezig met de vraag wie zij zijn. Zij verplaatsen zich ook dáárom gemakkelijker in anderen. Meisjes zijn vaak bedachtzamer en nemen meer factoren tegelijk in ogenschouw, waardoor ze soms terugschrikken of in de war raken en aan hun eigen vaardigheden gaan twijfelen. Mogelijk als gevolg van een mix van aanleg en omgevingsfactoren zijn meisjes ook meer georiënteerd op veiligheid. Zij zijn vertrouwd met het idee dat zij maatregelen moeten nemen om hun eigen veiligheid op straat te waarborgen maar nemen misschien ook wel minder risico 29
omdat zowel zijzelf als hun omgeving anticiperen op het dragen van leven, het leven kunnen geven aan een kind. Jongens daarentegen nemen meer risico, dit is voor hen bijna synoniem met mannelijkheid: avontuur, erop uit trekken, je waar maken. Ze zijn volop bezig met zichzelf te bewijzen via hun vaardigheden; ze praten minder over de angsten of zorgen die ze hebben maar onderdrukken of bagatelliseren die eerder. Dit zichzelf bewijzen via vaardigheden kan overigens als drijfveer bij jongens benut worden als de uitdaging ook op het terrein van sociale vaardigheden wordt gelegd: Ben jij in staat je niet te laten opfokken?
Een jongen die zich rustig en zelfbewust opstelt scoort vaak hoog. Natuurlijk gelden de hier behandelde verschillen niet als algemeenheden. Concrete jongens en meisjes zijn telkens weer anders: je hebt bedachtzame jongens en snelle ‘strakke’ meiden in het verkeer. Iedere persoon is anders: qua aanleg, karakter of cultuur van herkomst, en alles is snel in beweging. Hopelijk leveren bovenstaande opmerkingen u voldoende bruikbare aanknopingspunten op om uw lessen tot een succes te maken.
30
Colofon
Opdrachtgever:
ROV Noord Holland (Peter van der Heiden) namens het Landelijk Overleg Verkeerseducatie, Postbus 205 2050 AE Overveen (023) 514 50 62. Producent:
Veenstra & van Berkel Scenario/regie:
Antoon Sturkenboom Inhoudelijke begeleiding en handleiding:
Lauk Woltring Grafisch ontwerp:
Harco van den Hurk Druk:
Roos en Roos Het lespakket is te bestellen via:
[email protected] Deze handleiding is zo kort mogelijk gehouden. Opmerkingen en tips over de videoband en handleiding naar
[email protected] Hier kunt u ook een uitvoeriger versie van het lespakket aanvragen. Voor meer informatie, achtergronden en literatuurverwijzingen www.laukwoltring.nl
Alle rechten voor de film en deze handleiding berusten bij © ROV Noord-Holland 2004. Vertoning van de video voor groot publiek (buiten vakconferenties) en/of uitzending via televisie of internet is verboden, behoudens expliciete toestemming van de opdrachtgever.
ALLES ONDER CONTROLE Een lespakket over risico’s op de bromfiets. Als iedere jongere leerde van (bijna-)ongelukken, was de bromfiets allang veilig. Leren gaat maar voor een klein deel door instructie en onderwijs. Jongeren leren vooral van eigen ervaringen. Dit leervermogen staat onder druk als emoties de overhand krijgen. Onder stress wordt gewoon minder geleerd. En dat geldt voor jongens in de regel nog sterker dan voor meisjes. Het verkeer speelt sterk in op hun behoefte aan beweging, ruimtelijke en technische vaardigheden en expressie daarvan. De korte film (± 7,5 minuten) gaat over jongens op de brommer en is gemaakt voor verkeerseducatie in het VMBO & HAVO / VWO en de theorielessen bij het bromfietscertificaat.