JAARGANG 7, NUMMER 1
Allerbeste ToH vogelaars, Eindelijk, het is weer zover. Met een ongelooflijk fijn gevoel in mijn lijf tik ik deze introductie die bij deze nieuwe Nieuwsbrief hoort. Na een korte periode van afwezigheid kunnen jullie weer genieten van de verhalen die bij de ontdekkingen van al dat moois horen. Het is heerlijk weer een nieuwsbrief in elkaar gezet te mogen hebben, dat geeft zo enorm veel plezier, je houdt het niet voor mogelijk. Dus, de eerste nieuwsbrief van 2011 en natuurlijk alleen te verkrijgen via de site van Rommert, de enige plek waar deze brief thuishoort. Wat kan je allemaal verwachten in deze brief. Wel, we zijn weer overdadig gevuld met heerlijke verhalen. Natuurlijk een verslag van de ToH Vogeldag, geschreven door onze vaste correspondent Dhr. W. Nap. Proza, pure proza. Geef die man een pen en de wereld gaat langzamer draaien en kleurt mooier en mooier. Natuurlijk ontbreken niet de verhalen achter strakke ontdekkingen. Wat te denken van een bekende vogelaar die met zijn gezin aan het wandelen is en dan nog zo scherp en snel is een overvliegende Alpengierzwaluw te fotograferen? Of die gedreven onderzoeker die tijdens zijn werk een bijzondere snip ontdekt. Vergeet niet Nils, de man van de Bijbel, die een dag te vroeg piekt en dit subliem in woorden weet om te zetten. En dan nog dat groepje vogelaars die vanaf een veerboot tegen een Ringsnavelmeeuw aanblunderen. Zo zie je, altijd en overal kan het gebeuren. Scherp blijven loont! Laten we ook niet de verhalen over de Vlielandse Kalanderleeuwerik vergeten en dat vreemde Kleintje dat toch wel een Grijze bleek te zijn. En dan, last but not least. De nieuwe telpost Noordkaap. Spiksplinternieuw en nu al berucht. Geloof ons, daar gaan we in de komende jaren nog heel veel van horen. In het eerste voorjaar landelijke record aantallen roofvogels en dan ook nog een supervette langsvliegende Kalander! Breskens en Klein Breskens kunnen zich de borstjes nat maken. Tja, Kalanderleeuwerik. Dat was wel de soort van het voorjaar. Natuurlijk waren die Westkappelse en Schierse gorzen en de Ortolaan van Plaat ook niet verkeerd, maar die Kalander bracht toch menigeen in alle staten. Wij als bestuur hebben daarom besloten maar weer actie te gaan ondernemen. Met – als aparte download – een exclusieve ToH Kalanderkalender. Hang ‘m aan de wand in de keuken of het toilet en bij de volgende twitchbare Kalander ren je niet meer achter de verkeerde vogel aan. Vogel ze! Martijn en Peter
Waarnemingen 1 januari – 10 juni 2011 Terugkijkend op het voorjaar in de Top-of-Holland kun je twee dingen concluderen: er is een leuke en gevarieerde lijst voorjaarssoorten bij elkaar gevogeld, maar de echte klappers waren slechts voor individuen of enkelingen weggelegd. Daardoor zal niemand echt het idee hebben dat het een goed voorjaar is geweest. Lees het overzicht en oordeel zelf. Duikers - Reigers Hartstikke wilde Sneeuwganzen zaten op 16 januari bij Heeg, op 20 januari bij Gieten, op 22 maart bij Makkum, tussen 3 april en 5 mei in het Lauwersmeergebied, op 10 april bij Tijnje en op 13 mei in polder Braabaart. Iets minder dubieus maasoms wel met een geurtje zijn Dwergganzen, die werden gezien bij Lheebroek op 3 januari, Wildervank op 19 januari, Buinerveen op 22 januari, Schiermonnikoog vanaf 22 januari tot in april, Garrelsweer op 27 januari, Scharmer op 20 februari, Terwispel op 1 maart (3 exemplaren), over Rottumerplaat op 7 maart (4 stuks), bij Tibma op 12 maart (3), in de Keeg op 13 maart (5 vogels) en over telpost Noordkaap op 14 maart (4 vogels). De laatste Taigarietgans werd op 9 maart gerapporteerd; deze winter deden naar schatting zo’n 70 vogels de ToH aan, waarvan de grootste groep bestond uit 22 vogels (5 januari bij Finsterwolde). Vermeldenswaardige Zwarte Rotganzen zaten op 6 februari bij Westpolder en op 6 maart bij Noordpolderzijl (Groningse waarnemingen blijven schaars), en de in totaal minimaal 11 vogels die op 8 april werden geteld op Ameland is misschien wel een Nederlands record. Tot ver in mei, ja zelfs tot in juni, werden er nog (over het algemeen) kleine groepjes of eenlingen Witbuikrotganzen gezien, waarvan het groepje bij Hoogeveen (6 vogels tussen 1 en 3 januari) en de giga-groep van 180 vogels op 2januari bij Harlingen aandacht verdienen en hierbij ook krijgen. De laatste Roodhalsgans werd op 16 mei gemeld vanaf Schier, maar de 7 vogels die werden geteld in de Dollardkwelder op 30 april zijn veel interessanter. De enige Ross’ Gans die werd gemeld was ook gelijk een blauwe, en wel op 20 februari bij Warns. Ook dit jaar lieten de Amerikaanse Wintertalingen ons niet in de steek; tussen 9 april en 11 mei hingen er in het Lauwersmeergebied toch wel zeker 2 verschillende vogels rond. Nee, dan toch liever een Koningseider! Tot frustratie van alle ToH-vogelaars (op twee na) verdween het bijna adulte mannetje zo snel als ie verscheen, en was op zowel Ameland (21 april) als op Vlieland (13 mei) slechts weggelegd voor 1 gelukkige vogelaar. IJseenden werden gezien op Breezanddijk (8 januari), Terschelling (9 januari), Rottumeroog (19 februari), de veerdam van Schiermonnikoog (3 april) en wederom Schier maar nu de Westerplas (tussen 10 en 20 april), terwijl zowel Rottumerplaat (4 maart) als de Afsluitdijk ter hoogte van het monument (tussen 27 maart en 10 april) goed waren voor meldingen van
IJsduiker. Bijna even schaars waren Kuifduikers, met slechts meldingen van Vlieland (21 januari en 14 april) en Terschelling (20 mei). Zeer “out-of-season” was het Vaal Stormvogeltje, dat op 8 april rondfladderde voor Buren, Ameland, en de Kuifaalscholver die op dezelfde datum werd gemeld vanaf Vlieland was ook niet echt verwacht. Een waarnemer die op 23 mei een onvolwassern Kwak zag langsvliegen zal ook wel even in z’n arm hebben geknepen. Koereigers zaten op 7 maart bij Noordhorn, bij Beerta op 16 april en 22 mei (2) en in de Onnerpolder op 9 juni. Ondanks de langdurige oostelijke stroming werden “slechts” 6 Zwarte Ooievaars doorgegeven: een vogel trok tussen 22 em 25 april van Vlieland naar Schier via Terschelling, verder waren er overvliegers bij Winschoten (26 april), Beerta (6 mei), Eemshaven (7 mei) en in zowel de Rijperkerkerpolder als het Lauwersmeer op 8 mei. Roofvogels - Steltlopers Slangenarenden presenteerden zich op 23 april boven Vlieland, op 25 april op de Duurswoudsterheide (2 exemplaren!), op de Delleboersterheide tussen 30 mei en 3 juni), over de Lindevallei op 1 juni , bij Norg op 3 juni en op het Doldersumerveld op 4 juni (waarschijnlijk de vogel van de Delleboersterheide). Een Dwergarend werd op 18 mei gezien boven het Dwingelderveld. Het was weer eens ouderwets goed voor Steppekiekendieven in de ToH, natuurlijk mede dankzij de gunstige windrichting. De eerste werd gezien in de Keeg op 19 april, waarna waarnemingen volgden vanuit Smilde (20 april), Termunten en Ameland (22 april), Noordpolderzijl (28 april), AnjummerLioessenser polder (30 april), Eemshaven (2 mei) en Noordkaap (9 mei). Het ongekend goede jaar voor Ruigpootbuizerds werd officieus afgesloten met de laatste waarneming op 22 mei in het Lauwersmeergebied, terwijl de eerste Roodpootvalk van het seizoen werd gezien op 23 april in de Eemshaven. De topdag voor Kraanvogels in de ToH was 8 maart, met onder andere 260 vogels over het Bargerveen en 175 vogels over Dwingelderveld. De eerste drie Steltkluten liepen op 20 april in de Westerbroekstermadepolder, waarna er her en der waarnemingen volgden, met onder andere lang verblijvende en wellicht broedende vogels in het Lauwersmeergebied, bij Abbega (zeker en succesvol broedgeval), bij Veenwouden, rond het Leekstermeer en in het Bargerveen. Een mooi groepje van 9 vogels in de Keeg en 7 exemplaren bij Ottema verdienen ook een vermelding. De enige Strandplevier buiten de Waddeneilanden zat op 29 april in de Keeg. In totaal werden zo’n 40 Morinelplevieren geteld op diverse telposten, en was 14 mei dé datum om vogels aan de grond te zien, met groepen van 24 vogels in de AnjummerLioessenserpolder, 27 vogels in Frieslandbuitendijks en 10 exemplaren nabij Ruidhorn. Elke Steppekievit moet tegenwoordig vol dankbaarheid worden aanvaard, en dat werd de vogel die tussen 24 maart en 1 april werd gezien in de Keeg en omstreken door velen zeker. De eerste Breedbekstrandloper werd gezien op 13 mei in de Keeg, en deze vogel bleek de aftrap voor een kleine maar mooie piek van 5 vogels die op verschillende plekken langs de Waddenkust werden gezien op 14 mei. In de weken erna zouden er nog 6 volgen. Reeds op 14 april verscheen de eerste Poelruiter in de Keeg; deze vogel zou tot de 19e blijven en zou de eerste van “slechts” 6 vogels zijn
die de ToH zouden aandoen. Tussen 6 en 8 juni zat er een erg lastige Poelsnip in de Workumerwaard, en op 9 januari foerageerde een zeer makke Rosse Franjepoot net buiten de haven van Lauwersoog. Op 26 april zat er een Grauwe Franjepoot bij Abbega, en vanaf 14 mei konden weer met regelmaat van zomerkleed-vogels worden genoten in het Lauwersmeergebied. Tussen 29 mei en 1 juni zaten er bovendien 2 vogels nabij Leeuwarden. De eerste Grijze Strandloper voor de provincie Groningen en de tweede ooit voor de ToH fourageerde op 20 mei op het wad bij de Westpolder, de enige Blonde Ruiter van dit voorjaar zat, verrassend genoeg…, in de Keeg en wel tussen 22 en 25 mei. De eerste Gestreepte Strandloper deed reeds op 15 april de Keeg aan, wat veel deed vermoeden voor de rest van het voorjaar, maar we moesten het doen met een vogel tussen 14 en 18 mei (wederom in de Keeg) en een exemplaar op de Steile Bank op Koninginnedag. Jagers - Kwikstaarten Even opmerkelijk als jaloersmaken was een waarneming van 4 adulte Kleinste Jagers die op 1 mei over het Jaap Deensgat oostwaarts trokken. Een derde KJ Ringsnavelmeeuw werd op 8 mei gevonden net buiten de haven van Lauwersoog, vliegend achter de boot komend van Schier. Een Kleine Burgemeester zat op 9 januari op Terschelling, Grote Burgemeesters werden gemeld vanaf Vlieland op 22 januari en uit de Eemshaven op 13 februari. Er trokken in totaal niet minder dan 29 Lachsterns langs diverse telposten aan de Waddenzee. De eerste groep Witvleugelsterns was meteen een veelbelovende van 10 stuks in het Bargerveen (tussen 26 april en 1 mei), maar daarna zette de stroom niet door, en bleef het beperkt tot waarnemingen boven het Lauwersmeer (tussen 29 april en 3 mei), bij de Steile Bank (30 april), Bij het Rode Klif (30 april), in het Friesche Veen (2 vogels tussen 3 en 5 mei), in de Jan Durkspolder (11 mei), nabij Exloërveen (9 vogels op 20 mei), bij Skrins op 20 mei en in Veenwouden op 31 mei. Witwangsterns waren helemaal schaars, met vogels op 8 mei in de Blauwe Stad en op 10 mei nabij Emmen. Naast de bekende plekken voor Nachtzwaluw (Bargerveen, Wateren, Appelscha, Dwingelderveld) was er een opmerkelijke waarneming van een rustende vogel in de Kollumerwaard op 24 mei. Alpengierzwaluwen maakten waarnemers erg blij op 7 mei op Schiermonnikoog en in het Bargerveen op 2 juni. Hoppen waren met 9 stuks goed vertegenwoordigd: er bereikten ons waarnemingen uit Woldendorp (19 april), Lauwersoog (21 april), Breebaart (22 april), Ameland (23 april), Schier (24 april), terschelling (24-29 april), Rottumeroog (25 april), Beilen (1 mei) en wederom Terschelling (6 mei). Een andere mooie Middellandse Zeesoort, Bijeneter, gaf acte de présence op Terschelling (13 april, 4 stuks op 8 mei en 2 vogels op 12 mei), langs de Kustweg (2 op 5 mei), langs telpost de Noordkaap (5 mei), op Vlieland (8 mei, 2 op 13 mei en 5 op 20 mei), in de Kollumerwaard (15 mei) en bij het Friese Koehool (21 mei). Middelste Bonte Spechten zullen nu hoogstwaarschijnlijk op verschillende plekken in de ToH met hun jongen rondvliegen; locaties waar ze definitief gevestigd lijken zijn de bossen van Ter Apel (hier werden zeker 4 vogels gemeld), in Oranjewoud, bij Ter Wupping, bij Smeerling en nabij Oosterhesselen. Op 7 april werd de eerste Draaihals gemeld, waarna er in de ToH nog zo’n 80
zouden volgen. Op 17 februari werd er een Kuifleeuwerik gemeld vanuit Nes, Dongeradeel, terwijl overtrekkende Kortteenleeuweriken werden opgepikt op 22 april in de Eemshaven en op 1 mei langs Noordkaap. Op 7 en 8 mei werd een Kalanderleeuwerik belachelijk mooi gefotografeerd maar niet aan de grond teruggevonden op Vlieland (nadat de vogel eerst al was gezien op de noordpunt van Texel), en de invasie van de soort in Noordwest-Europa werd kracht bij gezet met een tweede waarneming op 18 mei langs de Noordkaap. Het leuke voorjaars-hebbedingetje Roodstuitzwaluw werd genoteerd langs de Kustweg (18 en 24 april en 2 op 9 mei), langs telpost Noordkaap (19 april, 3 mei), langs de Eemshaven (2 mei), Op zowel Terschelling als Schier (7 mei) en boven het Paterswoldse Meer (20 mei). Duinpiepers lijken met het jaar schaarser te worden, met dit jaar nog meldingen uit de Eemshaven (3 vogels op 23 april en 1 op 25 april), op Schiermonnikoog (23 april en 8 mei), Ameland (23 april)en telpost Noordkaap (7 en 8 mei). Grote Piepers vlogen langs de Eemshaven op 22 maart en 25 april, langs Noordkaap op 29 april en langs de Kustweg op diezelfde 29e april. In totaal werden 18 Roodkeelpiepers opgemerkt, waarvan met name uit de Eemshaven enkele zalige foto´s van vogels ter plaatse op het www verschenen. Op 21 mei zat er kortstondig een vrouwtje Citroenkwikstaart op de dijk in de Eemshaven, een dijk die ook nog eens goed was voor een Balkankwikstaart op 22 april. Een goede kandidaat voor deze (onder)soort werd op 23 april tevens gefotografeerd in het Jaap Deensgat.
Pestvogels - Gorzen De laatste twee Pestvogels verlieten via Robbenoort op 4 mei de ToH. Zingende Grote Karekieten werden waargenomen op 12 mei in Muntendam, vanaf 17 mei bij Ottema, vanaf 18 mei in Groningen en op 21 mei in de Braabaartpolder. Tussen 26 april en 30 mei zong er een Iberische Tjiftjaf in het centrum van Groningen, een tweede exemplaar werd ontdekt op Terschelling op 6 juni. Een vogel bij Zuidlaren leek toch eerder een mengzanger. Op 4 juni zong een Grauwe Fitis op Schiermonnikoog, terwijl een zingende Kleine Vliegenvanger werd gemeld vanuit het Friesche Veen op 2 mei. De laatste Witkopstaartmees van een uitzonderlijk najaar en winter werd op 11 mei gezien in Sappemeer. Buidelmezen zaten op 2 april langs het Hondhalstermeer, 4 april bij Lauwersoog, 16 april langs de Vogelroute, 22 april bij termunterzijl en over Noordkaap, op 25 april in de Eemshaven (2) en langs de Hoornse Plas (2), op 21 mei Achter de Zwarten en op 1 juni in de Kollumerwaard. Een Taigaboomkruiper werd op 7 januari gezien in het Zomerhuisbos, en bij zowel Ter Wupping als als Ter Apel lijken Kortsnavelboomkruipers te broeden. Op 10 en 11 mei zat er een Roodkopklauwier op het Fochteloërveen, en op 26 mei werd er een vogel gemeld vanaf Terschelling. Europese Kanaries verschenen in de Eemshaven (18 april, 4 en 21 mei), langs de Kustweg (23 april), op Breezanddijk (23 april), langs Noordkaap (25 april) en op Vlieland (2 vogels op 6 mei en individuen op 8 en 14 mei). Zoals gewoonlijk kwamen vanaf de tweede helft van mei weer de nodige Roodmussen aan op de Waddeneilanden (zoals bijvoorbeeld 4 mannetjes op 5 juni op Ameland), buiten de Wadden werden vogels gezien en/of gehoord op 14 mei in Paessens (een vogel die goud waard bleek voor sommige gelukkige vogelaars!), op 30 mei op de Marnewaard, op 2 juni langs de Kustweg en op 7 juni in Nes. In de namiddag van 5 en de ochtend van 6 juni zat er een Mexicaanse Roodmus tussen de Huismussen in een tuin van een vogelaar in Joure. Denk ervan wat u ervan wilt denken, maar in Engeland is de soort recentelijk toegevoegd aan de nationale lijst… De
laatste ToH-IJsgors verdween, na een spectaculaire winter voor de soort, via Terschelling naar het noorden. Op 1 februari werd er nog een mooie groep van ongeveer 75 vogels gezien in de Johannes Kerkhovenpolder. Sensationeel was de waarneming van de tweede Bruinkeelortolaan voor Nederland en de ToH op het helaas ontoegankelijke Rottumerplaat. Er werden maar een paar meer “gewone” Ortolanen gezien, met waarnemingen op 15 april in de Eemshaven (2), aan de Kustweg op 29 april en 6 mei, op Vlieland op 6 en 7 mei, in de Bantpolder op 7 en 8 mei en in de Westpolder op 8 mei. Grauwe Gorzen vlogen over de Eemshaven op 27 maart en 21 mei en langs Noordkaap op 8 mei. De afsluiter van deze rubriek is een soort van formaat: de tweede Grijze Gors van Nederland en de ToH was een dagje aanwezig op Schiermonnikoog, werd prachtig vastgelegd maar helaas voor velen te laat doorgegeven om aan diverse lijstjes te kunnen toevoegen. Maar ach, dat zijn maar lijstjes…
Tekst en samenstelling: Martijn Bot Foto’s: Michel Veldt (Steppekiekendief, Anjummer-Lioessenserpolder), Martijn Bot (Slangenarend, Delleboersterheide), Guido Meeuwissen (Steppekievit, Ezumakeeg), Marco van der Velde (Balkankwikstaart, Jaap Deensgat), Sietse Bernardus (Mexicaanse Roodmus), Bas Kers (Grijze Gors, Schiermonnikoog) Met dank aan Rommert Cazemier (www.lauwersmeer.com)
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Alpengierzwaluw knalt over Schiermonnikoog Het was al veel te lang geleden dat mijn vrouw en ik samen een dagje uit zijn geweest. Maar het weekend van 7 mei, terwijl de kinderen bij Pake en Beppe logeren, zijn we dan eindelijk na bijna twee jaar weer eens een dagje erop uit geweest. Willie is net als ik dol op de Waddeneilanden dus dat het een dagje eiland zou moeten worden was snel beslist. Alleen welk eiland? Gaan we fietsen dan is Ameland een goede optie, word het wandelen dan is Schiermonnikoog een goede keus. Het werd wandelen, dus Schier. De laatste weken niks anders dan oostelijke stromingen en de een na de andere zeldzaamheid word gemeld, ik zelf heb de Steppekievit van de “Keeg” en een dikke handvol van het normalere voorjaarsspul mee kunnen pikken en heb dus weinig te klagen, maar toch... Wanneer vind ik zelf weer eens iets? Wellicht bied een dagje Schier onder perfecte omstandigheden: zuid-oostenwindje en een niet al te zonnig weertype mogelijkheden? Nou we zullen zien... Natuurlijk gaan mijn kijker en fotocamera mee, want daar kan ik echt niet zonder als ik naar buiten ga, maar heel fanatiek vogelen is toch niet helemaal de bedoeling. We stappen om net over negenen op de veerboot naar Schier, de boot is om kwart over negen al bommetje vol. Doordat er een tweede boot word ingezet varen we al ruim voor half tien. Een kleine drie kwartier later staan we op Schier en lopen de waddendijk op richting de Westerplas. In de Banckspolders zien we veel ganzen en Goudplevieren. En er is leuke trek van voornamelijk zwaluwen. Stiekem check ik alles wat er langs komt, ach.. dat doe je als vogelaar automatisch. Mijn vrouw merkt het al niet eens meer. Als we bij de Westerplas aankomen, vinden we al snel een Aardbeivlinder, had ik al een beetje op gehoopt. We staan een tijdje in de vogelhut bij de plas dit levert niets spannend op. Als we de hut uitlopen zien we een grote rups die we even snel op de foto zetten en lopen verder naar het fietspad. Dan komt er een ‘valkje’ aanvliegen uit westelijke richting en als ik het ‘valkje’ in mijn kijkerbeeld krijg word het ‘valkje’ een Gierzwaluw. Ineens zie ik een witte buik. Witte buik? Een Alpengierzwaluw? ‘JAAH’, roep ik ‘een ALPENGIERZWALUW!!!’ Het is er echt een! Ook Willie ziet hem. De vogel vliegt wel heel snel maar is op dat moment nog ruim voor ons en als hij deze koers blijft aanhouden mooi voor ons langs vliegen. Ik twijfel even, foto maken of eerst nog even kijken? Hij vliegt niet heel hoog en is nog niet naast ons dus ik kijk eerst nog even. Maar dan duikt ie snel naar beneden en met veel moeite lukt het me nog om enkele “bewijsplaatjes” te maken voordat ie voorgoed achter het hoge duindoornstruweel verdwijnt. Ik sta even te juichen maar daarna sprint ik snel naar een hoger gelegen deel met wat meer uitzicht. Maar de zwaluw is toch echt door gevlogen naar het oosten. Ik sta nog even na te hijgen van wat er zich allemaal heeft afgespeeld de laatste minuut, want langer zal het echt niet zijn geweest en die Alpengier heb ik maar een 20 seconden goed kunnen zien. Natuurlijk komt er een momentje van twijfel, heb ik het echt allemaal wel goed gezien? En hoe zijn de foto's? Ik heb maar vier plaatjes waar wat van de zwaluw opstaat, voor een snel langs vliegende gierzwaluw zijn ze best aardig. Gelukkig laat het laatste plaatje een witte buik zien, het was er echt een! Natuurlijk moet dit de wereld in en ik bel eerst Rommert, via wat sms’jes laat ik wat regionale en bevriende vogelaars, waaronder Marchel Stienstra, weten wat er net op het zo vredige Schiermonnikoog plaats heeft gevonden. Marchel geeft de waarneming voor me door via de BD alerts. Willie en ik praten en genieten nog een tijdje na over hoe idioot ik me wel niet heb gedragen op het moment die Alpengier langs kwam, en hoe ik als een klein kind om een “zwaluw” heb staan juichen! Maar goed dit is zo’n schaars moment waar je als vogelaar naar uitkijkt en waarvoor je zoveel mogelijk tijd in het veld probeert door te brengen. We hebben samen weer eens wat gevonden! Een toppertje, en zeker voor de ToH een knalsoort.
De rest van de dag wandelen we rustig wat door de duinen en genieten volop van het heerlijke voorjaarsweertje en de dingen die om ons heen gebeuren, maar qua vogels was er niet veel meer te beleven. Who cares... Tekst en foto: Jacob Bosma (Frl)
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Pieken Met het hoofd in de frisse westenwind sta ik van afgelopen weekend Texel bij te komen op het dek van de donderdagochtendboot naar Vlieland. Mijn vogelmaatjes hadden allemaal andere dingen te doen, maar geïnspireerd door de ToH-dag kijk ik af en toe toch hoopvol naar dat bultje op de horizon links van Terschelling. Ik ben gek op aanvallend vogelen, desnoods in m’n eentje; ToH vanaf Vlie, gaaf! Alle gekte lijkt met de omgeslagen wind uit de lucht geblazen. En gekte was het. Met het steeds terugkerende gevoel van euforie zie ik Eddy Nieuwstraten weer die Kalander uit de lucht sleuren op de Texelse Robbenjager, terwijl hij z’n tentje stond op te ruimen! Eddy bezit de zeldzame combinatie van scherpte, ervaring en doorzettingsvermogen. Altijd alert blijven, ook als je je tentje opruimt. Han, Bas, Robert en ik stonden wat te lummelen na een bakkie koffie, die Kalander zou ons vrijwel zeker ongemerkt gepasseerd zijn zonder Eddy. Het shit-gevoel bekruipt me ook weer: onze meest toegewijde zeldzaamhedenzoekers/vinders, Jeroen en Diederik, waren net buiten ons schreeuwbereik, een telefoontje kwam te laat… Iemand zoals ik, die een groot deel van het jaar z’n vogelbezigheden van achter het bureau doet, moet efficiënt zijn wanneer hij het veld ingaat; juiste tijd van het jaar/juiste plek/juiste weer, pieken dus! Eddy, die het ook van schaarse uurtjes buiten moet hebben is de meester-pieker; waarschijnlijk heeft niemand in NL een hogere ratio: zeldzaamheden vinden/uren in het veld, dan hij. Hij komt, slaat toe en vertrekt weer. Frisse westenwind en Eddy thuis, dit gaat vast een rustig ToH-weekendje worden. Gelukkig moet iedereen pieken op komende zaterdag: gelijke omstandigheden, gelijke kansen en drie top provincies! Langs de strekdam vanuit de haven van Harlingen laat ik dwangmatig de meeuwen, stelten en Eiders door m’n beeld glijden. Jarenlang al zoek ik groepen Eiders af wanneer ik in de gelegenheid ben. Dromend van Noordelijke , Amerikaanse (wel ja…) en Pacifische Eider (uitslover!), maar een vrouw of eerste winter man Konings- of Stellers Eider lijkt me ook geweldig. Naar oudere mannen Konings- of Stellers Eider zoek ik natuurlijk niet, die zijn al ontdekt voordat ik aankom… Henk van Rijswijk heeft daar ooit de schitterende term ‘dom blondje’ voor bedacht: een lekkere/zeldzame soort die retemakkelijk te determineren is. Ik vind bijna nooit domme blondjes en eerlijk gezegd vind ik dat ook wel prima; liever een eerste winter Amerikaanse Oeverloper dan zo’n maf gevlekt zomer-ding. OK de kick is in eerste instantie groot, maar domme blondjes gaan gauw vervelen… De eerste verkenning op het eiland is zoals verwacht: de laatste overblijfselen van de lange periode oostenwind: wat Boompiepers en nog een enkele Noordse Gele Kwikstaart. ‘Focus verleggen’, had ik me thuis al had voorgenomen na het zien van de weervoorspellingen. Je moet er flink harder voor werken, maar er is nog zoveel dat niet afhankelijk is van oosten wind. Gedreven negeer de bosjes totaal, maar keer fanatiek elke meeuw op het Westerse Veld om, scoop twee uur het wad af, ruk wat over zee… Ik probeer het steeds weer weg te drukken, maar het verlammende gevoel van ‘er zit niks’ dringt zich steeds nadrukkelijker op. Vrijdag staat de wind nog steeds stevig uit het westen maar het is ‘s morgens al vroeg hoog water en dat is precies wat ik wil. Voor de hut bij de Dodemansbol is het licht dan nog goed voor de steltencheck op het Posthuiswad. Wat een geweldige groepen zomerkleed Bonte Strandlopers, Zilverplevieren en Rosse Grutto’s! Zeker 300 Bontbekplevieren lopen voor op het net drooggevallen
slik; niets daartussen . Ik vermaak me nog wat met geslachtsbepaling van Zilverplevieren maar wil gauw verder voordat de Kroon’s Polderbakken leegstromen vanwege het naderende eb. Spirit! Aan het begin van de Kroon’s Polderdijk zie ik dé vogelaar van Vlieland en SBB-man Carl Zuhorn terugkomen van een inventarisatieronde. Een kort gesprek brengt me terug in de realiteit. Carl houdt het voor gezien; te veel foute wind, weinig zangactiviteit, er zijn andere klussen te doen voor een SBB-man (zelfs een SBB-man doet aan pieken…). Op veel plekken zou ik denken: ‘ik ga ergens anders heen, dit is al gedaan’ maar Kroon zijn Polders zijn letterlijk ondoorgrondelijk. Het moeilijk toegankelijke achterland is groot en de bewegingen van vogels continu. Net voor de ‘doorbraak’ sta ik in een reflex stil. In het kanaal van de doorbraak zwemt een klein groepje eiders. Menselijk hersenen, zelfs de mijne, werken op zo’n moment verassend snel. Binnen een seconde schieten meerdere gedachten door m’n hoofd: ‘ er klopt iets niet in die groep eiders: één met zwarte bovenzijde en lichte kruin: een Koningseider man?!’; ‘die rakker van Ameland eindelijk in de mand?‘, ‘het zal wel een rare Eider blijken als ik m’n kijker erop zet’. Shit het ís een knallende man!!’ Ik heb er nog altijd moeite mee, maar zelfs op euforische momenten moet je in eerste instantie koel blijven: eerst documenteren, dan de rest. De eidergroep is alert dus ik doe wat stappen terug. Met het statief nog hoog maak ik gauw wat digiscoopplaatjes. Een tevreden blik op het schermpje, ziezo die zit in de zak. Totale nieuwe ervaring; een vrij heftig dom blondje vinden en na 30 sec is de documentatie af! Statief laag om de groep niet te verontrusten en nog ff kwijlen voordat ik ga piepen. Dekveren checken, een 3e kj dus en nooit geweten dat een Koningseider man zo’n fraai diepkastanjebruine iris heeft. Terwijl ik het nr van Carl probeer te achterhalen dobbert het groepje Eiders met de King rustig dieper de 3e Kroon’s Polder in.
Weinig lijkt een succesvolle twitch in de weg te staan. Een Havik?, een vliegtuig?, een vreemd soort straling vanaf de dijk waar net dat menswezen stond?, de eidergroep houdt het voor gezien, vliegt het wad op en verdwijnt in hoog tempo naar het zuidwesten. Carl, al getipt via Guus van Duin, komt net aanrijden over de dijk… We proberen vanaf het duin op de hoek de groepen eiders af te zoeken die ver op het wad liggen. Hij zou er goed tussen kunnen zitten maar tegenlicht en warmtetrilling vervormen alles tot dotjes, het lijkt voor nu een verkeken zaak. Vanavond bij hoog water maar weer proberen is het plan, misschien heeft ie een patroon. Van serieus doorvogelen komt even niks meer en terwijl ik richting de kazerne fiets belt Texelaar Jos van den Berg om wat strategie door te nemen. Met Jos aan de lijn vliegt er een Wielewaal vrouwtype rakelings langs me naar west (!), direct gevolgd door 2 Bijeneters in dezelfde richting… Rare dag. ‘Eiders checken rond het wad van De Cocksdorp lijkt een goede Jos en let ff op 2 Bijeneters’. Het Posthuiswad in de avond net na hoog water is evenals ’s morgens een machtig gezicht. De wind is gaan liggen, de warmtetrilling verdwenen, het licht perfect en de steltlopers meest vol in zomerkleed, maar wat we ook trekken en sleuren aan de eiders, de King komt er niet meer uit. Is het geluk of pech op deze vrijdag de 13e…? Morgen ToH-dag, de Koningseider valt vast af… Het komt soms wel erg nauw, een dag te vroeg gepiekt.
Tekst en foto’s: Nils van Duivendijk
Ringsnavelmeeuw 8 mei 2011, veerdienst Schiermonnikoog - Lauwersoog Na een leuk weekend op Schier zaten wij met de min of meer vaste “black-and-white-crew” op de boot van Schier terug naar de vaste wal. Ondanks dat we aardig moe waren van het drukke vogelweekend , werd er toch nog wel (wat) gevogeld op de boot. Op ongeveer 2/3 van de reis, zag Rob van Bemmelen een groepje van drie zwemmende meeuwen. De drie vogels zwommen op een afstand van zo'n 20 meter voor de boot en kwamen snel dichterbij. Twee vogels herkende hij direct als Kokmeeuwen, maar bij de derde gingen zijn hersenen flink stomen! Met de grootte en structuur als een stevig gebouwde Stormmeeuw, de kop bedekt met dunne penseelstreepjes, een gele iris en een zwarte band over de dofgele snavel, had deze vogel het meest weg van een 3cy Ringsnavelmeeuw. Echter, gedachten als “dat kan niet! Ik ontdek nooit iets! En zeker geen Ringsnavelmeeuw” overheersten! Een bekende pitfall voor Ringsnavelmeeuwen van deze leeftijd zijn 4cy Zilvermeeuwen. RvB hoorde dan ook een interne echo die hem zei dat dan ook gewoon een zilvermeeuw moest zijn…. Gelukkig had de tweede persoonlijkheid in RvB al wel snel “Hé, check dit meeuwtje!!” geroepen en in een fractie van een seconde wisten Rob Gordijn, Niels van Houtum en Martijn Renders de vogel op te pikken. Omdat er maar beperkt plaats was aan de reling en de vogel inmiddels langszij was, konden de anderen de vogel niet zien, ook omdat er wat onduidelijkheid was bij sommigen waar nu precies naar werd gekeken (een vliegende vogel? of zittende?). De vogel klapte een paar keer met de vleugels en steeg rustig op van het water, waarbij de bungelende poten en de tekening van de vleugels zichtbaar werden. De sprint naar het achterdek werd ingezet, met brood en paprika chips, maar het mocht niet baten; we kregen een aardig wolkje meeuwen achter de boot, maar de bewuste vogel werd niet meer gezien. Direct na de waarneming wisselden we uit wat we gezien hadden: onder meer een postuur als een stevige Stormmeeuw en veel lichter gebouwd dan Zilvermeeuw, een snavel die forser was dan Storm, maar weer lichter dan Zilver met een scherp afgetekende zwarte band met lichte punt, zeer fijne subtiele kopstreping, mantelkleur ongeveer als Kokmeeuwen, in elk geval een stuk lichter dan Stormmeeuw en zonder duidelijke tertialboog, witte staart, gele iris, gele poten, een kleine ronde witte mirror op p10 en een donkere p9. Al met al dus een combi die ultra-onwaarschijnlijk (zo niet onmogelijk!) is voor zowel Storm- als Zilvermeeuw en wel prima past op Ringsnavelmeeuw. Opmerkelijk was dat tijdens de waarneming geen enkele keer de naam Ringsnavelmeeuw is gevallen. Iedereen was vooral bezig met de vogel goed te bekijken. Onafhankelijk van elkaar was de conclusie eenduidig: alle vier kwamen we uit op een 3cy Ringsnavelmeeuw!! De waarneming had wel de zure bijsmaak dat niet iedereen van de groep ons de vogel heeft gezien, wat even wat stevige emoties opleverden, die we maar niet allemaal zullen benoemen. Bovendien was de waarneming te kort om camera’s uit de tassen te halen en de vogel vast te kunnen leggen. Na aankomst in Lauwersoog hebben we vanaf de dijk nog een tijdje gezocht maar helaas niks meer gevonden. We besloten zoveel mogelijk waargenomen kenmerken ter plekke te noteren en keerden daarna moe maar voldaan huiswaarts. Indien aanvaard gaat het om het 9e geval voor Nederland en de 1e voor de provincie Friesland. Gezien de korte waarnemingsduur en het ontbreken van foto’s, kon het CDNA-technisch nog wel eens een lastige kluif worden. En daar hadden we er al eentje van… Rob van Bemmelen, Rob Gordijn, Niels van Houtum en Martijn Renders
Wim Nap: hoe ik de ToH-vogeldag ervaren heb! Het gebeurde op vrijdagmiddag, toen de Albert Heijn geen avocado’s meer had, wat een alternatieve salade noodzakelijk maakte. Men neme een zak witte kool, maakt dit fijn in een keukenmachine, snij een dunne prei in hele kleine stukjes, beetje zout, flink wat peper, een kneep verse citroensap, en blokjes feta. Shit, geen feta gepakt, en mijn boodschappen lagen al op de band. Snel naar de fetaafdeling gerend, en toen ik bukte, schoot het onder in m’n rug. Niet best… Zo was het dus dat ik enigszins te laat op stond voor de ToH vogeldag, na een slechte nacht, en nauwelijks kon lopen. Koffie hielp niet, Ibuprofen ook niet direct, maar ik hees me toch maar in m’n auto, en reed richting de Gasterse duinen. Het voordeel van een vriendin die van wandelen houdt is dat je veel wandelt in het weekend, het nadeel is dat je veel wandelt ook als je niet van wandelen houdt. Maar, je leert wel precies waar je een Grote Lijster kunt scoren, of een Kleine Bonte Specht. Hoe dan ook, ik ‘wandelde’ het gebied een eindje in, en hoorde gelukkig direct de Wielewalen die ik wilde, een Roodborsttapuit zat waar ik hem verwachtte, en gelukkig was de Boomleeuwerik ook actief. Ik pikte als bonus Kuifmees, Bonte Vliegenvanger en Appelvink mee, maar K.b. specht en Grote lijster schitterden helaas door afwezigheid. Ik deed alle normale zangvogeltjes erbij (Gekraagde Roodstaart, Boomkruiper etc. etc.), en reed door naar een ander favoriet Drents natuurgebied, Poolshoogte bij Odoorn. Hier wist ik een plek voor Fluiter (hield z’n mond deze ochtend) en ik had er zelfs wel eens een Nachtzwaluw overdag horen zingen (helaas). Even tussendoor, op de dag dat ik deze hoorde werd ik ’s avonds gebeld door een zeer bekend vogelaar uit Pieterzijl die zich afvroeg of ik Nachtzwaluw voor Groningen nog moest, en indien ja, dat ik dan wel even eentje in zijn tuin kon komen bewonderen. Mooie herinnering! Odoorn bood verder niet zoveel extra’s, behalve wat Boomklevers, en ik reed via het prachtige Eesergroen naar Ees. Hier was ik als kind vaak geweest, mijn ouders namen ons altijd mee naar de camping aldaar, en ik reed via Ees en het Hunzedal naar Borger (in dit veldje stonden vroeger suikerbieten, en nu nog steeds). Van daar uit de Veenkoloniën in, via plaatsnamen die verrieden dat turfsteken geen wonderen doet voor je fantasie (Gasselterboerveenschemond, Annerveenschekanaal e.d.), en kwam ik uiteindelijk uit bij Stadskanaal en de N366, waar bleek dat Ontswedde niet langer een afslag is op deze provinciale weg. Dat was jammer, want ik wilde eigenlijk bij de Veenhuizerstukken kijken, maar had geen zin om een heel eind om te rijden. Dan maar via Alteveer naar Vlagtwedde, maar ook dat ging niet door, Alteveer is halverwege afgesloten. Ik vraag me af hoe inwoners van Westerwolde tegenwoordig hun streek verlaten, mochten ze dat al willen, want het is daar prachtig natuurlijk. Het goede nieuws was, dat toen ik mijn auto draaide in Alteveer ik een bijzonder grote lijster zag zitten in een tuin. Eentje met hoofdletters dus. Ik reed naar de Pekela’s, en toen ik eindelijk achter een eerste rijles vandaan kwam ging ik richting Blijham. Langs die weg wachtte mijn grootste verrassing van de dag, een paartje Patrijzen zat mij vanuit de berm aan te kijken. Ik heb nog niet aangedurfd om uit te zoeken wanneer ik de laatste Patrijzen daarvoor gezien had, maar het moet een aardige tijd geleden geweest zijn. Ik was er in ieder geval bijzonder content mee, en mijn stemming werd nog beter toen ik op De Gaast bij Blijham een prachtige Havik had, en een roepende Roerdomp. De Gaast wordt prachtig, mooi plasdrasgebiedje, met veel potentie, dus dat gaan we es wat vaker bezoeken de komende tijd. Bellingwolde, 1 van die mooie dorpen in Westerwolde lag daarna op de route (weinig nieuws), en daarna ging het via de hoerenkeetroute (Den Ham, Booneschans, met een zingende spotvogel), naar
Nieuweschans. Dat dorp heeft in een recent verleden besloten dat het voortaan als Bad Nieuweschans te boek wil staan, vanwege een hele grote lekke boiler onder het dorp, maar ik kan daar niet aan wennen. Voor mij blijft het Schanze. Omdat ik inmiddels het risico had genomen mijn geboortestreek in te rijden, en dus een gerede kans had familie dan wel bekenden tegen te komen die dit ongetwijfeld aan mijn ouders zouden melden (‘k zag dien zeun nog ried’n zoaterdag, hai zag mie nait), ging ik via De Tjamme (Grote Canadeze Ganzen, Kluten) een pitsstop maken bij mijn ouders in Finsterwolde. ‘Irregod, doar komst doe aan? Ma’k kovvie moak’n? Wolst ’n stoetje bie mie eten?’ ‘Dou moar, hest ook Diclofenac? ’t Is mie in rogge schoot’n’. Na een kort verblijf werd ik met de nodige versnaperingen weer op pad gestuurd, en ik reed naar Nieuw Statenzijl. Altijd mooi, maar wel hoog water, dus geen steltjes, wat echter inhield dat het bij Breebaart ook wel snel hoog zou zijn, wat gunstig is voor de steltjes die zich dan in de polder bevinden. Ik had inmiddels begrepen dat er in de buurt een Breedbekstrandloper gezien was, en dat leek mij wel wat. Tenzij het beest zich op het Wad zou bevinden (wat inderdaad het geval was), want ik was nog niet in staat veel verder dan 50 meter te lopen. Op de weg ernaar toe zag ik twee prachtige mannen Grauwe Kiekendieven. Die gaan nooit vervelen. Aangekomen bij polder Breebaart kwam ik een behoorlijke bui terecht, dus ik besloot om even in de auto te wachten voordat ik de dijk op zou strompelen. Ondertussen kwamen Oeverlopers en Noordse Gele Kwikken langs, dus zo erg was dat niet. Toen het zo’n beetje droog was de hut binnen, vrij weinig te zien, behalve wat Lepelaars en een vrij grote hoeveel bontbekplevieren. Gelukkig kreeg ik snel gezelschap, eerst van Mark de Vries en een vogelvriend waar ik met name vroeger veel mee optrok, Andre Boven, even later aangevuld door Willem Wind en company. Er kwamen wat meer Goudplevieren binnen, ik zag een groepje Bonte Strandlopers boven de dijk, en ontdekte een gek strandlopertje schuin voor de hut. Dat bleek een zomerkleed Drieteenstrandloper te zijn. Beste soort hier echter was een Ree, die ik zelf nog nooit in Breebaart gezien had. Andre en ik wisselden wat ervaringen uit, en hij wist me te vertellen over wat hij die ochtend achter zijn huis had gezien (Geoorde Fuut, Zomertaling, Zwartkopmeeuwen). Hij is in de gelukkige omstandigheid dat zijn huis aan De Blauwe Stad is gelegen, iets wat hem al veel leuke soorten heeft opgeleverd. Hij legde mij uit hoe ik bij de desbetreffende plek moest komen. Maar hij wist eveneens te vermelden dat hij nog een goeie plek voor Buidelmees wist, maar of ik die wel een beetje vaag wilde houden, gezien de zeldzame status die deze soort tegenwoordig in Groningen heeft. We besloten met ons drieën te gaan kijken, en kwamen via de haven van Termunterzijl (Noordse Stern) en Westerhuis (Lekkerbekje mit kruud’n) aan in een bosje in de omgeving van Termunten. Al vrij snel hoorde ik een Buidelmees zingen en roepen, en konden we deze bijschrijven. Verderop zong mijn eerste Bosrietzanger van het jaar (en uiteraard van de dag), terwijl Mark ons een bruinkelig dingetje liet zien dat blijkbaar even daarvoor op Rottumeroog gezien was. Ik kan me voorstellen dat je ontzettend blij wordt van een Bruinkeelortolaan, en terecht, maar je zou net iets blijer geweest zijn als het ook nog eens een kijker opgeleverd had! Ik nam afscheid van Mark en Andre, en toog naar de getipte plek in de Blauwe Stad. Beetje regen, redelijk wat wind. Veel Kokmeeuwen, teveel Nijlganzen, maar geen van de beloofde soorten liet zich zien. Wel twee dames van middelbare leeftijd die stonden te genieten van het landschap en die rare vogels. Ze kwamen uit Utrecht, en vonden het landschap hier prachtig. Goed zo! Ik liet ze nog een
geringde Lepelaar zien (Dames: oh, is het die met die spitse snavel? Wim:….), waarna ze vluchtten voor de volgende bui. Had ik ook moeten doen. Ondertussen had ik de ToH-tussenstand meegekregen. Het ging tussen een handjevol Breedbekstrandlopers (hmmm) en een Roodmus (leuk, maar ook al geen spektakel). Die Bruinkeelortolaan stak er met kop en schouders boven uit. Ik dacht, die moet eigenlijk wel kunnen op de Eemshaven. De Eemshaven. Ooit een vogelparadijs, met spannende bosjes, leuke plasjes en een trektelpost waar je U tegen zegt. Die trektelpost, die bestaat nog steeds, al is het uitzicht tegenwoordig ietsje anders. Toen was er niks, nu wordt er overal gebouwd, en, nog veel erger, stuit je overal op de art. 461 borden. VERBOTEN is tegenwoordig het devies hier. Ik zag hier maar weinig vogels. Er restte nog een mooie (en nieuwe) Visdievenkolonie. Die had ik al, maar het was toch genieten om die mooie beestjes van zo dichtbij te bekijken. Daar dachten de sterns heel anders over, dus ik liet ze maar snel weer met rust. Het westelijk terrein ziet er nog ietsje beter uit, maar ook daar was het rustig, ondanks verwoede pogingen van enkele Duitse motorrijders daar verandering in te brengen. Op weg naar Valom kwam ik achter een te grote auto terecht die met een gangetje van zo’n 30 per uur (je mag hier 80) door de Uithuizerpolder sukkelde. Ik probeerde de aandacht van de chauffeur te trekken, maar dat duurde even. Plotseling keek de goede man toch in zijn spiegel en stuurde prompt zijn 4*4 bijna de sloot in. Maar goed, daar zijn ze voor dacht ik, toen ik eindelijk inhaalde. Het liep overigens goed af voor het echtpaar op leeftijd. Bij Valom zag ik niet al teveel, mooie nieuwe vogelkijkwand (op het Noorden, dus goed licht) en wat gewoon spul. Doorrijdend naar Noordpolderzijl kwam ik vrij snel achter een bekende van mij, in de eerder genoemde 4*4, die zijn tempo nog niet had verhoogd, maar wel iets beter oplette en mij dit keer soepeltjes liet passeren. Ik reed vrijwel in één ruk door naar het Lauwersmeergebied, en ik zag een aantal mensen op de telpost langs de Kustweg staan. Dit was de post waar ik de afgelopen week een paar ochtenden geteld had, en niet zonder resultaat. Veel roofpieten, Roodstuitzwaluwen, Bijeneters en leuke hoeveelheden kwikken en zwaluwen. Dit keer niet, buien in de verte, en over zee een roofpiet waar ik best een Slechtvalk van had kunnen maken, maar toch maar niet deed. En ook in de haven was het rustig, geen Eider te bekennen, ook geen Steenlopers, alleen opnieuw Visdiefjes. Ik had het zo langzamerhand wel gehad, maar wilde toch persé nog een paar soortjes erbij, en besloot af te sluiten op de Ezumakeeg. Geen slecht idee, in het zuidelijk deel zaten een drietal Stelkluten, een ongelooflijke hoeveelheid Bontbekplevieren (nog nooit zoveel gezien) en uiteraard erg veel vogelaars. Ik keek een tijdje naar een grappige familie Grauwe Ganzen (voor thuis, uit anekdotische overwegingen, mijn vriendin is groot fan van jonge gansjes), en besloot nog even naar de noordkant te gaan, waar ik Peter de Vries tegenkwam (altijd leuk ) en nog een verre Reuzenstern zag. Uiteindelijk via Haren naar huis teruggereden (Ooievaar waar ik em verwachtte), nog een diclofenac geslikt, en vrij snel naar bed gegaan. De volgende ochtend duurde het even voor ik kon lopen… Maar goed, ik heb een jaar om te herstellen Het officiële gedeelte: Het team dat de Roodmus ontdekte werd uiteindelijk de dagwinnaar (Luuk Punt, Frank van Duivenvoorde, Kasper Hendriks en Wouter Teunissen), met Dusan en Lazar Brinkhuizen op plaats 2 (Breedbekstrandloper en Morinelplevieren), gevolgd door Jaap Denee op plaats drie (na loting), met eveneens Breedbekstrandloper.
6 juni: de Workummerwaard en de Poelsnip Op 6 juni was ik alarmerende Gruttoparen aan het inventariseren op de Workumerwaard, een 500 ha grote voormalige kwelder ten westen van Workum. Het gebied bestaat uit vochtige hooilanden, die grotendeels pas na 1 juni gemaaid worden. In het gebied komen nog altijd veel weidevogels voor, waaronder een populatie van een enkele honderden Grutto’s. Sinds 2004 wordt hier en andere delen van ZW Fryslân door de Rijksuniversiteit Groningen een langjarige populatiestudie naar deze soort uitgevoerd en worden jaarlijks meer dan 100 adulyten en grote pullen gekleurringd. Kijk voor meer informatie eens op: http://www.rug.nl/biologie/onderzoek/onderzoekgroepen/dieroecologie/onderzoek/researchStudie s/migratimmune.
Rond 12 uur liep ik over de verharde weg die dwars door het noordelijk deel van het gebied loopt en uitkomt bij een observatietoren. De percelen rechts aan het einde van deze weg worden beheerd door It Fryske Gea en zien nu paars en geel van de rietorchissen en ratelaars. Het waterpeil wordt hier hoog gehouden ondanks de aanhoudende droogte waren de greppels nog steeds vochtig. Uit een van deze greppels vlakbij de weg vloog een snip op waarvan ik meteen al vermoedde dat het een Poelsnip zou kunnen zijn. Ik ken deze soort wel van de baltsplekken in Polen en aangezien ik in veel natte terreinen in Nederland hebt rondgesjouwd, ben ik ze ook hier wel een paar keer tegengekomen. Maar meestal was de waarneming dan onvoldoende om ‘m met 100% zekerheid te kunnen “afmaken”, laat staan insturen. Deze keer liep het gelukkig anders. In de vlucht viel al meteen op dat de vogel groter was met ronder(e) lijf en vleugels dan een Watersnip en oppervlakkig wel wat doet denken aan een hele kleine Houtsnip. Net zoals in de boekjes staat, maakte de vogel geen
geluid bij het wegvliegen, vloog in een rechte lijn weg en landde 200 meter verderop het perceel weer. Ik kon de vogel daar vrij dicht naderen en kort bekijken voordat deze weer zonder geluid opvloog en weer 200 meter verderop landde. Daar vloog de vogel voor de 3e keer voor mij op om terug te vliegen naar de eerste plek vlakbij de weg. Dat gaf mij uitgebreid de gelegenheid om alle vluchtkenmerken te checken: zwaar gebandeerde flank en buik, volledig donkere ondervleugels, vage witte achterrand van de vleugel en bij het invallen opvallend veel wit op de buitenste staartpennen. De witte banen op de bovenvleugel zijn me niet opgevallen maar al met al was dit meer dan voldoende om mijn eerste vermoeden te bevestigen dat hier inderdaad om een Poelsnip ging. Niet de eerste voor de Workumerwaard want midden jaren 90 zat er op een paar honderd meter van deze plek ook een Poelsnip. Terug uit het veld en in de buurt van een computer, de vogel op verschillende sites gezet waardoor een handjevol gelukkigen de vogel die zelfde avond nog konden zien in het laatste licht. De volgende ochtend was de vogel echter onvindbaar en bevond zich zeker niet op de plekken waar hij de dag ervoor was gezien. Twee dagen later is de vogel alsnog teruggevonden maar in een gebied als de Workumerwaard kan een vogel als deze makkelijk in het niets verdwijnen. Hopelijk moeten we nu niet weer 15 jaar wachten voor er weer een op de Workumerwaard opduikt!
Tekst: Jos Hooijmeijer Rijksuniversiteit Groningen
[email protected] Foto: Sietse Bernardus
Grijze Strandloper en de geest van een vogelaar
Net als alles in het leven is ook vogelen af en toe een kwestie van psychologie. Bekend zijn inmiddels de psychologie van de foute determinatie, groepspsychologie en de psychologie van de profileringsdrang; ieder een beetje bekend in de wereld van de fanatieke vogelaar kan er wel gevallen of zelfs namen opplakken. Echter, ook eenzaam op een dijk kan de psychologie als een sluipmoordenaar haar intrede doen. Een van de dingen waar het in het fanatieke, digitale en razendsnelle vogelwereldje anno 2011 om draait is betrouwbaarheid. Velen van ons willen, voor zowel onze eigen genoegdoening maar toch zeker ook voor het beeld wat de buitenwereld van ons zou kunnen schetsen, te boek staan als een betrouwbare vogelaar. Een vogelaar waar je op kunt bouwen, waar je blind “op gaat rijden” en wiens mening er toe doet. Echter, de weg naar betrouwbaarheid en aanzien zit vol potholes (vogelaars die wel eens in Zuid-Afrika zijn geweest weten hoe vervelend die kunnen zijn!) en bergen van de buitencategorie. Het is een weg waarvan velen de sluiproute proberen te vinden maar dan steevast in een doodlopende straat terecht komen. De som van ervaringen op de afgelegde route alsmede de tijd die ervoor genomen wordt bepalen uiteindelijk zowel de kwaliteit van de rest van de reis als het niveau van de “eindbestemming”, waarvan sommige (terecht) beweren dat je die eigenlijk nooit bereikt. Ik ben nu zo’n dertig jaar op weg. De eerste 20 jaar waren gigantisch waardevol voor een stevige basis, maar speelden zich af in de anonimiteit, en iedereen weet dat er in de anonimiteit niets te bewijzen valt. De laatste 10 jaar zat ik stevig in het publieke vogelaarsleven en ben ook ik een aantal keer van de weg geraakt. Een van de meest prachtige missers vond plaats in 2006, toen een medevogelaar en ik een Drieteenstrandloper in ons enthousiasme en onze impulsiviteit doorpiepten als Baird’s. Als je dan met de staart tussen de benen naar huis rijdt nadat je een flink blik vogelaars achter hun avondmaaltijd hebt weggerukt en de stuipen op het lijf hebt gejaagd, neem je je een ding voor: dit gaat mij niet weer overkomen. Deze ervaring heeft stiekem toch iets meer gedaan dan dat ik me destijds bewust was. Natuurlijk heb ik er achteraf vaak om gelachen en natuurlijk laat ik me daar (letterlijk en figuurlijk) niet door uit het veld slaan, maar het is bagage die je meeneemt. Psychologisch aspect nummer 1. Er is echter nog een tweede punt, en dat is een chronisch gebrek aan vertrouwen en geloof. Ik heb eigenlijk nooit het idee dat ik iets zeldzaams zal ontdekken. Ik ben
vrij veel buiten en weet inmiddels dat in principe overal alles altijd mogelijk is en dat je om elke bocht een zeldzaamheid zou moeten verwachten, maar toch denk ik steevast dat het mij toch niet zal overkomen. De geschiedenis heeft mij echter al vaak terecht gewezen en heeft ruimschoots aangetoond dat dit gevoel inmiddels op weinig gebaseerd is, maar toch laat dit idee mij niet los. Kwestie van psychologie, als je het mij vraagt; iemand die ervoor doorgeleerd heeft kan hier vast allerlei diepere en in mijn jeugd liggende conclusies aan verbinden. Voeg daar tenslotte nog een gebrek aan ervaring met soorten uit Azië en de V.S. aan toe, en je krijgt een mix die erg vervelend kan uitwerken. De eerste keer dat deze combi mij parten speelde was in oktober 2009, ergens in een natuurontwikkelingsgebied langs de IJssel bij Zwolle. Natuurlijk zag ik meteen dat er iets loos was, en natuurlijk had ik als een Pitbull moeten doorbijten en vasthouden, maar de combinatie “ik-hier-numega” leek mij zo onwaarschijnlijk dat ik het er in eerste instantie maar bij liet. Pas ’s avonds kwam ik bij m’n positieven en de rest is geschiedenis: de Taigastrandloper kon van de psychologie worden gered en staat inmiddels op de Nederlandse lijst. Een min of meer vergelijkbare situatie deed zich voor op de avond 20 mei 2011, aan het einde van de Kustweg, op een dijk aan de Waddenzee, op een korte post-avondmaal steltlopercheck. Toen ik mijn hoofd over de dijk stak en de vogels bekeek die het dichtst bij foerageerden, viel mijn oog al snel op een kleine strandloper die mijn alarmbellen deed rinkelen. De vogel liep zoals gezegd redelijk vooraan maar nog wel ver rechts van mij, maar ik had meteen het idee dat dit foute boel was. Sterker nog, nadat ik wat eerste foto’s had genomen en ik nog eens goed had gekeken, dacht ik het te weten: ik keek naar een Grijze Strandloper! In paniek zocht ik mijn nieuwe telefoon, maar die had ik in mijn nieuwe carkit laten zitten. Voorzichtig kruip ik terug naar de auto, bel Rommert en vertel hem dat ik een Grijze Strandloper heb gevonden. Hij belooft zo snel mogelijk te komen, ik kruip terug naar de vogel.
En dan gaat het mis. De twijfel slaat toe. Misschien niet eens zo zeer vanwege de vogel, maar vanwege de psychologie. Ik heb de boel in gang gezet, er komen mensen hier heen. Klopt het wel wat ik zie? Ineens lijkt de vogel er heel anders uit te zien. Waarom is het eigenlijk niet gewoon een wat raar Kleintje? Bij mijn weten is dit een eerste geval voor Groningen, de tweede voor de Top-of-
Holland, da’s wel een hele zeldzame! Die zal hier toch niet zomaar aan mijn voeten lopen? Is er überhaupt wel eens een Grijze Strandloper in mei gezien? Volgens mij niet! Kan het dan wel?? Ik probeer rustig te blijven en te kijken naar de kenmerken die ik zie. De webjes zet ik al gauw uit mijn hoofd, want de modderige Waddenboden geeft alle aanwezige steltloper webjes. Volgende kenmerk. Waar moet ik eigenlijk op letten? Ik heb in mijn leven één keer eerder een Grijze Strandloper gezien (Texel), maar die zag er in mijn herinnering heel anders uit dat wat er hier nu voor me liep. Korte dikke snavel, weet ik nog. Dat klopt wel aardig. Kort en plomper uiterlijk dan een Kleintje. Ook dat is aan de orde. En ik zie toch duidelijk enkele chevrons, en geen rugstreping. Maar zou bij een Grijze geen gesloten borstband aanwezig moeten zijn? En ik kan me herinneren dat het beest van Texel zo donker was… Een aantal gedachten die door mijn hoofd schoten. Het kan natuurlijk ook nog wat anders zijn. Bona? Uitgesloten. Bairds? Geen sprake van. Alaska? Zeker niet. Ruiende Roodkeel? Neen. Ik kan zo gauw niets meer verzinnen, dus ik rest mij weinig anders dan zo goed mogelijk te kijken, nog wat foto’s te maken en te wachten tot Rommert er is. Inmiddels heb ik al niet meer genoeg vertrouwen in mezelf en de vogel om meteen de hele vogelwereld bij het geval te betrekken. Stel je voor…. Een kwartiertje later zit Rommert naast me en twijfelt gezellig met me mee. Raar is ‘ie, maar we zien allebei genoeg Kleintjes om te weten dat de variatie binnen deze soort in zowel kleed als structuur duizelingwekkend is. Iets meer dan een minuut nadat Rommert de vogel in beeld heeft, zien de stelten plots iets wat wij niet zien en vliegt de boel op. Rommert volgt de vogel in vlucht (geen witte stuit, uiteraard) tot ie helemaal uit zicht is verdwenen, ver het wad op. Gelukkig is Rommert iets beter voorbereid dan ik, en in zijn auto kunnen we enkele boeken raadplegen. Met de foto’s ernaast komen we er echter nog steeds niet uit. Geen enkele “kleine strandloper” lijkt echt te passen, en wat doe je in zo’n geval? Je trekt de meest voor de hand liggende conclusie: “Het zal wel een raar kleintje zijn”. Ik excuseer me voor het telefoontje en wij vervolgen onze eigen weg; die van mij leidt naar huis. De volgende dag ben ik de hele dag buiten (libellen), maar ‘s avonds zie ik tijd om de foto’s eens wat beter te bestuderen, en na een nachtje afstand te hebben genomen en weer geconfronteerd te worden met de plaatjes, word ik weer zenuwachtig. Dit is verdorie toch geen Kleine Strandloper?? Op ongeveer datzelfde moment denkt Rommert, die ik de foto’s ook heb gestuurd, blijkbaar hetzelfde. Hij heeft de plaatjes naar Nils van Duivendijk gestuurd, terwijl ik het forum van waarneming.nl heb ingeschakeld. Ook een zoektocht op internet deed mij hard ontwaken: plaatjes van Grijze Strandlopers in mei lijken griezelig veel op “mijn” vogel. En dan gaat het hard, en is de conclusie vrijwel unaniem: helemaal niets mis met een verse adulte Grijze Strandloper! Vooral de donkere, puntvormige centra van de mantel- en schouderveren, de lichte/grijzige randen aan de tertials en de (zij het spaarzaam aanwezige) flankstreping zijn zeer kenmerkend voor de soort, maar ook alle andere ondersteunende kenmerken (o.a. korte stompe snavel met brede basis, ontbreken rug/mantelstrepen, algemene grijsbruine indruk, aanzet tot borstband, korte handpenprojectie en het daardoor gedrongen, plompe uiterlijk) wijzen rechtstreeks naar een mogelijke nieuwe soort voor Groningen en het tweede geval voor de ToH (een geval van vorig jaar Achter de Zwarten rouleert nog bij de CDNA) Tekst en foto’s: Martijn Bot
Telpost Noordkaap Ach, ja, vroeger…. Vooraf een waarschuwing voor jongere lezers: het volgende gedeelte heeft een hoog ‘Opa verteltgehalte’. Vanaf de jaren ’80 kom ik regelmatig in de Eemshaven, toen een natuurgebied van Oostvaardersplassen –achtige allure. Een enorme,ruige vlakte met een verdwaald gebouwtje en wat lege kades. Je was er bijna altijd alleen. Vanaf een uitkijkbult in het Oostterrein had je een prachtig uitzicht over het gebied. Daar zag ik in een onooglijk plasje mijn eerste Klein Waterhoen rondstappen (8-9-1990) en draaide de Grote Franjepoot (de sauskom) zijn betoverende rondjes (24 -10-1994). Meerdere keren zag ik een Grote Pieper op de grote vlakte, waar ooit Velduilen en Strandplevieren broedden. Er veranderde wel eens iets, maar het bleef toch altijd meer natuur- dan industriegebied. Ergens rond 2000 begonnen Jacob en ik als teller op de beroemde telpost Eemshaven. Zoals Breskens in het voorjaar de voordeur van Nederland is, is de Eemshaven de achterdeur voor de honderdduizenden trekvogels die op weg zijn naar Scandinavië. Een geweldige telpost, waar we prachtige trek hebben beleefd, zowel in aantallen als in bijzondere soorten. Historisch was de mededeling van Leo Schilperoord die droog vanachter zijn telescoop opmerkte: ‘Ja, Alpengierzwaluw, nu langs de gele boei’ en er verder geen woorden aan vuil maakte, terwijl wij uitzinnig de prachtige vogel bewonderden (15-4-2003). Op 2 juni 2003 stond ik met Harry Blijleven vlijtig groepjes spreeuwen te tellen, toen om 7 uur een groepje Spreeuwen passeerde met daarin een ♀Roze Spreeuw. Binnen 5 minuten een tweede groepje met daarin een ♂ Roze Spreeuw! De knaller van de Kalanderleeuwerik van 27 mei 2005 heb ik gemist, maar dat zou gelukkig nog goed komen. De nieuwe tijd, net wat u zegt… In de jaren dat wij op de telpost Eemshaven stonden hebben we eerst heel langzaam en de laatste twee jaren steeds sneller de Eemshaven zien veranderen. Tot grote vreugde van
Eemshaven 2011, gezien vanaf de telpost foto Roef Mulder
projectontwikkelaars, provincie en gemeente Eemsmond waarschijnlijk, maar tot verdriet van de vele vogelaars en vooral de trektellers die dit als hun thuisbasis ervoeren. Allerlei bekende plekken verdwenen onder een enorm zandpakket of werden platgeschoven om vervolgens bebouwd te worden. Als we er nu komen zeggen we: kijk daar ontdekten we een Izabeltapuit (31-8-2001), waar nu de bewaakte entree is van een Google-opslag. Of daar was vroeger de Klutenplas, waar een Engelse vogelaar eens een Blonde Ruiter ontdekte, die vervolgens met 8 Kemphanen meevloog en zo een nieuwe telpostsoort werd (13-5-2001). In de bosjes langs diezelfde Klutenplas werden verschillende keren Waterrietzangers gevonden. En daar tegenover, waar nu Nordnet staat, vond ik m’n eerste Zwarte Ooievaar. De singel bij de rotonde, waar een Kleine Vliegenvanger zat; allemaal weg. Of de grote zandvlakte waar Willem-Jan een Woestijntapuit ontdekte (13-10-2001) en waar enkele keren een Hop zat. Nu verrijzen er twee kolossale centrales. Het was altijd leuk om in de rustige momenten de singel naast de telpost af te zoeken. Menig zangertje kon daar even op adem kon komen, als hij niet verrast werd door een jagende Sperwer. We zagen daar eens een Klapekster die een Pimpelmees buit maakte. Naarmate de bouwactiviteit toenam, werd ook de controle strenger. Regelmatig reed een politie- of bewakingsauto langs om even te checken wat voor volk er nu weer zat. Gelukkig bleef het bij een zichtcontrole en soms een waarschuwing dat je daar zonder vergunning niet mocht komen. Meer moeite hadden de tellers met het plaatsen van een nieuw windmolenpark. Reusachtige windmolens van meer dan 100 meter hoog werden overal in het terrein gezet, zelfs op een meter of 30 van de telpost. Wat vroeger een plek van rust en uitzicht was werd nu gedomineerd door onrust, drukte en beweging. Het constante geruis was ook niet bevorderlijk voor het goed horen van de vluchtroepjes. Natuurlijk waren we ook benieuwd welke invloed alle bouwactiviteiten op de trekroute van vogels zouden hebben. Zouden ze de Eemshaven meer mijden en er onderdoor of bovenlangs trekken? Op zoek naar een nieuwe telpost Op 15 april vorig jaar besloten Jacob en ik het eens elders te proberen. Eerste optie was Ruidhorn, een natuurgebied dat volop ontwikkeld werd en er veelbelovend uitzag: vlak aan de dijk gelegen, met rust- en foerageergelegenheid voor doortrekkers, de bosjes van de gaslocatie vlakbij; kortom, de elementen die ook de Eemshaventelpost zo aantrekkelijk maakten. Het viel niet tegen: veel uitzicht en heel veel rust. Wel merkten we veel heen- en weer vluchten van vogels die met het getij mee binnendijks of buitendijks foerageerden. Vooral Brandgans gaf hierdoor een onduidelijk trekbeeld. Graspiepers trokken goed. We belden met Leo Schilperoord die op de telpost Eemshaven zat om een vergelijking te kunnen maken. In twee uur: Ruidhorn 515 en 577 Graspiepers en in de Eemshaven 112 en 54. Dit substantiële verschil gaf ons hoop dat een andere plek dan de Eemshaven ook hoge aantallen zou kunnen opleveren. We vervolgden onze zoektocht en reden naar de Noordkaap. -Deze hoogdravende naam heeft de plek te danken aan het feit dat dit het noordelijkste punt van het Nederlandse vasteland is. De plaatselijke Rotaryclub heeft het ooit willen eren door er een monument te plaatsen. Alleen al het feit dat er in deze kale omgeving iets te zien is maakt dat tientallen dagjesmensen, zondagsrijders en stelletjes uit de omgeving de Noordkaap als eindbestemming van hun uitstapje kiezen. Kortgeleden zagen we zelfs een bruidspaar de met schapenstront bezaaide dijk beklimmen om in de buurt van het monument romantische trouwfoto’s te makenOok hier een prachtig uitzicht en ook hier bleken de vogels prachtig langs te komen. Deze plek had vergeleken met Ruidhorn als voordeel dat het makkelijker te bereiken was (vanaf de rotonde even ver naar Eemshaven-oost als naar de Noordkaap), en dat vrijwel alle vogels die langs vlogen echte ‘trekvogels’ leken te zijn.
foto Lieuwe van Welie We waren overtuigd: hier moesten we voorlopig maar gaan tellen. Zo werd er in de volgende weken regelmatig simultaan geteld in de Eemshaven en op de Noordkaap. Vaak waren de aantallen voor de bulksoorten als Graspieper en Boerenzwaluw beduidend hoger aan de Noordkaap. Smelleken en Bruine Kiekendief bleken het erg goed te doen. En we maakten een indrukwekkende topdag voor Brandgans en steltlopers mee. Dus besloten Jacob, Leo, Johan Prins, Guido Meeuwissen en ik om in het nieuwe telseizoen 2011 dit als nieuwe locatie te gebruiken. De Noordkaap ligt ongeveer 4 km westelijk van Eemshaven-West en zo ’n 8 km van de oude telpost. De ligging van de dijk is precies oost-west. Het lijkt erop dat een groot deel van de vogels deze uiterst noordelijke punt bewust aanhoudt en dan na het monument de keuze maakt om al dan niet de zee op te gaan. Hierdoor komen de vogels behoorlijk geconcentreerd langs en hoef je veel minder over zee te turen. Wat opvalt is de enorme ruimte om je heen: het wad voor je, de open vlakte van de Emmapolder achter je, en een eindeloze open lucht en uitzicht om je heen. Prachtig om de Brandganzen al vanaf Ruidhorn te horen en zien komen aanvliegen, soms recht over je hoofd.Voordeel is ook dat je de roofvogels al van ver kunt zien aankomen om ze vervolgens lang te volgen. Ongehinderd door allerlei bebouwing komen ze vaak prachtig dichtbij langs vliegen. Een deel van de roofvogels kiest de binnenlandroute, om zo onder de Eemshaven met zijn vele windmolens door te vliegen. Dan is het zaak de auto in de ‘ringtail-stand’ te zetten, zodat je op tijd bij het slapersdijkje bent om de spannende kiek van dichtbij op te kunnen vangen. Op de telpost Eemshaven worden deze vogels waarschijnlijk achter het grote schakelstation opgepikt.
Torenvalk foto Roef Mulder
Nadeel van de nieuwe plek is dat je totaal geen beschutting hebt. Op de oude telpost gingen we nog wel eens tegen de pijp aan staan als de wind uit de (zuid)oosthoek kwam. In het najaar zocht Jacob contact met het waterschap om toestemming te krijgen een of andere windkering op de dijk te plaatsen. We legden uit wat we deden en kregen welwillend toestemming om wat te experimenteren met windschermen. Van plaatsing van een permanent schot was geen sprake; de dijk mocht op geen enkele manier ondermijnd worden.
De firma Waterborg maakte een sterk scherm van zeildoek op maat en met wat stevige stokken uit de Rommelhoek en een paar kunststofblokken uit de bouw was het windscherm operabel. Het voldeed prima. Volgende probleem was waar we het moesten laten; elke keer alles mee naar huis nemen was onpraktisch. We vonden de eigenaar van de snackbar Molenzicht in Eemshaven West bereid om het scherm met toebehoren achter zijn keet te stallen. Na een paar weken kwam Jacob met de oplossing om alles in een grote PVC-buis, voorzien van deksel met slot op te bergen. De steunblokken werden met een kabel met slot aan het hek vast gemaakt en de vaste tellers kregen de sleutels. Het eerste telseizoen Het afgelopen voorjaar van februari tot begin juni hebben we 67 dagen op de Noordkaap gestaan. Naast de vaste tellers kwamen er nog verschillende andere vogelaars een kijkje nemen of meetellen. We genoten van het ruime zicht, de rust en natuurlijk van de langstrekkende vogels. Voor ons een nieuw verschijnsel was het monument als verzamelplaats voor Zwarte Kraaien en Kauwtjes. De hele dag door komen kleine groepen uit het binnenland aanvliegen, hangen een tijdje als dagjesmensen rond het monument om vervolgens met veel kabaal te vertrekken, vaak begeleid door alarmerende Kieviten en Scholeksters. Wat je wel mist zijn de bosjes en wat dat aantrekt: We zien vrijwel geen Vinken en lijsters en we zien ook beduidend minder Sperwers dan op de Eemshaven. Waarschijnlijk gebruikt die laatste soort de bomenrijen van de dorpen onder de Emmapolder meer als oriëntatiepunt. Het open terrein van de Noordkaap is voor hem minder aantrekkelijk. Ook ‘exoten’ als Wielewaal die ook dit seizoen weer verschillende keren langs de Eemshaven vloog, ontbreekt bij de Noordkaap (tot nu toe, maar wie weet).
Morinellen passeren de telpost foto Guido Meeuwissen
Pleisterende Beflijsters, een bekend verschijnsel van de Eemshavenpost zien we ook niet, en evenmin een Draaihals. Wel al een paar keer kort pleisterende Morinelplevieren, op de akkers dichtbij de telpost. Bijzonder zijn de Goudhaantjes die bij gebrek aan bosjes ons gebruiken als dekking en tussen je benen of de poten van het statief doorvliegen. Mooi om op rustige momenten naar te kijken zijn de duizenden foeragerende steltlopers die bij opkomend water naast de telpost rondstappen. Lastig om op te merken wanneer deze steltlopers op zeker moment wel doortrekken.
Noordkaap, Lachstern op 3 mei 2011 foto Guido Meeuwissen In de tijd van de trek van Gele Kwikstaarten is het altijd leuk en vaak ook lonend om de kwikstaarten die tussen de schapen foerageren te bekijken: regelmatig levert dat een leuke (onder) soort op zoals Noordse en Engelse Gele Kwikstaart of een gitzwarte Rouwkwikstaart.
Noordse Gele Kwikstaart
Engelse Gele Kwikstaart
Gele Kwikstaarten bij de telpost
Engelse Gele Kwikstaart foto’s Roef Mulder Een Steppenkiekendief of Roodstuitzwaluw is voor een telpost al zo gewoon geworden dat het amper meer een hoogtepunt genoemd mag worden ;-). En ze waren er gelukkig ook dit telseizoen. Tellers gaan toch meer voor aantallen dan soorten, dus een paar toppers: Kievit bleek langs de Noordkaap erg mooi en dit jaar ook massaal langs te komen: op 26 februari 13610 vogels, op 7 maart 14.765 en een dag later nog eens 19.202! Ook Goudplevier komt prachtig over op de Noordkaap. We telden op 3 dagen meer dan 3000 exemplaren, en vaak in mooie V-groepen recht over de telpost. En 250 Sneeuwgorzen op 4 april is natuurlijk ook een prachtige trekervaring. Ook voor ganzen sta je op de Noordkaap goed, vooral voor Brandgans. Je moet het net treffen, maar zogauw er na enige tijd een beetje ‘west’ in de wind zit, is het raak. Zo ook dit jaar: 8910 vogels op 8 maart, 16330 op 7 april en 29338(!) op 4 mei. Geweldig als je dat als teller allemaal langs ziet komen en voor een deel vlak boven je hoofd: een natuurverschijnsel van de eerste orde. Verrassend veel wouwen dit voorjaar: maar liefst 54 Rode en 20 Zwarte Wouwen kwamen, vaak heel mooi, langs (jammer dat de Grijze ontbrak). Als je eerst een Rode Wouw ziet aankomen en nog geen 10 minuten later een Zwarte Wouw sta je als teller ook te genieten en wel helemaal als beiden aan de grond gaan en later zelfs in gevecht raken over een prooi: een natuurfilm aan de Noordkaap. Maar 9 mei sloeg natuurlijk alles; een roofvogeldag die ik nooit zal vergeten. Het was de (misschien wel logische) afsluiting van een ongekend lange periode van zuidelijke en oostelijke stroming. De wind begon die dag in zuidzuidoost, trok door naar zuid en eindigde in westnoordwest. Johan Prins, die de telling begon, noteerde tussen 6 en 9 uur al 43 Bruine Kiekendieven. Dat zou oplopen tot 158! Om 9 uur konden Jacob en ik gelukkig meetellen,want vanaf een uur of 10 begon het steeds harder te gaan met roofvogels. We konden het amper bijhouden met ons drieën. Een constante stroom van roofvogels, die je moest determineren, een tijdje volgen, terwijl er ondertussen al weer nieuwe in je telescoopbeeld opdoken. We werden er zenuwachtig en lacherig van. Het is ook niet niks als er een lijntje van 3 Zwarte Wouwen aankomt en er een Visarend onderdoor gaat, terwijl er boven je hoofd twee bellen van zo’n 5-8 roofvogels hangen met Buizerd, Sperwer, Wespendief en Bruine Kiekendief door elkaar.
19 mei: Zwarte en Rode Wouw in gevecht om een prooi foto Guide Meeuwissen In het topuur tussen 12 -13 kwam er dit langs: Bruine kiekendief 57, Sperwer 26, Rode Wouw 8, Zwarte Wouw 2, Torenvalk 29, Slechtvalk 3, Velduil 1, Wespendief 20, Visarend 2, Steppenkiekendief 1 (♀2kj.): 154 roofvogels! En daarnaast vliegen nog allerlei zangertjes over je heen. Als schrijver had ik het helemaal druk omdat je ook geregeld wilt zien wat de anderen je allemaal toeroepen. En omdat je als teller toch een tik(ker) hebt, ben ik ook nog vlinders gaan tikken: onder andere 106 Kleine Koolwitjes over de dijk.
Blauwe Kiekendief
Zwarte Wouw, opgejaagd door Scholekster
Smelleken
Bruine Kiekendief foto’s Roef Mulder
Voor de hele dag telden we in totaal 16 soorten roofvogels met 446 ex. We vestigden een nationaal dagrecord voor Slechtvalk(9) , Rode (20) en Zwarte Wouw(15) en een 2e plek voor Bruine Kiekendief met 158. En toen de Kalander! Op 18 mei, 9 dagen later was het weer raak. Nu niet met grote aantallen, maar met een spectaculaire soort. Ik stond alleen op de telpost en hoorde een droog 'tsjierrrriep' boven me. Een leeuwerik-achtig roepje dat ik niet kende. Ik keek verrast op, ook al omdat er helemaal geen leeuweriken meer trokken. Recht boven me hing een zwaargebouwde plompe leeuwerik met zwarte ondervleugels en een witte achterrand. Ik schrok en moest direct denken aan de foto’s van de Kalanderleeuwerik van Vlieland, die ik nog helder voor de geest had. De vogel vloog met een stevige rugwind over me heen. Ik kon hem in de telescoop krijgen en nog een minuut volgen, waarbij de zware witte hangbuik vooral opviel; een heel ander beestje dan de duizenden Veldleeuweriken die ik heb gezien. Van geconcentreerd tellen kwam niet veel meer, maar er vloog ook niet veel meer die morgen. Thuis kon ik het geluid checken en bevestigen en nog diezelfde middag heb ik de soort ingediend bij de CDNA, mooi op tijd voordat de soap rond de Kalanderleeuwerik van Hoek van Holland op 22 mei losbarstte. Het eerste telseizoen voor de Noordkaap zit erop Een goede telpost, met rust, een prachtig ruim uitzicht: een kleine 540.000 vogels zijn geteld. We hopen hier net zulke goede jaren te beleven als we lang op de Eemshaven hadden. Tot slot wil ik graag Jacob eren vanwege zijn pionierswerk en ijver om de nieuwe telpost leven in te blazen, inclusief de voorziening van het windscherm. Roef Mulder nam de moeite om uren bij het monument te posten om zo de schitterende foto’s van de passerende vogels te maken, die ik voor dit artikel mocht gebruiken. Klaas Nanninga (co–auteur Jacob Bosma)
De telpost op een drukke dag foto Roef Mulder
Ongelooflijk! Op zaterdag 07-05-2011 zijn we, Vivian Jacobs en Marten Hornsveld, op Vlieland voor een weekend vogels kijken samen met nog een aantal goede bekenden van ons. Om 10:30 krijgen we een telefoontje van Thijs Fijen. Hij vertelt dat hij gebeld was vanaf Texel met de mededeling dat Eddy Nieuwstraten een kalanderleeuwerik had gezien, en het mooie, die kwam richting Vlieland gevlogen! Wij bevinden ons op dat moment ten zuiden van de Nieuwe Kooi. “Die gaan we nooit vinden!” aldus Vivian, maar bij wie zou het niet gaan kriebelen om het te proberen? We besluiten het Pad van Twintig naar de zeereep te nemen om daar te gaan posten in de hoop de kalanderleeuwerik van Texel over te nemen. We spreken van tevoren af om niet langer dan anderhalf uur te wachten, en daarna weer verder te vogelen. Een ander deel van onze groep is dan bij het Posthuis. Zij besluiten ter hoogte van het Posthuis in de zeereep te gaan staan, we houden contact. Na een uur posten bovenop de duinenrij belt de eerste groep lichtelijk melig op om twee mannetjes Blauwe Kiekendief door te geven die onze kant op komen. Marten heeft ze al snel in de kijker en Vivian probeert het met de scoop, maar wordt dan afgeleid door iets anders. Ze pikt namelijk juist een leeuwerik op in de telescoop die vanuit het zuidwesten over de zeereep op ons af komt vliegen met licht golvende, fladderende vlucht. Ze kan direct zien dat het een erg forse leeuwerik is, bijna lijsterachtig groot, en dat de vogel zwarte ondervleugels heeft, een bruine bovenzijde en een lichte onderzijde. Alarm!!! Met de roep “DIT IS HEM!!!” wordt Marten snel op de hoogte gebracht van de waarneming. Marten pikt hem ook direct op in zijn telescoop en bevestigt het erg forse postuur, zware borst, dikke snavel en kop, lichte buik en de zwarte ondervleugels en witte onderstaart, kenmerken die alle andere leeuweriken uitsluiten. Terwijl de adrenaline vrijkomt, zijn ons bewust van het feit dat de witte vleugelachterrand een diagnostisch kenmerk is en terwijl Vivian een poging doet de vogel op foto vast te leggen met haar te kleine lens houdt Marten de vogel in de telescoop. De vogel komt dichterbij vliegen aan de binnenkant van de duinenrij op ongeveer 3050 meter hoogte ten opzichte van het fietspad. Terwijl hij dichterbij komt wordt het ook mogellijk de achterrand van de vleugels te zien en op het moment dat de vogel langs ons heen vliegt op ong. 50 meter kan Marten door de telescoop bevestigen dat de vogel een brede, overduidelijke witte vleugelachterrand heeft, voornamelijk op de armpennen. BAM! Het is nu voor ons 100% zeker dat het hier om een kalanderleeuwerik gaat. Vanaf dat moment vliegt de vogel steeds verder richting het noordoosten en is er door tegenlicht verder niet veel meer aan kleur en contrast te zien. Door de focus op de vleugelkenmerken is het vaststellen van de halsvlek niet meer bewust gebeurd voordat we fel tegenlicht hadden. Wel is nog duidelijk het forse postuur te zien met brede vleugelbasis, en relatief korte staart. Als de vogel op ongeveer 500 m met tegenlicht van ons af vliegt laten we hem los omdat we de noodzaak inzien om zo snel mogelijk de andere (postende) vogelaars op het eiland in te lichten over de waarneming van de kalanderleeuwerik. Ja, een kalander, wat een kick!! We bellen, met veel moeite gezien de adrenaline, trillende vingers en het minder dan fantastische bereik op Vlieland, Thijs die op de Oostpunt in de zeereep staat. Daarna piept Marten de vogel. Met pijn in ons hart bellen we de groep die voor ons staat, de melding over de Blauwe Kieken is namelijk niet meer gevolgd door een ander telefoontje, wat moet betekenen dat zij hem gemist hebben. Wat een buitengewone pech dat ze dit bericht van ons te horen moeten krijgen. Verder bellen we met Nils van Duivendijk die bij de waarneming op Texel was, om te vertellen en overleggen over de waarneming. Vivian wil direct na de waarneming een tekening maken maar we hadden helaas geen pen bij ons. Geheel tegen de verwachting in wordt hij die dag helaas niet meer opgepikt door anderen. De rest van de dag hebben we met 8 man gezocht in de zeereep tussen de Nieuwe Kooi en Stortemelk, maar helaas ook zonder resultaat. De verklaringen en theorieën wisselen elkaar af maar
de consensus lijkt uiteindelijk te zijn dat de vogel halverwege het eiland “linksaf” geslagen is richting Terschelling.Vanaf de zeereep kun je het eiland immers goed zien liggen. De dag wordt in Tante Pé afgesloten met een drankje op de geluksvogels en de doffe ellende van het missen voor de anderen. De volgende dag worden we abrupt wakker gebeld door Thijs en wordt duidelijk waarom de vogel zaterdag niet opgepikt kon worden op de Oostpunt. De vogel blijkt overnacht te hebben op het eiland en wordt gezien in de zeereep t.h.v. Lange Paal door Thijs Fijen, Jurriën van Deijk, Daan Drukker, Arjan Dwarshuis, Rutger Wilschut en Joachim Bouwmeester en bevestigd met schitterende foto’s (zie dutchbirding.nl). Wat een fantastische waarneming en wat bizar gaaf dat we deze konden oppikken!! Tekst en foto: Marten Hornsveld en Vivian Jacobs
Foto vanaf duintop met 70 mm lens, vogel nauwelijks zichtbaar maar geeft beeld van de waarnemingsomstandigheden: licht mee en dichtbij.
°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°° En natuurlijk helemaal aan het einde van deze nieuwbrief Het Gedicht. En oude traditie waar we mee door blijven gaan. Zeker gezien jullie positieve reacties op al die eerdere gedichten.
Druppel Eindeloos blauw, uren achter elkaar Wolken bestaan niet meer, De wind ligt ergens ver hier vandaan, De onrust ligt verborgen in de kalmte Buiten moet het goed zijn, Het geluk ligt voor het oprapen, Iemand die goed ziet Die zal oogsten, Geluk en geluk en geluk, Het is als in de liefde Spanning bouwt zich op, Tot een hoogtepunt, een climax, De hele dag Kriebels en dan veel, Ondergronds en niet zichtbaar, Tussen duizend dingen door Dromen over wat niet is, Maar wat later komen gaat, Over het hoe Het waar en waarom, Alles kleurt zich in, Alles weet je van tevoren Verrassingen bestaan niet meer, Het is te regelen en controleren, Uren zijn voorbij Het is zover, Buiten roept met harde stem, Binnen blijven kan niet Is onmenselijk en wreed, Het hoofd is te vol dromen, Eenmaal buiten is het goed Spanning ontlaadt zich, Wachten duurt altijd te lang, En dan… Druppels, druppels, druppels, De droom spoelt weg, Ogen gaan dicht Het hart slaat overuren Dit is het einde…