Alle gedrag is communicatie Wat we doen is niet normaal
Boek: Michiel Hogerhuis en Martijn van Oorschot, 2006 ISBN10: 9066658002 ISBN13: 9789066658004 Samenvatting: Involve
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Gezonde en gestoorde communicatieprocessen .............................................................. 2 Hoofdstuk 2 Transactionele analyse (TA)................................................................................................ 2 Hoofdstuk 3 Leren communiceren in groepen ....................................................................................... 5 Hoofdstuk 4 Wie is normaal?.................................................................................................................... 6 Hoofdstuk 5 Macht.................................................................................................................................... 9 Hoofdstuk 6 Conclusie: Wat kunnen we ermee?..................................................................................... 9
Alle gedrag is communicatie
1
Hoofdstuk 1 Gezonde en gestoorde communicatieprocessen Mensen vergeten vaak hun eigen rol in communicatie. We kennen patronen in onze communicatie. Wat je een ander ziet doen is de consequentie van wat we samen doen en interpretatie. Hoe iemand reageert, komt door wat hij ziet, wie hij is. Interactie leidt zijn eigen leven. Er is van alles dat bijdraagt aan een interpretatie van de situatie. Stap 1 in menselijke communicatie is daarom: realiseer je dat je zelf medeverantwoordelijk bent voor wat er gebeurt. Verandering in je gedrag kan leiden tot verandering van jezelf/je omgeving. Stap 2 is het zoeken van verandering bij jezelf: je kunt alleen jezelf veranderen. Wees je hiervan bewust en gebruik niet de verouderde modellen of vereenvoudigde beelden, die gebaseerd zijn op aannames bijv. zender-ontvanger model; daartegen zijn 7 bezwaren: 1. communicatie is er altijd, alle gedrag is communicatie. 2. het woord ‘niet’ bestaat niet; door te ontkennen roep je het tegenovergestelde op. 3. bedoeling van mensen kun je niet vaststellen. Vraag je liever af wat communicatie bij jezelf oproept. Wat er in mensen gebeurt, is een black box. 4. er is geen begin van een interactie, ook geen eind. Het is circulair. 5. context doet ertoe, en die verandert steeds. 6. mensen zijn verslaafd aan inhoud, hoewel dat nauwelijks invloed heeft op wat er gebeurt. 7. het gaat er om dat je je bewust bent van het effect van communicatie (niet wat je zegt, maar hoe je het zegt, bijv.). Stel liever niet de ‘waarom-vraag’: • leidt tot naar binnen gaan, waardoor je je gesprekspartner kwijtraakt. • creëert macht omdat je vraagt naar verantwoording, de vraagsteller wordt daarmee baas. • hier en nu verdwijnt omdat je vraag verwijst naar het verleden. • vraag is onbeantwoordbaar: je vraagt om een interpretatie van het verleden. • communicatie kent geen begint, je begint nergens, het is circulair, dus hier en nu is belangrijk. • het gaat over inhoud; terwijl betekenis wordt bepaald door de relatie.
Hoofdstuk 2 Transactionele analyse (TA) Theorie ontwikkeld door Freudiaans psychiater Berne. TA aspecten: • ouder-volwassene-kind model (ego toestanden) • levenscrypt • transacties en tijdsstructuren • spelen, games • redderdriehoek en autonomie TA: mensen worden als prins(ess)en geboren en opgevoed tot kikkers. Externe omstandigheden maken mens patiënt, niet de innerlijke zwakheid. Richt zich op wat er tussen mensen gebeurt i.p.v. binnen. Berne gaat er van uit dat beslissingen die je hebt gemaakt je ook weer ongedaan kan maken. Patronen die wij leven zijn consequenties van besluiten die we als kind namen. En omdat het om besluiten gaat, kun je vandaag/morgen anders beslissen. Uitgangspunten TA: • mensen worden OK geboren.
Alle gedrag is communicatie
2
• mensen in emotionele moeilijkheden zijn niettemin volledige, intelligente, menselijke wezens. • alle emotionele problemen zijn te genezen wanneer we maar de geschikte kennis voorhanden hebben en de juiste benadering hanteren. in dit boek wordt dit vertaald naar communicatie. Ouder-volwassene-kind model (OVK) Ieder mens heeft deze 3 (ouder, volwassene, kind) in zich. De verhouding tussen de 3 toestanden wisselt per mens. Ouder en kind komen voort uit het verleden. Volwassene gaat om hier en nu. Ouder (O): boodschappen die we van onze ouders hebben meegekregen over hoe de wereld in elkaar zit, hoe we ons daarin horen te gedragen. We onderzoeken dat zelf niet op realiteitsgehalte. Voor de binnenkant betekent dit beelden van onszelf die we van onze ouders hebben meegekregen. Gedrag dat past bij O: opgeheven vingertje, normerend gedrag, positie ingenomen boven de ander. Volwassene (V): verwerkte ouderboodschappen en eigen analyses. Op basis van info die je hebt, komen tot een besluit. Kind (K): open de wereld in, zeggen wat je vindt, reageren met beperkte mogelijkheden. Typisch kindgedrag is overtuigen. Zijnouder: kinderen die werden ‘gedwongen’ de ouderrol op zich te nemen. Intuïtief: volwassen-in-kind, beslissingen op basis van intuïtie. Interactie TA draait om interactie. Het model laat zien dat besluiten in eerste levensjaren genomen worden in interactie bijv. tussen ouder en kind. Daarom is schuldvraag niet relevant. Je kunt gedrag niet standaard indelen bij O, V of K. Welke boodschappen ouders meegeven en hoe het kind erop reageert, bepaalt wat uiteindelijk als voorbeeld Ouder-gedrag wordt overgenomen. Dat kan elke keer anders zijn. Het verklaart hoe het komt dat mensen met bijna identieke ervaringen in hun jeugd toch totaal verschillend kunnen zijn. Als iets in interactie is ontstaan, kan het ook in interactie veranderd worden. Het zit hem er echter in dat we verslaafd zijn aan ons eigen gedrag. Gedrag veranderen zou iets kunnen doen aan de plek die je niet hebt. Terwijl het best ook aangenamer kan worden. Interactiepatronen Een aantal veel voorkomende patronen: 1. Ouder-Kind Ouder spreekt het kind aan. Als iemand ouder-gedrag vertoont, roept dit bij niet-autonome mensen kind-gedrag op. Je komt in opstand of gaat netjes gehoorzamen. Het gedrag dat je vertoont hangt af van wat je als kind hebt aangeleerd, maar het gevoel dat je hebt (ongelijkwaardig, ik wil zo niet behandeld worden), is bij iedereen gelijk. 2. Kind-Ouder Kind-gedrag roept bij niet-autonome mensen een Ouder op. Als je ‘stout bent’, grote kans dat de ander je bestraffend of normerend toespreekt. En het werkt. 3. Volwassene-Volwassene Als je je beheerst, beargumenteerd, rationeel opstelt, roep je meestal eenzelfde reactie op. Het is gelijkwaardig. Zodra je in de gaten hebt welk patroon je op dat moment in stand houdt, kun je vanuit een andere toestand gaan reageren. Reageer i.p.v. als kind als volwassene, en de situatie zal veranderen.
Alle gedrag is communicatie
3
Streling Belangrijk basisbegrip: elke communicatie kan een positieve/negatieve streling zijn. Bevestigen/erkennen of afwijzen. Belangrijk voor ieder mens. Als mens moet kiezen tussen negatieve aandacht en geen aandacht: kiest voor negatieve aandacht. Mensen organiseren leven rond hoeveelheid streling die ze kunnen krijgen, daarom willen ze niet snel veranderen. Script Mensen nemen tot hun vijfde jaar besluiten over hoe ze in de wereld staan die vormen basis van script dat mensen leven. Dat is een levensplan. Het zijn herhalende patronen van gedrag en interactie en gekozen interactiestrategieën met voortdurend dezelfde uitkomst die het hele leven omvatten en bepalen. We passen ze aan, er kunnen tot in adolescentie dingen gebeuren die scriptbeslissingen definitief maken. Er is sprake van een script als: 1. een oudersysteem er vorm aan heeft gegeven, sterkste krachten tot besluiten in interactie komt bij ouders vandaan 2. persoonlijkheid zich dienovereenkomstig ontwikkelt (steeds bevestiging van het script). 3. er tijdens de kinderjaren een besluit wordt genomen. 4. men opgewonden raakt van een bepaalde methode die leidt tot succes of falen (uit mogelijkheden om dingen voor elkaar te krijgen, kies je wat beste bij je script past). 5. men een overtuigende houding heeft. Scriptbesluiten horen bij overtuigingen die mensen hebben, zonder dat ze bewijs hebben voor hun overtuiging. Script kan worden uitgedrukt in ego-posities: 1. ik ben OK of Ik ben niet OK 2. jij bent OK of Jij bent niet OK. Vier mogelijkheden die je hiermee krijgt zijn basispatronen waarop het script is gebaseerd: 1. ik ben ok, jij bent ok energie dat je er met anderen wat van wilt maken. 2. ik ben ok, jij bent niet ok energie dat je de ander kwijt wilt zien te raken. 3. Ik ben niet ok, jij bent ok energie dat je je uit je omgeving wilt terugtrekken. 4. Ik ben niet ok, jij bent niet ok energie dat je nergens iets mee kunt. Attributie en miskenning Scripts zijn ongezond en belemmeren ontwikkeling tot autonome mensen. Ze zijn opgebouwd uit attributie (= een etiket opplakken; jij bent…; altijd beschadigend, ook al is het impliciet) en miskenning van de ouders (= je ontneemt kind de ruimte om situatie te definiëren, te voelen wat het voelt). Scripts zijn te veranderen We hebben onszelf onnodig beperkt. Verantwoordelijkheid in veranderen ligt niet in oorspronkelijke keuze, maar in het jezelf tot taak stellen om de oorspronkelijke keuze te onderzoeken en tot nieuwe inzichten te komen. Samenvattend werkt een script als volgt: • het zijn besluiten die je als kind genomen hebt, • die bepalen hoe je de wereld in kijkt, • dat maakt wat je doet, • en dat bepaalt weer wat je oproept (patronen). Of een patroon positief of negatief uitwerkt, hangt af van je context. Maar scriptgedrag is niet goed omdat het losstaat van de realiteit van nu. Spelen Transacties tussen mensen met een vaste structuur en negatief eindresultaat. Op een onbewust niveau. Als er een bijbedoeling is. Die bijbedoeling bepaalt de afloop van het spel en de reden ervan. Ze krijgen bevestiging in hun vooroordeel. Spelen horen bij mensen die ergens in hun ego-positie een ‘niet OK’ hebben zitten. Ze helpen deze positie te bevestigen. Alle gedrag is communicatie
4
Crisis Gedrag heeft altijd een voorkant en een achterkant. Er zijn ook momenten waar het gedrag helemaal niet meer werkt: crisis. Aangeleerd gedrag werkt tot je in een context komt waarin ander gedrag wordt gevraagd. Je wordt op dat moment voor de keuze gesteld om een andere context te zoeken of gedrag te veranderen. Belangrijke note: elke verwijzing naar verleden is verwijzing naar beeld van het verleden. Het is geen realiteit. Het gaat niet om echte ouders, of echter herinneringen. Het gaat om interpretaties uit kinderjaren. Het ontstaat in interactie, en een deel daarvan staat los van de mensen die er in acteren. Plus de interpretatie wisselt in de loop der tijd.
Zelfstandigheid en eigenwaarde Er is vaak een derde nodig om afhankelijkheid of interactiepatroon te doorbreken. In het beste geval verandert de afhankelijke dan zelf zijn gedrag. Maar een buitenstaander kan het wellicht beter zien. Alleen degene die afhankelijk is, kan de betrekking daadwerkelijk veranderen. De ander kan hier niets aan veranderen. Methode Interveniëren door te doen: doen is gedrag en werkt direct door op wat in stand houdt wat er gebeurt; het is de enige manier om te zien wat er gebeurt; het is zelf doen en dat is de enige verandering die je zelf tot stand kunt brengen. Het kan op klein en groot niveau. De reactie van de ander zegt nauwelijks iets over wat jij doet. Stap 1: doen Stap 2: kijken wat er gebeurt Stap 3: iets doen met wat je ziet
Hoofdstuk 3 Leren communiceren in groepen Veranderen/gezond worden of verbetering aanbrengen in een situatie (doe-ritueel) doen we zo: 1. er is onbehagen, iemand zit iets dwars en die gaat wat doen. 2. we zoeken en vinden oorzaak bij onbehagen. 3. we halen er een specialist bij. 4. we draaien de gevonden oorzaak om in oplossing. 5. het gaat over/beter en we zijn tevreden. Zulke rituelen geven de persoon met onbehagen het gevoel dat hij er iets aan heeft gedaan. Vaak worden oplossingen gezocht in het verwijderen van mensen, die gezien worden als de oorzaak. En het werkt nog ook. Als het ritueel werkt, lag dat geheel aan de oplossing (regen na een regendans). Werkt het niet? Dan ontkennen we het gewoon en gaan we op zoek naar een andere oorzaak om ons ritueel opnieuw te beginnen. Zo blijven veel problemen in stand. Ook door herhalen van een oplossing die eerder werkte. Of waarvan gezegd werd dat die werkte. Sociaal situatie-denken houdt in dat je rekening houdt met allerlei factoren die maken dat gebeurt wat er gebeurt, en niet een persoon de schuldige is. Mensen moeten loskomen van wat er inhoudelijk aan de hand is (oorzaak-gevolg redeneringen) en zich afvragen wie er betrokken zijn en wat die betrokkenheid doet. Kijk niet naar het eindresultaat van een sociale situatie, maar naar de sociale situatie zelf. Als je daar wat in verandert, verandert ook het eindresultaat. Om met sociale situaties aan de slag te kunnen moet je deze hulpjes in gedachten houden:
Alle gedrag is communicatie
5
1.
2.
3.
4.
5.
Elk lid van een groep richt zich op de inhoud en verder nergens op. a. Help lid met vragen als: hoe lang vind je dit al, wie vinden dit nog meer, zijn er ook mensen die het anders zien, etc. b. Dat helpt om situatie minder zwaar/onveranderbaar te zien. Elk verhaal dat je hoort is een verhaal over de situatie. a. Komt doordat mensen allen over de situatie kunnen praten en zelden zichzelf er bij betrekken, en ook niet letten op de ander. b. Ga weg van de inhoudelijkheid en ga in gesprek met elkaar; daardoor krijg je andere patronen en meer ruimte om het probleem uit te zoeken/op te lossen. Elk verhaal wordt verteld om de situatie in stand te houden. a. Meeste verhalen gaan over verleden. b. Kijken naar hier en nu en methoden in het verhaal, vertellen wat met het verhaal in stand wordt gehouden. Structuur van een probleemverhaal is meestal hetzelfde. a. Wat er met ons aan de hand is, b. dat wij te kampen hebben met wat er met hem of haar aan de hand is, c. in de siutatie zoals wij die zien. mensen zoeken oorzaak buiten zichzelf. Niemand in de sociale situatie weet hoe de situatie is. a. Daarvoor is de situatie te complex. Je mist veel informatie. Elk verhaal is maar een verhaal.
Sociale situatie mondt altijd uit in status quo definitie van de situatie die onveranderbaar lijkt. Onbehagen Laing ontdekte het volgende patroon in verhalen: 1. er is iets met iemand/iets aan de hand. 2. er is met niemand/niets iets aan de hand, maar het gaat niet goed. 3. volgens iedereen is er met iemand/iets anders wat aan de hand. 4. noch met ons, noch met de situatie is iets aan de hand, u deugt niet. Het helpt om verhaal terug te brengen naar dit schema. Als je alert bent op de structuur van een verhaal voorkom je dat je in de valkuil stapt dat je onderdeel van het probleem wordt.
Aanpak en diagnose Ontdekkingsreis: maak inventaris van de verwachte omstandigheden en neem daar materialen voor mee. Ga er van uit dat niemand weet hoe de situatie is. Ga niet in discussie. Let op mensen die het hebben over veiligheid. Herken pogingen om je onderdeel te maken van een sociale situatie. Blijf autonoom. Anders wordt je deel van het probleem. Met kleine of grotere interventies kun je ingrijpen. Zorg dat je niet te gefixeerd raakt. Andere omstandigheden leiden tot ander gedrag. En je verandert zelf ook.
Hoofdstuk 4 Wie is normaal? Een manier om er achter te komen is je afvragen of jij in zijn plaats hetzelfde had gedaan, in dezelfde situatie. Dan is het niet altijd normaal wat de ander deed. Het gedrag gaat ineens over de ander zelf. Communicatie gaat vaak om wel willen en niet willen. Het gaat ook vaak over interesse in de ander. Desinteresse heeft gevolgen voor de communicatie. Interesse in de ander is pas mogelijk als je stopt met jezelf bezig te zijn. En dat is lastig. Mensen zijn veel bezig met eigen zelfbeeld en wat zij van de ander willen. Maar je moet de ander kunnen zien. Om hier van los te komen kun je bijv. eens proberen je af te vragen wat het met de ander doet wat jij deed. Opbouwend of afbrekend? Kan ook non-verbaal zijn (vaak nog erger afbrekend). Alle gedrag is communicatie
6
Gebrek aan eigenwaarde: je hebt niet genoeg aan jezelf om tevreden te zijn over wie je bent. Je bent afhankelijk van wat een ander vindt/hoe een ander reageert. Dus hoe meer je hebt, hoe minder je je aantrekt van wat anderen vinden en vice versa. Categoriseren Betekent de ander indelen in een categorie en reageren op de eigenschappen die je geeft aan de categorie. Vaak handig, maar lastig uit zo’n categorie te ontsnappen. Nadeel is dat je hierdoor nooit echt contact krijgt. Interpreteren Complexiteit van interpreteren heeft te maken met de volgende elementen: 1. het is een illusie dat de ander ooit begrijpt wat jij bedoelt het lukt je nooit om wat je wilt zeggen zo over te dragen dat er niets ontsnapt of geen andere betekenis aan kan worden gegeven. 2. er zit zo veel van jezelf in elke interpretatie wordt gevormd door wat je er zelf in legt. 3. er zijn zoveel verschillende interpretaties van hetzelfde. 4. interpretaties zijn niet te bevragen.
Ik/jij Vaak gebruiken mensen ‘je’ om over zichzelf te praten. Praten over i.p.v. praten met. Maakt abstract. Het ontneemt de ander de mogelijkheid om na te denken over hoe hij het zelf zou hebben gedaan. Praten in ik-vorm doet wat: het maakt de communicatie open. Je eigen rol wordt onderdeel van het gesprek. En die vraag is belangrijk. Grenzen Grenzen zijn onzichtbaar en je kunt dus niet ‘ruiken’ of je er over heen gaat. Iemand zal dat zelf moeten aangeven. Dat relateert ook aan zelfstandigheid. Je moet je eigen grenzen bewaken. De context op afstand kunnen houden die je wilt. Veel mensen zijn daar niet toe in staat. Rekening houden met Is de ander ruimte ontnemen om er iets van te leren. Fantasie checken Beelden zeggen vaker iets over onszelf dan over een ander. Beelden bepalen echter dwingend ons handelen. Het is daarom goed je fantasie te checken voordat je handelt. Want ze worden meestal niet gecheckt op realiteit. En dat kan schade opleveren. Checken kun je door je af te vragen of je goed begrepen hebt dat…. Dat levert gelijkwaardigheid en openheid op. Of je kunt terugkeren naar feiten: wat heb ik waargenomen dat de fantasie rechtvaardigt? Verbieden Ieder mens kent een oneindige variatie aan gedrag, maar je gebruikt maar een klein deel van je mogelijkheden. Verbieden is daarvan de oorzaak. Wij hebben geleerd dat dingen niet mogen, daarom doen we het niet meer. Door verboden die we met elkaar hebben afgesproken. Maar vaak achteraf pas realiseer je je dat je beperkt zijn door een verbod, of je ziet het niet omdat je ze niet als verbod herkent. Er is ruimte voor gedrag, maar je gebruikt het niet. De eerste stap naar verandering is om ander gedrag te vertonen. Door verbieden ontstaat voorspelbaar gedrag. Niet denken maar doen Waarom lukt het niet om concreet te gaan doen? We gaan eerst denken (stap 1), i.p.v. op ons eerste gevoel af te gaan. We stappen in de valkuil van vertraging, die nergens toe leidt. Alle gedrag is communicatie
7
Stap 2: abstracties komen om de hoek kijken handelingsvraag groeit uit tot een probleem, abstract vraagstuk. Als daar een oplossing voor is denk je een stap verder te zijn, maar in de concrete situatie is eigenlijk niks veranderd. Stap 3: we gaan psychologiseren Je komt jezelf tegen. Je verwijt jezelf bijv. dat je geen beslissing neemt, je gaat je afvragen wat anderen er van vinden, etc. verlamming. Stap 4: we gaan er met anderen over praten Handelen wordt nu bijna onmogelijk. Sociale context gaat een rol spelen en de handelingsvraag gaat daarmee naar de achtergrond. Stap 5: de hulpverlener of adviseur wordt er bij gehaald. Methoden van veranderen 3 methoden als het om gedrag gaat: 1. Spelen (experimenteren) Doen, proberen met ander gedrag. 2. Opzoeken van de pijn en tot op het bot doorleven Ontwijk knelpunten niet. Zoek het op. Doorbreek tactieken van verdoving. 3. Afvragen wat normaal is en uitzoeken Andere mensen ontmoeten, eigen beelden testen. Laat je confronteren met je eigen normen en waarden. Je eigen normaliteit ontdekken kan begin zijn van een verandering.
Alle gedrag is communicatie
8
Hoofdstuk 5 Macht Essentie Nietzsche: kracht die aanwezig is kan gebruikt worden om status quo in stand te houden of nieuwe onmogelijkheden te onderzoeken en uit te proberen. Om de status quo te bewaren is macht over de ander nodig, om iets nieuws te scheppen niet. Zodra er sprake is van macht, is er sprake van remming in de groei. De krachtige mens wil macht over zichzelf krijgen, de zwakke mens probeert macht over een ander te krijgen om de wereld voorspelbaar te maken. In communicatie: macht is tweezijdig en kan pas uitgeoefend worden als de ander er op ingaat. Het gedrag van een ander kan je ontnemen te reageren zoals je dat zou willen. Macht gaat dan over het ontnemen van ruimte. In de realiteit van alledag zijn 5 machtsspelen te herkennen die voorbeelden zijn van tactieken van zwakte: 1. Technieken om medelijden op te roepen Verdriet roept ‘zorgen voor’ op. Er zijn veel verzorgers die graag voor iemand zorgen. Dus het kan ook omgekeerd. 2. Technieken om schuld op te roepen Schuldgevoel maakt dat je iets voor de ander gaat doen. In een normale relatie komt geen schuld voor. Schuld is een goede voedingsbodem voor gesloten communicatie. 3. Technieken die tijd en energie van de meerdere vergen Alles wordt aangegrepen om te vertragen. Daardoor moet de ander energie stoppen in zaken op gang krijgen, waardoor je uiteindelijk denkt dat je het maar beter zelf kunt doen. Terwijl er geen reden is waarom het niet kan. Je wordt zo moe van de ander dat je het maar zelf doet. 4. Technieken bedoeld als wraak of om te kwetsen Als je iemand op gevoelig punt raakt, verliest hij grip op situatie en krijgt de ander de overhand. Mensen zoeken vaker wraak dan je denkt. Denk niet te lief over de ander. 5. Technieken die gaan voer rationaliteit en waarheid Minst verdacht, maar roept wel meeste discussie op. Waarheid is ontzettend relatief en vaak niet relevant. Er wordt geen rekening meer gehouden met het gevoel.
Hoofdstuk 6 Conclusie: Wat kunnen we ermee? Het veranderen van jezelf Het gaat om bewustzijn. Concept dat je van de wereld hebt, bepaalt wat je ziet. Als je het concept verandert, verander je het gedrag. Je verandert je eigen gedrag door andere dingen te zien. In dit boek stonden 3 principes centraal die in hoge mate bepalen wat je (niet) ziet: 1. Watzlawick betrekking bepaalt betekenis van de inhoud. Gedrag ga je zien als een manier van communiceren. De inhoud wordt minder belangrijk dan de relatie. 2. Berne als kind nemen we beslissingen over latere leven, op intuïtie. We houden zelf onze wereld in stand door hetzelfde script af te draaien. 3. Laing sociale situatie: alles wat mensen fantaseren. We zijn medeverantwoordelijk voor een situatie. Het veranderen van groepen Groepen proberen status quo in stand te houden. Het geloof van een groep is niet reëel, maar men doet er alles aan om confrontatie met de realiteit uit de weg te gaan. Mensen kiezen ervoor om in collusies te leven opdat ze te eten hebben en aandacht krijgen. Binnen een groep spelen allerlei krachten. >NB: dit boek bevalt veel voorbeelden en uitwerkingen, die niet zijn opgenomen in deze samenvatting. Ze helpen echter het geheel te verduidelijken, het complete boek lezen is een aanrader.
Alle gedrag is communicatie
9