Nieuwsbrief, nr. 4, januari 2013
Inhoud Blz. 3. CSP-activiteit: Terug naar de risicosamenleving Blz. 5. Op de werkvloer: Een criminologe op Aruba Blz. 8. Boekbespreking: Bart de Koning – De veiliheidsmythe Blz. 10. Op de VU: Methodologie en statistiek Blz. 12. Levensbericht
Agenda 17 januari: Debat 'Mediaboefjes' bij De Balie met o.a. Jort Kelder en Gerlof Leistra www.debalie.nl/artikel.jsp?articleid=469495 24 januari: Symposium 'Criminele meisjes en vrouwen' http://www.boomlemma.nl/ 5 februari: NVK-studiemiddag 'Transparantie en methoden van onderzoek in de criminologie' http://www.criminologie.nl/downloads/nvk/fly er_studiemiddag_5_februari_2013.pdf 1 maart: Alumnimiddag Criminologie op de VU (wordt op korte termijn aangekondigd) 15 mei: Seminar 'Grensoverschrijdende politiesamenwerking' http://www.ciroc.nl/index.php 13 en 14 juni: NVK-congres 'Externe perspectieven op criminaliteit' www.criminologie.nl 1 en 2 juli: 'Resistance – Cultural Criminology Conference' op de VU http://www.rechten.vu.nl/nl/nieuwsagenda/agenda/2013/resistance-culturalcriminology-conference.asp 4 t/m 7 september: ESC-conferentie in Budapest, Bulgarije www.eurocrim2013.com/
2
CSP–activiteit: Terug naar de risicosamenleving Verslag door Bas ter Luun Crime Still Pays organiseerde op donderdag 6 december een lezing. Onder voorzitterschap van Henk Elffers deelden criminologen Marc Schuilenburg, Edward Kleemans en Ronald van Steden hun visie op de bestudering van criminaliteit en het veiligheidsdomein. De kijk op veiligheid in de criminologie schiet tekort. Een dynamischer en meer veelomvattender benadering is nodig om criminaliteit en de aanpak ervan te kunnen begrijpen. Met deze stelling begint Marc Schuilenburg – werkzaam bij de sectie criminologie en auteur van het boek Orde in Veiligheid, Een dynamisch perspectief – zijn lezing voor zo’n veertig geïnteresseerde alumni op donderdag 6 december. Op basis van een combinatie van empirie en filosofie, ongeveer tien jaar denkwerk en vele interviews met betrokkenen in het veld, pleit hij voor verandering in de criminologie. De presentatie van Marc Schuilenburg is levendig. Aan de hand van geprojecteerde foto’s en korte filmpjes bouwt hij zijn betoog op. Met een foto uit de jaren ’50 van de twist, de eerste dans in de westerse geschiedenis waarin de vrouw ‘losstaat’ van de man, laat hij zien dat deze ogenschijnlijk kleine verandering het uitvloeisel is van een grote maatschappelijke verandering: de emancipatie van de vrouw. Een criminoloog zou zo ook naar studieobjecten moeten kijken. Welke plek neemt het bestudeerde criminele gedrag (of de aanpak ervan) in binnen het grotere geheel? In welke relatie staat het tot andere – constant veranderende – gedragingen, personen, organisaties en maatschappelijke contexten? Marc Schuilenburg beschrijft dit proces in zijn presentatie met het ingewikkelde begrip assemblage, naar idee van de Franse filosoof Gilles Deleuze. De criminologie zou wat minder de ‘wat is…’ vraag moeten stellen en meer in moeten gaan op hoe crimineel gedrag en de aanpak ervan werkt. De aanpak van criminaliteit is de focus van de volgende spreker: Edward Kleemans. De aanpak van criminaliteit in Nederland is een lappendeken. Door uiteenlopende prioriteiten en belangen wordt samenwerking tussen verschillende overheidsorganisaties zoals politie, OM, Belastingdienst en gemeenten bij de aanpak van criminaliteit maar niet optimaal. Verschillende belangen spelen overigens niet alleen tussen partners. Ook binnen de partnerorganisaties bestaan verschillende prioriteiten die de zogeheten multidisciplinaire aanpak van criminaliteit zou kunnen bemoeilijken. Edward Kleemans noemt in deze context het pionierende werk van het Amsterdamse Van Traa-project. De derde en laatste spreker van de avond is Ronald van Steden: expert op het gebied politie en private veiligheidszorg en van verbonden aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de VU. Ronald van Steden ziet in het veiligheidsdomein veel dynamiek maar weinig slagvaardigheid. Een van de kritische punten hier bij is dat de rol van de staat binnen dit domein is vergroot.
3
Echter, tegelijkertijd is er sprake van een versplintering van taken en organisaties die zich met veiligheid bezighouden. De sprekers gaven veel stof tot nadenken. Dit was vooral te merken tijdens de paneldiscussie. Zo werd betwist dat de criminologie een statisch wereldbeeld zou hebben. Al met al een geslaagde en inspirerende avond.
4
Een criminologe op Aruba Carmen Tromp In 1986 begon ik mijn studie Criminologie aan de Vrije Universiteit. Om mijn kansen op de arbeidsmarkt in Aruba te vergroten heb ik ook strafrecht gevolgd. Na mijn afstuderen in 1992 in de studierichtingen strafrecht en criminologie duurde het nog een jaar voordat ik naar mijn geboorteland Aruba terugkeerde. Terug in Aruba heb ik een jaar voltijd als docent Engels (mijn beroep voordat ik rechten en criminologie ging studeren) gewerkt op mijn oude HAVO/ VWO school. In 1994 kreeg ik een baan bij de enige penitentiaire inrichting van Aruba, het Korrektie Instituut Aruba (KIA), als Hoofd Begeleiding. Ik moest leiding geven aan het personeel in de afdelingen medische zorg, sociaal-cultureel werk, scholing en sport. Ik was erg blij dat ik bij het gevangeniswezen kon werken omdat het gevangeniswezen altijd mijn interesse had. Mijn afstudeerscriptie ging over de detentiebeleving van buitenlandse vrouwen. Voor mijn scriptie heb ik gedurende 3 maanden stage gelopen in de PI de Singel (Bijlmerbajes) waar ik de buitenlandse vrouwen interviewde. Jammer genoeg duurde mijn tijd bij het KIA slechts 2 jaar. Aruba is een kleine gemeenschap waardoor de politiek overal een grote vinger in de pap heeft, zo ook in het KIA. Mijn verhaal zal te lang worden als ik deze periode uitgebreid zou beschrijven. Ik volsta om hier te zeggen dat mijn tijd in het KIA zeer leerzaam is geweest, mij het gevoel gaf dat ik meer had kunnen doen indien ik de ruimte hiervoor had gekregen, fijne en hardwerkende collega’s heb ontmoet die het werk moeten doen in soms erbarmelijke werkomstandigheden en dat het mij opnieuw de ogen heeft geopend dat de politiek dichter bij je staat dan je denkt. Enfin, de toenmalige minister van justitie vond dat ik te hoog opgeleid was voor het KIA en wilde mij op het parket van de officier overplaatsen. Ik besloot om naar de politie te gaan. In 1995 werd besloten om de rang van de korpschef (commissaris) van het Korps Politie Aruba (KPA) te wijzigen in hoofdcommissaris. Met de nieuwe rang (en nieuwe bezoldiging) kwam meer verantwoordelijkheid. De korpschef moest beschikken over een beleidsstaf die hem kon ondersteunen en van advies dienen. In 1996 was het zover. De beleidsstaf was compleet en ik werd juridisch beleidsmedewerker. Een jaar eerder werd de heer Adolpho (Dolfi) Richardson, ook een VU-criminoloog, als beleidsmedewerker aangesteld. Ondanks het verzet en tegenwerking van het geüniformeerd personeel jegens de burgers in de beleidsstaf (de politie zag het nut niet in van een beleidsstaf, want al die jaren hadden zij het werk zelf geklaard) heeft de beleidsstaf goed werk geleverd. De politiewetgeving werd gemoderniseerd, de politie-opleidingen werden vernieuwd, er kwam slachtofferhulp en de rechtspositie van het personeel werd gestroomlijnd. Al met al waren het mooie jaren bij de politie maar in 2001 was ik aan een nieuwe uitdaging toe. Het werd het parket van de Procureur-generaal (parket P-G). Als beleidsmedewerker op het parket van de P-G was ik belast met gratie- en rechtshulpverzoeken, de overdracht van de strafexecutie, de voorbereiding van zaken in hoger beroep, uitlevering en ander advieswerk. Het parket P-G was klein en de onderlinge verstandhouding was zeer goed, een groot verschil met het KIA en het KPA. Het contact met het parket van de officier (parket OvJ) evenwel was stroef. Het parket OvJ was ergens anders gesitueerd en deze scheiding deed zich gevoelen. In 2002, bij het aantreden van een Arubaanse P-G, werden de 2 parketten samengevoegd en gehuisvest in een nieuw gebouw. De naam werd toen veranderd in Openbaar Ministerie. En toen werd pas duidelijk hoe het Openbaar Ministerie ervoor stond. Er was een grote achterstand in de afhandeling van zaken in eerste aanleg, waardoor zaken noodgedwongen
5
werden geseponeerd vanwege tijdsverloop. Teneinde dit probleem aan te pakken besloot de PG om de beleidsmedewerkers in te zetten in de eerste lijn. Ook vond zij dat de parketsecretarissen beleidswerk moesten kunnen doen. Zo werd ik tevens juridisch medewerker en leerde ik het werk van een parketsecretaris. Iedere week was een juridisch medewerker aangewezen als piketambtenaar die alle nieuw binnenkomende zaken voor zijn rekening moest nemen. Op een dag had ik zelfs 25 nieuwe zaken binnengekregen! Als juridisch medewerker moest je zorgen dat alle relevante stukken binnen waren voor de voorgeleiding, moest je de formulieren in het strafproces opstellen en doorsturen, de zaken voorbereiden voor de ovj, de contacten met politie, advocaten, rechter-commissaris en het gerecht onderhouden. Ofschoon de hectiek van de dag mij niet aanstond en ik het bovendien niet prettig vond om achter de politie te moeten aanzitten om een proces-verbaal binnen te krijgen , kan ik nu zeggen dat deze ervaring ertoe heeft geleid dat ik een beter beeld kreeg van en inzicht in appèlzaken. Uiteindelijk heeft deze aanpak niet geleid tot meer en betere prestaties want door de nadruk op de zaken bleef het beleids- en advieswerk liggen. De situatie werd teruggedraaid en ik werd weer beleidsmedewerker. Op zoek naar weer een nieuwe uitdaging heb ik in 2004 gesolliciteerd op de functie van officier van justitie die in Aruba zou worden opgeleid. Er waren 2 andere kandidaten maar uiteindelijk werd niemand geselecteerd. Gelet op mijn leeftijd besloot ik om niet meer mee te doen in een volgende ronde. Deze ronde kwam pas in 2011! Eind 2004 was ik in Nederland om stage te lopen bij het parket Maastricht en het Hof in Amsterdam. In Maastricht ontmoette ik het hoofd van de parketsecretarissen en deze gaf mij het advies om een leidinggevende functie te zoeken. Hij dacht dat zo’n functie beter bij mij zou passen. Terug in Aruba zag ik een herhaalde oproep voor de vacature van het hoofd Steunpunt Aruba van de Kustwacht. Deze functie was al 2 jaar vacant. Ik besloot het advies van Martien uit Maastricht op te volgen en solliciteerde op de functie alhoewel ik noch maritiem noch technisch ben opgeleid. Ik kreeg concurrentie van 3 mannen: een militair, een douanebeambte en een politieman. Groot was mijn verbazing dat de keuze op mij was gevallen. Blij was ik natuurlijk omdat het een nieuwe stap in mijn loopbaan zou betekenen. Ik vond het idee dat ik leiding zou gaan geven aan een geüniformeerde dienst ook een beetje eng. Ik moest ook een uniform aantrekken en buitengewoon agent van politie worden. In 2005 maakte ik de overstap naar de Kustwacht. Ik kan me die eerste dagen nog goed herinneren. Net als bij de politie was men niet zo blij met een burger als hoofd, laat staan een vrouw. Ik moest laten zien wat ik waard was en het personeel overtuigen van mijn kennis en vaardigheden. En natuurlijk moest ik me wegwijs maken in de maritieme en technische wereld. Mijn grootste struikelblok bleek opnieuw de politieke situatie. De verkiezingen stonden voor de deur en de aanhang van de regeringspartij was prominent aanwezig. Men wilde zelfs weten op welke partij ik zou stemmen! Van de kustwachtleiding kreeg ik duidelijke opdrachten: zorgen dat het personeel zich aan de regels houdt, bevorderen van de integriteit, toezicht houden op het financieel en technisch gebeuren, om een paar dingen te noemen. Ik ben 4 jaren bij de kustwacht gebleven terwijl het personeel dacht dat ik binnen 2 maanden de benen zou nemen. Ik had graag langer bij de kustwacht willen werken maar op je 55-ste laten ze je gaan ofschoon de pensioenleeftijd in Aruba 60 jaar is voor ambtenaren. Ook bij de kustwacht heb ik veel geleerd. Ik kan nu over maritieme wetgeving praten, over motoren en andere technische dingen, over cutters, superrhibs en go fast, over operationele zaken, over het werken bij defensie als landsambtenaar. Daarnaast heb ik veel ervaring opgedaan als leidinggevende die heeft moeten knokken voor “mijn jongens”. De kustwachtleiding en –staf is merendeels militair, de jongens zijn lokaal. Je leert onderhandelen met militairen. Je moet ze kunnen overtuigen van het nut van veranderingen hetzij operationeel, hetzij rechtspositioneel. Vier jaar heb ik gevochten om een boot aan te schaffen voor patrouilles in ondiepe wateren langs de kust van Aruba om de dure en gevoelige super rhibs te besparen. Pas dit jaar is de kustwachtleiding overstag gegaan en ligt het vaartuig bij het Steunpunt.
6
Na mijn vertrek bij de kustwacht zou ik terug zijn gegaan naar het Openbaar Ministerie ware het niet dat een andere partij de verkiezingen in september 2009 had gewonnen. Ik zag alweer een uitdaging liggen en trok de stoute schoenen aan en verzocht een audiëntie bij de nieuwe minister van justitie. Twee weken na de installatie van het nieuwe kabinet mocht ik als beleidsadviseur voor justitie beginnen. Het bureau van de minister van justitie (Aruba heeft geen ministerie van justitie zoals Nederland) bestond uit 3 personen: de beleidsadviseur onderwijs, de beleidadviseur justitie en de secretaresse. Het personeel wordt ter beschikking gesteld aan de minister. Bij het aftreden van de minister gaat het personeel mee. Aangezien een nieuwe minister aantrad moest alles maar dan ook alles opnieuw opgezet worden. Voor Nederlanders zal het raar overkomen, maar zo werkt het nu eenmaal bij ons. Ik hield me praktisch met alles bezig en moest mijn aandacht verdelen over de 15 justitiediensten. Naarmate er meer personeel werd aangesteld op het bureau werden de werkzaamheden met hen gedeeld. Ik ben nu drie jaar beleidsadviseur en ben zeer tevreden over mijn werk. Ik kan bogen op een ruime ervaring binnen justitie en kan hierdoor de minister op vele terreinen adviseren. Ik heb in bijna 20 jaar justitie een enorm netwerk opgebouwd. Voorts ben ik zeer blij om vanuit deze functie een dienst als het KIA (Korrektie Instituut) van dichtbij te ondersteunen en datgene te realiseren wat in het verleden niet gelukt was. Recentelijk heb ik het vak penitentiair recht gedoceerd aan een nieuwe groep penitentiaire beveiligers en zeer waarschijnlijk zal ik volgend jaar hetzelfde vak verzorgen aan de nieuwe lichting penitentiaire inrichtingswerkers. Over 2 jaar word ik 60 en ben ik pensioengerechtigd maar als de gezondheid het toelaat en de politiek mee zit zou ik nog iets langer willen doorwerken. Mijn wens voor de toekomst is om een afdeling op te zetten waar criminologisch onderzoek gedaan wordt. Daarnaast zou ik het leuk vinden om de innovaties bij het gevangeniswezen voort te zetten. Wie weet, misschien zijn er nog interessante uitdagingen voor mij weggelegd?
7
Boekbespreking: Bart de Koning – De Veiligheidsmythe (uitgeverij Balans, 2012) Door Sietse Steenstra De tijden breken weer aan voor de familiebijeenkomsten met oude bekenden die allemaal willen weten ‘ wat je nu doet tegenwoordig’ of ‘waarom je criminologie bent gaan studeren’ of nog erger ‘waarom het nog steeds zo onveilig is in Nederland’. Vooral bij de laatste vraag is het nuttig dit boek bij de hand te hebben dan wel, als je dat teveel moeite kost in elk geval dit verslag! De Koning heeft z’n boek geschreven in opdracht van Stichting Politie Maatschappij en Veiligheid, een soort denktank met geld, gelieerd aan de Politie Academie die regelmatig studie- en onderzoeksopdrachten uitzet over onderwerpen die meestal gekoppeld zijn aan hun naam. Zo ook deze keer want de ondertitel van het boek luidt: Over politie, justitie en misdaad in Nederland. Bart de Koning heeft het boek geschreven in nauwe samenwerking met mensen van de stichting en daarnaast een behoorlijke hoeveelheid onderzoeksliteratuur bestudeerd en gesproken met een groot aantal insiders waaronder Jan Naeyé, Jaap Timmer en Hans Nelen om wat VUbekenden te noemen. Hoewel econoom van huis uit heeft hij zo toch een onderhoudend en interessant boek geschreven over een onderwerp dat ons allemaal aangaat. De Koning behandelt per hoofdstuk een wat hij zelf noemt ‘mythe of een misverstand omtrent veiligheid’ en gezien de achtergrond van het boek hebben die voor het grootste deel betrekking op de politie. Het boek begint met de constatering dat de veiligheid in Nederland niet onder doet voor die in de omringende landen maar dat er in Nederland wél meer fietsen worden gejat. De claims vooral van politici dat Nederland (veel) veiliger moet worden en zelfs ‘geen gevoelens van onveiligheid’ meer mogen heersen moeten dan ook als volstrekt onhaalbaar worden beschouwd. Ik zal de behandelde ‘misverstanden’ enigszins gerubriceerd aan de orde stellen. Hij besteed weinig aandacht aan de misdaad op zich en aan de slachtoffers maar twee ‘misverstanden’ zijn in dit verband te noemen. De indruk dat ouderen vaak slachtoffer zijn van misdaad mag in de media worden opgeroepen, de cijfers wijzen uit dat dat juist niet het geval is. Het opvallende is wel dat senioren zich van alle leeftijdsgroepen het meest onveilig vóelen. Ook het idee dat misdadigers met (grote hoeveelheden) geld de bovenwereld zouden corrumperen en daardoor dus dubbel gevaarlijk zijn moet worden beschouwd als een misverstand gebaseerd op de ‘Al Capone- mythe’ prachtig verbeeld in de film ‘The Untouchables’ met onder andere Robert de Niro. De opbrengsten van de Pluk-ze wetgeving blijven dan ook ver achter bij de gewekte verwachtingen. Zoals reeds aangegeven gaan de meeste ‘mythen’ dan wel ‘misverstanden’ over de politie. De meest simpele die nauwelijks behandeling verdienen zijn: de politie kan misdaad voorkomen en de politie kan mensen een veilig gevoel geven. Een stelling die daarmee in verband is te brengen is: (meer) blauw op straat maakt het veiliger. De Koning gaat uitvoerig in op de relatief grote toename van politiemensen in het laatste decennium die mede de bedoeling had meer mensen op straat te laten surveilleren en daardoor de veiligheid te vergroten. Hij geeft aan dat het merendeel van de toename niet op de straat terecht kwam maar vooral bij de ondersteunende diensten. Bovendien blijkt uit onderzoek dat ‘blauw’ maar een heel beperkt deel van zijn dienst op straat rondloopt maar vooral op het bureau bezig is en als hij op straat is de meeste tijd niet aan misdaad wordt besteed (ongeveer 15%) maar aan verkeer, overtredingen en veel ‘sociaal werk’.
8
Als het om misdaadbestrijding gaat noemt hij een paar ‘misverstanden’ die in de politiek en het publiek dan wel in het beleid nogal wat aanhangers vinden maar waar veel vraagtekens bij zijn te zetten bijvoorbeeld: zero tolerance werkt, snelheidscontroles redden mensenlevens en met afluisteren vang je veel boeven. Het idee van de zero tolerance overgenomen uit Amerika en dan vooral uit New York blijkt bij nader inzien daar helemaal niet de reden van de afname van misdaad te zijn geweest. Twee andere factoren waren van veel grotere invloed: de (grote) afname van het aantal arme zwarte jongeren door de toegenomen toepassing van abortus in lagere sociale klassen en de sterke vermindering van crackgebruik door zwarte jongeren. Het zeer beperkte effect van het afluisteren en van de snelheidscontroles heeft vooral te maken met de overload aan gegevens en de beperkte capaciteit aan personeel om er iets mee te doen. De Koning geeft aan dat de Nederlandse politie in vergelijking met omringende landen als Duitsland relatief weinig rechercheurs kent en dat die toch vooral de in de misdaadbestrijding een belangrijke rol spelen. Het oplossingscijfer dat in Nederland relatief laag is heeft vooral ook daarmee te maken. Dat wordt nog eens versterkt door de opvatting, het ‘misverstand’ dat je drugs hard moet bestrijden. De ‘war on drugs’ blijkt vooral negatieve effecten te hebben: een aanzienlijk deel van de mankracht van politie en justitie gaat zitten in de jacht op drugs en druggebruikers maar vaak in andere vorm: van alle vermogensdelikten wordt de helft van de verdachten/daders door de politie omschreven als drugsgebruiker, bij diefstal met geweld is dat 6 procent en bij ‘overige geweldsmisdrijven’ 29 procent. Veel gedetineerden zijn drugsgebruikers. Het (internationaal) vrijgeven van drugs zou grote gevolgen hebben voor de misdaadbestrijding want minstens de helft van alle criminaliteit in ons land is direct of indirect het gevolg van het verbod op drugs. Tenslotte twee ‘misverstanden’ die door elke weldenkende criminoloog bestreden kunnen worden: strenger straffen helpt en de Nederlandse politie en Justitie zijn te soft. Het was een veelgehoord argument van vooral Marokkaanse vaders een aantal jaren geleden maar ook die zijn langzamerhand met de neus op de feiten gedrukt dat er meer aan de hand is en vooral dat er meer aan gedaan moet worden ook in eigen huiselijke kring. De affaire met de dood geschopte voetbalscheidsrechter is daarbij een recent voorbeeld.
9
OP DE VU: Methodologie en statistiek. Door Sietse Steenstra Op een sociaal-wetenschappelijk onderzoeks- en onderwijsinstituut als dat van de criminologie zijn de kennis en het gebruik van goede methoden en technieken van onderzoek en van de statistiek natuurlijk van groot belang. Hoewel Bianchi , de eerste hoogleraar criminologie als jurist geen benul had van sociaal-wetenschappelijk onderzoek was hij wel zo verstandig al begin jaren zestig toen het criminologisch onderzoek aan de VU een aanvang nam, goed te keuren dat een statisticus of eigenlijk een statistisch rekenaar in dienst werd genomen. Het werd Meine Fernhout, die goed kon rekenen maar vooral ook goed gitaar spelen en toen zijn band succes begon te krijgen koos voor de muziek. Hij werd opgevolgd door Hans Gras, student sociale psychologie aan de UvA, dat in die jaren een goede reputatie had op het gebied van methodologie en statistiek. Hoewel de onderzoekers van toen, jaren zestig, in hun studie van sociologie en psychologie een gedegen onderzoeksopleiding hadden gekregen werd voor het eerste grote onderzoek (het Reclasseringsonderzoek) toch samenwerking gezocht met een onderzoeker van naam: Prof. Buikhuisen, net benoemd in Groningen als hoogleraar criminologie. Bert Snel die vanuit de VU het onderzoek verrichtte, werkte nauw met hem samen en heeft veel van hem geleerd. Toen in 1968 de opleiding criminologie startte was Snel dan ook de aangewezen man om de nieuwe studenten onderzoeksvaardigheden en statistiek bij te brengen met Hans Gras en later ook Johannes Stuyling de Lange als ondersteuning. In eerste instantie was de methodologie vooral gericht op vragenlijst- en observatieonderzoek en het gebruik van politie- en justitiecijfers en de daarbij behorende statistiek; allengs in de jaren zeventig werden onderzoeksstages geïntroduceerd en onderzoekspractica gehouden: studenten observeerden bijvoorbeeld rechtszittingen (G.Snel: Kijken in de rechtszaal Samson 1977). Snel werd ook de eerste lector in de empirische criminologie aan de VU. Hij vertrok in 1982 naar de UvA. Door de hervormingen in het universitair onderwijs begin jaren tachtig werd de ruimte voor een specifieke opleiding criminologie drastisch teruggebracht en daarmee ook de ruimte voor methodologie en statistiek. Johannes Stuyling de Lange en Cora Maas, die Hans Gras was opgevolgd, beperkten zich in hun onderwijs tot de basisgegevens maar hadden daarnaast ook tijd voor eigen onderzoek (Arthur Frid, Cora Maas en Johannes Stuyling de Lange: Allochtonen in ons Strafproces Amsterdam 1986). Begin jaren negentig werd criminologie een afstudeerrichting binnen Nederlands Recht. Guillaume Beijers was begin 1990 als methodoloog Cora Maas opgevolgd. Binnen de zeer beperkte tijd die beschikbaar was gaf Guillaume de basis onderzoeksmethoden en -technieken en Johannes de statistiek en toen Johannes vertrok deed Guillaume beide. Dat bleef hij doen tot 2002. In dat jaar werd de bachelor-masterstructuur in het wetenschappelijk onderwijs ingevoerd. Binnen de master rechtsgeleerdheid werd het aandeel criminologische vakken nog verder teruggebracht, waarmee ook Methoden en Technieken uit de afstudeerrichting verdween. Ook Guillaume deed daarnaast eigen onderzoek samen met andere onderzoekers van de afdeling en tot hij in 2004 volledig in dienst van de VU kwam ook met onderzoekers van andere instituten (o.a. WODC, Verwey-Jonker Instituut). Intussen was Catrien Bijleveld benoemd als hoogleraar empirische criminologie en de aangewezen persoon om de nieuwe opleiding criminologie van een solide basis onderzoeksmethoden en – technieken en statistiek te voorzien. Zij werd bijgestaan door Guillaume Beijers en vrij snel daarna ook door Anke Slotboom, maar toen die afscheid nam van de VU kwamen er nieuwe experts op dit terrein, onder andere Joke Harte en later ook Victor van de Geest. In de huidige vierjarige opleiding criminologie is ruim plaats ingeruimd voor onderzoeksvaardigheden.
10
In het eerste bachelorjaar zijn er twee cursussen Statistiek met hoorcolleges van Victor van der Geest, aangevuld met werkgroepen door Vere van Koppen en Steve van de Weijer en practicaSPSS van Joris Beijers, Rose Mandungu, Vere van Koppen en Chantal van de Berg. Het boek dat wordt gebruikt, ‘Applied Statistics for the Behavioral Sciences’ van Hinkle, Wiersma en Jurs (Houghton Mifflin 2003), behandelt de gebruikelijke statistische onderdelen, zoals de soort schalen waarop gemeten kan worden, soorten verdelingen in en van bestanden, verschillende analysemethoden en ook het steekproef trekken en het toetsen van hypothesen bij verschillende soorten bestanden. In de werkgroepen en practica wordt er danig mee geoefend, zodat het niet bij abstracte kennis blijft. In het tweede jaar wordt door Joke Harte hoorcollege gegeven in Methoden en Technieken, met werkgroepen van Guillaume Beijers. Gebruik wordt gemaakt van een leerboek geschreven door Catrien Bijleveld dat is toegespitst op de criminologie (Methoden en technieken van onderzoek in de criminologie Boom 2009) en dat behalve een aantal algemene begrippen als validiteit en betrouwbaarheid en de gebruikelijke wijzen van data verzameling en analyse van gegevens specifiek aandacht besteed aan typen van criminologisch onderzoek en de typische gegevensbronnen voor de criminologie als politie- justitie- en gevangenisgegevens. Ook in het tweede jaar is er een specifieke cursus Multivariate Analyse gegeven door Catrien Bijleveld op basis van haar eigen leerboek (Bijleveld Commandeur: Mulivariate Analyse Boom 2012) en practica van Steve van de Weijer en Joris Beijers. In het boek worden de gebruikelijke methoden, technieken en statistiek nog eens in vogelvlucht behandeld en komen vervolgens vier soorten multivariate technieken aan de orde. De technieken zijn onderscheiden op basis van de soort gegevens waarmee wordt gewerkt: zijn ze op intervalniveau of niet en zijn ze symmetrisch (gelijkwaardig dwz. niet onderscheiden in onafhankelijke en afhankelijke variabelen) of niet. Zo zijn er vier categorieën te onderscheiden bijv. asymmetrisch en op interval niveau dan is een regressieanalyse mogelijk, bij symmetrische gegevens op dat niveau een factoranalyse. In het derde bachelorjaar wordt door Frank van Gemert een cursus ‘Methoden en technieken van kwalitatief onderzoek’ gegeven bestaande uit practica gericht op het gebruik van geschreven bronnen, op het verwerven en gebruik van interviewgegevens resp. van observatiegegevens, aangevuld met een aantal hoorcolleges. Dit onderdeel wordt afgesloten met een klein tentamen aangevuld met een opdracht voor elk der drie soorten onderzoek. Het leerboek voor dit onderdeel is ook speciaal voor de criminologie samengesteld (T. Decorte en D. Zaitch (ed.) Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie Leuven 2009) Het derde jaar wordt afgesloten met een leeronderzoek. In groepjes van vijf begeleid door een docent krijgen de studenten een onderwerp waarvoor ze een empirisch onderzoek moeten uitvoeren. Het verslag van dit onderzoek is het afsluitende bachelorwerkstuk. Tevens moeten zij over de belangrijkste resultaten in een posterpresentatie houden. In de Master International Crimes and Criminology wordt een verplicht vak Methoden en Technieken gegeven. Catrien Bijleveld behandelt hier met de studenten specifieke methoden die toegesneden zijn op het onderzoek van internationale delicten en hun slachtoffers. In de reguliere Master Criminologie is het mogelijk om als keuzevak te kiezen voor een methoden vak als Voorgezette Methoden en technieken, Kwalitatieve onderzoeksmethoden of Spatial Criminology. Voor de beste studenten die onderzoeker willen worden of willen promoveren is het, na selectie, mogelijk om de Research Track te volgen. Deze track bestaat uit een extra half jaar waarin de studenten o.a. twee verplichte vakken volgen waaronder Voortgezette Methoden en Technieken, gegeven door Catrien Bijleveld en Victor van der Geest. In deze cursus komen enkele in de andere cursussen niet behandelde maar toch voor de criminologie belangrijke methoden aan de orde.
11
Levensbericht door Sietse Steenstra We kregen bericht dat op 5 oktober j.l. Birgit Cools is overleden. Birgit studeerde criminologie in de jaren tachtig en studeerde af eind 1985. Na haar afstuderen was ze een aantal jaren werkzaam bij de Jeugd- en Zedenpolitie te Amstelveen. Toen bij een eerdere grote reorganisatie van de politie de afdelingen Jeugd- en Zedenpolitie als zelfstandige eenheden werden opgeheven en de politie Amstelveen onderdeel werd van het Politiekorps Amsterdam-Amstelland verloor Birgit haar baan. Het kostte haar moeite een andere baan op haar eigen terrein te vinden en ze besloot het roer drastisch om te gooien. Ze volgde een vierjarige vakopleiding fotografie (die ze in drie jaar afrondde) en vestigde zich als zelfstandig fotograaf in Amstelveen. Toen sloeg, alweer achttien jaar geleden, het noodlot toe. Achter in de auto bij haar ouders gezeten, werden ze aangereden door iemand die geen voorrang verleende; hun auto begon te tollen en sloeg met de achterkant tegen een boom. Birgit hield er een ernstige whiplash aan over, met een lichte beschadiging van de hersenstam. Dat begon in de loop der jaren ernstiger vormen aan te nemen met visuele stoornissen en grote problemen om te focussen, waardoor het fotograferen vrijwel onmogelijk werd. Ze was gedoemd om vrijwel niets meer te kunnen doen, op beperkt vrijwilligerswerk na - onder andere in het Cobramuseum te Amstelveen - waar ze zich met hart en ziel voor inzette. Gelukkig kon ze nog wel zelfstandig wonen in haar flat in Amstelveen. Daar vond haar moeder haar in de badkamer; door een hartstilstand was ze gevallen en met haar hoofd tegen de muur geslagen. Birgit is 54 jaar geworden.
12