Agenda Opiniërende bijeenkomst
Dinsdag 17 januari 2012 Raadzaal in het Raadhuis, Dr. Langeveldplein 30, Sliedrecht 1.
Opening
Stukken
Richttijden
2.
Spreekrecht burgers over geagendeerde en nietgeagendeerde onderwerpen Personen die willen inspreken dienen dit uiterlijk vóór 12.00 uur op de dag van de bijeenkomst aan de griffier te melden. De spreektijd is maximaal 5 minuten per persoon. Bij dit agendapunt vindt inventarisatie van spreker(s) plaats.
3.
Vaststellen agenda
agenda
4a.
Mededelingen portefeuillehouders Raadsleden kunnen over alle voor deze vergadering bestemde college-informatiebrieven (opgenomen bij ingekomen stukken) aan de portefeuillehouders korte toelichtende vragen stellen.
college-informatie- 20.35-20.40 brief, (zie link ingekomen stukken)
4b.
Mededelingen van de vertegenwoordigers in de gemeenschappelijke regelingen
20.40-20.45
5.
Mondelinge vragen (rondvraag) De raadsleden zijn in de gelegenheid korte vragen aan het college te stellen over actuele gebeurtenissen. Deze vragen worden van tevoren ingediend.
20.45-20.50
6.
Besluitenlijst en actiepuntenlijst van de opiniërende bijeenkomst van 13 december 2011 De raadsleden wordt gevraagd de besluitenlijst en actiepuntenlijst vast te stellen.
besluitenlijst actiepuntenlijst
20.50-20.55
7.
Ingekomen stukken De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen.
overzicht (voor bijlagen zie link ingekomen stukken)
20.55-21.00
aanbiedingsbrief notitie
21.00-21.30
20.00-20.30
20.30-20.35
Onderwerpen Burger en Bestuur 8.
Toekomstperspectief Sliedrecht Bespreken notitie toekomstperspectief.
9.
GR Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid De raadsleden wordt gevraagd het college van burgemeester en wethouders toestemming als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen te verlenen om de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid te wijzigen conform het voorstel.
aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit GR Veiligheidsregio Z-H Z incl. brief
21.30-21.40
Onderwerpen Welzijn en Zorg 10.
Herbenoeming bestuursleden Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht en Sliedrecht (OPOPS) De raadsleden wordt gevraagd: 1. kennis te nemen van de voordracht van mevrouw Van der Hoek als bestuurslid van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht en Sliedrecht namens de gemeenteraden en 2. de onderstaande bestuursleden van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht en Sliedrecht als volgt te herbenoemen: - de heer Büscher op bindende voordracht van de oudergeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad conform het rooster van aftreden tot 1 januari 2014; - de heer Troost op voordracht van de personeelsgeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad conform het rooster van aftreden tot 1 januari 2014 en -mevrouw Van der Hoek op voordracht van de gemeenteraden gezamenlijk conform het rooster van aftreden tot 1 mei 2015
aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit bijlage
21.40-21.50
11.
WMO Beleidsplan Sliedrecht 2012-2015 De raadsleden wordt gevraagd het Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015 “Elkaar ondersteunen” d.d. 21 december 2011 vast te stellen.
aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit Wmo-beleidsplan bijlagen
21.50-22.05
Onderwerpen Ruimte en Groen 12.
Startnotitie voor het opstellen van een nieuwe kadernota bewonersparticipatie De raadsleden wordt gevraagd de voorgestelde startnotitie met betrekking tot het opstellen van een nieuwe kadernota bewonersparticipatie vast te stellen.
aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit startnotitie
22.05-22.20
13.
Bestemmingsplan manege Alblas De raadsleden wordt gevraagd: 1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan manege Alblas geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat
aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit bijlagen
22.20-22.35
de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. de zienswijze van de provincie Zuid-Holland ongegrond te verklaren; 3. de zienswijze van de N.V. Nederlandse Gasunie gegrond te verklaren; 4. de zienswijze van reclamanten 1 tot en met 4 ongegrond te verklaren; 5. het bestemmingsplan manege Alblas, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp23manegealblas3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van juli 2011, met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen in overeenstemming met de bij het raadsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ‘Staat van wijzigingen’; 14.
Evaluatie Waterbus De raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met de evaluatie Waterbus en het jaarlijks evalueren van de Waterbus
15.
Sluiting
aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit
22.35-22.45
22.45
De voorzitter,
M. Visser De voorzitter gaat ervan uit dat alle technische en informatieve vragen voor de vergadering aan de griffie,
[email protected], zijn gemaild zodat de vergadering hiermee niet wordt belast.
Vergaderstukken De (digitale) agenda en de voorstellen staan op www.sliedrecht.nl/raad. De (papieren) agenda, de verslagen en de voorstellen liggen vanaf donderdag 12 januari 2012 ter inzage in de publiekshal van het gemeentekantoor aan de Industrieweg 11.
Concept-BESLUITENLIJST Opiniërende bijeenkomst
Dinsdag 13 december 2011 Raadzaal in het Raadhuis, Dr. Langeveldplein 30, Sliedrecht M.J. Bisschop-Roodbeen M. Visser T.C.C. den Braanker L.A. Huijser H.M. Mulder C.N. de Jager Ph.G. Mak M.C. Quist G.J. Visser-Schlieker T.W. Pauw W.H. Blanken M. Sneijder A. van Gameren C.A. de Bruin J.J. Huisman B. van der Plas A. van Rees W.J. Dunsbergen K. Kuiken V.E. Prins J.L. de Vries L. van Rekom C.E. Verschoor M.M. de Jager-van 't Kruijs A. de Winter A. Overbeek A.G.M. Van de Vondervoort J.P. Tanis J.A. Lavooi A. de Waard D. van Kimpel P. Sertons C. van Dijk 1.
raadslid raadslid raadslid raadslid raadslid raadslid burgerraadslid raadslid raadslid raadslid raadslid raadslid raadslid raadslid raadslid burgerraadslid burgerraadslid raadslid raadslid raadslid burgerraadslid raadslid raadslid burgerraadslid voorzitter/burgerraadslid raadsgriffier wnd burgemeester wethouder wethouder wethouder spreker spreker spreker
Opening Afmelding: de heer Visser en mevrouw Visser komen iets later
Stukken
Richttijden
2.
20.00-20.30
Spreekrecht burgers over geagendeerde en nietgeagendeerde onderwerpen Personen die willen inspreken dienen dit uiterlijk vóór 12.00 uur op de dag van de bijeenkomst aan de griffier te melden. De spreektijd is maximaal 5 minuten per persoon. Bij dit agendapunt vindt inventarisatie van spreker(s) plaats. Aanmelding en spreker: de heer D. van Kimpel, penningmeester stichting Open Jeugdwerk, over agendapunt 8 Open Jeugdwerk Vragen van Huijser
3.
Vaststellen agenda
agenda
20.30-20.35
Spreker: Pauw wenst ordevoorstel over agendapunt 10, wordt overgenomen Voorzitter: Agendapunt 5 vervalt Besluit: Agendavoorstel akkoord 4a.
Mededelingen portefeuillehouders Raadsleden kunnen over alle voor deze vergadering bestemde college-informatiebrieven (opgenomen bij ingekomen stukken) aan de portefeuillehouders korte toelichtende vragen stellen. Sprekers: • Bisschop-Roodbeen wenst bespreking over welzijnsonderwerpen en wenst duidelijkheid over lobby van A15. • Huijser vragen over de Derde Merwedehaven. • Pauw over de Derde Merwedehaven. • Mw De Bruin ondersteunt het verzoek van Bisschop-Roodbeen • Van Rekom wil van de raad weten of een motie over de A15 tot de mogelijkheden behoort. • Dunsbergen wil ook graag meer informatie over het onderwijsbeleid irt de welzijnsonderwerpen. • Blanken wenst ook bespreking over de welzijnsonderwerpen. Portefeuillehouders: • Lavooi over welzijnsonderwerpen en agendering, voorstel van Overbeek over inzet van de agendacommissie voor de agendering (datum en voorbereiding) wordt ondersteund. • De Waard over de A15 en Derde Merwedehaven (interrupties Pauw en Dunsbergen). • Tanis over onderwijsbeleid
college-informatie- 20.35-20.40 brief (is maandag 12 dec om 10.32 uur op de website geplaatst, aangeboden vrijdagmiddag)
De heer Visser en mevrouw Visser zijn aanwezig Van Rekom concludeert dat hij volgende week in de extra raadsvergadering met een motie over de A15 komt. Conclusie voorzitter: voldoende besproken 4b.
20.40-20.45
Mededelingen van de vertegenwoordigers in de gemeenschappelijke regelingen Geen opmerkingen
5.
Mondelinge vragen (rondvraag) De raadsleden zijn in de gelegenheid korte vragen aan het college te stellen over actuele gebeurtenissen. Deze vragen worden van tevoren ingediend.
20.45-20.50
Aanmeldingen: geen Agendapunt vervalt 6.
Besluitenlijst en actiepuntenlijst van de opiniërende bijeenkomst van 15 november 2011 De raadsleden wordt gevraagd de besluitenlijst en actiepuntenlijst vast te stellen.
besluitenlijst actiepuntenlijst
20.50-20.55
overzicht
20.55-21.00
Besluit: Besluitenlijst wordt vastgesteld Actiepuntenlijst: Nr 4: blijft staan Nr 6: blijft staan Nr 24: blijft staan Nr 28: blijft staan, wordt waarschijnlijk 14 februari Nr 30: afgehandeld Nr 32: blijft staan Nr 33: blijft staan, schuift door naar 24 januari (komt van 20 september Nr 35: punt 2 blijft staan, punt 1 vanavond en vervalt daarmee, zie tevens nr 46 Nr. 37: blijft staan Nr. 38 t/m 45: blijft staan Nr. 46: afgehandeld, zie punt 35 Nr. 47 t/m 49: blijven staan Nr. 50: blijft staan Nr. 51 t/m 54: blijven staan Doorlopende actiepunten (14, 27 en 31) blijven staan Besluit: Actiepuntenlijst is akkoord 7.
Ingekomen stukken De raadsleden wordt gevraagd om de ingekomen stukken voor kennisgeving aan te nemen.
Onderwerpen Welzijn en Zorg 1. Overzicht verleende en afgewezen subsidies 2011 Besluit: ingekomen stukken lijst vastgesteld 8.
Startnotitie ‘doorlichting Stichting Open Jeugdwerk’ De raadsleden wordt gevraagd de startnotitie ‘doorlichting Stichting Open Jeugdwerk Sliedrecht’ vast te stellen
aanbiedingsbrief raadsvoorstel raadsbesluit startnotitie
21.10-21.20
Sprekers: Pauw, De Bruin (interruptie Pauw en Sneijder), Mulder (interruptie Pauw), De Vries, Van Rekom. Portefeuillehouder Lavooi (interrupties Sneijder, Pauw, Van Rekom, Huijser en Van Rekom) Sprekers 2e termijn: Mulder, De Vries, De Bruin, Van Rekom (interruptie Pauw) Portefeuillehouder Lavooi (interruptie Sneijder) Spreker Van Rekom verzoekt om duidelijkheid over de startnotitie. Advies / Conclusie voorzitter: • Portefeuillehouder herschrijft de notitie naar het juiste format • Via opiniërende bijeenkomst naar de raad
Onderwerpen Ruimte en Groen 9.
Startnotitie voor het opstellen van een nieuwe kadernota bewonersparticipatie De raadsleden wordt gevraagd de voorgestelde startnotitie met betrekking tot het opstellen van een nieuwe kadernota bewonersparticipatie vast te stellen. Sprekers: Pauw, Huijser, Prins, Verschoor, Huisman Portefeuillehouder De Waard (interruptie Pauw, Huijser, Huisman, Pauw) Spreker Huijser Advies / Conclusie voorzitter: • Portefeuillehouder komt met een notitie in het juiste format naar een eerstvolgende opiniërende bijeenkomst
21.20-21.30 aanbiedingsbrief incl. raadsvoorstel en raadsbesluit startnotitie
Onderwerpen Burger en Bestuur 1. Tarieven reisdocumenten 2012 (paspoort en identiteitskaart) 2. Werkplan griffie 2012 Besluit: ingekomen stukken lijst vastgesteld 10.
Rapport Rekenkamer “Sturingskracht van de raad” raadsvoorstel De raadsleden wordt gevraagd: raadsbesluit 1. De regie op de inhoudelijke agenda te hernemen en rapport daartoe: • Het college opdracht te geven, een lange termijn planning op te stellen, aan de hand van het raadsprogramma en het (geactualiseerde) uitvoeringsprogramma voor de huidige raadsperiode, ter vaststelling van de raad, uiterlijk eind januari 2012, • daarna het college na te laten denken over de gewenste positie van Sliedrecht in de regio over twintig jaar en de uitkomsten daarvan aan de raad voor te leggen in een (geactualiseerde) structuurvisie, uiterlijk medio 2012. • de inhoud van de lange termijn planning en structuurvisie als ijkpunt voor het politieke debat in het algemeen en jaarlijkse P&C-producten in het bijzonder te gebruiken en, Het college opdracht te geven er voor te zorgen dat de jaarlijkse P&C-producten en raadvoorstellen SMART zijn geformuleerd. 2. Er bij het college op aan te dringen dat het management in de organisatieontwikkeling permanente en consequente aandacht heeft voor het ontwikkelen van politieke sensitiviteit en een strategische adviesfunctie bij de organisatie. Dit door als management het goede voorbeeld te geven en uit te dragen en hieraan consequent tijdens functionerings- en beoordelingsgesprekken en tijdens de dagelijkse uitvoering expliciete aandacht te besteden, maar ook door medewerkers te trainen in het politiek adviseren van college en raad en het schrijven van goede raadsvoorstellen. Draag het college op zich via de paragraaf Bedrijfsvoering van de verschillende P&Cproducten te verantwoorden over de ontwikkelingen op dit gebied. •
3. De regie op de inhoudelijke kwaliteit te hernemen en daartoe: • Onder verantwoordelijkheid van het presidium (bijv. de griffie) een format te ontwikkelen voor raadsvoorstellen, met daarin aandacht voor
21.30-22.30
•
overzichtelijkheid, leesbaarheid en volledigheid. . Er voor zorgend dat raadsvoorstellen hierdoor voldoende basisinformatie, contextinformatie en de consequenties van de gemaakte keuze(s) bevatten om de relevantie van het raadsvoorstel te kunnen begrijpen, de relatie met het raadsprogramma en structuurvisie (zie aanbeveling 1) te kunnen zien en een standpunt te kunnen innemen. het college te verzoeken het management opdracht te geven dat het format wordt vertaald naar werkafspraken voor de organisatie en toe te zien op naleving van het format.
onder verantwoordelijkheid van het presidium (bijv. de griffie) de kwaliteit van raadsvoorstellen te laten toetsen voordat deze aan de raad worden aangeboden en daarmee de kwaliteit van de informatievoorziening te bewaken analoog aan bovenstaande eenzelfde format voor startnotities te ontwikkelen, zodat de raad in staat is om vooraf keuzes te maken en een eenduidige, heldere richting aan te geven. 4. Er op toe te zien dat het college afspraken uit documenten, zoals het Handvest Actieve Informatievoorziening 2010 en allerlei toezeggingen, nakomt. 5. Het college te suggereren de breed gedragen wens tot verbetering te markeren en gebruiken door met de raad en het management een werkconferentie te organiseren waarin de basis gelegd kan worden voor het creëren van synergie. Begin daar met het zoeken naar helderheid over de wederzijdse wensen en verwachtingen over de rolinvulling van de verschillende actoren. 6. Draagt het college op zich, vanaf nu,via een nieuw te introduceren paragraaf in alle reguliere P&C-producten te verantwoorden over de uitvoering van de aanbevelingen uit rekenkameronderzoek, 213aonderzoek, accountantsrapportages en overige relevante onderzoeks- en adviesrapporten. •
Aan tafel schuiven aan de voorzitter van de RKC, dhr Sertons, en de onderzoeker van Necker van Naem, dhr Van Dijk. Introductie op het rapport door Sertons Sprekers: Van Rekom, Van Gameren (interruptie mw Visser), mw Visser (interruptie Van Gameren en Dunsbergen), Dunsbergen, Den Braanker (mw Visser en Dunsbergen, Van Rekom, Dunsbergen, Van Gameren. Mw Visser, Van Rekom, den Braanker, Van Rekom, Den Braanker, Dunsbergen). Vraag mw Visser over pag 17.
Sprekers vanuit de RKC: Van Dijk (interruptie Dunsbergen) Sprekers: Van Gameren, Den Braanker Sprekers vanuit de RKC: Sertons (interruptie Van Rekom) Advies / Conclusie voorzitter: • Agendacommissie voor agendering in een volgende (hamer)raadsvergadering 11.
Instellen Agendacommissie Sliedrecht De raadsleden wordt gevraagd in te stemmen met het instellen van een agendacommissie van de gemeenteraad van Sliedrecht door het vaststellen van twee raadsbesluiten die gebaseerd zijn op twee Reglementen van Orden.
raadsvoorstel raadsbesluiten
22.30-22.40
Sprekers: Van Rekom, Den Braanker, Dunsbergen, Van Gameren, mw Visser Advies / Conclusie voorzitter: • Voor het weekend worden door de fracties personen voorgedragen via de mail aan de griffier. • Hamerstuk ZONDER stemverklaring (20/12) 12.
raadsvoorstel Verordening op de vertrouwenscommissie raadsbesluit Sliedrecht 2011 De raadsleden wordt gevraagd: verordening I. In te stellen een vertrouwenscommissie voor de voorbereiding van de aanbeveling inzake de vervulling van de vacature burgemeester; II. Vast te stellen de verordening op de vertrouwenscommissie voor de vervulling van de vacature burgemeester.
22.40-22.50
Sprekers: Sneijder (interrupties Van Gameren, Den Braanker) Advies / Conclusie voorzitter: • Hamerstuk MET stemverklaring (20/12) 13.
Afscheid mevrouw M.M. de Jager-van ’t Kruijs
22.50
14.
Sluiting
23.00
Om 22.53 uur
De voorzitter, A. de Winter
ACTIEPUNTENLIJST OPINIËRENDE BIJEENKOMST (versie 13-122011)
n.a.v. 13 december 2011 (behandeling 17 januari 2011) Nr. datum Omschrijving 4
6-9- Opiniërende bijeenkomst informeren over de evaluatie (projecten) n.a.v. 2010 ‘Resultaten Rekenkamercommissie-onderzoek aanbevelingen rapporten Kerkbuurt en kunstgrasvelden’
6 25-10- Reactie op fenomeen dat diverse toezeggingen van college voor 1e kwartaal 2010 2011 staan en er weinig vergadermomenten zijn
Afhandeling Beoogde datum A.G.M. van wordt de betrokken bij Vondervoort de P&C-cyclus
A.G.M. van na het de zomerreces Vondervoort 2011
24
29-3- Aanbieding uitwerking eerste innovatieve plannen i.h.k.v. de Brede 2011 Doorlichting
J.P. Tanis
januari 2012
28
31-5- agendering Drechtwerk in informatieve of opinierende bijeenkomst 2011
J.A. Lavooi
waarschijnlijk 14 feb 2012
32
14-6- Up-date grote projecten dit najaar J.P. Tanis 2011 14-6- In het Groot Presidium discussie over handelswijze zienswijze Begroting A.G.M. van 2011 GRD de Vondervoort
33
35
30-8- Startnotities 2011 2. Herijking jeugdbeleid
37 11-10- agendering het Plaatje 2011
Jeugdbeleid
1-dec-11 Groot Presidium 24 jan 2012 (20 sep > 22 nov 2011)
opstellen: J.A. Lavooi 2. mei 2012 J.P. Tanis
dec 2011 / jan 2011
38
8-11- Lijst van PRO Sliedrecht openstaande toezeggingen neemt raadsvoorzitter A.G.M. van 2011 door met griffier en rapporteert de Vondervoort
39
8-11- Notitie over RIEC en Veiligheidshuis wat Sliedrecht heeft gehad aan de A.G.M. van medio 2012 2011 voorzieningen de Vondervoort 8-11- Op 4 onderdelen wordt i.h.k.v. brede doorlichting teruggekomen en worden J.P. Tanis januari 2012 2011 tweetal zaken aan toegevoegd: opzet kerntakendiscussie en hoe om te gaan met reserves en voorzieningen
40
41
8-11- De Onderwijsvisie, waarbij wordt ingegaan op inhoudelijk beleid en J.A. Lavooi 2011 huisvestingsbeleid en afzonderlijk daarvan ook op uitkomsten Prickwaertoverleg
42
8-11- Notitie toekomst worden vragen en opmerkingen m.b.t. Drechtsteden A.G.M. van 2011 meegenomen, zodat deze in een later stadium in een discussie in de raad de kunnen worden meegenomen Vondervoort
43
8-11- Voorstel locatie Lanser/De Stoep en hierin wordt meegenomen ruimtelijke en J.A. Lavooi 2011 financiële randvoorwaarden incl. exploitatiekosten
1e kwartaal 2012
44
8-11- Actualisatie Benedenveer locatie J.A. Lavooi 2011 8-11- Op het moment dat o.g.v. regionale ontwikkelingen m.b.t. woningbouw het J.A. Lavooi 2011 beleid van Sliedrecht aanpassing verdient, komt de wethouder met nadere voorstellen naar de raad.
1e kwartaal 2012
47
8-11- Notitie over 3 grote zorgthema’s waarin expliciet wordt opgenomen over J.A. Lavooi 2011 welke onder-werpen de raad invloed kan uitoefenen en op welke wijze men ze kan vormgeven
december 2011
48
8-11- Discussie notitie over wijkgericht werken en bewonersparticipatie 2011
45
49
begin 2012
A.G.M. van 1e kwartaal de 2012 Vondervoort 8-11- Notitie over grondexploitatie en grondbeleid komt tzt., college nog niet uit op J.A. Lavooi 2011 welke termijn deze komt, over die termijn wordt de raad later geïnformeerd
50
8-11- Aandacht in informatiebrief van het college aan de raad over onderzoeksopzet A. de Waard december 2011 2011 van de gemeentewerf
51
9-11- Grondbeleid: er komt over de inhoud afstemming met de raad voordat deze J.A. Lavooi 2011 wordt geschreven
52
9-11- Als er een formeel verzoek voor steun komt van de Grienden zal de raad J.P. Tanis 2011 worden geïnformeerd
53 15-112011 Agendering van Provinciale Structuurvisie 54 15-11- Agendering evaluatie ‘Pilot met Buurttoezicht’ 2011
doorlopende actiepuntenlijst
J.A. Lavooi
1e kwartaal 2012 A.G.M. van na het de zomerreces Vondervoort 2012
14
25-1- Tweejaarlijkse tussentijdse rapportage van het Uitvoeringsprogramma 20102011 2014 (bij zomernota en begroting)
A.G.M. van de Vondervoort
27
31-5- verzoek van raad aan college om de punten van de actiepuntenlijst zoveel 2011 mogelijk via de Informatiebrief van het college af te handelen
A.G.M. van de Vondervoort
31
14-6- Structurele kosten in de Jaarrekening mogen niet meer keer op keer als J.P. Tanis 2011 eenmalig worden ingeboekt
Ingekomen stukken opiniërende bijeenkomst 17 januari 2012 BURGER EN BESTUUR 01.
(Financiële) voortgangsrapportage projecten en college informatiebrief (2 bijlagen)
WELZIJN EN ZORG 02.
Ontwikkelingen GGD en Digitaal Dossier JGZ (aanbiedingsbrief)
03.
Gewijzigde begroting 2012 Drechtwerk en begeleidende brief (2 bijlagen) RUIMTE EN GROEN
04.
Rapport Derde Merwedehaven, brief aan gemeenteraad, brief resultaten asbestmetingen, rapport asbestmetingen (3 bijlagen)
Toekomst van Sliedrecht 1. Over relevante ontwikkelingen Ontwikkelingen op het gebied van economie, maatschappij, natuur en milieu en natuurlijk politiek volgen elkaar in rap tempo op. Ook Sliedrecht wordt door tal van ontwikkelingen geraakt. De wereldwijde economische crisis bijvoorbeeld heeft zijn weerslag op Sliedrecht, evenals de veranderende Nederlandse volksaard. Er gebeurt van alles in het samenwerkingsverband ‘Drechtsteden’ en met de Gemeenteraadsverkiezingen en de Tweede Kamerverkiezingen van 2010 zijn nieuwe bestuurders verkozen met soms nieuwe ideeën. Het is goed om na te denken over waar je staat als dorp, als gemeente. Over hoe je de toekomst van Sliedrecht ziet. De gemeenteraad en het college van Sliedrecht hebben aangegeven dat zij het belangrijk vinden dat nu gezamenlijk te doen. Dit document is een notitie voor het voeren van precies die discussie. In dit inleidende hoofdstuk worden kort enkele relevante ontwikkelingen beschreven, waarna de huidige situatie van Sliedrecht wordt geschetst en oplossingsrichtingen worden aangereikt. Bestuurlijke en sociale vraagstukken zijn steeds minder eenduidig. Ontwikkelingen op sociaal, politiek en economisch gebied hangen veelal met elkaar samen, waardoor ook de oplossing voor problemen een complexe aangelegenheid wordt. Ontwikkelingen zijn niet statisch. Dat in ogenschouw nemend wordt aantal belangrijke ontwikkelingen benoemd, zonder daarbij uitputtend te zijn. Globalisering en veranderende ‘volksaard’ Door het wegvallen van ‘grenzen’ (soms letterlijk, soms gevoelsmatig door toegenomen mobiliteit, media, interactie met andere culturen) is de samenleving opener en complexer geworden. Mensen zijn niet langer onderdeel van één strak omkaderde groep met eigen normen en waarden. Dit biedt kansen maar voor een deel ook onrust. Het leidt veelal tot een andere behoefte aan nabijheid, geborgenheid en identiteit. Deze ontwikkeling is al lang aan de gang. Burgers zijn mondiger, roeren zich vaker en denken mee bij ontwikkelingen. Veel burgers willen tevens meer ruimte voor een eigen levensstijl en eisen aan de andere kant nadrukkelijkere grenzen voor de effecten van de levensstijl van een ander. Burgers zijn minder snel tevreden en er leeft bij velen een gevoel van wantrouwen/cynisme tegenover de politiek, of dat nu lokaal of landelijk is. Er worden dan ook andere en hogere eisen gesteld aan de overheid, ook aan de lokale overheid. Overheid niet langer alleen aan het roer De overheid kan steeds minder beslissingen alleen nemen en uitvoeren. Een gemeente die luistert naar haar burgers en met ze samenwerkt is krachtiger. Het versterken van de uitvoeringskracht door het aangaan van externe coalities is voor alle partijen in Sliedrecht een belangrijk thema. Externe partners, brengen expertise en ervaring in en zij kunnen voor groter draagvlak zorgen. Tegelijkertijd kunnen deze partners aan de voorkant meedenken, meewerken en in bepaalde gevallen zelfs meebeslissen. Werken aan deze verschillende niveaus van burgerparticipatie is een gewenste ontwikkeling. Economische en ontwikkelingen De wereldwijde economische crisis is bezig zijn weerslag te krijgen op Sliedrecht. Reeds bij aanvang van de nieuwe collegeperiode was duidelijk dat er financieel zwaar weer op komst was. Rijksbezuinigingen leiden ook in Sliedrecht tot een forse bezuinigingstaakstelling. Daarbij heeft de economische crisis effecten op bijvoorbeeld de woningbouw en krijgen bedrijven het zwaar. Tenslotte neemt mede als gevolg van de economische crisis de aandacht voor duurzaamheid toe.
1
Politieke ontwikkelingen Zelden heeft de Nederlandse politiek zulke roerige tijden beleefd als de afgelopen 10 jaar. Gevestigde partijen hebben sinds 2000 veel kiezers verloren aan 'nieuwkomers' in de politiek. De stijl van politieke bedrijven is aan verandering onderhevig. Ook bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen zien we een verschuiving; veel lokale partijen hebben het heel goed gedaan ten koste van de gevestigde landelijke partijen. Ontwikkelingen op beide niveaus hebben invloed op de bestuurlijke verhoudingen op lokaal niveau. Plannen kabinet De ingrijpende maatregelen in het regeerakkoord geven de gemeenten een grotere maatschappelijke rol. Decentralisatie van jeugdzorg, zorg (delen van de AWBZ) en één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt leiden tot een aanzienlijke verbreding van het takenpakket van de gemeenten. De WGR-plus zal worden afgeschaft, en er wordt ingezet op ten hoogste twee bestuurslagen die betrokken zijn bij eenzelfde beleidsonderwerp. Gemeentelijke herindeling mag alleen van onderaf tot stand komen. Mediatisering van de samenleving Internet en social media hebben de samenleving veranderd. Burgers hebben steeds meer de behoefte aan moderne manieren van informatieoverdracht en dienstverlening. Die verandering heeft invloed op het functioneren van de overheid. Hoe de overheid daar rekening mee moet houden is een vraag waarop nog geen eenduidig antwoord is gegeven. Demografische ontwikkelingen De samenstelling van de Nederlandse bevolking verandert. Vergrijzing en krimp zijn in meerdere regio's nu al aan de orde. Ook voor de Drechtsteden wordt krimp verwacht, maar het precieze verloop is nog moeilijk te voorspellen. In de Sliedrechtse samenleving worden de gevolgen van de vergrijzing langzaam zichtbaar. Dat laatste vraagt wellicht een andere dienstverlening. Zowel van de kant van de overheid, als ook van zorginstellingen en private partijen. Overheden en het bedrijfsleven moeten om kunnen gaan met veranderende vraag. Ontwikkelingen in de Drechtsteden en ZHZ De laatste tijd is de samenwerking binnen de Drechtsteden door verschillende instanties tegen het licht gehouden. Zo deed de commissie Meijdam een externe visitatie en heeft de commissie Scholten II van binnenuit de samenwerking bekeken. Er zijn allerlei inhoudelijke aanbevelingen gedaan, maar de regionale samenwerking staat in principe niet ter discussie. De samenwerkende gemeenten zien de samenwerking als nuttig. Wel zijn er ontwikkelingen binnen de Drechtsteden die nopen tot reflectie. Bij vooral ‘nieuwelingen’ in het netwerk zien we een verminderd gevoel van eigenaarschap. Er zijn verschillende politieke opvattingen over de samenwerking. Deze divergerende opvattingen in de regio zorgen ervoor dat nog niet uitgekristalliseerd is waar ‘we’ met het netwerk naar toe willen. De Drechtsteden is dan ook gestart met een traject richting een visie op zijn toekomst. Op de schaal van Zuid-Holland-Zuid, kennen we diverse gemeenschappelijke regelingen, waarin de gemeente Sliedrecht, samen met 18 andere gemeenten, deelneemt. In het licht van de decentralisatie van Rijkstaken, die het kabinet heeft aangekondigd, wordt momenteel bezien hoe de toekomst van de GR Zuid-Holland-Zuid het beste kan worden vormgegeven. Er is een duidelijke samenhang met de doorontwikkeling van de GR Drechtsteden.
2
2. Schets huidige situatie Sliedrecht De gemeenteraad heeft in 2008 1 een visie voor de gemeente vastgesteld, waarin keuzes gemaakt zijn voor wat betreft beleid, dienstverlening en voorzieningen. Kernwoorden daarin zijn “watergericht/ maritiem”, “innovatief” en “zorg voor elkaar”. Deze keuzes vragen om extra inspanningen en om focus in het functioneren van bestuur en organisatie. In de visie wordt gewezen op de noodzaak van de versterking van de regiefunctie in het gemeentelijk functioneren. Ontwikkelingen De verwachtingen die de burgers van de gemeente hebben zijn en blijven hoog. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan de kwaliteit van de dagelijkse dienstverlening, van de communicatie en van de uitvoering van beleid in wijken en buurten. Het wordt steeds moeilijker om als gemeente grip te hebben op complexe processen, zeker als die de schaal van de gemeente overschrijden. Economische ontwikkeling, woningbouwprogrammering, beschikbaarheid van voortgezet onderwijs, om maar een paar voorbeelden te noemen, vragen minimaal om regionale afstemming. En steeds vaker om regionale bindende afspraken. Het op lange termijn kunnen voortbestaan van bijvoorbeeld het Griendencollege wordt sterk meebepaald door de keuzes die scholen in buurgemeenten maken met betrekking tot het door hen aan te bieden opleidingenpakket. De toekomst van Nijverwaard hangt samen met bindende afspraken in de regio over inkleuring en omvang van de bedrijventerreinen. Als we ons regionaal niet aan elkaar willen binden bepaalt de macht van de sterkste de uitkomst ook voor Sliedrecht. De open samenleving brengt ook met zich mee dat we vaker besluiten regionaal dezelfde voorzieningen aan te bieden aan burgers. Dat is al gebeurd op de beleidsterreinen werk en inkomen en wmo. De beleidsuitgangspunten worden in regionaal verband vastgesteld. Met de verder gaande decentralisatie van zorgvoorzieningen uit de AWBZ en de jeugdzorg zal opnieuw een dergelijke vraag voorliggen. De gemeente kan binnen de wettelijke grenzen zelf beslissen, maar hoe wijs en reëel is het om dat anders te doen dan in de regio? Willen burgers eigenlijk hetzelfde of iets anders dan hun vrienden en familieleden uit de buurgemeenten? Hoeveel lokaal maatwerk moeten we nog willen? En als we onze eigen weg gaan, krijgen we dan een goed voorzieningenniveau nog betaald en uitgevoerd? Deze ontwikkelingen staan op gespannen voet met de behoefte zoveel mogelijk zelfstandig te besluiten over wat we onze inwoners willen bieden. De beweging naar afstemming en samen beslissen in regionaal verband lijkt onomkeerbaar. Dat vraagt van ons dat we nauwgezet bepalen waar we nog echt zelfstandig beleid kunnen bepalen, en waar we vooral onze inzet bepalen ten behoeve van de beïnvloeding van regionaal gezamenlijk vorm te geven beleid. Voor het bestuur zal de regiefunctie langs die lijnen moeten worden ontwikkeld. Organisatieontwikkeling De kwaliteiten van de Sliedrechtse organisatie zijn: compact, korte lijnen en een sterke teamgeest/ loyaliteit. De organisatie is sterk in de uitvoering van taken, is laagdrempelig en klantgericht. De organisatiekosten zijn laag. De organisatie is minder goed in complexere, strategische beleids- en uitvoeringszaken en is kwetsbaar door het grote aantal “eenpitters”. De organisatie is een paar jaar geleden uit elkaar gehaald ten behoeve van de samenwerking in Drechtstedenverband. De regionale samenwerking op het niveau van de Drechtsteden, de regio Zuid-Holland-Zuid of een subregionale samenwerking levert rendement op voor Sliedrecht. Rendement in kwaliteit van dienstverlening, in de continuïteit van werkzaamheden en in geld. “Meer met minder” kan via regionale samenwerking. Regionale samenwerking helpt ook bij vermindering van de kwetsbaarheid en de waarborging van de kwaliteit van de organisatie. De samenwerking leidt ook tot bestuurlijke drukte, ondoorzichtigheid in verantwoordelijkheden, organisatorisch ongenoegen en het kost ook 1
'Sliedrecht 2010 en verder' vastgesteld door de raad maart 2007 ---of 08? zie ook tekst---
3
gewoon veel tijd. Tijd van gemeenteraadsleden, collegeleden en de ambtelijke organisatie. We hebben nog niet het goede evenwicht gevonden. Steeds vaker worden private partijen ingeschakeld om taken van en voor de overheid uit te voeren. Bij een regiegemeente past dat steeds opnieuw wordt beoordeeld op welke wijze een taak naar kwaliteit en kosteneffectiviteit het beste kan worden uitgevoerd. Dat alles leidt tot een meer flexibel inzetbare gemeentelijke en regionale organisatie, waarin vaker gebruik gemaakt zal worden van externe partijen en waar de overheidsorganisatie per saldo kleiner zal worden. Verschuivende en meer gedeelde verantwoordelijkheden maken het goed ontwikkelen van bestuurlijk en ambtelijk opdrachtgever- en opdrachtnemerschap meer dan ooit noodzakelijk. Verheldering van rollen, verdere professionalisering van de besturing en ontwikkeling naar een zakelijke en klant- en resultaatgerichte organisatie is nodig. Sliedrecht wil in die ontwikkeling investeren.
3. Uitgangspunten gemeenteraad Om de discussie over de toekomst van Sliedrecht inhoud te geven is de raad tot nu toe twee maal bijeengekomen. Fracties hebben op papier gezet hoe zij de toekomst van bestuurlijk Sliedrecht en de organisatie van Sliedrecht zien. Op basis van deze stukken is een aantal uitgangspunten geformuleerd. 1. Zelfstandige gemeente Door alle bijdragen loopt de lijn dat Sliedrecht een zelfstandige gemeente moet blijven. Dit vanuit de overtuiging dat hiermee nabijheid van dienstverlening en eigen beleidskeuzes voor het “dorp” worden geborgd. Sliedrecht wil zelf sturen op de belangrijkste beleidsbeslissingen, en controleren of resultaten en financiën op maat en in verhouding zijn. 2. Oog voor identiteit en afstand bestuur - burger Voor velen is de identiteit van Sliedrecht meer een gevoel dan een objectief gegeven. Het raakt aan emoties van mensen, aan je verbonden voelen met de gemeenschap waar je thuishoort. Voor iedereen is het in ieder geval helder dat Sliedrecht een identiteit heeft. Het ene been is stevig verankerd in het lokale en eigene van de (dorps)gemeente; het andere been staat middenin een zich ontwikkelend netwerk met stedelijke kenmerken. Of en hoe een beslissing over de bestuurlijke toekomst de Sliedrechtse identiteit zal beïnvloeden is niet duidelijk. Velen vinden het niet wenselijk als een keuze met betrekking tot de bestuurlijke toekomst van Sliedrecht de identiteit zou aantasten. Een bestuur dat op grote afstand staat van zijn burgers is niet wat de Sliedrechtse raad wil. Participatie en binding staan centraal. Het bestuur heeft altijd dicht op de gemeenschap gezeten en deze ook mede gevormd. Die waarde moet behouden blijven. 3. Regionale samenwerking met minder bestuurlijke drukte De samenwerking in de Drechtsteden en andere regionale samenwerkingsverbanden neemt steeds verder toe. Het doel van deze vormen van samenwerking is behoud of verbetering van kwaliteit van beleid en dienstverlening, en/of efficiëntie in besteding van overheidsmiddelen. Naast deze voordelen heeft samenwerking het gevaar in zich dat invloed, keuzes en besluitvorming op afstand raken van de lokale samenleving. Grip op samenwerking en besluitvorming is dan van groot belang. Voorwaarde voor (verdergaande) samenwerking is dat Sliedrecht “in control” blijft op de beleidsbeslissingen en de daarbij behorende kosten. Het systeem moet zo worden georganiseerd dat de bestuurlijke drukte afneemt, en raad en college hun eigen rollen beter kunnen vervullen. 4. Adequate omgang met gemeenschapsgelden Het geld dat je als gemeentelijke overheid in handen hebt, is van de burger en dat moet je goed en weloverwogen uitgeven. Dit betekent niet noodzakelijk dat moet worden gezocht naar de ‘goedkoopste’ oplossing voor Sliedrecht. Immers, veel dingen die van waarde zijn voor een
4
samenleving zijn of niet in geld uit te drukken, of kosten geld, maar leveren wat anders op. Ze brengen veiligheid, voorzieningen, saamhorigheid of werk bijvoorbeeld. Maar ook dan is een sober en doelmatig beleid van groot belang. Dit wordt vertaald in een sluitende (meerjaren)begroting. Het tekort dat nu nog in 2015 wordt voorzien moet derhalve opgelost worden. Daarbij hoort een verdere bezinning op taken, op de wijze waarop de uitvoering van deze taken plaats vindt, en op de kosten van de organisatie. 5. Kwaliteit dienstverlening Het loket dichtbij en de service goed: de kwaliteit van de dienstverlening staat hoog in het vaandel en en blijft voor de toekomst van groot belang. Burgers en ook de Sliedrechtse bedrijven mogen het in de kwaliteit van dienstverlening niet merken als er bestuurlijke of organisatorische verandering plaatsvindt. Sliedrechtse burgers en bedrijven hebben recht op de maximale inspanning van hun lokale overheid – hoe ook georganiseerd - om een zo adequaat mogelijke dienstverlening aan te bieden.
4. Oplossingsrichting en voorwaarden. Voor het toekomst perspectief van Sliedrecht zijn meerdere varianten denkbaar. Deze zijn in de raadsbijeenkomsten besproken en worden in andere gemeenten ook als mogelijk scenario’s genoemd. De volgende hoofdscenario’s zijn in diverse besprekingen aan de orde geweest: 1. Bestuurlijk zelfstandig, Sliedrecht blijft zoals het is. 2. Sliedrecht zelfstandig maar met een ambtelijke organisatie waarbij regievoeren de overwegende werkwijze is 3. Een bestuurlijke fusie/herindeling van twee of meer gemeenten tot een nieuwe gemeente, een aantal subvarianten is mogelijk. 4. Sliedrecht als onderdeel van de Drechtstad. Oplossingsrichting In de uitgangspunten is aangegeven dat Sliedrecht een zelfstandige gemeente moet blijven. Tegelijkertijd is eerder aangegeven dat regievoeren een veel sterker accent moet krijgen. Dat leidt vooralsnog tot een keuze voor de tweede optie. Aan die keuze zit vast dat de uitvoering van gemeentelijke taken zowel in eigen huis, als in regionale samenwerkingsverbanden, als via overeenkomsten met private partijen kan plaatsvinden. Daarbij moet steeds worden afgewogen hoe balans in kwaliteit en kosten het beste kan worden gerealiseerd. Voorwaarden Bestuurlijk en ambtelijk opdrachtgever- en opdrachtnemerschap moeten worden geprofessionaliseerd. In de bestuurlijke opdrachtgeversrol komt het aan op scherp formuleren van gewenste resultaten, kwaliteit en kosten, en op het controleren van de realisatie daarvan. Het bestuur moet ook bereid en in staat zijn steeds goed te wegen wanneer zelfstandige besluitvorming aan de orde is, en wanneer een gedeelde verantwoordelijkheid noodzakelijk is of gewenst omdat daarvan meer resultaat mag worden verwacht. Samenwerken bij regionale beleidsafhankelijkheden De ruimtelijke en economische ontwikkeling in Sliedrecht is mede afhankelijk van ontwikkelingen in de omgeving. Deze zijn ook een belangrijke voorwaarde voor het kunnen handhaven van een goed voorzieningenniveau. Ontwikkeling naar samenhangend en meer elkaar bindend functioneren op de schaal van 260.000 inwoners is cruciaal voor een duurzame ontwikkeling in de komende decennia. In deze ruimtelijke en economische ontwikkeling ligt de grootste meerwaarde van het netwerk Drechtsteden. Dit zijn onderwerpen waar de grens van een gemeente niet de grens is van het vraagstuk. Hier is een afgestemde aanpak nodig, met bindende afspraken over het verdelen van woningen, bedrijvigheid en voorzieningen. De Drechtsteden staan hiervoor vanuit hun geschiedenis al goed opgesteld. De rolverdeling tussen raad en college behoeft verdere duidelijkheid.
5
Samenwerken voor behoud kwaliteiten en efficiëntie. Besparingen die voortkomen uit de ambtelijke organisaties hoeven niet te worden verhaald op de samenleving. Althans niet voor zover die besparingen gerealiseerd kunnen worden terwijl kwaliteit, nabijheid en maatwerk in de samenwerking behouden blijven. Uit benchmarks blijkt de meest efficiënte schaalgrootte voor gemeenten (in termen van aantal fte per inwoner) ongeveer 80.000 inwoners. Daaronder overheersen schaalnadelen. Daarboven nemen de schaalvoordelen geleidelijk af. Deze cijfers betekenen dat er voor Sliedrecht rechtstreekse efficiencyvoordelen te behalen zijn. Specialisatie is één van de andere bedrijfsvoeringvoordelen die met samenwerking te behalen zijn. Daarbij zijn ook in kwalitatieve zin nog doorbraken te bereiken. Dit geldt bijvoorbeeld voor dienstverlening, ‘het nieuwe werken’ en de ondersteunende ICT die daarvoor nodig is. ICT vraagt komende decennia de grootste investeringen en een schaal van 260.000 is daarin eerder een ondergrens dan een bovengrens. Ook in beheerssystemen openbare ruimte en in ruimtelijke ontwikkelingspolitiek zijn schaalvoordelen denkbaar. Voor de aankomende decentralisaties in het sociale domein (o.m. wet Werken naar vermogen) wordt de schaal van de Drechtsteden ook als minimum gezien. Daarom mag van schaalvergroting behoorlijke voordeel verwacht worden in effectiviteit en efficiency. Realiseren van efficiencyvoordelen betekent ook accepteren van minder maatwerk. De huidige gemeenschappelijke organisaties zijn voornamelijk gericht op uitvoering (bijv. Belastingdienst, Ingenieursbureau) of op ondersteunende taken als bijv. ICT, financiën en personeel (SCD). Alleen in het geval van de sociale dienst zijn ook taken en bevoegdheden overgedragen. Op dit moment wordt zoals bekend gewerkt aan een andere vorm van verdergaande ambtelijke samenwerking, waarbij de deelnemende gemeenten over en weer ambtelijke capaciteit en expertise uitwisselen. Dit zonder reorganisatie of verandering van bevoegdheden. De formule hierbij is werken ‘als ware het één netwerkorganisatie’, met als doel om eenduidige sturingslijnen te combineren met decentrale beschikbaarheid van capaciteit en lokale kennis. Binnenkort starten binnen de Drechtsteden proeftuinen op de terreinen Beleid en Dienstverlening. Taken die vanuit de landelijke decentralisatie op de gemeenten af komen kunnen naar verwachting niet eenvoudig met een organisatie op de schaal van Sliedrecht opgevangen worden. In de raad is uiting gegeven aan de wens in eerste instantie na te gaan hoe de lokale beleidsverantwoordelijkheid inhoud kan krijgen. Met betrekking tot de uitvoering stelt het college vast dat organisatiekracht en specifieke kennis is nu lokaal onvoldoende aanwezig is om de taken op te vangen. Het verdient dan ook nadrukkelijk aanbeveling dit op Drechtstedelijke schaal en soms op de schaal van Zuid-Holland-Zuid vorm te geven. Drechtsteden structuur Een belangrijke voorwaarde bij regionale samenwerking is dat de efficiencyvoordelen niet teniet worden gedaan door extra complexiteit in de besturing. Het vereenvoudigen van de netwerksturing is daarom een essentiële voorwaarde. In februari 2011 is daarvoor door de DSB een notitie 'Sturing in de Drechtsteden' vastgesteld, waarin de ambtelijke sturing strakker is gemaakt. Voor de sturing in (vernieuwings)projecten wordt een strakke projectmatige lijn aangehouden onder leiding van een ambtelijk en bestuurlijk opdrachtgever. De Drechtsteden zijn verlengd lokaal bestuur. Ook in de Drechtsteden behoort de rolverdeling aan te sluiten op de lokale. Kaderstelling (beleidsmatig en financieel) en controle daarop is het domein van raadsleden en behoort dus in de Drechtraad thuis. Uitvoering en verantwoording behoort door collegeleden/portefeuillehouders te worden gedaan. Vanuit Sliedrecht wordt deze lijn ingebracht in de discussie over de sturing van de Drechtsteden. Vernieuwing van het bestuur van de Drechtsteden moet meer kwaliteit, minder bestuurlijke drukte en betere rolneming opleveren. In navolging van de Drechtraad stellen wij dan ook voor het DSB uit te nodigen de mogelijkheden daartoe te verkennen en met nadere voorstellen te komen. Een voorbeeld hiervan is het rechtstreeks presenteren van voorstellen door DSB-bestuurders in lokale raden.
6
Ook zou een scherpere verdeling van verantwoordelijkheden tussen de Drechtraad/DSB enerzijds en raden/colleges anderzijds en het tegengaan van vermengingen daarvan onder de loupe genomen kunnen worden. Opdrachtgeverrol en informatieprocessen Samenwerking vraagt altijd om duidelijkheid van rollen in proces en besluitvorming. Of het nu bestuurlijke samenwerking met ander gemeenten, of uitbesteding aan een commerciële partij betreft, de rolduidelijkheid en duiding van verantwoordelijkheid is van groot belang voor het slagen van de samenwerking. De eerst rolduidelijkheid betreft die tussen raad en college. De raad stelt de (beleids) kaders. Naast het te formuleren beoogde resultaat gaat het om kaders voor geld, tijd en kwaliteit. Het college is in dit geval de opdrachtnemer. Anders is dit bij beheer en uitvoering, daar is de opdrachtgever het college. De lokale of regionale ambtelijke organisatie, of een private partij is de opdrachtnemer en die rol kan in meerdere vormen gestalte krijgen. Het goed kunnen invullen van de benoemde rollen gaat niet vanzelf. Verwachtingen, taalgebruik, los laten, verantwoordelijkheid nemen en eenduidige informatievoorziening zijn belangrijke voorwaarde. Uitwerking van deze rollen op alle onderdelen en trainingen in het hanteren zal ter hand genomen moeten worden. Ambtelijke organisatie. De organisatie moet invulling geven aan deze bestuurlijke lijn door verantwoordelijkheid te nemen om de organisatie in de gewenste lijn te ontwikkelen en waar nodig aan te passen. Bij ieder vraagstuk moet de best passende schaal opgezocht worden waarbij steeds de juiste mix van efficiëntie, kwaliteit, nabijheid en lokale kennis gezocht moet worden met behoud van bestuurlijke regie op de lokale beleidsbepaling. De organsiatie zal aan de hand van de in deze notitie aangeven visie een ontwikkel proces inzetten waarbij in kaart gebracht wordt welke consequenties worden voorzien voor de organisatie (zowel ‘harde’ aspecten zoals ICT, P&C, organisatiestructuur, huisvesting) als zachte aspecten (zoals cultuur, medewerkers, competenties, leiderschapsstijl etc.)
5. Voorstel Op grond van de overwegingen opgenomen in deze notie wordt voorgesteld als volgt te besluiten: 1. De toekomst van Sliedrecht is een zelfstandige gemeente .met een ambtelijke organisatie waarbij regievoeren de overwegende werkwijze is 2. De identiteit van de Sliedrechtse samenleving moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt en de korte afstand die nu ervaren wordt tussen bestuur / ambtenaren en de samenleving moet gewaarborgd worden. De nabijheid en de kwaliteit van voorzieningen moet hoog in het vaandel blijven. 3. Er moet zo doelmatig en effectief mogelijk met middelen omgegaan worden. 4. Vaststellen van gemeenschappelijk beleid in samenwerking met de Drechtsteden en/of ZuidHolland-zuid vindt plaats als de problematiek een regionaal schaalniveau heeft en in samenhang moet worden aangepakt. 5. Gezamenlijke uitvoering van overheidstaken vindt plaats als daar voor Sliedrecht kwaliteitswinst en/of efficiencywinst is te behalen. Dat kan zowel in kleinere als grotere samenwerkingsverbanden. 6. Van taken die ook via de markt kunnen worden uitgevoerd wordt afgewogen op welke wijze langdurig kwaliteitswinst en/of efficiencywinst kan worden behaald. 7. Het college werkt bovenstaande beslissingen zo uit, dat de raad in de gelegenheid is beleidsmatig en financieel de kaders aan te geven en controle uit te voeren, lokaal en regionaal. 8. Het college is verantwoordelijk voor een bijpassende ontwikkeling van de ambtelijke organisatie. De regierol, het opdrachtgeverschap blijven als functies te allen tijde binnen
7
Sliedrecht beschikbaar. Bij ieder vraagstuk moet de best passende schaal opgezocht worden waarbij steeds de juiste mix van efficiëntie, kwaliteit, nabijheid en lokale kennis gezocht moet worden met behoud van bestuurlijke regie op de beleidsbepaling . 9. Het college bestuurt en beheert de organisatie en samenwerkingsverbanden met inachtneming van bovengenoemde besluiten. Proces en projectplanning verbouwing De in deze notitie aangegeven lijn en keuze voor de bestuurlijke en ambtelijke ontwikkeling dient in het 1e kwartaal van 2012 in de raad vastgesteld te worden. Daarna zal het college een plan op stellen waarin is aangegeven welke stappen gezet moeten worden om inhoud te geven aan de onderdelen die de gemaakte keuze inhoud moet geven. Dit ontwikkeltraject is op grond van de voorgestelde richting afgezet tegen de huidige manier van werken niet eenvoudig. Het vraagt veel inspanning en inzet. Naar verwachting gaat een dergelijke ontwikkeling en verandering twee tot drie jaar duren.
Bronvermelding Voor deze notie is gebruik gemaakt van de volgende stukken: • Notitie Zelfstandig maar niet alleen • Bestuurlijke stukken van Alblasserdam • Nota verbetering en ontwikkeling organisatie gemeente Sliedrecht • Sliedrecht 2010 en verder • Raadsprogramma 2010 - 2014 • Bijdrage van diverse fracties aan de discussie over de bestuurlijke toekomst. • Notitie aan raad van Dordrecht opgesteld door JH de Baas
8
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht
Datum 3 januari 2012
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor:
Bijlagen 4
Ons kenmerk Zaaknr.
besluitvorming zienswijze kennisname
B&W besluit 3 januari 2012
Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t.
Portefeuillehouder A.G.M. van de Vondervoort
Fatale termijn ja, d.d. 1 maart 2012. Burger en Bestuur Onderwerp Wat wordt gevraagd
Toelichting
Bijgaande stukken
Ambtelijk contactpersoon
Kopieën aan: Archief
Aanpassen Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio ZuidHolland Zuid. De Gemeenteraad wordt gevraagd het college van Burgemeester en Wethouders toestemming te geven de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid te wijzigen conform voorstel. (op grond van artikel 1, tweede en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen). Met de invoering van de Wet Veiligheidsregio’s in oktober 2010 is er een noodzaak tot het aanpassen van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. 1. Raadsvoorstel 2. Raadsbesluit 3. Concept Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio ZuidHolland Zuid incl. ‘Toelichting wijzigingen Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid’. 4. Brief Veiligheidsregio ZHZ, m.b.t. het niet toepassen van artikel 4 lid 2, sub c. C. Visic Tel.nr. (0184) 495 5981
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Sliedrecht,
Onderwerp: Aanpassen Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. Voorgesteld besluit: Het college van burgemeester en wethouders toestemming als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen te verlenen om de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid te wijzigen conform het voorstel.
Overwegingen en alternatieven: Procedureel Op 1 juli 2009 zijn de colleges van burgemeester en wethouders van de 19 gemeenten in Zuid-Holland Zuid met elkaar de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (GR VRZHZ) aangegaan. Met de invoering van de Wet Veiligheidsregio’s in oktober 2010 is er een noodzaak tot het aanpassen van deze gemeenschappelijke regeling. Op grond van artikel 1, tweede en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) gaat het college van burgemeester en wethouders niet over tot het treffen van een regeling of wijziging daarvan dan na verkregen toestemming van uw raad. Deze toestemming kan uw raad het college alleen onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang (artikel 1, tweede lid Wgr). Na verkregen toestemming zal ons college een definitief besluit te nemen over de wijziging van de regeling.
Inhoudelijk Het voorstel tot wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid is ambtelijk meermaals beoordeeld en aangepast. Niettemin zijn er enkele opmerkingen te plaatsen met betrekking tot de tekst. Amendering van de tekst van de regeling door individuele gemeenten is in dit stadium niet meer mogelijk. Alle colleges dienen in te stemmen met dezelfde tekst, waarna het Algemeen bestuur de aangepaste VR ZHZ vaststelt. De voorgestelde aanpassingen zijn veelal tekstueel van aard. Meest in het oog springende wijzigingen zijn: - toegevoegd artikel (7) over de uitvoering van aan het algemeen bestuur toegekende bevoegdheden, - uitbreiding taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur (14), - de wijze waarop het dagelijks bestuur inlichtingen verstrekt aan leden van het algemeen bestuur (17), - toegevoegd artikel over de secretaris (19) en - aanpassing tekst betreffende bestuurscommissies (23).
-2Zie voor het complete overzicht van wijzigingen de ‘Toelichting wijzigingen Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid’. Deze toelichting volgt direct achter de tekst van de gemeenschappelijke regeling. In de voorgestelde tekst kan het algemeen bestuur op grond van artikel 4, tweede lid onder c aan het openbaar lichaam (dus aan zichzelf) taken opdragen die in het kader van de doelstelling van belang zijn. Dit is onjuist: het is aan de besturen van de deelnemende gemeenten om taken aan de GR VRZHZ op te dragen. Bij een eerstvolgende aanpassing (het is te tijdrovend om de regeling nog aan te passen en vervolgens weer aan alle 19 gemeenten voor te leggen) zal artikel 4, lid 2 sub c worden geschrapt. In de tussentijd zal van het betreffende artikelonderdeel geen gebruik worden gemaakt. Een en ander wordt bevestigd in een brief van Dagelijk bestuur van de VRZHZ.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in:
Financiële kaders n.v.t.
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Met de invoering van de Wet Veiligheidsregio’s in oktober 2010 is er een noodzaak tot het aanpassen van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.
Tijdspad, monitoring en evaluatie Uiterste beslistermijn is 1 maart 2012
Externe communicatie: n.v.t.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.
;
besluit:
het college van burgemeester en wethouders toestemming als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen te verlenen om de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid te wijzigen conform het voorstel.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
s
p
p
m
veiligheidsregiQ -ZHZ
Gemeenschappelijke regeling Veiligheid sregio Zuid -Holland Zuid Integrale tekst vastgesteld d oor het algemeen bestuur van d e Veiligheidsregio Zuid -Holland Zuid op .... 2011 DEFINITIEVE VERSIE november 2011
C-eree-sc-aoce ■■<■& -?qe ^-g /-? ;■;-?; z^-^z;.r lj«^-"V.a-r:
7 . .-
Pagina O var 13
OVERWEGINGEN EN BESLUIT De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alblasserdam, Binnenmaas, Cromstrijen, Dordrecht, Giessenlanden, Gorinchem, Graafstroom, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Korendijk, Leerdam, Liesveld, NieuwLekkerland, Oud-Beijerland, Papendrecht, Sliedrecht, Strijen, Zederik en Zwijndrecht, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, overwegende, dat het Nederlandse grondgebied is verdeeld in regio's op grond van artikel 8 van de Wet veiligheidsregio's; dat de regio Zuid-Holland Zuid het grondgebied beslaat overeenkomstig bovengenoemde gemeenten, zoals opgenomen in de bijlage behorende bij de Wet veiligheidsregio's d.d. 1 april 2010; dat de bijlage bij de Wet veiligheidsregio's kan worden gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur; dat de gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid, respectievelijk hun bestuursorganen, verplicht zijn een gemeenschappelijke regeling te treffen op grond van artikel 9 van de Wet veiligheidsregio's 2010, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld met de aanduiding: veiligheidsregio; dat deze gemeenschappelijke regeling belast wordt met de wettelijke taken genoemd in de Wet veiligheidsregio's; dat de gemeenteraad, zoals vereist op grond van artikel 1, tweede en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, het college toestemming heeft gegeven om een regeling te treffen c.q. te wijzigen; gelet op. De Wet veiligheidsregio's, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Wet publieke gezondheid, de Politiewet 1993 en de (Tijdelijke) wet ambulancezorg; Besluiten: de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid van 24 juni 2009 per
te wijzigen, zodat deze komt te luiden als volgt:
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 1 van 18
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Begripsbepalingen Artilcel 1 1.
In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. wet: de Wet veiligheidsregio's; b. regeling: de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid; c. veiligheidsregio: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling, genaamd Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid; d. algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid; e. dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid; f. voorzitter: de voorzitter van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid; g. algemeen directeur veiligheidsregio: het hoofd van de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam; h. directeur Publieke gezondheid: de functionaris als bedoeld in artikel 32 van de wet; i. coördinerend gemeentesecretaris: de coördinerend functionaris als bedoeld in artikel 36 van de wet.
2.
Daar waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de gemeenteraad, het college, de burgemeester en het hoofd van dienst onderscheidenlijk: het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de algemeen directeur.
HOOFDSTUK I I
HET OPENBAAR LICHAAM
Instelling en plaats van vestiging Artikel 2 1.
Er is een openbaar lichaam, genaamd Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (VRZHZ).
2.
Het gebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het grondgebied van de deelnemende gemeentebesturen van de regio Zuid-Holland Zuid, volgens artikel 8 van de wet.
3. Het openbaar lichaam is rechtspersoon als bedoeld in artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en is gevestigd in Dordrecht.
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 2 van 18
HOOFDSTUK H I
DOEL EN TAKEN
Doel Artikel 3 1.
Het openbaar lichaam heeft tot doel: a. de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing, de geneeskundige hulpverlening (bij ongevallen en rampen), met behoud van lokale verankering, bestuuriijk en operationeel op regionaal niveau binnen het samenwerkingsgebied te integreren, teneinde een doelmatige en slagvaardige hulpveriening te verzekeren, mede op basis van een gecoördineerde voorbereiding; b. een platform voor samenwerking te zijn voor aan hulpveriening gelieerde diensten, partners dan wel organisaties en andere openbare lichamen.
Taken en bevoegdheden Artikel 4 1.
Het openbaar lichaam draagt zorg voor de uitvoering van: a. de overgedragen taken en bevoegdheden zoals genoemd in artikel 10 van de wet. b. overige taken die bij of krachtens wet aan het openbaar lichaam worden opgedragen.
2.
Het openbaar lichaam draagt voorts zorg voor het uitvoeren van: a. taken die in het kader van de doelstelling van belang zijn en waarvan de uitvoering door de gemeente, na besluitvorming in het algemeen bestuur, aan het openbaar lichaam wordt opgedragen; b. taken zoals genoemd in het vigerende beleidsplan (artikel 14 van de wet) van het openbaar lichaam; c. taken die in het kader van de doelstelling van belang zijn en waarvan het algemeen bestuur heeft besloten deze, al dan niet ter uitvoering gegeven aan een aan de regeling cq het openbaar lichaam verbonden partij, aan het openbaar lichaam op te dragen.
Dienstverlening Artikel 5 1.
Het openbaar lichaam is bevoegd tot het verrichten van diensten voor één of meer deelnemende gemeenten en andere overheden, indien deze daarom verzoeken en het algemeen bestuur dat verzoek inwilligt.
2.
Het openbaar lichaam is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van instellingen en organen waarin het openbaar lichaam namens de deelnemende gemeenten zitting heeft, indien de desbetreffende instelling of het orgaan hierom verzoekt en het algemeen bestuur dat verzoek inwilligt.
3.
Een besluit tot dienstverlening vermeldt de wijze van kostenverrekening en de overige voorwaarden waaronder tot de gevraagde dienstveriening wordt overgegaan.
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 3 van 18
HOOFDSTUK I V
HET BESTUUR
Het bestuur Artikel 6 Het openbaar lichaam kent een bestuur. Het bestuur bestaat uit: a. het algemeen bestuur; b. het dagelijks bestuur; c. de voorzitter. Artikel 7 Het algemeen bestuur oefent de wettelijk toegekende bevoegdheden uit, voor zover deze bevoegdheden niet bij of krachtens enig wettelijk voorschrift aan het dagelijks bestuur of de voorzitter toekomen. Samenstelling algemeen bestuur Artikel 8 1.
Het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.
2.
Een lid van het algemeen bestuur wordt bij verhindering vertegenwoordigd overeenkomstig artikel 77 van de Gemeentewet.
3.
Het algemeen bestuur heeft een secretaris.
Vergaderingen algemeen bestuur Artikel 9 1.
Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.
2.
Het algemeen bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of wanneer één vijfde deel van de leden van het algemeen bestuur dit onder opgave van redenen schriftelijk verzoekt aan de voorzitter.
3.
Inzake openbare kennisgeving geschiedt de in artikel 19 van de Gemeentewet bedoelde openbare kennisgeving op verzoek van de voorzitter tevens door de burgemeesters van de deelnemende gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze.
4.
De commissaris van de Koning wordt gelet op artikel 13 van de wet uitgenodigd om bij de vergaderingen van het bestuur van de veiligheidsregio aanwezig te zijn. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen.
5.
De hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket en de in de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid functionerende voorzitters van de waterschappen worden gelet op artikel 12.1 van de wet uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur.
6.
De voorzitter van de veiligheidsregio nodigt gelet op artikel 12.2 van de wet andere functionarissen wier aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur.
Gemeenschappelijke regeling Veiiigheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 4 van 18
7.
De ter vergadering te behandelen stukken worden via de secretaris ingebraclit.
Besluitvorming algemeen bestuur Artikel 10 1.
Bij liet nemen van besluiten door het algemeen bestuur brengen de leden voor de gemeente die zij vertegenwoordigen elk één stem uit.
2.
Het algemeen bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
Openbaarheid algemeen bestuur Artikel 11 1.
De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.
2.
Door het algemeen bestuur zal met gesloten deuren worden vergaderd indien ten minste één vijfde gedeelte van de aanwezige leden of de voorzitter dat nodig acht.
3.
In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan worden beraadslaagd noch een besluit worden genomen ter zake van: a. de vaststelling en wijziging van de begroting; b. de vaststelling van de jaarrekening; c. het invoeren, wijzigen of afschaffen van retributies of andere heffingen; d. het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen; e. het vaststellen, wijzigen of intrekken van rechtspositieregelingen voor het personeel van het openbaar lichaam; f. het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen of opheffen van de regeling; g. het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling; h. het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve of andere vereniging; dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelneming daaraan.
4.
In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan geen besluit worden genomen ter zake van: a. het aangaan van geldleningen, het aangaan van rekening-courant overeenkomsten, het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldelijke verplichtingen door anderen aan te gaan; b. het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van onroerend goed; c. het doen van een uitgaaf voordat de begroting waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd.
Informatie- en verantwoordingsplicht algemeen bestuur Artikel 12 1.
Het algemeen bestuur verstrekt zo spoedig mogelijk aan de colleges en de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk alle inlichtingen die door één of meer leden van dat college worden gevraagd of waar schriftelijk om wordt verzocht.
Gemeenschappelijke regeling Veiiigheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 5 van 18
2.
Een lid van het algemeen bestuur is aan het college van de betreffende deelnemende gemeente waartoe hij behoort, verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid en voorziet het eigen college van alle informatie die, in relatie tot het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid en daarbij door het aangewezen lid ingenomen respectievelijk in te nemen standpunt, noodzakelijk is.
3.
Een lid van het algemeen bestuur verstrekt het college van de betreffende deelnemende gemeente waartoe hij behoort, alle inlichtingen die door één of meer collegeleden worden gevraagd, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang overeenkomstig artikel 16, zesde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
4.
Het afleggen van verantwoording geschiedt volgens door het betrokken college geregelde wijze.
5.
Het tweede tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden van de deelnemende gemeentebesturen.
Samenstelling dagelijks bestuur Artikel 13 1.
Het dagelijks bestuur bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten Dordrecht, Gorinchem, Zwijndrecht en Oud-Beijerland.
2.
De voorzitter van de veiligheidsregio is tevens de voorzitter van het dagelijks bestuur.
3.
Een lid van het dagelijks bestuur kan, in geval van langdurige afwezigheid, worden vervangen door een ander lid van het dagelijks bestuur. Deze tijdelijke vervanging kan ook plaats hebben, indien een lid van het dagelijks bestuur het voorzitterschap waarneemt.
4.
Degene die ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.
5.
Het dagelijks bestuur heeft een secretaris.
Taak en bevoegdheden dagelijks bestuur Artikel 14 1.
Het dagelijks bestuur oefent, de aan het algemeen bestuur wettelijk toegekende of krachtens de regeling toevallende bevoegdheden uit, met uitzondering van: a. het vaststellen en wijzigen van de begroting; b. het vaststellen van de jaarrekening; c. het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen; d. het vaststellen van strategische regionale plannen zoals het regionaal beleidsplan als bedoeld in artikel 14 van de wet en het regionaal crisisplan als bedoeld in artikel 16 van de wet; e. het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen of opheffen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk XIII van de regeling; f. het benoemen, schorsen en ontslaan van de algemeen directeur, de regionaal commandant en de directeur publieke gezondheid;
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 6 van 18
g.
beslissingen omtrent schorsing en ontslag van de leden van het dagelijks bestuur.
2.
De stukken die van het dagelijks bestuur uitgaan worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
3.
Voorts is het dagelijks bestuur belast met: a. een voortdurend toezicht op al wat het openbaar lichaam aangaat; b. het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd; c. het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur; d. het voorstaan van de belangen van de veiligheidsregio bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor de veiligheidsregio van belang is; e. de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam; f. de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding; g. het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit.
4.
Het vakantiemandaat voor de leden van het dagelijks bestuur, vastgesteld door het algemeen bestuur op 1 juli 2009, is gedurende vakantieperioden van toepassing.
Vergaderingen dagelijks bestuur Artikel 15 1.
Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur.
2.
Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste twee leden die dit de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.
3.
De leden van het dagelijks bestuur regelen in de eerste vergadering onderling de werkzaamheden alsmede de onderlinge plaatsvervanging. De taakverdeling wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur en aan de deelnemende gemeenten.
4.
De vergaderingen van het dagelijks bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het dagelijks bestuur niet anders heeft bepaald.
5.
Besluiten van het dagelijks bestuur vinden plaats bij meerderheid van stemmen. Bij het staken der stemmen beslist de voorzitter.
6.
De ter vergadering te behandelen stukken worden via de secretaris ingebracht.
Gemeenschappelijke regeling Veiiigheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 7 van 18
Geheimhouding dagelijks bestuur Artilcel 16 1.
Het dagelijks bestuur kan op grond van een belang genoennd in artikel 4 of 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, onntrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het dagelijks bestuur worden overgelegd, geheinnhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het dagelijks bestuur haar opheft.
2.
Op grond van een belang, genoemd in de artikelen 4 of 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter, de algemeen directeur of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het dagelijks bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd dan wel het algemeen bestuur haar opheft.
3.
Indien het dagelijks bestuur zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot het algemeen bestuur heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.
Informatie- en verantwoordingsplicht dagelijks bestuur Artikel 17 1.
Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden zijn voor het in dat bestuur gevoerde beleid tezamen en ieder afzonderlijk verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur.
2.
Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd.
De voorzitter Artikel 18 1.
De voorzitter van het bestuur is de burgemeester die ingevolge de wet is aangewezen.
2.
Door en uit het dagelijks bestuur wordt een plaatsvervangend voorzitter aangewezen.
3.
Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.
4.
De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
5.
De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 8 van 18
6.
Indien de genneente, tot het bestuur waarvan de voorzitter behoort, partij is in een geding waarbij het openbaar lichaam betrokken is, oefent zijn plaatsvervanger de bevoegdheid van voorzitter uit.
De secretaris Artikel 19 1.
De algemeen directeur is secretaris van het bestuur.
2.
De secretaris staat het bestuur bij de uitoefening van zijn taak terzijde en is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.
3.
Het dagelijks bestuur stelt in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de secretaris.
HOOFDSTUK V
COMMISSIES VAN ADVIES
Commissies van advies Artikel 20 1.
Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam kan besluiten, ten behoeve van de uitvoering van de aan hen opgedragen taken, commissies van advies in te stellen conform artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en samenstelling.
2.
De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.
3.
Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.
4.
De leden van commissies van advies als bedoeld in het eerste lid, die geen burgemeester, wethouder of lid van een gemeenteraad zijn, kunnen, indien het algemeen bestuur zulks bepaalt, een op jaarbasis door het algemeen bestuur te bepalen tegemoetkoming in de kosten ontvangen. Het besluit hiertoe wordt aan Gedeputeerde Staten gezonden.
Commissie van advies voor brandweeraangelegenlieclen (CAB) Artiicel 2 1 1.
Er is een commissie van advies voor brandweeraangelegenheden die bestaat uit de door de directeur brandweer aangewezen leidinggevenden van de brandweerorganisatie.
2.
De directeur brandweer is voorzitter van de commissie.
3.
De directeur brandweer geeft, gehoord hebbende de commissie van advies voor brandweeraangelegenheden, door tussenkomst van de secretaris, gevraagd en ongevraagd advies aan het dagelijks bestuur over de kwaliteit en organisatie van brandweeraangelegenheden.
Gemeenschappelijke regeling Veiiigheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 9 van 18
Commissie van advies gemeentesecretarissen veiliglieid (AGV) Artilcel 22 1.
Er is een commissie van advies gemeentesecretarissen veiliglieid, die bestaat uit alle gemeentesecretarissen van de bij de regeling betrokken gemeenten.
2.
Op voordracht van de gemeentesecretarissen wordt een coördinerend gemeentesecretaris aangewezen die optreedt als voorzitter van de commissie.
3.
De coördinerend gemeentesecretaris is de coördinerend functionaris zoals bedoeld in de wet.
4.
De commissie geeft, door tussenkomst van de secretaris, gevraagd en ongevraagd advies aan het dagelijks bestuur over de kwaliteit en organisatie van de maatregelen en voorzieningen die gemeenten kunnen treffen met het oog op een ramp of crisis.
HOOFDSTUK V I
BESTUURSCOMMISSIES
Bestuurscommissies Artilcel 23 1.
Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen als bedoeld in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
2.
Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, werkwijze en samenstelling.
3.
Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van een besluit tot instelling van een commissie als bedoeld in het eerste lid ter uitvoering van artikel 25 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen aan de colleges der deelnemende gemeenten.
4.
De leden van een commissie als bedoeld in het eerste lid, die geen burgemeester, wethouder of lid van een gemeenteraad zijn, kunnen, indien het algemeen bestuur zulks bepaalt, een op jaarbasis door het algemeen bestuur te bepalen tegemoetkoming in de kosten ontvangen. Het besluit hiertoe wordt aan gedeputeerde staten gezonden.
HOOFDSTUK V I I
DE AMBTELIJKE ORGANISATIE
De algemeen directeur Artikel 24 1.
De algemeen directeur is ambtelijk eindverantwoordelijk voor de voorbereiding, organisatie en uitvoering van de regionale brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing en geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen.
2.
De algemeen directeur is namens het dagelijks bestuur belast met de integrale dagelijkse leiding over de organisatie en de procesvoering ten aanzien van de geïntegreerde voorbereiding en uitvoering van de taken zoals bedoeld in artikel 4.
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 10 van 18
3.
Het algemeen bestuur stelt een instructie vast omtrent de wijze waarop de algemeen directeur de in dit artilcel genoemde taken verricht.
4.
De algemeen directeur wordt bijgestaan door de concerncontroller, die de eenheid van beleid en de naleving van kaders en richtlijnen binnen de veiligheidsregio bewaakt, alsmede het besluitvormingsproces binnen de veiligheidsregio coördineert.
5.
Onverminderd het bepaalde in het eerste en het tweede lid worden taken als bedoeld in artikel 4 van de regeling opgedragen aan de commandant van de brandweer, de directeur publieke gezondheid en de directeur van de meldkamer, indien het hun wettelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden betreft.
6.
Bij afwezigheid van de algemeen directeur wordt deze vervangen door de plaatsvervangend algemeen directeur.
Personeel Artikel 25 1.
Het dagelijks bestuur is, binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders, belast met het aanstellen van ambtenaren, het tewerkstellen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijke recht en met het schorsen en ontslaan van het personeel van het openbaar lichaam.
2.
Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden in mandaat opdragen aan de algemeen directeur.
3.
De rechtspositie en bezoldiging van de ambtenaren en van het personeel, werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, worden door of namens het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid vastgesteld.
HOOFDSTUK V I I I
DE OPERATIONELE ORGANISATIE
De meldkamer Artikel 26 1.
Het algemeen bestuur heeft de beschikking over een gemeenschappelijke meldkamer die is ingesteld door het algemeen bestuur, of door het bestuur van een andere veiligheidsregio ten behoeve van de crisisbeheersing, de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening, het ambulancevervoer en de politietaak.
2.
De meldkamer staat onder leiding van een directeur. Het algemeen bestuur van de veiligheidsregio benoemt de directeur na overleg met het regionale college van politie.
3.
Het algemeen bestuur en het regionale college sluiten een convenant dat betrekking heeft op de meldkamerfunctie. In het convenant worden in elk geval afspraken gemaakt over de locatie, het beleid en beheer, de financiën, de prestaties, de ondersteunende systemen en de samenwerking van politie met het regionaal coördinatiecentrum, de brandweer, de geneeskundige hulpverlening in de meldkamer.
4.
De meldkamer is belast met het ontvangen, registreren en beoordelen van alle acute hulpvragen ten behoeve van de brandweer, de geneeskundige hulpverlening.
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 11 van 18
het ambulancevervoer en de politie, het bieden van een adequaat hulpaanbod en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten. De hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing Artilcel 27 1.
Ter uitvoering van artikel 39, derde lid, van de wet is de comnnandant van de brandweer de regionaal operationeel leider, onvernninderd het bepaalde in artikel 24.1 van deze regeling.
2.
Ter uitvoering van artikel 2 van de wet is de directeur publieke gezondheid belast met de operationele leiding van de geneeskundige hulpverlening, onverminderd het bepaalde in artikel 24.1 van deze regeling en het bepaalde in artikel 39 lid 3 van de wet.
3.
Het dagelijks bestuur stelt het beleid vast ter uitwerking van de wet, betreffende de werking van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing als bedoeld in artikel 1.1. van het Besluit veiligheidsregio's, tevens grondslag voor het crisisplan volgens artikel 16 van de wet.
HOOFDSTUK I X
FINANCIËLE BEPALINGEN
Financiële voorschriften Artikel 28 1.
Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast.
2.
Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de Inrichting van de financiële organisatie.
3.
Het dagelijks bestuur verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur. Het algemeen bestuur stelt bij verordening nadere regels over dit onderzoek.
4.
De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet, alsmede artikel 56 van de wet, zijn van overeenkomstige toepassing.
5.
Het algemeen bestuur kan een auditcommissie instellen die tot taak heeft het bepaalde in dit artikel op de juiste uitvoering te toetsen.
De begroting Artikel 29 1.
Het algemeen bestuur stelt uiterlijk 1 juli de begroting voor het volgend jaar en een meerjarenbegroting van de veiligheidsregio vast.
2.
Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting uiterlijk vóór 1 mei, door tussenkomst van de colleges, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten, voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. a. De gemeentebesturen leggen de ontwerpbegroting veertien dagen ter inzage en stellen haar tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar.
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 12 van 18
b. c.
Van de ter inzage legging en verkrijgbaarstelling geschiedt van gemeentewege openbare kennisgeving. Behandeling in de gemeenteraad kan niet eerder plaatsvinden dan twee weken na de openbare kennisgeving.
3.
Indien de raden van de deelnemende gemeenten omtrent de ontwerpbegroting aan het dagelijks bestuur via de colleges tijdig hun gevoelen hebben doen blijken, voegt dit bestuur de ontvangen commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerpbegroting.
4.
Na vaststelling van de begroting zendt het algemeen bestuur de begroting door tussenkomst van de colleges aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake gedeputeerde staten van hun gevoelen kunnen doen blijken.
5.
Het dagelijks bestuur zendt de begroting terstond na vaststelling aan gedeputeerde staten, doch voor 15 juli.
Artikel 30 1.
In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemende gemeente verschuldigd is aan de veiligheidsregio.
2.
De kosten die de veiligheidsregio aan gemeenten toerekent bestaan uit algemene kosten en overige kosten.
3.
De algemene kosten worden toegerekend aan alle deelnemende gemeenten op basis van het aantal inwoners. Voor het vaststellen van het aantal inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 juli van het voorvorig begrotingsjaar.
4.
De overige kosten worden toegerekend aan de gemeenten die deelnemen aan de taken, waarop die kosten betrekking hebben.
5.
De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari, vóór 16 april, vóór 16 juli en vóór 16 oktober telkens een kwart van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.
6.
De deelnemende gemeenten waarborgen de betaling van rente en aflossing van de geldleningen aan te gaan door de veiligheidsregio voor de uitvoering van zijn taak, in de verhouding tot het inwoneraantal op 1 januari van het dienstjaar waarin de geldlening wordt aangegaan.
Artikel 3 1 De bepalingen van artikel 29 en 30 betreffende de ontwerpbegroting zijn zoveel mogelijk mede van toepassing op wijzigingen van de begroting, met uitzondering van het bepaalde in het eerste, tweede, derde, vierde lid van artikel 30, voor zover het betreft wijzigingen van die begroting die geen invloed hebben op de bijdragen van de deelnemende gemeenten. Voor af- en overschrijvingen op de posten der begroting zijn artikel 29 en 30 van overeenkomstige toepassing voor zover hiervoor niet bij de begroting zelf of bij een afzonderlijk door gedeputeerde staten goedgekeurd besluit van het algemeen bestuur machtiging is verleend.
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 13 van 18
Artikel 32 Wanneer het algenneen bestuur blijkt, dat de raad van een deelnemende gemeente weigert de in artikel 30, eerste lid, bedoelde bijdrage in de gemeentebegroting op te nemen, doet het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet. Artikel 33 De deelnemende gemeentebesturen dragen er zorg voor dat de veiligheidsregio te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen. De jaarrekening Artikel 34 1.
Van de inkomsten en uitgaven van de veiligheidsregio wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden.
2.
Het dagelijks bestuur biedt deze rekening, met toevoeging van een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet aangewezen accountant, alsmede hetgeen het dagelijks bestuur voor zijn verantwoording dienstig acht, ter vaststelling aan het algemeen bestuur.
3.
De rekening en de toelichting daarop, wordt gelijktijdig met de aanbieding aan het algemeen bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten gezonden.
4.
Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar vast voor 1 juli volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft.
5.
De rekening wordt binnen twee weken na vaststelling met alle bijbehorende stukken, doch voor 15 juli, aan gedeputeerde staten aangeboden. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur via de colleges mededeling aan de raden der deelnemende gemeenten.
6.
De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.
Artikel 35 1.
In de rekening wordt het door elk der deelnemende gemeente over het betreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.
2.
De kosten worden, rekening houdende met andere inkomsten, over de deelnemende gemeenten verdeeld naar rato van de verdeelmaatstaven die in de begroting van datzelfde jaar worden gehanteerd.
3.
Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 30, lid 5, betaalde voorschot en het werkelijk verschuldigde bedrag vindt plaats onmiddellijk na de kennisgeving aan de gemeenten van de vaststelling van de rekening.
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Hoüand Zuid
Pagina 14 van 18
HOOFDSTUK X
GESCHILLEN
Artikel 36 Ten aanzien van geschillen omtrent de toepassing van de regeling in de ruimste zin, geldt het gestelde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
HOOFDSTUK X I
HET ARCHIEF
Artikel 37 1.
Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de veiligheidsregio en haar organen overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling, welke aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld.
2.
Gedeputeerde staten oefenen toezicht uit op de in het eerste lid aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig artikel 33 van de Archiefwet 1995.
3.
De algemeen directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Dordrecht, doch kan deze taak aan een andere ambtenaar delegeren.
4.
De archivaris van de gemeente Dordrecht oefent toezicht uit op het in het derde lid genoemde beheer.
5.
Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Dordrecht.
6.
De in het vijfde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Dordrecht.
HOOFDSTUK X I I
KLACHTEN EN OMBUDSVOORZIENING
Artikel 38 Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.
HOOFDSTUK X I I I
TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Toetreding en uittreding Artikel 39 1.
Toetreding van colleges van burgemeester en wethouders tot de gemeenschappelijke regeling of uittreding van colleges van burgemeester en wethouders uit de gemeenschappelijke regeling is slechts mogelijk na wijziging van
Gemeenschappeiijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 15 van 18
de verdeling van gemeenten in regio's, als bedoeld in artikel 8 van de wet. 2.
Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding en de uittreding.
Wijzigingen of oplieffing Artikel 40 1. Een voorstel aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door het college van burgemeester en wethouders van ten minste vijf van de deelnemende gemeenten, zulks onverminderd de ter zake van toepassing zijnde bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen en de wet. 2.
Een besluit tot wijziging van deze regeling wordt slechts na instemming van de colleges van burgemeester en wethouders van alle deelnemende gemeenten genomen.
3.
De gemeenschappelijke regeling kan slechts worden opgeheven voor zover dit op grond van artikel 8 en artikel 9 van de wet mogelijk is. Een besluit tot opheffing van deze gemeenschappelijke regeling wordt niet genomen voordat de betreffende bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten daarmee hebben ingestemd. Het algemeen bestuur stelt, nadat de raden van de deelnemende gemeenten zijn gehoord, een liquidatieplan vast.
4.
Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Daarbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.
5.
Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, nadat de raden van de deelnemende gemeenten hun zienswijze hebben kunnen inbrengen, vastgesteld.
6.
Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel.
7.
Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van het samenwerkingsverband.
8.
Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.
9.
De organen van het openbaar lichaam blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie volledig is voltooid.
HOOFDSTUK X I V
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artilcel 4 1 1.
De gemeenschappelijke regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen is geregistreerd. Het bepaalde in dit lid is van overeenkomstige toepassing op wijzigingen van de gemeenschappelijke regeling, tenzij in het wijzigingsbesluit anders is besloten.
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 16 van 18
2.
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
3.
Het gemeentebestuur van Dordrecht zendt de regeling aan gedeputeerde staten.
4.
Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (GR VRZHZ).
Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid van 2011, de secretaris,
de voorzitter,
Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Pagina 17 van 18
Toelichting wijzigingen Gemeenscliappelijice regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid Op 1 juli 2009 is de gemeensciiappeiijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (GR VRZHZ) door het bestuur van de GR VRZHZ vastgesteld. Vanaf 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio's (Wvr) van kracht. Om conform deze Wet te kunnen werken, is de GR VRZHZ aangepast. In onderstaande tabel wordt per onderdeel van de GR VRZHZ ingegaan op de aangebrachte wijzigingen. Als een onderdeel of artikel niet in onderstaande tabel is opgenomen, zijn er geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht. De adviezen van het AGV en CAB zijn eveneens verwerkt in onderstaande tabel.
Overwegingen en besluit
Verwijzingen naar wetten gewijzigd naar aanleiding van de Wvr.
Hoofdstuk I
Lid 1. De begrippen dagelijks bestuur, voorzitter, algemeen directeur VR, directeur publieke gezondheid en coördinerend gemeentesecretaris zijn toegevoegd. Met de In werking treding van de Wet publieke gezond (naar verwachting 1 januari 2012) wordt de 'directeur GHOR' de 'directeur publieke gezondheid'. Hier Is In de tekst van de GR op geanticipeerd. Het samenwerkingsgebied Is verwijderd omdat deze genoemd wordt In artikel 2, lid 2.
Hoofdstuk I I I
Doel Is opgesplitst In twee delen; een hoofddoel (a) en secundair doel (b). Artikel 3b Is toegevoegd. Betreft taken en bevoegdheden van het openbaar lichaam. Lid 1 en 2 zijn herschreven. Verwijzingen zijn naar aanleiding van de Wvr aangepast. Lid 2 beschrijft de niet-wettelijke taken. Lid 2b verwijst nu naar het vigerende beleidsplan (waarin de nletwettelljke taken staan beschreven). Het oud lid 2c is verwijderd omdat deze als algemene taak In de Wvr Is opgenomen (betreft toezien op kwaliteit basisbrandweerzorg).
Hoofdstuk IV
Betreft het bestuur. Artikel Is toegevoegd en gaat In op de In uitvoering van toegekende bevoegdheden aan het algemeen bestuur. Betreft de samenstelling van het algemeen bestuur. Verwijderd Is de artikel 7c (oude GR) 'het lidmaatschap van het algemeen bestuur Is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar aangesteld door of vanwege het openbaar lichaam of daaraan ondergeschikt'. Deze opmerking Is niet van toepassing omdat het een burgemeesterschap betreft. Lid 2; verwezen wordt naar de Gemeentewet. Vervanging onderling Is tevens onderdeel van het reglement van orde van het AB. Lid 3 Is toegevoegd, betreft de secratarls. In een artikel 19 wordt hier nader op ingegaan. Betreft de vergaderingen van het algemeen bestuur. De teksten van lid 5 en 6 zijn conform de Wvr aangepast. Ingevoegd zijn lid 4 en 7. Dit betreft de wettelijke verplichte uitnodiging van de Commissaris van de Koning voor vergaderingen van het bestuur (Nd 4) en het feit dat de secretaris de behandelen stukken inbrengt (lid 7).
12
Betreft de informatie- en verantwoordingsplicht. Tekstuele aanpassingen zijn overeenkomst artikel 16 van de Wet Gemeenschappelijke regelingen (Wgr) gemaakt, dit heeft geen inhoudelijke gevolgen. Toegevoegd is op grond van artikel 17 van de Wgr dat de informatieplicht overeenkomstig van toepassing is ten aanzien van de raden van de deelnemende gemeentebesturen.
13
Betreft de samenstelling van het dagelijks bestuur. De voorzitter is apart genoemd (artikel 2 Ingevoegd).
14
Betreft de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur. In lid 1 is een aantal uitzonderingen toegevoegd. De uitzondering: 'het vaststellen van rampbestrijdingsplannen' is verwijderd. Dit conform het bestuursbesluit om de vaststelling van rampbestrijdingsplannen door het DB te laten plaatsvinden. Lid 3 is gewijzigd in taken waar het dagelijks bestuur voorts mee is belast. Lid 4 Is toegevoegd, ter voorkoming dat het vakantiemandaat voor iedere vakantieperiode apart in het dagelijks bestuur van toepassing dient te worden verklaard.
15
Betreft de vergaderingen van het dagelijks bestuur. Lid 5 is tekstueel gewijzigd. In de oude GR moeten leden ter vergadering aanwezig zijn om een besluit te kunnen nemen. Met de aangepaste tekst kunnen DB-Ieden ook op een andere manier hun stem laten gelden (bijvoorbeeld via teleconferencing of e-mail). Lid 6 en 7 (oude GR) zijn om dezelfde redenen verwijderd. Lid 6 (nieuwe GR) is toegevoegd; de secretaris brengt de te behandelen stukken in.
17
Betreft informatie- en verantwoordingsplicht dagelijks bestuur. Artikel is gewijzigd. De Wgr schrijft voor dat de regeling bepalingen opneemt omtrent de wijze waarop het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur de door een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen verstrekt. Met het nieuwe lid 1 en 2 voldoet artikel 17 hier nu aan. Het dagelijks bestuur hoeft niet direct aan de colleges inlichtingen te verstrekken. Betreft de voorzitter. In lid 1 in de verwijzing naar wet gemeenschappelijke regelingen gewijzigd in de verwijzing naar de wet (Wvr). Lid 2 (oude GR) is verwijderd, dit betreft een herhaling.
18
Hoofdstuk V
Hoofdstuk VI
19 20
Dit artikel is ingevoegd, betreft de secretaris. Betreft de commissies van advies. Artikel is aangepast naar aanleiding van de wijzigingen van de Wvr.
21
Commissie van advies voor Brandweeraangelegenheden (CAB). Gezien de toekomstige regionalisering Is in lid 1 verwijderd dat de gemeentelijke brandweercommandanten hier zitting in hebben en is toegevoegd dat de directeur brandweer leidinggevenden als lid aanwijst. In lid 2 is toegevoegd dat de directeur brandweer voorzitter is van de commissie. Lid 3 is toegevoegd en geeft aan dat de CAB via de directeur Brandweer gevraagd en ongevraagd het dagelijks bestuur kan adviseren.
22
Commissie van advies gemeentesecretarissen veiligheid (AGV). Toegevoegd is uit welke leden de commissie bestaat (lid 1) en dat 'op voordracht van de gemeentesecretarissen' een coördinerend gemeentesecretaris wordt aangewezen (lid 2). Dit is de coördinerend functionaris zoals bedoeld in de wet (lid 3). Betreft bestuurscommissies. In lid 3 zijn 'raden' vervangen door'colleges'. Ontwerpbesluit wordt aan de colleges gestuurd (de GR is immers een collegeregeling), het is vervolgens aan de colleges om dit al dan niet aan de raden voor te leggen.
23
Hoofdstuk VII
24
Betreft de algemeen directeur. Lid 1 (oude GR) is verwijderd omdat hier een aparte passage aan gewijd is in artikel 8, lid 3 (secretaris van het bestuur). In lid 5 (voorheen lid 6) zijn gelet op de Wvr en Wpg de functiebenamingen gewijzigd danwei toegevoegd. Lid 6 is toegevoegd, betreft vervanging algemeen directeur bij afwezigheid. Artikel 25 in de oude GR betreft de verordening op de veiligheidsregio. Deze is geheel verwijderd. Hiermee komt de verplichting tot het opstellen van een verordening, en daarmee een lang besluitvormingstraject, te vervallen. De VRZHZ zal middels een regeling(en) aanvullende werkwijzen en taken benoemen en opnemen, welke door het bestuur vastgesteld kunnen worden.
25
Hoofdstuk VIII
Dit hoofdstuk betreft de operationele organisatie en is toegevoegd. Het betreft de meldkamer (artikel 27) en de hoofdstructuur (artikel 28). 26 27 28
Hoofdstuk XII
Hoofdstuk XIV
Betreft het personeel (oude artikel 28). Opgenomen is lid 3, wat het oude artikel 29 vervangt. Het betreft de rechtspositie en bezoldiging van ambtenaren en van het personeel. Het algemeen bestuur voorziet met zelfstandige aansluiting bij het College voor Arbeidszaken van het VNG (ligt separaat ter besluitvorming voor) zelf in de rechtspositie en bezoldiging en volgt daarmee niet meer de gemeente Dordrecht (die overigens ook is aangesloten bij het CvA). Het algemeen bestuur van de VRZHZ stelt hiermee in het vervolg zelfde rechtspositie en bezoldiging vast.
39
Lid 2 is gewijzigd met het oog op de Wvr. Dit artikel is gewijzigd met het oog op de Wvr en Wpg. Lid 5 is toegevoegd naar aanleiding van het besluit van het dagelijks bestuur d.d. 12 oktober 2011. Betreft toetreding en uittreding. Dit artikel is de gewijzigde samenvoeging van artikelen 41 en 42 oude GR.
40
Betreft wijzigingen of opheffing. Lid 4 tot en met 9 is toegevoegd en heeft betrekking op liquidatie.
41
Betreft overgangs- en slotbepalingen. Met de aanpassing van de GR aan de Wvr kan lid 2 (artikel 45 oude GR; GR aanpassen aan Wvr) worden verwijderd. Artikel 46 oude GR (overgangsbepalingen) is niet meer relevant en daarom verwijderd.
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht
Datum 14 november 2011
Bijlagen 4
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: besluitvorming zienswijze ex art. kennisname
Ons kenmerk Zaaknr. 668226
B&W besluit 6 december 2011
Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t.
Portefeuillehouder J.P. Tanis
Fatale termijn nee Zorg en Welzijn Onderwerp
Herbenoeming van leden in het bestuur van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht en Sliedrecht.
Wat wordt gevraagd
Een drietal leden te herbenoemen in het bestuur van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht en Sliedrecht.
Bijgaande stukken
-raadsvoorstel -raadsbesluit -brief d.d. 26 september 2011 van bestuur Stichting OPOPS. W.Hokken Tel.nr. (0184) 495 882
Ambtelijk contactpersoon
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
Kopieën aan: Archief
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Sliedrecht,
Onderwerp:
Voorgesteld besluit: 1. Voorstel tot instemmen met de aanbeveling van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht en Sliedrecht om mevrouw Van der Hoek voor te dragen als bestuurslid voor een nieuwe periode van vier jaar namens de gemeenteraden gezamenlijk. 2. Te besluiten de heren Büscher en Troost herbenoemen als lid van het bestuur van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht en Sliedrecht tot 1 januari 2014 en mevrouw Van der Hoek herbenoemen als lid van het bestuur van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht en Sliedrecht tot 1 mei 2015.
Overwegingen en alternatieven: Inleiding. Het openbaar primair onderwijs in Sliedrecht is per 1 januari 2010 verzelfstandigd en per 1 januari 2010 overgedragen aan de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht en Sliedrecht (hierna: de Stichting OPOPS). De Stichting OPOPS is een zelfstandig orgaan en oefent hierdoor alle taken en bevoegdheden van het bevoegd gezag uit. Als uitwerking van artikel 48 van de Wet op het primair onderwijs zijn gewijzigde statuten opgesteld en deze zijn door uw raad goedgekeurd. In de statuten is opgenomen dat de leden van het bestuur door de gemeenteraden worden benoemd en per zittingsperiode maximaal voor vier jaar waarbij herbenoeming twee maal is toegestaan. Het bestuur stelt hiervoor een rooster van aftreden op. Artikel 6 van de statuten bepaalt dat het bestuur uit minimaal drie en maximaal uit zes leden bestaat en de benoeming geschiedt op basis van een voordracht en wel als volgt : 1. eenderde van de leden op bindende voordracht (zoals geëist krachtens artikel 48, lid 6b, van de Wet op het primair onderwijs) van de oudergeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad; 2. eenderde van de leden op voordracht van de personeelsgeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en 3. eenderde van de leden op voordracht van de gemeenteraden gezamenlijk. Ter voldoening aan artikel 6 van de statuten heeft de bestuursmanager schriftelijk drie voordrachten ingediend om te komen tot herbenoeming van drie bestuursleden van de Stichting OPOPS. Het gaat hierbij om : 1. de heer Büscher op bindende voordracht van de oudergeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad; 2. de heer Troost op voordracht van de personeelsgeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en 3. mevrouw Van der Hoek op voordracht van de gemeenteraden gezamenlijk.
-2De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad heeft ingestemd met de voordracht aan de gemeenteraden van de twee heren tot herbenoeming. Mevrouw Van der Hoek wordt u thans voorgesteld als vertegenwoordiger namens de gemeenteraden gezamenlijk in het bestuur deel te blijven nemen. Uitgaande van uw instemming doet de bestuursmanager gelijktijdig de voordracht tot herbenoeming. Indien de voordracht niet gelijktijdig gedaan wordt, dan zal de feitelijke herbenoeming pas over twee maanden kunnen plaatsvinden. Wij hebben geen bezwaar tegen een herbenoeming van mevrouw Van der Hoek. De herbenoeming is van belang voor het openbaar onderwijs in twee gemeenten. Voor de Stichting OPOPS houdt dit in dat de goedkeuring van twee gemeenteraden dient te komen. Om deze reden vindt op ambtelijk en bestuurlijk niveau overleg plaats met de gemeente Papendrecht, om te komen tot onderling gecoördineerde standpuntbepaling richting de Stichting en de drie bestuursleden. De gemeente Papendrecht heeft aangegeven dat de gemeenteraad voorgesteld wordt om mevrouw Van der Hoek te herbenoemen als bestuurslid van de Stichting OPOPS namens de gemeenteraden gezamenlijk. Daarnaast wordt de gemeenteraad voorgesteld om tot formele herbenoeming van de drie personen als bestuurslid van de Stichting OPOPS over te gaan. Besluitvorming door de gemeenteraad van Papendrecht staat eveneens gepland voor de maand januari 2012. Na de herbenoeming is de verdeling van de zes bestuursleden als volgt: A. vanuit de oudergeleding : de heren R. Büscher en P. Flier; B. vanuit de personeelsgeleding : de heren J. Troost en C.A. Oskam; C. vanuit de gemeenteraden : de heer H.A. Verhoef en mevrouw A. van der Hoek. Voorstel. Gelet op het bovenstaande stellen wij u voor de drie door de Stichting OPOPS voorgedragen personen te herbenoemen als bestuurslid van de Stichting OPOPS conform bijgaand ontwerp raadsbesluit.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in:
Financiële kaders N.v.t.
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Artikel 48 van de Wet op het Primair Onderwijs.
Tijdspad, monitoring en evaluatie Gelijkluidende besluitvorming met gemeenteraad Papendrecht.
Externe communicatie: N.v.t.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 december 2011;
besluit:
1. kennis nemen van de voordracht van mevrouw Van der Hoek als bestuurslid van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht en Sliedrecht namens de gemeenteraden en 2. de onderstaande bestuursleden van de Stichting Openbaar Primair Onderwijs Papendrecht en Sliedrecht als volgt te herbenoemen: - de heer Büscher op bindende voordracht van de oudergeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad conform het rooster van aftreden tot 1 januari 2014; - de heer Troost op voordracht van de personeelsgeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad conform het rooster van aftreden tot 1 januari 2014 en - mevrouw Van der Hoek op voordracht van de gemeenteraden gezamenlijk conform het rooster van aftreden tot 1 mei 2015.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht
Datum 3 januari 2012
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor:
Bijlagen 5
Ons kenmerk Zaaknr.
besluitvorming zienswijze (n.v.t.) kennisname
B&W besluit 3 januari 2012
Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t. bijlage
Portefeuillehouder J.A. Lavooi
Fatale termijn nee Zorg en Welzijn Onderwerp
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
Wat wordt gevraagd
Vaststellen van het beleidsplan
Toelichting
Gemeenten dienen op grond van artikel 3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een plan op te stellen, dat richting geeft aan maatschappelijke ondersteuning. Het beleidsplan geldt voor een periode van maximaal vier jaar. Het huidige Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2008-2011 is eind 2011 afgelopen. In deze nota geeft Sliedrecht voor de komende vier jaar aan welke doelen worden gesteld, hoe dat gaat gebeuren en met welke resultaten.
Bijgaande stukken
- Concept Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015 “Elkaar ondersteunen” - Bijlagenboek - Adviesbrief van de Wmo-adviesraad Sliedrecht aan het College van B&W d.d. 12 december 2011 - Concept Raadsvoorstel - Concept Raadsbesluit.
Ambtelijk contactpersoon
J.W.M. Erkens 0184-495808
Kopieën aan: Archief
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Sliedrecht,
Onderwerp: Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015 “Elkaar ondersteunen” Voorgesteld besluit: Het Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015 “Elkaar ondersteunen” d.d. 21 december 2011 vast te stellen. Overwegingen en alternatieven Gemeenten dienen op grond van artikel 3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een plan op te stellen, dat richting geeft aan maatschappelijke ondersteuning. Het beleidsplan geldt voor een periode van maximaal vier jaar. Het huidige Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2008-2011 is eind 2011 afgelopen. Op 14 juni 2011 heeft de gemeenteraad een Startnotitie vastgesteld met als opdracht te komen tot de ontwikkeling van een nieuw Wmo-beleidsplan 2012-2015. In bijgaand beleidsplan wordt voorgesteld welke beleidsdoelen voor de komende vier jaar worden gesteld, wat we daarvoor gaan doen en met welke resultaten. De volgende uitgangspunten zijn daarin geformuleerd: 1. 2. 3. 4. 5.
actualiseren van het Wmo-beleidsplan 2008-2011; de noodzaak tot integraal beleid als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen; accent op zelfredzaamheid en participatie; betrokkenheid, input en draagvlak partners (gemeenten, burgers en instellingen); meer (sub)regionale samenwerking in beleid en uitvoering.
Bij de beleidsvoorbereiding is intensief samengewerkt tussen Sliedrecht, Alblasserdam en Papendrecht. De problematiek van de verschillende gemeenten sluit immers bij elkaar aan en een en ander heeft tijdwinst en efficiency opgeleverd. Om input te verzamelen vanuit de samenleving is nauw samengewerkt met de Wmo-adviesraad en hebben gesprekken met lokale en regionale instellingen plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de volgende speerpunten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
wonen, zorg en welzijn: basisinfrastructuur op orde; preventief jeugdbeleid: vroegsignalering (o.a. CJG); doorontwikkeling Wmo-loket: website, Zorgkompas, volgsysteem; vrijwilligersbeleid en Maatschappelijke Stage: makelaar, steunpunt, website; kanteling breed doorvoeren in Wmo-beleid; extra ondersteuning overbelaste mantelzorgers; integraal welzijnswerk: welzijn nieuwe stijl; toegang tot extramurale begeleiding (actieplan); preventieve maatschappelijke zorg.
-2De gemeenteraad heeft in de informatieve bijeenkomst van 23 augustus 2011 de volgende aandachtspunten benoemd: Aandachtspunt: - Sliedrechtse cijfers nodig (o.a. begeleiding) - minder uitvoeringsorganisaties (cliëntondersteuning) - extra inzet vrijwilligers/civil society - nieuwe mogelijkheden onderzoeken om WWB-ers en WSW-ers in te zetten - Hoe nu verder met PGB (begeleiding)?
Toelichting, uitwerking in Wmo-beleidsplan: - zijn toegevoegd, o.a. in Paragraaf 7.3 “Om wie gaat het?”; - komt terug in Paragraaf 6.5: onderzoek Wmo-loket en instellingen en 7.2: Welzijn nieuwe stijl en rol SWS (casemanagement); - uitgewerkt in Paragraaf 6.6: vrijwilligersbeleid en professionalisering Vrijwilligerspunt (SWS); - Blz. 8: dit wordt nader uitgewerkt in notitie “Slied rechtse insteek en regionale verbanden WWnV” - Paragraaf 7.3: uitkomsten PGB nog onbekend; dit wordt uitgewerkt in PVA (proeftuin beleid)
Ondanks de gezamenlijke speerpunten hebben voornoemde gemeenten gekozen om per gemeente een apart plan aan de gemeenteraad voor te leggen, omdat dit meer recht zou doen aan de lokaal verschillende vraagstukken en oplossingen (actiepunten). Inspraak Concepten zijn voorgelegd aan de Wmo-adviesraad en zorg- en welzijnsinstellingen. Middels bijgaande brief van 12 december 2011 heeft de Wmo-adviesraad een positief advies gegeven. Zij schrijft, dat zij tevreden is over de wijze waarop de leden van de Wmo-adviesraad zijn betrokken bij het tot stand komen van het voorliggende Wmo-beleidsplan en dat zij van mening is, dat de gemeente Sliedrecht daarmee een kader heeft om kwetsbare burgers bij de gemeenschap te blijven betrekken. Naast een aantal algemene opmerkingen heeft men een drietal zorgpunten geplaatst, die betrekking hebben op vrijwilligers en mantelzorgers, de Kanteling en burgers met een lage SES: “Door het overhevelen van taken van het Rijk naar de gemeente zal de zorg voor mensen met een GGZ-achtergrond, met vaak ernstige en meervoudige problemen, onder andere door vrijwilligers en mantelzorgers worden opgepakt, ook bij de zogenaamde Kanteling dient de sociale omgeving van de burger betrokken te worden in het oplossen van de problematiek. De belasting van vrijwilligers en mantelzorgers neemt daarmee toe en nu al zijn er signalen dat die vrijwillige hulpverleners overbelast worden. De Wmoadviesraad is van mening dat de gevolgen onevenredig zwaar kunnen uitpakken voor een aantal Sliedrechtse burgers en ziet het als haar taak om in een vroeg stadium die gevolgen te monitoren en zo nodig te adviseren het beleid aan te passen.” Wij delen deze zorg en zullen daar in de uitwerkingsplannen op terug komen. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders In het beleidsplan staan gegevens met betrekking tot het Wmo-budget zoals die zijn overgenomen uit de Septembercirculaire (integratie-uitkering Wmo in Gemeentefonds 2012). In 2011 heeft het Rijk de uitvoeringskosten verhoogd van 75,8 miljoen naar 143,7 miljoen. Het grootste gedeelte (93%) van het Wmo-budget wordt doorgesluisd naar de SDD. Nu binnen de algemene uitkering het onderdeel voor de Wmo naar beneden wordt bijgesteld, kan ook de bijbehorende uitgavenpost worden verlaagd. De wijze van verwerking van de aanpassing van de Wmo ligt grotendeels vast door regionale afspraken (verdeelsleutel Wmo 2012). Van het Wmo bedrag van € 2.830.164 gaat € 2.607.317 naar de SDD en blijft € 222.847 binnen de begroting van Sliedrecht. Daarnaast ontvangt Sliedrecht budget voor compensatie Pakketmaatregel (AWBZ) en Maatschappelijke Stage (MaS) die aan het Wmo-budget zijn toegevoegd. Voor het overige wordt verwezen naar blz. 23 van het beleidsplan.
-3-
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo); Wet Werken naar Vermogen; de Kanteling; decentralisatie extramurale begeleiding (AWBZ); decentralisatie Jeugdzorg; Welzijn nieuwe stijl. Tijdspad, monitoring en evaluatie Met de Wmo-adviesraad Sliedrecht is afgesproken om halverwege de periode van het beleidsplan (januari 2014) de actiepunten en resultaten te evalueren. Hierbij zullen de gegevens vanuit de monitoren, benchmarks en klanttevredenheidsonderzoeken (KTO’s) als input dienen. Daarnaast dient aan de gemeenteraad jaarlijks rekenschap te worden gegeven van behaalde resultaten op grond van het Wmobeleid. Dit zal in de dynamische jaaragenda raad worden opgenomen. Sinds 2010 nemen de Drechtsteden géén deel meer aan de jaarlijkse Wmo-benchmark (SGBO), omdat deze te weinig nieuwe informatie voor beleid oplevert. Mede op aangeven van de regionale Wmoadviesraad is binnen de Drechtsteden besloten om tweejaarlijks een klanttevredenheid onder gebruikers van individuele voorzieningen te laten uitvoeren (SGBO). In plaats hiervan wordt in samenspraak met de Wmo-adviesraden gekozen voor alternatieve tevredenheidonderzoeken uit te voeren door het Onderzoek Centrum Drechtsteden (OCD). In 2011 was dit “Tevredenheid onder mantelzorgers en zorgvrijwilligers”. Zo ontstaat vanuit verschillende onderzoeken jaarlijks een meer gedifferentieerd beeld met betrekking tot tevredenheid. Externe communicatie Met betrekking tot de Kanteling en transities Begeleiding, Jeugd en de Wet Werken naar Vermogen zal de komende jaren intensief naar en met burgers worden gecommuniceerd. Een communicatieparagraaf zal deel uitmaken van verschillende uitvoeringsplannen. Daarnaast willen we onze inwoners onder gebruikmaking van Internet en de lokale media (Kompas) komend jaar frequenter informeren met betrekking tot de gevolgen van de meer lokale veranderingen in de Wmo zoals Welzijn nieuwe stijl en het Wmo-loket. Naar aanleiding van de bijeenkomst van 2 februari 2012 en het onderzoek naar de loketfunctie, zullen we in overleg met de afdeling Communicatie hierover in 2012 nadere voorstellen doen.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 januari 2012;
besluit: het Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015 “Elkaar ondersteunen” d.d. 21 december 2011 vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
“Elkaar ondersteunen” Wmo-beleidsplan Sliedrecht, 2012-2015
Opdrachtgever : Steller : Datum :
Johan Lavooi, wethouder Wmo Hans Erkens, Publiekszaken/WEZ 21 december 2012 (versie 4.0)
Voorwoord Johan Lavooi p.m.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 2 van 30
Inhoudsopgave 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Inleiding Uitgangspunten Startnotitie Regionale samenwerking en verzamelen input Regionaal benoemde speerpunten Leeswijzer
blz. 4
2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
Wettelijk kader Wmo als participatiewet Prestatievelden Regionale samenwerking Compensatieplicht Uitbreidingstaken onder de Wmo
blz. 5
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7.
Landelijke en regionale ontwikkelingen De Kanteling Welzijn nieuwe stijl Extramurale begeleiding Decentralisatie jeugdzorg Wet werken naar vermogen Hulpmiddelen Regionale ontwikkelingen
blz. 7
4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4.
De Kanteling in de Wmo: van zorg naar participatie Principes van de Kanteling Spanningsveld Uitvoering in samenhang Wat gaan we in Sliedrecht doen?
blz. 9
5. 5.1. 5.2. 5.3.
Lokaal Wmo-beleid Aandachtspunten sociaal beleid (OCD) Hoofdlijnen Collegeprogramma 2010-2014 Visie op participatie
blz. 11
6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5. 6.6. 6.7. 6.8.
Groen: basisinfrastructuur op orde? Wonen, leefbaarheid en bewonersparticipatie Welzijn en zorg Sport en recreatie Jeugdbeleid en opvoedondersteuning Wmo-loket Vrijwilligersbeleid Lokaal gezondheidsbeleid Afgestemd aanbod Wmo-AWBZ
7. 7.1. 7.2. 7.3.
Oranje: kwetsbare mensen Mantelzorgondersteuning Welzijn nieuwe stijl: casemanagement Extramurale begeleiding
blz. 21 blz. 22
8.
Rood: maatschappelijke zorg
blz. 24
9. 9.1. 9.2. 9.3. 9.4.
Middelen, evaluatie, communicatie en planning Middelen Nieuw Wmo-beleid Evaluatie, benchmarks en KTO’s Communicatie
blz. 26
10.
Lijst met afkortingen
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 6
blz. 8
blz. 10
blz. 12
blz. 14 blz. 15 blz. 16 blz. 17 blz. 18 blz. 19 blz. 20
blz. 27
blz. 28
blz. 3 van 30
1.
Inleiding Gemeenten dienen op grond van artikel 3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een plan op te stellen, dat richting geeft aan maatschappelijke ondersteuning. Het beleidsplan geldt voor een periode van maximaal vier jaar. Het huidige Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2008-2011 loopt eind 2011 af. In deze nota geeft Sliedrecht voor de komende vier jaar aan welke doelen worden gesteld, hoe dat gaat gebeuren en met welke resultaten.
1.1.
Uitgangspunten Startnotitie Op 14 juni 2011 heeft de gemeenteraad de Startnotitie vastgesteld met als opdracht te komen tot de ontwikkeling van een nieuw Wmo-beleidsplan 2012-2015. De volgende uitgangspunten zijn daarin geformuleerd: 1. actualiseren van het Wmo-beleidsplan 2008-2011; 2. maatschappelijke ontwikkelingen maken integraal beleid noodzakelijk; 3. accent op zelfredzaamheid en participatie; 4. betrokkenheid, input en draagvlak partners (gemeenten, burgers en instellingen); 5. meer (sub)regionale samenwerking in beleid en uitvoering.
1.2.
Regionale samenwerking en verzamelen input Bij de beleidsvoorbereiding is intensief samengewerkt tussen Sliedrecht, Alblasserdam en Papendrecht. De problematiek van de verschillende gemeenten sluit immers bij elkaar aan en een en ander heeft tijdwinst en efficiency opgeleverd. Om input te verzamelen vanuit de samenleving is nauw samengewerkt met de Wmo-adviesraad en hebben gesprekken met lokale en regionale instellingen plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot contouren en speerpunten, die op 23 augustus 2011 informatief met de gemeenteraad zijn besproken. De samenwerking met de Wmo-adviesraad Sliedrecht is hierbij erg waardevol gebleken; zij is niet alleen achteraf om advies gevraagd, maar is vanaf de start actief bij de beleidsvorming betrokken geweest.
1.3.
Regionaal benoemde speerpunten 1. wonen, zorg en welzijn: basisinfrastructuur op orde; 2. preventief jeugdbeleid: vroegsignalering (o.a. CJG); 3. doorontwikkeling Wmo-loket: website, Zorgkompas, volgsysteem; 4. vrijwilligersbeleid en Maatschappelijke Stage: makelaar, steunpunt, website; 5. kanteling breed doorvoeren in Wmo-beleid; 6. extra ondersteuning overbelaste mantelzorgers; 7. integraal welzijnswerk: welzijn nieuwe stijl; 8. toegang tot extramurale begeleiding (actieplan); 9. preventieve maatschappelijke zorg. De gemeenteraad heeft 23 augustus 2011 de volgende punten benoemd: Sliedrechtse cijfers nodig (o.a. begeleiding); minder uitvoeringsorganisaties (cliëntondersteuning); extra inzet op vrijwilligers en/of Civil Society (stimuleren of is de rek eruit?); nieuwe mogelijkheden onderzoeken om WWB-ers en WSW-ers in te zetten; hoe nu verder met PGB (begeleiding)?
1.4.
Leeswijzer De speerpunten worden uitgewerkt in Hoofdstuk 4 en verder. Hoofdstuk 2 beschrijft de Wmo als kader; Hoofdstuk 3 de landelijke en regionale ontwikkelingen; Hoofdstuk 4 De Kanteling; Hoofdstuk 5 lokaal beleid; Hoofdstuk 6 Groen: basisinfrastructuur; Hoofdstuk 7 Oranje: kwetsbare mensen; Hoofdstuk 8 Rood: maatschappelijke Zorg; Hoofdstuk 9 Middelen, evaluatie en communicatie. Hoofdstuk 10 sluit af met een afkortingenlijst. Er is een apart Bijlagenboek.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 4 van 30
2.
Wettelijk kader In dit hoofdstuk staan we stil bij de Wmo als kaderwet; wat is het doel, wat valt eronder en wat is er aan gemeentelijke taken bij gekomen.
2.1.
Wmo als participatiewet De Wmo is in 2007 ingevoerd als onderdeel van een nieuw zorgstelsel 1 en valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Deze wet is voor een deel als opvolger te beschouwen van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) die een zorgplicht kent. De Wmo is een brede participatiewet: iedereen moet kunnen meedoen aan de samenleving. De Wmo is daarmee een principieel andere wet dan de AWBZ. De Wmo kent geen zorgplicht maar een compensatieplicht. Daar waar burgers en hun sociale netwerk de ondersteuning, die nodig is om maatschappelijk te participeren niet kunnen bieden, moet de gemeente dit compenseren door ondersteuning te bieden. De manier waarop dit gebeurt wordt niet door de Wmo voorgeschreven; dat is een zaak van de gemeente. De Wmo is een “horizontale” wet; gemeenten hoeven over de behaalde resultaten geen verantwoording af te leggen aan het rijk, maar doen dit jaarlijks aan de gemeenteraad.
2.2.
Prestatievelden Artikel 1 eerste lid van de Wmo noemt een negental prestatievelden waarop gemeenten beleid moeten voeren, te weten: 1. Bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van wijken en buurten. 2. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen en ouders met problemen met opvoeden. 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. 4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. 5. Het bevorderen van maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van mensen met een beperking (incl. mensen met een chronisch psychisch probleem en mensen met een psychosociaal probleem). 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer. 7. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang. 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. 9. Ondersteuning aan verslaafden. Tabel 1: prestatievelden en schaal van bestuurlijke verantwoordelijkheid Prestatieveld: Schaal, bestuurlijke verantwoordelijkheid: 1 t/m 5 lokaal: Sliedrecht 6: individuele voorzieningen 7, 8 en 9: maatschappelijke Zorg
2.3.
Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden (SDD) Dordrecht is centrumgemeente voor regio ZuidHolland Zuid
Regionale samenwerking In 2007 hebben de gemeenten in de Drechtsteden de verantwoordelijkheid voor de individuele voorzieningen (prestatieveld 6) overgedragen aan de Drechtraad. Dit betreft een delegatie van verantwoordelijkheden.
1 Het zorgstelsel omvat de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de langdurige zorg, de Zorgverzekeringwet (ZVW) voor de kortdurende zorg en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) voor ondersteuning.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 5 van 30
Bovendien heeft men besloten de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) als uitvoeringsorganisatie aan te wijzen. Dit is vastgelegd in het Wmo-beleidskader Drechtsteden. Hierin is ingegaan op de afstemming tussen de gemeenten onderling en de gemeenten met de regio, in het bijzonder met betrekking tot individuele voorzieningen. Gelet op landelijke ontwikkelingen zal dit beleid op onderdelen worden herschreven. De gemeenteraad van Dordrecht is verantwoordelijk voor de maatschappelijke zorg (prestatievelden 7, 8 en 9), omdat Dordrecht als centrumgemeente van de regio ZuidHolland Zuid is aangewezen. Het college van Dordrecht overlegt alvorens een voorstel aan de gemeenteraad wordt voorgelegd, met de andere gemeenten van deze regio. Met betrekking tot preventie, nazorg en herstel hebben de lokale gemeenten een eigen taakverantwoordelijkheid. De eerste vijf prestatievelden zijn een verantwoordelijkheid van de individuele gemeenten. 2.4.
Compensatieplicht Artikel 4 Wmo bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders ter compensatie voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning moet treffen die een persoon met beperkingen in staat stelt om: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning; c. zich lokaal (en regionaal) te verplaatsen per vervoermiddel; d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Er zijn twee soorten voorzieningen te onderscheiden: 1. individuele voorzieningen: worden na een indicatie toegekend. Het betreft rolstoelen, scootmobielen, woningaanpassingen en hulp bij het huishouden. 2. algemene of collectieve voorzieningen: hiervoor is geen indicatie nodig, maar zijn wel belangrijk om participatie van mensen te bevorderen. Hierbij valt te denken aan maaltijdservice, maatschappelijk werk of aan doelgroepenvervoer 2 .
2.5.
Uitbreidingstaken onder de Wmo Sinds de invoering van de Wmo in 2007 is er een aantal nieuwe taken in ondergebracht. Zo is sinds 2011 Maatschappelijke Stage een nieuwe wettelijke verplichting en zijn de middelen voor ondersteuning aan het Wmo-budget toegevoegd. Dit geld heeft Sliedrecht aangewend voor het instellen van een stagemakelaar als onderdeel van de Stichting Welzijnswerk Sliedrecht en is eXperience aangeschaft als website om vraag en aanbod te koppelen (zie: 6.6). Ook Nazorg voor ex-gedetineerden en de Wet Tijdelijk Huisverbod (huiselijk geweld) zijn onder de Wmo gebracht. Nazorg ex-gedetineerden en het tijdelijk huisverbod worden thans gecoördineerd vanuit centrumgemeente Dordrecht en worden respectievelijk uitgevoerd door de SDD en de GGD ZHZ. In het Hoofdstuk 3 willen we stilstaan bij ontwikkelingen die van grote invloed zijn op de Wmo zoals: de Kanteling, Welzijn nieuwe stijl en drie decentralisaties: extramurale begeleiding (inclusief hulpmiddelen), Jeugdzorg (Zorg voor Jeugd) en Wet werken naar vermogen.
2
De Drechthopper is een collectieve vervoersvoorziening, waarvoor men in veel gevallen wel een indicatie nodig heeft.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 6 van 30
3.
Landelijke en regionale ontwikkelingen Op landelijk niveau speelt een aantal belangrijke ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de Wmo. De bezuinigingen als gevolg van de economische crisis hebben hier grote invloed op gehad. Het gaat om decentralisatie van overheidstaken en stelselherzieningen binnen de zorg (AWBZ en Jeugdzorg) en werk en inkomen. Ook een aantal regionale ontwikkelingen zullen we hierna beschrijven.
3.1.
De Kanteling Hiermee wil de VNG de Wmo-praktijk doorontwikkelen in een richting waarin meer dan nu participatie i.p.v. zorg, resultaten i.p.v. voorzieningen en maatwerk i.p.v. confectie centraal staan. Belangrijk uitgangspunt is de eigen verantwoordelijkheid van burgers bij het oplossen van problemen, eventueel met behulp van hun sociale netwerk. Wanneer burgers daar niet toe in staat zijn, kan een beroep worden gedaan op voorzieningen: van algemeen via collectief naar individueel. Sliedrecht heeft in de begroting van 2011 en verder een bedrag van € 87.360 opgenomen als uitvoeringskosten Wmo. Op 12 april 2011 heeft de gemeenteraad besloten een bedrag van € 23.092 hiervan aan het regionale project de Kanteling bij te dragen. Zie Hoofdstuk 4 voor een nadere uitwerking van de Kanteling.
3.2.
Welzijn nieuwe stijl VWS, VNG en de MO-groep hebben het landelijke stimuleringsprogramma “Welzijn nieuwe stijl” gelanceerd. Het programma is erop gericht om de kracht van de Wmo te benutten door te stimuleren en inspireren. Welzijn nieuwe stijl gaat uit van de volgende uitgangspunten: gericht op vraagverheldering, gebaseerd op de eigen kracht van de burger, direct op de cliënt af (indien problemen worden gesignaleerd), een optimale verhouding tussen informele en formele zorg, een doordachte balans tussen collectieve en individuele voorzieningen, integraal werken, meer vraaggericht en gericht op oplossingen en resultaten en gebaseerd op meer ruimte voor de professional (zie Paragraaf 7.2).
3.3.
Extramurale begeleiding Dit is een vorm van ondersteuning die bijdraagt aan maatschappelijke participatie van kwetsbare mensen en/of mensen met een beperking. Deze functie wordt geschrapt uit de AWBZ en onder de Wmo gebracht. Met de decentralisatie is € 2,1 tot € 3,3 miljard vanaf 2014 gemoeid. Gemeenten zijn vanaf 2013 verantwoordelijk voor nieuwe aanvragen en vanaf 2014 voor alle gevallen. De overdracht gaat gepaard met een forse korting. De voorbereiding wordt in Drechtstedenverband opgepakt. Nog onbekend is welk budget gemeenten vanaf 2013 voor de uitvoering zullen ontvangen. Wel is bekend welke middelen Sliedrecht voor transitiekosten zal krijgen: € 79.758 in 2012 en € 53.574 in 2013 (bron: Septembercirculaire). Deze bedragen zullen in de begroting worden toegevoegd aan het Wmo-budget (Zomernota 2012). In Paragraaf 7.3. zullen we stilstaan bij het aantal betrokkenen voor Sliedrecht.
3.4.
Decentralisatie jeugdzorg Op 30 september 2011 heeft de Staatssecretaris een transitiebrief “Stelselwijzigingen Zorg voor Jeugd” naar de Tweede Kamer gestuurd. Zorg voor jeugd 3 zal naar gemeenten worden overgeheveld. De doorontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s) speelt hierbij een belangrijke rol. Bij de beleidsontwikkeling nemen de Drechtsteden het voortouw. Relevant is, hoe gemeenten vroegsignalering, preventie, begeleiding en opvoedondersteuning (ketensamenwerking en zorgnetwerken) in het kader van de Wmo zullen vormgeven (zie: 6.4).
3 Het gaat om alle zorg voor jeugd die onder het Rijk, provincies, grootstedelijke regio’s, AWBZ, Zvw en gemeenten valt: jeugdgezondheidszorg, provinciale jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering, jeugd-GGZ (inclusief begeleiding), zorg aan licht verstandelijk beperkte jeugdigen en gesloten jeugdzorg.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 7 van 30
3.5.
Wet werken naar vermogen. De Wet Werk en Bijstand (WWB), Wet Sociale Werkvoorziening (WSW), Wet Investeren in Jongeren (WIJ) en Wajong zullen opgaan in de Wet werken naar vermogen. Dit heeft vooral gevolgen voor mensen aan de onderkant van arbeidsmarkt en raakt doelgroepen binnen de Wmo (mensen met een beperking). Regionaal speelt de discussie hoe mensen met een uitkering kunnen worden ingezet voor Wmo-activiteiten zoals bijvoorbeeld klussen in en om het huis. Dit thema zal verder op het niveau van de Drechtsteden worden opgepakt (SDD) en afgestemd binnen het PFO-Sociaal en uiteindelijk worden voorgelegd aan de Drechtraad. Hierover is meer te lezen in de notitie “Sliedrechtse insteek en regionale verbanden Wet werken naar Vermogen".
3.6.
Hulpmiddelen Het rijk wil het aantal loketten voor hulpmiddelen van drie naar twee terug brengen. Alle hulpmiddelen die te maken hebben met zelfredzaamheid in en om de woning worden vanaf 2013 ondergebracht in de Wmo. De hulpmiddelen gericht op één specifieke beperking komen in de Zorgverzekeringswet (ZVW). De aanspraak op bruikleen verpleegartikelen (AWBZ) verdwijnt. Om dit te realiseren moeten ministeriële regelingen worden veranderd en moet een algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd. Het gaat om hulpmiddelen als alarmeringsapparatuur, krukken, rollator, looprek, rolstoel, patiëntlift, toiletverhoging of douchestoel. De SDD zal namens de Drechtsteden Wmo-verordeningen, besluiten en beleidsregels aanpassen en aan de Drechtraad voorleggen. Dit zal in 2012 ook aan de lokale colleges en gemeenteraden worden gecommuniceerd.
3.7.
Regionale ontwikkelingen Binnen de regio’s Zuid-Holland Zuid en de Drechtsteden is een tweetal ontwikkelingen ingezet. We zetten ze hieronder op een rijtje: Doorontwikkeling maatschappelijke zorg (prestatievelden 7, 8 en 9) In overleg met de regio Zuid-Holland Zuid wordt door de centrumgemeente Dordrecht momenteel gewerkt aan een strategische visie voor de lange termijn met daarin aandacht voor de thema’s: centrale toegang, aanpak overlast, opvang van drugsverslaafden en daken thuislozen, coördinatiepunt ex-gedetineerden, opvang, huiselijk geweld en lokale zorgnetwerken. De strategische visie wordt eind 2011 verwacht. Een operationele agenda Maatschappelijke Zorg 2011-2012 is op 28 juni 2011 door het college van Dordrecht vastgesteld (bijlage 3). Eigen bijdrage individuele voorzieningen Het Rijk heeft het budget voor individuele voorzieningen een korting van 200 miljoen Euro toegepast. Voor 2011 heeft de SDD een bezuinigingsdoelstelling van 5% gesteld voor individuele voorzieningen. De SDD heeft sinds 1 september 2011 voor alle gebruikers een eigen bijdrage ingevoerd; rolstoelen vallen buiten deze regeling. Ondanks deze maatregel ziet de SDD zich vanaf 2011 geconfronteerd met een structureel tekort op het budget voor hulp bij het huishouden van ongeveer 2 miljoen Euro. Als gevolg van de vergrijzing groeit het aantal individuele verstrekkingen jaarlijks met 6 tot 8%. Dat betekent voor Sliedrecht minimaal een toename van 126 personen in 2012 (streefwaarde 2.234). We zien echter ook een lichte daling van gemiddeld 3,61 uur in 2010 naar 3 uur hulp bij het huishouden per cliënt in 2011. Het aantal toegekende uren is dus feitelijk een betere indicator. Dat geldt echter weer niet voor verstrekkingen als woningaanpassingen, rolstoelen en scootmobielen. De SDD zal met betrekking tot de eigen bijdrage naar verwachting eind 2011 voorstellen doen aan het PFO-Sociaal en de Drechtraad, waarin het advies van de regionale Wmoadviesraad zal worden meegenomen.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 8 van 30
4.
De Kanteling in de Wmo: van zorg naar participatie Met het project de Kanteling worden stappen gezet om de principes van de Wmo verder toe te passen. Dit ondanks het feit dat alle gemeenten in hun beleidsplannen die principes al hebben opgenomen. De principes van de Kanteling zijn van toepassing op alle prestatievelden van de Wmo. Hier uitvoering aan geven is een verantwoordelijkheid van individuele gemeenteraden, de Drechtraad en de gemeenteraad van Dordrecht als centrumgemeente van de regio Zuid-Holland Zuid. Gemeenten krijgen hiervoor een beperkt budget en dragen het financiële risico indien de Kanteling onvoldoende tot het gewenste succes leidt, te weten minder aanspraak op individuele voorzieningen of duurdere zorg.
4.1.
Principes van de Kanteling Het gaat bij de Kanteling om het in de praktijk toepassen van het principe van de eigen verantwoordelijkheid. Gemeenten zijn niet verplicht iemand die beperking A of B heeft voorziening X of Y te leveren. Gemeenten zijn wel verplicht om dusdanige maatregelen te nemen dat de beperking gecompenseerd wordt. Niet de voorziening maar het beoogde resultaat staat voorop. Elke vorm van ondersteuning die ertoe leidt dat mensen in staat zijn om de genoemde resultaten te realiseren -de rechter kan dat in laatste instantie beoordelenvolstaat (compensatieplicht). Met de Kanteling verandert het primaire proces in de Wmo van beoordeling (bij een aanvraag voor een voorziening) naar een keukentafelgesprek over hoe de beperkingen in zelfredzaamheid en participatie kunnen worden gecompenseerd. De eigen mogelijkheden en die van de (sociale) omgeving staan hierbij nadrukkelijk voorop.
4.2.
Spanningsveld De Kanteling heeft twee aspecten die spanning kunnen oproepen in de samenleving: 1. 2.
realiseren van eigen verantwoordelijkheid van burgers en vergroten van participatie; de noodzaak van gemeenten om zuinig om te gaan met het beschikbare budget.
Een burger die verwacht dat de overheid de vraag zonder meer honoreert zal aanvankelijk teleurgesteld en ontevreden kunnen zijn als in de praktijk van het voeren van het keukentafelgesprek nadrukkelijk de eigen mogelijkheden en de benutting van de beschikbare algemene voorzieningen worden verkend. Er bestaat en spanning tussen verwachtingen van burgers en de manier waarop de gemeente binnen de Wmo omgaat met ondersteuningsvragen. De kernvraag voor de gemeente is hoe het proces van de Kanteling integer kan worden uitgevoerd. Dit vergt voorzichtigheid en vooral vasthoudendheid. De Kanteling is een proces van lange adem waarbij verandering van denken en doen aan de orde is. Het gaat over de vraag wat de draagkracht en de draaglast is van mensen en wat de draagkracht is van hun sociale systeem. Er zullen nieuwe methoden nodig zijn om de draaglast van het sociale netwerk te vergroten. In Drechtstedelijk verband zullen deze worden ontwikkeld. Een voorbeeld hiervan is de methodiek Sociale Netwerkstrategie die door MEE is ontwikkeld. 4.3.
Uitvoering in samenhang De uitvoering van de Kanteling betreft zoals gezegd alle prestatievelden van de Wmo. Het gegeven dat op drie schaalniveaus (gemeente, Drechtsteden, Zuid-Holland Zuid) uitvoering wordt gegeven aan de Wmo vormt een complicerende factor. Omdat alle niveaus samenhang vertonen is het van groot belang de aanpak niet door verkokering te laten belemmeren. Om de Kanteling bij de individuele voorzieningen waarvoor de SDD verantwoordelijk is tot een succes te maken, is samenwerking tussen bijvoorbeeld welzijnswerk en maatschappelijk werk in de gemeenten onontbeerlijk (zie: Paragraaf 7.2).
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 9 van 30
Daar waar algemene voorzieningen vanuit het welzijnswerk en organisaties voor maatschappelijk welzijn niet toegesneden zijn op de vraag van mensen met een beperking, wordt de Kanteling op dit vlak belemmerd en zullen doelstellingen niet worden gehaald. Ook zal een groter beroep op vrijwillige inzet in het domein van zorg en ondersteuning nodig zijn. Ook bij de Kanteling zijn eerst inspanningen nodig voordat resultaten kunnen worden behaald. De gemeenten in de Drechtsteden hebben gezamenlijk een budget ter beschikking gesteld om het proces te stimuleren. Hiervoor is een projectleider voor een jaar aangesteld en is een zevental activiteiten benoemd. De resultaten hiervan zullen rond juli 2012 in het PFO en de Drechtraad worden teruggekoppeld. Het gaat om de volgende activiteiten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 4.4.
visie en juridische verankering; inventarisatie; digitale sociale kaart; scholing, training en communicatie; medewerking maatschappelijke partners; algemene en collectieve diensten; arrangementen met uitkerings- en onderwijsinstanties.
Wat gaan we in Sliedrecht doen? Wmo-consulenten zijn in 2011 geschoold in het voeren van het keukentafelgesprek. Hierbij staat niet langer het denken in voorzieningen maar het bieden van oplossingen centraal. Daarbij gaat het om bieden van maatwerk en zal kennis van het lokale welzijnsaanbod (algemeen gebruikelijk of collectieve voorzieningen) evident zijn. Daarom zullen in 2012 ook cliëntondersteuners (ouderen of Wmo-adviseurs) worden bijgeschoold. We gaan begin 2012 de lokale zorg- en welzijnsinstellingen vragen om de principes van de Kanteling breed toe te passen. Het gaat bij de uitvoering om de volgende uitgangspunten: 1. 2. 3. 4.
het achterhalen van vraag achter de vraag (keukentafelgesprek); het leggen van de focus op resultaten i.p.v. voorzieningen; het versterken van de eigen kracht van de cliënt en zijn omgeving (zelfregie); het aanbieden van collectieve arrangementen (op wijk- of buurtniveau).
Dit is een omvangrijke en ambitieuze operatie, waarvoor aanzienlijke uitvoeringsgelden benodigd zullen zijn. Deze zijn nu nog niet concreet genoeg aan te geven. Vandaar dat in Paragraaf 9.2. wordt voorgesteld hiervoor nu gelden te reserveren.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 10 van 30
5.
Lokaal Wmo-beleid In dit hoofdstuk zullen we stilstaan bij lokale ontwikkelingen, visie en beleid. Welke resultaten hebben we in het kader van het vierjarig Wmo-beleidsplan 2008-2012 bereikt, welke veranderingen hebben zich voorgedaan en hoe willen we daar de komende jaren op inspelen?
5.1.
Aandachtspunten sociaal beleid (OCD) In april 2011 heeft het Onderzoek Centrum Drechtsteden (OCD) op verzoek van Sliedrecht een factsheet “Aandachtspunten sociaal beleid Sliedrecht” gemaakt als samenvatting van de verschillende monitoren. Men heeft daarvoor onder andere gebruik gemaakt van: Participatiemonitor Drechtsteden 2009, Monitor Leefbaarheid en Veiligheid 2009 en de Jeugdmonitor 2008 (OCD), Benchmark en klanttevredenheidsonderzoeken (SGBO), Gezondheidsenquête 2009 en Gezondheid in zicht 2010 (GGD). Het OCD schetst van Sliedrecht het volgende beeld: -
Sliedrecht telt ruim 24.000 inwoners 4 . In de gemeente wonen relatief veel 65plussers; ook de omvang van de groep 0 tot 19 jarigen is hoger dan in Nederland. Ongeveer 12% van de inwoners is allochtoon (7% niet-westers en 5% westers). Ongeveer 6% van de huishoudens heeft een inkomen onder het niveau van 110% van het sociale minimum. Het aandeel arbeidsongeschikten (8,2%) is hoger dan in de Drechtsteden (5,6) en hoger dan in Nederland (6,6). Het aandeel inwoners met WW of bijstandsuitkering is echter lager dan in het gemiddelde van de Drechtsteden en Nederland.
-
Sliedrecht scoort iets boven het gemiddelde in de benchmark Wmo. We scoren op prestatieveld 3 (loket) boven het gemiddelde en op de andere onderdelen ongeveer gelijk. Met name op het gebied van maatschappelijke participatie scoort Sliedrecht hoog: 76% tegen 58% landelijk. Gebruikers van Wmo-voorzieningen zijn tevreden over de toegang (rapportcijfer 7,7). Ook de hulp bij het huishouden (8,0) en de voorzieningen (7,4) krijgen een voldoende. Vier op de tien inwoners hebben wel eens van de Wmo-adviesraad gehoord en die zijn vrijwel allemaal tevreden (93%).
-
In de Drechtsteden zijn acht op de tien mensen lid van een vereniging of organisatie. In Sliedrecht ligt dit aandeel iets hoger op 83%. Meer dan de helft van de inwoners van Sliedrecht (54%) is lid van een kerk of moskee, 42% is lid van de bibliotheek en 34% van een sportvereniging.
Evaluatie actiepunten 2008-2011 Het Beleidsplan Wmo Sliedrecht 2008-2012 kende 33 actiepunten (bijlage 2). Begin 2011 zijn de resultaten samen met de Wmo-adviesraad geëvalueerd. Het merendeel (25) van de actiepunten is afgerond. De overige actiepunten zijn deels afgerond en worden voortgezet, of er is sprake van gewijzigde accenten of nieuw beleid. Dit is vertaald in negen nieuwe speerpunten. Waar nodig zullen we bij de uitwerking in hoofdstuk 6 daar nader op ingaan en aangeven, wat de verbeterpunten zijn ten opzichte van de (niet afgeronde) actiepunten 2008-2011.
4
De cijfers uit deze paragraaf komen uit: Kerncijfers Drechtsteden 2010, Onderzoekcentrum Drechtsteden. Alle cijfers zijn per 1.1.2010
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 11 van 30
5.2.
Hoofdlijnen Collegeprogramma 2010-2014 In het collegeprogramma staat onder “Samen met bewoners” de volgende doelstelling m.b.t. welzijn van inwoners: “Ter versterking van de leefbaarheid wordt de samenwerking gestimuleerd met o.a. de corporaties, zorgaanbieders, jongerenwerk, verenigingen en kerken van Sliedrecht. Er komt een betere samenwerking tussen de zorg en plaatselijke instellingen om te voorkomen dat mensen buiten de boot vallen of zorg mijden. Een actieplan dat de onderlinge verbondenheid tussen bewoners, de sociale veiligheid en het vrijwilligerswerk versterkt, wordt in samenwerking met betrokken instellingen en groepen opgesteld. Voor de Stichting Welzijnswerk streven we naar een bredere functie.” In Paragraaf 7.2 wordt uitgewerkt hoe die verbreding eruit zou moeten zien.
5.3.
Visie op participatie De afgelopen jaren zien we een beweging van verzorgingsstaat via de zorgzame samenleving naar zelfredzaamheid, waarbij een groter appel wordt gedaan op burgers en diens omgeving en waar de overheid een vangnet vormt voor kwetsbare burgers. Als we vanuit het perspectief van de Wmo kijken naar de burger, willen we de mate van zelfredzaamheid en participatie of de mate van kwetsbaarheid als uitgangspunt nemen. Het hebben van een beperking is niet langer uitgangspunt, maar de mate waarin mensen met of zonder een beperking zichzelf kunnen redden, participeren en iets voor anderen (de samenleving) doen of kunnen doen. Daarbij zien we de volgende indeling: a. b. c.
burger is actief, zelfredzaam en verantwoordelijk (groen); burger is enigszins kwetsbaar, zelfredzaam en verantwoordelijk (oranje); burger is zeer kwetsbaar en niet zelfredzaam en verminderd verantwoordelijk (rood).
Tabel 2:”Stoplichtmodel” of de mate van participatie en kwetsbaarheid Groen:
hierbij hoort een goede basisinfrastructuur: wonen, welzijn, cultuur, sport, onderwijs, recreatie en goede informatievoorziening. Voorbeeldeden: Wmoloket en vrijwilligerspunt.
Oranje: hierbij horen alle lichtere vormen van advies en cliëntondersteuning, welzijn (dienstverlening, activiteiten en ontmoeting) en lichte zorg en begeleiding. Voorbeeld: mantelzorgondersteuning, hulp bij het huishouden, AMW en sociaal raadslieden. Rood:
Maatschappelijke zorg, langdurige ondersteuning en opvang voor mensen met multiproblemen (verslaving, huisvesting, armoede, dagbesteding, OGGZ en huiselijk geweld). Betreft: preventie, vroegsignalering en doorgeleiding en nazorg. Voorbeeld: zorgnetwerk, voedselbank, maatjesprojecten en centrale toegang.
De taak voor de gemeente is om per categorie er voor te zorgen dat er een goede structuur aanwezig is. De uitdaging voor de gemeente is om te voorkomen dat mensen terugvallen; van groen naar oranje en van oranje naar rood. Met andere woorden: voorkomen dat de kwetsbaarheid toeneemt. De manier waarop (actie of instrument) kan per categorie en per leefgebied of prestatieveld verschillend zijn.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 12 van 30
Het inspelen op de mate van zelfredzaamheid past goed bij de uitgangspunten van de Kanteling, waar bij het zoeken naar oplossingen een beroep wordt gedaan op respectievelijk (verantwoordelijkheidsladder): 1. 2. 3. 4.
eigen verantwoordelijkheid, eigen kracht, omgeving en netwerk; samenleving (civil society); algemene en collectieve voorzieningen (als voorliggend); individuele voorzieningen.
Niet participerenden In gesprekken met de Wmo-adviesraden en regionale en lokale stakeholders is aandacht gevraagd voor de groep van mensen die niet kwetsbaar zijn, maar niet of onvoldoende participeren. Hierop komen we terug bij de uitwerking van het vrijwilligersbeleid in Paragraaf 6.6.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 13 van 30
6.
Groen: basinfrastructuur op orde In dit hoofdstuk kijken we in hoeverre onze sociale basisinfrastructuur op orde is. Hieronder verstaan we gemeentelijke voorzieningen (en accommodaties) die burgers in staat stellen om mee te doen aan de samenleving. Hierbij valt te denken aan: wonen, bewonersparticipatie, welzijn, sport en recreatie. Dit zijn thema’s die betrekking hebben op de leefbaarheid en samenhang in wijk of buurt (prestatieveld 1). Ook informatie en advies (Prestatieveld 3) vrijwilligersondersteuning (Prestatieveld 4) en gezondheidsbeleid vallen binnen dit kader. Per thema komen vragen aan de orde als: waar staan we nu, wat willen we de komende jaren bereiken, wat gaan we daarvoor doen?
Speerpunten bij groen: - wonen, zorg en welzijn: basisinfrastructuur op orde; - preventief jeugdbeleid: vroegsignalering (CJG); - doorontwikkeling (digitaal) loket: website, krachtwijzer, volgsysteem; - vrijwilligersbeleid en MaS: makelaar, steunpunt, website.
6.1.
Wonen, leefbaarheid en bewonersparticipatie (Prestatieveld 1) Binnen de Woonvisie 2007 staat als ambities vermeld: voldoende huisvesting voor mensen die daar zelf niet in kunnen voorzien, voorzien in een duurzame lokale woningbouwontwikkeling, het in stand houden en verbeteren van de kwaliteit van woningen en woonomgeving en voldoende woonruimte voor kwetsbare doelgroepen. We zien dat Europese regelgeving grote gevolgen heeft voor mensen met een inkomen boven € 33.614. Zij komen niet meer in aanmerking voor een sociale huurwoning. Alleen voor ouderen is er nog een beperkt aantal complexen met duurdere woningen. De toewijzing van woningen voor ouderen met een beperking loopt via de Wmo-adviseur (Wmo-loket/Welzijnswerk). De toewijzing van woningen aan mensen die zorg nodig hebben bij zelfstandig wonen loopt via de Voorrangsregeling. Bewonersparticipatie De gemeente wil bijdragen aan een rustige en veilige plek om te wonen, werken en recreëren, met respect en aandacht voor elkaar. We verwachten dat eind 2011 de nota “Ruimte voor bewonersparticipatie, kaders voor inwoners en bestuur in planvorming en wijkgericht werken” is vastgesteld. De gemeente doet een steeds groter beroep op het initiatief en de zelfredzaamheid van zowel burgers als bedrijven. Concrete voorbeelden hiervan zijn de Kanteling en deregulering bouwregelgeving (zie ook Hoofdstuk 9). Wat willen we bereiken? Inwoners die verantwoordelijkheid nemen voor leefbare wijken en een grotere sociale binding op buurtniveau en meer betrokkenheid van bewoners van Sliedrecht bij het opstellen en uitvoeren van beleid; evenredig woningaanbod voor mensen met een beperking. Wat gaan we daarvoor doen? In 2012 zal afdeling ROBM de Woonvisie Sliedrecht actualiseren; Tablis-wonen zal in 2012 een nota “Strategische voorraadbeheer” opstellen, die mede gevolgen zal hebben voor de herstructureringsgebieden in Sliedrecht; met input van bewoners en professionals worden wijkjaarprogramma’s opgesteld en uitgevoerd. Signalen en initiatieven van bewoners worden waar mogelijk benut; bewoners worden betrokken in planvorming en de communicatie is proactief;
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 14 van 30
-
6.2.
faciliteren buurt- en bewonersinitiatieven en activiteiten (fysiek, sociaal of combinatie), wijkwebsites en het benutten van de wijkwebsites t.b.v. bewonersparticipatie.
Welzijn en zorg (Prestatieveld 1 en 5) Stichting Welzijnswerk Sliedrecht (SWS) biedt sociaal culturele, educatieve en bewegings activiteiten voor alle inwoners van 55 jaar en ouder op locaties in Sliedrecht. Zie voor het algehele aanbod: www.welzijnswerksliedrecht.nl/activiteiten. Ook biedt men informatie en advies en dienstverlening voor mensen met een beperking en kwetsbare ouderen, zoals klussendienst, maaltijdservice en persoonsalarmering. In het kader van de verbreding heeft de stichting vanaf 2009 nieuwe functies ingezet als Mantelzorgpunt, Vrijwilligerspunt en Sociaal Raadlieden. In 2011 is daar de makelaar Maatschappelijke Stage (MaS) en begeleiding en dagopvang als pilot aan toegevoegd. Als gevolg van de Brede doorlichting is aan de Stichting Welzijnswerk Sliedrecht voor 2012 en verder een bezuinigingstaakstelling opgelegd van € 50.000 (dit is 10% van het subsidiebudget). Wat willen we bereiken? Kerken en diaconieën zijn met tal van initiatieven actief op het gebied van welzijn en zorg en ook zorginstellingen bieden al enkele jaren welzijnsactiviteiten als ontspanning en ontmoeting aan. Waardeburgh biedt met de inzet van vrijwilligers lokaal vervoer aan voor ouderen en mensen met een beperking (Sjuttel). Daarmee hebben welzijnsstichtingen hun monopolie op welzijn verloren. Sinds “welzijn” is opgegaan in de Wmo is het karakter gewijzigd van ontspanning, ontplooiing en ontmoeting naar ondersteuning. Het beroep op de civil society is toegenomen. Wat gaan we daarvoor doen? Bovenstaande vraagt om een andere rol van Stichting Welzijnswerk: met dezelfde middelen andere dingen doen. In het welzijnsaanbod (instellingen en civil society) ontbreekt het aan samenhang en is de uitdaging om de doelgroep kwetsbare burgers beter te bereiken en te bedienen. Hier komen we onder 7.2. verder op terug (actiepunten).
6.3.
Sport en recreatie (Prestatieveld 1) Sliedrecht wil dat zoveel mogelijk inwoners sporten en recreëren. We zien sport en recreatie hierbij als middel om er voor te zorgen dat inwoners meedoen aan de maatschappij, zich ontplooien en dat hun gezondheid verbetert. Het kader hiervoor is de "Integrale Beleidsnota Sport 2006-2010". Aan de hand van 13 speerpunten is de gemeente op dit terrein actief. Eind 2010 is de balans opgemaakt van het Uitvoeringsplan; herijking van het sportbeleid was toen vooralsnog niet nodig. Wellicht dat de komende jaren sportbeleid aangepast gaat worden indien extra bezuinigingen gevonden moeten worden (Brede doorlichting). De kern voor dit moment is om de sportverenigingen zo veel mogelijk te ontzien. Wat willen we bereiken? Aan de hand van 13 speerpunten heeft het sportbeleid zijn huidige vorm gekregen. Extra nadruk ligt de komende jaren op sportstimulering (een van de 13 speerpunten) en de relatie tussen sport/bewegen en gezondheid. Wat gaan we daarvoor doen? Voor mensen met een beperking wordt in 2012 door het samenwerkingsverband Aangepast Sporten Drechtsteden (SAD) bekeken in hoeverre extra inzet hierbij noodzakelijk is.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 15 van 30
6.4.
Jeugdbeleid en opvoedondersteuning (Prestatieveld 2) Doelstelling van jeugdbeleid is het realiseren en in stand houden van voorzieningen en jongeren een kans bieden op te groeien tot volwassenen die volwaardig kunnen deelnemen aan de maatschappij. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is in 2011 geopend met als doelstelling een laagdrempelige voorziening waar alle ouders en jongeren terecht kunnen met vragen over opgroeien en opvoeden. Daarnaast wordt binnen de Drechtsteden een website ontwikkeld. In 2017 moet de jeugdzorg, jeugdbescherming, jeugdreclassering, Jeugd-GGZ en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugd zijn overgeheveld naar de gemeente. Het Veiligheidshuis Zuid-Holland Zuid is gericht op samenwerking tussen justitie en de zorgketen en richt zich op veelplegers, daders, slachtoffers en eventuele gezinsleden van huiselijk geweld en criminele en overlastgevende jeugd. In het voorjaar van 2012 wordt een startnotie m.b.t. de herijking van het jeugdbeleid aan de gemeenteraad aangeboden. Door het wegvallen van de RAS-gelden vanaf 2013 is het voortbestaan van hulpverleningstrajecten als Reset onzeker. Wat willen we bereiken? Doorontwikkelen Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en coördinatie zorg en signalering. Wat gaan we daarvoor doen? Inzetten digitale signaleringssysteem Zorg voor Jeugd, regievoeren op netwerkstructuren binnen CJG en betere afstemming/samenwerking netwerken en zorgteams en het monitoren van afspraken vanuit het convenant CJG; in het strategisch overleg worden knelpunten aangepakt en beleidsvoorstellen voorbereid. Het functioneren van het CJG wordt in dit overleg gevolgd; laagdrempelige voorzieningen als gezinsondersteuning en opvoedondersteuning worden als onderdelen van het CJG gecontinueerd (o.a. HomeStart).
6.5.
Wmo-loket (Prestatieveld 3) Op 7 december 2009 is de notitie “Verbreding en verdieping Wmo-loket Sliedrecht” vastgesteld. De actiepunten zijn grotendeels behaald. Het Sliedrechtse Wmo-loket staat in de regio en daarbuiten goed aangeschreven, wat ondermeer tot uitdrukking is gekomen in een 7e plaats van de landelijke Wmo-loket top 100 (Vraagwijzer). Een verbeterpunt is regelmatige communicatie naar burgers en de ontwikkeling van de regionale website. Ook is er behoefte aan een goed volgsysteem. Het Serviceloket wordt bemenst door allround Wmo-consulenten (SDD) en een consulent Stichting Welzijnswerk (bemiddeling, wonen, zorgnetwerken). We maken bij de loketfunctie onderscheid tussen de kanalen: fysiek, telefonisch en digitaal (website en e-mail). Wat hebben tot nu toe gedaan? Sinds februari 2011 heeft MEE als halfjaarlijkse proef donderdags spreekuur in het loket gedraaid. In oktober 2011 zijn de resultaten geëvalueerd. De aanwezigheid in het Serviceloket heeft MEE slechts vier contacten of vervolgtrajecten opgeleverd. Veel cliënten weten MEE kennelijk op een andere manier te bereiken. Wmo-consulenten (SDD) en cliëntondersteuners (welzijnsinstellingen) zijn in 2011 getraind in de Kanteling en het voeren van tafelgesprekken. Verder zijn stappen gezet in het vullen van de lokale websites. Diensten van lokale en regionale zorg- en welzijnsinstellingen zijn in www.sliedrecht.nl/antwoord opgenomen. De Drechtsteden nemen sinds 2011 deel aan een landelijke pilot Wmo-Kompas (digitale zorgwijzer van Sdu-uitgevers). Binnen de Drechtsteden speelt een discussie over aansturing en bekostiging van Wmoconsulenten door gemeenten. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor de lokale Wmoloketten. In Dordrecht, Zwijndrecht en Papendrecht wordt de loketfunctie geïntegreerd in de Publieksbalie.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 16 van 30
De SDD wordt gevraagd deze gemeenten financieel te compenseren, waarbij hen tijd wordt gegund om frictiekosten te voorkomen. Voor de overige gemeenten wordt vanaf 2013 een meer rechtvaardige kostenverdeling op basis van inwonersaantal nagestreefd (thans 1,05 fte per gemeente). In samenhang met de gevolgen decentralisatie van de AWBZ-taken zal de samenstelling van de Wmo-loketten opnieuw worden bezien. Het is de vraag of kwetsbare burgers met vragen en behoefte aan ondersteuning het Wmoloket voldoende weten te bereiken. Daarbij speelt het vraagstuk van de vele aanbieders (zorg en welzijnsinstellingen) met ieder hun eigen voordeur en specialisme. Dit vraagt om meer samenhang waarbij we informatie, advies en cliëntondersteuning vanuit één ingang (alles onder één dak) aanbieden, maar gaat ook over de vraag om een meer outreachende benadering (achter de voordeur). Wat willen we bereiken? Het Wmo-loket komende jaren verder verbreden en verdiepen, waarbij informatie, advies en cliëntondersteuning met betrekking tot alle Wmo-vragen voor Sliedrechtse burgers zo veel mogelijk vanuit één plek (digitaal, telefonisch en fysiek) wordt aangeboden; in gesprekken met cliënten zullen we de principes van de Kanteling zo veel mogelijk worden toegepast. Wat gaan we daarvoor doen? Begin 2012 willen we in Sliedrecht een bijeenkomst organiseren met instellingen (MEE, SDD, SWS en Rivas/AMW), raadsleden en advies- en cliëntenraad over de toekomst van het Wmo-loket in relatie tot nieuwe taken (Kanteling); we willen in 2012 een onderzoek doen naar de mogelijkheid om alle informatie, advies en cliëntondersteuning aan te bieden vanuit één ingang, waarbij de Reling een spilfunctie zal vervullen (alles onder één dak). De toegang tot extramurale begeleiding wordt daarbij meegenomen. Daarbij hoort tevens een goede monitoring (cliëntvolgsysteem). 6.6.
Vrijwilligersbeleid (Prestatieveld 4) In Sliedrecht zijn ongeveer 9.360 vrijwilligers actief (41% bevolking), zowel binnen sport, cultuur, milieu en onderwijs als zorgvrijwilligers. Het merendeel van het vrijwilligerswerk vindt plaats binnen levensbeschouwelijke organisaties en sportverenigingen. Het grootste aantal vrijwilligers is te vinden onder 35-44 jarigen. 42% van de Sliedrechtse vrijwilligers besteedt tussen de twee tot vier uur per week aan deze taak (bron: OCD/2009). Het aantal vrijwilligers blijft in Sliedrecht maar ook landelijk redelijk constant. Wat hebben we tot nu toe bereikt? Op 14 april 2009 is het beleidsplan “Vrijwillige Inzet en Mantelzorgondersteuning Sliedrecht, 2009-2012” vastgesteld. Sinds 2009 heeft Sliedrecht een collectieve vrijwilligersverzekering afgesloten (VNG/Achmea) voor alle vrijwilligers, mantelzorgers en maatschappelijke stagiairs. Met betrekking tot de maatschappelijke stage (MaS) hebben zeven gemeenten binnen de Alblasserwaard in 2011 onder leiding van Sliedrecht het digitaal matchsysteem eXperience aangeschaft (www.masalblasserwaard.nl) en zijn lokale makelaarsfuncties ingesteld. Hier is intensieve samenwerking met scholen en welzijnsinstellingen aan voorafgegaan. In 2011 heeft het OCD in opdracht van de Wmo-regiegroep een tevredenheidsonderzoek onder zorgvrijwilligers en mantelzorgers uitgevoerd. Omdat de resultaten pas eind 2011 beschikbaar waren, konden deze niet meer in dit beleidsplan worden meegenomen.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 17 van 30
De markt biedt systemen aan, waarbij onder gebruik van moderne communicatiemedia als Internet, SMS en Twitter vraag en aanbod m.b.t. vrijwilligers, mantelzorg en burenhulp worden gekoppeld. Voorbeelden zijn Mantelplan en Tante Kwebbel. Wat willen we bereiken? Hoewel de meeste actiepunten zijn behaald, zullen de komende perioden nog veel stappen moeten worden gezet om de werving, behoud en ondersteuning van vrijwilligers te verbeteren. We zien dat mensen minder bereid zijn om langdurig en binnen eenzelfde organisatie vrijwilligerswerk te doen. Bovendien geldt dat opvolging binnen bepaalde (bestuurlijke) functies moeilijk is te realiseren. Dat vraagt om een andere benadering: het aantal vrijwilligers moet de komende jaren minimaal gelijk blijven (is 41% van de bevolking of 9.360 personen); meer instroom vanuit nieuwe doelgroepen (werving); dit willen we bereiken door een andere manier van werven en matchen (gerichte benadering); een betere afstemming met de stagebieders, waardoor een betere doorstroom naar het vrijwilligerswerk door scholieren ontstaat. Wat gaan we daarvoor doen? Meer aanwas en betere vrijwilligersondersteuning vragen om een professionalisering van het Vrijwilligerspunt en de makelaarsfunctie (Stichting Welzijnswerk Sliedrecht). We willen de stichting vragen om in 2012 een plan op te stellen, waarbij: nieuwe groepen worden benaderd die bereid zijn vrijwilligerswerk te doen en verenigingen worden ondersteund bij hun interne vrijwilligersbeleid (behoud en opvolging) door advisering, coaching en deskundigheidsbevordering; een vraaggerichte en persoonsgerichte benadering past; het vrijwilligerspunt een bindend element vormt in het netwerk van verenigingen, kerken en sleutelfiguren in de wijk (zie: Paragraaf 7.2.); in Drechtstedenverband (Wmo-regiegroep) willen we in 2012 onderzoeken of we een gezamenlijke systeem als Mantelplan willen aanschaffen. 6.7.
Lokaal gezondheidsbeleid (geen Wmo-prestatieveld) Dit beleidsterrein valt niet onder de Wmo, maar is er nauw mee verbonden en is eveneens een gemeentelijk taak. Mensen met een chronische ziekte, fysieke of psychische beperking vormen een belangrijke doelgroep binnen de Wmo. Goede gezondheid bevordert deelname aan de maatschappij en verlaagt het beroep op individuele voorzieningen. Vanaf 2012 is een nieuw vierjarig lokaal gezondheidsplan van toepassing. Het doel is om door preventie, gebiedsgerichte aanpak en integrale benadering de gezondheid te bevorderden en te beschermen. Ontwikkelingen zijn: overdracht integrale jeugdgezondheidszorg (iJGZ) van GGD ZHZ naar thuiszorg, forse bezuinigingsoperatie bij de GGD ZHZ en transitie jeugdzorg naar gemeenten. Wat willen we bereiken? Het percentage kinderen en jongeren van 0-19 jaar met matig en ernstig overgewicht mag niet verder toenemen; psychische gezondheid van inwoners in de periode 2012-2015 is verbeterd; alcoholgebruik door jongeren onder de 16 jaar vermindert en overmatig en excessief alcoholgebruik tijdens uitgaan (16 t/m 23 jaar) wordt tegengegaan; bij planvorming in de fysieke sfeer worden factoren die van invloed zijn op gezondheid of veiligheidsrisico’s meegenomen. Wat gaan we daarvoor doen? Actiepunten met betrekking tot gezondheid zullen verder worden opgepakt in de nota “Lokaal Gezondheidsbeleid Sliedrecht 2012-2015”.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 18 van 30
6.8.
Afgestemd aanbod Wmo-AWBZ (Prestatieveld 5) In opdracht van de Drechtsteden is het uitvoeringsprogramma “Naar een afgestemd aanbod Wmo/AWBZ 2011-2012” (bijlage 4) opgesteld en in 2011 aan het PFO-Sociaal gepresenteerd. Hier is een intensief overleg tussen gemeenten en zorgpartners (Drechtzorg) aan vooraf gegaan. Wat hebben we tot nu toe gedaan? Om te zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, is een aanbod aan diensten (haal- en brengfuncties) rondom zorgcentra en ouderenhuisvesting geconcentreerd (woonzorgzones). Het gaat om goed bereikbare voorzieningen als winkels, eerstelijnsvoorzieningen, vervoer, maaltijd- en overige welzijnsvoorzieningen. De laatste jaren is de aandacht met betrekking tot wonen, welzijn en zorg verlegd van omgevingsfactoren naar het sociale domein. Daarbij gaat om de vraag hoe we kwetsbare mensen zo goed mogelijk kunnen bereiken en is de vraag om ketensamenwerking en een vraaggerichte aanpak veel gehoord. (Zie ook 7.2.: Welzijn nieuwe stijl). Wat willen we bereiken? We willen zo veel mogelijk aansluiten bij de regionale uitgangspunten uit het Actieplan Wmo-AWBZ. Wat gaan we daarvoor doen? Met betrekking tot ketensamenwerking op het gebied van Wonen, zorg en welzijn zal Sliedrecht jaarlijks deelnemen aan een (regionale) themabijeenkomst, waarbij naast zorgpartners ook casemanagers zullen worden uitgenodigd.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 19 van 30
7.
Oranje: kwetsbare mensen In dit hoofdstuk zullen we stilstaan bij de ondersteuning van mensen die (enigszins) kwetsbaar zijn, maar nog wel zelfredzaam en verantwoordelijk. Kwetsbaarheid kan een gevolg zijn van een chronische ziekte of beperking, maar betreft ook mensen met psychische en psychogeriatrische problemen, problemen met geld en administratie en problemen met opvoeden en opgroeien. Ook overbelaste mantelzorgers rekenen we onder kwetsbare burgers. Het gaat om vormen van cliëntondersteuning, begeleiding en ontmoeting (dagopvang) en lichte zorg zoals: mantelzorgondersteuning, hulp bij het huishouden, algemeen maatschappelijk werk en sociaal raadslieden.
Speerpunten bij oranje: principes van de kanteling breed doorvoeren; extra aandacht en ondersteuning overbelaste mantelzorgers; integraal welzijnswerk (welzijn nieuwe stijl): casemanagement; toegang tot extramurale begeleiding (actieplan).
7.1.
Mantelzorgondersteuning (Prestatieveld 4) In Sliedrecht zijn 5.520 mantelzorgers actief, waarvan ongeveer 3.768 intensief 5 . De actiepunten uit het “Beleidsplan Vrijwillige Inzet en Mantelzorgondersteuning Sliedrecht” zijn behaald en de acht landelijke basisfuncties zijn ingevoerd. Vanuit het netwerk (Wmoloket, Mantelzorgpunt en MEE) is het bereik onder de mantelzorgers de afgelopen jaren (dag van de mantelzorg, Mantelzorgsalon, lotgenotencontact en Alzheimercafé) verbeterd. Het benaderen van huisartsen door MEE heeft echter nog te weinig resultaten opgeleverd. We verwachten dat de druk op de mantelzorgers mede als gevolg van bezuinigingen en decentralisaties de komende jaren flink zal toenemen. Dit vraagt om nieuwe acties en accenten. Onze aandacht zal de komende jaren vooral gericht zijn op overbelaste mantelzorgers of spilzorgers, omdat vooral bij deze groep de zelfredzaamheid in het geding is. Overbelaste mantelzorgers Van de ongeveer 5.520 Sliedrechtse mantelzorgers is naar schatting 4% overbelast. Het gaat dan om ongeveer 220 mensen. Een mantelzorger die er alleen voorstaat (geen familie of netwerk) noemen we een spilzorger; daarmee rekenen we hen eveneens tot overbelaste mantelzorgers (kwetsbare mensen). Wat hebben we tot nu toe gedaan? De uitdaging voor gemeenten is om onder gebruikmaking van het netwerk van kerken, verenigingen, hulpverleners, mantelzorgpunt en het Wmo-loket mantelzorgers te bereiken. Goede voorlichting (bewustwording) speelt daarbij een belangrijke rol. Huisartsen vormen een belangrijke schakel binnen de mantelzorgketen. In 2010 heeft MEE in opdracht van de Drechtsteden een aantal huisartsenpraktijken bezocht. Dit heeft echter nog te weinig resultaten (herkenning, voorlichting en doorverwijzing) opgeleverd. Wat willen we bereiken? We willen dat vanaf 2012 alle spilzorgers in beeld zijn bij het Mantelzorgpunt (registratie) en wordt hen een passend ondersteuningstraject aangeboden (lotgenotencontact, deskundigheidsbevordering en/of respijtzorg). Hierbij is een goede registratie en monitoring vereist.
5
Volgens de definitie van Tympaan betekent intensieve zorg: meer dan 8 uur per week en langer dan 3 maanden achtereen (Bron: OCD)
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 20 van 30
Wat gaan we daarvoor doen? We vragen het Mantelzorgpunt (SWS) om in 2012 een Actieprogramma op te stellen inclusief registratie, voorlichting en campagne, waarbij alle spilzorgers worden bereikt en hen een passend aanbod wordt geboden; we willen een uitvoeringsovereenkomst sluiten met de huisartsen met betrekking tot vroegsignalering en doorverwijzing van overbelaste mantelzorgers naar het Wmo-loket of Mantelzorgpunt. Dit zullen we in 2012 voorleggen aan Commissie Eerstelijns Gezondheidszorg 6 Sliedrecht en/of afzonderlijke huisartsen in Sliedrecht. 7.2.
Welzijn nieuwe stijl: casemanagement (Prestatieveld 3 en 5) Omdat de problematiek van kwetsbare mensen veelzijdig en complex is, vraagt dit om een integrale benadering. Dit past zoals we zagen goed bij de opvattingen rond de Kanteling, begeleiding en Welzijn nieuwe stijl. Daarbij gaat de Kanteling om een nieuwe houding (cultuuromslag), extramurale begeleiding om een nieuw instrument en Welzijn nieuwe stijl om een nieuwe methodiek. In de uitvoering (cliëntondersteuning) raken en overlappen deze thema’s elkaar. Daarom worden ze hieronder in gezamenlijkheid uitgewerkt. Bij de ondersteuning van mensen met multiproblemen zijn vaak diverse hulpverleners en instellingen betrokken. Daardoor zien cliënten vaak door de bomen het bos niet meer en raken het vertrouwen in de hulpverlening kwijt. De regie op de uitvoering voor de gemeente is intensief en complex. Wat willen we bereiken? We willen dat kwetsbare mensen in een vroeg stadium worden bereikt; dit voorkomt terugval en dat men alsnog een beroep op zwaardere zorg moet doen; hierbij past een vraaggerichte en outreachende benadering (achter de voordeur); We willen dat de coördinatie zo veel mogelijk plaatsvindt vanuit één organisatie, professional, casemanager of veldregisseur met voldoende mandaat en goede contacten met het netwerk rond de cliënt (familie, vrienden, buren, kerken, vrijwilligers en professionals).Voorbeeld: Wmo-adviseur, wijkverpleegkundige, maatjesprojecten (MEE/GGZ) en thuisadministratie (raadslieden); Bij verbetering van de samenwerking tussen zorg en plaatselijke instellingen neemt Stichting Welzijnswerk het voortouw. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor het Wmo-loket,Vrijwilligers- en Mantelzorgpunt; We willen door gerichter te subsidiëren zo veel mogelijk dubbelingen in cliëntondersteuning beperken of uitsluiten. Wat gaan we daarvoor doen? Onder gemeentelijke regie wordt in samenspraak met alle betrokken partijen een Uitvoeringsplan opgesteld; we gaan Stichting Welzijn Sliedrecht (SWS) verzoeken een coördinerende functie te vervullen bij de uitwerking om een betere samenwerking te bewerkstelligen tussen zorg en plaatselijke instellingen om te voorkomen dat mensen buiten de boot vallen en zorg mijden. Hierbij zal aandacht worden geschonken aan de verdere uitbouw van een structuur, waarbij signalen van bewoners die ondersteuning behoeven worden gekoppeld aan mensen die hieraan op vrijwillige basis een bijdrage willen en kunnen geven. Uitgangspunt hierbij is de versterking van de verantwoordelijkheid voor de sociale leefomgeving; er worden afspraken gemaakt met betrekking tot plaatselijke initiatieven (w.o. kerkelijke). De wijkplatforms oefenen hierbij op grond van hun gebiedsgerichte oriëntatie een belangrijke signaalfunctie uit.
6
huisartsen, apothekers, verloskundigen, Caesartherapeuten, thuiszorg, welzijnswerk en fysiotherapeuten
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 21 van 30
-
7.3.
De middelen voor burgerinitiatieven (in beheer bij SWS) worden gericht ingezet om burgers te stimuleren zich in te zetten voor hun eigen omgeving en voor mensen die ondersteuning behoeven.
Extramurale begeleiding (nieuw) Onder (extramurale) begeleiding wordt verstaan: hulp bij het aanbrengen van structuur, het voeren van regie en ondersteuning bij praktische vaardigheden. Het valt uiteen in individuele en groepsbegeleiding (dagopvang of besteding). Extramurale begeleiding wordt zo veel mogelijk in de nabijheid van mensen gegeven. De eigen kracht van burgers en de samenleving vormen hierbij uitgangspunt. Begeleiding is één van de vijf AWBZ-zorgfuncties: verpleging, behandeling, verblijf, persoonlijke verzorging en begeleiding. Extramurale begeleiding zal vanaf 2013 uit de AWBZ naar gemeenten overgaan (Wmo). De gereserveerde AWBZ-middelen komen vanaf 2013 naar de gemeenten, te weten € 2,8 miljard (op basis van 2010) minus een doelmatigheidskorting van 5% (€ 140 miljoen). Het vorige kabinet had in 2008 de toegang tot AWBZ-begeleiding voor cliënten met psychosociale problematiek al afgebouwd. Mensen met een lichte beperking hebben met de Pakketmaatregel (2009) eveneens geen recht meer op begeleiding het beschikbaar aantal uren AWBZ-begeleiding voor mensen met een matige of ernstige beperking werd ingeperkt. Indicatiestelling Het Centrum Indicatiestelling voor de Zorg (CIZ) hanteert voor begeleiding (matige of ernstige beperkingen) de volgende criteria: sociale zelfredzaamheid, mogelijkheid zich te bewegen of te verplaatsen, psychisch functioneren, geheugen- en oriëntatiestoornissen of probleemgedrag. Men indiceert in uren (individueel) of dagdelen (groepsbegeleiding). Een grondslag is een aandoening, beperking of handicap waardoor de verzekerde kan zijn aangewezen op zorg. Indicaties voor begeleiding van jeugdigen (0 tot 19 jaar) geschieden thans nog door Bureaus Jeugdzorg. Het gaat in alle gevallen om een zeer gedifferentieerde groep. Er zijn zes grondslagen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Somatische aandoening/ziekte (SOM); Psychogeriatrische aandoening/ziekte (PG); Psychiatrische aandoening/ziekte (PSY); Lichamelijke handicap (LG); Verstandelijke handicap (VG); Zintuiglijke handicap (ZG).
Wat hebben we tot nu toe gedaan? Sinds 2011 biedt Yulius mensen met een psychiatrische of psychosociale beperking dagopvang (inloopfunctie) vanuit de Reling. Een derde deel wordt gesubsidieerd vanuit de Wmo (Pakketmaatregel). Het is de bedoeling om deze functie het komend jaar te verbreden en de kook/maaltijdvoorziening aan te bieden aan een bredere groep (mensen met een beperking). Het gaat daarbij om integratie van de doelgroepen van Yulius en Stichting Welzijnswerk. Op 14 juni 2011 heeft de gemeenteraad het Plan van aanpak Begeleiding/Pakketmaatregel (pilot Stichting Welzijnswerk) vastgesteld. Het accent ligt op het vroegtijdig signaleren van problematiek, waarbij doorstroming naar reguliere welzijnsactiviteiten voorop staat.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 22 van 30
Het gaat om praktische hulp bij zelfstandigheid, vroegtijdig signaleren van nieuwe beperkingen, het voorkomen van sociaal isolement, overbelasting mantelzorg en opname en het bieden van flexibele respijtzorg. Hiermee worden jaarlijks maximaal 50 mensen (dagopvang) en 30 mensen (individueel) bereikt. In januari 2012 worden de eerste resultaten geëvalueerd en meegenomen in de regionale beleidsvorming m.b.t. extramurale begeleiding vanaf 2013. Om wie gaat het? Op 1 januari 2011 telde Nederland 727.211 cliënten met een CIZ-indicatie voor AWBZzorg, waarvan 1.825 in Sliedrecht (grootste groep in de leeftijdscategorie 18-49). Daarvan is de groep verstandelijk gehandicapten 18 jaar en ouder (777) het groots, gevolgd door 473 lichamelijk van 75 jaar en ouder. Het gaat daarbij om alle AWBZ-zorgfuncties. Kijken we naar extramurale cliënten met een indicatie voor begeleiding op 1 januari 2011 in Sliedrecht, dan komen we aan 255 cliënten, waarvan 82 met psychiatrische aandoening van 18 jaar en ouder (32%), 43 verstandelijk gehandicapten t/m 17 jaar (17%) en 56 personen met een verstandelijk handicap van 18 jaar en ouder (22%). Wat willen we bereiken? De beleidsontwikkeling zal in Drechtstedenverband als onderdeel van de proeftuin Beleid (eenjarig project waarbij gemeenten ambtelijk samenwerken bij lokaal overschrijdende beleidsvorming) worden vormgegeven. De ervaringen vanuit de Sliedrechtse pilot zullen hierbij worden meegenomen. Omdat met begeleiding onder de Wmo vanaf 2013 grote bedragen zijn gemoeid (Meicirculaire 2012) dient extramurale begeleiding (waaronder dagopvang) te worden aanbesteed. In het PFO-Sociaal van 4 oktober 2011 is de wens uitgesproken om de SDD als uitvoeringsorganisatie (o.a. intake en contractbeheer) aan te wijzen. Wat gaan we daarvoor doen? De eerste regionale beleidsvoorstellen met betrekking tot het proces (tijdspad, middelen, bemensing en communicatie) zullen eind 2011 aan de colleges worden gepresenteerd. Over het persoonsgebonden budget (PGB) en andere voorwaarden bij overdracht aan de gemeenten wordt op dit moment nog in de Tweede Kamer gediscussieerd. Zodra er meer bekend is over wetgeving, definitieve ingangsdatum, middelen en voorwaarden, zullen vanuit de Drechtsteden (proeftuin Beleid) voorstellen aan de colleges en gemeenteraden worden gedaan. Daarbij zullen ook de Wmo-adviesraden in de beleidsvorming worden betrokken.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 23 van 30
6.
Rood: Maatschappelijke Zorg De maatschappelijke zorg omvat de prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo. Het gaat daarbij om opvang inclusief vrouwenopvang, openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) en verslavingszorg. Voor de bovenlokale voorzieningen in de regio Zuid-Holland Zuid is Dordrecht als centrumgemeente aangewezen. De taak van de regiogemeenten is zorgen voor preventie, nazorg en herstel.
Speerpunt bij rood: Preventie maatschappelijke zorg: lokale zorgnetwerken
Wat hebben we tot nog toe gedaan? Gelijktijdig met de voorbereiding van het Wmo-beleidsplan is het regionale beleid maatschappelijke zorg herijkt op basis van de evaluatie ‘Zorg voor elkaar’, die in april 2011 in de gemeenteraad is besproken. Dit leverde zes aandachtspunten op voor de herijking: 1.
2. 3. 4. 5. 6.
intensieve betrokkenheid van de ketenpartners en regiogemeenten. Diverse ketenpartners willen vanuit hun deskundigheid een voortrekkersrol nemen bij de uitwerking van de thema's; verder vormgeven van de aansluiting van de keten maatschappelijke zorg met de veiligheidsketen en jeugdketen; verbetering van afstemming tussen centrumgemeente en regiogemeenten; verder doorontwikkelen van de Centrale Toegang; doorontwikkeling bestaand beleid; beleid zodanig inrichten dat meer sturing op maatschappelijk effect mogelijk is. Waar sturen op maatschappelijk effect (outcome) niet direct mogelijk is, tenminste sturen op resultaat (output).
Voor de komende jaren wil Dordrecht als centrumgemeente samen met de regiogemeenten inzetten op preventie en nazorg. Daarbij gaat het om het wegnemen van oorzaken van dakloosheid en mechanismen van sociaal verval en uitsluiting. Men wil verbinding zoeken (op inhoud en financiering) met welzijn, AWBZ, Jeugdzorg en forensische zorg. Meldpunt ZO/SHG In opdracht van de centrumgemeente Dordrecht is in 2005, binnen de afdeling Vangnet & Advies van de GGD Zuid-Holland Zuid, het Meldpunt Zorg en Overlast (ZO) opgezet met lokale zorgnetwerken als uitvoerende instrumenten. Het meldpunt ZO is in april 2006, regionaal, gestart en wordt ondersteund door 13 lokale zorgnetwerken en 5 specialistische teams: Woningvervuilingen, Steunpunt Huiselijk Geweld, Wonen, Multi Problem en Gezins-coaching. Later is hieraan het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) toegevoegd. Burgers en professionals kunnen signalen melden met betrekking tot mensen (zorgmijders, zorgmissers en overlastgevers) wanneer zij vermoeden dat ingrijpen en zorg nodig is. Meldingen worden geregistreerd in een centraal registratiesysteem. Daardoor ontstaat een goed beeld van de problematiek over de (zeer) kwetsbare groepen per gemeente en er gerichte adviezen gegeven kunnen worden naar de gemeenten omtrent het te formuleren beleid op deze doelgroep. Visie op lokale zorgnetwerken Sinds 2006 beschikt de regio Zuid-Holland Zuid over 13 Lokale Zorgnetwerken. Lokale zorgnetwerken leveren een preventieve bijdrage aan de hulpverlening aan zeer kwetsbare mensen. Dit doen zij door vroegtijdig te signaleren in wijk of buurt en door het realiseren van een samenhangend aanbod van lokale en regionale partners. Er wordt gewerkt met één plan van aanpak, waarbij men gebruik maakt van de expertise van de deelnemers aan het
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 24 van 30
netwerk en afstemming zoekt met andere zorgnetwerken. In 2010 zijn in opdracht van de GGD de zorgnetwerken geëvalueerd. De deelnemende organisaties zijn over het algemeen zeer tevreden over de werkwijze van de zorgnetwerken (casuïstiek, afspraken en opvolging) en de coördinerende rol vanuit de GGD hierbij. Het aantal behandelde cases groeide van 457 in 2006 naar 497 in 2008 (en 408 in 2009). Ook Sliedrecht kent een lokaal zorgnetwerk waarin men maandelijks bij elkaar komt om casuïstiek te bespreken. Aan het zorgnetwerk nemen GGD ZHZ, politie, Tablis-wonen, Yulius, Rivas (AMW), MEE en het Serviceloket deel. Knelpunten preventie en nazorg Het is onduidelijk in hoeverre de signalering via reguliere kanalen zoals maatschappelijke ondersteuning en jeugdwerk voldoende is; problemen worden door één of meerdere instanties opgemerkt, maar concentreren zich op het eigen werkterrein; hierdoor ontbreekt een totaalbeeld (bijvoorbeeld op het gebied van LVG); de lange adem die nodig is voor de begeleiding en behandeling van mensen met chronische problemen ontbreekt vaak; continuïteit van zorg is vaak van groot belang om afglijden en terugval te voorkomen; een integraal hulpaanbod ontbreekt. Wat willen we bereiken? Met betrekking tot vroegsignalering en preventie willen we een integrale aanpak. Dat wil zeggen dat deze aansluit bij de aandacht voor en ondersteuning van kwetsbare mensen (zie ook: Wmo-loket en welzijn nieuwe stijl). We willen dat zo veel mogelijk zeer kwetsbare mensen (overlast, vereenzaming en zorgmijdend gedrag) vroegtijdig worden gesignaleerd en hen een hulpverleningsplan (ondersteuning en/of zorg) wordt aangeboden. Dit voorkomt terugval of een beroep op zwaardere zorg en opvang. Hierbij speelt het lokale zorgnetwerk een cruciale rol. Wat gaan we daarvoor doen? Op dit moment staat onder druk van de bezuinigingen de financiering van de zorgnetwerken (GGD ZHZ) ter discussie. Begin 2012 verwachten wij nieuwe voorstellen vanuit centrumgemeente Dordrecht. Naar aanleiding hiervan zullen wij de gemeenteraad voorstellen doen, waarbij we de huidige structuur (zorgnetwerk onder coördinatie vanuit de GGD ZHZ) zo veel mogelijk willen behouden.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 25 van 30
9.
Middelen, evaluatie en communicatie In dit hoofdstuk kijken we tot slot naar de beschikbare en benodigde middelen (begroting 2012 en verder), evaluatie (benchmarks en KTO’s) en regionale en lokale communicatie.
9.1.
Middelen In onderstaande tabel staan de gegevens met betrekking tot het Wmo-budget zoals overgenomen uit de Septembercirculaire (Integratie-uitkering Wmo in Gemeentefonds 2012). In 2011 heeft het rijk het budget voor uitvoeringskosten verhoogd van 75,8 miljoen naar 143,7 miljoen. Het grootste gedeelte (93%) van het Wmo-budget wordt doorgesluisd naar de SDD. Nu binnen de algemene uitkering het onderdeel voor de Wmo naar beneden wordt bijgesteld, kan ook de bijbehorende uitgavenpost worden verlaagd. De wijze van verwerking van de aanpassing van de Wmo ligt grotendeels vast door regionale afspraken (verdeelsleutel Wmo 2012). Van het Wmo bedrag van € 2.830.164 gaat € 2.607.317 naar de SDD en blijft € 222.847 binnen de begroting van Sliedrecht. Daarnaast ontvangt Sliedrecht budget voor compensatie Pakketmaatregel (AWBZ) en Maatschappelijke Stage (MaS) die aan het Wmo-budget zijn toegevoegd (P084).
Tabel 3: Wmo-budget 2012 en verder Omschrijving: Macrobudget Wmo* afdracht SDD
2012 € 2.830.164 - € 2.607.317 € 222.847
2013 € 2.830.164 - € 2.607.317 € 222.847
2014 € 2.830.164 - €2.607.317 € 222.847
2015 € 2.830.164 - € 2.607.317 € 222.847
Continueren bestaand beleid: - benchmark en KTO - Wmo-adviesraad (incl. Zorgbelang) - Vrijwilligersverzekering Restant:
-€ 7.500 -€ 5.150 -€ 6.000 € 204.194
-€ 7.500 -€ 5.150 -€ 6.000 € 204.194
-€ 7.500 -€ 5.150 -€ 6.000 € 204.194
-€ 7.500 -€ 5.150 -€ 6.000 € 204.194
Compensatie pakketmaatregel AWBZ - Pilot begeleiding SWS (zie: 7.3) - subsidie Yulius (inloop, zie: 7.3.) Restant (terug vloeien algem. middelen)
€ 121.000 - € 48.700 -€ 35.000 € 37.300
€ 121.000 - € 24.350 -€ 35.000 € 61.650
€ 121.000 -€ 0 -€ 35.000 € 86.000
€ 121.000 -€ 0 -€ 35.000 € 86.000
Maatschappelijke stage (MaS) - eXperience MaS (zie: 6.6) - stagemakelaar SWS (zie: 6.6) Restant:
€ -€ -€ €
€ -€ -€ €
€ -€ -€ €
€ -€ -€ €
20.239 2.000 17.000 1.239
20.239 2.000 17.000 1.239
20.239 2.000 17.000 1.239
Transitiekosten begeleiding (adviesnota Septembercirculaire) € 53.570 € 0 € € 81.054 - voorbereidingskosten (advies 03-01) 53.570 -€ 81.054 - € € 0 € 0 Restant: *: Macrobudget Wmo bestaat uit: Hulp bij het huishouden (HH), PGB, Bbag, DWA (dure woonaanpassingen), subsidieregelingen en uitvoeringskosten (SDD en lokaal)
9.2.
20.239 2.000 17.000 1.239
0
Nieuw Wmo-beleid Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, hebben we na afdracht aan de SDD en de begrote uitgaven t.b.v. bestaand beleid t.w.: benchmark/KTO, Wmo-adviesraad en vrijwilligersverzekering voor 2012 een saldo van € 204.194 (correctie en taakmutaties Septembercirculaire). We willen deze middelen de komende jaren inzetten voor nieuw of uitbreiding van het bestaande beleid.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 26 van 30
De Wmo-adviesraad heeft aangegeven om hierbij extra aandacht (prioriteit) te geven aan de volgende taken: cursus extramurale begeleiding voor de Wmo-adviesraad (p.m.); voorlichting en ondersteuning overbelaste mantelzorgers door SWS (zie: 7.1); extra kosten personeel, werkbijeenkomst en onderzoek Wmo-loket (zie: 6.5); personele kosten a.g.v. de Kanteling (zie: 4.4); outreachend werken in het kader van Welzijn nieuwe stijl/SWS (zie: 7.2.) administratief maatjesproject/Hulp bij thuisadministratie/SWS (zie: 7.2): extra communicatie m.b.t. decentralisaties en de Kanteling (zie: 9.4.). Met betrekking tot de specifieke kosten zullen wij per onderdeel nadere voorstellen doen. Het saldo van de compensatie Pakketmaatregel van € 37.300 kan beschikbaar worden gesteld aan de algemene reserve (Zomernota 2012). 9.3.
Evaluatie, benchmarks en KTO’s Met de Wmo-adviesraad Sliedrecht is besproken om halverwege de periode van dit Wmobeleidsplan (januari 2014) de actiepunten en resultaten te evalueren. Hierbij zullen de gegevens vanuit de monitoren, benchmarks en klanttevredenheidsonderzoeken (KTO’s) als input dienen. Daarnaast dient aan de gemeenteraad jaarlijks rekenschap te worden gegeven van behaalde resultaten op grond van het Wmo-beleid. Sinds 2010 nemen de Drechtsteden géén deel meer aan de jaarlijkse Wmo-benchmark (SGBO), omdat deze te weinig nieuwe informatie voor beleid oplevert. De Wmoregiegroep zal in 2012 voorstellen doen voor een alternatieve vorm van meten en onderling vergelijken. Visitatie kan zo’n vorm zijn. Mede op aangeven van de regionale Wmo-adviesraad is binnen de Drechtsteden besloten om tweejaarlijks een klanttevredenheid onder gebruikers van individuele voorzieningen te laten uitvoeren (SGBO). In plaats hiervan wordt in samenspraak met de Wmo-adviesraden gekozen voor alternatieve tevredenheidonderzoeken uit te voeren door (OCD). In 2011 was dit tevredenheid onder mantelzorgers en zorgvrijwilligers. Zo ontstaat vanuit verschillende onderzoeken jaarlijks een meer gedifferentieerd beeld met betrekking tot tevredenheid.
9.4.
Communicatie Mensen zijn door Internet (85% huishoudens heeft een aansluiting) gewend om op elke plaats en elk moment contact met elkaar en met bedrijven te kunnen leggen. Dit verwachten zij ook van de overheid. De mogelijkheden van digitalisering worden breder, de gemeente Sliedrecht kan hierin niet achter blijven. Het toenemende gebruik van internet en nieuwe media biedt kansen om bewonersparticipatie effectiever en laagdrempeliger te organiseren. De gemeente is gezien de financiële situatie in toenemende mate aangewezen op het delen van verantwoordelijkheid op het gebied van leefbaarheid met bewoners (en ketenpartners). Met betrekking tot de Kanteling en transities Begeleiding, Jeugd en de Wet werken naar vermogen zal de komende jaren intensief naar en met burgers worden gecommuniceerd. Een communicatieparagraaf zal deel uitmaken van verschillende regionale uitvoeringsplannen (p.m.). Daarnaast willen we onze inwoners onder gebruikmaking van Internet en de lokale media (Kompas) komend jaar frequenter informeren met betrekking tot de gevolgen van de meer lokale veranderingen in de Wmo zoals Welzijn nieuwe stijl en het Wmo-loket. Naar aanleiding van de bijeenkomst en het onderzoek naar de loketfunctie, zullen we in overleg met de afdeling communicatie hierover in 2012 nadere voorstellen doen.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 27 van 30
10.
Afkortingen
AMW: AWBZ: Bbag: CIZ: CJG: DWA: GGD ZHZ: HH: KTO: LVG: MaS: MEE-Drechtsteden: MOgroep: OCD: OGGZ: PGB: PFO-Sociaal: RAS: ROBM: SDD: SES: SGBO: SHG: SWS: VNG: VWS: WEZ: Wmo: WWB: WSW: WWNV: ZVW:
Algemeen Maatschappelijk Werk Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Besluit Bijdrage AWBZ-gemeenten (opgenomen in Wmo) Centrum Indicatiestelling Zorg Centrum voor Jeugd en Gezin dure woonaanpassingen GGD (gemeenschappelijke gezondheidsdienst) Zuid-Holland Zuid Hulp bij het huishouden (Wmo) Klanttevredenheidsonderzoek Licht verstandelijk gehandicapten Maatschappelijke Stage geen afkorting (MEE staat voor Meedoen) Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening (brancheorganisatie) Onderzoekcentrum Drechtsteden Openbare Geestelijke Gezondheid Zorg Persoonsgebonden budget Portefeuillehoudersoverleg Sociaal Drechtsteden Regionale Agenda Samenleving afdeling Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Milieu (Sliedrecht) Sociale Dienst Drechtsteden Sociaal economische status Sociaal geografisch Bureau Overheid (benchmark en KTO) Steunpunt Huiselijk Geweld Stichting Welzijnswerk Sliedrecht Vereniging van Nederlandse Gemeenten Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Welzijn, Educatie en Zorg (afdeling Publieksdiensten Sliedrecht) Wet maatschappelijke ondersteuning Wet Werk en Bijstand Wet Sociale Werkvoorziening (Drechtwerk) Wet werken naar vermogen Zorgverzekeringswet
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 28 van 30
Bijlage: Actiepunten 1. Wmo-consulenten zijn in 2011 geschoold in het voeren van het keukentafelgesprek. We gaan begin 2012 de lokale zorg- en welzijnsinstellingen vragen om de principes van de Kanteling breed toe te passen. Het gaat bij de uitvoering om de volgende uitgangspunten: het achterhalen van vraag achter de vraag (keukentafelgesprek); het leggen van de focus op resultaten i.p.v. voorzieningen; het versterken van de eigen kracht van de cliënt en zijn omgeving (zelfregie); het aanbieden van collectieve arrangementen (op wijk- of buurtniveau). 2. Voor mensen met een beperking wordt in 2012 door het samenwerkingsverband Aangepast Sporten Drechtsteden (SAD) bekeken in hoeverre extra inzet hierbij noodzakelijk is. 3. Inzetten digitale signaleringssysteem Zorg voor Jeugd, regievoeren op netwerkstructuren binnen CJG en betere afstemming/samenwerking netwerken en zorgteams. Monitoren van afspraken vanuit het convenant CJG; in het strategisch overleg worden knelpunten aangepakt en beleidsvoorstellen voorbereid. laagdrempelige voorzieningen als gezins- en opvoedondersteuning worden als onderdelen van het CJG gecontinueerd (o.a. HomeStart). 4. Begin 2012 willen we in Sliedrecht een bijeenkomst organiseren met instellingen (MEE, SDD, SWS en Rivas/AMW), raadsleden en advies- en cliëntenraad over de toekomst van het Wmo-loket in relatie tot nieuwe taken (Kanteling, extramurale begeleiding en welzijn nieuwe stijl). We gaan in 2012 een onderzoek doen naar de mogelijkheid om alle informatie, advies en cliëntondersteuning aan te bieden vanuit één ingang, waarbij de Reling een spilfunctie zal vervullen (alles onder één dak). De toegang tot extramurale begeleiding wordt daarbij meegenomen. Daarbij hoort tevens een goede monitoring (cliëntvolgsysteem). 5. Meer aanwas en betere vrijwilligersondersteuning vragen om een professionalisering van het Vrijwilligerspunt en de makelaarsfunctie (Stichting Welzijnswerk Sliedrecht). We willen de Stichting Welzijnswerk Sliedrecht vragen om in 2012 een plan op te stellen, waarbij: nieuwe groepen worden benaderd die bereid zijn vrijwilligerswerk te doen en verenigingen worden ondersteund bij hun interne vrijwilligersbeleid (behoud en opvolging) door advisering, coaching en deskundigheidsbevordering; een vraaggerichte en persoonsgerichte benadering past; het vrijwilligerspunt een bindend element vormt in het netwerk van verenigingen, kerken en sleutelfiguren in de wijk. 6. In Drechtstedenverband (Wmo-regiegroep) willen we in 2012 onderzoeken of we een gezamenlijke systeem als Mantelplan willen aanschaffen. 7. Met betrekking tot ketensamenwerking op het gebied van Wonen, zorg en welzijn zal Sliedrecht jaarlijks deelnemen aan een (regionale) themabijeenkomst, waarbij naast zorgpartners ook casemanagers zullen worden uitgenodigd. 8. We vragen het Mantelzorgpunt (SWS) om in 2012 een Actieprogramma mantelzorgondersteuning op te stellen inclusief registratie, voorlichting en campagne, waarbij alle spilzorgers worden bereikt en hen een passend aanbod wordt geboden. 9. We gaan een uitvoeringsovereenkomst sluiten met de huisartsen met betrekking tot vroegsignalering en doorverwijzing van overbelaste mantelzorgers naar het Wmo-loket of
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 29 van 30
Mantelzorgpunt. Dit zullen we in 2012 voorleggen aan Commissie Eerstelijns Gezondheidszorg Sliedrecht en/of afzonderlijke huisartsen in Sliedrecht. 10. Onder gemeentelijke regie wordt in 2012 in samenspraak met alle betrokken partijen een Uitvoeringsplan opgesteld in verband met Welzijn nieuwe stijl. we gaan Stichting Welzijn Sliedrecht (SWS) verzoeken een coördinerende functie te vervullen bij de uitwerking om een betere samenwerking te bewerkstelligen tussen zorg en plaatselijke instellingen om te voorkomen dat mensen buiten de boot vallen en zorg mijden. Hierbij zal aandacht worden geschonken aan de verdere uitbouw van een structuur, waarbij signalen van bewoners die ondersteuning behoeven worden gekoppeld aan mensen die hieraan op vrijwillige basis een bijdrage willen en kunnen geven. Uitgangspunt hierbij is de versterking van de verantwoordelijkheid voor de sociale leefomgeving; er worden afspraken gemaakt met betrekking tot plaatselijke initiatieven (w.o. kerkelijke). De wijkplatforms oefenen hierbij op grond van hun gebiedsgerichte oriëntatie een belangrijke signaalfunctie uit. de middelen voor burgerinitiatieven (in beheer bij SWS) worden gericht ingezet om burgers te stimuleren zich in te zetten voor hun eigen omgeving en voor mensen die ondersteuning behoeven. 11. De eerste regionale beleidsvoorstellen met betrekking de extramurale begeleiding ten aanzien van het proces (tijdspad, middelen, bemensing en communicatie) zullen eind 2011 aan de colleges worden gepresenteerd. Over het persoonsgebonden budget (PGB) en andere voorwaarden bij overdracht aan de gemeenten wordt op dit moment nog in de Tweede Kamer gediscussieerd. Zodra er meer bekend is over wetgeving, definitieve ingangsdatum, middelen en voorwaarden, zullen vanuit de Drechtsteden (proeftuin Beleid) voorstellen aan de colleges en gemeenteraden worden gedaan. Daarbij zullen ook de Wmo-adviesraden in de beleidsvorming worden betrokken. 12. Op dit moment staat onder druk van de bezuinigingen de financiering van de zorgnet-werken (GGD ZHZ) ter discussie. Begin 2012 verwachten wij nieuwe voorstellen vanuit de centrumgemeente Dordrecht. Naar aanleiding hiervan zullen wij de gemeenteraad voorstellen doen, waarbij we de huidige structuur (zorgnetwerk onder coördinatie vanuit de GGD ZHZ) zo veel mogelijk willen behouden. 13. Met de Wmo-adviesraad Sliedrecht is besproken om halverwege de periode van dit Wmobeleidsplan (januari 2014) de actiepunten en resultaten te evalueren. 14. Met betrekking tot de Kanteling en transities Begeleiding, Jeugd en de Wet werken naar vermogen zal de komende jaren intensief naar en met burgers worden gecommuniceerd. Een communicatieparagraaf zal deel uitmaken van verschillende regionale uitvoeringsplannen (p.m.). Daarnaast willen we onze inwoners onder gebruikmaking van Internet en de lokale media (Kompas) komend jaar frequenter informeren met betrekking tot de gevolgen van de meer lokale veranderingen in de Wmo zoals Welzijn nieuwe stijl en het Wmo-loket. Naar aanleiding van de bijeenkomst en het onderzoek naar de loketfunctie, zullen we in overleg met de afdeling communicatie hierover in 2012 nadere voorstellen doen.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 30 van 30
Bijlagenboek bij Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015 Bijlage 1. Actieplan ‘Naar een afgestemd aanbod Wmo-AWBZ in de Drechtsteden’ 2011-2012 (Versie 4, 29 augustus 2011 LME) Doel: Thema 1: Kennen en gekend worden We gaan zo veel mogelijk uit van de eigen kracht en regie van de klant.
Actie:
Eigenaar:
Tijdspad:
Uitvoering project De Kanteling
Drechtstedengemeenten (Wim Sterk is projectleider) Allen
Start 2011.
Er wordt zoveel mogelijk uitgegaan van eigen kracht en regie van de klant.
2011-2012
Opmerkingen:
Verwerkt in inkoopbeleid zorgkantoor en onderdeel project de Kanteling (eigen kracht/sociale netwerk strategie). Onderdeel van ‘gemeente geeft antwoord’. Regiegroep Wmo Drechtsteden waakt dat niet alleen het gemeentelijke aanbod wordt, maar ook het aanbod van zorgverzekeraar en zorgkantoor. Gericht op samenwerking in een bepaald gebied.
Partners hebben kennis van het aanbod van zorg en ondersteuning.
Ontwikkelen digitale sociale kaart.
Drechtstedengemeenten (deels regionaal project) met input van Drechtzorg, zorgkantoor en overige partners.
2011
Kennen en gekend worden in wijk of dorp.
Tenminste één keer per jaar worden (lokaal) bijeenkomsten georganiseerd waarbij partners (professioneel en vrijwillig) op het gebied van wonen, zorg en welzijn worden uitgenodigd. Tenminste één keer per jaar wordt een (regionale) thematische bijeenkomsten georganiseerd waarbij naast zorgpartners ook professionele casemanagers worden uitgenodigd. Alle organisaties investeren in netwerktijd voor hun medewerkers.
Drechtstedengemeenten.
2011-2012
Drechtzorg.
2011-2012
Bijvoorbeeld rondom ketenverbetering.
Allen.
2011-2012
Past binnen de zogenaamde Wildersgelden waarbij kwaliteitsverbetering van de zorg is verwerkt in de ZZPprijzen.
In de wijk of dorp zijn laagdrempelige ontmoetingsplaatsen en informatiepunten die zijn aangesloten op de ondersteuningsinfrastructuur. Collectieve welzijnsactiviteiten zijn voor inwoners bereikbaar. Hiervoor is de Drechthopper beschikbaar.
Drechtstedengemeenten, corporaties en overige partners in de gemeenten.
2011-2012
Drechtstedengemeenten.
2011-2012
Voorzieningen in wijk of dorp.
Sommige organisaties bieden ook andere transfermogelijkheden (verscheidene huizen en de seniorenbus).
Thema 2: Aanbod op wijkniveau Zo lang mogelijk zelfstandig wonen in eigen wijk of dorp.
Breng samenhang in het voorzieningen- en ondersteuningsaanbod in wijk of dorp.
Drechtstedengemeenten, Drechtzorg en zorgkantoor.
2011-2012
Uitvoering Wmo-beleid. Er is passend welzijnsaanbod in de wijk of dorp aanwezig waardoor inwoners langer zelfstandig kunnen wonen. Er is passend woningaanbod in de wijk of dorp aanwezig waardoor inwoners langer zelfstandig kunnen wonen.
Drechtstedengemeenten Drechtstedengemeenten.
2011-2012
Drechtstedengemeenten, Woningbouwcorporaties en zorgkantoor
2011-2012
De openbare ruimte van de wijk of het dorp is zodanig ingericht dat inwoners langer zelfstandig kunnen wonen. Er is passend eerstelijns ondersteuningsaanbod en zorgaanbod in eigen wijk of dorp waardoor inwoners lang zelfstandig kunnen wonen. Er is een passend ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers.
Drechtstedengemeenten
2011-2012
Drechtstedengemeenten/ Zorginstellingen/zorgkantoor.
2011-2012
Drechtstedengemeenten/ zorgkantoor
2011-2012
Allen
2011-2012
Drechtzorg in samenwerking met gemeenten.
2011-2012
Drechtstedengemeenten ism zorginstellingen.
Start 2011.
Drechtstedengemeenten
2011
Allen
2011-2012
Bij zorg en ondersteuningsaanbod wordt altijd gekeken naar de aanvrager en zijn of haar mantelzorger/omgeving. Thema 3: Ondersteuning voor kwetsbare groepen (casemanagement) We werken zo veel mogelijk aan Beheren en verbeteren Keten Dementie, CVA ketensamenwerking. en heupfractuur/operatie en andere ketens tbv doelgroepen. Samenwerken aan zorg en ondersteuning Welzijnsorganisaties richten hun voor kwetsbare groepen. (ondersteunings) aanbod meer op kwetsbare groepen en doen dat in samenhang met het zorgaanbod. We werken aan een plan voor de Inventarisatie. decentralisatie van de taak begeleiding uit de AWBZ. Thema 4: Financiële stromen zorg en welzijn Zie ketensamenwerking bij thema 3. Algemeen: Leren van anderen Houd de ogen open voor goede ervaringen binnen en buiten de Drechtsteden.
Betrek in de woonvisie ook bijzondere doelgroepen. We moeten een gezamenlijke visie ontwikkelen op de Normatieve huisvestingscomponent (NHC).
Zorgkantoor en Zorgbelang werken aan een gezamenlijke folder over mantelzorg. Via het inkoopbeleid en de kanteling.
Onderdeel van de Kanteling
1 2 3
4 5 6
7
8 9
10 11 12
Bijlage 2: Evaluatie actiepunten Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2008-2011: Doel (prestatieveld): Acties: Algemene voorzieningen Uitvoering van de recent vastgestelde actieplannen wijkgericht gewaarborgd (1, 2) werken, jeugdbeleid en sportbeleid Ondersteuning initiatieven Jaarlijks budget voor burgerinitiatieven te ondersteunen door burgers en actief burgerschap (1) welzijns-organisatie (uitvoering voortzetten in beheer bij SWS) Versterking strategische regierol Uitwerking opzet en start structureel overleg gemeente op samenhang en afstemming beleid opvoedingsondersteuning (2) Verdere verdieping en Inzet voor scholing en training medewerkers loket (nieuw: training verbreding loket(3) i.h.k.v. de Kanteling in 2011) Afspraken over koppeling cliëntondersteuning aan loket met welzijns- en zorgorganisaties Afspraken over opvolging, terugkoppeling en rapportage met netwerk van organisaties over afstemming van de dienstverlening gekoppeld aan het loket. Inventarisatie ontbrekende delen E-loket bij lokale organisatie Eloket volledig operationeel Informatie (3) Formulering beleid ondersteuning vrijwilligers en mantelzorg (4)
Actualisering en verspreiding Zorgmap Sliedrecht Onderzoek, pilot, informatie en advies, beleid ontwikkelen voor mantelzorgondersteuning (basisfuncties) Onderzoek naar behoefte ondersteuning, mogelijkheden stimulering (zorg)vrijwilligersbeleid, nodige ondersteuning en regiemogelijkheden gemeente Onderzoek naar versterking van inzet van deelname en stimulering vrijwilligerswerk voor sportverenigingen en culturele verenigingen Meelopen collegeleden met vrijwilligers onder het oog van de camera
Resultaat/opmerking: Opnieuw naar deze (nieuwe) plannen verwijzen. Afgerond en voortzetten Afgerond en verwijzen naar nieuw beleid (CJG en begeleiding)
Afgerond Afgerond en uitvoering voortzetten (netwerk) Afgerond, verder onder @ntwoord (7)
Afgerond, voortzetten Kanteling, eigen krachtwijzer en digitale Sociale kaart @ntwoord Afgerond Afgerond, nieuw beleid: accent op overbelasting Afgerond
Afgerond Afgerond
13 Start initiatiefgroep burgers om ideeën en initiatieven voor
Afgerond, zie: 2
14
15 16
(zorg)vrijwilligers en burgerinitiatieven te ontwikkelen en uit te werken Formulering nieuw beleid (zorg)vrijwilligers implementatie Algemene ondersteuning participatie (5) Algemene ondersteuning participatie (5)
17 18 19 20 21 22 23
Individuele ondersteuning (6)
24 25
Maatschappelijke Zorg (7,8,9)
26 27 28
29 30
Proceseisen Wmo: participatieverordening Procesvereisten: kwaliteit en verantwoording
Versterking van de (keten)samenwerking tussen de lokaal opererende welzijns- en zorgorganisaties Gefaseerde verbreding en toespitsing van de taken van Stichting ouderenwerk op de breedte van de Wmo en het aanbieden van een ondersteuningsaanbod. Vorming Stichting Ouderenwerk naar een organisatie voor Maatschappelijke ondersteuning Afspraken maken over realisering voorgenomen ambities WZW Behoefteonderzoek naar begeleide woonvormen Onderzoek versterking positie Sliedrecht in lokale en regionale zorgvoorzieningen Onderzoek naar formele status bestuurlijk overleg (verwijzen, Ed) Afspraken over preventieprogramma ggz en verslavingszorg 2009 e.v., op eerdere inzet verslavingspreventie wordt voortgebouwd Monitoren uitvoering individuele voorzieningen door SDD en samenhang algemene voorzieningen. Signalen inbrengen in ambtelijke en bestuurlijke afstemmingsoverleggen Publieksacties huiselijk geweld Voorlichting over Zorgnetwerk, signaleringsinstrumenten en meldpunt ZO aan professionals Scenario kleine geweldsdelicten Structureel overleg en afstemming met Zorgnetwerk Sliedrecht Budget tbv Wmo-adviesraad. Voorstel werkgroep bouwplannen en openbare ruimte. Evaluatie Wmo-adviesraad evt. bijstelling verordening Deelname benchmark Wmo SGBO Jaarlijkse verantwoording in jaarrekening (en burgerjaarverslag)
Afgerond, nieuw: intensiveren (basisfuncties) en uitvoering Steunpunt koppelen aan MaS Afgerond Afgerond en nieuw beleid (Begeleiding en Verbreding en Verbinden burgers, zorg en kerken) Afgerond en nieuwe taken SWS: verbreding, kanteling, begeleiding, casemanagement Afgerond en nieuw (verwijzen regionaal stuk Lenne) Afgerond Afgerond Afgerond Afgerond Afgerond, nieuw Kanteling (regionale paragraaf!) en eigen bijdrage indiv. voorzieningen Afgerond Afgerond, nieuw: Operationele agenda Maatschappelijke Zorg met themakaarten Afgerond Afgerond, uitvoering voortzetten Afgerond
Afgerond en nieuw (andere onderzoeken) Afgerond en voortzetten
31 32 33
Organisatie en financiën
Onderzoek naar benodigde capacititeitsinzet Bijstelling beleidsregels en subsidieverordening Communicatieplan opstellen en ten uitvoer brengen
Afgerond Afgerond Afgerond en nieuw: communicatie
(Logo Sld.)
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht Datum 3 januari 2012
Geachte leden van de gemeenteraad, ■ besluitvorming □ zienswijze (n.v.t.) □ kennisname
Ons kenmerk (zaaknr.)
Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid bestuur □ ja ■ n.v.t. bijlage Fatale termijn ■ nee □ ja , d.d. ………
Burger en bestuur Onderwerp
Bijlagen 3
B&W besluit d.d. 3 januari 2012
Portefeuillehouder A. de Waard
Startnotitie t.b.v. het opstellen van een kadernota bewonersparticipatie
Wat wordt gevraagd
De bijgevoegde concept startnotitie bespreken en na het doorvoeren van eventuele gewenste aanpassingen vaststellen.
Toelichting
In het Programma-akkoord ‘Sliedrecht meer waard’ heeft uw raad het college gevraagd met een voorstel voor nieuw kaderstellend beleid op het gebied van bewonersparticipatie te komen. Het college heeft in de opiniërende raadsbijeenkomst van 13 december 2012 toegezegd u een nieuwe concept startnotitie voor te leggen ten behoeve van de door u gewenste bespreking in de opiniërende raadsbijeenkomst van 17 januari 2012.
Bijgaande stukken
Concept startnotitie, concept raadsvoorstel en concept raadsbesluit.
Ambtelijk contactpersoon
K.J. van Zwienen Tel.nr. : 0184-495809
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
Kopieën aan: Archief
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 17 januari 2012
Onderwerp: Startnotitie t.b.v. het opstellen van een nieuwe kadernota bewonersparticipatie Voorgesteld besluit: de voorgestelde startnotitie t.b.v. het opstellen van een nieuwe kadernota bewonersparticipatie vast te stellen. Advies opiniërende bijeenkomst: …
Overwegingen en alternatieven: In het Programma-akkoord ‘Sliedrecht meer waard’ heeft uw raad het college gevraagd met een voorstel voor nieuw kaderstellend beleid op het gebied van bewonersparticipatie te komen. Het huidige kaderstellende beleid op het gebied van communicatie- en participatie zou daarbij afgestemd moeten worden op het rapport ‘We gooien het de inspraak in’ van de Nationale Ombudsman. Het college heeft in de opiniërende bijeenkomst van uw raad van 13 december 2012 toegezegd in dit kader een nieuwe concept startnotitie ter bespreking voor te leggen. Via de bijgevoegde concept startnotitie wordt uw raad in de positie gebracht randvoorwaarden aan het opstellen van de door u gevraagde kadernota te stellen. Wij adviseren u de bijgevoegde concept startnotitie te bespreken in uw opiniërende bijeenkomst van 17 januari 2012 t.b.v. besluitvorming in uw raadsvergadering van 21 februari 2012. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in:
Financiële kaders Zie startnotitie.
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Zie startnotitie.
Tijdspad, monitoring en evaluatie Zie startnotitie.
Externe communicatie: De wijkplatforms worden geïnformeerd over het resultaat van de besluitvorming over de startnotitie en het verdere proces. In de concept startnotitie wordt voorgesteld de wijkplatforms te betrekken bij het opstellen van een nieuwe kadernota.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 januari 2012;
besluit:
de voorgestelde startnotitie t.b.v. het opstellen van een nieuwe kadernota bewonersparticipatie vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 21 februari 2012. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
Startnotitie
Kadernota ‘Ruimte voor bewonersparticipatie - Kaders voor inwoners en gemeentebestuur in planvorming en wijkgericht werken’
Status: Portefeuillehouder: Ambtelijk opdrachtgever: Primaathouder: Datum: Versie:
Bespreekstuk ten behoeve van opiniërende bijeenkomst van de raad
A. de Waard C. de Graaf K.J. van Zwienen 16 december 2011 1.2
Inhoudsopgave Startnotitie Samenvatting
blz. 3
Gevraagde beslissing
blz. 4
1. Inleiding
blz. 5
2. Probleemschets
blz. 5
3. Oplossingsrichting(en)
blz. 5
4. Proces voor tot stand komen kaderstellend besluit
blz. 6
5. Overige informatie 5.1 Financieel-juridische aspecten 5.2 Risicoparagraaf 5.3 Rol raad in de communicatie
blz. 7 blz. 7 blz. 7 blz. 7
2
Samenvatting (Beleids)probleem Een belangrijk knelpunt bij het goed organiseren van bewonersparticipatie is dat het kaderstellende beleid over bewonersparticipatie momenteel te versnipperd en te weinig inzichtelijk is. Bovendien beperken de huidige kadernota’s zich niet tot kaderstelling, zij doen óók uitspraken over hoe bewonersparticipatie moet worden georganiseerd. De vermenging van kaderstelling met uitspraken over uitvoeringsaspecten draagt niet bij aan een helder onderscheid tussen de kaderstellende rol van de gemeenteraad en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering die bij het college van B&W ligt. Gezien het voorgaande, vormt het huidige kaderstellende beleid nog geen optimale basis voor de rolverdeling tussen gemeenteraad, college en belanghebbenden. Doordat de raad uitspraken doet over uitvoering wordt bovendien de flexibiliteit, die nodig is voor een effectieve en doelmatige uitvoering, beperkt.
Oplossingsmogelijkheden Er worden in deze startnotitie twee oplossingsrichtingen geschetst. De voor de hand liggende oplossingsrichting is het samenvoegen van het kaderstellende beleid in één kadernota en tegelijkertijd het beleid herijken. Dit is een goede oplossing voor het oplossen van de beschreven problemen en deze oplossing kost weinig tijd en geld. Anderzijds zou uw raad ervoor kunnen kiezen om het kaderstellende beleid voor bewonersparticipatie vanaf de basis volledig opnieuw te ontwikkelen. Dit kost relatief veel tijd en geld en lijkt geen meerwaarde te hebben ten opzichte van de eerste oplossingrichting.
3
Gevraagde beslissing In te stemmen met oplossingrichting 1. Het samenvoegen en herijken van het huidige beleid op het gebied van bewonersparticipatie in een concept kadernota bewonersparticipatie die: - de huidige kadernota’s bewonersparticipatie ‘Alles is Bespreekbaar’ en ‘Rolverdeling bij Planvorming’ integreert, vervangt en waar nodig actualiseert; - op hoofdlijnen vasthoudt aan de koers die met de vigerende kadernota’s bewonersparticipatie is uitgezet, maar het vigerende beleid waar nodig afstemt op het rapport ‘We gooien het de inspraak in’ van de Nationale Ombudsman; - aansluit bij de huidige ambities van de gemeenteraad m.b.t. buurt- en wijkgericht werken; - gaat over de kaders met betrekking tot interactief bestuur (zoals interactieve planvorming en buurt- en wijkgericht werken) en niet over het beleid m.b.t. maatschappelijke participatie*; - expliciet benoemt wat de raad met bewonerscommunicatie en bewonersparticipatie wil bereiken en binnen welke kaders; - voldoende ruimte schept om aan te kunnen sluiten bij bewonersinitiatieven; - geen uitspraken doet over de uitvoering (de ‘hoe’ vraag dus niet beantwoordt); - aangeeft hoe de raad in projecten waarover zij zelf dient te besluiten projectspecifieke kaders (aan bewonersparticipatie) kan stellen. * Het beleid voor maatschappelijke participatie is een integraal onderdeel van het nog door de gemeenteraad vast te stellen WMO-beleidsplan.
4
1. Inleiding In het Programma-akkoord ‘Sliedrecht meer waard’ heeft de gemeenteraad het college gevraagd met een voorstel voor nieuw kaderstellend beleid op het gebied van bewonersparticipatie te komen. Het huidige kaderstellende beleid op het gebied van communicatie- en participatie zou daarbij afgestemd moeten worden op het rapport ‘We gooien het de inspraak in’ van de Nationale Ombudsman.
2. Probleemschets Een belangrijk knelpunt bij het goed organiseren van bewonersparticipatie is dat het kaderstellende beleid over bewonersparticipatie momenteel te versnipperd en te weinig inzichtelijk is. De oorzaak hiervan ligt enerzijds in het feit dat er twee kadernota’s zijn: ‘Alles is Bespreekbaar’ en ‘Rolverdeling bij Planvorming’. Anderzijds beperken beide kadernota’s zich niet tot kaderstelling: de “kadernota’s” doen óók uitspraken over hoe bewonersparticipatie moet worden georganiseerd. Het beantwoorden van de ‘hoe’ vraag behoort echter tot de verantwoordelijkheid van het college van B&W. De uitvoeringsaspecten horen in kaderstellende, door de raad vast te stellen beleidsnota’s niet thuis. De vermenging van kaderstelling met uitspraken over uitvoeringsaspecten draagt niet bij aan een helder onderscheid tussen de kaderstellende rol van de gemeenteraad en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering die bij het college van B&W ligt. Gezien het voorgaande, vormt het huidige kaderstellende beleid nog geen optimale basis voor de rolverdeling tussen gemeenteraad, college en belanghebbenden. Doordat de raad uitspraken doet over uitvoering wordt bovendien de flexibiliteit, die nodig is voor een effectieve en doelmatige uitvoering, beperkt.
3. Oplossingsrichting(en) Er worden twee oplossingsrichtingen voor de beschreven problemen geschetst. De voor de hand liggende oplossing is het samenvoegen van het kaderstellende beleid in één kadernota, waarbij het kaderstellende beleid tegelijkertijd wordt herijkt. Het herijken dient onder meer plaats te vinden om de door de gemeenteraad beoogde aansluiting van het kaderstellende beleid op het rapport ‘We gooien het de inspraak in’ (Nationale Ombudsman) te realiseren. Verder dient de herijking er toe te leiden dat de in de huidige kadernota’s nog aanwezige uitvoeringsaspecten in de te ontwikkelen kadernota niet meer worden opgenomen. Het grote voordeel van deze oplossingsrichting is dat deze relatief weinig tijd en geld kost en een goede oplossing biedt voor het geconstateerde probleem.
5
Anderzijds kan de gemeenteraad ervoor kunnen kiezen om het kaderstellende beleid voor bewonersparticipatie vanaf de basis volledig nieuw te ontwikkelen. Ondanks de geconstateerde problemen moeten we echter in ogenschouw nemen dat: het huidige beleid op veel punten inhoudelijk gewoon prima voldoet; er geen signalen zijn die erop wijzen dat een drastische koerswijziging in het kaderstellende beleid door de gemeenteraad of de Sliedrechtse gemeenschap wordt beoogd; het volledig nieuw ontwikkelen van het kaderstellend beleid voor bewonersparticipatie relatief veel tijd en geld kost. Gezien het voorgaande ligt deze tweede oplossingrichting niet voor de hand.
4. Proces voor tot stand komen kaderstellend besluit Met het vaststellen van de startnotitie neemt de gemeenteraad een kaderstellend besluit. Dit hoofdstuk geeft aan hoe het college vervolgens binnen de gestelde kaders in de startnotitie de concept kadernota bewonersparticipatie gaat opstellen en hoe uw raad hierover tot een besluit kan komen. Besluitvorming door uw raad over de uiteindelijke kadernota betreft opnieuw een kaderstellend besluit, dan ten behoeve van de uitvoering van bewonersparticipatie. Het voorgestelde proces is dat het college de ambtelijke organisatie een concept kadernota laat maken. Ongeacht de te kiezen oplossingsrichting (beperkte herijking, of het beleid volledig opnieuw ontwikkelen), wordt voorgesteld de wijkplatforms hierbij te betrekken. Het beoogde tijdstip voor het ter vaststelling aanbieden van de kadernota aan de gemeenteraad is juni 2012. Hierbij wordt echter uitgegaan van oplossingsrichting 1: samenvoegen en beperkt herijken van het kaderstellende beleid. Oplossingsrichting 2 vergt meer afstemming met als resultaat een langere doorlooptijd. Vanzelfsprekend gaat aan de vaststelling van de te ontwikkelen kadernota minimaal één opiniërende bijeenkomst vooraf.
5. Overige informatie 5.1 Financieel-juridische aspecten Het project wordt betaald uit reguliere budgetten voor organisatiekosten. De kosten beperken zich vrijwel volledig tot de inzet van ambtelijke uren die hiervoor binnen de organisatie kunnen worden vrijgemaakt. 5.2 Risicoparagraaf Goede kaderstelling voorafgaande aan het opstellen van de nieuwe kadernota beperkt het risico op vertraging in het besluitvormingstraject. Er is geen sprake van andere risico’s bij het opstellen van deze kaderrnota.
6
5.3 Rol raad in de communicatie De gemeenteraad kan ervoor kiezen voorafgaande aan het bespreken en/of vaststellen van de kadernota hierover met belanghebbenden van gedachten te wisselen, hetgeen kan bijdragen aan het goed beoordelen van de vraag of de nota aan de kaders van deze startnotitie voldoet.
7
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht
Datum 3 januari 2012
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: besluitvorming zienswijze (n.v.t.) kennisname
Ons kenmerk Zaaknr.
Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t. bijlage
B&W besluit 3 januari 2012
Portefeuillehouder J.A. Lavooi
Fatale termijn nee
Ruimte en Groen Onderwerp
Bijlagen 15
Bestemmingsplan manege Alblas
Wat wordt gevraagd
Vaststellen van het bestemmingsplan voor de situering van manege Alblas ten noorden van de Betuweroute.
Toelichting
Manege Alblas vormt op de huidige locatie, Baanhoek 479, een belemmering voor de woningbouwontwikkeling Baanhoek-West. Daarnaast is een voortzetting van de bedrijfsvoering op die locatie bedrijfstechnisch niet rendabel. In overleg met alle betrokken partijen (gemeente, Alblas, projectontwikkelaar en provincie) is besloten de manege te realiseren in het landelijk gebied ten noorden van Sliedrecht. Om dit juridisch en planologisch mogelijk te maken dient een nieuw bestemmingsplan te worden vastgesteld.
Bijgaande stukken
- Concept Raadsvoorstel - Concept Raadsbesluit - Staat van wijzigingen - Vast te stellen bestemmingsplan met bijlagen 1 t/m 7, bijlage regels en bijlage plankaart - Anterieure overeenkomst gemeente-Alblas met bijlage 1
Ambtelijk contactpersoon
J.C. van der Meer Tel.nr. (0184) 495 963
Kopieën aan: Archief
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
t
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 3 januari 2012
Onderwerp: Vaststelling van het bestemmingsplan 'Manege Alblas'. Voorgesteld besluit: 1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan manege Alblas geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. de zienswijze van de provincie Zuid-Holland ongegrond te verklaren; 3. de zienswijze van de N.V. Nederlandse Gasunie gegrond te verklaren; 4. de zienswijze van reclamanten 1 tot en met 4 ongegrond te verklaren; 5. het bestemmingsplan manege Alblas, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp23manegealblas-3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van juli 2011, met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen in overeenstemming met de bij het raadsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ‘Staat van wijzigingen’; Overwegingen en alternatieven: Inleiding Op 7 oktober 2003 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan ten behoeve van de woningbouwontwikkeling in Baanhoek-West. Een deel van het perceel van manege Alblas, gesitueerd aan de Baanhoek 479, ligt binnen het plangebied van deze ontwikkeling. Met de goedkeuring van het bestemmingsplan is indirect een veto uitgesproken over een mogelijke toekomstige uitbreiding van de manegeactiviteiten van Stal Alblas. Vanuit alle betrokken partijen (gemeente Sliedrecht, projectontwikkelaar Bouwfonds, provincie Zuid-Holland en Stal Alblas) is geconstateerd dat een voortzetting van de bedrijfsvoering op de huidige locatie bedrijfstechnisch niet rendabel is. Daarnaast vormt de manege op deze locatie een belemmering voor de woningbouwontwikkeling Baanhoek-West. De bestaande bedrijfsvoering op de Baanhoek 479 dient daarom beëindigd te worden. Naar aanleiding van een door Stal Alblas ingesteld beroep bij de Raad van State tegen de vaststelling van het uitwerkingsplan deelplan 2 voor Baanhoek-West is in oktober 2009 een mediationtraject gestart om overeenstemming te bereiken over de verplaatsing van de manege. Hierbij is door betrokken partijen uitvoerig gezocht naar een alternatieve locatie voor de realisatie van een volwaardige manege met een bijbehorende pensionstalling, in combinatie met de realisatie van twee bedrijfswoningen, waarvan één woning tijdelijk van aard is. Omdat een geschikte locatie voor de verplaatsing van de manege binnen bestaand stedelijk gebied ontbrak, is uiteindelijk besloten om de manege te realiseren in het landelijk gebied ten noorden van Sliedrecht. Plangebied Het plangebied voor de nieuwe manege ligt aan de Parallelweg ten noorden van de Betuweroute. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Middelwetering, in het zuiden door de Parallel-
weg en aan de oost- en westzijde door aangrenzende agrarische percelen. Voor een precieze weergave van de ligging van het plangebied wordt verwezen naar het bijgevoegde bestemmingsplan. Nieuw bestemmingsplan noodzakelijk De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan voor de locatie. De beoogde locatie voor de manege heeft in het huidige bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’ de bestemming ‘Agrarisch Gebied met landschappelijke waarde zonder gebouwen’. Op de gronden met deze bestemming mogen slechts kleinschalige hulpgebouwtjes worden gerealiseerd met een maximale inhoud van 50m3. De realisatie van een manege is qua aard en omvang niet realiseerbaar onder het vigerende bestemmingsplan. Daarom dient voor het plangebied een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een passende juridische en planologische regeling om de ontwikkeling mogelijk te maken. Coördinatieregeling Op 27 september 2011 heeft uw raad de coördinatieregeling van toepassing verklaard voor de procedure ten behoeve van de situering van manege Alblas op de nieuwe locatie. De coördinatieregeling bestaat uit het bestemmingsplan, de benodigde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en het besluit hogere grenswaarden voor de twee bedrijfswoningen. Het voordeel van de coördinatieregeling is dat alle besluiten één en dezelfde procedure doorlopen, waarmee veel tijd wordt bespaard. Het verlenen van de omgevingsvergunning en het vaststellen van het besluit hogere grenswaarden is een bevoegdheid van het college. Het besluit hogere grenswaarden is inmiddels vastgesteld, de omgevingsvergunning kan pas worden verleend na vaststelling van het bestemmingsplan. Ontheffing Verordening Ruimte Het realiseren van bedrijfswoningen bij de manege past niet binnen de regels van de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland. De Verordening Ruimte is in februari 2011 op dit onderdeel aangescherpt waardoor nieuwe bedrijfswoningen bij nieuwe maneges verboden zijn. Daarom is aan de provincie Zuid-Holland het verzoek gedaan om ontheffing van de Verordening Ruimte voor het realiseren van twee bedrijfswoningen (waarvan één tijdelijk van aard) bij de manege. Bij schrijven d.d. 29 november 2011 is de vereiste ontheffing van de provincie ontvangen. Zienswijzen Het ontwerp bestemmingsplan heeft samen met de andere ontwerp besluiten vanaf 14 oktober 2011 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Op de ontwerp omgevingsvergunning en het ontwerp besluit hogere grenswaarden zijn geen zienswijzen ingebracht. Op het ontwerp bestemmingsplan zijn zes zienswijzen ingediend door: 1. Provincie Zuid-Holland; 2. N.V. Nederlandse Gasunie; 3. B.G. Smits, Parallelweg 19 (reclamant 1); 4. J. Boer, Zwaluwstraat 13 te Bleskensgraaf (reclamant 2); 5. P. Smits, Kweldamweg 4 (reclamant 3); 6. K. Langerak, Parallelweg 3 (reclamant 4). De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in het bijgevoegde ‘Zienswijzenverslag bestemmingsplan manege Alblas’ d.d. december 2011. Dit verslag wordt geacht hier volledig te zijn opgenomen en herhaald. Behalve wat betreft de zienswijze van de Gasunie wordt voorgesteld het bestemmingsplan niet aan te passen naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen. Voorgesteld wordt de zienswijze van de Gasunie gegrond te verklaren en de overige zienswijzen ongegrond te verklaren. Gebleken is dat het bouwvlak voor de definitieve bedrijfswoning niet helemaal juist is ingetekend op de verbeelding (plankaart) van het ontwerp bestemmingsplan.
Daarom wordt voorgesteld het bouwvlak ambtshalve aan te passen. Een overzicht van de aan te brengen wijzigingen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan vindt u in de bijgevoegde ‘Staat van wijzigingen’. Voorgesteld wordt om over te gaan tot vaststelling het bestemmingsplan manege Alblas, een en ander overeenkomstig het bijgevoegde concept raadsbesluit. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders Aan de uitvoering van het plan zijn voor de gemeente geen kosten verbonden. De kosten van de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling worden door manege Alblas op zich genomen. Voordat het bestemmingsplan aan uw raad ter vaststelling is voorgelegd, is met manege Alblas een anterieure overeenkomst gesloten, waarmee alle kosten voor de gemeente anderszins verzekerd zijn. Overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening dient de raad in dit geval te besluiten geen exploitatieovereenkomst vast te stellen. In het concept raadsbesluit is hier aandacht aan geschonken.
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders - Op de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan is artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. - Het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen vindt zijn grondslag in artikel 6.12 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening. - Het toepassen van de coördinatieregeling is neergelegd in artikel 3.30 en verder van de Wet ruimtelijke ordening.
Tijdspad, monitoring en evaluatie Na vaststelling van uw raad zal ons college een besluit nemen over het verlenen van de (gecoordineerde) omgevingsvergunning. Vervolgens zullen alle besluiten tegelijkertijd bekend worden gemaakt en ter inzage worden gelegd. Tegen het vastgestelde bestemmingsplan, de omgevingsvergunning en het besluit hogere grenswaarden is beroep mogelijk bij de Raad van State. Ingevolge artikel 3.8 lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening treden het bestemmingsplan en de andere genoemde besluiten in werking met ingang van de dag waarop de beroepstermijn afloopt.
Externe communicatie: Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, het besluit tot het vaststellen van hogere grenswaarden en het verlenen van de omgevingsvergunning wordt gepubliceerd in Het Kompas en de Staatscourant. De indieners van een zienswijze zijn en worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de voortgang van de procedure.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht;
overwegende dat de coördinatieregeling van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is verklaard voor het situeren van manege Alblas ten noorden van de Betuweroute; overwegende dat het ontwerp bestemmingsplan manege Alblas met ingang van 14 oktober 2011 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage heeft gelegen; overwegende dat van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen gebruik is gemaakt door: 1. Provincie Zuid-Holland; 2. N.V. Nederlandse Gasunie; 3. Reclamant 1; 4. Reclamant 2; 5. Reclamant 3; 6. Reclamant 4. gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 januari 2012; gezien het ‘Zienswijzenverslag bestemmingsplan Manege Alblas’ d.d. december 2011; gelet op het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening;
besluit:
1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan manege Alblas geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. de zienswijze van de provincie Zuid-Holland ongegrond te verklaren; 3. de zienswijze van de N.V. Nederlandse Gasunie gegrond te verklaren; 4. de zienswijze van reclamanten 1 tot en met 4 ongegrond te verklaren; 5. het bestemmingsplan manege Alblas, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp23manegealblas-3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van juli 2011, met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen in overeenstemming met de bij het raadsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ‘Staat van wijzigingen’;
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
Staat van wijzigingen behorende bij de vaststelling van het bestemmingsplan manege Alblas Bij de vaststelling van het bestemmingsplan manege Alblas worden ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan manege Alblas de volgende wijzigingen aangebracht.
Regels 1. Er wordt een nieuw artikel 4 ‘Leiding-Gas’ toegevoegd. 2. De artikelen 4 en verder worden vernummerd tot de artikelen 5 en verder.
Verbeelding 1. De gastransportleiding van de N.V. Nederlandse Gasunie wordt opgenomen, inclusief de daarbij behorende dubbelbestemming ‘Leiding-Gas’. 2. Het bouwvlak voor de bedrijfswoning bij de manege wordt enigszins aangepast.
Regels
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: plan: het bestemmingsplan 'Manege Alblas, Sliedrecht' van de gemeente Sliedrecht. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het NL.IMRO.0610.bp23manegealblas-3001 met de bijbehorende regels.
GML-bestand
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. aan huis verbonden bedrijfsactiviteit: het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke/kunstzinnige -geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. aan huis verbonden beroep: een beroep, waarvan de activiteiten niet publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage: een in de regels of op de kaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwperceel, bestemmingsvlak etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd. bedrijfsactiviteiten: handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf. bedrijfswoning/dienstwoning een woning in of nabij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is. bestaand: a t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning; b t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. bijbehorend bouwwerk uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
bouwgrens: de grens van een bouwvlak. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. groom verzorger van paarden en onderhouder van zadels, tuigen en andere benodigdheden. hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, inclusief daarbij behorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen. manege: een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet de mogelijkheid biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
omgevingsvergunning: vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. ondergeschikte functie: een functie die in ruimtelijke en/of bedrijfseconomische zin ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie binnen een bestemming. overkapping/ carport: een dakconstructie, vrijstaand met maximaal één wand, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw. pensionstalling: het houden van paarden van derden. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden. rijhal: overdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden. seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; vloeroppervlak(te): de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau binnen de bebouwing, die voor een functie wordt gebruikt. voorgevelrooilijn: de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die: a gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel; b gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.
vrijstaand bijbehorend bouwwerk: een bijbehorend bouwwerk, dat fysiek geheel los staat van enig ander gebouw, dan wel slechts met een ander gebouw verbonden is door een bouwwerk geen gebouw zijnde, zoals een overkapping of pergola. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit plan. woning: een complex van huishouden.
ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
Woningwet: Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
Artikel 2
Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens: de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens. bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel: de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. peil: a voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel; b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Sport - Manege Bestemmingsomschrijving De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a bedrijfsgebouwen, en overkappingen, ten behoeve van een manege en pensionstalling; b wonen in een bedrijfswoning; c ondergeschikte horeca; d ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 1', tevens een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit; e ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 2', tevens een tijdelijke inpandige bedrijfswoning; f ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens een ontsluitingsweg; g ter plaatse van de aanduiding 'groen' uitsluitend groen ten behoeve van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in de bijlage; h bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Bedrijfsgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van de in lid 3.1 genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. b De goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)'. c De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)'. d De dakhelling van een gebouw en overkapping bedraagt ten minste 20° en ten hoogte 65°.
3.2.2
Bedrijfswoning Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 1' en 'specifieke vorm van wonen bedrijfswoning 2'.
b De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan: 1 750 m3, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen bedrijfswoning 1' ; 2 250 m3, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen bedrijfswoning 2'. c De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m. d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m. e De dakhelling bedraagt ten minste 20° en ten hoogte 65°. 3.2.3
Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a Bijbehorende bouwwerken en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd. b De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 100 m². c De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m. d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m. e De afstand tussen de gevel van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen en de gevel van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
3.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a De bouwhoogte van stapmolens en trainingsmolens mag niet meer bedragen dan 3 m. b De bouwhoogte van mestsilo's en mestplaatsen mag niet meer bedragen dan 3 m. c de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m. d De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. e De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3
Specifieke gebruiksregels
3.3.1
Aan-huis-verbonden beroep en bedrijf Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 40 m². b De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven. c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken. d Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel. e Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven. 3.3.2
Landschappelijke inpassing Ten behoeve van de landschappeljk inpassing geldt de volgende bepaling: a De gronden mogen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving niet eerder worden gebruikt dan nadat de landschappelijke inpassing, conform het beplantingsplan zoals opgenomen als bijlage 1 bij deze regels, is gerealiseerd.
3.3.3
Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: a Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horecadoeleinden, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte groter is dan 250 m2. b Het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning. c Het opslaan, storten of bergen van materialen en producten. d Het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten. e Detailhandel. f Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten.
3.3.4
Bedrijfswoning 2 Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 2' mag een inpandig gedeelte van de bebouwing tijdelijk worden gebruikt als woonruimte, totdat de eerste bewoners van de woning niet meer woonachtig zijn in de woning.
3.4
Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1
Verwijderen aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 2' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'specifieke vorm van wonen bedrijfswoning 2' te verwijderen, nadat de eerste bewoners van de bedrijfswoning ter plaatse niet meer woonachtig zijn.
Artikel 4 4.1
Leiding - Gas Bestemmingomschrijving De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een ondergrondse hoge druk gastransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' met een belemmeringenstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.
4.2
Bouwregels Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de gastransportleiding worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
4.3
Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leldingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.4.1
Werken en werkzaamheden Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen; b het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair; d het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; e het permanent opslaan van goederen; f het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
4.4.2
Uitzonderingen Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden: a die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; b die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming betreffen; c zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten; d die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
4.4.3
Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien: a de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden; b alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in sublid 4.4.1, het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
Hoofdstuk 3 Artikel 5
Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 6.1
Algemene bouwregels Ondergeschikte bouwdelen Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.
6.2
Afwijkende maatvoering Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan in de bestaande maatvoering.
Artikel 7 7.1
Overige regels Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels; b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen; e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden en f de ruimte tussen bouwwerken.
7.2
Algemene afwijkingregels Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straaten bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen van: a de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages; b het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
7.3
Verwijzing naar andere wettelijke regelingen Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 slotregels Artikel 8 8.1
Overgangs- en
Overgangsrecht Overgangsrecht bouwwerken a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %. c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2
Overgangsrecht gebruik a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9
Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Manege Alblas, Sliedrecht'.
Rosmalen, 15 december 2011
Bijlage Beplantingsplan
3.7. Archeologische waarde Volgens de Cultuurhistorische kaart van Zuid-Holland zijn er geen archeologische waarden te verwachten in het plangebied.
3.8. Effecten op gebieden De planlocatie ligt niet in de nabijheid van een Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er zijn daarom geen negatieve effecten te verwachten. Aan de west- en noordwestkant van de planlocatie ligt op enige afstand een aantal percelen waarop weidevogels voorkomen. Hierop zijn weidevogelpakketten van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) afgesloten. Met name hoge beplanting op het erf zal negatief effect op de weidevogels kunnen hebben door aanwezigheid van kraaien en roofvogels die er in nestelen of het als uitkijkpost gebruiken.
4. Uitwerking algemeen Door de aanleg van een nieuwe manege zal de situatie op de percelen veranderen: er komen stallen, een woning en paardenbakken, een toegangspad en beplanting. Daarbij zal ook een deel van een sloot gedempt worden en nieuwe sloten gegraven of bestaande sloten verbreed worden. De beplanting en gekozen groene elementen die nu wordt voorgesteld passen landschappelijk en functioneel bij het geheel van de manege en bij de omgeving. Aanplant van bomen en struiken kan het best gedaan worden in het najaar, van ½ november tot ½ december, zolang er geen vorst is. De kans dat de bomen en struiken aanslaan is dan het grootst. In het voorjaar kan er aangeplant worden tot eind maart, maar bij een droog voorjaar zal de aanplant regelmatig ruim begoten moeten worden. Na de aanplant dient het juiste onderhoud te worden uitgevoerd om het gewenste eindbeeld te krijgen. In de uitwerking wordt aan beide onderdelen aandacht besteed. De groene elementen zijn:
1 knotbomenrij
4 opgaande bomen
2 hovelingen
6 houtsingel
3
7 kniphaag
hoogstamvruchtbomen
3 groepje bomen
8 natuurvriendelijke oever 9 houtrillen
Op de volgende pagina staat in figuur 7: 3d-schets van de situatie met de nieuwe manege en de groene beplantingselementen. 5
6
5. Uitwerking van de groene elementen 5.1. Knotbomenrij Doelstelling: Een knotbomenrij aan één kant (oostkant) van de oprijlaan om die aan te kleden en te accentueren. Het worden geen hoge bomen zodat de openheid niet te veel wordt aangetast. Knotbomenrijen (knotwilg) langs verschillende sloten ter afgrenzing van het perceel en om de paardenbakken groen aan te kleden. Voor de aanplant worden rechte takken gebruikt van de wilg (Salix alba), vrij van watermerkziekte, met een dikte van 5-7 cm en een lengte van circa 4- 5 m. In de bodem wordt op 40 cm afstand van de slootrand of bovenkant van het sloottalud een gat geboord met de grondboor tot 1 m diep, waarin de stekken worden geplant. Aanplant oprijlaan: Langs de oprijlaan komt aan de slookant een rij knotbomen. De wilgen worden op ruim 2 m hoogte wordt geknot. Onderlinge plantafstand 3 m en met voldoende afstand tot het oprijpad, zodat ook grotere paardentrailers er langs kunnen zonder de bomen te beschadigen. Voor de aanplant wordt een knotstek genomen en per boom wordt één boompaal geplaatst om de boom de eerste jaren te ondersteunen en recht te laten groeien. De boom wordt met boomband ondersteund. Knotstekken van de wilg kunnen het beste in het Figuur 8: Knotbomenrij langs stallen voorjaar worden geplant Aanplant slootkant: Langs de slootkant wordt op 4 plaatsen een rij knostekken geplant. Plantafstand 3 m. Onderhoud: Na het aanplanten wordt na één of twee jaar de boom voor het eerst geknot op ruim 2 m hoogte. Jaarlijks worden de onderste uitlopers aan de stam, vanaf het maaiveld tot aan knothoogte, verwijderd. Dit doet men het beste in de periode voor de langste dag. De uitlopers kan men dan vrij gemakkelijk van de bast verwijderen. Daarna worden de bomen 1 x per 3-4 jaar geknot. Alle takken worden dan boven de knot verwijderd. Er kan een klein stompje (50% van de takdikte) op de oude knot blijven staan. Voorkom maaischade aan de bast als er gemaaid wordt langs de slootkant. Het snoeihout kan worden verwerkt in een takkenril Figuur 9: Knot van een knotwilg
7
5.2. Hovelingen Doelstelling: Hovelingen werden en worden aangeplant bij een brug of een dam om de plaats te markeren in het gebied van de Alblasserwaard. In de praktijk blijkt dat de boomwortels ook stevigheid bieden aan de oever bij de damopgang. Vooral de es is daar zeer geschikt voor. Eindbeeld: Vier beeldbepalende, opgaande essen die links en rechts bij de dam bij de ingang van het toegangspad staan. Aanplant: Vier essen worden aangeplant links en rechts van de dam (met duiker) bij de ingang van het toegangspad. Hiervoor worden grotere bomen gebruikt (maat: laanboom), per boom 2 boompalen om de eerste jaren te verzekeren dat de boom goed rechtop groeit. Ze worden op voldoende afstand van de weg en van de ingang geplant om ruimte te geven aan het verkeer en de (vracht-)wagens die de manege bezoeken. Plantafstand minimaal 8 m. Onderhoud: Jaarlijks wordt gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. Na circa 6 jaar kunnen boompalen en boomband worden verwijderd. De onderste takken kunnen na 3 tot 6 jaar worden opgekroond (afgezaagd bij de stam) en een eventuele dubbele harttak wordt verwijderd. Hierdoor kan de boom zich met een goede kruin ontwikkelen. Figuur 10: Hovelingen bij een brug
5.3. Hoogstamvruchtbomen Doelstelling: Een groep hoogstamvruchtbomen bij de paddock en stapmolen, voor een afwisselende en open beplanting die voldoende hoog is. Eindbeeld: Een groep hoogstamvruchtbomen, waaronder goed gelopen kan worden en de gesteltakken schaduw geven op de paddock en stapmolen. Aanplant: Bestel hoogstamvruchtbomen op een sterk groeiende onderstam, met een hoge inplant (>2 m) van de eerste gesteltakken. Per boom 2 boompalen gebruiken. Plantafstand 8-10 m. Indien nodig worden de bomen extra beschermd tegen vraat of beschadiging door trailers. Onderhoud: Na de aanplant wordt na 1 jaar de vormingssnoei uitgevoerd, waarbij de richting van de gesteltakken met zorg wordt gekozen om in de toekomst het gewenste eindbeeld te krijgen. Dat betekent dat de takken schuin omhoog moeten staan en op voldoende afstand, zodat de paarden niet bij de takken kunnen komen, ook niet in de toekomst als de (gestel-)takken meer gaan hangen door de vruchtdracht. Deze vormingssnoei wordt jaarlijks uitgevoerd.
8
5.4. Groepjes bomen Doelstelling: Op de weiden waar de paarden grazen is beschaduwing gewenst, vooral op het heetst van de dag. Door groepjes opgaande bomen op geschikte plaatsen te planten wordt aan die wens voldaan. Eindbeeld: Per weiland een groepje opgaande bomen, met een stevig raster om veevraat door paarden te voorkomen. Doordat ze dicht bij elkaar worden aangeplant en gezamenlijk opgroeien vormen ze uiteindelijk één kroon. Aanplant: Per weiland een groepje van 3 essen (laanboom), met twee boompalen per boom en een voldoende stevig raster er omheen om de paarden op afstand van de stam en de takken te houden. Onderlinge plantafstand: 1,5 m Onderhoud: Jaarlijks wordt gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. Na circa 6 jaar kunnen boompalen en boomband worden verwijderd. De onderste takken worden opgekroond na 2-6 jaar (afgezaagd bij de stam) en een eventuele dubbele harttak wordt verwijderd. Hierdoor kan de boom zich met een goede kruin ontwikkelen.
5.5. Opgaande bomen Doelstelling: Op enkele plaatsen worden voor de aankleding, beschaduwing en indeling opgaande bomen aangeplant. Eindbeeld: De bomen staan solitair en kunnen een goede kroon ontwikkelen als volwassen boom. Aanplant: Op de gewenste plaatsen wordt een es (laanboom) geplant, met twee boompalen per boom. Eventueel is extra bescherming van de bomen nodig. Onderhoud: Jaarlijks wordt gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. De onderste takken worden opgekroond na 2-6 jaar (afgezaagd bij de stam) en een eventuele dubbele harttak wordt verwijderd. Hierdoor kan de boom zich met een goede kruin ontwikkelen. Eventueel dient er boombescherming te worden geplaatst om beschadiging door vraat van paarden, schade aan de bast door voertuigen of door maaien te voorkomen.
5.6. Houtsingel Doelstelling: Een dichte houtsingel aan de westzijde van de stallen om de stallen groen aan te kleden en de wind te breken. De essen (overstaanders) ertussen steken als volwassen boom boven de dakrand van de stallen uit, maar voorkomen moet worden dat het een uitvalsbasis wordt voor kraaien en roofvogels. Deze laatsten vormen een bedreiging voor de weidevogels die wat westelijker op de percelen broeden en foerageren. Eindbeeld: 9
Een dichte houtsingel met niet te hoge overstaanders. Aanplant: Om de 10 m wordt en es als overstaander geplant, per boom 1 boompaal met boomband. De struiken worden in groepen van 2 of 3 per soort bij elkaar aangeplant. Plantafstand 1,5 m Onderhoud: Na de aanplant worden de struiken in het eerste voorjaar in maart tot 2/3 van de hoogte teruggesnoeid. Na 9 jaar worden de struiken verjongd door ze terug te snoeien, waarbij in de lengterichting de helft van de houtsingel wordt afgezet (= afgezaagd) op circa 20 cm hoogte. Na 14 jaar wordt de ander helft afgezet, waarna een frequentie van 10 jaar wordt aangehouden om de houtsingel gefaseerd te verjongen. Op deze wijze blijft de houtsingel zijn afschermende functie houden. Jaarlijks worden de essen gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. De onderste takken worden opgekroond na 2-6 jaar (afgezaagd bij de stam). Takken die tegen de stal of dakrand aankomen worden ingekort. Als na 10-15 jaar blijkt dat de top boven de 7 m uitkomt, wordt de top weggezaagd.
5.7. Kniphaag Doelstelling: Landschappelijke (knip-)haag als afscheiding tussen de paardenbakken en de parkeerplaats. Eindbeeld: Een dichte haag van de juiste hoogte. Aanplant: Het aanplanten van een kniphaag met veldesdoorn. De aanplant vindt plaats met drie stuks per strekkende meter. Als plantmateriaal wordt bosplantsoen gebruikt (goed doorwortelde 2-3 jarige struikjes). De afstand tot de paardenbakken moet zodanig zijn, dat de paarden de struiken niet kunnen bereiken en afvreten. Onderhoud: Na het aanplanten worden de struikjes tot circa 2/3 teruggesnoeid om de vertakking te bevorderen. Daarna wordt de haag jaarlijks één tot twee keer per jaar terug geknipt op de gewenst hoogte. Het snoeien vindt plaats na de langste dag. Aandachtspunt hierbij is dat de haag aan de onderzijde iets breder is dan aan de bovenzijde voor voldoende belichting van de onderste takken. Figuur 11: Kniphaag
5.8. Natuurvriendelijke oevers Doelstelling van 2 typen: A. Een natuurvriendelijke oever met een stevige rietkraag als oeverbescherming tegen het afkalven langs de Middelwetering. B. Een natuurvriendelijke oever langs de slootkant, met een kruidenrijke vegetatie die een fraaie bloeiende slootkant oplevert. Beide oevertypen bieden extra waterberging en natte biotopen voor flora en fauna. Belangrijk daarbij is om het juiste beheer toe te passen om het gewenste resultaat te krijgen en te houden. 10
In verband met het slootschonen is het nodig om goede afspraken met Waterschap Rivierenland te maken. Bij de aanleg dient zorgvuldig gewerkt te worden volgens de richtlijnen van de Flora en faunawet, omdat hier naast algemeen voorkomende soorten, waarvoor de algemene zorgplicht geldt, ook de beschermde bittervoorn in de sloten voorkomt. Verder moet worden voldaan aan de precieze voorwaarden en specificaties van de Regeling Waterbergingsoevers van Waterschap Rivierenland. In bijlage III worden de verschillende mogelijkheden geschetst zonder maatvoering. Detailtekeningen met specificaties dienen in overleg met waterschap Rivierenland te worden opgesteld. Inrichting type A: Een flauw of een geknikt talud van 3-5 m breed, met een rietkraag, gemengd met lisdodde langs de oeverlijn (ca 3 m breed) om de oever tegen afkalven te beschermen. Een rietkraag vormt een duidelijke afscheiding van het erf. Riet- en lisdoddeplanten worden in het voorjaar ingeplant. Voor een snel en goed resultaat kan het beste riet in een pot gekweekt worden aangeplant, circa 8/m². Een overgangszone van 1-2 m breed naar de rietkraag toe kan ingezaaid worden met een geschikt moerasmengsel (van Biodivers). Zie schets bijlage 3A. Figuur 12: Voorbeeld van een smalle rietkraag
Inrichting type B: Na het verbreden van de sloten wordt aan één kant een natuurvriendelijke oever aangelegd. Er zijn 2 varianten mogelijk: met een geknikt talud of met een schuin talud, zie bijlage 3 B en C. In beide gevallen is afrastering noodzakelijk
om het vertrappen van de oever door de paarden te voorkomen. Na aanleg wordt de oeverrand ingezaaid met een dotterbloemmengsel (Biodivers) en bij een geknikt talud kunnen water- en overplanten worden aangeplant. Onderhoud: Eens per jaar worden de taluds gemaaid, waarbij 10% blijft staan voor overwinterende insecten en larven; het maaisel wordt afgevoerd. Het maaien vindt plaats in de periode oktober – februari. Figuur 13: Gele lis
5.9. Houtrillen Doelstelling: Een houtril is een goede schuilplek voor allerlei dieren, zoals egels en kleine vogels en tegelijk een goede mogelijkheid om het snoeihout te verwerken binnen het bedrijf. De houtril kan daarbij ook dienen als een natuurlijke afscheiding of indeling op het erf.
11
Eindbeeld: Aanleg: Een dubbele palenrij van onbehandeld hout, breedte tussen de rijen circa 1 m; de lengte van de houtril is variabel (circa 5 m). De palen staan op 1 m afstand van elkaar. Hoogte van de houtril is circa 1 m. Op drie verschillende geschikte locaties op het terrein kunnen houtrillen worden aangelegd, zodat het snoeihout ter plaatse verwerkt kan worden. Onderhoud: Jaarlijks kan de houtril aangevuld worden met snoeihout van de bomen en struiken in de directe omgeving. Het snoeihout wordt in de lengterichting op elkaar gelegd, tussen de dubbele palenrij in. De palenrij zorgt ervoor dat het een strakke en enigszins opgeruimde stapel takken blijft.
6. Gebruikte informatiebronnen Collectief Weidevogelbeheerplan Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. Beheerjaar 2011. Uitgave: Stichting Subsidiestelsel Natuur en Landschap inde Alblasserwaard en Vijfheerenlanden Cultuurhistorische hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, 2004. Provincie Zuid-Holland
Quickscan Manege Alblas, Parallelweg in Sliedrecht. N. Kroese,2011. Landschapsbeheer Zuid-Holland Kies voor Zuid-Hollands groen, 2010. Uitgave van Landschapsbeheer Zuid-Holland Kruipers inde polder. R. van Eekelen, D.M. Soes, G.C. Pellikaan, L.S.A. Anema, 2006. Bureau Waardenburg www.biodivers.nl, inheemse bloemzaadmengsels
www.watwaswaar.nl, oude topografische kaarten www.wsrl.nl, Waterschap Rivierenland, regeling waterbergingsoevers www.waterplantenspecialist.nl , aanschaf waterplanten
12
Grens van het bestemmingsplangebied
Bestemming Sport - Manege S-MA
(g)
Dubbelbestemming L-G
Leiding - Gas
Functieaanduidingen
5,5 10
(sw-bw1)
(sw-bw1)
specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 1
(sw-bw2)
specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 2
3,5 8
(sw-bw2)
S-MA
(g)
(g)
(g)
groen
(on)
ontsluiting
(g)
Bouwvlak bouwvlak
(g)
Maatvoeringsaanduiding a
maximale goot- en bouwhoogte (m)
b
Figuur hartlijn leiding - gas
Verklaring (on)
Bestaande bebouwing en kadastrale grenzen
Gemeente Sliedrecht Bestemmingsplan ’Manege Alblas, Sliedrecht’ Verbeelding Datum:
L-G
december 2011
Tekeningnummer: TEK03-SLI00001-01A
IDN: NL.IMRO.0610.bp23manegealblas-3001
Hoff van Hollantlaan 7
5243 SR Rosmalen
Postbus 435
5240 AK Rosmalen
T (073) 523 39 00
F (073) 523 39 99
E [email protected]
www.croonenadviseurs.nl
KvK 30148217
0
10
20
schaal 1:1000
30m
Bestemmingsplan Manege Alblas, Sliedrecht Gemeente Sliedrecht
Bestemmingsplan Manege Alblas Gemeente Sliedrecht
Toelichting Bijlagen Regels Bijlage Verbeelding Schaal 1:1.000 Datum: 19 december 2011 Projectgegevens: TOE03-SLI00001-01a REG03-SLI00001-01a TEK03-SLI00001-01a Identificatienummer: NL.IMRO.0610.bp23manegealblas-3001
Postbus 435 – 5240 AK Rosmalen T (073) 523 39 00 – F (073) 523 39 99 E [email protected] – I www.croonenadviseurs.nl
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Inhoud 1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Ligging en begrenzing plangebied 1.3 Vigerend bestemmingsplan 1.4 Leeswijzer
1 1 2 2 2
2
Beleidskader 2.1 Nationaal ruimtelijk beleid, Nota Ruimte 2.2 Provinciaal ruimtelijk beleid 2.3 Gemeentelijk beleid
3 3 5 9
3
Planbeschrijving 3.1 Bestaande situatie 3.2 Stedenbouwkundig ontwerp 3.3 Landschappelijke inpassing 3.4 Vertaling naar bestemmingsplan
11 11 11 14 15
4
Milieuhygiënische en planologische verantwoording 4.1 Bodem 4.2 Geluid 4.3 Luchtkwaliteit 4.4 Externe veiligheid 4.5 Bedrijven en milieuzonering 4.6 Water 4.7 Flora en fauna 4.8 Verkeer en parkeren 4.9 Archeologie en cultuurhistorie
17 17 18 19 20 21 22 25 27 28
5
Juridische planopzet 5.1 Plansystematiek 5.2 Beschrijven Bestemmingen
29 29 29
6
Haalbaarheid 6.1 Financieel 6.2 Maatschappelijk
33 33 33
7
Bronnen 7.1 Boeken en rapporten 7.2 Websites
35 35 35
Croonen Adviseurs
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Bijlagen: Bijlagen 1. Beplantingsplan, Landschapsbeheer Zuid-Holland, juni 2011 2. Actualiserend bodemonderzoek, UDM midden B.V., 27 juli 2011 3. Akoestisch onderzoek, Croonen Adviseurs, 28 juni 2011 (RAO04-SLI00001-01a) 4. Voorstel watercompensatie manege Alblas, Manege Alblas, juli 2011 5. Quickscan flora en fauna, Landschapsbeheer Zuid-Holland, juli 2011 6. Ontheffing Verordening Ruimte , Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, november 2011 7. Zienswijzenverslag, gemeente Sliedrecht, december 2011
Ligging plangebied ten noorden van Sliedrecht (Bron: Google Maps, 2011)
Begrenzing plangebied (Bron: Google Maps, 2011)
Croonen Adviseurs
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
1 Inleiding 1.1
Aanleiding Op 7 oktober 2003 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goedkeuring verleend aan een grootschalige woningbouwontwikkeling aan de Baanhoek, middels het bestemmingsplan Baanhoek West, te Sliedrecht. Een deel van het perceel Baanhoek 479, waarop in de huidige situatie Stal Alblas is gevestigd, behoort eveneens tot deze ontwikkeling. Met de goedkeuring van het bestemmingsplan Baanhoek West is tevens indirect een veto uitgesproken over een mogelijke toekomstige uitbreiding van de manegeactiviteiten van Stal Alblas. Vanuit alle betrokken partijen (gemeente Sliedrecht, projectontwikkelaar Bouwfonds en Stal Alblas) is geconstateerd dat een voortzetting van de bedrijfsvoering op de huidige locatie bedrijfstechnisch niet rendabel is en een belemmering betekent voor de woningbouwontwikkeling Baanhoek West. De bestaande bedrijfsvoering op de Baanhoek 479 dient derhalve beëindigd te worden. Tot dit doel is reeds in oktober 2009 een mediationtraject gestart om overeenstemming te bereiken over de verplaatsing van de manege naar een alternatieve locatie. Hierbij is door de betrokken partijen uitvoerig gezocht naar een alternatieve locatie voor de realisatie van een volwaardige manege met een bijbehorende pensionstalling, in combinatie met de realisatie van twee bedrijfswoningen, waarvan één woning tijdelijk van aard is. Allereerst is gezocht naar een planlocatie binnen bestaand stedelijk gebied waarna, gezien het ontbreken van een geschikte locatie, de zoektocht vervolgens is verschoven naar een (her)vestigingslocatie in het landelijk gebied. Hierbij is aanvankelijk gezocht naar een locatie waarop een agrarisch bedrijf is/wordt beëindigd. Een dergelijke geschikte hergebruikslocatie is echter niet beschikbaar gebleken, waardoor uiteindelijk is besloten om het voorliggend initiatief te realiseren in het landelijk gebied, gesitueerd ten noorden van de kern Sliedrecht. De voorgenomen ontwikkeling past echter niet binnen het vigerend bestemmingsplan voor de locatie. Er dient daarom voor het plangebied een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een passende juridische en planologische regeling om de ontwikkeling mogelijk te maken.
Croonen Adviseurs
1
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
1.2
Gemeente Sliedrecht
Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied ligt aan de Parallelweg, welke ten noorden van de Betuwelijn is gesitueerd. De Betuwelijn is de noordelijke begrenzing van de kern Sliedrecht en vormt de overgangszone tussen het landelijk en stedelijk gebied. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door een watergang, genaamd de Middelwetering. In het zuiden wordt het plangebied begrensd deels begrensd door de Parallelweg, nabij de Betuwelijn en anderzijds door de aangrenzende agrarische percelen. De oostelijke en westelijke begrenzing van het plangebied worden eveneens gevormd door de rondomliggende agrarische percelen, waarbij de ontwateringsloten de begrenzing van het plangebied vormen. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven op nevenstaande afbeeldingen.
1.3
Vigerend bestemmingsplan Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’ van de gemeente Sliedrecht. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 27 oktober 1986 door de gemeente Sliedrecht en op 9 juni 1987 goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Het plangebied heeft hierin de bestemming ‘Agrarisch Gebied met landschappelijke waarde zonder gebouwen’. Op de gronden met de bestemming ‘Agrarisch Gebied met landschappelijke waarde zonder gebouwen’ mogen ten behoeve van agrarische bedrijven met vrijstelling slechts kleinschalige hulpgebouwtjes worden gerealiseerd met een maximale inhoud van 50 m³. De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van een manege, in combinatie met een pensionstalling. Een dergelijk initiatief is qua aard en omvang niet realiseerbaar middels het vigerende bestemmingsplan. Een herziening is derhalve noodzakelijk.
1.4
Leeswijzer In hoofdstuk 2 is het relevante beleidskader geschetst, waarbinnen de planvorming plaatsvindt. Met name het planologisch beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau komt aan bod. In hoofdstuk 3 wordt de bestaande situatie van het plangebied en de planontwikkeling beschreven. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de betreffende milieuhygiënische en planologische aspecten aan bod. In de hoofdstukken 5 en 6 worden respectievelijk de juridische planopzet en de haalbaarheid van het initiatief beschreven.
Croonen Adviseurs
2
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
2 Beleidskader De voorgenomen ontwikkeling van het plangebied moet passen binnen het vigerend beleid op zowel nationaal, provinciaal, regionaal als gemeentelijk niveau. Hierna zijn de belangrijkste bevindingen uit het relevante beleid beschreven en wordt aangegeven hoe de ontwikkeling van het plangebied hierop inspeelt.
2.1
Nationaal ruimtelijk beleid, Nota Ruimte Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. In de Nota Ruimte zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020 vastgelegd. Op grond van het overgangsrecht heeft de Nota Ruimte een status als structuurvisie zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. In de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid heeft het kabinet daarnaast ruim 30 nationale ruimtelijke belangen benoemd en aangegeven op welke wijze deze nationale belangen zullen worden verwezenlijkt. De verschillende planologische kernbeslissingen, waaronder de Nota Ruimte, en de Realisatieparagraaf zullen op termijn worden opgenomen in een overkoepelende AMvB Ruimte, die de ruimtelijke kaders op rijksniveau bevat en deze voorziet van een juridische doorvertaling. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie, krachtige steden en een vitaal platteland, waarborging van waardevolle groengebieden en veiligheid. De vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd. Het accent verschuift van ‘toelatingsplanologie’ naar ‘ontwikkelingsplanologie’. ‘Ruimte voor ontwikkeling’ betekent ook dat het rijk ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgt en mogelijkheden creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en dit niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Iedere overheidslaag moet in staat worden gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Voor de voorgenomen ontwikkeling is met name het streven naar krachtige steden en een vitaal platteland van belang. Om dit te bereiken, zet het rijk in op bundeling en concentratie van bebouwing in alle steden en dorpen. Onder het motto ‘zuinig ruimtegebruik’ komt het bestaande bebouwde gebied het eerst in aanmerking om te voldoen aan de extra vraag van burgers, bedrijven en ook voor de realisatie van voorzieningen. Deze nieuwe bouwopgave dient zoveel mogelijk gebundeld te worden in de stedelijke netwerken. In het landelijke gebied is op beperkte schaal ruimte voor nieuwe ontwikkeling. Op het gebied van verstedelijking zet de Nota Ruimte in op een voortzetting van het bundelingsprincipe. Bundeling draagt bij aan economische schaalvoordelen en benutting van (overheids)investeringen in voorzieningen (zoals die in infrastructuur), versterkt het draagvlak voor diverse stedelijke voorzieningen en beperkt de druk op de landelijke gebieden.
Croonen Adviseurs
3
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
De voorgenomen ontwikkeling is gelegen ten noorden van de Betuweroute en gesitueerd aan de zuidrand van het Groene Hart. Het Groene Hart wordt door het rijk aangemerkt als een gebied met internationaal zeldzaam en unieke kenmerkende landschapskwaliteiten, in samenhang met bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Vanuit het ruimtelijk ordeningsbeleid op nationaal niveau is het realiseren van het voorliggend initiatief mogelijk, mits de genoemde kernkwaliteiten worden versterkt of ten minste gelijk blijven. Middels een adequate inpassing in het landschap is hierin voorzien. 2.1.1
Nationale stedelijke netwerken Ter versterking van de kracht van de steden en ter verbetering van de internationale economische concurrentiepositie en de daarbij behorende ruimtelijk-economische structuur van Nederland, geeft het rijk prioriteit aan de ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en van veelal binnen deze netwerken gelegen economische kerngebieden. Nationale stedelijke netwerken vormen niet alleen een ruimtelijk concept, maar hebben ook een organisatorische betekenis. Het rijk benoemt zes nationale stedelijke netwerken en dertien grotendeels binnen deze netwerken gelegen economische kerngebieden. Een deel van elk nationaal stedelijk netwerk is eveneens economisch kerngebied. Aan de westzijde van de gemeente Sliedrecht is het stedelijke netwerk Randstad Holland gesitueerd. Het stedelijk netwerk Randstad Holland is het politieke, bestuurlijke, sociale en culturele hart én de belangrijkste economische motor van Nederland. Het is tevens een gebied met zeer complexe ruimtelijke en bestuurlijke opgaven. De ruimtedruk is hoog en tal van functies strijden om de ruimte. Het stedelijk netwerk van de Randstad Holland valt samen met belangrijke onderdelen van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur en speelt daarmee een grote rol bij de realisering van de doelen van de Nota Ruimte. Het stedelijk netwerk Randstad Holland onderscheidt zich onder andere van andere grote verstedelijkte gebieden in Europa door de aanwezigheid van het Groene Hart met zijn unieke recreatieve, landschappelijke en natuurkwaliteiten. Het Groene Hart kenmerkt zich enerzijds door de aanwezige landschappelijke waarden en natuurkwaliteiten maar anderzijds betreft het een economisch vitaal gebied. Om deze vitaliteit te behouden dient enige ontwikkelingsruimte geboden te worden. Voor het Groene Hart staat verbetering van de landschappelijke kwaliteit voorop, passend in de schaal en omvang van de omgeving. Het voorliggend initiatief betreft een ruimtelijke ontwikkeling welke qua schaal en omvang passend is in de omgeving. Aansluitend hierop wordt middels een landschappelijke inpassing een versterking van de aanwezige landschappelijke kwaliteiten en natuurkwaliteiten nagestreefd.
Croonen Adviseurs
4
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
2.2
Provinciaal ruimtelijk beleid
2.2.1
Structuurvisie Provincie Zuid-Holland Op 2 juli 2010 hebben de Provinciale Staten de Structuurvisie voor de provincie ZuidHolland vastgesteld. De Structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2020 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Zuid-Holland en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de provinciale verordening. In de Verordening Ruimte zijn de kaderstellende elementen uit de Structuurvisie vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. In de Structuurvisie is het voorliggend initiatief aangeduid als ‘agrarisch landschap inspelen op bodemdaling’. Het gaat hierbij om een landelijk gebied met landschappelijke en cultuurhistorische waarden, in combinatie met overwegend agrarische functies die inspelen op bodemdaling. Op de bijbehorende kwaliteitskaart is het plangebied en het rond omliggend gebied aangeduid als veenweidelandschap. De veenweiden zijn kenmerkend voor Zuid-Holland. Ze bestaan al duizend jaar en zijn ontstaan op basis van menselijke ingrepen in de veenondergrond en de waterhuishouding. Karakteristiek zijn de verschillende (regelmatige) verkavelingpatronen met smalle kavels en veel sloten met hoog waterpeil en de aanwezigheid van kades, lintdorpen, oude dorpskernen, kronkelende veenriviertjes, openheid, grasland, vee, (weide)vogels, en hier en daar rietlanden en moeras. Het zijn internationaal de best bewaarde cultuurlandschappen die zijn ingericht voor de landbouw. Van belang bij elke ruimtelijke ontwikkeling binnen het gebied is het behoud en versterking van dit unieke Hollandse landschap. In de Structuurvisie is aangegeven dat een verbreding en/of uitbreiding van bedrijvigheid middels (verblijfs)recreatie, educatie, zorg en streekeigen producten een belangrijke bijdrage kan leveren aan de bewustwording voor het Groene Hart. Het voorliggend initiatief sluit derhalve qua aard en omvang aan op de doelstellingen uit de Structuurvisie Zuid-Holland. Middels een landschappelijke inpassing worden de aanwezige kwaliteiten van het veenweidelandschap gewaarborgd en indien mogelijk versterkt.
2.2.2
Verordening Ruimte In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd hoe de bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen rijk, provincies en gemeenten. De provincie kan door middel van een Verordening regels formuleren waarmee gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden. De provincie ZuidHolland heeft hiertoe de Verordening Ruimte opgesteld. De Verordening Ruimte is op 2 juli 2010 vastgesteld en is per 26 juli 2010 in werking getreden.
Croonen Adviseurs
5
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan de verordening er één is. De Verordening Ruimte stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria, weinig gemeentelijke beleidsvrijheid en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening Ruimte daarom regels opgenomen over bebouwingscontouren, agrarische bedrijven, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, waterkeringen, milieuzoneringen, lucht- en helihavens, molen - en landgoedbiotopen. De regels van de Verordening Ruimte zijn er, in lijn met het beleid van de Structuurvisie Zuid-Holland, op gericht om het leeuwendeel van de stedelijke ontwikkelingen plaats te laten vinden in de stedelijke regio’s en in het bestaand stedelijk gebied. De desbetreffende bebouwingscontouren zijn vastgelegd in de kaarten van de Verordening Ruimte. In de Verordening zijn ook de concentratiegebieden voor glastuinbouw, bollenteelt en boom- en sierteelt, alsmede de ecologische hoofdstructuur en de Nationale- en Provinciale landschappen en de rijksbufferzones begrensd. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is op de kaarten behorende bij de Verordening Ruimte aangeduid als ‘Nationaal Landschap Het Groene Hart’. Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen de begrenzing van het nationale landschap Het Groene Hart, mogen alleen ontwikkelingen mogelijk maken die de kernkwaliteiten van het gebied behouden of versterken. Binnen de Verordening Ruimte zijn echter een aantal uitzonderingen aangeduid om ontwikkelingen buiten de bebouwingscontouren mogelijk maken. Een van deze uitzonderingen betreft de realisatie van nieuwe kleinschalige bebouwing voor recreatiedoeleinden. Hieronder vallen ontwikkelingen zoals een restaurant, café, (educatie)centrum of de realisatie van een manege. De voorgenomen verplaatsingslocatie van de manege is in overeenstemming met artikel 2 lid 4 sub a van de verordening, maar de beoogde bouw van bedrijfswoningen daarbij is daarmee echter in strijd. De beoogde ontwikkeling c.q. bedrijfsverplaatsing is derhalve realiseerbaar binnen ‘Nationaal Landschap Het Groene Hart’, mits er zorg wordt gedragen voor het behouden of versterken van de kernkwaliteiten van Het Groene Hart. In paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op de landschappelijke inpassing van het voorliggend initiatief. Met het erfbeplantingplan wordt bereikt dat de (beperkte) aantasting van het landschap wordt gecompenseerd door de aanleg van landschappelijk verantwoorde en streekeigen beplanting. De nieuw te bouwen bedrijfswoning en realisatie van een 2e tijdelijke bedrijfswoning is bij de voorliggende manege alleen mogelijk op basis van een algemene ontheffing (volgens artikel 15 lid 1) van de verordening als sprake is van een groot openbaar of individueel belang en daarbij tevens aan een aantal voorwaarden voldaan wordt.
Croonen Adviseurs
6
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Van een dergelijk zwaarwegend belang is in dit geval, mede in het licht van de aanleiding en voorgeschiedenis van voorliggende bedrijfsverplaatsing, naar de mening van de gemeente nadrukkelijk sprake. Ook in het overleg met de provincie daarover werd dat onderschreven. Daarom is door het college van burgemeester en wethouders van Sliedrecht een verzoek tot algemene ontheffing van de Verordening Ruimte in voornoemde zin ingediend. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben een dergelijke ontheffing, bij schrijven van 29 november 2011, verleend. Voor een verdere toelichting hierop wordt verwezen naar de bijlage bij deze toelichting, waarin de betreffende ontheffing is vervat. 2.2.3
Transformatievisie Merwedezone In de transformatievisie Merwedezone is beschreven op welke punten de integrale kwaliteit van de Merwedezone verbeterd moet worden. Gemeenten, waterbeheerders en provincie schetsen met het opstellen van de Transformatievisie Merwedezone de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de Merwedezone tussen Gorinchem en Alblasserdam. De visie geeft randvoorwaarden voor een gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot 2015 met een doorkijk naar de verdere toekomst. De Transformatievisie is bedoeld als basis voor verdere uitwerking op projectniveau en is vastgesteld op 8 mei 2009. Het voorliggend initiatief is gesitueerd in de randzone van het Groene Hart. In de Transformatievisie Merwedezone wordt ten noorden van de Betuweroute ingezet op de realisering van een duurzame en kwalitatieve overgangszone van stad naar land met oog voor de bestaande agrarische belangen. Het streven is ten noorden van de Betuweroute/A15 te komen tot een duurzame, kwalitatieve en groenblauwe overgangszone, genaamd ‘Regiopark Merwede’. Hierbij wordt een sterke verwevenheid tussen natuur en recreatie beoogd, waarbij een bescherming wordt geboden tegen een verdere verstedelijking van het Groene Hart en de bestaande verrommeling een halt wordt toegeroepen. Het regiopark dient verder een recreatieve gebruikswaarde te krijgen voor inwoners en passanten. De recreatieve knooppunten vormen de basis voor de ontwikkeling van het regiopark en zijn dé toegangspoorten naar het Groene Hart. Vanuit recreatie wordt hierin een belangrijke rol toegedacht aan het Werelderfgoed Kinderdijk, het Recreatiegebied Soubergh, het Alblasserbos met het Educatief Streekcentrum Alblasserbos en het nog te realiseren ‘Recreatief Knooppunt Sliedrecht’. Deze recreatiegebieden zullen een functie moeten vervullen als pleisterplaats, als begin- en eindpunt van bijvoorbeeld wandel-, ruiter-, en fietstochten in de directe omgeving. Het ‘Recreatief Knooppunt Sliedrecht’ moet derhalve voorzien in elementen op het gebied van sport, recreatie, natuur en water. Het uitgangspunt bij alle te realiseren voorzieningen is dat deze een meerwaarde moeten leveren aan de randzone en dat de legitimiteit van een eventuele uitplaatsing uit het stedelijk gebied gewaarborgd is.
Croonen Adviseurs
7
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Het voorliggend initiatief wordt hierbij noodzakelijk geacht vanwege de realisatie van het woningbouwplan Baanhoek West. De bedrijfsvoering op de bestaande locatie dient te worden verplaatst om deze ontwikkeling mogelijk te maken alsmede een rendabele bedrijfsvoering in de toekomst te waarborgen. Wegens het ontbreken van een alternatieve locatie alsmede de (agrarisch) recreatieve aard van het voorliggend initiatief kan worden geconcludeerd dat wordt aangesloten op de doelstellingen vanuit de Transformatievisie Merwedezone. 2.2.4
Visie Zuidrand Groene Hart De ‘Visie Zuidrand Groene Hart’ is een (globale) uitwerking van Transformatievisie Merwedezone gericht op landschap en recreatie, welke op verzoek van Gedeputeerde Staten door de Stuurgroep Merwedezone is opgesteld. De visie vormt een kader voor de ontwikkeling van de recreatieve knooppunten en de verbindingen daartussen. Als zodanig vormt het uiteraard ook het kader voor de ontwikkeling van het Recreatief Knooppunt Sliedrecht. Het is de wens is om het gehele gebied een eenduidig karakter te geven door het maken van één ontwerp waarin bestaande en nieuwe functies op een landschappelijk goede wijze kunnen worden ingepast. In het Recreatief Knooppunt Sliedrecht moet minimaal de mogelijkheid geboden worden om de onderstaande nieuwe functies te realiseren: — recreatieterrein met een vis- en/of recreatievijver (waterberging); — natuurontwikkeling; — natuurkampeerterrein; — kleinschalige horecavoorziening; — manege en pensionstallen; — sportvelden gecombineerd met volkstuinen. Geconcludeerd wordt dat vanuit het opgestelde Pakket van Eisen de wens aanwezig is om een manege met pensionstalling te realiseren. Het voorliggend initiatief is hierbij reeds specifiek benoemd als een van de mogelijke ontwikkelingen binnen het Recreatief Knooppunt Sliedrecht. De voorgestane locatie leent zich bij uitstek voor het realiseren en in stand houden van een manage.
2.2.5
Realisatiestrategie Ruimte geven Met de Realisatiestrategie prioriteren de Drechtsteden in de projecten zoals die zijn opgenomen in het begin 2006 door de Drechtraad vastgestelde ruimtelijk kader ‘Ruimte geven’. De doelstellingen van de Realisatiestrategie betreffen het versterken van de ruimtelijke structuur in combinatie met een verbetering van het vestigingsklimaat. De Realisatiestrategie ‘Ruimte geven’ vormt hierbij het kader voor de uitvoering van de essentiële ruimtelijke projecten. Gebiedsontwikkeling wordt ingezet waar verschillende projecten in verschillende programma’s gezamenlijk moeten bijdragen aan realisatie van de gestelde doelen. Ze overschrijden gemeentegrenzen en dragen integraal bij aan de ambities van de Hollandse Delta.
Croonen Adviseurs
8
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Essentiële gebiedsontwikkelingen zijn: — A16-zone, economische ontwikkelingsas; — A15-zone, de overgang tussen stad en land; — Rivier en land; — Groen-blauwnetwerk Drechtsteden. Het voorliggend initiatief is gelegen binnen de gebiedsontwikkelingszone A-15. De A15 heeft een belangrijke functie als achterlandverbinding, maar scheidt tegelijk stad van land. Met de aanleg van de Betuweroute is deze scheiding harder geworden, terwijl de Hollandse Delta zich juist richt op versterking van de relatie tussen stad en land. Het streven is om de oorspronkelijke kwaliteiten van de Alblasserwaard te benutten en de noord-zuidverbindingen te verbeteren. In het kader hiervan is mede de Transformatiezone Merwedezone opgesteld. In de voorliggende paragraaf is reeds ingegaan op de desbetreffende aandachtspunten en de inpassing van het voorliggend initiatief met betrekking tot het ‘Recreatief Knooppunt Sliedrecht’.
2.3
Gemeentelijk beleid
2.3.1
Structuurvisie De Wèreld tusse Wengerde en ‘t Waoter Het spanningsveld tussen de beperkt beschikbare ruimte, fysieke mogelijkheden en de maatschappelijke wensen heeft bij de gemeente Sliedrecht geleid tot een behoefte aan een besliskader om sturing te kunnen geven nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hiervoor is de Structuurvisie De wèreld tusse Wengerde en 't waoter opgesteld. De structuurvisie bevat drie hoofddoelen: — Sliedrecht wil op sociaal gebied een pluriforme, tolerante en vitale gemeenschap blijven, waarbij een goed functionerende samenleving centraal staat. — Fysiek gezien betekent dit dat Sliedrecht een ruimtelijke structuur wil realiseren die zowel kwantitatief als kwalitatief inspeelt op de actuele dynamiek waarbij de sociale waarden behouden moeten blijven. — Daarbij wil de gemeente een actieve rol spelen in de realisatie van de gewenste toekomstige ruimtelijke structuur. In deze visie ligt de nadruk op locaties en functies. Het gebruik van deze afzonderlijke stukjes Sliedrecht moet bijdragen aan een nu en in de toekomst goed functionerende gemeenschap. De gemeente ziet het vergroten van de differentiatie van de woningvoorraad als belangrijkste opgave op het gebied van het wonen om de doorstroming te bevorderen en adequaat te kunnen inspelen op de toenemende vergrijzing. De nadruk ligt op kwaliteit. In eerste is gekozen voor het opvangen van de woningbehoefte binnen de bestaande verstedelijkingscontouren. Het plangebied is gesitueerd binnen het Groen-blauw-rood raamwerk in de polder. Binnen het groenblauwe raamwerk kunnen diverse functies een plek krijgen, zoals de wateropgave, recreatie en in beperkte mate wonen. Middels deze ontwikkelingen wordt de maatschappelijke waarde van het gebied vergroot en het dorpse karakter van de bestaande kern Sliedrecht beschermd.
Croonen Adviseurs
9
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Het voorliggend initiatief is noodzakelijk vanwege de grootschalige woningbouwontwikkeling Baanhoek West, nabij de huidige locatie van de manege. Indien voorliggend initiatief niet wordt uitgevoerd wordt, betekent dit voor zowel de bedrijfsvoering van de manege als de ontwikkeling Baanhoek West een belemmering. Een dergelijke nadelige ontwikkeling staat haaks op de wens van de gemeente Sliedrecht om efficiënte en duurzame (woningbouw)ontwikkelingen te realiseren. Eveneens biedt een herlocatie naar het Groen-blauw-rood raamwerk in de polder, de mogelijkheid om het gebied als geheel (maatschappelijk) te versterken. Geconcludeerd kan derhalve worden dat het voorliggend initiatief aansluit en een direct gevolg is van de Structuurvisie. 2.3.2
Welstandsnota Sliedrecht 2011 In de voorliggende onderbouwing worden de functie en het gebruik van het plangebied in combinatie met de maatvoering van de bebouwing onderbouwd. Hiermee wordt de basis gevormd voor de stedenbouwkundige opzet van het plangebied. De architectonische verschijning wordt gewaarborgd door middel van de welstandsnota. Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. In 2004 is de welstandsnota voor de gemeente Sliedrecht in werking getreden, waarvan de Welstandsnota Sliedrecht 2011 een herziening betreft. In de welstandsnota die voor de hele gemeente Sliedrecht is opgesteld, zijn welstandseisen opgenomen waaraan een bouwplan moet voldoen. Voor elk welstandsgebied is het gewenste welstandsniveau aangegeven. Het welstandsniveau sluit zoveel mogelijk aan bij het gehanteerde ruimtelijke kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. Het voorliggend initiatief is gesitueerd in het buitengebied van de gemeente Sliedrecht. Het buitengebied van Sliedrecht is een ‘gewoon welstandsgebied’. Het beleid is gericht op het behoud van het karakteristieke profiel van de lintwegen en de cultuurhistorische bebouwing en het inperken van grote oppervlakken verharding. De welstandscommissie zal bij de advisering over woongebouwen en bedrijfsgebouwen onder meer aandacht schenken aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.
Croonen Adviseurs
10
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
3 Planbeschrijving 3.1
Bestaande situatie Het voorliggend initiatief is gesitueerd aan de noordzijde van de kern Sliedrecht, aan de zuidrand van het Groene Hart. Het plangebied en het rondomliggend gebied vormen de overgangszone tussen het stedelijk en landelijk gebied. Het gaat hierbij om een landelijk gebied met landschappelijke en cultuurhistorische waarden, behorend bij een veenweidelandschap. De veenweiden zijn kenmerkend voor Zuid-Holland en internationaal de best bewaarde cultuurlandschappen, ingericht voor de landbouw. Het veenweidelandschap is herkenbaar door de regelmatige verkavelingpatronen van smalle kavels en sloten. Het hoge waterpeil heeft ertoe geleid dat de agrarische gronden veelal als grasland bestemd zijn, waardoor een grote openheid in het landschap is ontstaat. Deze kenmerken zijn eveneens van toepassing op het plangebied. Het plangebied is gesitueerd tussen de Betuwelijn, en de daarbij behorende Parallelweg, en de Middelwetering. In de huidige situatie is de planlocatie onbebouwd en in gebruik als agrarisch grasland. De verkavelingstructuur van de desbetreffende percelen bestaan uit langgerekte smalle kavels, die middels sloten van elkaar gescheiden zijn. De rondomliggende gronden zijn veelal in gebruik als agrarisch grasland, waarbij aan de Parallelweg diverse (agrarische) bebouwing is gesitueerd. Ten oosten van het plangebied is een agrarisch bedrijf gesitueerd aan de Parallelweg 17 en 19. In westelijke richting, aan de overzijde van de Tolsteeg, is een agrarisch bedrijf en een woning gesitueerd aan de Parallelweg 21 en 23. Hierbij bevindt zich aan de noordzijde een volkstuinencomplex. Evenwijdig aan en op een afstand van circa 35 meter ten noorden van de Parallelweg loopt een ondergrondse gastransportleiding.
3.2
Stedenbouwkundig ontwerp Het plangebied is centraal gepositioneerd tussen de reeds aanwezige bebouwing van de Parallelweg. Hierbij is onderlinge afstand gehanteerd van circa 400 meter, waardoor de openheid van het rondomliggende gebied wordt behouden. Tevens voorkomt een dergelijke positionering een belemmering voor zowel bestaande agrarische bedrijven in de omgeving als belemmeringen voor het voorliggend initiatief wat betreft ruimtelijk relevante milieuaspecten van onder andere de Betuwelijn. Het plangebied is zover mogelijk van de Parallelweg af gesitueerd. Het doel hierbij is het behoud van het zicht op het landschap vanuit de Parallelweg. De ontsluiting verloopt echter wel via deze verbindingsweg, waarbij het plangebied middels een oprijlaan bereikbaar is.
Croonen Adviseurs
11
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
G
E
H
C
I D B F
A A. oprijlaan B. terras C. bedrijfswoning D. bedrijfswoning tijdelijk E.
stallen (12 privé – 30 pension)
F.
22 manegeboxen
G. 4 paddocks
Ontwerp manege Alblas (2011)
Croonen Adviseurs
12
H.
longeercirkel (diameter 15 meter)
I.
trainingsmolen (diameter 15 meter)
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
De manege bestaat uit twee hoofdgebouwen in combinatie met diverse ondersteunende voorzieningen. De beide hoofdgebouwen alsmede de stalvoorzieningen zijn parallel aan de perceelsgrens gesitueerd en georiënteerd naar de Parallelweg. Het centraal gepositioneerde hoofdgebouw gebouw vormt het beeldbepalende element en heeft een belangrijke entreefunctie voor de manege. De bebouwing bestaat uit anderhalve bouwlaag met kap, met een goothoogte van 5,5 meter en een nokhoogte van 10,0 meter. Het gebouw heeft een overdekte hal, waarbinnen een binnenbak van 20 x 60 meter is gerealiseerd, in combinatie met de benodigde opslag. Aan de voorzijde van het gebouw is een kantine met (buiten)terras aanwezig, als een vorm van ondersteunende/ondergeschikte horeca, bedoeld voor leden en bezoekers. Het tweede hoofdgebouw is aan de oostzijde van het plangebied gesitueerd en bestaat eveneens uit anderhalve bouwlaag met kap, maar met een goothoogte van 4,5 meter en een nokhoogte van 9,0 meter. Het betreft een tweede overdekte hal, waarbinnen een binnenbak van 20 x 40 meter is gesitueerd. De pensionstalling is verdeeld over twee aparte stalvoorzieningen. De grootste stal is tegen het centraal gepositioneerde hoofdgebouw aangebouwd en heeft een directe verbinding naar de eerder genoemde binnenbak. De tweede stal is gepositioneerd voor het tweede hoofdgebouw. De beide stalvoorzieningen bestaan uit een bouwlaag met kap, met een goothoogte van 3,0 meter en een nokhoogte van 5,50 meter. De voorzieningen, welke geen bebouwing betreffen, zijn richting de Parallelweg gesitueerd. Het betreft hierbij twee buitenbakken van 20 x 60 meter en een uitloopzone. De overige ondersteunende voorzieningen zijn al naar gelang de functie en omvang gepositioneerd over de rest van het plangebied. De bedrijfsvoering is van een dergelijke aard en omvang dat een directe nabijheid van de woning wenselijk is. Het initiatief voorziet derhalve in de realisatie van twee bedrijfswoningen, waarvan één tijdelijk van aard. De omvang de woningen zal vergelijkbaar zijn met de schaal van de omliggende (bedrijfs)woningen. De eerste bedrijfswoning is gesitueerd in het noordoosten van het plangebied. Het betreft een bedrijfswoning bestemd voor de eigenaren van de manege Alblas. Daartoe wordt een woning gerealiseerd van een à anderhalve bouwlaag met kap, met een goothoogte van 3,5 meter en een nokhoogte van 8,0 meter, conform de schaal van omliggende (bedrijfs)woningen. De inhoud daarvan zal maximaal 750 m³ bedragen.
Zijaanzicht bouwmassa manege Alblas (2011)
Croonen Adviseurs
13
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Een tweede (tijdelijke en kleinere) bedrijfswoning is inpandig gesitueerd in het centraal gepositioneerde hoofdgebouw, boven de kantine, en zal maximaal 250 m³ bedragen. Deze woning is bedoeld voor huisvestiging van de terugtredende boer en zal komen te vervallen op het moment dat hij/zij de woning verlaat, of komt te overlijden.
3.3
Landschappelijke inpassing Het voorliggend initiatief dient landschappelijk inpasbaar te zijn en aan te sluiten op het landschap van de Alblasserwaard. Tot dit doel is door Landschapsbeheer ZuidHolland een beplantingsplan op gesteld in juni 2011, welke als bijlage is toegevoegd. Hierna is een samenvatting daarvan opgenomen.
3.3.1
Ligging in het landschap De landschappelijke waarde van het plangebied bestaat uit de openheid van het gebied en het historische verkavelingpatroon. Door de aanleg van de manege wordt het zicht op de polder ter hoogte van de planlocatie, deels ontnomen. De toekomstige manege is echter niet het enige bouwwerk aanwezig of in ontwikkeling. Diverse erven in de nabije omgeving hebben hetzelfde effect. De (beperkte) aantasting van de openheid wordt derhalve gecompenseerd door de aanleg van landschappelijk verantwoorde en streekeigen beplanting.
3.3.2
Erfinrichtingsplan Het streven is om het voorliggend initiatief inpasbaar te maken in het landschap van de Alblasserwaard. Bij het opstellen van het plan is derhalve rekening gehouden met de weidevogelpopulatie in de directe omgeving en met de nodige watercompensatie die door Waterschap Rivierenland wordt vereist. Eveneens bestaat het sortiment uit soorten, welke niet giftig zijn voor mens en dier. De schets met de gekozen beplanting is besproken in de Commissie Natuur en Landschap van het Gebiedsplatform Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en akkoord bevonden. Het schetsontwerp voorziet de realisatie van beplanting rondom de parkeerplaatsen, waarmee deze aan het zicht wordt onttrokken. Rondom de paardenbakken is een haag toegepast en aan de westzijde dient een gesloten beplanting langs de stallen aan te worden gebracht. Tot slot wordt middels de toepassing van natuurvriendelijke oevers, de ecologische waarde van de waterlopen vergroot, alsmede de potentiële waterbergingscapaciteit.
Sfeerimpressie landschappelijke inpassing (Landschapsbeheer Zuid-Holland, juni 2011)
Croonen Adviseurs
14
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
3.4
Gemeente Sliedrecht
Vertaling naar bestemmingsplan Het voorliggend bestemmingsplan is opgesteld aan de hand van een stedenbouwkundig schetsontwerp daterend van begin 2011 en het erfinrichtingsplan van juni 2011. De daadwerkelijke inrichting is op onderdelen mogelijk nog aan verandering onderhevig. Het opgestelde bestemmingsplan biedt daarvoor de nodige flexibiliteit alsmede voor enige verdergaande bedrijfsontwikkeling in de nabije toekomst. Het plangebied in zijn geheel opgenomen onder de bestemming ‘Sport - Manege’, waarbij middels bouwvlakken is aangeduid waarbinnen de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning gesitueerd dienen te worden. Binnen de bestemming ‘Sport - Manege’ zijn middels functie- en bouwaanduidingen, nadere inrichtings- en bouweisen vastgelegd. Dit betreft de beide bedrijfswoningen, alsmede de ontsluitingsweg op eigen terrein vanaf de Parallelweg. De belangrijkste elementen uit het beplantingsplan, met name aan de buitenzijde rondom de bebouwing en het erf zijn eveneens vastgelegd om, ondanks mogelijke wijzigingen in het inrichtingsplan, de landschappelijke inpassing te waarborgen. De aan de zuidzijde gelegen ondergrondse gastransportleiding krijgt een dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’, ter plaatse de belemmeringenstrook op 4 meter aan weerszijden van de hartlijn, wordt van een passende beschermingsregeling voorzien.
Croonen Adviseurs
15
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Croonen Adviseurs
16
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
4 Milieuhygiënische en planologische verantwoording Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het verplicht om inzicht te bieden in de relevante planologische en milieuhygiënische aspecten. In dit hoofdstuk is een verantwoording voor deze aspecten opgenomen.
4.1
Bodem Voor elke functiewijziging, al of niet naar een gevoelige functie, dient een onderzoek te worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit. Ter plaatse van het plangebied is in juli 2011 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door UDM midden B.V., die als bijlage is toegevoegd. Het onderzoek heeft tot doel de milieukundige kwaliteit van de bodem te bepalen en om na te gaan of de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik. Hierna is een samenvatting opgenomen.
4.1.1
Bureauonderzoek In het verleden hebben er op de planlocatie kleine opstallen gestaan en is er sprake van een gedempte sloot in de lengterichting van het perceel. De demping heeft deels plaatsgevonden met de toepassing van gebiedseigen grond maar tevens met een mengsel van klei/slib en afval, waarbij dit gedeelte van de sloot licht tot sterk verontreinigd is, circa 850 m³. In verband met de aanleg van de Betuweroute, is in 2000 een bodemsanering uitgevoerd. Deze sanering houdt verband met de gedempte watergang. Hierbij is circa 180 m³ aan verontreinigend materiaal volledig verwijderd.
4.1.2
Veldbezoek Op aangegeven van de opdrachtgever en het bevoegd gezag is onderzocht of in de gedempte sloot asbestverdacht materiaal is toegepast. Tevens is bepaald of de verontreiniging, afkomstig van het dempingmateriaal, zich heeft verspreid naar het grondwater. Uit de visuele beoordeling van het opgegraven materiaal is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Aanvullend hierop is een grondwatermonster genomen en geanalyseerd. Uit de analyseresultaten blijkt dat het grondwater licht verontreinigd is met barium en xylenen.
4.1.3
Conclusie Op basis van het historisch onderzoek en de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat de gedempte sloot niet verdacht is met betrekking tot het voorkomen van asbest in de bodem. Daarnaast blijkt dat de eerder aangetoonde matige tot sterke verontreiniging in het dempingmateriaal niet is aangetoond in het grondwater. De matige tot sterke verontreiniging is zodoende immobiel. Geadviseerd wordt om de gedempte sloot te saneren. Gezien de aangetroffen verontreinigingen en de omvang kan de sanering middels een BUS-melding worden gemeld bij het bevoegd gezag. Geconcludeerd kan derhalve worden dat er geen belemmering aanwezig is vanuit het aspect bodem.
Croonen Adviseurs
17
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
4.2
Gemeente Sliedrecht
Geluid In opdracht van de gemeente Sliedrecht is in juni 2011 door Croonen Adviseurs een akoestisch onderzoek verricht ten behoeve van het voorliggend initiatief. Aanleiding voor het akoestisch onderzoek is de realisatie van twee bedrijfswoningen op het onderhavige perceel gelegen aan de Parallelweg te Sliedrecht. Het akoestisch onderzoek heeft tot doel de geluidbelasting op de te realiseren woningen te bepalen en te toetsen aan de grenswaarden die in de Wet geluidhinder zijn gesteld. Hierna is een samenvatting opgenomen van het akoestisch onderzoek, dat als bijlage bij deze toelichting is toegevoegd.
4.2.1
Wegverkeer In de Wet geluidhinder is bepaald dat elke weg een zone heeft. Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat gelegen is binnen deze zone is een akoestisch onderzoek vereist. Uitzonderingen daarop zijn: — wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied; — wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De in de nabijheid van het plangebied gelegen wegen (Parallelweg en de Tolsteeg) hebben een onderzoekszone van 250 meter aan weerszijden van de weg. De geluidgevoelige bebouwing wordt vanwege beide wegen geprojecteerd op een afstand groter dan 250 meter uit de as van de weg, waardoor deze wegen niet relevant zijn voor dit onderzoek.
4.2.2
Railverkeer Bij de realisatie van geluidgevoelige bebouwing binnen de onderzoekszone van een spoorlijn is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. De te projecteren geluidgevoelige bebouwing is gelegen in de onderzoekszone van de Betuwelijn (traject 671). De onderzoekszone van dit spoortraject bedraagt 1.000 meter aan weerszijden van de spoorlijn. De onderzoekszone van de spoorlijn Dordrecht - Gorinchem (traject 680) heeft een zone van 100 meter aan weerszijden van de spoorweg en is voor dit onderzoek niet relevant omdat de woningen op een grotere afstand geprojecteerd worden. Omdat voor de Betuwelijn nog geen representatieve gegevens beschikbaar zijn, is door Prorail aangegeven dat de intensiteiten uit het Tracébesluit gehanteerd kunnen worden. De prognose-intensiteiten voor 2010-2015 uit Aswin, versie 2007 komen hiermee overeen.
4.2.3
Conclusie Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat, vanwege de Betuwelijn de te projecteren geluidgevoelige bebouwing niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. De maximale geluidbelasting bedraagt 64 dB. Voor de te projecteren geluidgevoelige bebouwing wordt bij het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde tot maximaal 64 dB verzocht. De maximaal te verzoeken hogere waarde van 68 dB wordt niet overschreden.
Croonen Adviseurs
18
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
De te projecteren woningen hebben een geluidluwe gevel en/of buitenruimte ter plaatse. Tevens dient getracht te worden om ten minste één geluidgevoelige ruimte aan de geluidluwe gevel te situeren. De te projecteren geluidgevoelige bebouwing dient te voldoen aan de binnenwaarde conform het Bouwbesluit. Maatregelen aan de bron, zoals verlaging van intensiteiten, verbetering van materieel etc. zijn niet onderzocht. Deze maatregelen zijn onderdeel van het beleid van Prorail. Het toepassen van raildempers (bronmaatregel) zijn niet doelmatig, de voorkeursgrenswaarde van 55 dB kan hiermee niet worden gehaald. Maatregelen in het overdrachtsgebied zijn financieel niet haalbaar. Afstandvergroting is reeds toegepast, de te projecteren woningen zijn zo ver mogelijk van de spoorlijn gesitueerd. Geconcludeerd wordt dat een verzoek hogere waarde nodig is ten behoeve van het voorliggend initiatief. Deze wordt in het kader van de omgevingsvergunning aangevraagd.
4.3
Luchtkwaliteit Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’) bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit, mogen uitoefenen wanneer sprake is van één of meer van de volgende gevallen: a er is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden; b de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk; c het plan draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht; d de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip ‘niet in betekende mate’ is vastgelegd in het ‘Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’. Voor ontwikkelingen die ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieen van gevallen benoemd die in ieder geval als ‘niet in betekenende mate’ worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Het voorliggend initiatief betreft de realisatie van een manege in combinatie met een pensionstalling. Een dergelijke ontwikkeling valt niet onder een categorie genoemd in de Regeling NIBM.
Croonen Adviseurs
19
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
4.3.1
Gemeente Sliedrecht
Conclusies De realisatie van een manege heeft een bepaalde verkeersaantrekkende werking, vanwege de paardrijlessen, het pension en de incidentele wedstrijden op deze locatie. In het kader hiervan is middels de NIBM-tool de verkeersaantrekkende werking van het voorliggend initiatief nader onderzocht. Aangezien er bij een manege naast personenauto’s ook relatief veel voertuigbewegingen van vrachtauto’s en/of paardentrailers plaatsvinden is uitgegaan van een aandeel van 15% met betrekking tot het vrachtverkeer. Na invoering van deze gegevens in de rekentool (versie juni 2011) blijkt dat kan worden uitgesloten dat de bouw van de manege in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Uitgaande van een worst-casescenario, zijn er maximaal 500 verkeersbewegingen per weekdag mogelijk op deze locatie, terwijl het werkelijke aantal echter veel lager zal zijn (zie onder paragraaf 4.8).
4.4
Externe veiligheid Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokkenen personen. Daartoe zijn ‘kwetsbare objecten’ en ‘beperkt kwetsbare objecten’ omschreven. Het gaat enerzijds om de risico’s verbonden aan ‘risicovolle inrichtingen’, waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het ‘vervoer van gevaarlijke stoffen’ via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Ter bescherming van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (hiertoe worden onder andere woningen gerekend) moet er een bepaalde afstand aanwezig zijn ten opzichte van risicobronnen.
4.4.1
Risicovolle inrichtingen In het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gevestigd. Vanuit de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is aangegeven dat conform het Besluit Externe Veiligheid een ontwikkeling als beperkt kwetsbare object aangeduid kan worden, mits: — het verspreid liggende woningen, woonschepen of woonwagens van derden betreffen, met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare; — het dienst- en bedrijfswoningen van derden betreft. Het voorliggend initiatief voorziet in de realisatie van maximaal twee bedrijfswoningen, en bedraagt derhalve minder dan twee woningen per hectare. Het initiatief behoort hiermee tot de categorie ‘beperkt kwetsbaar object’. De besluiten met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen sluit hierop aan.
Croonen Adviseurs
20
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
4.4.2
Gemeente Sliedrecht
Transport van gevaarlijke stoffen Transport buisleidingen De provincie Zuid-Holland heeft in het kader van externe veiligheid een risicokaart voor de hele provincie opgesteld. Ten zuiden van het plangebied, gesitueerd aan de Parallelweg, bevind zich een hoge druk aardgasleiding gelegen (W-528-01-KR-039). Deze buisleiding heeft een druk van 40 bar en een diameter van 16 inch. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-contour (30 meter) voor deze leiding, zodat voor het plaatsgebonden risico er geen belemmering aanwezig is. Het plangebied is eveneens gelegen buiten de inventarisatieafstand van 170 meter, behorend bij het groepsrisico. De realisatie van de manege met bijbehorende voorzieningen vindt plaats op circa 200 meter van deze buisleiding. Derhalve is voor het groepsrisico geen belemmering aanwezig. Binnen het plangebied is één gastransportleiding aanwezig aan de zuidzijde bij het begin van de oprijlaan van het perceel. De realisatie van de manege met bijbehorende voorzieningen vindt eveneens plaats op circa 200 meter van deze gastransportleiding. Gezien de aard van de leiding en voornoemde afstand is geen belemmering voor de bebouwing van de manege aanwezig. De belemmeringstrook, ter breedte van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding, is op passende wijze als dubbelbestemming opgenomen met een daarop toegesneden beschermende regeling om de veiligheid van de leiding als zodanig in planlogisch opzicht te waarborgen. Transport spoorwegen Het plangebied is gesitueerd in de nabijheid van de Betuwelijn. Voor deze transportroute zijn nog geen (officiële) risicocontouren beschikbaar. Vanuit de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is, op basis van eerder uitgevoerde projecten, geconcludeerd dat de Betuwelijn een aandachtsgebied voor het groepsrisico van circa 200 meter heeft. Aangezien de bedrijfsgebouwen en -woningen alsmede de buitenactiviteiten voor bezoekers zijn gesitueerd buiten deze zone, op een afstand van circa 300 meter, is er derhalve geen belemmering aanwezig. Hoogspanningsleiding Ten noorden van het plangebied is de hoogspanningsleiding Papendrecht-Arkel (150 kV) gelegen. Het betreft een hoogspanningsleiding, welke op een afstand van circa 100 meter van het voorliggend initiatief is gelegen. Derhalve is er geen belemmering aanwezig.
4.5
Bedrijven en milieuzonering Er dient een noodzakelijke ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming en/of vergroting van de leefkwaliteit. De milieuhinder van bedrijven dient te worden geanalyseerd op hun invloed op mogelijke ontwikkelingen. Indien milieubelastende functies in het plangebied mogelijk worden gemaakt, dient de invloed op de omgeving inzichtelijk te worden gemaakt.
Croonen Adviseurs
21
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Het voorliggend initiatief valt volgens VNG de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ onder milieucategorie 3.1 (SBI-code 2008 8425). Dit betekent een richtafstand van 50 meter. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De richtafstand die bij een bepaalde ontwikkeling hoort, kan zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandstap worden verlaagd indien sprake is van een omgevingstype ‘gemengd gebied’. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijfjes. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen, in dit geval 30 meter. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten bepalend bij maneges. 4.5.1
Conclusie Een manege is een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Het initiatief is gesitueerd in het buitengebied, waarbij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ van toepassing is op de planlocatie. Dit betekent dat de richtafstand van 50 meter met één afstandstap kan worden verlaagd naar 30 meter. Deze richtafstand geldt in principe tussen enerzijds de perceelsgrens van het initiatief en anderzijds de gevel van een woning. De dichtstbijzijnde woningen zijn gesitueerd aan de Parallelweg 17 en 23, welke zich op een afstand van meer dan 300 meter van het initiatief bevindt. Het aspect hinderlijke bedrijvigheid vormt derhalve geen belemmering voor het voorliggend initiatief.
4.6
Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is de opstelling van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. In deze paragraaf wordt verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding.
4.6.1
Beleid- en regelgeving Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Rivierenland. De doelen van het waterschap voor de periode van 2010 tot 2015 staan beschreven in het waterbeheerplan ‘Werken aan een veilig en schoon rivierenland’, waarbij een indeling is gemaakt in de volgende thema’s: — voorkomen van overstromingen; — beperken van gevolgen van overstromingen; — voldoende en schoon water in het landelijk gebied; — voldoende en schoon water in het stedelijke gebied; — voldoende en schoon water in waardevolle en beschermde gebieden; — inrichten en beheren van de afvalwaterketen; — overige thema’s en gedelegeerde taken.
Croonen Adviseurs
22
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
De kerntaken van het Waterschap bestaan uit het verzorgen van een duurzaam waterbeheer voor een veilig en leefbaar rivierenland, waar mensen veilig kunnen wonen, ondernemen en recreëren achter stevige dijken. Eveneens dient er voldoende oppervlaktewater van goede kwaliteit aanwezig te zijn in combinatie met het creëren van leefmogelijkheden voor planten en dieren. Bij alle in- en uitbreidingsplannen adviseert en toetst het Waterschap op hydrologische effecten, waarbij het hydrologisch neutraal ontwikkelen het uitgangspunt is. Kortom, het initiatief mag niet leiden tot een verandering in de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en in de directe omgeving. Daarnaast is het streven om het schone en het verontreinigde water zoveel mogelijk te scheiden. Waterschap Rivierenland heeft samen met de gemeente Sliedrecht een (stedelijk) waterplan voor Sliedrecht opgesteld. Het gaat over de kwaliteit van het water, de hoeveelheid water in natte en droge perioden en de wijze waarop het water wordt onderhouden. Het belangrijkste uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen geen belemmering mogen vormen voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water in het deelstroomgebied. Daarnaast is het van belang dat bij inpassing wordt voorkomen dat afwenteling op andere delen van het deelstroomgebied plaatsvindt. Nieuwe rioolstelsels van enige omvang dienen als verbeterd gescheiden te worden uitgevoerd. Verder dient bij nieuwe ontwikkelingen hemelwater, afkomstig van ‘schoon’ afvoerend oppervlak, waar mogelijk, geïnfiltreerd te worden. Specifieke aandachtspunten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied zijn dat voor alle ontwikkelingen, waarbij een versnelde afvoer van het hemelwater door toename van het verhard oppervlak plaatsvindt, een watervergunning op grond van de keur moet worden aangevraagd. Tevens dient het gebruik van uitlogende bouwmaterialen voorkomen te worden. Voor de hierna beschreven onderzoekslocatie zijn de informatie en maatregelen vanuit het waterbeheerplan ‘Werken aan een veilig en schoon rivierenland’ en het Waterplan Sliedrecht gebruikt bij het opstellen van de waterparagraaf. 4.6.2
Locatiestudie De planlocatie ligt in het peilgebied Sliedrecht Noord en heeft een zomerpeil van -2,09 m NAP en een winterpeil van -2,19 m NAP. De bodemsamenstelling van het terrein bestaat globaal uit de grondsoort veen. In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd en in gebruik als grasland. Het initiatief voorziet in de realisatie van een manege in combinatie met bijbehorende voorzieningen. (Agrarische) bedrijfsvoering, waaronder een manege toe behoort, heeft vanaf maart 2000 te maken met het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij. Dit besluit bevat maatregelen om verspreiding van meststoffen en bestrijdingsmiddelen naar oppervlaktewateren terug te dringen. Bij de nadere inrichting van het plangebied dient derhalve rekening gehouden met de benodigde voorzieningen om te waarborgen dat aan dit besluit wordt voldaan. Ten behoeve van de bedrijfsvoering worden eveneens twee waterlopen in het plangebied (deels) gedempt.
Croonen Adviseurs
23
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Om een indicatie te geven van de benodigde berging is de verhouding tussen het verhard oppervlak in de huidige en de toekomstige situatie weergegeven. De parameters die gebruikt zijn om deze ruimte te bepalen en de uitkomsten van deze berekening zijn als bijlage aan deze toelichting toegevoegd. Het te projecteren watersysteem dient de neerslag adequaat op te kunnen vangen in een situatie, die naar verwachting eenmaal per 10 jaar voorkomt. Oppervlakte Dakoppervlakte bebouwing Verharding Halfverharding** Onverhard terrein Totaal
Huidige situatie (m² (m²) m²) * 0 0 0 20.325 20.325
Toekomstige situatie (m² (m²) m²) * 8.350 0 712 4.330 20.325
* indicatieve maatvoering ** halfverharding wordt voor 50% meeberekend
De voorgestane ontwikkeling van het plangebied zal naar verwachting een toename van het verhard oppervlak met circa 8.706 m² tot gevolg hebben. 4.6.3
Conclusies en aanbevelingen Voor ontwikkelingen in het landelijk gebied geldt een eenmalige vrijstelling van 1.500 m² verhard oppervlak, waarvoor geen watercompensatie is behoeft. Dit betekent dat er voor 7.206 m² (8.706-1.500) aan watercompensatie gerealiseerd dient te worden. Hierbij geldt dat voor elke hectare aan nieuw verhard oppervlak een watercompensatie van 436 m³ gerealiseerd dient te worden waarbij een maximale peilstijging in de watergang is toegestaan van 0,20 meter. Dit betekent een bergingsbehoefte van 2.180 m². Aanvullend hierop dient de sloopdemping van 292 m² volledig gecompenseerd te worden. Op basis van deze berekening dient een bergingsvoorziening met een omvang van 1.863 m² (1.571+292) gerealiseerd te worden voor een neerslagsituatie die eens in de tien jaar voorkomt. Deze berging wordt gerealiseerd door het graven van 607 m² aan nieuwe sloten, in combinatie met de realisatie van een vijver. Tevens worden de bestaande sloten in het plangebied vergroot door de toepassing van natuurvriendelijke oevers, waardoor een aanvullende 1.399,5 m² aan waterberging wordt gerealiseerd. In totaal voorziet het initiatief in een waterberging van 2.006,5 m². Hiermee wordt voldaan aan de benodigde waterberging voor, zonder afwenteling naar het omliggend gebied te creëren. Ten behoeve van de waterkwaliteit zal de voorgestelde ontwikkeling bij de aanleg geen gebruik maken van uitloogbare materialen, waardoor de uitspoeling van vervuilende stoffen via de bodem naar het oppervlaktewater voorkomen wordt. De aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel zal gerealiseerd worden met een gescheiden rioleringsysteem voor hemel- en vuilwater, waarbij het vuilwatersysteem wordt aangesloten op de persleiding langs de Parallelweg. Het hemelwater, afkomstig van de daken en schoon terreinwater, kan (vertraagd) worden afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Croonen Adviseurs
24
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Geadviseerd wordt om ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten van de manege een mestkelder te realiseren. Hierin kan het afvalwater afkomstig van de mestopslag, waswater en trailers worden opgevangen, welke niet op het oppervlaktewater of riolering mag worden aangesloten. Verdere aanvullende voorzieningen hoeven niet getroffen te worden. Voorliggende waterparagraaf is reeds voorgelegd aan het Waterschap Rivierenland. In haar reactie heeft het waterschap een aantal aandachtspunten geformuleerd, op basis waarvan voorliggende paragraaf is aangepast. Ten behoeve van het voorliggend initiatief dient een watervergunning op grond van de keur aangevraagd te worden. In overleg met het Waterschap is overeengekomen dat gedurende dit traject nader wordt ingegaan op de daadwerkelijke situering en detaillering van de benodigde bergingsvoorziening. Vanuit het aspect water zijn derhalve geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling van het plangebied te verwachten.
4.7
Flora en fauna Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving. Dit wordt gedaan op basis van een quickscan. De quickscan is uitgevoerd door Landschapsbeheer ZuidHolland in juni 2011, en is als bijlage toegevoegd. Hierna is een samenvatting opgenomen.
4.7.1
Bureauonderzoek Om een goede indicatie te krijgen van mogelijk voorkomende diersoorten zijn verschillende verspreidingsatlassen geraadpleegd. Een overzicht hiervan is weergegeven in de literatuurlijst. De verspreidingsatlassen geven een globaal beeld per kilometerhok. Deze informatie is dus beeldvormend en geeft geen gedetailleerde gegevens over een specifieke locatie. De planlocatie is gelegen in het kilometerhok x:112/y:428 en ligt in de Polder Sliedrecht. Op de website van waarnemingen.nl is gezocht naar waarnemingen van plant- en diersoorten voorkomende in de polder Sliedrecht. Tussen 4 juni 2011 en 2 juli 2011 zijn in de polder 29 waarnemingen gedaan. Dit betreft voornamelijk vogels die ter plaatse zijn aangetroffen. Van slechts één vogelsoort (graspieper) is een territorium vastgesteld, maar deze lag ruim buiten de percelen van het plangebied. Naast vogels zijn er ook diverse sprinkhaansoorten waargenomen, ook deze waarnemingen liggen ruim buiten de percelen en hebben daarnaast een andere biotoopomschrijving bij de waarneming dan agrarisch grasland of oever/sloot. Uit bovenstaande literatuurstudie blijkt dat binnen het kilometerhok diverse beschermde flora en fauna verwacht kan worden.
Croonen Adviseurs
25
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Omdat het plangebied slechts een klein deel van het kilometerhok beslaat is het noodzakelijk om vast te stellen of bovengenoemde beschermde soorten ook daadwerkelijk binnen de grenzen van het plangebied voorkomen. 4.7.2
Veldinventarisatie Op 7 april 2011 heeft een veldbezoek plaatsgevonden. Tijdens dit terreinbezoek zijn aanwezige biotopen vastgesteld en is met een quickscan geïnventariseerd of beschermde soorten in het plangebied en directe omgeving voorkomen. In het plangebied zijn twee biotooptypen te onderscheiden, namelijk grasland en watergangen met oevers. Uit de veldinventarisatie blijkt dat in het plangebied enkele beschermde soorten voorkomen of zijn te verwachten. In onderstaande tabel zijn de aangetroffen soorten weergegeven. Soortgroep Amfibieën Vissen Vogels Zoogdieren
Aangetroffen soort Groene kikker Bittervoorn Geen vogels aangetroffen Geen zoogdieren aangetroffen
Tabel floraflora- en faunawet Tabel I Tabel III n.v.t. -
Tabel: aangetroffen soorten tijdens veldbezoek
4.7.3
Conclusies en aanbevelingen De heer Alblas is voornemens om een manege te bouwen op de aangegeven planlocatie. Een deel van het grasland zal dus verdwijnen, hiervoor in de plaats zullen gebouwen geplaatst worden. Het gebruik blijft ongewijzigd; graasbeheer door paarden (paardenwei). Om een efficiënte bedrijfsvoering mogelijk te maken worden twee sloten deels gedempt. Een dergelijke ontwikkeling wordt gezien als een ruimtelijke ontwikkeling. Bij ruimtelijke ontwikkelingen gelden de volgende specifieke acties om zorgvuldig met de aanwezige flora en fauna om te gaan: — Voor de groene kikker geldt een generieke vrijstelling, wel geldt de zorgplicht. Zorgvuldig handelen kan bewerkstelligd worden door te werken conform een goedgekeurde gedragscode. — Voor de bittervoorn dient tijdig een ontheffing te worden aangevraagd, waarbij een compensatie- en mitigatieplan noodzakelijk is. Hierin kunnen ook de overige maatregelen opgenomen worden (zorgplicht). Verder zijn er geen beschermde soorten aangetroffen die door de geplande aanleg van de manege wezenlijk worden beïnvloed. Voor nadelige effecten op algemeen voorkomende soorten (tabel 1) geldt, sinds de inwerkingtreding van het Vrijstellingsbesluit, een vrijstelling van de ontheffingsplicht. Wel kan de uitvoering van werkzaamheden leiden tot overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van algemeen voorkomende soorten (tabel 1). Door zorgvuldig werken (zorgplicht) en in de juiste periode kan schade aan deze soorten worden voorkomen. Ten behoeve van het voorliggend initiatief dient, na aanleiding van het voorgaande, een Ontheffing flora en fauna aangevraagd te worden. Deze wordt in het kader van de omgevingsvergunning aangevraagd.
Croonen Adviseurs
26
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
4.8
Gemeente Sliedrecht
Verkeer en parkeren Het Waterschap Rivierenland is in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden wegbeheerder van wegen buiten de bebouwde kom, niet zijnde rijks- en provinciale wegen. Ten behoeve van het voorliggend initiatief wordt een nieuwe ontsluiting op de Parallelweg gerealiseerd. Vanuit verkeersveiligheid levert dit geen nadelige gevolgen, aangezien aankomend verkeer vanwege het open karakter van het landschap duidelijk zichtbaar is vanaf de Parallelweg. Met behulp van het online rekeninstrument van het CROW is de verkeersgeneratie voor de manege in de toekomstige situatie bepaald. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd. — Er worden 64 paardenboxen gerealiseerd. — Het plangebied ligt in stedelijk gebied aangemerkt als ‘buitengebied. — Het autogebruik van klanten/bezoekers is 100%. — De autobezetting van klanten/bezoekers is 2 personen/auto. — Het autogebruik van werknemers is 50%. — De autobezetting van klanten/bezoekers is 1 persoon/auto. Op basis van deze uitgangspunten is het extra aantal motorvoertuigen per etmaal op een gemiddeld weekdag bepaald op 338. Het extra aantal motorvoertuigen per etmaal op een gemiddelde werkdag bedraagt 236. Hierbij is uitgegaan van een gemiddelde maand. De maximale toename van het verkeer, uitgaande van 100% autogebruik van klanten/bezoekers is voor het omliggende wegennet relatief gering. Vanwege het aspect verkeer zijn derhalve geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. Het is echter wel noodzakelijk om een watervergunning aan te vragen bij de realisatie van een inritconstructie. Deze zal in een later stadium, bij een daadwerkelijke situering en detaillering, aangevraagd worden bij het Waterschap Rivierland. Parkeren Voor de te realiseren manege worden de parkeernomen uit de Nota Parkeerbeleid Sliedrecht (2008) gehanteerd. Hierbij is uitgegaan van een maximale parkeernorm van 0,4 pp per paardenbox. Het voorliggend initiatief voorziet in de realisatie van 64 paardenboxen, welke een parkeerbehoefte van circa 26 parkeerplaatsen oplevert. De parkeerbehoefte, in combinatie met een parkeernorm van 2 pp per bedrijfswoning, komt neer op een totale parkeerbehoefte van circa 30 parkeerplaatsen. Het plan voorziet in de realisatie van 45 parkeerplaatsen op eigen terrein, waarmee ruimschoots wordt voldaan aan de parkeernorm. Hiermee wordt voldaan aan het uitgangspunt van het Waterschap Rivierenland om het parkeren op eigen terrein te realiseren.
Croonen Adviseurs
27
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
4.9
Gemeente Sliedrecht
Archeologie en cultuurhistorie Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg is de gemeente verplicht om bij het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen dan wel aanpassing(en) van oude plannen, rekening te houden met archeologie. Aan de hand van de Cultuurhistorische Atlas van Zuid-Holland is inzicht verkregen in de situatie ter plaatse van het plangebied.
4.9.1
Cultuurhistorische Atlas Zuid-Holland De Cultuurhistorische Atlas van Zuid-Holland geeft een overzicht van cultuurhistorische kenmerken en waarden in deze provincie. Het is een overzicht op hoofdlijnen, bijvoorbeeld waardevolle verkavelingpatronen, zones met een archeologische verwachting of monumentale boerderijlinten. Verder wordt inzicht gegeven in alle cultuurhistorische waarden die van ‘provinciaal belang’ belang zijn zoals vastgesteld in de Provinciale Structuurvisie. Hier behoren onder meer cultuurlandschappen, molens en landgoederen. De cultuurhistorische kaart, ook aangeduid als Cultuurhistorische Hoofdstructuur, kent drie verschillende thema's: archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap. Het voorliggend initiatief is gesitueerd in een gebied met een lage trefkans voor archeologische sporen in de bodem, maar met een redelijk hoge waarde als vlakelement.
4.9.2
Conclusies De waardering van het plangebied en het rondomliggend gebied dient ter bescherming van de kernkwaliteiten van Het Groene Hart met zijn unieke recreatieve, landschappelijke en natuurkwaliteiten. In hoofdstuk 2 zijn reeds de relevante beleidskaders geschetst waarbinnen het voorliggend initiatief realiseerbaar is. Derhalve is er voor het aspect archeologie en cultuurhistorie geen belemmering voor het voorliggend initiatief.
Croonen Adviseurs
28
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
5 Juridische planopzet 5.1
Plansystematiek Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het realiseren van een volwaardige manege met een bijbehorende pensionstalling in combinatie met twee bedrijfswoningen aan de Parallelweg (nog ongenummerd) te Sliedrecht. Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is hierbij naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels. Voor de opbouw van de regels is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008, die op 1 januari 2010 wettelijk verplicht zijn gesteld. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Hierdoor is het omgevingsrecht drastisch gewijzigd. Veel toestemmingen en vergunningen die voorheen apart geregeld waren, zijn nu opgenomen in de Wabo. Hierdoor is voor één project nog maar één omgevingsvergunning nodig, die toestemming geeft voor alle benodigde activiteiten. Een aantal vergunningen/toestemmingen die is opgegaan in de omgevingsvergunning, zijn de bouwvergunning, de binnenplanse ontheffing, de sloopvergunning en de aanlegvergunning. De inhoudelijke toetsingskaders voor deze vergunningen/toestemmingen zijn niet gewijzigd. De terminologie van de regels is aangepast aan de Wabo. De ontheffing heet nu ‘omgevingsvergunning voor het afwijken’. De bouwvergunning heet ‘omgevingsvergunning voor het bouwen’. De sloop- en aanlegvergunning zijn gewijzigd in ‘omgevingsvergunning voor het slopen’ respectievelijk ‘omgevingsvergunning voor het aanleggen’. Voor het plangebied is de planopzet gericht op in eerste instantie ontwikkeling en daarna op beheer en instandhouding van de nieuwe situatie. Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen het onderhavige bestemmingsplan.
5.2
Beschrijven Bestemmingen
5.2.1
Hoofdstuk 1: Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Voor de begrippen is daar waar mogelijk gebruik gemaakt van de standaardregels uit de SVBP2008. In dit artikel worden uitsluitend de begrippen gedefinieerd die van het ‘normale’ spraakgebruik afwijken of een specifieke juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel betreffende begrippen en de toegekende betekenis. De begrippen zijn alfabetisch geordend.
Croonen Adviseurs
29
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Artikel 2 Wijze van meten Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten, die bij het bouwwerk in acht moeten worden genomen, dienen te worden gemeten. Bij de inhoud van de bouwwerken is toegevoegd dat ondergrondse bouwwerken bij het berekenen van de inhoud worden meegerekend. 5.2.2
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels Artikel 3 Sport - Manege De tot ‘Sport - Manege’ bestemde gronden zijn primair bedoeld voor bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de manege en pensionstalling alsmede 2 bedrijfswoningen, waarvan de inpandige bedrijfswoning tijdelijk van aard is totdat de eerste bewoners daar niet meer woonachtig zijn. Daarnaast is ondergeschikte horeca toegestaan, ten behoeve van een kantine. Ten behoeve van de ontsluiting en de landschappelijke inpassing zijn de aanduidingen ‘ontsluiting’ en groen’ opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’ is uitsluitend een ontsluitingsweg toegestaan en ter plaatse van de aanduiding ‘groen’ uitsluitend groen ten behoeve van landschappelijke inpassing, conform het beplantingsplan, welke als bijlage is toegevoegd. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de gelijknamige aanduiding is aangegeven. Binnen deze bestemming mogen onder andere ook ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water worden aangelegd. De bouwregels geven voor het overige aan welke regelingen op bedrijfsgebouwen en overkappingen, bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van toepassing zijn. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden de tijdelijke bedrijfswoning, aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 2' te laten vervallen. Artikel 4 Leiding – Gas Over een klein gedeelte van het plangebied is een ondergrondse gastransportleiding gelegen. Deze leiding met een belemmeringstrook van 4 meter aan beide zijden is voorzien van deze dubbelbestemming. In beginsel mag op deze gronden niet worden gebouwd, maar via omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan kan onder voorwaarden toch worden gebouwd ten behoeve van de manege. Ook is ter bescherming van de gasleiding een vergunningplicht opgenomen voor het uitvoeren bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
5.2.3
Hoofdstuk3: Algemene regels Artikel 5 Anti-dubbeltelregel Artikel 5 bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld in geval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaar wisselen.
Croonen Adviseurs
30
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Artikel 6 Algemene bouwregels In dit artikel is hoe omgegaan wordt met ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen erkers en balkons. Tevens is een regeling opgenomen dat bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan. Artikel 7 Overige regels In de overige regels is een regeling opgenomen voor de wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, geldend zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan. Voorts blijven een aantal met name genoemde onderdelen van de Bouwverordening, in overeenstemming met de Woningwet, buiten toepassing. Tevens is voor een aantal ondergeschikte afwijkingen van bouwen en/of gebruik ten opzichte van de planregels een algemene afwijkingsbevoegdheid opgenomen. 5.2.4
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels Artikel 8 Overgangsregels In lid 8.1 en 8.2 van dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. Lid 8.1 onder b geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om desondanks een omgevingsvergunning te verlenen voor het strijdig gebruik of bouwwerk, mits de afwijking niet meer dan 10% bedraagt. Artikel 9 Slotregel Dit bestemmingsplan wordt genoemd als in dit artikel aangehaald.
Croonen Adviseurs
31
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Croonen Adviseurs
32
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
6 Haalbaarheid In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
6.1
Financieel Om de gemeentelijke kosten die gemaakt worden bij uitvoering van voorgestane ontwikkeling te verhalen, dient een overeenkomst te worden gesloten met de initiatiefnemer. Indien deze overeenkomst niet privaatrechtelijk tot stand kan worden gebracht, is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen om haar kostenverhaal te verzekeren. In voorliggend geval wordt een anterieure overeenkomst opgesteld, waarmee is vastgelegd dat de realisatie van de ontwikkeling voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen oplevert.
6.2
Maatschappelijk
6.2.1
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro Het concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Manege Alblas is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg worden gezonden naar de betreffende personen en instanties. Twee vooroverleginstanties hebben gereageerd op het conceptontwerpbestemmingsplan. Hieronder zijn de reacties van de desbetreffende instanties weergeven. Provincie Zuid-Holland De provincie Zuid-Holland heeft geconcludeerd dat de realisatie van twee bedrijfswoningen in strijd is met het provinciaal beoordelingskader, zoals vastgelegd in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. Voor de realisatie van deze bedrijfswoningen is derhalve een ontheffing aangevraagd. Door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland is op 29 november 2011 een ontheffing verleend voor de realisatie van een bedrijfswoning en een tweede, tijdelijke (en persoonsgebonden) bedrijfswoning. De officiële reactie met ontheffing van Gedeputeerde Staten is als bijlage toegevoegd. Derhalve stemt de provincie Zuid-Holland op dit punt in met het voorliggend initiatief.
Croonen Adviseurs
33
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Waterschap Rivierenland Het waterschap heeft in het kader van de watertoetsprocedure een wateradvies gegeven met betrekking tot het voorliggend initiatief. Het Waterschap Rivierenland adviseert positief over het plan, mits de gestelde opmerkingen uit het wateradvies worden verwerkt. De desbetreffende inhoudelijke en tekstuele opmerkingen zijn, voor zover van toepassing, verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. 6.2.2
Terinzagelegging Het ontwerpbestemmingsplan ‘Manege Alblas’ heeft de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen. Het heeft daartoe vanaf vrijdag 14 oktober 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan. Hierbij zijn zes schriftelijke zienswijzen ingediend. De binnengekomen zienswijzen zijn inhoudelijk beoordeeld en verwerkt in het Zienswijzenverslag bestemmingsplan ‘Manege Alblas’. Dat verslag is als bijlage toegevoegd. Naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen, alsmede enkele ambtshalve aanpassingen, is het bestemmingsplan op een aantal punten gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.
Croonen Adviseurs
34
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
7 Bronnen 7.1
Boeken en rapporten — — — — — — —
7.2
Provincie Zuid-Holland, Provinciale Structuurvisie, juli 2010 Provincie Zuid-Holland, Verordening ruimte, juli 2010 Stuurgroep Transformatie Merwedezone, Transformatie Merwedezone, 2009 Drechtsteden, Realisatiestrategie ‘Ruimte geven’, 2008 Gemeente Sliedrecht, Structuurvisie De wèreld tusse Wengerde en 't waoter Gemeente Sliedrecht, Welstandsnota Sliedrecht 2011, 2011 Gemeente Sliedrecht, Nota Parkeerbeleid Sliedrecht, 2008
Websites — — — — — — —
Provincie Zuid Holland, Cultuurhistorische Waardenkaart, juni 2011 Google(2010). Google Maps, juli 2011 Microsoft(2011) Bing Maps, juli 2011 www.watwaswaar.nl, juli 2011 www.risicoatlas.nl, juli 2011 http://geodata.rivm.nl/netkaart.html www.crow.nl
Croonen Adviseurs
35
Bijlagen Bestemmingsplan Manege Alblas, Sliedrecht Gemeente Sliedrecht
Bijlagen Bestemmingsplan Manege Alblas Gemeente Sliedrecht
Bijlagen Datum: December 2011 Projectgegevens: BYL03-SLI00002-01a Identificatienummer: NL.IMRO.0610.bp23manegealblas-3001
Postbus 435 – 5240 AK Rosmalen T (073) 523 39 00 – F (073) 523 39 99 E [email protected] – I www.croonenadviseurs.nl
Ontwerpbestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Inhoud
Bijlage 1
Beplantingsplan, Landschapsbeheer ZuidHolland, juni 2011
Bijlage 2
Actualiserend bodemonderzoek, UDM midden B.V., 27 juli 2011
Bijlage 3
Akoestisch onderzoek, Croonen Adviseurs, 28 juni 2011 (RAO04-SLI00001-01a)
Bijlage 4
Voorstel watercompensatie manege Alblas, Manege Alblas, juli 2011
Bijlage 5
Quickscan flora en fauna, Landschapsbeheer Zuid-Holland, juli 2011
Bijlage 6
Ontheffing Verordening Ruimte, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, november 2011
Bijlage 7
Zienswijzenverslag, gemeente Sliedrecht, december 2011
Croonen Adviseurs
Bijlage 1 Beplantingsplan, Landschapsbeheer Zuid-Holland
Inhoud
Inhoud ..................................................................................................................................................... 1 1. Inleiding........................................................................................................................................... 2 2. Uitgangspunten, wensen en visie .................................................................................................. 2 3. Planlocatie ...................................................................................................................................... 2 3.1. Bodem ............................................................................................................................................. 3 3.2. Waterhuishouding........................................................................................................................... 3 3.3. De percelen, huidige situatie en gebruik ...................................................................................... 4 3.4. Landschappelijke en cultuurhistorische waarde .......................................................................... 4 3.5. Effecten op het landschap ............................................................................................................. 4 3.6. Ecologie, de huidige situatie .......................................................................................................... 4 3.7. Archeologische waarde .................................................................................................................. 5 3.8. Effecten op gebieden...................................................................................................................... 5 4. Uitwerking algemeen ...................................................................................................................... 5 5. Uitwerking van de groene elementen ........................................................................................... 7 5.1. Knotbomenrij .................................................................................................................................. 7 5.2. Hovelingen....................................................................................................................................... 8 5.3. Hoogstamvruchtbomen .................................................................................................................. 8 5.4. Groepjes bomen.............................................................................................................................. 9 5.5. Opgaande bomen ........................................................................................................................... 9 5.6. Houtsingel ....................................................................................................................................... 9 5.7. Kniphaag ....................................................................................................................................... 10 5.8. Natuurvriendelijke oevers ............................................................................................................ 10 5.9. Houtrillen ....................................................................................................................................... 11 6. Gebruikte informatiebronnen ...................................................................................................... 12 7. Bijlagen ......................................................................................................................................... 13 7.1. Bijlage I: Overzicht en kosten plantmateriaal ............................................................................. 13 7.2. Bijlage II: Mogelijkheden voor subsidie ....................................................................................... 14 7.3. Bijlage III: Varianten natuurvriendelijke oever ............................................................................ 15 7.4. Bijlage IV: Infoblad subsidieregeling waterbergingsoevers van Waterschap Rivierenland...... 16
1
Beplantingsplan nieuwe manege Stal Alblas te Sliedrecht 1. Inleiding Eind 2010 heeft de heer P. Alblas van Stal Alblas te Sliedrecht verzocht om een beplantingsplan te maken voor de nieuw te bouwen manege aan de Parallelweg te Sliedrecht. Dit in verband met de uitplaatsing van de bestaande manege. In eerste instantie is een schets gemaakt, die is besproken met de heer Alblas en met de gemeente Sliedrecht. In juni 2011 was er meer duidelijkheid over de realisatie van de plannen. Er is door Landschapsbeheer Zuid-Holland een Quick scan gemaakt van de planlocatie ten behoeve van de Flora- en faunawet. Daarnaast is afgesproken om het beplantingsplan uit te werken zodat het ingebracht kan worden in het overleg voor het nieuwe bestemmingsplan.
2. Uitgangspunten, wensen en visie De heer Alblas wil zijn nieuwe bedrijf aankleden en inpassen in het landschap van de Alblasserwaard. De parkeerplaats wordt daarbij zoveel mogelijk door beplanting aan het zicht onttrokken. Rond de paardenbakken is een haag gewenst en aan de westzijde dient een gesloten beplanting naast de stallen te worden aangebracht. De beplanting dient streekeigen en inheems te zijn. Bij het opstellen van het plan is rekening gehouden met de weidevogelpopulatie in de directe omgeving en met de nodige watercompensatie die door Waterschap Rivierenland wordt vereist. Een andere voorwaarde is dat de gekozen soorten niet giftig zijn voor mens en paard. De schets met de gekozen beplanting is besproken in de Commissie Natuur en Landschap van het Gebiedsplatform Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en akkoord bevonden.
3. Planlocatie
Figuur 1: Overzichtskaart plangebied (rood omlijnd) in Sliedrecht.
2
De planlocatie ligt ten noorden van de Betuwelijn tussen de Parallelweg en de Middelwetering, tussen Sliedrecht en Wijngaarden. Dit is de zuidrand van het Groene Hart, een uitgestrekt en open veenweidegebied, met een historische cope-verkaveling en een dicht slotenpatroon. De planlocatie zelf bestaat uit drie percelen grasland.
Figuur 2: Detailkaart plangebied (rood omlijnd) in Sliedrecht.
3.1. Bodem De bodem bestaat uit veen of klei op veen. De grond is rijk aan voedingsstoffen omdat het al jarenlang intensief als grasland in gebruik is.
3.2. Waterhuishouding De sloten zijn smal en ondiep met een flinke baggerlaag. De ecologische kwaliteit is (zeer) matig. De Middelwetering is breder en dieper en van betere ecologische kwaliteit. De ontwatering is circa 30-40 cm. Een deel van een sloot (zie pijl) zal worden gedempt. Voor de verplichte watercompensatie zal een nieuwe sloot gegraven en bestaande sloten worden verbreed, met op 2 plaatsen een extra verbreding. Langs verschillende sloten en langs de Middelwetering wordt en natuurvriendelijke oever aangebracht. De precieze berekening, locatie en maatvoering hiervan zal later in overleg met Waterschap Rivierenland worden vastgesteld. In bijlage II zijn enkele voorbeelden geschetst.
3
3.3. De percelen, huidige situatie en gebruik De percelen van het plangebied zijn jarenlang als weidegrond in gebruik voor beweiding door koeien of paarden. De smalle sloten worden jaarlijks geschoond. De percelen zijn vanaf de Parallelweg toegankelijk via een dam met toegangshek, zie figuren 2 en 3.
Figuur 3: Graslandvegetatie in het plangebied.
Figuur 4: Begrazing door paarden.
3.4. Landschappelijke en cultuurhistorische waarde De landschappelijke waarde van het plangebied bestaat uit de openheid van het gebied en het historische verkavelingspatroon. Volgens de cultuurhistorische kaart van de Provincie ZuidHolland is de historisch-landschappelijke waarde redelijk hoog.
3.5. Effecten op het landschap Door de aanleg van de manege wordt het zicht op de polder ter hoogte van de planlocatie deels ontnomen. De toekomstige manege is niet het enige bouwwerk aan de Parallelweg, enkele percelen verder zijn of worden ook bouwactiviteiten ontplooid. Diverse erven in de nabije omgeving hebben ook ditzelfde effect. De (beperkte) aantasting van de openheid van de Polder Sliedrecht, zal gecompenseerd worden door de aanleg van landschappelijk verantwoorde en streekeigen beplanting. 3.6. Ecologie, de huidige situatie Omdat de percelen begroeid zijn met hoog productief raaigras, soortenarm en met weinig structuur, is de ecologische waarde gering. De oevers van de sloten zijn begroeid met ruderale kruiden en in de sloten zijn slechts enkele algemeen voorkomende waterplanten aangetroffen. In de oevers zijn geen broedende vogels aangetroffen. Er broeden geen weidevogels op de percelen. Enkele algemeen voorkomende zoogdieren en amfibiesoorten zullen daar waarschijnlijk voorkomen. Bij de Quick scan is in een sloot de bittervoorn aangetroffen. Mogelijk komt ook de heikikker voor. De sloten en de Middelwetering met de oevers vormen de groenblauwe dooradering van het agrarisch landschap.
4
3.7. Archeologische waarde Volgens de Cultuurhistorische kaart van Zuid-Holland zijn er geen archeologische waarden te verwachten in het plangebied.
3.8. Effecten op gebieden De planlocatie ligt niet in de nabijheid van een Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er zijn daarom geen negatieve effecten te verwachten. Aan de west- en noordwestkant van de planlocatie ligt op enige afstand een aantal percelen waarop weidevogels voorkomen. Hierop zijn weidevogelpakketten van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) afgesloten. Met name hoge beplanting op het erf zal negatief effect op de weidevogels kunnen hebben door aanwezigheid van kraaien en roofvogels die er in nestelen of het als uitkijkpost gebruiken.
4. Uitwerking algemeen Door de aanleg van een nieuwe manege zal de situatie op de percelen veranderen: er komen stallen, een woning en paardenbakken, een toegangspad en beplanting. Daarbij zal ook een deel van een sloot gedempt worden en nieuwe sloten gegraven of bestaande sloten verbreed worden. De beplanting en gekozen groene elementen die nu wordt voorgesteld passen landschappelijk en functioneel bij het geheel van de manege en bij de omgeving. Aanplant van bomen en struiken kan het best gedaan worden in het najaar, van ½ november tot ½ december, zolang er geen vorst is. De kans dat de bomen en struiken aanslaan is dan het grootst. In het voorjaar kan er aangeplant worden tot eind maart, maar bij een droog voorjaar zal de aanplant regelmatig ruim begoten moeten worden. Na de aanplant dient het juiste onderhoud te worden uitgevoerd om het gewenste eindbeeld te krijgen. In de uitwerking wordt aan beide onderdelen aandacht besteed. De groene elementen zijn:
1 knotbomenrij
4 opgaande bomen
2 hovelingen
6 houtsingel
3
7 kniphaag
hoogstamvruchtbomen
3 groepje bomen
8 natuurvriendelijke oever 9 houtrillen
Op de volgende pagina staat in figuur 7: 3d-schets van de situatie met de nieuwe manege en de groene beplantingselementen. 5
6
5. Uitwerking van de groene elementen 5.1. Knotbomenrij Doelstelling: Een knotbomenrij aan één kant (oostkant) van de oprijlaan om die aan te kleden en te accentueren. Het worden geen hoge bomen zodat de openheid niet te veel wordt aangetast. Knotbomenrijen (knotwilg) langs verschillende sloten ter afgrenzing van het perceel en om de paardenbakken groen aan te kleden. Voor de aanplant worden rechte takken gebruikt van de wilg (Salix alba), vrij van watermerkziekte, met een dikte van 5-7 cm en een lengte van circa 4- 5 m. In de bodem wordt op 40 cm afstand van de slootrand of bovenkant van het sloottalud een gat geboord met de grondboor tot 1 m diep, waarin de stekken worden geplant. Aanplant oprijlaan: Langs de oprijlaan komt aan de slookant een rij knotbomen. De wilgen worden op ruim 2 m hoogte wordt geknot. Onderlinge plantafstand 3 m en met voldoende afstand tot het oprijpad, zodat ook grotere paardentrailers er langs kunnen zonder de bomen te beschadigen. Voor de aanplant wordt een knotstek genomen en per boom wordt één boompaal geplaatst om de boom de eerste jaren te ondersteunen en recht te laten groeien. De boom wordt met boomband ondersteund. Knotstekken van de wilg kunnen het beste in het Figuur 8: Knotbomenrij langs stallen voorjaar worden geplant Aanplant slootkant: Langs de slootkant wordt op 4 plaatsen een rij knostekken geplant. Plantafstand 3 m. Onderhoud: Na het aanplanten wordt na één of twee jaar de boom voor het eerst geknot op ruim 2 m hoogte. Jaarlijks worden de onderste uitlopers aan de stam, vanaf het maaiveld tot aan knothoogte, verwijderd. Dit doet men het beste in de periode voor de langste dag. De uitlopers kan men dan vrij gemakkelijk van de bast verwijderen. Daarna worden de bomen 1 x per 3-4 jaar geknot. Alle takken worden dan boven de knot verwijderd. Er kan een klein stompje (50% van de takdikte) op de oude knot blijven staan. Voorkom maaischade aan de bast als er gemaaid wordt langs de slootkant. Het snoeihout kan worden verwerkt in een takkenril Figuur 9: Knot van een knotwilg
7
5.2. Hovelingen Doelstelling: Hovelingen werden en worden aangeplant bij een brug of een dam om de plaats te markeren in het gebied van de Alblasserwaard. In de praktijk blijkt dat de boomwortels ook stevigheid bieden aan de oever bij de damopgang. Vooral de es is daar zeer geschikt voor. Eindbeeld: Vier beeldbepalende, opgaande essen die links en rechts bij de dam bij de ingang van het toegangspad staan. Aanplant: Vier essen worden aangeplant links en rechts van de dam (met duiker) bij de ingang van het toegangspad. Hiervoor worden grotere bomen gebruikt (maat: laanboom), per boom 2 boompalen om de eerste jaren te verzekeren dat de boom goed rechtop groeit. Ze worden op voldoende afstand van de weg en van de ingang geplant om ruimte te geven aan het verkeer en de (vracht-)wagens die de manege bezoeken. Plantafstand minimaal 8 m. Onderhoud: Jaarlijks wordt gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. Na circa 6 jaar kunnen boompalen en boomband worden verwijderd. De onderste takken kunnen na 3 tot 6 jaar worden opgekroond (afgezaagd bij de stam) en een eventuele dubbele harttak wordt verwijderd. Hierdoor kan de boom zich met een goede kruin ontwikkelen. Figuur 10: Hovelingen bij een brug
5.3. Hoogstamvruchtbomen Doelstelling: Een groep hoogstamvruchtbomen bij de paddock en stapmolen, voor een afwisselende en open beplanting die voldoende hoog is. Eindbeeld: Een groep hoogstamvruchtbomen, waaronder goed gelopen kan worden en de gesteltakken schaduw geven op de paddock en stapmolen. Aanplant: Bestel hoogstamvruchtbomen op een sterk groeiende onderstam, met een hoge inplant (>2 m) van de eerste gesteltakken. Per boom 2 boompalen gebruiken. Plantafstand 8-10 m. Indien nodig worden de bomen extra beschermd tegen vraat of beschadiging door trailers. Onderhoud: Na de aanplant wordt na 1 jaar de vormingssnoei uitgevoerd, waarbij de richting van de gesteltakken met zorg wordt gekozen om in de toekomst het gewenste eindbeeld te krijgen. Dat betekent dat de takken schuin omhoog moeten staan en op voldoende afstand, zodat de paarden niet bij de takken kunnen komen, ook niet in de toekomst als de (gestel-)takken meer gaan hangen door de vruchtdracht. Deze vormingssnoei wordt jaarlijks uitgevoerd.
8
5.4. Groepjes bomen Doelstelling: Op de weiden waar de paarden grazen is beschaduwing gewenst, vooral op het heetst van de dag. Door groepjes opgaande bomen op geschikte plaatsen te planten wordt aan die wens voldaan. Eindbeeld: Per weiland een groepje opgaande bomen, met een stevig raster om veevraat door paarden te voorkomen. Doordat ze dicht bij elkaar worden aangeplant en gezamenlijk opgroeien vormen ze uiteindelijk één kroon. Aanplant: Per weiland een groepje van 3 essen (laanboom), met twee boompalen per boom en een voldoende stevig raster er omheen om de paarden op afstand van de stam en de takken te houden. Onderlinge plantafstand: 1,5 m Onderhoud: Jaarlijks wordt gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. Na circa 6 jaar kunnen boompalen en boomband worden verwijderd. De onderste takken worden opgekroond na 2-6 jaar (afgezaagd bij de stam) en een eventuele dubbele harttak wordt verwijderd. Hierdoor kan de boom zich met een goede kruin ontwikkelen.
5.5. Opgaande bomen Doelstelling: Op enkele plaatsen worden voor de aankleding, beschaduwing en indeling opgaande bomen aangeplant. Eindbeeld: De bomen staan solitair en kunnen een goede kroon ontwikkelen als volwassen boom. Aanplant: Op de gewenste plaatsen wordt een es (laanboom) geplant, met twee boompalen per boom. Eventueel is extra bescherming van de bomen nodig. Onderhoud: Jaarlijks wordt gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. De onderste takken worden opgekroond na 2-6 jaar (afgezaagd bij de stam) en een eventuele dubbele harttak wordt verwijderd. Hierdoor kan de boom zich met een goede kruin ontwikkelen. Eventueel dient er boombescherming te worden geplaatst om beschadiging door vraat van paarden, schade aan de bast door voertuigen of door maaien te voorkomen.
5.6. Houtsingel Doelstelling: Een dichte houtsingel aan de westzijde van de stallen om de stallen groen aan te kleden en de wind te breken. De essen (overstaanders) ertussen steken als volwassen boom boven de dakrand van de stallen uit, maar voorkomen moet worden dat het een uitvalsbasis wordt voor kraaien en roofvogels. Deze laatsten vormen een bedreiging voor de weidevogels die wat westelijker op de percelen broeden en foerageren. Eindbeeld: 9
Een dichte houtsingel met niet te hoge overstaanders. Aanplant: Om de 10 m wordt en es als overstaander geplant, per boom 1 boompaal met boomband. De struiken worden in groepen van 2 of 3 per soort bij elkaar aangeplant. Plantafstand 1,5 m Onderhoud: Na de aanplant worden de struiken in het eerste voorjaar in maart tot 2/3 van de hoogte teruggesnoeid. Na 9 jaar worden de struiken verjongd door ze terug te snoeien, waarbij in de lengterichting de helft van de houtsingel wordt afgezet (= afgezaagd) op circa 20 cm hoogte. Na 14 jaar wordt de ander helft afgezet, waarna een frequentie van 10 jaar wordt aangehouden om de houtsingel gefaseerd te verjongen. Op deze wijze blijft de houtsingel zijn afschermende functie houden. Jaarlijks worden de essen gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. De onderste takken worden opgekroond na 2-6 jaar (afgezaagd bij de stam). Takken die tegen de stal of dakrand aankomen worden ingekort. Als na 10-15 jaar blijkt dat de top boven de 7 m uitkomt, wordt de top weggezaagd.
5.7. Kniphaag Doelstelling: Landschappelijke (knip-)haag als afscheiding tussen de paardenbakken en de parkeerplaats. Eindbeeld: Een dichte haag van de juiste hoogte. Aanplant: Het aanplanten van een kniphaag met veldesdoorn. De aanplant vindt plaats met drie stuks per strekkende meter. Als plantmateriaal wordt bosplantsoen gebruikt (goed doorwortelde 2-3 jarige struikjes). De afstand tot de paardenbakken moet zodanig zijn, dat de paarden de struiken niet kunnen bereiken en afvreten. Onderhoud: Na het aanplanten worden de struikjes tot circa 2/3 teruggesnoeid om de vertakking te bevorderen. Daarna wordt de haag jaarlijks één tot twee keer per jaar terug geknipt op de gewenst hoogte. Het snoeien vindt plaats na de langste dag. Aandachtspunt hierbij is dat de haag aan de onderzijde iets breder is dan aan de bovenzijde voor voldoende belichting van de onderste takken. Figuur 11: Kniphaag
5.8. Natuurvriendelijke oevers Doelstelling van 2 typen: A. Een natuurvriendelijke oever met een stevige rietkraag als oeverbescherming tegen het afkalven langs de Middelwetering. B. Een natuurvriendelijke oever langs de slootkant, met een kruidenrijke vegetatie die een fraaie bloeiende slootkant oplevert. Beide oevertypen bieden extra waterberging en natte biotopen voor flora en fauna. Belangrijk daarbij is om het juiste beheer toe te passen om het gewenste resultaat te krijgen en te houden. 10
In verband met het slootschonen is het nodig om goede afspraken met Waterschap Rivierenland te maken. Bij de aanleg dient zorgvuldig gewerkt te worden volgens de richtlijnen van de Flora en faunawet, omdat hier naast algemeen voorkomende soorten, waarvoor de algemene zorgplicht geldt, ook de beschermde bittervoorn in de sloten voorkomt. Verder moet worden voldaan aan de precieze voorwaarden en specificaties van de Regeling Waterbergingsoevers van Waterschap Rivierenland. In bijlage III worden de verschillende mogelijkheden geschetst zonder maatvoering. Detailtekeningen met specificaties dienen in overleg met waterschap Rivierenland te worden opgesteld. Inrichting type A: Een flauw of een geknikt talud van 3-5 m breed, met een rietkraag, gemengd met lisdodde langs de oeverlijn (ca 3 m breed) om de oever tegen afkalven te beschermen. Een rietkraag vormt een duidelijke afscheiding van het erf. Riet- en lisdoddeplanten worden in het voorjaar ingeplant. Voor een snel en goed resultaat kan het beste riet in een pot gekweekt worden aangeplant, circa 8/m². Een overgangszone van 1-2 m breed naar de rietkraag toe kan ingezaaid worden met een geschikt moerasmengsel (van Biodivers). Zie schets bijlage 3A. Figuur 12: Voorbeeld van een smalle rietkraag
Inrichting type B: Na het verbreden van de sloten wordt aan één kant een natuurvriendelijke oever aangelegd. Er zijn 2 varianten mogelijk: met een geknikt talud of met een schuin talud, zie bijlage 3 B en C. In beide gevallen is afrastering noodzakelijk
om het vertrappen van de oever door de paarden te voorkomen. Na aanleg wordt de oeverrand ingezaaid met een dotterbloemmengsel (Biodivers) en bij een geknikt talud kunnen water- en overplanten worden aangeplant. Onderhoud: Eens per jaar worden de taluds gemaaid, waarbij 10% blijft staan voor overwinterende insecten en larven; het maaisel wordt afgevoerd. Het maaien vindt plaats in de periode oktober – februari. Figuur 13: Gele lis
5.9. Houtrillen Doelstelling: Een houtril is een goede schuilplek voor allerlei dieren, zoals egels en kleine vogels en tegelijk een goede mogelijkheid om het snoeihout te verwerken binnen het bedrijf. De houtril kan daarbij ook dienen als een natuurlijke afscheiding of indeling op het erf.
11
Eindbeeld: Aanleg: Een dubbele palenrij van onbehandeld hout, breedte tussen de rijen circa 1 m; de lengte van de houtril is variabel (circa 5 m). De palen staan op 1 m afstand van elkaar. Hoogte van de houtril is circa 1 m. Op drie verschillende geschikte locaties op het terrein kunnen houtrillen worden aangelegd, zodat het snoeihout ter plaatse verwerkt kan worden. Onderhoud: Jaarlijks kan de houtril aangevuld worden met snoeihout van de bomen en struiken in de directe omgeving. Het snoeihout wordt in de lengterichting op elkaar gelegd, tussen de dubbele palenrij in. De palenrij zorgt ervoor dat het een strakke en enigszins opgeruimde stapel takken blijft.
6. Gebruikte informatiebronnen Collectief Weidevogelbeheerplan Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. Beheerjaar 2011. Uitgave: Stichting Subsidiestelsel Natuur en Landschap inde Alblasserwaard en Vijfheerenlanden Cultuurhistorische hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, 2004. Provincie Zuid-Holland
Quickscan Manege Alblas, Parallelweg in Sliedrecht. N. Kroese,2011. Landschapsbeheer Zuid-Holland Kies voor Zuid-Hollands groen, 2010. Uitgave van Landschapsbeheer Zuid-Holland Kruipers inde polder. R. van Eekelen, D.M. Soes, G.C. Pellikaan, L.S.A. Anema, 2006. Bureau Waardenburg www.biodivers.nl, inheemse bloemzaadmengsels
www.watwaswaar.nl, oude topografische kaarten www.wsrl.nl, Waterschap Rivierenland, regeling waterbergingsoevers www.waterplantenspecialist.nl , aanschaf waterplanten
12
7. Bijlagen 7.1. Bijlage I: Overzicht en kosten plantmateriaal Voor de aanleg en aanplant is het volgende materiaal nodig: Element 1. Knotbomenrij oprijlaan* 1. Knotbomenrij slootkant*
afmetingen
Soort
Maat
Aantal
prijs
180 m
schietwilg
knotstek
60
€
5,75
€
345,00
boompalen
250/8
60
€
7,35
€
441,00
schietwilg
knotstek
74
€
5,75
€
425,50
es
laanboom
4
€ 19,50
€
78,00
boompalen
250/8
8
€
7,35
€
58,80
keus uit lijst
hoogstam
8
€ 20,50
€
164,00
boompalen
250/8
16
€
7,35
€
117,60
es
laanboom
9
€ 19,50
€
175,50
boompalen
250/8
18
€
7,35
€
132,30
extra palen?
250/8
€
7,35
es
laanboom
4
€ 19,50
€
78,00
boompalen
250/8
8
€
7,35
€
58,80
veldesdoorn
bosplantsoen
20
€
1,00
€
20,00
hazelaar
bosplantsoen
30
€
1,15
€
34,50
rode kornoelje
bosplantsoen
20
€
1,15
€
23,00
geoorde wilg
bosplantsoen
30
€
1,00
€
30,00
meidoorn
bosplantsoen
30
€
1,15
€
34,50
es
laanboom
12
€ 19,50
€
234,00
boompalen
250/8
12
€
7,35
€
88,20
veldesdoorn
bosplantsoen
1260
€
1,00
€
1.260,00
220 m
2. Hovelingen*
3. Hoogstamvruchtbomen* 4. Groepjes bomen*
3 groepjes
5. Opgaande bomen*
6. Houtsingel*
7. Kniphaag*
120 x 2,5 m²
420 m
Totaal prijs
8. Natuurvriendelijke oevers rietoever langs slootkanten
9. Houtrillen
€ 80 x 2 m² riet nog nader te dotterbloemmengsel bepalen
3 stuks, 5 x 1m
rietstek in pot
€
0,75
??
rasterpalen
250/8
afrastering
??
rasterpalen
180/8
boomband
1280
0
€
7,35
960,00
€
-
€
-
€
-
36
€
5,80
€
208,80
86
€
1,25
€
107,50
boom- en rasterpalen van tamme kastanjehout
*Prijzen zijn indicatief en zijn gebaseerd op de prijslijst Kies voor Zuid Hollands Groen 2011/2012 .
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------Bestelling van plantmateriaal is mogelijk via Landschapsbeheer Zuid-Holland met de actie Kies voor Zuid Hollands groen. Bestellijst via de administratie (0182-683666)
13
€
-
7.2. Bijlage II: Mogelijkheden voor subsidie Er zijn enkele subsidiemogelijkheden voor de realisatie van het voorgestelde inrichtings- en beplantingsplan. Project Paard en Landschap van Landschapsbeheer Zuid-Holland. Maximaal € 1250,- voor werkzaamheden en beplanting. Uitvoering dient gerealiseerd te zijn voor 1 april 2012. Regeling aanleg kleine landschapselementen (KLE) van Landschapsbeheer Zuid-Holland. Volgens de richtlijnen van 2011 kunnen bepaalde elementen in aanmerking komen voor subsidie, waarbij 50% van de aanschafkosten van plantmateriaal, inclusief beschermingsmateriaal wordt gesubsidieerd, tot een maximum van € 750,-. Als het beplantingsplan voor 31 maart wordt gerealiseerd, kan voor het jaar 2011 nog een aanvraag worden gedaan. Wordt het later gerealiseerd, dan kan mogelijk voor het jaar 2012 een subsidie worden aangevraagd; zekerheid hierover kan op dit moment niet worden gegeven. Regeling waterbergingsoevers Waterschap Rivierenland. Extra, naast de verplichte watercompensatie kan een natuurvriendelijke oever worden aangelegd met subsidie. De voornaamste voorwaarden zijn: Minimaal 100 m lengte Schuin of geknikt talud (1:5, minimaal 2 m breed) Subsidie ca € 4,-/m² Zie voor de voorwaarden bijlage IV
14
7.3. Bijlage III: Varianten natuurvriendelijke oever
2m
3m
Schets A: Flauw talud (1:5), langs De Middelwetering. Begroeiing met riet en lisdodde en een overgangsrand met bloeiende oeverplanten.
2m
3m
Schets B: Flauw talud (1:5), langs de sloot. De begroeiing is een ingezaaid mengsel (dotterbloemmengsel van Biodivers) voor bloeiende oeverplanten.
4m
Schets C: Geknikt talud met onderwaterbanket, langs de sloot. De begroeiing is een ingezaaid mengsel (dotterbloemmengsel van Biodivers) voor bloeiende oeverplanten.
15
7.4. Bijlage IV: Infoblad subsidieregeling waterbergingsoevers van Waterschap Rivierenland
16
Bijlage 2 Actualiserend bodemonderzoek, UDM midden B.V
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek, Croonen Adviseurs
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht Gemeente Sliedrecht
Rapport akoestisch onderzoek behorende bij het bestemmingsplan
Manege Alblas te Sliedrecht Gemeente Sliedrecht
Bijlage Computeroutput SRM II railverkeer Datum 28 juli 2011 Projectgegevens RAO04-SLI00001-01A
Postbus 435 – 5240 AK Rosmalen T (073) 523 39 00 – F (073) 523 39 99 E [email protected] – I www.croonenadviseurs.nl
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
Inhoud 1
Organisatorische en algemene gegevens
1
2
Algemeen 2.1 De Wet geluidhinder 2.2 Algemene normen
3 3 3
3
Reken- en meetvoorschriften 3.1 Correctie volgens artikel 110g Wet geluidhinder 3.2 Buitenstedelijk en stedelijk gebied 3.3 Zones langs wegen 3.4 Zones langs spoorwegen
5 5 5 6 6
4
Uitgangspunten voor het akoestisch onderzoek 4.1 Onderzoeksgebied 4.2 Verkeersgegevens 4.3 Overige gegevens
7 7 8 8
5
Resultaten van de berekeningen 11 5.1 Onderzoek en afweging van mogelijke geluidbeperkende maatregelen 11 5.2 Criteria voor het verlenen van een hogere waarde 12
6
Conclusie
15
Croonen Adviseurs
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
1 Organisatorische en algemene gegevens In opdracht van de gemeente Sliedrecht is door Croonen Adviseurs te Rosmalen het akoestisch onderzoek railverkeer verricht behorende bij de het bestemmingsplan ‘Manege Alblas te Sliedrecht’, gemeente Sliedrecht. Aanleiding voor het akoestisch onderzoek is realisatie van twee woningen op een perceel gelegen aan de Parallelweg te Sliedrecht. De te projecteren geluidgevoelige bebouwing is gelegen in de onderzoekszone van de Betuwelijn (zone 1.000 meter) waardoor een conform de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder een akoestisch onderzoek dient te worden verricht. Het akoestisch onderzoek heeft tot doel de geluidbelasting op de, in de zone van de genoemde Betuwelijn te realiseren woningen te bepalen en te toetsen aan de grenswaarden die in de Wet geluidhinder (artikel 76 en 77 Wgh) zijn gesteld. De onderzoekszone van de spoorlijn Dordrecht - Gorinchem (traject 680) heeft een zone van 100 meter aan weerszijden van de spoorweg en is voor dit onderzoek niet relevant omdat de woningen op een grotere afstand geprojecteerd worden. De in de nabijheid van het plangebied gelegen wegen (Parallelweg en de Tolsteeg) hebben een onderzoekszone van 250 meter aan weerszijden van de weg. De geluidgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd op een grotere afstand vanuit de as van de weg, waardoor deze wegen ook niet relevant zijn voor dit onderzoek.
Croonen Adviseurs
1
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
Croonen Adviseurs
2
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
2 Algemeen 2.1
De Wet geluidhinder De Wet geluidhinder heeft tot doel om door het stellen van regels en voorschriften de geluidhinder te beperken door: — het voorkomen dat de geluidhinder ontstaat (hoofdstuk VI afdeling 2 van de Wgh, betreffende nieuwe situaties); — het bestrijden van de reeds bestaande geluidoverlast (hoofdstuk VI afdeling 3, betreffende maatregelen in bestaande situaties). Bij bestaande woningen of reeds in vastgestelde bestemmingsplannen geprojecteerde woningen spreekt men van een bestaande situatie. Daarnaast kan er sprake zijn van een reconstructie van een bestaande weg/spoorlijn. Van een nieuwe situatie wordt gesproken als het gaat om nieuw te projecteren wegen/spoorlijnen of woningen of andere geluidgevoelige objecten in een nieuw bestemmingsplan of de aanleg van een weg buiten toepassing van een bestemmingsplanprocedure. Volgens artikel 77 zijn burgemeester en wethouders verplicht bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek in te stellen naar: — de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige objecten (binnen de geluidzone van een weg of spoorlijn); — de doeltreffendheid van maatregelen ter beperking van de geluidbelasting. Bij het bestrijden van de geluidhinder kunnen drie categorieën van geluidbeperkende maatregelen worden onderscheiden. — Bronbestrijding (stillere motorvoertuigen, lagere snelheden, toepassing van geluidarme wegdekken, optimalisatie van de verkeersstructuur, beperking vrachtverkeer, raildempers, stillere treinstellen etc.). — Beperking van de geluidoverdracht (geluidwallen en schermen, afstand houden tot de weg/spoorlijn). — Beschermen van de ontvanger (bijvoorbeeld goede akoestische indeling van een woning of andere geluidgevoelige objecten, gevelisolatie).
2.2
Algemene normen De normen, welke dienen te worden gehanteerd, zijn afhankelijk van de situatie. In de Wet geluidhinder worden, zoals eerder genoemd, nieuwe en bestaande situaties onderscheiden. Bestaande situaties Van bestaande situaties (zoals reconstructie van wegen/spoorlijnen) is in dit plan geen sprake.
Croonen Adviseurs
3
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
Nieuwe situaties Onder nieuwe situaties vallen: a nieuw te projecteren woningen (en andere geluidgevoelige bebouwing); b nieuwe (spoor)wegaanleg. In voorliggend onderzoek is sprake van nieuw te projecteren geluidgevoelige bebouwing. Volgens de Wet geluidhinder geldt voor alle nieuw te bouwen geluidgevoelige bestemmingen een voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege wegverkeer en 55 dB vanwege railverkeer. Wanneer deze waarde wordt overschreden en geluidbeperkende maatregelen niet mogelijk en/of doelmatig zijn, kan het college van burgemeester en wethouders, onder voorwaarden, een hogere maximaal toelaatbare geluidbelasting vaststellen. De waarden zijn aan in de Wet geluidhinder opgenomen maxima gebonden. Belangrijke eisen/inspanningsverplichtingen bij de afweging zijn: — het situeren van de geluidgevoelige ruimten voor zover als mogelijk aan de geluidluwe buitengevel; — het situeren van een geluidgevoelige gevel c.q. buitenruimte. Bovendien moet, middels de toelichting bij het bestemmingsplan, worden aangetoond dat er sprake is van de wenselijkheid tot het bouwen van woningen en andere geluidgevoelige objecten op genoemde locatie.
Croonen Adviseurs
4
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
3 Reken- en meetvoorschriften Voor het bepalen van de geluidbelasting is het Reken- en meetvoorschrift verkeerslawaai 2006 gehanteerd. De Standaard Rekenmethode I (SRM I) is bedoeld voor de meer eenvoudige berekeningen zoals voor woningen langs een (bijna) rechte (spoor)weg. De berekeningsposities (waarneempunten) hebben rechtstreeks zicht op de as van de (spoor)weg respectievelijk op de rijstroken. Deze rekenmethode kan ook worden gehanteerd indien de toekomstige geluidgevoelige bebouwing op zeer grote afstand van de (spoor)weg gelegen is of wanneer de intensiteiten op de (spoor)weg zeer laag zijn in verhouding tot de afstand. De Standaard Rekenmethode II (SRM II) wordt toegepast voor situaties waarbij reflecties, afschermingen van verschillende hoogtes, hellingen, bochten, verschillen in wegdek en verkeersintensiteiten, overschrijding van het aandachtsgebied, etc. een belangrijke invloed hebben op de geluidbelasting. In voorliggend onderzoek is, in verband met afschermende en reflecterende bebouwing alsmede hoogteverschillen in maaiveld gebruik gemaakt van standaardrekenmethode II. De berekeningen zijn uitgevoerd met het programma ‘GEONOISE’, versie 5.43.
3.1
Correctie volgens artikel 110g Wet geluidhinder Onze Minister stelt regels op grond waarvan telkens voor een bepaalde periode, al naar gelang de geluidproductie van motorvoertuigen in de betrokken periode hoger ligt dan voor de toekomst redelijkerwijs is te verwachten, bij de berekening en meting van de geluidbelasting van de gevel van woningen of van andere geluidgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidgevoelige terreinen op het resultaat een door hem bepaalde aftrek’. Deze aftrek is 5 dB voor wegen waarop met een snelheid van minder dan 70 km/uur wordt gereden (binnenstedelijk gebied). Voor wegen waarop 70 km/uur of meer wordt gereden (buitenstedelijk gebied) is deze aftrek 2 dB.
3.2
Buitenstedelijk en stedelijk gebied Als buitenstedelijk gebied wordt beschouwd het gebied buiten de bebouwde kom, alsmede het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend binnen de zone langs een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (voor het begrip zone zie hierna). Als stedelijk gebied wordt beschouwd het gebied binnen de bebouwde kom, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend binnen de zone langs een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens.
Croonen Adviseurs
5
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
3.3
Gemeente Sliedrecht
Zones langs wegen In de Wet geluidhinder is bepaald dat elke weg een zone heeft. Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat gelegen is binnen deze zone is een akoestisch onderzoek vereist. Uitzonderingen daarop zijn: — wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied; — wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De zone is aan weerszijde van de weg gelegen en heeft, afhankelijk van het aantal rijbanen, een vastgestelde breedte vanuit de kantstreep van de weg. De lengte van de onderzoekszone, bijvoorbeeld bij de overgang van buitenstedelijk naar stedelijk, wordt verlengd met 1/3 deel van de breedte van de zone. Breedte van de geluidzones:
Aantal rijstroken
3.4
Stedelijk gebied
Buitenstedelijk gebied
Maximaal 2
200 meter
250 meter
3 of 4
350 meter
400 meter
Meer dan 4
350 meter
600 meter
Zones langs spoorwegen Bij de realisatie van geluidgevoelige bebouwing binnen de onderzoekszone van een spoorlijn is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. De onderzoekszone voor van de Betuwelijn bedraagt conform de spoorkaart 1.000 meter aan weerszijden van de spoorweg.
Croonen Adviseurs
6
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
4 Uitgangspunten voor het akoestisch onderzoek In dit hoofdstuk zijn de uitgangspunten opgenomen welke ten grondslag liggen aan het akoestisch onderzoek. In de Wet geluidhinder is bepaald dat voor woningen binnen een zone van een spoorlijn de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de gevel, vanwege de spoorlijn, 55 dB is. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen waarden worden vastgesteld van ten hoogste 68 dB. De vaststelling vindt slechts plaats indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege de spoorweg, van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidgevoelige gebouwen onderscheidenlijk aan de grens van de betrokken geluidgevoelige terreinen tot de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bedoelde bevoegdheid enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast. Voorts is het Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder gemeente Sliedrecht, d.d. 12 februari 2010 van toepassing.
4.1
Onderzoeksgebied Railverkeer Het akoestisch onderzoek vindt plaats vanwege de realisatie van twee woningen (één vrijstaande en één boven de kantine) op een perceel gelegen aan de Parallelweg te Sliedrecht. De te projecteren geluidgevoelige bebouwing is gelegen in de onderzoekszone van de Betuwelijn (traject 671). De onderzoekszone van dit spoortraject bedraagt 1.000 meter aan weerszijden van de spoorlijn. De onderzoekszone van de spoorlijn Dordrecht - Gorinchem (traject 680) heeft een zone van 100 meter aan weerszijden van de spoorweg en is voor dit onderzoek niet relevant omdat de woningen op een grotere afstand geprojecteerd worden. Wegverkeer De in de nabijheid van het plangebied gelegen wegen (Parallelweg en de Tolsteeg) hebben een onderzoekszone van 250 meter aan weerszijden van de weg. De geluidgevoelige bebouwing wordt vanwege beide wegen geprojecteerd op een afstand groter dan 250 meter uit de as van de weg, waardoor deze wegen niet relevant zijn voor dit onderzoek.
Croonen Adviseurs
7
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
4.2
Gemeente Sliedrecht
Verkeersgegevens Railverkeer De onderzoekszone van de Betuwelijn bedraagt 1.000 meter, conform de kaart behorende bij artikel 3 Besluit geluidhinder spoorwegen, door de Minister vastgesteld en in het akoestisch spoorboekje middels het programma Aswin opgenomen. Bovengenoemde regeling is in het Besluit geluidhinder komen te vervallen. Derhalve dienen voor ieder akoestisch onderzoek de meest recente gegevens bij Prorail te worden opgevraagd. Deze instantie heeft echter besloten, in verband met een andere toekomstige aanpak (emissieplafonds), het leveren van de gegevens te stoppen. Het advies van Prorail is momenteel om de gegevens (intensiteiten) van 2005 t/m 2007 te middelen en op te hogen met 1,5 dB. Omdat voor de Betuwelijn nog geen representatieve gegevens beschikbaar zijn, is door Prorail aangegeven dat de intensiteiten uit het Tracébesluit gehanteerd kunnen worden. De prognose-intensiteiten voor 2010-2015 uit Aswin, versie 2007 komen hiermee overeen.
4.3
Overige gegevens Lden Voor de bepaling van de waarden, genoemd in de Wet geluidhinder, wordt uitgegaan van de gemiddelde geluidbelasting over drie periodes van een etmaal, te weten: dagperiode: (07.00-19.00 uur); avondperiode: (19.00-23.00 uur); nachtperiode: (23.00-07.00 uur). Waarneemhoogte De waarneemhoogten zijn conform aan het aantal bouwlagen zoals deze in het te projecteren plan worden opgenomen, te weten: aantal bouwlagen (vrijstaande woning) 1e 2e 3e aantal bouwlagen (woning boven kantine) 2e 3e
waarneemhoogte in meters 1,5 4,5 7,5 waarneemhoogte in meters 6,05 9,05
Geometrie der wegen De ligging van de (spoor)wegen en de overige geografische gegevens zijn ontleend aan het kaartmateriaal dat door de gemeente Sliedrecht ter beschikking is gesteld. Bodemfactor Voor de berekening van de bodemfactor is uitgegaan van het verhardingsaandeel binnen het profiel. De verharde gedeelten zijn als akoestisch hard ingevoerd.
Croonen Adviseurs
8
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
Voor het gebied naast de weg is een bodemfactor aangehouden welke overeen komt met de aard van het aangrenzende gebied. Reflecties De bijdrage van reflecties via huidige en toekomstige bebouwing is in de berekening opgenomen. Afschermingen De bijdrage van afschermingen via huidige en toekomstige bebouwing en overige akoestische relevante objecten is in de berekening opgenomen. Maaiveldhoogte De maaiveldhoogten van de te projecteren geluidgevoelige bebouwing is voor de berekening op 0 gesteld. De hoogte van (spoor)wegen en andere akoestisch relevante objecten zijn daaraan gerelateerd.
Croonen Adviseurs
9
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
Croonen Adviseurs
10
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
5 Resultaten van de berekeningen In het akoestisch onderzoek is sprake van geluidgevoelige bebouwing in de zone van de Betuwelijn. Vanwege de Betuwelijn is met SRM II de geluidbelasting op de gevels van de te projecteren geluidgevoelige bebouwing bepaald. De akoestisch relevante gegevens zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde computeroutput. De resultaten van de berekeningen conform de Wet geluidhinder zijn in onderstaande tabel 3 weergegeven. Tabel 3: Vanwege de Betuwelijn. Hoogte 1,5 meter 2
Hoogte 4,5 meter
1
01
61,6
62
62,3
62
62,6
63
02
58,3
58
58,8
59
59,2
59
03
58,6
59
59,4
59
59,7
60
04
--
--
2
1
2
wp
--
1
Hoogte 7,5 meter
--
--
Hoogte 6,05 meter wp
1
--
Hoogte 9,05 meter
2
1
2
05
-
-
63,7
64
64
64
06
-
-
59,7
60
60,1
60
07 61 61 61,3 61 1 Exclusief afronding. 2 Inclusief afronding. De vetgedrukte waarden voldoen niet aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB
Uit de rekenresultaten blijkt dat vanwege de Betuwelijn de voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt overschreden ter plaatse van de waarneempunten 01 t/m 03 en 05 t/m 07. De maximale geluidbelasting bedraagt 64 dB ter plaatse van waarneempunt 05.
5.1
Onderzoek en afweging van mogelijke geluidbeperkende maatregelen Indien de geluidbelasting niet voldoet aan de hoogste toelaatbare geluidbelasting van een gevel van een woning van 55 dB vanwege railverkeer, dient een afweging van geluidreducerende maatregelen plaats te vinden (artikel 77 en 110a Wgh). Bronmaatregelen Bronmaatregelen vanwege raillawaai, zoals verlaging van intensiteiten, verbetering van het materieel etc. zijn niet onderzocht. Deze maatregelen zijn onderdeel van het beleid van Prorail. Bronmaatregelen zoals het toepassen van raildempers kan een geluidreductie optreden van maximaal 3 dB. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB vanwege railverkeer niet gehaald en kan worden gesteld dat deze maatregel niet doelmatig is.
Croonen Adviseurs
11
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
Overdrachtsmaatregelen Het plaatsen van een geluidscherm of -wal is een overdrachtsmaatregel. Plaatsing is alleen mogelijk als er voldoende ruimte tussen de bron en ontvanger is en het een concentratie van woningen betreft. Ook dient er sprake te zijn van een aaneengesloten schermlengte. Daarnaast kunnen schermen een ongewenste verkeerskundige of stedenbouwkundige barrière vormen. Het is reëel om overdrachtsmaatregelen daarom alleen te onderzoeken en af te wegen bij de bouw van grootschalige geluidgevoelige bebouwingen langs spoorwegen. Maatregelen zoals het creëren van meer afstand tot de bron, zijn niet altijd reëel vanwege ruimtegebrek en stedenbouwkundige argumenten. Ook de financiële haalbaarheid van een plan speelt hierbij een rol. Daarnaast dient te worden afgewogen of het realiseren van overdrachtsmaatregelen doelmatig en financieel haalbaar is. Bij een lange aaneengesloten mogelijkheid tot het realiseren van een scherm of wal, kan deze maatregel doelmatig zijn. Indien gaten, geluidslekken, ontstaan vermindert de afschermende werking snel en zal de lengte door de hoogte gecompenseerd moeten worden. Bij het realiseren van met name open bebouwing is een lange afscherming noodzakelijk. In dat geval kunnen financiële overwegingen ten opzichte van de doelmatigheid een rol spelen. In voorliggend plan is het niet financieel niet haalbaar om een geluidscherm of wal met een aaneengesloten lengte van circa 640 meter te situeren. Daardoor behoeven de kosten niet gedetailleerd berekend te worden. Als globale indicatie kan worden gesteld dat met een scherm waarvan de hoogte 3 meter is en de lengte 640 meter bedraagt, de kosten minimaal circa € 950.000,00 bedragen. Deze kosten zijn onevenredig hoog voor maximaal twee woningen. Afstandvergroting is reeds toegepast, de te projecteren woningen zijn zo ver mogelijk van de spoorlijn gesitueerd. Samengevat: — Stiller materieel en raildempers zijn niet mogelijk of doelmatig. — Het plaatsen van schermen is financieel niet acceptabel. — Afstandvergroting is reeds toegepast. Derhalve dienen maatregelen aan de gevel te worden gerealiseerd. In het kader van het Bouwbesluit dient, bij het verlenen van de bouwvergunning, voldaan te worden aan de in het Bouwbesluit genoemde binnenwaarden.
5.2
Criteria voor het verlenen van een hogere waarde Een ontheffing kan worden verleend, wanneer kan worden aangetoond dat woningbouw ter plaatse dringend noodzakelijk is én dat de bebouwing niet anders gesitueerd kan worden. Het gaat dus om locatiespecifieke kenmerken.
Croonen Adviseurs
12
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
In voorliggend plan zijn stedenbouwkundige argumenten bepalend voor het situeren van de toekomstige woningen op deze plaats. Deze argumenten worden in het bestemmingsplan beschreven. Maatregelen aan de gevel Indien maatregelen aan de bron en/of in het overdrachtsgebied niet doelmatig zijn, kan worden bezien of het mogelijk is om maatregen aan de gevel te treffen om een akoestisch aanvaardbaar leefklimaat te creëren. Het situeren van een vliesgevel (transparant scherm met de hoogte en breedte van het gebouw) stuit vaak op architectonische bezwaren. Daarnaast is het moeilijk om aan ventilatienormen te voldoen. Tevens moet de mogelijkheid worden bezien om gevelisolatiemaatregelen te treffen om te voldoen aan de in het Bouwbesluit vastgelegde binnenwaarden. Dit dient met berekeningen te worden aangetoond. Daarnaast dienen bij de indeling van de woningen de geluidgevoelige vertrekken zoveel mogelijk aan de minst geluidbelaste zijde gesitueerd te worden. Aanvullende eisen/inspanningsverplichtingen Woningen met een geluidsbelasting van meer dan 60 dB (railverkeer) dienen zoveel mogelijk te beschikken over een geluidluwe gevel c.q. buitenruimte. Het gaat daarbij om beide woningen. In tabel 3 zijn de resultaten weergegeven voor de berekening van de geluidluwe gevel ter plaatse van de waarneempunten 04. Voor beide woningen geldt dus dat zij aan de achterzijde van de woning ten opzichte van de spoorlijn een geluidluwe gevel (en buitenruimte) hebben.
Croonen Adviseurs
13
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
Croonen Adviseurs
14
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
6 Conclusie Conform de Wet geluidhinder Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat, vanwege de Betuwelijn de te projecteren geluidgevoelige bebouwing niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. De maximale geluidbelasting bedraagt 64 dB ter plaatse van waarneempunt 05. Voor de te projecteren geluidgevoelige bebouwing wordt bij het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde tot maximaal 64 dB verzocht. Het gaat daarbij om een vrijstaande woning met een hogere waarde van maximaal 63 dB en een bovenwoning met een hogere waarde van maximaal 64 dB. De maximaal te verzoeken hogere waarde van 68 dB voor wordt niet overschreden. De te projecteren woningen hebben een geluidluwe gevel en/of buitenruimte ter plaatse van onder andere waarneempunt 04. Tevens dient getracht te worden om tenminste één geluidgevoelige ruimte aan de geluidluwe gevel te situeren. De te projectgeren geluidgevoelige bebouwing dient te voldoen aan de binnenwaarde conform het Bouwbesluit. Dit moet met een berekening worden aangetoond. Maatregelen aan de bron, zoals verlaging van intensiteiten, verbetering van materieel etc. zijn niet onderzocht. Deze maatregelen zijn onderdeel van het beleid van Prorail. Het toepassen van raildempers (bronmaatregel) is niet doelmatig. De vermindering van de geluidbelasting is maximaal circa 3 dB, waardoor de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet kan worden gehaald. Maatregelen in het overdrachtsgebied zijn financieel niet haalbaar. De kosten voor een scherm met een hoogte van 3 meter en een lengte van 640 meter bedragen minimaal circa € 950.000,00. Afstandvergroting is reeds toegepast, de te projecteren woningen zijn zo ver mogelijk van de spoorlijn gesitueerd. Er is sprake van bedrijfsgebonden woningen.
Croonen Adviseurs
15
Computeroutput/kaarten SRM II Wegverkeer
Bijlage 4 Voorstel watercompensatie manege Alblas
Hieronder een situatie van het te bouwen plan en huidige situatie.
Hier recht boven zijn met de groene lijnen( 1 en 2), twee sloten aangegeven die gedempt moeten worden. Sloot 1 is 171 meter lang en sloot 2 is 121 meter lang, beide zijn ongeveer 1 meter breed. Sloot 1 Sloot 2
171 x 1 = 121 x 1 =
171 m2 121 m2 292 m2
Totaal gedempte sloten
De rode sloten zijn de sloten (3, 4, 5,6) die gegraven worden ter compensatie van de gedempte sloten en om er voor te zorgen dat er geen doodlopende sloten ontstaan. Alleen onder de aanvoer weg komt een dam met een pijp. De sloten die gegraven worden, worden 3 m breed Sloot 3 Sloot 4 Sloot 5 Sloot 6 Vijver (7) Inham in de sloot (8) Totaal te graven sloten/ vijver
37 x 3 = 10 x 3 = 32 x 3 = 40 x 3 =
111 m2 30 m2 96 m2 120 m2 100 m2 150 m2 607 m2
Verhard oppervlak Het verhard oppervlak is gearceerd (9) en heeft een oppervlakte van 8350 m2 Hiervoor geldt een compensatieregeling van 22% Dus
8350 * 22 % =
1837 m2 te graven water
We willen alle sloten 1 meter verbrede, deze staan met een gele streep aangegeven. Verder willen we dan nog een halve meter op water niveau afgraven om mooie en natuurlijke oevers te creëren. Door landschapsbeheer is mij verteld dat dit ook mee telt voor de watercompensatie. Sloot 10 Sloot 11 Sloot 12 Sloot 13 Sloot 14 Sloot 15
358 178 178 38 129 52
x 1,5 = x 1,5 = x 1,5 = x 1,5 = x 1,5 = x 1,5 =
Totaal watercompensatie door verbreden van sloten
537 m2 267 m2 267 m2 57 m2 193,5 m2 78 m2 1399.5 m2
De aanvoer weg wordt gemaakt van repak (soort grind), waardoor deze waterdoorlatend blijft. De mesthoop wordt een waterdichte bak of vloeistofdichte vloer met dak erboven, er loopt dan dus geen water van de mesthoop naar de sloot of naar het riool.
Conclusie: Te compenseren ivm verharding: Totaal gedempte sloten
1837 m2 292 m2
Totaal
2129 m2
Totaal te graven sloten/ vijver Totaal watercompensatie door verbreden van sloten
607 m2 1399.5 m2
Nog te compenseren:
122,5 m2
+
-
Ik kom voor de watercompensatie 122,5 m2 tekort . We willen al het water van de drie loodsen opvangen in twee waterbakken van circa 100 m3, zodat we daar de binnenbakken mee kunnen sproeien. Door dit opvangen en het hergebruik van het regenwater. En het dus niet te lozen op de sloten, en het door middel van sproeien terug te brengen in de binnenbakken, hoop ik minder te moeten compenseren. Nog even ter verduidelijking:
Binnenbak Binnenbak
1200 m2 800 m2
20 x 60m = 20 x 40 =
2000 m2 *22% = 440 m2
Totaal:
Dan zou ik 440 m2 minder hoeven te compenseren en zou ik dus ruimschoots aan de eisen voldoen. Nog even ter verduidelijking: Ik heb in deze rekensom dus alleen het daadwerkelijk besproeide oppervlakte gerekend, niet de gehele loods! Het besproeide oppervlakte is de rijbaan, hier ligt geen betonvloer onder. Het sproeien geschiedt op een zandbodem. Het gesproeide regenwater zakt dus gewoon in de bodem, net zoals de regen zou doen. Mocht de aanvoerweg van repak wel worden meegerekend in het verhard oppervlak, waar dus compensatieplicht voor geldt, dan zou dit ook nog mee kunnen worden gerekend in de compensatie door het hergebruiken van het regenwater in de binnenbraken. Aanvoerweg Compensatie:
4 x 178 = 712 x 22% =
712 m2 156,6 m2
Nog te compenseren: te compenseren voor de aanvoerweg
122,5 m2 156,6 m2
Totaal
279,1 m2
Compensatie door hergebruiken regenwater in binnenbakken
440 m2
Over compensatie
160 m2
Bijlage 5 Quickscan flora en fauna, Landschapsbeheer Zuid-Holland
Quickscan Manege Alblas, Parallelweg in Sliedrecht Onderzoek naar beschermde flora en fauna
© Landschapsbeheer Zuid-Holland
Quickscan planlocatie Manege Alblas aan de Parallelweg in Sliedrecht Onderzoek naar beschermde flora en fauna Waddinxveen, 6 juli 2011 Opdrachtgever : De heer P. Alblas Tekst : N. Kroese Foto‟s : Landschapsbeheer Zuid-Holland
Quick scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland
Inhoudsopgave 1. INLEIDING .......................................................................................................................... 2 1.1. Aanleiding .................................................................................................................. 2 1.2. Doelstelling ................................................................................................................ 2 1.3. Leeswijzer .................................................................................................................. 2 2. NATUURWETGEVING EN -BELEID .................................................................................... 3 2.1. Natuurbescherming in Nederland ............................................................................ 3 2.2. Flora- en faunawet .................................................................................................... 3 2.3. Nota Ruimte ............................................................................................................... 6 3.
WERWIJZE .......................................................................................................................... 7
4. PLANGEBIED EN INVENTARISATIE ................................................................................... 8 4.1. Locatie ........................................................................................................................ 8 4.2. Inventarisatie ............................................................................................................. 9 5. EFFECTEN ....................................................................................................................... 14 5.1. Opmerkingen nieuwe situatie ................................................................................ 14 5.2. Effecten op soorten ................................................................................................ 15 5.3. Effecten op gebieden ............................................................................................. 15 5.4. Effecten op het landschap ..................................................................................... 15 6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ............................................................................... 17 6.1. Conclusies aanwezige soorten .............................................................................. 17 6.2. Acties bij het uitvoeren van ruimtelijke ingreep ................................................... 17 6.3. Acties bij algemene soorten .................................................................................. 17 LITERATUURLIJST ................................................................................................................... 18
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 1
1. INLEIDING 1.1. Aanleiding De heer Alblas is voornemens een nieuwe manege te bouwen op ongeveer 3,25 hectare graslandpercelen aan de Parallelweg in Sliedrecht. In het kader van de Flora- en faunawet is het voor de initiatiefnemer noodzakelijk om op de hoogte te zijn van beschermde natuurwaarden in het plangebied. Door voorafgaand aan de ingreep rekening te houden met aanwezige beschermde planten en dieren, kan schade worden vermeden of beperkt. Schade aan beschermde soorten is in sommige gevallen onvermijdelijk. In een dergelijke situatie is het noodzakelijk om te bekijken of hiervoor een vrijstelling geldt of dat een ontheffing ex. art. 75 van de Flora- en Faunawet nodig is. 1.2. Doelstelling Deze quickscan heeft als doel een antwoord te geven op de vraag of er sprake is van overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet als gevolg van de geplande ingreep. Daarbij worden noodzakelijke maatregelen en/of procedurele vervolgstappen, zoals de aanvraag van een ontheffing, beschreven. Ook kan in het compensatieplan rekening worden gehouden met de resultaten van deze quickscan. 1.3. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het wettelijk kader beschreven. De werkwijze wordt toegelicht in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 gaat in op de resultaten van de bureaustudie en het terreinbezoek. Hoofdstuk 5 beschrijft de effecten op beschermde natuurwaarden en maatregelen die getroffen moeten worden om effecten te voorkomen en/of te beperken. In hoofdstuk 6 worden tenslotte de conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek beschreven.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 2
2. NATUURWETGEVING EN -BELEID In dit hoofdstuk wordt ingegaan op bestaande natuurwetgeving en –beleid, zodat een beeld gevormd kan worden waarom een onderzoek naar natuurwaarden noodzakelijk is. 2.1. Natuurbescherming in Nederland Binnen de Nederlandse natuurwetgeving wordt onderscheid gemaakt in soortenbescherming en gebiedenbescherming. De soortenbescherming valt onder de Flora- en faunawet; de gebiedenbescherming is geregeld onder de Natuurbeschermingswet ‟98 (waaronder de Natura 2000-gebieden vallen) en de Nota Ruimte (Ecologische Hoofdstructuur). 2.2. Flora- en faunawet De Flora en faunawet gaat uit van de bescherming van inheemse plant- en diersoorten en hun leefgebied. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en beschermde planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Daarbij is het niet toegestaan om de directe leefomgeving (= voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaats) van deze soorten te beschadigen, te vernielen of te verstoren. Hieronder volgt een overzicht van deze algemene verbodsbepalingen (artikel 8 t/m 12): Artikel 8: Artikel 9: Artikel 10: Artikel 11: Artikel 12: Artikel 13:
Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of om een andere manier van de groeiplaats verwijderen van planten. Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen van dieren. Het met het oog op bovenstaande doelen opsporen van dieren. Het opzettelijk verontrusten van dieren. Het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen, verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren. Het zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of vernielen van eieren van dieren. Het vervoeren en onder zich hebben van dieren.
Naast bovenstaande verbodsbepalingen geldt bovendien de algemene zorgplicht van artikel 2 van de Flora- en faunawet om voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren, alsmede voor hun directe leefomgeving. De wet heeft daarmee belangrijke consequenties voor reguliere werkzaamheden en werkzaamheden voor ruimtelijke plannen en ingrepen. De Flora- en faunawet kent de mogelijkheid om ontheffing te verlenen. In artikel 75 van de wet worden de mogelijkheden beschreven. Het verlenen van ontheffing gebeurt door de provincie of door het ministerie van LNV. Daarnaast wordt onder bepaalde randvoorwaarden een algemene vrijstelling geregeld van de ontheffingsplicht van de Flora- en faunawet. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de Algemene Maatregel van Bestuur (in relatie tot artikel 75 van de Flora- en faunawet), welke op 23 februari 2005 in werking is getreden. Deze vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig gebruik en bestendig beheer en onderhoud en voor bepaalde (algemeen voorkomende) soorten. Welke randvoorwaarden verbonden zijn aan de vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen in het plangebied. In de AMvB worden hiertoe verschillende beschermingsregimes onderscheiden. Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 3
Tabel 1: Algemene soorten – lichtste beschermingsregime AMvB Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 1 voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Voor deze activiteiten hoeft geen ontheffing aangevraagd worden. Wel geldt ten aanzien van deze soorten de zorgplicht, die eveneens van de Flora- en faunawet uitgaat Tabel 2: Overige soorten – middelste beschermingsregime AMvB Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 2 voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Ontbreekt een gedragscode of indien sprake is van andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 2 een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan het criterium „doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort‟ (lichte toets). Daarnaast geldt eveneens voor soorten van tabel 2 de algemene zorgplicht. Tabel 3: Soorten genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in Bijlage 1 van de AMvB – zwaarste beschermingsregime AMvB Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 3 voor artikel 8, 9, 11 en 12 van de Flora- en faunawet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkeling, geldt voor soorten in tabel 3 geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig. Voor activiteiten in het kader van bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw en bestendig gebruik en voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling is het niet mogelijk voor artikel 10 voor de soorten in tabel 3 een ontheffing te krijgen. Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 3 eveneens een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor de soorten van tabel 3 wordt getoetst aan vier criteria (uitgebreide toets): de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats wordt niet aangetast, er is sprake van een in of bij wet genoemd belang, er is geen alternatief en „doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort‟. De vier criteria staan naast elkaar en niet na elkaar (aan alle vier moet voldaan zijn). Daarnaast geldt ook voor soorten van tabel 3 de algemene zorgplicht. Voor soorten uit Bijlage 1 van de AMvB uit tabel 3 kan ontheffing worden aangevraagd op grond van alle belangen genoemd in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. In de praktijk komen bij Bijlage 1- soorten onderstaande vier belangen het meeste voor bij een ontheffing voor een ruimtelijke ingreep: 1) Bescherming van flora en fauna (b); 2) Volksgezondheid of openbare veiligheid (d);
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 4
3) Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e); 4) Uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimte inrichting of ontwikkeling (j) Voor soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn uit tabel 3 geldt voor een ruimtelijke ingreep alleen ontheffing wordt verleend op grond van een belang uit de Habitatrichtlijn: 1) Bescherming flora en fauna (b) 2) Volksgezondheid of openbare veiligheid (d); 3) Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e); Vogels Vogels zijn niet opgenomen in Tabel 1 t/m 3; alle vogels zijn in Nederland gelijk beschermd. T.a.v. vogels geldt, dat werkzaamheden of gebruik van ruimte waarbij vogels worden gedood of verontrust, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord verboden zijn. Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling wanneer gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Ontbreekt zo‟n gedragscode dan dient formeel een ontheffing te worden aangevraagd. Voor broedvogels wordt echter geen ontheffing verleend waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat broedvogels niet verstoord mogen worden tijdens het kwetsbare broedseizoen; dit mede in het kader van de algemene zorgplicht die ook voor vogels geldt. Bescherming van vogelnesten Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Hiervoor is geen standaardperiode, het gaat erom of er een broedgeval is. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dit zijn: 1) Bescherming van flora en fauna (b); 2) Veiligheid van het luchtverkeer (c); 3) Volksgezondheid of openbare veiligheid (d). De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich op de bouwplaats gaan vestigen tijdens het broedseizoen. Dit betreffen vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor gebroed hebben of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 5
Zorgplicht De Flora- en Faunawet kent een zorgplicht. Je moet voldoende zorg in acht nemen voor in het wild levende dieren en planten. Om helder te krijgen wat “voldoende zorg” is, wordt er gewerkt met gedragscodes. Deze gedragscodes worden door beheerders en beschermingsorganisaties gezamenlijk opgesteld. Werken volgens een goedgekeurde gedragscode betekent dat je, volgens het Ministerie van LNV, voldoet aan de zorgplicht die de Flora- en Faunawet oplegt. Het Ministerie van LNV heeft daarom de gedragscodes opgenomen in het Besluit vrijstelling dier- en plantensoorten. 2.3. Nota Ruimte Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op „behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden‟ van de EHS. Binnen de EHS is conform de Nota Ruimte (en daarvóór het Structuurschema Groene Ruimte) het ‟nee, tenzij‟-regime van kracht; nieuwe plannen, projecten of handelingen niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn èn er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Voor ingrepen die aantoonbaar aan de criteria voldoen geldt het vereiste dat de schade zoveel mogelijk moet worden beperkt door mitigerende maatregelen. Resterende schade dient te worden gecompenseerd. Randvoorwaarden aan deze compensatie staan vermeld in het compensatiebeginsel (Ministerie van LNV, 2007). Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegd gezag erop toezien dat hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 6
3. WERWIJZE Om na te gaan of daadwerkelijk sprake is van overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet dienen een aantal vragen beantwoord te worden: 1) Zijn er beschermde soorten aanwezig in het plangebied? 2) Wat zijn mogelijke effecten als gevolg van de geplande ingreep op deze beschermde soorten? 3) Zijn er mogelijkheden (alternatieven) om deze effecten te voorkomen of beperken? 4) Wat zijn de consequenties, indien nadelige effecten ertoe leiden dat de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten in het geding is? 5) Welke procedurele vervolgstappen zijn noodzakelijk om de geplande werkzaamheden een vervolg te geven? Om antwoord te geven op bovenstaande vragen is in dit onderzoek het volgende stappenplan doorlopen: 1. Inventarisatie Door middel van een inventarisatie wordt een overzicht verkregen van beschermde soorten in het plangebied. Deze inventarisatie bestaat enerzijds uit het verzamelen van bestaande (verspreidings)gegevens van beschermde soorten in het plangebied en directe omgeving (literatuurstudie). Hiertoe worden ondermeer verschillende verspreidingsatlassen en websites geraadpleegd. Anderzijds wordt een aanvullend terreinbezoek uitgevoerd. Tijdens dit terreinbezoek wordt beoordeeld of aanwezige biotopen geschikt zijn voor de soorten die worden verwacht op basis van de literatuurstudie. Ook wordt onderzocht of de te verwachten soorten daadwerkelijk aanwezig zijn. Bij de inventarisatie wordt tevens naar de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde natuurgebieden bekeken. Wanneer de locatie in of binnen de invloedszone van een beschermd natuurgebied ligt, geldt niet alleen de Flora- en faunawet, maar mogelijk ook andere verbodsbepalingen en wettelijke verplichtingen. 2. Effectbeoordeling Op basis van de verzamelde gegevens en de beschrijving van de geplande ingreep worden de verwachte effecten van het plan op beschermde soorten beoordeeld. Effecten op soorten kunnen verschillen, zo kan in het broedseizoen de effecten van een ingreep op vogels veel groter zijn dan buiten het broedseizoen. Bij de beoordeling van effecten wordt hiermee rekening gehouden, daarnaast wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde en strikt beschermde soorten. Bij deze werkstap wordt tevens gezocht naar alternatieven en/of maatregelen om nadelige effecten te voorkomen of te beperken. 3. Advisering Uit voorgaande stappen is duidelijk geworden of sprake is van overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Bij deze werkstap wordt gekeken welke procedurele vervolgstappen ondernomen moeten worden en of een ontheffing ex. art. 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd moet worden.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 7
4. PLANGEBIED EN INVENTARISATIE 4.1. Locatie Het plangebied betreft een locatie aan de noordrand van de woonkern Sliedrecht.
Figuur 1: Overzichtskaart plangebied (rood omlijnde cirkel) in Sliedrecht.
Figuur 2: Detailkaart plangebied (rood omlijnd) in Sliedrecht. Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 8
4.2. Inventarisatie Om antwoord te kunnen geven op de vraag of er beschermde flora of fauna aangetroffen kan worden is het noodzakelijk om een inventarisatie uit te voeren. Om een beeld te verkrijgen van mogelijk voorkomende soorten is eerst een literatuurstudie uitgevoerd. Nadat een beeld is verkregen van de mogelijk voorkomende soorten is in het veld hun aanwezigheid getoetst voor zover dit mogelijk was. 4.2.2 Verspreidingsatlassen Om een goede indicatie te krijgen van mogelijk voorkomende diersoorten zijn verschillende verspreidingsatlassen geraadpleegd. Een overzicht hiervan is weergegeven in de literatuurlijst. De verspreidingsatlassen geven een globaal beeld per kilometerhok. Deze informatie is dus beeldvormend en geeft geen gedetailleerde gegevens over een specifieke locatie. Mogelijk voorkomende zoogdieren zijn: veldmuis, dwergspitsmuis, gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis, rosse woelmuis, woelrat, egel, hermelijn, wezel, haas en mol. Mogelijk voorkomende amfibieën zijn: bruine kikker, bastaardkikker, gewone pad, heikikker en kleine watersalamander. Mogelijk voorkomende vissen beschermd door de Flora- en faunawet zijn: bittervoorn en kleine modderkruiper. 4.2.1. Waarnemingen De planlocatie is gelegen in het kilometerhok x:112/y:428 en ligt in de Polder Sliedrecht. Op de website van waarnemingen.nl is gezocht naar waarnemingen van plant- en diersoorten voorkomende in de polder Sliedrecht. Tussen 4 juni 2011 en 2 juli 2011 zijn in de polder 29 waarnemingen gedaan. Dit betreft voornamelijk vogels die ter plaatse zijn aangetroffen. Van slechts één vogelsoort (graspieper) is een territorium vastgesteld, maar deze lag ruim buiten de percelen van het plangebied. Naast vogels zijn er ook diverse sprinkhaansoorten waargenomen, ook deze waarnemingen liggen ruim buiten de percelen en hebben daarnaast een andere biotoopomschrijving bij de waarneming dan agrarisch grasland of oever/sloot. 4.2.2. Conclusie literatuuronderzoek Uit bovenstaande literatuurstudie blijkt dat binnen het kilometerhok diverse beschermde flora en fauna verwacht kan worden. Omdat het plangebied slechts een klein deel van het kilometerhok beslaat is het noodzakelijk om vast te stellen of bovengenoemde beschermde soorten ook daadwerkelijk binnen de grenzen van het plangebied voorkomen. 4.2.3. Resultaten terreinbezoek Op 7 april 2011 is het plangebied bezocht door twee medewerkers van landschapsbeheer Zuid-Holland, te weten: Gijsbert Pelikaan en Nick Kroese. Tijdens dit terreinbezoek zijn aanwezige biotopen vastgesteld en is met een quickscan geïnventariseerd of beschermde soorten in het plangebied en directe omgeving voorkomen. Hieronder worden eerst de biotooptypen afzonderlijk besproken.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 9
1 2
Figuur 3: Plangebied met de verschillende biotooptypen.
In het plangebied zijn twee biotooptypen onderscheiden: 1) Grasland 2) Watergangen met oevers Bij het beschrijven van de aanwezige beschermde soorten is onderscheid gemaakt tussen de biotopen. 1) Grasland
De terrestische deel van de locatie bestaat geheel uit grasland van twee percelen breed. Het grasland bestaat uit een structuur- en soortenarme raaigrasvegetatie. Door de voedselrijkdom en het intensieve beheer is het grasland floristisch gezien weinig interessant. In de raaigrasvegetatie zijn algemene grassen en kruidachtige aangetroffen, waaronder engels raaigras, gewone en gestreepte witbol, hondsdraf, ridderzuring, akkerdistel, grote weegbree, madeliefje, gewone paardenbloem, witte klaver, paarse dovenetel, kruipende en scherpe boterbloem. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden op basis van het aangetroffen biotoop ook niet verwacht.
Figuur 4: Graslandvegetatie in het plangebied.
Figuur 5: Begrazing door paarden.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 10
Voor algemeen voorkomende muizen en spitsmuizen, zoals veldmuis, huisspitsmuis, gewone bosspitsmuis en rosse woelmuis zijn de ruigere delen van het grasland een (matig) geschikt biotoop. Kleine marterachtigen, zoals wezel en hermelijn, kunnen incidenteel in de ruigere delen van de grasvegetatie worden aangetroffen. Deze soorten gebruiken de ruigere delen als foerageergebied. Verder komen soorten als mol en haas in het grasland voor. Beschermde diersoorten uit tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet zijn in dit biotooptype niet aangetroffen of te verwachten De locaties zijn van gering belang als foerageer- en broedgebied voor weidevogels. Tijdens het terreinbezoek waren alleen in de directe omgeving weidevogels aanwezig. Een enkele kievit gebruikt de graslandpercelen van de locatie als foerageergebied. Als gevolg van het intensieve beheer (begrazing en/of maaien) op de graslandpercelen en de directe nabijheid van weg en woonwijk en bedrijf met opgaande beplanting, is de locatie onvoldoende geschikt als broedbiotoop. Weidevogels mijden gebieden met houtopslag, in verband met het grote predatiegevaar door roofvogels. Andere vogelsoorten die foeragerend op de graslandpercelen waargenomen kunnen worden zijn houtduif, zwarte kraai en knobbelzwaan. 2) Watergangen met oevers De locatie wordt begrensd en doorsneden door watergangen. Deze watergangen betreffen zowel kavelsloten als de Middel Wetering. De oevers zijn vrij steil. De watergangen zelf zijn matig tot rijk begroeid, met soorten als liesgras, gele plomp, riet en gele lis. Het wateroppervlak is gedeeltelijk bedekt met sterrenkroos en flab (clusters van draadalgen), onder het wateroppervlak is de sloot begroeid met o.a. hoornblad. Verspreid langs de oevers zijn soorten als kruipende en scherpe boterbloem aangetroffen. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht in deze voedselrijke omstandigheden. Opvallend was dat vlak langs de oevers van de watergangen diverse lege schelpen van de zwanenmossel en eendenmossel voorkwamen, wat een indicatie is voor het voorkomen van bittervoorn. Bittervoorns gebruiken deze mosselsoorten bij de voortplanting.
Figuur 6: Zwanenmosselschelpen op de oever.
De watergangen zijn onderzocht op aanwezigheid van beschermde vissen en amfibieën. Om vast te stellen welke vissoorten voorkomen in de watergangen is steekproefsgewijs gevist met een steeknet. In de watergangen is enkel een exemplaar van de bittervoorn aangetroffen. Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 11
Uit het literatuuronderzoek bleek dat in plangebied mogelijk de heikikker kan voorkomen, een strikt beschermde amfibieënsoort. Zowel de watergangen als oevers zijn onderzocht op het voorkomen van de heikikker. De heikikker is echter niet aangetroffen in het plangebied. Het niet voorkomen van de heikikker wordt verklaard in de Atlas van de Nederlandse amfibieën en reptielen (Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging,1986): „Heikikkers leven niet in agrarisch cultuurland – behalve de minder intensief beheerde graslanden -, niet in tuinen, en niet in stedelijke agglomeraties; het zijn cultuurvlieders.‟ Wel is een exemplaar van de groene kikker aangetroffen. De watergangen zijn verder een geschikt waterbiotoop voor algemeen voorkomende amfibieën, zoals de gewone pad en kleine watersalamander.
Figuur 7: Aangetroffen exemplaar van de bittervoorn
Figuur 8: Vindplaats bittervoorn (in roze cirkel)
De oevers van de watergangen vormen een (matig) geschikt leefgebied voor algemeen voorkomende muizen (o.a. rosse woelmuis), spitsmuizen (o.a. dwergspitsmuis en gewone bosspitsmuis) en de woelrat. Marterachtigen als wezel en hermelijn kunnen incidenteel foeragerend worden waargenomen langs de oevers. De oevervegetatie is matig geschikt als broedbiotoop voor verschillende algemene vogelsoorten, zoals meerkoet, fuut, wilde eend en knobbelzwaan. Van deze soorten zijn geen nesten aangetroffen tijdens het terreinbezoek. De oevers zijn een geschikt biotoop voor libellensoorten, zoals de gewone oeverlibel, variabele waterjuffer en lantaarntje. Het gaat hier om niet beschermde soorten. Op basis van de literatuurstudie en het aangetroffen biotoop worden geen beschermde libellensoorten in het plangebied verwacht. 4.2.4. Waargenomen en verwachte soorten Tabel 1 geeft een overzicht weer van de beschermde soorten die in het plangebied worden verwacht of daadwerkelijk zijn aangetroffen tijdens het terreinbezoek, en het beschermingsregime.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 12
Tabel 1: Overzicht waargenomen en verwachte soorten. Soort Nederlandse naam
Beschermingsstatus Mogelijk Biotoop¹ voorkomend of waargenomen
Flora- en faunawet²
1
2
Habitatrichtlijn Rode lijst bijlage II/IV; (nov. 2004)
3
Zoogdieren Veldmuis
m
Dwergspitsmuis
m
G G
X
-
-
X
-
-
X
-
-
Gewone bosspitsmuis
m
Huisspitsmuis
m
G G
X
-
-
Rosse woelmuis
m
G
X
-
-
Woelrat
m
X
-
-
Egel
m
G G
X
-
-
X
-
-
X
-
-
Hermelijn
m
Wezel
m
G G
m
G
X
-
-
m
G
X
-
-
m
X
-
-
Groene kikker (complex) W
G,W G,W
X
-
-
Gewone pad
m
G,W
X
-
-
Kleine watersalamander m
G,W
X
-
-
x
-
x
x
Haas Mol
Amfibieën Bruine kikker
Vissen Kleine modderkruiper
m
Bittervoorn w Grasland (G), Watergangen (W) ² Flora- en faunawet : tabel 1, 2 en 3.
x
W W
x
Uit tabel 1 blijkt dat in het plangebied beschermde soorten (tabel 1 & 3 FF-wet) voorkomen. Voor de algemene soorten van tabel 1 geldt een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet als gevolg van de Algemene Maatregel van Bestuur, die sinds februari 2005 van kracht is. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld, mits de zorgplicht in acht wordt genomen. Vogels zijn niet opgenomen in de tabel van de Flora- en faunawet en daarom niet vermeld in de tabel van deze rapportage; alle vogels zijn in Nederland gelijk beschermd. Werkzaamheden of gebruik van ruimte waarbij vogels worden gedood of verontrust, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord zijn verboden. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Hiervoor is geen standaardperiode, het gaat erom of er een broedgeval is. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Deze zijn echter niet aangetroffen en worden op basis van het aangetroffen en onderzochte biotoop ook niet verwacht.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 13
5. EFFECTEN De heer Alblas is voornemens om een manege te bouwen op de aangegeven planlocatie (zie figuur 2. op bladzijde 5). Een deel van het grasland zal dus verdwijnen, hiervoor in de plaats zullen gebouwen geplaatst worden. Het gebruik blijft ongewijzigd; graasbeheer door paarden (paardenwei). Om een efficiënte bedrijfsvoering mogelijk te maken zal een sloot deels gedempt worden. Hieronder is de nieuwe situatie weergegeven:
Figuur 9: Nieuwe situatie
5.1. Opmerkingen nieuwe situatie Het ontwerp zoals hierboven aangegeven, kan nog wijzigen in overleg met Waterschap Rivierenland. Het nieuwe ontwerp zal landschappelijk worden ingepast, hiervoor wordt een beplantingsplan opgesteld door Landschapsbeheer Zuid-Holland. In het nieuwe plan wordt naast landschappelijke beplanting ook aandacht besteed aan natuurlijke oevers die worden aangelegd. Door de aanleg van de manege zal ongeveer
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 14
50% van het huidige grondgebruik wijzigen. Het totale plangebied beslaat in totaal ongeveer 3,3 hectare. 5.2. Effecten op soorten Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied enkele beschermde soorten voorkomen of zijn te verwachten. Voor iedere soortgroep worden hieronder de consequenties en mitigerende maatregelen aangegeven. 5.2.1. Planten Beschermde planten zijn niet aangetroffen en worden op basis van het aangetroffen biotoop ook niet verwacht. Negatieve effecten op beschermde plantensoorten zijn dan ook niet aan de orde. 5.2.2. Zoogdieren Als gevolg van de werkzaamheden zijn nadelige effecten te verwachten op kleine zoogdieren, zoals algemene muizen en spitsmuizen. Deze effecten zijn nauwelijks te voorkomen. Muizen en spitsmuizen vluchten bij onraad in hun hol en kunnen zich (bij gunstige omstandigheden) vrijwel het gehele jaar voortplanten. Door een solitaire levenswijze (geen enkele muizensoort leeft in kolonies), het betrekkelijk kleine oppervlak aan biotoop en de hoge reproductiesnelheid zal de schade nihil zijn. Grotere zoogdieren hebben grote leefgebieden en verlaten het plangebied tijdens de werkzaamheden. Gezien de migratie- en verplaatsingsmogelijkheden van deze soorten, zijn er geschikte leef- en rustgebieden voorhanden. Effecten op zoogdieren kunnen worden beperkt door de werkzaamheden gefaseerd uit te voeren. De vegetatie wordt hierbij eerst verwijderd, waarna kan worden gestart met het verwijderen van de bouwvoor. Het is belangrijk de vegetatie buiten de kwetsbare perioden (voortplanting en winterslaap) te verwijderen. De werkzaamheden hebben geen wezenlijke invloed op de in het plangebied voorkomende zoogdieren. 5.2.3. Amfibieën Bij uitvoering van de werkzaamheden in het najaar- en winterperiode kunnen overwinteringplaatsen van amfibieën worden verstoord en vernietigd. Dit geldt voor soorten die op land overwinteren; waaronder de gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander. De gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander zijn algemeen voorkomende soorten in Nederland. Wanneer de werkzaamheden buiten de kwetsbare perioden (voortplanting en overwintering) worden uitgevoerd blijft de schade minimaal. Op populatieniveau zijn geen effecten. De werkzaamheden hebben geen wezenlijke invloed op de in het plangebied voorkomende amfibieënsoorten. 5.2.4. Vissen Het dempen van de middensloot verdwijnt geschikt biotoop voor enkele vissoorten, waaronder de beschermde kleine modderkruiper en bittervoorn. Hiervoor dienen mitigerende en compenserende maatregelen te worden genomen. Voor de bittervoorn dient een ontheffing te worden aangevraagd. 5.2.5. Vogels De graslandpercelen zijn van gering belang voor weidevogels. De graslanden worden tijdelijk ongeschikt als gevolg van de werkzaamheden. Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 15
Ingrepen in het broedseizoen (globaal 15 maart – eind juli) hebben over het algemeen een sterk negatief effect op de meeste vogelsoorten door vernietiging van broedplaatsen en verstoring van de reproductie. In het kader van de Flora- en faunawet wordt dan ook geen ontheffing verleend indien (broed)vogels worden verstoord. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden wordt wel enige verstoring van vogels verwacht. Dit resulteert alleen in het opvliegen van betreffende vogels. Indien de werkzaamheden in de periode september - maart aanvangen is sprake van een permanente verstoring, voordat vogels tot broeden komen. Door deze verstoring zullen broedvogels het plangebied mijden als broedplaatsen. Doordat de werkzaamheden buiten het broedseizoen aanvangen, is er geen sprake van een wezenlijke invloed op de in het plangebied voorkomende of verwachte vogelsoorten. 5.2.6. Overig soorten Beschermde dagvlinders, libellen en andere ongewervelden zijn niet aangetroffen in het plangebied en worden ook niet verwacht op basis van het aangetroffen biotoop. Negatieve effecten op deze soorten zijn niet aan de orde.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 16
6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In dit hoofdstuk worden de conclusies en aanbevelingen uiteengezet op basis van de bevindingen uit voorgaande hoofdstukken. 6.1 Conclusies aanwezige soorten Als beschermde soorten zijn aangetroffen: Soortgroep Amfibieën Vissen Vogels Zoogdieren
Aangetroffen soort groene kikker bittervoorn geen vogels aangetroffen op de percelen tijdens het veldbezoek geen zoogdieren aangetroffen
Tabel Flora- en faunawet tabel 1 tabel 3 n.v.t. -
Tabel 2: Aangetroffen soorten tijdens veldbezoek op 7 april 2011
6.2 Acties bij het uitvoeren van ruimtelijke ingreep Het terrein zal deels van functie veranderen, deze ontwikkeling wordt gezien als een ruimtelijke ontwikkeling. Bij ruimtelijke ontwikkelingen gelden de volgende specifieke acties om zorgvuldig met de aanwezige flora en fauna om te gaan: 1. Voor de groene kikker geldt een generieke vrijstelling, wel geldt de zorgplicht. Zorgvuldig handelen kan bewerkstelligd worden door te werken conform een goedgekeurde gedragscode. 2. Voor de bittervoorn (tabel 3 FF-wet) dient tijdig een ontheffing te worden aangevraagd, waarbij een compensatie- en mitigatieplan noodzakelijk is. Hierin kunnen ook de overige maatregelen opgenomen worden (zorgplicht). Het aanvragen van een ontheffing valt buiten deze quickscan. 6.3 Acties bij algemene soorten Verder zijn er geen beschermde soorten aangetroffen die door de geplande aanleg van de manege wezenlijk worden beïnvloed. Voor nadelige effecten op algemeen voorkomende soorten (tabel 1) geldt, sinds de inwerkingtreding van het Vrijstellingsbesluit, een vrijstelling van de ontheffingsplicht. Wel kan de uitvoering van werkzaamheden leiden tot overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van algemeen voorkomende soorten (tabel 1). Door zorgvuldig werken (zorgplicht) en in de juiste periode kan schade aan deze soorten worden voorkomen Om de effecten op de aanwezige algemeen voorkomende soorten te beperken wordt geadviseerd om minimaal 1 week vóór de start van de werkzaamheden de aanwezige vegetatie te maaien/verwijderen. Aanwezige soorten zullen het plangebied hierdoor mijden en zich verplaatsen naar een geschikt biotoop in de directe omgeving
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 17
LITERATUURLIJST Bergmans, W., Zuiderwijk, A, Koninklijke Natuurhistorische Vereniging, 1986. Atlas van de Nederlandse Amfibieën en Reptielen en hun Bedreiging. Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff, De Vlinderstichting, 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidea, Papilionoidea. - Nederlandse Fauna 7. Leiden. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Inverterbrate Survey - Nederland. Mostert, K. & J. Willemsen, 2008. Werkatlas verspreiding zoogdieren in Zuid-Holland 2000-2008. Stichting Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland, Delft. Eekelen, R. van, Soes, D.M, Pellikaan G.C. & Anema, L.S.A, 2006. Kruipers inde polder. Buro Waardenburg, nr. 06-123 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde planten en dieren. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2007. Spelregels EHS. Beleidskader voro compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS. Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Websites: www.ravon.nl - www.waarneming.nl - www-pzh.nl
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 18
Bijlage 6 Ontheffing Verordening Ruimte, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland
G e d e p u t e e r d e Staten
b C| 3 J- J^
IVIPGSD2011120212190038
GSD
02.12.2011
p ™ l : HOLLAND ZUID Burgemeester en Wethouders van
0038
Contact
E. Schepers T 070 - 441 69 34 [email protected] Postadres Provinciehuis
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441 66 11 www.zuid-holland.nl Datum
SLIEDRECHT
2 9 NOV. 2011
Ons kenmerk
PZH-2011-314082790 Uw kenmerk
659322 Bijlagen
Onderwerp
Verzoek ontheffing Verordening Ruimte Zuid-Holland twee bedrijfswoningen Manege Stal Alblas Geacht college, Op 26 september 2011 ontvingen wij uw verzoek van 15 september 2011 om ontheffing van artikel 15, lid 1 van de Verordening Ruimte Zuid-Holland (hierna: de verordening). Inhoud verzoek Het verzoek heeft betrekking op de voorgenomen bouw van een bedrijfswoning en een tweede, tijdelijke en persoonsgebonden bedrijfswoning voor de nieuwe manege van Stal Alblas aan de Parallelweg ten noorden van de kern van Sliedrecht. De bouw van deze bedrijfswoningen is in strijd met artikel 2, lid 4 sub a van de verordening. De situatie is weergegeven op onderstaande luchtfoto.
Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Trams 8 en 9 en bussen 18, 22, 65 stoppen dichtbij het provinciehuis. Vanaf station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor auto's is beperkt.
Ons kenmerk
PZH-2011-314082790 P ^ g ^ HOLLAND
Voorgeschiedenis U bent in uw verzoek reeds ingegaan op de voorgeschiedenis. Deze komt - kort samengevat - op het volgende neer. De manege met een bedrijfswoning is op dit moment gevestigd aan de Baanhoek, in de Vinexlocatie Baanhoek-West. Het is niet mogelijk om de manege in te passen in deze nieuwe woonwijk omdat het de afronding hiervan in de weg staat, zowel als gevolg van het fysieke ruimtebeslag als door de aanwezige milieucontour. De manege is in beroep gegaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen de goedkeuring op 20 oktober 2009 van het bestemmingsplan "Baanhoek-West uitwerkingsplan Deelplan 2". De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de betrokken partijen gevraagd om het geschil via mediation op te lossen. Alle partijen zijn hier op ingegaan en op 1 september 2011 heeft dit geleid tot de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst. De vaststellingsovereenkomst is de uitkomst van het mediationtraject waarin door partijen onder andere afspraken zijn gemaakt over: • De verkoop van de huidige manege met bedrijfswoning aan de Baanhoek en de wijziging van de bestemming van deze gronden naar wonen; • De verwerving van de gronden voor de nieuwe manege met bedrijfswoning en een tweede, tijdelijke en persoonsgebonden bedrijfswoning ('terugtredende boer') aan de Parallelweg en de wijziging van de bestemming van deze gronden van agrarisch naar manege met genoemde bedrijfswoningen. Wij hebben in de vaststellingsovereenkomst de inspanningsverplichting op ons genomen om waar nodig en mogelijk het bouwplan planologisch mogelijk te maken en te ondersteunen. Ontheffingsmogelijkheid De voorgenomen verplaatsing van de manege naar de voorliggende locatie is in overeenstemming met artikel 2, lid 2 sub a van de verordening. De voorgenomen bouw van de bijbehorende bedrijfswoning en een tweede, tijdelijke bedrijfswoning is in strijd met artikel 2, lid 2 sub a van de verordening. De verordening kent geen specifieke ontheffingsmogelijkheid voor de voorliggende situatie. Wel kunnen wij op grond van artikel 16, lid 1 van de verordening, een algemene ontheffing verlenen bij groot openbaar of individueel belang. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden: a. er is sprake van een groot maatschappelijk, sociaal en/of (bedrijfs)economisch belang; b. de provinciale belangen zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie worden niet in onevenredige mate aangetast; c. er zijn geen reële andere mogelijkheden én d. de negatieve effecten worden zoveel mogelijk beperkt. De ontheffing kan niet worden verleend voor gebieden die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
2/2
Ons kenmerk
PZH-2011-314082790 p™J^ HOLLAND
Overwegingen Wij overwegen over het verzoek het volgende.
-Aóa: De afronding van de Vinex-wijk Baanhoek West is van groot maatschappelijk belang. De continuïteit van de nnanege is van sociaal/maatschappelijk belang en van bedrijfseconomisch belang voor de eigenaren. Deze belangen zijn gediend met een verplaatsing van de manege met bedrijfswoning naar een andere locatie in of nabij Sliedrecht. Uitkomst van de mediation is tevens dat er een tweede, tijdelijke en persoonsgebonden bedrijfswoning wordt toegelaten als onderdeel van de overeenkomsten over aan- en verkoop van de oude en nieuwe percelen en zoals vastgelegd in het voorontwerpbestemmingsplan. De woningen dienen dus een groot maatschappelijk, sociaal en (bedrijfs)economisch belang.
-Aób: De nieuwe locatie van de manege ligt in de zuidrand van het Groene Hart. De manege past binnen de Visie Zuidrand Groene Hart en de Transformatievisie Merwedezone. De manege wordt tevens landschappelijk ingepast, zoals beschreven in het verzoek en vastgelegd in het voorontwerpbestemmingsplan. Wij kunnen instemmen met deze landschappelijke inpassing. Andere provinciale belangen zijn niet aan de orde. De provinciale belangen zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie worden dan ook niet in onevenredige mate aangetast.
'A6c: De manege kan niet op de huidige locatie worden gehandhaafd omdat het de afronding van de Vinex-wijk Baanhoek-West in de weg staat. Binnen de kern van Sliedrecht of andere aansluitende kernen is geen locatie beschikbaar. Het is daardoor onvermijdelijk om de manege met bedrijfswoning te verplaatsen naar een locatie buiten de bebouwingscontour. De tweede, tijdelijke en persoonsgebonden bedrijfswoning is onderdeel van het onderhandelingresultaat over de aanen verkoop van de nieuwe en oude locatie. Er zijn daardoor geen reële andere mogelijkheden.
-Aóó: De negatieve effecten van de bedrijfswoningen worden beperkt door de manege als geheel landschappelijk in te passen en bovendien door de tweede, tijdelijke en persoonsgebonden woning in het bedrijfspand onder te brengen. Het gebied maakt geen deel uit van de EHS.
3/4
Ons kenmerk
PZH-2011-314082790 P ™ ^ HOLLAND
Besluit Gelet op het voorgaande hebben wij besloten de ontheffing te verlenen.
Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, waarnemend secretaris, voorzitter,
d> M.M. van der Kraan
C5t J. Franssen
VERZONDEN ü 1 ütC. 2011
4/4
Bijlage 7 Zienswijzenverslag, Gemeente Sliedrecht
Sliedrecht Bestemmingsplan Manege Alblas
Zienswijzenverslag December 2011
Inhoud 1. Inleiding 2. Zienswijzen
1.
Inleiding
In overeenstemming met artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp bestemmingsplan Manege Alblas na publicatie in Het Kompas en de Staatscourant vanaf vrijdag 14 oktober 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan.
Zienswijzen Er zijn 6 schriftelijke zienswijzen ingediend. In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de ontvangen zienswijzen en zijn de zienswijzen van gemeentelijk commentaar voorzien. Tevens is per zienswijze aangegeven of de zienswijze leidt tot aanpassingen van het ontwerp bestemmingsplan.
Ontvankelijkheid Alle zienswijzen zijn binnen de termijn door de gemeente ontvangen en van een ondertekening voorzien. De zienswijzen zijn daarmee ontvankelijk.
2.
Zienswijzen
In dit hoofdstuk zijn de zienswijzen samengevat en beantwoord. 1.
Provincie Zuid-Holland
Samenvatting Gedeputeerde Staten hebben op 23 augustus 2011 het ontwerp van de Actualisatie 2011 van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte vastgesteld. Hierin is de ontwikkeling van het nabijgelegen Regiopark met sportvelden Sliedrecht opgenomen. De vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan kan niet los worden gezien van de vaststelling van de Actualisatie 2011. Verzocht wordt de vaststelling van het bestemmingsplan aan te houden tot de Actualisatie 2011 door Provinciale Staten is vastgesteld. Die vaststelling is gepland op 29 februari 2012.
Beantwoording Op grond van artikel 2, lid 4 sub a, van de provinciale Verordening Ruimte (inclusief eerste herziening) mogen bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de bebouwingscontouren de realisering van recreatieve voorzieningen, zoals een manege passend bij en ondersteunend aan de recreatieve functie van het gebied, toelaten. Uit de toelichting volgt voorts dat de provincie vindt dat maneges in het bijzonder zijn toegestaan aan de stadsranden en in of nabij recreatiegebieden met mogelijkheden voor paardrijden. In de Provinciale Structuurvisie en Verordening, vastgesteld op 2 juli 2010, wordt ten noorden van Sliedrecht voorzien in de ontwikkeling van een nieuw recreatiegebied als onderdeel van het in de Merwedezone ten noorden van de Betuweroute te realiseren regiopark. Op de bijbehorende Functiekaart 2020 Provinciale Structuurvisie is voor een dergelijke ontwikkeling ook de indicatieve aanduiding ‘Zoeklocatie recreatiegebied’ gegeven. Kortom de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling van een manege, in combinatie met een pensionstalling, is in overeenstemming met de bestaande Provinciale Structuurvisie en Verordening. Om die reden heeft de provincie in het kader van het vooroverleg ook expliciet ingestemd met het concept ontwerp bestemmingplan Manege Alblas, behoudens de te realiseren bedrijfswoningen. Bij schrijven d.d. 29 november 2011 is hiervoor aansluitend van Gedeputeerde Staten de vereiste ontheffing ontvangen.
De in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling van een manege, in combinatie met een pensionstalling, is ook in overeenstemming met de door Provinciale Staten nog vast te stellen Actualisatie 2011, maar kan en moet hier wel los van worden gezien. De vaststelling van het bestemmingsplan zal tenslotte niet eerder plaatsvinden dan op 31 januari 2012 doch uiterlijk op 21 februari 2012, zodat eventuele rechtsmiddelen door de provincie hiertegen desgewenst nog kunnen worden aangewend.
Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het tijdstip van besluitvorming door de raad laat onverlet dat door de provincie hiertegen eventuele rechtsmiddelen nog tijdig kunnen worden aangewend.
2.
N.V. Nederlandse Gasunie
Samenvatting 1. Op de verbeelding is de ligging van de gastransportleiding niet weergegeven. Verzocht wordt de verbeelding hier op aan te passen. 2. Verzocht wordt door middel van een dubbelbestemming een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding op te nemen. 3. Gevraagd wordt de regels van het bestemmingsplan uit te breiden met een artikel ‘LeidingGas’. 4. Verzocht wordt in de toelichting de aanwezigheid van de gastransportleiding te vermelden en hierbij aandacht te schenken aan de externe veiligheid aspecten.
Beantwoording 1. De gastransportleiding zal op de verbeelding worden opgenomen. 2. Op de verbeelding zal de gevraagde dubbelbestemming ten behoeve van de belemmeringenstrook worden opgenomen. 3. In de regels zal het bedoelde artikel worden opgenomen. 4. In de toelichting zal aandacht worden geschonken aan de betreffende gastransportleiding en de relevantie aspecten op het gebied van externe veiligheid.
Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
3.
Reclamant 1
Samenvatting Het bedrijf van reclamant is gevestigd aan de Parallelweg 19. 1. Wanneer er plannen zijn om de bestemming van (een deel van) het landelijk gebied te wijzigen dient een plan te worden gemaakt voor het hele gebied. Vooruitlopend op mogelijke ontwikkelingen wordt nu het betreffende bestemmingsplan gemaakt. 2. Als eventuele plannen voor het landelijk gebied niet doorgaan, is het gebied geheel versnipperd. In het westen en oosten recreatief en in het midden agrarisch. 3. Bij eventuele verdere plannen zal in de toekomst een verkeerde argumentatie worden gebruikt. Beargumenteerd zal worden dat nu er in het gebied al sprake is van recreatie, daar ook voetbalvelden bij kunnen komen. 4. De gemeente heeft als argument om aan dit plan mee te werken dat het gebied is verrommeld. In het verleden is echter gevraagd om handhaving tegen deze verrommeling, maar daar is geen gehoor aan gegeven.
5. Er is geen totaalplan voor het landelijk gebied, wat een uitrookbeleid betekent voor de bedrijven in dit gebied. Uitbreiding van deze bedrijven is niet mogelijk omdat de gemeente de plannen van Alblas financieel ondersteunt door middel van de aankoop van de benodigde gronden. De gronden worden aangekocht voor een waarde die drie tot viermaal hoger ligt dan de normale waarde. 6. Voor bestaande bedrijven is er al gedurende twee jaar sprake van een belemmering nu er op een deel van de gronden een voorbereidingsbesluit ligt. In die twee jaar is er echter nog niets gebeurd. 7. Reclamant is al twee jaar bezig om een vergunning te krijgen voor een agrarisch bedrijfspand. Deze vergunning is nog steeds niet verstrekt terwijl er wel wordt meegewerkt aan de plannen van een ander. 8. Het is noodzakelijk dat de manege wordt geclusterd aan de huidige andere bedrijven met een recreatieve bestemming ten westen of ten oosten van de provinciale weg. Zo wordt voorkomen dat het gebied nog meer wordt verrommeld dan nu al het geval is. 9. Voor de realisering van de plannen voor manege Alblas wordt een bestemmingsplan gemaakt, terwijl de bestaande bedrijven in het geheel niet kunnen beschikken over een bouwblok. Voor die bedrijven is vergunning verleend met toepassing van artikel 19 WRO.
Beantwoording 1. Door alle betrokken partijen is vastgesteld dat een voortzetting van de bedrijfsvoering van manege Alblas op de huidige locatie bedrijfstechnisch niet rendabel is en een belemmering vormt voor de woningbouwontwikkeling Baanhoek West. De bestaande bedrijfsvoering op het perceel plaatselijk bekend Baanhoek 479 te Sliedrecht dient derhalve beëindigd te worden. De gemeente hecht er belang aan dat deze voorziening elders in Sliedrecht gehandhaafd en uitgebreid wordt, omdat hieraan op basis van ervaringscijfers behoefte bestaat. Wegens het ontbreken van een alternatieve locatie in bestaand stedelijk gebied zijn we daarvoor aangewezen op het gebied ten noorden van de Betuweroute. In het belang van de voortgang van de geplande woningbouwontwikkeling in Baanhoek West wenst ook de provincie medewerking te verlenen aan de voorgestane verplaatsing van Stal Alblas. Hiermee kan niet worden gewacht tot de plannen voor een gedeeltelijke bestemmingswijziging van het landelijk gebied zijn uitgekristalliseerd. 2. De in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling van een manege, in combinatie met een pensionstalling, separaat dan wel in samenhang met de ontwikkeling van een nieuw recreatiegebied als onderdeel van het in de Merwedezone ten noorden van de Betuweroute te realiseren regiopark heeft oog voor de bestaande agrarische belangen. Het uitgangspunt bij alles was en is de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse te handhaven. De vesting van deze manege annex pensionstalling betreft overigens een semi-agrarisch bedrijf en verhoudt zich goed met de agrarische bedrijfsvoering van reclamant. De situering op circa 400 meter ten westen van het agrarische bedrijf aan de Parallelweg 17-19 te Sliedrecht waarborgt dat één en ander ook geen milieuhygiënische gevolgen heeft voor de bestaande en toekomstige agrarische bedrijfsvoering ter plaatse. Ook bij een mogelijke toekomstige recreatieve herinrichting van het gebied ten oosten van zijn agrarisch bedrijf zal rekening (moeten) worden gehouden met de agrarische bedrijfsvoering van reclamant. 3. Het landelijk gebied ten noorden van de Betuweroute maakt onderdeel uit van het Groene Hart en vormt de zuidelijke grens van dit nationale landschap. Door provincie, regio’s en gemeenten wordt voor dit landelijk gebied een groenblauwe en recreatieve ontwikkeling voorgestaan. Een duurzame en kwalitatieve overgangszone van stad naar land met oog voor de bestaande agrarische belangen. Het streven is ten noorden van de Betuweroute/A15 te komen tot een duurzame, kwalitatieve en groenblauwe overgangszone in de vorm van een regiopark. Een groen en waterrijk gebied met een sterke verwevenheid tussen natuur en recreatie en een recreatieve gebruikswaarde voor inwoners en passanten. Vanuit recreatie wordt hierin een belangrijke rol toegedacht aan het Werelderfgoed Kinderdijk, het Recreatiegebied Souburgh, het Alblasserbos met het Educatief Streekcentrum Alblasserbos en het nieuw terealiseren Recreatief Knooppunt Sliedrecht.
4.
5.
6.
7.
Het Recreatief Knooppunt Sliedrecht moet voorzien in elementen op het gebied van sport, recreatie, natuur en water. De realisering van dit knooppunt moet onder andere een oplossing bieden voor de bestaande wateropgave. Het knooppunt zal voorts bij voorkeur ook ruimte moeten bieden aan een verplaatsing van de bestaande en realisering van nieuwe sportvelden. De realisering van een manege- en pensionstalling is hiermee in overeenstemming. Het uitgangspunt was en is dat bij de realisering van deze nieuwe manegevoorziening separaat dan wel als onderdeel van het te realiseren recreatief knooppunt rekening moet worden gehouden met de (toekomstige) belangen van de grondgebonden melkrundveehouderij als drager van het open cultuurlandschap. In de Ontwerp Actualisering 2011 Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte wordt ten noorden van de Betuweroute en ten westen van de N 482 ruimte geboden voor de realisering van het Recreatief Knooppunt Sliedrecht te combineren met de uitplaatsing van de bestaande en realisering van nieuwe sportvelden. De definitieve besluitvorming hierover door Provinciale Staten wordt voorzien op 29 februari 2012. Het is derhalve te prematuur is om tegen een dergelijke ontwikkeling in het kader van de onderhavige ruimtelijke ontwikkeling nu al een zienswijze in te dienen. De verrommeling in het gebied ten westen van de N 482 in het zogenaamde Middenblok komt ondermeer tot uiting in de aanwezigheid van tal van schuren, stallen en bouwwerken. Deze verrommeling is mede veroorzaakt, doordat na de aanleg van de Betuwelijn de woonfunctie bij bedrijven niet kon worden gehandhaafd (geluidhinder) en daarom in noordelijke richting is verplaatst. De voormalige bedrijfsgebouwen hebben veelal een andere functie gekregen. Opslag van diverse materialen op de voormalige erven versterkt het rommelige karakter. Met een situering van het nieuw te realiseren Recreatief Knooppunt ten westen van de N 482 moet de ter plaatse bestaande verrommeling optimaal kunnen worden aangepakt, ingepakt en/of weggenomen. Door het nieuwe recreatieve knooppunt in samenhang met de aanleg van een veel robuustere groenstructuur te realiseren moeten de ter plaatse bestaande en nieuw te realiseren rode componenten op een landschappelijk verantwoorde wijze worden ingepast. Na de definitieve besluitvorming door Provinciale Staten op 29 februari 2012 over de Ontwerp Actualisering 2011 Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte zal de gemeente in de loop van 2012 een aanvang maken met de actualisatie van het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’, waarin het bedrijf van reclamant is gelegen. In dit bestemmingsplan zal voor het bestaande agrarische bedrijf een passende bestemming worden gegeven. Wat betreft de aankoop van de gronden wordt opgemerkt dat de gemeente de gronden op de betreffende locatie aankoopt, maar dat deze gronden voor dezelfde prijs en onder dezelfde voorwaarden direct worden doorverkocht aan manege Alblas. De raad van de gemeente Sliedrecht heeft op 28 juni 2010 een voorbereidingsbesluit genomen voor een deel van de gronden, gesitueerd ten noorden van de Betuweroute, ten oosten van de Tolsteeg, ten zuiden van de Middelwetering en ten westen van de N 482, waarop de ontwikkeling van het Recreatief Knooppunt Sliedrecht wordt voorzien. Op 14 juni 2011 heeft de raad dit besluit opnieuw genomen. Het voorbereidingsbesluit was en is bedoeld om te voorkomen dat op grond van het gedateerde bestemmingsplan Landelijk Gebied tussentijds medewerking verleend moet worden aan planologische ontwikkelingen (bouwplannen) die strijdig zijn dan wel kunnen zijn met de voorgestane herinrichting van dit gebied tot ‘Recreatief Knooppunt Sliedrecht. Gezien het advies van de Intergemeentelijke Agrarische Advies Commissie en met inachtneming van het advies van de bezwaar- en beroepschriftencommissie heeft burgemeester en wethouders op 15 november 2011 in heroverweging alsnog besloten aan reclamant bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een dressuurhal ter plaatse. Uit het advies blijkt dat er sprake is van één volwaardig agrarisch bedrijf bestaande uit een melkveehouderij en paardenopfokbedrijf. De intergemeentelijke adviescommissie concludeert dat de bouw van de dressuurhal past binnen de ontwikkeling van het bedrijf en past binnen de voorschriften van het bestemmingsplan. Door de combinatie van melkveehouderij en paardenopfok is er een goede basis voor een duurzame bedrijfsvoering.
8. Voor de nieuw te realiseren manege aan de Parallelweg is door Landschapsbeheer ZuidHolland een beplantingsplan gemaakt. De gronden mogen niet eerder overeenkomstig de in het bestemmingplan gegeven bestemming worden gebruikt, dan nadat de landschappelijke inpassing conform dit beplantingsplan is gerealiseerd. Gelet op de overwegingen zoals neergelegd in hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan is de gemeente van mening dat de nieuw te realiseren manege op een verantwoorde wijze wordt ingepast in het bestaande landschap. 9. Voor de reactie op dit punt wordt verwezen naar de beantwoording onder punt 5.
Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
4.
Reclamant 2
Samenvatting De percelen waar manege Alblas zal worden gesitueerd zijn deels in gebruik bij reclamant. 1. Reclamant heeft een aantal jaar geleden aangetoond een agrarisch bedrijf te kunnen zijn op het gebied van zomerbloementeelt. Dit is echter niet toegestaan. Nu wordt echter medewerking verleend aan de situering van manege Alblas waarbij knotbomen worden toegestaan die zeker hoger zijn dan zomerbloemen. Ook langs de oprijlaan zal aanplant worden toegestaan. 2. Ter plaatse van de nieuwe locatie van manege Alblas geldt de bestemming ‘Agrarisch gebied met landschappelijke waarde zonder gebouwen’. Reclamant krijgt geen toestemming om een woning bij zijn vee te bouwen, terwijl op de locatie waar reclamant al jaren lang agrarische activiteiten uitvoert nu wel bebouwing mag komen, waaronder zelfs twee woningen. 3. Er is alleen plaats voor agrarische bedrijven in het landelijk gebied. Een manege is geen agrarisch bedrijf. 4. Aan reclamant is nooit verteld dat hij het land waar de manege zal worden gesitueerd in de toekomst niet meer mag gebruiken. Hij heeft dit zelf moeten ontdekken. 5. De familie Alblas ontvangt een flink bedrag van de gemeente Sliedrecht. Met het oog op gelijkheid in behandeling heeft ook reclamant recht op een dergelijk bedrag. 6. Reclamant heeft naast koeien inmiddels ook een aantal paarden met de daarbij behorende voorzieningen. Een manege op korte afstand is te veel van het goede.
Beantwoording 1. In het verleden (1995 en 2000) heeft de gemeente geweigerd planologische medewerking te verlenen aan de realisering van een nieuwe agrarische bouwstede voor reclamant, omdat er geen dan wel onvoldoende aangetoond kon worden dat er sprake was van een volwaardig en duurzaam agrarisch bedrijf. Gedeputeerde Staten wensten destijds ook niet de voor een mogelijke planologische medewerking door de gemeente vereiste verklaring van geen bezwaar af te geven. De bedoelde knotbomen en andere aanplant zijn overigens vereist ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing van de manege en maken onderdeel uit van het voor de landschappelijke inpasbaarheid van het geheel door een ter zake deskundige vervaardigde beplantingsplan. 2. Het is de bedoeling dat bij de manege twee bedrijfswoningen zullen worden gerealiseerd. Het gaat daarbij om één definitieve bedrijfswoning en één bedrijfswoning van tijdelijke aard. De permanente woning die bij de manege zal worden gerealiseerd is benodigd voor de bedrijfsvoering ter plaatse en met name ten behoeve van het houden van goed en voldoende toezicht op de levende have. De omvang van de woning zal vergelijkbaar zijn met de schaal van omliggende (bedrijfs)woningen. De tweede bedrijfswoning is tijdelijk van aard en bestemd voor de ‘terugtredende boer’.
3.
4. 5.
6.
De woning komt te vervallen op het moment dat hij/zij de woning verlaat dan wel komt te overlijden. Deze tijdelijke woning mag een maximale omvang hebben van 250 m³ en zal inpandig in de rijhal van de manege worden gesitueerd. Op grond van artikel 2, lid 4 sub a, van de provinciale Verordening Ruimte (inclusief eerste herziening) mogen bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de bebouwingscontouren de realisering van recreatieve voorzieningen, zoals een manege passend bij en ondersteunend aan de recreatieve functie van het gebied, toelaten. Uit de toelichting volgt voorts dat de provincie vindt dat maneges in het bijzonder zijn toegestaan aan de stadsranden en in of nabij recreatiegebieden met mogelijkheden voor paardrijden. In de provinciale structuurvisie en verordening, vastgesteld op 2 juli 2010, wordt ten noorden van Sliedrecht voorzien in de ontwikkeling van een nieuw recreatiegebied als onderdeel van het in de Merwedezone ten noorden van de Betuweroute te realiseren regiopark. Op de bijbehorende Functiekaart 2020 Provinciale Structuurvisie is voor een dergelijke ontwikkeling ook de indicatieve aanduiding ‘Zoeklocatie recreatiegebied’ gegeven. Kortom de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling van een manege, in combinatie met een pensionstalling, is in overeenstemming met de bestaande provinciale structuurvisie en verordening. Om die reden heeft de provincie in het kader van het vooroverleg ook expliciet ingestemd met het concept ontwerp bestemmingplan Manege Alblas, behoudens de te realiseren bedrijfswoningen. Bij schrijven d.d. 29 november 2011 is hiervoor aansluitend van Gedeputeerde Staten de vereiste ontheffing ontvangen. Dit punt is een zaak tussen reclamant en de eigenaar van de gronden waar reclamant de gronden van huurt. De gemeente koopt gronden op de betreffende locatie aan, maar deze gronden worden voor dezelfde prijs en onder dezelfde voorwaarden direct doorverkocht aan manege Alblas. De gronden waarop de huidige manege van Alblas is gesitueerd worden marktconform door de projectontwikkelaar van Baanhoek-West aangekocht. Het is dus niet zo dat Alblas een flink bedrag van de gemeente ontvangt. Er is sprake van het verplaatsen van een bestaande manege naar een nieuwe locatie. Voor de verantwoording van de betreffende locatie voor de manege wordt verwezen naar de overwegingen in hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan, waar onder meer wordt aangegeven dat de manege wordt gepositioneerd tussen de reeds aanwezige bebouwing van de Parallelweg waarbij een onderlinge afstand is gehanteerd van circa 400 meter, waardoor de openheid van het rondomliggende gebied wordt behouden.
Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
5
Reclamant 3
Samenvatting Het bedrijf van reclamant is gevestigd aan de Kweldamweg 4. 1. Indien de gemeente meewerkt aan de verplaatsing van manege Alblas, dient zij aan iedereen die een soortgelijk plan heeft medewerking te verlenen. Aan reclamant is destijds medewerking geweigerd, omdat de uitbreiding van zijn bestaande bedrijf het dichtslibben van het Groene Hart zou bevorderen. Er dient sprake te zijn van rechtsgelijkheid. 2. De bestemming ter plaatse van de nieuwe locatie van manege Alblas wordt gewijzigd in ‘Recreatie’. Is het de bedoeling dat ook de voetbalvelden op deze wijze worden verplaatst naar het Groene Hart?
Beantwoording 1. Het perceel plaatselijk bekend Kweldamweg 4 te Sliedrecht is op de plankaart behorende bij het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied bestemd voor agrarische doeleinden en specifiek aangewezen als bouwperceel (Agrarische Bedrijfsdoeleinden - Bouwpercelen (A)). Op de gronden ‘Agrarische Bedrijfsdoeleinden - Bouwpercelen (A)’ mogen uitsluitend gebouwd worden agrarische bedrijfsgebouwen die blijkens aard en indeling rechtstreeks ten dienste staan van een agrarisch bedrijf. Onder een agrarisch bedrijf wordt hier verstaan een bedrijf dat overwegend is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden, mesten of fokken van vee door hoofdzakelijk gebruik te maken van open grond. Alhoewel volgens vaste jurisprudentie het stallen van paarden en/of het exploiteren van een manege en/of pensionstal niet als een agrarische bedrijfsactiviteit kan worden aangemerkt, moet desondanks worden vastgesteld dat ter plaatse al gedurende aan groot aantal jaren door reclamant een pensionstalling voor paarden wordt geëxploiteerd. Bij besluit van 18 april 1995 is ook expliciet milieuvergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het houden van paarden. Met betrekking tot zijn plan voor de realisering van een tweede binnenbak merken wij op dat dit een principe plan-plan betrof en dateert van 1999. In 1999 is geweigerd hieraan medewerking te verlenen op basis van de toen bestaande inzichten. Nadat in april 2001 met toepassing van artikel 19 WRO vrijstelling en bouwvergunning was verleend voor het bouwen van een paardenrijhal aan de Parallelweg 3 te Sliedrecht, is hij sindsdien herhaaldelijk verzocht en uitgenodigd om voor de bouw van een tweede binnenbak een nieuw en gemotiveerd verzoek in te dienen. Tot heden is daar door hem geen invulling en uitvoering aan gegeven. Op 22 maart 2011 is door reclamant recent nog een omgevingsvergunning gevraagd voor het oprichten van een werkplaats/inrichting ten dienste van de agrarische bedrijfsvoering (agrarische doeleinden) op zijn perceel en is de gevraagde vergunning bij besluit van 13 mei 2011 verleend. De intentie is bij de eerstvolgende algehele herziening/actualisering van het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied de desbetreffende gronden een bestemming te geven passend bij de huidige overwegend nietagrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse. In de loop van 2012 zal de gemeente een aanvang maken met de actualisatie van het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’. 2. Het landelijk gebied ten noorden van de Betuweroute maakt onderdeel uit van het Groene Hart en vormt de zuidelijke grens van dit nationale landschap. Door provincie, regio’s en gemeenten wordt voor dit landelijk gebied een groenblauwe en recreatieve ontwikkeling voorgestaan. Een duurzame en kwalitatieve overgangszone van stad naar land met oog voor de bestaande agrarische belangen. Het streven is ten noorden van de Betuweroute/A15 te komen tot een duurzame, kwalitatieve en groenblauwe overgangszone in de vorm van een regiopark. Een groen en waterrijk gebied met een sterke verwevenheid tussen natuur en recreatie. Een groen en waterrijk gebied met meer dan voldoende recreatieve gebruikswaarde voor inwoners en passanten. Vanuit recreatie wordt hierin een belangrijke rol toegedacht aan het Werelderfgoed Kinderdijk, het Recreatiegebied Souburgh, het Alblasserbos met het Educatief Streekcentrum Alblasserbos en het nieuw te realiseren Recreatief Knooppunt Sliedrecht. Het Recreatief Knooppunt Sliedrecht moet voorzien in elementen op het gebied van sport, recreatie, natuur en water. De realisering van dit knooppunt moet onder andere een oplossing bieden voor de bestaande wateropgave. Het knooppunt zal voorts bij voorkeur ook ruimte moeten bieden aan een verplaatsing van de bestaande en realisering van nieuwe sportvelden. In de Ontwerp Actualisering 2011 Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte wordt ten noorden van de Betuweroute en ten westen van de N 482 ruimte geboden voor de realisering van het Recreatief Knooppunt Sliedrecht te combineren met de uitplaatsing van de bestaande en realisering van nieuwe sportvelden. De definitieve besluitvorming hierover door Provinciale Staten wordt voorzien op 29 februari 2012.
Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6.
Reclamant 4
Samenvatting Het bedrijf van reclamant is gevestigd aan de Parallelweg 3 1. Eerdere verzoeken van reclamant om te komen tot de bestemming die nu aan manege Alblas wordt gegeven zijn door de gemeente niet gehonoreerd. Reclamant ervaart dit als rechtsongelijkheid. 2. Met het oog op een gezonde concurrentiepositie is het in deze tijd zeer onwenselijk om een verhoging van de capaciteit toe te staan binnen de betreffende branche. Er bestaat gerede kans dat voor de verschillende bedrijven langs de Parallelweg de economische haalbaarheid in het geding komt. 3. Als de gemeente gronden aanbiedt, zou reclamant daar ook graag voor in aanmerking willen komen. Ook hierbij dient sprake te zijn van gelijke behandeling.
Beantwoording 1 De gronden plaatselijk bekend Parallelweg 3 te Sliedrecht zijn op de plankaart behorende bij het ter plaatse geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied deels bestemd voor ‘Agrarische Bedrijfsdoeleinden – Bouwpercelen (A). Op de gronden ‘Agrarische Bedrijfsdoeleinden Bouwpercelen (A)’ mogen uitsluitend gebouwd worden agrarische bedrijfsgebouwen die blijkens aard en indeling rechtstreeks ten dienste staan van een agrarisch bedrijf. De overige gronden plaatselijk bekend Parallelweg 3 zijn op de plankaart behorende bij ter plaatse het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied deels bestemd voor ‘Agrarisch Gebied met Landschappelijke Waarde (A-zgg). Op deze gronden mogen uitsluitend niet voor bewoning bestemde agrarische bedrijfsgebouwen met een grondoppervlak tot maximaal 40 m2 worden gebouwd. Met toepassing van artikel 19 Wet op de Ruimtelijke ordening is in afwijking van het bovenstaande bij besluit van 12 april 2001 aan reclamant vrijstelling en vergunning veleend voor het bouwen van een paardenrijhal, de aanleg c.q. het verleggen van de parkeerplaatsen en een buitenbak ter plaatse. Aansluitend daarop is in het verleden ook een milieuvergunning verleend voor het exploiteren van een pensionstal ter plaatse. De intentie is bij de eerstvolgende algehele herziening/actualisering van het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied de desbetreffende gronden een bestemming te geven passend bij de huidige overwegend nietagrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse. In de loop van 2012 zal de gemeente een aanvang maken met de actualisatie van het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’. 2. In het onderhavige geval is geen sprake van het toevoegen van een nieuwe manege. Het betreft een bestaande manege aan de Baanhoek 479 te Sliedrecht die ter plaatse een belemmering vormt voor de grootschalige woningbouwontwikkeling Baanhoek West en om die reden ter plaatse beëindigd moet worden en verplaatst moet worden naar deze locatie. 3. De gemeente biedt geen gronden aan. De gemeente koopt gronden aan op de betreffende locatie, maar deze gronden worden voor dezelfde prijs en onder dezelfde voorwaarden direct doorverkocht aan manege Alblas.
Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
pagina 1 van 9
ANTERIEURE OVEREENKOMST Manege Alblas
Ondergetekenden: de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Sliedrecht, gevestigd aan de Industrieweg 11 te [3361 HJ] Sliedrecht, te dezen krachtens het bepaalde in artikel 171 van Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar burgemeester (wnd.), mevrouw A.G.M. van de Vondervoort, hierna te noemen: “Gemeente”, en de heer P.L. Alblas, woonachtig te Sliedrecht, Baanhoek 479, 3361 GJ, eigenaar van dit perceel, hierna te noemen: “Exploitant”, Gemeente en Exploitant hierna gezamenlijk te noemen: “Partijen”, overwegende: 1.
dat Exploitant het binnen de gemeente Sliedrecht gelegen perceel grond, kadastraal bekend gemeente Sliedrecht sectie L, nummer 715, zoals is aangegeven op de als bijlage 1 bijgevoegde situatietekening van 12 december 2011; hierna te noemen: “Exploitatiegebied”, in eigendom heeft, althans rechten kan doen gelden met betrekking tot het in exploitatie brengen daarvan;
2.
dat Exploitant voor eigen rekening en risico het Exploitatiegebied in exploitatie wenst te brengen voor het oprichten van een manege, paardenstalling en 2 bedrijfswoningen (waarvan één tijdelijk van aard is) aan de Parallelweg tussen nummer 19 en 21, hierna te noemen: “Project”, en dat Exploitant Gemeente heeft verzocht hem ten behoeve daarvan een omgevingsvergunning te verlenen;
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 2 van 9
3.
dat het op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan;
4.
dat de realisatie van het Project niet binnen de geldende bestemming van het Exploitatiegebied kan plaatshebben en dat Gemeente in het kader van de in de voorgaande overweging bedoelde omgevingsvergunning het bestemmingsplan dient te wijzigen;
5.
dat Gemeente bereid is haar medewerking te verlenen aan het in exploitatie brengen van het Exploitatiegebied indien voldoende waarborgen worden getroffen voor een goede en stelselmatige ontwikkeling daarvan alsmede voor de daaraan verbonden financiële consequenties voor Gemeente;
6.
dat Partijen de hoofdlijnen van het bouwplan van het Project hebben besproken en dat zij concluderen dat dit bouwplan uit stedenbouwkundig en planologisch oogpunt aanvaardbaar is onder voorwaarde dat het plan economisch uitvoerbaar zal zijn;
7.
dat Partijen nu de nadere voorwaarden en afspraken met betrekking tot het in exploitatie brengen van het Exploitatiegebied wensen vast te leggen in deze anterieure overeenkomst, en komen daartoe het volgende overeen:
artikel 1 1.1
definities, verwijzing
Naast de in de considerans reeds omschreven begrippen hebben nog de onderstaande, tevens met beginhoofdletter[s] aangeduide, begrippen de in dit artikel gegeven betekenis: 1.
B&W
[het college van] burgemeester en wethouders van Gemeente
2.
Bouwrijp maken
de door [namens] Exploitant voor zijn rekening en risico te verrichten werkzaamheden in het Exploitatiegebied, welke nodig en dienstig zijn om met de bouwwerkzaamheden een aanvang te kunnen nemen, een en ander zoals beschreven in de bijlagen van deze overeenkomst.
3.
Bro
het Besluit ruimtelijke ordening
4.
Exploitatieplan
een plan als bedoeld in artikel 6.12 Wro
5.
Openbare Ruimte
het deel van het Exploitatiegebied, bestemd voor onder andere infrastructurele voorzieningen, groenvoorzieningen en/of watervoorzieningen en dat publiekelijk toegankelijk is.
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 3 van 9
1.2
6.
Raad
de raadsleden van Gemeente gezamenlijk, ook wel geduid ‘Gemeenteraad’
7.
Woonrijp maken
de door Exploitant voor zijn rekening en risico te verrichten werkzaamheden in het Exploitatiegebied, welke nodig en dienstig zijn voor het gebruiken van de gerealiseerde woningen, overige gebouwen en/of voorzieningen.
8.
Wro
de Wet ruimtelijke ordening
Waar in deze overeenkomst melding wordt gemaakt van een artikel of een overweging, wordt bedoeld een artikel uit deze overeenkomst dan wel een overweging uit de considerans van deze overeenkomst, tenzij nadrukkelijk anders is bepaald.
artikel 2
doel deze overeenkomst
2.1
Het doel van deze overeenkomst is om te komen tot ontwikkeling door Exploitant van het Exploitatiegebied en het door hem Bouwrijp en Woonrijp maken van het Exploitatiegebied. Het door [namens] Exploitant Bouwrijp gemaakte Exploitatiegebied zal vervolgens door hem worden bebouwd overeenkomstig de [dan] geldende planologische situatie.
2.2
Het doel van deze overeenkomst is (voor zover relevant) tevens afspraken te maken over de betreffende ruimtelijke-, stedenbouwkundige-, civieltechnische-, programmatische- en financiële aspecten, planning en fasering.
artikel 3
taken van Gemeente
3.1
Gemeente zal zich ervoor inspannen dat de gevraagde ruimtelijke procedure op voortvarende wijze wordt doorlopen.
3.2
Gemeente zal zich ten opzichte van Exploitant inspannen om de omgevingsvergunning en eventuele overige vergunningen die voor de uitvoering van het Project nodig zijn, na aanvraag daarvan binnen de gestelde wettelijke termijnen af te handelen of te doen afhandelen, een en ander zoals neergelegd in de vaststellingsovereenkomst d.d. 1 september 2011.
3.3
Gemeente zal zich inspannen om te bevorderen dat eventuele goedkeuringen of toestemmingen van hogere/andere overheden tijdig zullen worden verleend. Zij zal Exploitant op de hoogte houden van de voortgang van de in dit artikel bedoelde procedures.
artikel 4 4.1
taken van Exploitant
Exploitant ontwikkelt het Exploitatiegebied en realiseert het Project voor eigen rekening en risico. Hieronder wordt door Partijen in ieder geval mede begrepen het Bouwrijp en Woonrijp maken van het Exploitatiegebied.
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 4 van 9
4.2
Gedurende de uitvoering van de in dit artikel bedoelde werkzaamheden is het Gemeente toegestaan daarop toezicht te houden.
4.3
Exploitant zal tijdig voor zijn rekening en risico de ten behoeve van de realisatie van het Project benodigde inlichtingen en vergunningen aanvragen bij de daarvoor bevoegde [overheids]instanties, waaronder Gemeente.
4.4
Indien Exploitant na de aanvang van de bouwwerkzaamheden van de vergunning wenst af te wijken, treedt hij voorafgaand hieraan in overleg met Gemeente. In gezamenlijk overleg kunnen de partijen bepalen wat de gevolgen moeten zijn.
artikel 5
kostenverdeling
5.1
de door de gemeente te volgen ruimtelijke procedure (bestemmingsplan) maakt de herontwikkeling ten behoeve van woningbouw ten behoeve van Exploitant mogelijk en wordt aangemerkt als een plan waar op grond van artikel 6.2.1 Bro een exploitatieplan moet worden vastgesteld. De gemeente verplicht zich de bij het plan gemaakte kosten zoals nader omschreven in artikel 6.2.4 Bro op verzoeker te verhalen en verzoeker verplicht zich deze kosten, zoals nader bepaald wordt in artikel 4, aan de gemeente te betalen;
5.2
op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro kan de gemeente, in afwijking van artikel 2 genoemde verplichting tot vaststelling van een exploitatieplan, bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten géén exploitatieplan vast te stellen. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen dient in dat geval anderszins verzekerd te zijn. Door middel van deze anterieure overeenkomst is het verhaal van voornoemde kosten verzekerd;
5.3
Exploitant neemt voor zijn rekening en risico de kosten die hij in het kader van deze overeenkomst maakt. Gemeente verleent hieraan geen bijdrage.
5.4
Exploitant vergoedt aan de gemeente de kosten die door derden worden gemaakt ten behoeve van het opstellen van het bestemmingsplan. De gemeente zal deze kosten aan exploitant doorfactureren.
5.5
De in dit artikel bedoelde door de Exploitant aan de Gemeente te betalen bedragen zijn inclusief omzetbelasting.
5.6
Indien het Project vanwege welke omstandigheid ook door Exploitant niet kan dan wel zal worden gerealiseerd, treden de gemeente en exploitant in nader overleg over de tot dan toe gemaakte kosten ten behoeve van het opstellen van het bestemmingsplan.
artikel 6 6.1
planschade
Naast het elders in deze overeenkomst bedoelde kostenverhaal zijn Partijen tevens overeengekomen dat, indien door [een] belanghebbende[n] schade als bedoeld in afdeling 6.1 Wro wordt geleden die voor tegemoetkoming in aanmerking komt en hij [zij] bij Gemeente een aanvraag om een tegemoetkoming hierin indient [indienen], het bedrag van de tegemoetkoming in bedoelde schade voor rekening en risico van Exploitant komt.
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 5 van 9
6.2
Gemeente zal Exploitant schriftelijk in kennis stellen van een aanvraag door [een] belanghebbende[n] om een tegemoetkoming in de schade als bedoeld in afdeling 6.1 Wro. Met betrekking tot de behandeling van de aanvraag om tegemoetkoming in de schade is de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2008 van Gemeente van toepassing, zoals vastgesteld door de Raad d.d. 12 januari 2009. Afdeling 6.1 Bro is, voor zover nog aan de orde, van aanvullende toepassing.
6.3
Gemeente zal zo spoedig mogelijk na iedere afzonderlijke vaststelling van een tegemoetkoming in de in dit artikel bedoelde schade, het bedrag daarvan - nadat de vaststelling daarvan onherroepelijk is geworden - schriftelijk aan Exploitant meedelen. Exploitant verplicht zich het desbetreffend bedrag van iedere afzonderlijk vastgestelde tegemoetkoming aan Gemeente binnen 30 kalenderdagen na de verzenddatum van haar schriftelijke mededeling over te maken.
6.4
Exploitant is de in dit artikel bedoelde kostenvergoeding aan Gemeente ook verschuldigd, indien het Project vanwege welke omstandigheid dan ook door Exploitant niet kan dan wel zal worden gerealiseerd.
6.5
Indien de vergoeding[en] als bedoeld in dit artikel door Exploitant niet uiterlijk op het in het derde lid van dit artikel bepaalde moment is [zijn] voldaan, is Exploitant zonder ingebrekestelling in verzuim als bedoeld in artikel 6:83 BW en is hij over de periode vanaf dat moment tot aan de datum van uiteindelijke betaling de wettelijke rente voor handelstransacties verschuldigd over het door [nog] verschuldigde bedrag.
artikel 7
overdracht rechten en verplichtingen
7.1
Exploitant heeft instemming van Gemeente, zijn rechten en/of verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst geheel dan wel gedeeltelijk in welke vorm dan ook aan derden over te dragen.
7.2
Hoewel door Gemeente toestemming als bedoeld in voorgaand lid is verleend, zal een dergelijke overdracht door Exploitant Gemeente eerst binden nadat Exploitant en degene aan wie hij zijn rechten en/of verplichtingen overdraagt, Gemeente in een gezamenlijke verklaring bij aangetekend schrijven omtrent zodanige overdracht [inclusief eventuele nadere garantstelling] hebben bericht.
7.3
Een voorwaarde verbonden aan het verlenen van toestemming als bedoeld in het eerste lid van dit artikel zal steeds zijn dat Exploitant, ondanks zodanige overdracht aan zijn wederpartij, onverminderd aansprakelijk blijft voor de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, één en ander zodanig dat Gemeente zowel van Exploitant als van degene aan wie hij heeft vervreemd, nakoming van die verplichtingen kan verlangen.
7.4
Onverminderd het bepaalde in het voorgaande lid staat het Gemeente vrij om, wanneer Exploitant zijn rechten en/of verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst overdraagt zonder de in het tweede lid van dit artikel bedoelde schriftelijke in kennis stelling, deze overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst te beëindigen door middel van een schriftelijke verklaring gericht aan Exploitant, zonder schadeplichtig ten opzichte van hem te zijn.
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 6 van 9
7.5
Ingeval van een beëindiging van deze overeenkomst als bedoeld in voorgaand lid is Exploitant aansprakelijk voor alle voor Gemeente ontstane kosten en door haar geleden schade.
artikel 8
kennisgeving deze overeenkomst
Exploitant verklaart zich ervan bewust te zijn dat van deze overeenkomst binnen twee weken na het ondertekenen daarvan door B&W kennis dient te worden gegeven conform het daarover in [artikel 6.24 van] de Wro en [artikel 6.2.12 van] het Bro bepaalde.
artikel 9 9.1
aansprakelijkheid
a.
Exploitant is jegens Gemeente en derden aansprakelijk, uit welke hoofde dan ook, voor alle schade die door realisatie van het Project door Gemeente en derden wordt geleden.
b.
Exploitant zal de in voorgaand sub bedoelde schade voor zijn rekening op eerste aanzegging door Gemeente herstellen.
9.2
Exploitant vrijwaart Gemeente voor schadeclaims die direct of indirect een gevolg zijn van de werkzaamheden die worden uitgevoerd ter realisatie van het Project. Exploitant zal zich inspannen de schade voor derden zoveel mogelijk te voorkomen.
9.3
Indien Exploitant schade constateert aan eigendommen van Gemeente zal hij dit onverwijld bij Gemeente melden. Na het constateren en melden van bedoelde schade is Exploitant verplicht voor zijn rekening tijdig de nodige maatregelen tot beperking daarvan te treffen. Het herstellen van de schade zal, indien noodzakelijk meteen na de melding van de schade, door en voor rekening van Exploitant worden uitgevoerd. Exploitant zal de [herstel]werkzaamheden die zich daartoe qua aard lenen, zoveel mogelijk door een enkele aannemer doen uitvoeren, voor zover dat zich verdraagt met het [Europese] aanbestedingsrecht. Artikel 4 lid 11 is van toepassing.
9.4
Indien Exploitant in gebreke blijft de in dit artikel bedoelde schade te herstellen, zullen deze werkzaamheden in opdracht van Gemeente voor rekening van Exploitant worden uitgevoerd.
artikel 10 10.1
onvoorziene omstandigheden
Partijen komen overeen dat indien zich onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW voordoen tijdens de looptijd van deze overeenkomst, zij met elkaar in overleg zullen treden over de gevolgen daarvan voor deze overeenkomst. Partijen zullen alsdan trachten tot een aanvaardbare oplossing te komen, rekening houdend met elkaars gerechtvaardigde belangen en de inhoud en strekking van deze overeenkomst.
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 7 van 9
10.2
Indien de omstandigheden waaronder deze overeenkomst is gesloten zodanige wijzigingen ondergaan, dat van Partijen of van één hen in redelijkheid niet meer gevergd kan worden dat deze overeenkomst ongewijzigd geheel of gedeeltelijk wordt nagekomen, heeft de meest gerede Partij het recht om van de andere Partij te verlangen dat een overeenkomst tot wijziging van deze overeenkomst wordt gesloten. Partijen hebben vervolgens een inspanningsverplichting om tot een evenwichtige, aan de onvoorziene omstandigheden aangepaste overeenkomst te komen. Ingeval deze inspanningen niet tot zo een [wijziging van de] overeenkomst kunnen dan wel zullen leiden, zullen Partijen een beëindigingovereenkomst sluiten.
10.3
In de in voorgaand lid bedoelde beëindigingsovereenkomst zullen Partijen in ieder geval vastleggen op welke wijze de financiele afwikkeling van de verrichte werkzaamheden zal dienen te geschieden.
artikel 11
einde van de overeenkomst
11.1
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de periode die nodig is om het Project te realiseren.
11.2
De overeenkomst eindigt doordat het Project overeenkomstig de daartoe goedgekeurde plannen is gereedgekomen en alle overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst of naar aanleiding van deze overeenkomst tussen partijen verschuldigde betalingen zijn gedaan.
11.3
De overeenkomst eindigt eveneens indien partijen onderling ontbinding overeenkomen.
artikel 12
ingebrekestelling, verzuim
12.1
Bij niet, niet tijdige en/of niet behoorlijke nakoming van enige verplichting uit deze overeenkomst, is Exploitant, na schriftelijk in gebreke te zijn gesteld terwijl gedurende de in die ingebrekestelling bepaalde termijn de nakoming van de betreffende verplichting door hem alsnog uitblijft, in verzuim en is hij verplicht de schade die Gemeente dientengevolge lijdt te vergoeden onverminderd de bevoegdheid van Gemeente deze overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst te ontbinden dan wel, voor zover nakoming niet blijvend onmogelijk is geworden, alsnog nakoming van deze overeenkomst te vorderen.
12.2
Het bepaalde in dit artikel laat toepassing van het elders in deze overeenkomst ter zake van verzuim en boeteplichtigheid van Exploitant bepaalde onverlet.
artikel 13 13.1
ontbinding
Gemeente is tot aan het moment waarop het nieuwe bestemmingsplan is vastgesteld gerechtigd deze overeenkomst te ontbinden zonder dat enige ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst zal zijn vereist en zonder schadeplichtig te zijn, indien: Exploitant voor dat moment [voorlopige] surseance van betaling heeft gekregen of in staat van faillissement wordt verklaard,
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 8 van 9
voor dat moment op een substantieel gedeelte van zijn goederen [executoriaal] beslag wordt gelegd, het in overweging 3 bedoelde ruimtelijke besluit [vanwege toepassing van artikel 17] door Gemeente niet in procedure wordt dan wel kan worden gebracht, dan wel Gemeente, gemotiveerd, aantoont dat het plan economisch niet uitvoerbaar zal zijn. één en ander onverminderd het recht van Gemeente om vergoeding van alle voor haar ontstane kosten en door haar geleden schade te vorderen. 13.2
Exploitant vrijwaart in het geval van toepassing van voorgaand lid Gemeente voor eventuele aanspraken van andere bij de uitvoering van deze overeenkomst of daaruit voortvloeiende overeenkomsten betrokken derden.
13.3
Het bepaalde in dit artikel laat toepassing van artikel 7 lid 6 onverlet.
artikel 14
publieke taakuitoefening
14.1
Hetgeen door Partijen in deze overeenkomst is overeengekomen laat de uitoefening van de publieke taken en verantwoordelijkheden van Gemeente daarbij, waaronder derhalve die op basis van de Wro en het Bro, onverlet. Onder het bepaalde in voorgaande volzin begrijpen Partijen tevens het publiekrechtelijke besluitvormingsproces in het kader van bedoelde taken en verantwoordelijkheden.
14.2
Het bepaalde in voorgaand lid houdt in dat er van de zijde van Gemeente geen sprake van toerekenbare tekortkoming zal zijn, indien haar handelen naar deze verantwoordelijkheid eist dat zij publiekrechtelijke rechtshandelingen verricht, die niet in het voordeel zijn van de aard of de strekking van de overeenkomst of van de voortgang van het Project. Exploitant vrijwaart Gemeente voor aanspraken van derden ter zake.
artikel 15
geschillenbeslechting
15.1
Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
15.2
Alle geschillen uit hoofde van deze overeenkomst of daaruit voortvloeiende overeenkomsten, inclusief eventuele wijzigingen daarvan, waaronder tevens begrepen die geschillen welke slechts door één Partij als zodanig worden beschouwd, zullen in eerste aanleg en bij een voorlopige voorziening worden beslecht door de bevoegde rechter te Dordrecht.
artikel 16
algemene bepalingen
16.1
De considerans maakt integraal onderdeel uit van deze overeenkomst.
16.2
Van deze overeenkomst maken de volgende bijlagen onderdeel uit: bijlage 1: situatietekening d.d. 12 december 2011.
16.3
In geval van tegenstrijdigheid tussen de inhoud van deze overeenkomst enerzijds en de bijlagen anderzijds, prevaleert de inhoud van deze overeenkomst.
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 9 van 9
16.4
Derden, anders dan in deze overeenkomst genoemd, kunnen geen rechten ontlenen aan deze overeenkomst.
16.5
Exploitant verklaart dat hij, voordat hij deze overeenkomst heeft ondertekend, kennis heeft genomen van de inhoud daarvan en dat hij van Gemeente zodanige informatie heeft ontvangen, dat de inhoud en gevolgen van deze overeenkomst hem voldoende voor ogen staan.
Aldus opgemaakt en ondertekend in tweevoud te Sliedrecht op 13 december 2011.
Exploitant,
namens Gemeente,
………………………… P.L. Alblas
……………………… A.G.M. van de Vondervoort burgemeester (wnd)
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
Bijlage 1
Schaal 1:2500
Aan deze tekening kunnen geen rechten worden ontleend 0 Situatietekening manege Alblas
20
40
60m
12 December 2011
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht
Datum 14 november 2011
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: besluitvorming zienswijze ex art. 160, lid 2 van de Gemeentewet kennisname Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t. bijlage
Bijlagen 2
Ons kenmerk Zaaknr.
B&W besluit 20 december 2011
Portefeuillehouder A. de Waard
Fatale termijn nee Ruimte en Groen Onderwerp
Evaluatie Waterbus
Wat wordt gevraagd
In te stemmen met de evaluatie Waterbus en het jaarlijks evalueren van de Waterbus.
Toelichting
In de Zomernota 2009 is ingestemd met het verhogen van de jaarlijkse bijdrage aan de exploitatie van de Waterbus met € 13.000,- (via de inwonerbijdrage aan Drechtsteden). Dit naar aanleiding van het voorstel van de Drechtsteden om een jaarlijkse bijdrage aan de Waterbus met € 150.000,- te verhogen voor de contractperiode 2010 – 2021 (18 juni 2009 besloten). In het collegebesluit is voor 2011 een evaluatiemoment ingebouwd vanwege het teruglopende aantal reizigers en de ontwikkeling van de MerwedeLingeLijn. De Drechtsteden hebben een bestuurovereenkomst met de provincie gesloten over de financiering van de Waterbus. Deze overeenkomst kan niet eenzijdig door de gemeente Sliedrecht worden opgezegd. Wijzigingen zijn alleen mogelijk indien alle betrokken partijen hiermee kunnen instemmen. In de bijgevoegde evaluatie blijkt dat het gebruik van de Waterbus afneemt. Het effect van de MerwedeLingeLijn is echter nog niet goed zichtbaar, omdat de kwartiersdienst nog niet lang genoeg rijdt en de halte Baanhoek nog niet gereed is. Voorgesteld wordt om de evaluatie jaarlijks te herhalen. Concept raadsvoorstel en raadsbesluit.
Bijgaande stukken
Ambtelijk contactpersoon
Kopieën aan: Archief
Dhr. H. Appeldooren Tel.nr. (0184) 495 947
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht,
Onderwerp: Evaluatie Waterbus Voorgesteld besluit: - In te stemmen met de evaluatie Waterbus en het jaarlijks evalueren van de Waterbus. Overwegingen en alternatieven: Aanleiding evaluatie In de Zomernota 2009 is ingestemd met het verhogen van de jaarlijkse bijdrage aan de exploitatie van de Waterbus met € 13.000,- (via de inwonerbijdrage aan Drechtsteden). Dit naar aanleiding van het voorstel van de Drechtsteden om een jaarlijkse bijdrage aan de Waterbus met € 150.000,- te verhogen voor de contractperiode 2010 – 2021 (18 juni 2009 besloten). In het collegebesluit is voor 2011 een evaluatiemoment ingebouwd vanwege het teruglopende aantal reizigers en de ontwikkeling van de MerwedeLingeLijn. Gemeentelijke bijdrage Waterbus In 2011 is de bijdrage van Sliedrecht aan de Waterbus € 55.093,66. Dit bedrag is enigszins flexibel, omdat dit verdisconteerd zit in de inwonerbijdrage aan de Drechtsteden. Als uitgangspunt voor de begroting 2012 tot met 2015 geldt een jaarlijkse bijdrage aan de exploitatie van € 55.000,-. Het bedrag wordt via de Drechtsteden aan de provincie Zuid-Holland beschikbaar gesteld. De basis hiervoor is de bestuursovereenkomst die in 2009 tussen beide partijen is afgesloten om de Waterbus in stand te houden. In dit contract is over de bijdrage het volgende opgenomen: Drechtsteden verstrekt een jaarlijkse bijdrage aan de Provincie van € 680.000 (prijspeil 2010) voor de uitvoering van de Vervoerovereenkomst door de Vervoerder. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de ontwikkeling van lonen en prijzen, overeenkomstig de door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het kader van de BredeDoelUitkering gehanteerde systematiek. De bestuursovereenkomst kan niet eenzijdig door Sliedrecht worden opgezegd. Eventuele wijzigingen moeten gedragen worden door de Drechtsteden en de provincie. In het nieuwe Regionale Mobiliteitsplan voor de Drechtsteden komt het efficiënt gebruik van het openbaar vervoer ook aan de orde en dit kan als aanleiding worden gebruikt om wijzigingen in de dienstregeling van de Waterbus door te voeren. De bijdrage aan de Waterbus betalen de Drechtsteden aan de Provincie Zuid-Holland. De provincie Zuid-Holland verleent de concessie voor de Waterbus en is primair verantwoordelijk. De provincie heeft middels een aanbesteding de exploitatie van de Waterbus voor de periode 2010 – 2021 aan Aquabus (samenwerking Arriva en Doeksen) gegund. De Drechtsteden zijn bij het concessieoverleg tussen provincie en Waterbus aanwezig en kunnen op deze wijze de situatie monitoren en wensen inbrengen. De Drechtsteden hebben geen formele sturingsmogelijkheid, deze ligt bij de provincie (opdrachtgever).
-2In het contract tussen de provincie en Aquabus zijn bijna alle verantwoordelijkheden bij de vervoerder neergelegd. De rol van de provincie blijft beperkt tot het stellen van doelen en het monitoren of deze gehaald worden en indien noodzakelijk bijsturen. Aquabus is hierdoor niet alleen verantwoordelijk voor het uitvoeren van de dienstregeling, maar ook voor het promoten en laten groeien van de Waterbus. Helaas blijkt dat Aquabus tot nu toe niet in staat is gebleken om hier een goede invulling aan te geven. Op 28 oktober heeft dan ook een gesprek tussen provincie en Aquabus plaatsgevonden, waarbij ook de heer Veerman als regionaal verantwoordelijk bestuurder aanwezig was. Naar aanleiding hiervan heeft Aquabus beterschap beloofd en vinden wijzigingen in de directie plaats.
Gebruik Waterbus Op basis van het vervoerplan Waterbus 2012 kan over het gebruik van de Waterbus in Sliedrecht het volgende vermeld worden. De halte Middeldiep is onderdeel van lijn 23. Deze lijn vaart vanaf de Merwekade (Dordrecht), via Oosteind (Papendrecht) en de Hollandse Biesbosch naar de Middeldiep en vice versa. Van lijn 23 zijn de haltes Merwekade en Middeldiep de belangrijkste bestemmingen. Van lijn 23 maakten in 2010 ruim 85.000 mensen gebruik. De lijn is hiermee een van de zwakkere lijnen. Ter vergelijking lijn 22 tussen Dordrecht en Papendrecht wordt door bijna 500.000 reizigers gebruikt. In grafiek 1 (bijlage 1) is een overzicht gegeven van het gebruik van de diverse lijnen en in grafiek 2 staat het aantal in- en uitstappers per halte van lijn 23. Van de reizigers naar Sliedrecht Middeldiep komt het merendeel uit Dordrecht (85%) en op ruime afstand volgt de Hollandse Biesbosch (12%) en het aantal reizigers vanaf de overige haltes is minimaal. Vanuit Sliedrecht gaat ook het merendeel naar Dordrecht (85%). De Hollandse Biesbosch is wederom op ruime afstand tweede (13%). De halte Dordrecht is overigens niet voor alle reizigers de begin-/eindhalte en er zijn dan ook relaties richting Zwijndrecht en Papendrecht Veerdam, maar hierover zijn geen betrouwbare uitspraken te doen. Met betrekking tot het gebruik van halte Middeldiep in relatie tot eerdere jaren is helaas weinig bruikbare informatie beschikbaar. In zijn algemeenheid is bekend dat het aantal reizigers in 2010 gedaald is door het vervallen van de weekenddiensten in de winterperiode. Met betrekking tot dit laatste punt kan overigens meegedeeld worden dat met Aquabus de mogelijkheden zijn doorgenomen om de Waterbus ook in de winter weekenddiensten te laten varen, maar dit bleek financieel niet haalbaar. Er is wel informatie van het gebruik van de Waterbus in 2010 in relatie tot de eerste helft van 2011, maar het is moeilijk om hier conclusies aan te verbinden. De eerste maanden van 2011 gaat het gebruik gelijk op met 2010 met een enkele positieve uitschieter, maar in de zomerperiode blijft het gebruik behoorlijk achter. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het ontbreken van “Dordt in stoom” dit jaar en de slechte zomer. In bijlage 1 is bij grafiek 3 en 4 het aantal reizigers inzichtelijk gemaakt. In zijn algemeenheid kan geconcludeerd worden dat de Waterbus een geringe terugval heeft en dat de doelstellingen niet worden gehaald. Het kan dan ook beter met de Waterbus, maar het systeem bedient een duidelijk doelgroep. Het aantal reizigers ligt in de zomermaanden duidelijk hoger dan in de winterperiode. Hieruit kan worden afgeleid dat in de Waterbus naast forensen ook de nodige reizigers met een toeristisch motief zitten. Met name voor deze doelgroep is het maar de vraag of de MerwedeLingeLijn een concurrent is, aangezien het een totaal ander vervoersbeleving is. Ook voor de forensen zijn beide vervoerssystemen niet direct uitwisselbaar, doordat de aankomstlocatie in Dordrecht anders is. Invloed MerwedeLingeLijn Het project MerwedeLingeLijn nadert momenteel zijn eindstadium. De treinhalte Baanhoek wordt eind dit jaar in gebruik genomen en de kwartierdienst is sinds september 2011 van kracht. De MerwedeLingeLijn draait dan ook nog niet op volle kracht. Het is op dit moment nog niet mogelijk om de invloed van de MerwedeLingeLijn op de Waterbus inzichtelijk te maken. Conclusie
-3Er is te weinig informatie beschikbaar om de Waterbus in relatie tot de MerwedeLingeLijn uitgebreid te evalueren. Over de ontwikkeling en promotie van de Waterbus in zijn algemeenheid zijn wel zorgen en de provincie heeft de Aquabus hierop aangesproken. De gemeente kan niet eenzijdig dit bijdrage aan de Waterbus verlagen. Dit zal in goed overleg met de Drechtsteden, provincie en Waterbus moeten gebeuren. Het is wenselijk om het gebruik van de Waterbus te blijven volgen. Voorgesteld wordt om het gebruik van de Waterbus jaarlijks te evalueren. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in:
Financiële kaders Naar aanleiding van de Drechtraad van 21 juni 2011 is in de begroting 2012 t/m 2015 een bedrag van € 55.000,- voorzien voor de Waterbus. Voor het continueren van de Waterbus in 2012 is geen extra krediet noodzakelijk.
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders 6 juli 2009: Zomernota 2009: Evaluatie nut en noodzaak Waterbus in relatie tot MerwedeLingeLijn. o 28 juni 2010: Zomernota 2010: Evaluatie Waterbus en eventueel laten vervallen halte Sliedrecht. o De financiering van de Waterbus is geregeld middels een bestuurovereenkomst tussen de provincie en de Drechtsteden. Deze overeenkomst kan niet eenzijdig door de gemeente Sliedrecht worden ontbonden.
o
Tijdspad, monitoring en evaluatie Het jaarlijks evalueren van de Waterbus.
Externe communicatie: Aquabus bv is verantwoordelijk voor de communicatie over de Waterbus. De provincie controleert als opdrachtgever of dit correct wordt gedaan. Naar aanleiding van het afgelopen jaar is de Aquabus door de provincie aangesproken om dit te verbeteren.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
-4Bijlage 1: Grafieken Waterbus
Reizigers per lijn 700.000
20: Rotterdam – Merwekade 21: Hooikade – Zwijndrecht Veerplein 22: Merwekade – Papendrecht Veerplein 23: Merwekade – Middeldiep 24: Merwekade – Zwijndrecht Veerplein
600.000
Reizgers
500.000
400.000
300.000
200.000
100.000
0 20
21
22
23
24
Lijn
Grafiek 1: Aantal reizigers per lijn in 2010 In- en uitstappers per halte 500000
450000
400000
350000
Reizigers
300000 Instappers Uitstappers
250000
200000
150000
100000
50000
0 Hollandse Biesbosch
Merwekade
Oosteind Halte
Grafiek 2: In- en uitstappers per halte aan lijn 23 in 2010
Middeldiep
-5-
Lijn 23 Reizigersverloop per week 6.000
5.000
Aantal reizigers
4.000
3.000
2.000
1.000
-
1
3
5
7
9
11
13
15
17
19
21
23
25
27
29
31
33
35
37
39
41
43
45
47
49
51
39
41
43
45
47
49
51
Week
2009
2010
2011
Grafiek 3: Reizigersverloop lijn 23 per week
Lijn 23 Cumulatieve reizigersgroei 100.000 90.000 80.000
Aantal reizigers
70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 1
3
5
7
9
11
13
15
17
19
21
23
25
27
29
31
33
Week 2009
Grafiek 3: Reizigersverloop lijn 23 cumulatief
2010
2011
35
37
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.
;
besluit:
-
In te stemmen met de evaluatie Waterbus en het jaarlijks evalueren van de Waterbus.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort (wnd)