AFSTUDEERWERK
IN UITVOERING!
Vrijdag 18 november 2011, 11.00 – 19.40 uur Locatie: RAvB, Auditorium
Graag nodigen wij je uit voor alweer de zevende AFSTUDEERWERK
IN UITVOERING!
(voorheen afstudeerpresentatiedag) van de Rotterdamse Academie van Bouwkunst. Deze vindt plaats op vrijdag 18 november 2011, aanvang 11u00. Tijdens deze dag presenteert een „cohort‟ afstudeerders de stand van zaken van hun afstudeerproject aan de Academiegemeenschap. De e afstudeerders zitten op ongeveer 2/3 van hun afstudeertraject. Naast de Academiegemeenschap (studenten, docenten, afstudeermentoren, externe deskundigen en Staf) zijn er, speciaal voor deze dag, een aantal geselecteerde visiting critics uitgenodigd. Deze kritische vakgenoten zullen de afstudeerders stevig aan de tand voelen over hun afstudeerproject. De visiting critics zijn:
Stefan Bendiks (architect, partner Artgineering & coördinator op de Academie van Bouwkunst Arnhem)
Jeroen Geurst (architect, partner Geurst & Schulze architecten) Arjan Klok (architect & stedenbouwkundige, directeur STUDIOKLOK) Ernie Mellegers
(kunsthistoricus, onafhankelijk onderzoeker en
publicist) Dankzij
de
deelname
van
deze
externe
critici
biedt
de
AFSTUDEERWERK IN UITVOERING! niet alleen de Academiegemeenschap de mogelijkheid kennis te nemen van de verschillende, lopende afstudeerprojecten (dat geldt ook voor de afstudeerders zelf: ze kunnen zien en horen wat hun collega-afstudeerders aan het doen zijn), maar levert ze de afstudeerders ook extra input voor het vervolg van hun project op.
Tot ziens op 18 november!
Bijlage Pagina 2: programma Pagina 3: vaartijden Aqualiner Pagina 4 en verder: korte toelichtingen op de verschillende afstudeerprojecten
Programma AFSTUDEERWERK IN Vrijdag 18 november 2011
UITVOERING!
11.00 – 11.45 uur: 11.45 – 11.55 uur:
inloop + koffie korte introductie Chris van Langen
11.55 – 12.05 uur: 12.05 – 12.15 uur:
presentatie Kees Besterveld (A) commentaar visiting critics
12.20 – 12.30 uur: 12.30 – 12.40 uur:
presentatie Arnold van Ouwerkerk (A) commentaar visiting critics
12.45 – 12.55 uur: 12.55 – 13.05 uur:
presentatie Femke Feenstra (A) commentaar visiting critics
13.10 – 13.20 uur: 13.20 – 13.30 uur:
presentatie Joost van den Ham (A) commentaar visiting critics
13.30 – 14.10 uur:
lunch
14.10 – 14.20 uur: 14.20 – 14.30 uur:
presentatie Christiaan Harmse (A) commentaar visiting critics
14.35 – 14.45 uur: 14.45 – 14.55 uur:
presentatie Jens Jorritsma (S) commentaar visiting critics
15.00 – 15.10 uur: 15.10 – 15.20 uur:
presentatie Bieneke van Lingen (S) commentaar visiting critics
15.25 – 15.35 uur: 15.35 – 15.45 uur:
presentatie Ron van Logchem (A) commentaar visiting critics
15.45 – 16.00 uur:
korte pauze
16.00 – 16.10 uur: 16.10 – 16.20 uur:
presentatie Maira Bos (S) commentaar visiting critics
16.25 – 16.35 uur: 16.35 – 16.45 uur:
presentatie Bas Pijl (S) commentaar visiting critics
16.50 – 17.00 uur: 17.00 – 17.10 uur:
presentatie Michiel Raats (A) commentaar visiting critics
17.15 – 17.25 uur: 17.25 – 17.35 uur:
presentatie Robbert de Vrieze (A) commentaar visiting critics
17.35 – 17.50 uur:
korte pauze
17.50 – 18.00 uur: 18.00 – 18.10 uur: 18.10 – 18.20 uur: 18.20 – 18.30 uur:
algemeen slotwoord Stefan Bendiks algemeen slotwoord Jeroen Geurst algemeen slotwoord Arjan Klok algemeen slotwoord Ernie Mellegers
18.30 – 19.40 uur:
borrel
2
Vaartijden Aqualiner Willemskade vertrek 10.38 11.08 RDM vertrek 18.44 19.44
Jobshaven vertrek 10.51 11.21 Jobshaven aankomst 18.54 19.54
RDM aankomst 11.01 11.31 Willemskade aankomst 19.07 20.07
3
Kees Besterveld (architectuur)
Kareldoormanhoven Welke fase? de de Tussen 3 en 4 peiling Afstudeercommissie Dirk Peters (afstudeermentor) Duzan Doepel (extern commissielid) Willemijn Lofvers (extern commissielid) Jeroen Visschers (voorzitter) Toelichting Er is in Rotterdam een schaalvergroting gaande die het traditioneel afgebakende historische centrum met haar voorzieningen oprekt tot over de Maas. Deze schaalvergroting is een objectieve waarneming van een langdurig proces dat zich de komende jaren zal moeten bewijzen. We kunnen echter nu al duidelijk constateren dat het aantal grootschalige stedelijke functies door deze verschuivingen niet in absolute aantallen toeneemt maar wordt verspreid over het „nieuwe‟, „grootschalige‟ Rotterdam. Deze ontwikkelingen leiden tot 3 duidelijke constateringen/stellingnames voor de oude binnenstad: A) Door deze schaalvergroting en daarmee gepaard gaande spreiding van culturele instellingen verarmt en verliest de binnenstad als centrum, dan wel als visitekaartje, van de stad een gedeelte van haar culturele draagkracht. B) De lijnen en afstanden tussen de voorzieningen en daarmee het culturele netwerk worden opgerekt. Een groot aantal culturele instellingen lopen daardoor gevaar in de vergetelheid te raken. Tevens ontstaan er in de binnenstad (culturele) leemtes waar kenmerkende voorzieningen vertrekken. De veelal unheimische tochten tussen de nog overgebleven culturele voorzieningen worden vaak vermeden waardoor deze voorzieningen „standalones‟ dreigen te worden. Een stedelijke reuring van langzaam verkeer blijft hierdoor uit. C) De nieuwe ontwikkelingen rond de Maas en in de binnenstad zijn grootschalig en verliezen het typische Rotterdamse karakter van culturele pioniers. Tevens zijn deze „grootse‟ gebouwen vaak lastig om je mee te identificeren. Op dit proces zou ik met mijn afstudeerproject graag willen reageren. (Onderzoeks)Vragen De voorgaande constatering leverde de volgende onderzoeksvragen op: 1) Kunnen we de binnenstad voeden middels een „intelligente‟ culturele injectie, welke het bestaande beschadigde culturele landschap een nieuwe boost weet te geven? 2) Kunnen we de ontstane leemtes opvullen met een nieuw programma dat op de hierboven beschreven schaalvergroting en verspreiding reageert? De voorzieningen rond de Maas als Lantaarn/Het Venster en de grote ontwikkelingen in de binnenstad als de markthal, het stadskantoor, de kubus, het postkantoor etc. zijn allen grootschalige ontwikkelingen die het karakteristieke Rotterdamse, midschalige cultuurkarakter ontberen dat stadspodia en cultuurlaboratoria zoals worm, v2 en het oude Lantaarn/Het Venster wel hebben/hadden. Is er draagvlak voor een vitrine, etalage of platform voor die faciliteiten die de afgelopen jaren zijn weggetrokken? Kunnen we deze instellingen in het hart van de stad een eigen gezicht geven? 3) Kunnen we dit programma op een strategische plek in de stad organiseren zodat deze een belangrijke schakel wordt tussen reeds bestaande culturele „incidenten‟? 4) Kunnen we een plek maken die iets zegt over de cultuurhistorische waarden van Rotterdam, iets dat het unieke en kenmerkende karakter van de stad omschrijft en tegelijkertijd een verbinding aangaat met de nieuwe „Metropool aan de Maas‟-gedachten? Doelstelling Het aanbieden van een nieuw publiek platform, dat op een strategische locatie de onzichtbare, verspreide en verdwenen stedelijke culturele activiteiten een nieuw gezicht weet te geven in de binnenstad en daarmee ook de grenzen opzoekt tussen de cultuurhistorische waarden van Rotterdam alsmede de ambities als Metropool aan de Maas.
4
Arnold van Ouwerkerk (architectuur)
De Ideale Gevangenis Welke fase? de Tussen 4 peiling en Groen Lichtbijeenkomst Afstudeercommissie Joost Glissenaar (afstudeermentor) Nanne de Ru (extern commissielid) Remco Bruggink (extern commissielid) Jeroen Visschers (voorzitter) Toelichting Aan het einde van de vorige eeuw zijn er in Nederland veel nieuwe gevangenissen gebouwd om het tekort aan cellen op te kunnen vangen. Daarnaast zijn er veel bestaande gevangenissen aangepast aan de nieuwe eisen van het moment. Onder de projectnaam CAP ’96, en later CAP ’98, is een groot aantal nieuwe gevangenissen gerealiseerd met ruim 7.500 nieuwe cellen. Vandaag de dag, ruim tien jaar later, zien we enerzijds het tegenovergestelde van voorgaande jaren: gevangenissen worden gesloten en in sommige gevallen zelfs gesloopt. Anderzijds zien we binnen de huidige regering ook plannen om, naast het slopen van de bestaande gevangenissen, weer nieuwe gevangenissen te realiseren. Deze opvallende wispelturigheid van bouwen en slopen binnen het Nederlandse Gevangeniswezen is veelal een gevolg van de wisselende maatschappelijke opvattingen over detentie. Gevangenissen zouden op een bepaald moment niet meer voldoen aan de opvattingen van het moment. Je zou kunnen zeggen dat de gevangenissen voortdurend achter deze opvattingen aan lopen. De maatschappelijke opvattingen over detentie bewegen zich tussen twee uitersten: resocialisatie en repressie. Met mijn afstudeerproject onderzoek ik hoe de architectuur invulling kan geven aan deze twee uitersten en hoe deze uitersten samen zouden kunnen komen. Voor mijn afstuderen ontwerp ik drie gevangenissen: een resocialisatie-gevangenis, een repressie-gevangenis en een combinatie van beiden, de ideale gevangenis.
5
Femke Feenstra (architectuur)
Huis voor alle Zinnen Welke fase? de de Tussen 2 en 3 peiling Afstudeercommissie Marieke Kums (afstudeermentor) Jeroen Visschers (voorzitter) Toelichting Gesloten woonomgeving voor psychiatrische patiënten: een huisvesting voor bewoners met een ernstig psychiatrische problematiek die blijvend of langdurig van aard is. Deze bewoners hebben een langdurig of kortdurend verblijf in een voor de buitenwereld afgesloten setting om anderen en zichzelf te beschermen. De aanleiding voor mijn afstudeeronderwerp zijn de incidenten in de psychiatrie die door de media bekend zijn. Mensen die maandenlang eenzaam worden opgesloten in een separeercel, vastgebonden worden of sterven in de kliniek. Uit mijn studie „Open de laatste deur, ruimtelijke alternatieven voor separeren‟ kwam naar voren dat er op de afdeling nog veel winst te behalen valt om de leefomgeving van psychiatrische patiënten te verbeteren en separeren terug te dringen. Dit was voor mij de aanleiding om te kijken hoe architectuur kan bijdragen aan de verbetering van deze leefomgeving. Er wordt bij het ontwerpen en bouwen voor psychiatrische instellingen vooral gedacht in veiligheid, eisen en programma. Dit vertaalt zich vaak letterlijk in een prikkelarme, onoverzichtelijke, mensonvriendelijke, anonieme, grootschalige verzameling van ruimten. Hoe kunnen we ruimtelijkheid en zintuiglijkheid inzetten voor het positief beïnvloeden van menselijk gedrag? De psychiatrische kliniek is meer dan een zuiver programmatische oplossing van een PVE, het is meer dan een prikkelarme ruimte. De beleving van ruimte zou niet bepaald moeten worden door het minimaliseren van stimuli, maar door het inzetten van stimuli voor het welbevinden. Zouden geluid, licht, textuur, geur en ruimtelijkheid vorm kunnen geven aan de architectuur van de psychiatrische kliniek? Onze omgeving is bepalend voor hoe we ons voelen: architectuur voor de psychiatrische kliniek die bijdraagt aan het welbevinden van mensen. Een psychiatrische kliniek ontworpen vanuit de ruimtelijke beleving. Door een bestaande kliniek als uitgangspunt te nemen en deze te „herontwerpen‟, is er een indicatief programma en een klankbord; een plek om door middel van interviews en vragen wensen en behoeften te onderzoeken. Ik heb gekozen voor Kasperspad in Dordrecht van de Yulius kliniek. Deze kliniek ligt middenin een woonwijk in Dordrecht. Het Kasperspad is indertijd opgezet met de visie van vermaatschappelijking van de zorg. Patiënten moeten niet langer op grote instellingsterreinen buiten de stad worden opgesloten, maar binnen de maatschappij. Hier komt de psychiatrie nu echter van terug. De huidige populatie heeft vooral last van de verleidingen, onrust en gebrek aan ruimte binnen de stad. Wat mist, is een letterlijke buffer tussen de stad en de kliniek. Als je bij het Kasperspad de deur uitstapt, stap je meteen midden in de maatschappij. Hoe zou je binnen deze maatschappij een buffer kunnen creëren waarbinnen er aan de cliënt niet zoveel hoge eisen gesteld worden? Waar ze rond kunnen wandelen zonder meteen midden in de maatschappij te staan, zonder aan alle verleidingen van de stad te worden blootgesteld. Ruimtelijke geslotenheid naar buiten en openheid en vrijheid naar binnen. Verschillende schillen als grenzen tussen de binnen- en de buitenwereld. De wisselwerking tussen de open en gesloten afdelingen, de wisselwerking tussen binnen- en buitenwereld. Het beleven van beslotenheid en vrijheid. Beleving van ruimte als vormende kracht voor architectuur. Een onderzoek naar de zintuiglijke kwaliteit van ruimte en de wisselwerking van plek en beleving. Vanuit dit onderzoek een ontwerpinstrumentarium ontwikkelen voor de gesloten setting van de psychiatrie. Een huis voor alle Zinnen.
6
Joost van den Ham (architectuur)
Verdichten voor de Stad Welke fase? de Tussen 4 peiling en Groen Lichtbijeenkomst Afstudeercommissie Floris Cornelisse (afstudeermentor) Paul Meurs (extern commissielid) Klaas van der Molen (extern commissielid) Willemijn Lofvers (voorzitter) Toelichting Opgave Binnen de historische stad is in de loop van eeuwen veel bouwgrond onbenut gebleven. Door de vorming van gesloten gevelwanden en bouwblokken zijn open ruimten onttrokken aan het stedelijk weefsel. Deze terreinen worden in woongebieden veelal gebruikt als collectieve tuin. In het historische centrum heeft de transformatie van voormalig woonhuizen naar kantoren ervoor gezorgd dat de binnenruimte als tuin ongebruikt is geraakt. Er wordt nog gewoond, maar enkel op de verdieping waardoor de fysieke relatie met de ongebruikte ruimte verloren is gegaan. Steeds vaker worden deze terreinen in het historische centrum van Utrecht ingezet als afgesloten woningbouwlocaties met een collectieve ruimte waarmee de mogelijkheid van openbare ruimte voorgoed voor de stad verloren gaat. ln de afgesloten ruimten ligt een enorme potentie voor de stad. De ongebruikte ruimte voor deze afstudeerstudie is de ruimte tussen de Plompetorengracht, Asch van Wijckskade, Wijde Begijnestraat en Voorstraat. Gelegen in de Noordelijke Oude stad in Utrecht. Deze ruimte kan worden ingezet als nieuw onderdeel van het stedelijk weefsel en kan waar wenselijk ook een publieke functie verrichten. ln de stedebouwkundige en bouwhistorische opzet van de stad spelen terreinen als deze een belangrijke rol. Op de historische lange kavels zijn enkel op de randen bebouwd waardoor de ongebruikte ruimte is ontstaan. De ongerepte locaties als aanwezig in de historische stad bieden de stad de kans om voort te borduren op de historische inslag. Binnenstedelijke verdichting door middel van het plaatsen van nieuwe woningen kan, naast programma, ook kwaliteit toevoegen aan het stedelijke weefsel. Door middel van het combineren van de programmatische vraag naar woningen met het plaatsen van een gebouw met een publieke functie (hotel) krijgt het terrein een meer openbaar karakter. Het belang van het toevoegen van een publiek programma blijkt uit de bestaande voorbeelden van implementaties in verborgen binnenruimten. Waar voor een monofunctioneel programma wordt gekozen, zoals enkel woningbouw, wordt het terrein fysiek afgesloten van de stad om aan een wens voor collectieve ruimte te voldoen. Tevens blijkt uit de bestaande voorbeelden dat door het implementeren van een monofunctioneel programma het nieuw gebouwde volume in schaal en vormgeving wordt losgekoppeld van de bestaande context. Het creëren van een collectieve `plek' is duidelijk geen onderdeel van het stedelijk weefsel en kan daarom afwijkend zijn. Door het openen van de locatie voor de stad, middels het toevoegen van publiek programma, wordt het terrein automatisch onderdeel van het weefsel, waardoor de schaal, de vormgeving en de entrees van het gebied moeten passen binnen de bestaande historische context. Stand van zaken Na aanleiding van een historische analyse en waardebepaling is op verschillende schalen (1:10000, 1:1000, 1:100 en 1:5) gewerkt aan het opladen en aanvullen van de bestaande stad. Voor het bouwblok aan de Plompetorengracht is een verdichtingstudie ontwikkeld die de omsloten tuin onderdeel maakt van het stedelijke netwerk van straten en pleinen. Door middel van het opladen van het gebruik en het aanvullen van het volume worden de overgangen van bestaand naar nieuw openbaar gebied vormgegeven middels drie typologieën woningbouw en een openbare functie met hotel en restaurant.
7
Christiaan Harmse (architectuur)
Cultuur Industrie Maastricht Welke fase? de de Tussen 3 en 4 peiling Afstudeercommissie Marc Maurer (afstudeermentor) Peter de Ronde (extern commissielid) Jan van Heemst (extern commissielid) Willemijn Lofvers (voorzitter) Toelichting In het Westen is het al tientallen jaren aan de gang: de-industrialisatie van steden. Industrie sluit haar deuren om ze weer te openen in economieën met een voordeliger investeringsklimaat, met andere woorden lagelonenlanden. Een stad die draait om industrie is echter vaak sterk afhankelijk van deze industrie. Het sociale weefsel, de arbeiders die elkaar elke dag tegenkomen, verdwijnt en daarnaast ontstaan er gaten in het stedelijk weefsel. Dit afstuderen gaat over de invulling van het vacuüm achtergelaten door de industrie en hoe een stad kan omgaan met dit vacuüm. De voormalige industriestad waar dit afstuderen zich op richt, is Maastricht. Maastricht maakt, net als zoveel steden in het Westen, al jaren een transitie door van industrie- naar kennisstad. Een aantal delen van de stad zijn al getransformeerd, zoals het ceramique, maar er zijn nog plekken waar de transitie momenteel plaats vind. Het Bassin is zo‟n plek, een oud industrieterrein dat sterk verweven is met de historie van de stad. De Koninklijke Sphinx vormde decennialang het gezicht van de plek tot het in 2010 zijn deuren deed sluiten. Daarnaast is er nog een functionele papierfabriek en een oude overslag. De gerestaureerde timmerfabriek bevat al ruimte voor expositie. Kortom, deze plek is volop bezig met zijn transitie. Het is niet de eerste transitie die Maastricht doormaakt als stad. Maastricht heeft een lange geschiedenis die terug gaat tot het laat Romeinse tijdperk. Als Romeinse vesting heeft Maastricht zich ontwikkeld van Religieus Centrum, via Garnizoensstad, tot één van de eerste industriële steden van Nederland. Nu staat Maastricht voor de uitdaging om haar stad te laten transformeren van een industriestad naar een kennisstad. Door het aantrekken van verschillende opleidingen, zoals Hogeschool Zuyd en Maastricht University, heeft Maastricht hierin al de eerste stap gezet. Steeds meer hoger opgeleiden en studenten worden aangetrokken door de stad. Dit heeft als resultaat dat Maastricht, als een van de weinige steden in Limburg, een groei vertoont. De volgende stap in deze transitie is deze nieuwe groep van bewoners voor langere tijd aan de stad te binden. Met andere woorden, Maastricht zal moeten investeren in het vestingklimaat van de stad. De stad moet aantrekkelijk worden voor de nieuwe hoger opgeleiden zodat de stad klaar is voor de toekomst. Het investeren in cultuur is één van de manieren waarop Maastricht het vestigingsklimaat kan verbeteren.
8
Jens Jorritsma (stedenbouw)
Rotterdam Waterstad Welke fase? de de Tussen 3 en 4 peiling Afstudeercommissie Dennis Moet (afstudeermentor) Helmut Thöle (extern commissielid) Evert Kolpa (extern commissielid) Margit Schuster (voorzitter) Toelichting De onzichtbare waterstad Rotterdam is een waterstad. De stad heeft haar bestaan te danken aan de aanwezigheid van water. De Maas, de Rotte en later de singels en de plassen zijn bepalend geweest voor de ontwikkeling van de stad. Onder deze „zichtbare‟ en voor velen bekende waterstad ligt een tweede, vrijwel onzichtbare waterstad. Halverwege de 19e eeuw kent Rotterdam, als vele steden, een explosieve bevolkingsgroei. Leefomstandigheden in de stad zijn slecht. Met de uitvinding van het riool (en later de invoering van de Woningwet) komt een einde aan deze situatie. Een groot deel van de waterstad verdwijnt uit het zicht en wordt ondergronds of buiten de stad aangelegd. Om deze waterstad draaiende te houden, is een complex stelsel van buizen, gemalen, overstorten, pompen en andere technische installaties nodig. De waterstad anno 2011 is een machine die zich grotendeels ondergronds afspeelt en ver afstaat van de stedeling. Deze machine is ingericht om water zo snel mogelijk aan en af te voeren en is het domein van de technici. Een haperende machine Deze technocratische, lineaire en kwantitatieve omgang met water (afvoeren in plaats van benutten/gebruiken) levert weinig meerwaarde op voor de stad. Bovendien is deze benadering met het oog op kosten, ecologie en duurzaamheid niet langer houdbaar. Onderhoud van het systeem is duur en investeringen worden niet of nauwelijks zichtbaar. Relatief schoon regenwater verdwijnt samen met vies afvalwater in een veelal gemengd rioolstelsel. Afvalwater komt bij zware buien terecht in het open water met alle gevolgen van dien. Ook de drinkwatervoorziening staat onder druk nu zout water uit de Noordzee steeds verder landinwaarts trekt en de temperatuur van Maaswater stijgt. In periodes van droogte moet zoet water van ver worden aangevoerd om aan de watervraag te kunnen voldoen. Water is, zelfs in Nederland, een schaars en kostbaar goed. Daarom is het van belang om te zoeken naar slimmere manieren om met drinkwatervoorziening en, regen- en afvalwater om te gaan. Doel van het afstuderen is daarom te onderzoeken wat een meer kwalitatieve benadering van „de waterketen‟ in ruimtelijke zin kan betekenen voor de stad. Het onzichtbare zichtbaar In het afstuderen wordt onderzocht wat de meerwaarde is van een meer kwalitatieve, cyclische benadering van omgang met water voor de stad Rotterdam. Het doel hiervan is om water „terug te brengen‟ naar de stad. Onzichtbare processen en systemen (berging, transport en zuivering van water) worden ruimtelijk gemaakt en (weer) een zichtbaar en ervaarbaar onderdeel van de Rotterdamse waterstad. De focus van het onderzoek ligt primair op regenwater, drinkwatervoorziening en afvalwater en de drie hoofdgebruikers van water: huishoudens, industrie en landbouw. Hiermee is ook de schaal van de opgave bepaald. De waterstad wordt niet begrensd door de „ruit van Rotterdam‟, maar speelt zich op regionale (en zelfs nationale) schaal af. De waterstad van de 21e eeuw Rotterdam als waterstad zal zich de komende decennia moeten inrichten op de uitdagingen van de 21e eeuw. Hiervoor is een nieuwe benadering van het begrip waterstad nodig. De waterstad van de 21e eeuw is niet alleen een „mooie‟ stad aan en rond het water, maar is vooral een stad die slim omgaat met haar waterkringlopen. In deze waterstad worden waterkringlopen zichtbaar en bruikbaar gemaakt, in plaats van ze weg te stoppen onder de grond of buiten de stad. Water wordt benaderd vanuit haar kwaliteit, eerder dan kwantiteit. Watervraag en -aanbod worden gezien als een ruimtelijke kans, niet als een technisch probleem. In deze cyclische, kwalitatieve benadering van waterbeheer liggen voor zowel de stad als de regio grote kansen op ruimtelijk, economisch, ecologisch en recreatief gebied.
9
Bieneke van Lingen (stedenbouw)
Onze Lieve Vrouwe Gastwijk Welke fase? de de Tussen 3 en 4 peiling Afstudeercommissie Jaakko van „t Spijker (afstudeermentor) Bernadette Janssen (extern commissielid) Thaddeus Müller (extern commissielid) Karin Schrederhof (extern commissielid) Margit Schuster (voorzitter) Toelichting In Nederland is er een aantal wijken met ernstige problemen rondom wonen, werken, leren en opgroeien, integreren en veiligheid. Wijken met bijvoorbeeld verouderde huizen, hoge werkloosheid en gevoelens van onveiligheid. Het kabinet heeft in 2007 bekend gemaakt een 40-tal „probleemwijken‟ om te willen vormen tot wijken waar mensen kansen hebben en weer graag willen wonen. In de jaren „70 en „80 heette het nog de stadsvernieuwing, probleemcumulatiewijken, sociale vernieuwing, adoptiewijken. Allemaal termen die door de jaren heen gebruikt zijn voor wijken die kampen met sociale, fysieke en economische problemen. Zeven van deze wijken vallen in de gemeente van Rotterdam. 2,5 miljard euro is er in 10 jaar in deze 40 wijken te besteden. Tot nu toe worden de oplossingen onder andere gezocht in multifunctionele buurtcentra, bloembakken, banenplannen, klussendiensten, theater en buurtactiviteiten. Maar is dat het wel, moet het daar alleen in gezocht worden? Gaat het niet veel meer over de veranderde samenleving en de stedenbouwkundige structuur die niet meer voldoet? Als onderzoekslocatie is de Tarwewijk gekozen. De ligging van de wijk is prachtig. Hij ligt ten zuiden van de Maashaven, dicht bij het stadscentrum, het Zuiderpark en naast het winkelcentrum Zuidplein. De wijk is prima ontsloten met openbaar vervoer, auto, fiets. Er zijn voldoende speelplekken voor kinderen. Zo op het eerste gezicht prima woningen. Maar waarom is er dan toch zo veel overlast? En waarom staat de wijk als slecht bekend? Bij het onderzoek naar historie, trends, demografie, morfologie, dichtheid, woningmarkt, leefomgeving, mobiliteit, programma en arbeidsmarkt kwamen een aantal zaken naar voren: Ten eerste de verblijfsduur. 20% van de inwoners verblijft maar een jaar in de wijk en 60% van de inwoners maar 4 jaar. Het is dus niet zo vreemd dat er geen sociale binding en controle in de wijk is. Dit is, denk ik, de grondlegger van de vele problemen die nu spelen op het gebied van overlast en criminaliteit. Ten tweede valt de etniciteit op. 25% is Turks of Marokkaans, 25% is Antilliaans, Kaapverdiaans of Surinaams, 25% is autochtoon, 15% van niet-Westerse afkomst en 10% Europees. De groep autochtonen bestaat uit jongeren die de stad Rotterdam niet kennen en „de fout‟ maken goedkoop een woning te huren in de Tarwewijk. Naast deze groep bevat de groep autochtonen de oorspronkelijke bewoners (55+-ers) van de Tarwewijk. Veel van deze mensen wonen nog in de wijk, omdat ze nergens anders zo goedkoop kunnen huren. Echter, op den duur zal deze groep uitsterven. Ten derde doet de wijk zich voor als „saai‟. Als je kijkt naar de woningtypes, dan valt op dat 75% huurwoningen is (sociaal en particulier). Er zijn veel bovenwoningen en portiekwoningen zonder lift te vinden. De oppervlaktes zijn klein: 50-60m2 en soms wat meer. Deze woning was vroeger prima voor een gezin, maar voldoet nu niet meer aan deze maatstaven. Met boven genoemde gegevens over verblijfsduur, etniciteit en woningvoorraad ben ik aan de slag gegaan.
10
Ron van Logchem (architectuur)
Station Sloterdijk Welke fase? de de Tussen 3 en 4 peiling Afstudeercommissie Dirk Peters (afstudeermentor) Marc Verheijen (extern commissielid) Marcel Blom (extern commissielid) Job Floris (voorzitter) Toelichting Het station als typologie is op dit moment onderhevig aan verandering. De invoering van de OV-chipkaart brengt een hernieuwde kijk op het functioneren van het station als gebouw met zich mee. Openbaar verandert in privaat. Pasjes zijn nodig om een station te betreden. Een paradox is het feit dat stations steeds vaker, naast openbaar vervoerhub, dienst doen als openbare verblijfplaats. De OV-chipkaart is daarmee slechts onderdeel van een veel bredere maatschappelijke en vakinhoudelijke discussie. Station Sloterdijk moet meer zijn dan een station alleen; een „stedelijk interieur‟ van reizen, verblijven en ontmoeten. De ontwikkeling van station Sloterdijk en haar omgeving moet gezien worden in de huidige trend dat stations een toenemende stedelijke betekenis verwerven. Stations zijn steeds minder de stations zoals we die kennen uit het recente verleden, namelijk stations die zich puur richten op het reizen. Feitelijk zoals station Sloterdijk nu ook functioneert. Door een uitgebreid aanbod van voorzieningen en een betere stedenbouwkundige aanhechting, zullen stations zich steeds meer voegen in het stedelijk weefsel en belangrijke ontmoetingsplekken worden binnen de stad. Het station herovert daarmee de positie die het in een verder verleden ook had. Het station vormt vanwege haar positionering in het gebied Amsterdam Sloterdijk een stedenbouwkundig centrum in een kantorendistrict. Dit district herbergt nu hoofdzakelijk functies op het terrein van werkgelegenheid. De toekomst van Sloterdijk ligt meer in het bieden van verblijfskwaliteit binnen deze werk- en transitiesfeer. Het treinen metrostation levert als onderdeel van dit centrum „congestie‟ en versterkt het centrumprofiel. De essentie van de opgave is daarmee een openbaar toegankelijke ontmoetingsplek in de stad op het kruispunt van verkeer- en voetgangersstromen. Een plek met stedelijke betekenis. Station Sloterdijk is een interessante opgave, aangezien dit station de belichaming lijkt van een grotere maatschappelijke transformatie van het station in het algemeen. Een transitiestation dat transformeert naar bruisend centrum en openbare verblijfplaats, maar tevens een privaat en gesloten karakter krijgt door de invoering van de verplichte OV-chipkaart. Hoe kan de architectuur van het station van de toekomst inspelen op deze paradox?
11
Maira Bos (stedenbouw)
Brussels, The European Project Welke fase? de de Tussen 3 en 4 peiling Afstudeercommissie Helmut Thöle (afstudeermentor) Nanne de Ru (extern commissielid) Joachim Declerck (extern commissielid) Henk Ovink (extern commissielid) Margit Schuster (voorzitter) Toelichting ‘The European Project’ aims to be a critical research and design study into the vacuum created by the friction between the utopian potential of the European Capital and the bleak reality of daily life in the city of Brussels. A new story for the European Union The European Union is at a point in history where it can‟t rely on the old strategies. The financial crisis and the Euro crisis are major threats. Other countries like China and Brazil are growing at previously unseen rates, claiming their voices on the international podium. The EU has to shake off the 1960s ideas about how to manage both Europe and its institutions. Now is the time for the EU to put their money where their mouth is, and prove to the world that the European way of life is still a dream worth pursuing. The starting point for a new EU needs to be explored in the „laboratory of Europe‟: Brussels. The European Capital Brussels is host of the European Parliament, the Council and the Commission. Their arrival, and consequently their presence and representation, has never been openly planned, communicated or designed. Neither by the city, nor by institute. In the last sixty years the „European Quarter‟ has transformed from a healthy part of the city into a mono functional dead zone. The transformation of the neighbourhood has resulted in a deep mistrust by the inhabitants towards the institutes of Europe. At the same time, the European Union is tired of seeing itself portrayed as the black sheep of the family. With all the heat the Union is currently undergoing, it is crucial the intitute can find the support of the people. Now more than ever. The European Project Counteracting this lack of support is where my challenge lies. How to find a new organisation and representation for the institute whilst integrating it with the lives of the inhabitants? In order for the Union to truly integrate, communication between the two parties needs to take place. This is only achieved through active dialogue. The first step is implementing a new strategy for the institute which envisions a more spread out model in which the EU relocate their buildings towards more and different parts of the city. This way, the EU can make an impact and leave an impression on multiple locations. On these new locations the Union will try to bond itself to the existing urban life, creating places of dialogue. To strengthen the dialogue between the Union and the people, new programme is used to help create a shared space. The new programmes need to be activities that bring people together and therefore the chosen programmes are daily activities such as education, sports and food. EU Campus Because many activities of the Union move elsewhere, transformation of the „European Quarter‟ is made possible. By opening an European Academy, an unique Master-degree programme developed by the EU and the local university, the Union can actively attract the worlds talent and educate the future world leaders. Others follow the example, uniting more partners to develop more educational crossovers. These new activities create spin-off activities like supermarkets and such, healing and revitalising the urban tissue and life. Urban Courts The Urban Courts offer a strategy to combat the debilitating effect of derelict buildings in neighbourhoods. Sport is added in order to create a more multifunctional and dynamic city. By gradually transforming empty, unused buildings, the European Union becomes part of the revitalisation of the neighbourhoods under the most urban
12
pressure. Sport is introduced to bridge the gap between the suits of the Union and the kurtas of the inhabitants of the neighbourhoods. Playing sports dissolves differences and offers youngsters a healthy pass time. Flavours of Europe One of the mottos of the European co-operation is “United in diversity” and in this intervention the institute offers the city a public space that unites different neighbourhoods. It is the European way of live with its mixed cultures that forms the base of the celebration. Food is such an accessible way of exploring different cultures, and is used to bring people together on the plateau. The plateau will become a space where one can enjoy the different kitchens and an annual party should enhance the celebration. The EU can‟t afford to keep ignoring its responsibilities towards the city of Brussels and its inhabitants. The interventions unite the institute and the people and show a more pro-active and visible European Union as part of the transformation of Brussels into the Capital City of Europe. In this graduation project I am collaborating with architecture student Michiel Raats, presenting November 18th at 16.50.
13
Bas Pijl (stedenbouw)
Vreewijk BinnesteBuiten Welke fase? de de Tussen 3 en 4 peiling Afstudeercommissie Wouter Veldhuis (afstudeermentor) Endry van Velzen (extern commissielid) Marinke Steenhuis (extern commissielid) Margit Schuster (voorzitter) Toelichting Aanleiding Mede dankzij de tuinstadgedachte (Ebenezer Howard) gingen overheden zich begin 1900 bemoeien met het verbeteren van de schrijnende woonomstandigheden in de grote steden. Tuindorp Vreewijk, gebouwd vanaf 1916 tot aan de Tweede Wereldoorlog, is één van de vroegste en grootste voorbeelden van tuinsteden in Nederland. Vreewijk neemt een prominente plaats in Nederland, mede door de subtiele verweving van Architectuur, Stedenbouw en Landschap. Door de versmelting van deze drie componenten, waarbij het dorpse karakter overheerst in plaats van het stadsleven, is Vreewijk misschien wel één van de meest opvallende wijken van Rotterdam. Helaas wordt Vreewijk de laatste jaren geteisterd door veel ongemakken, waardoor het waardevolle gedachtegoed van Vreewijk onder druk is komen te staan. In de jaren zeventig zijn veel woningen in Vreewijk gerenoveerd, waarbij de technische verbeteringen helaas met weinig gevoel voor de bestaande architectuur zijn uitgevoerd, waardoor het uiterlijk van Vreewijk is aangetast. Ook de nieuwbouw uit die periode sluit niet aan bij de ontwerpfilosofie van de ontwerpers. Zo is er sprake van een schaalvergroting en is ook de materialisatie niet afgestemd op de oorspronkelijke uitgangspunten van de ontwerpers. Ook de openbare ruimte heeft flink moeten inboeten op de oorspronkelijke kwaliteiten. Zo is veel groen opgeofferd voor parkeerplaatsen en is er veel achterstallig onderhoud aan zowel de openbare ruimte als de woningen. Het overgrote deel van de woningvoorraad is in bezit van een woningbouwcorporatie (Havensteder). Concreet betekent dit een eenzijdige bevolkingssamenstelling en is er nauwelijks verloop. Nu, bijna 100 later, is Tuindorp Vreewijk één van de veertig 'prachtwijken' op de lijst van Ella Vogelaar, de voormalige Minister van Wonen, Wijken en Integratie. Vreewijk lijkt aan de vooravond te staan van een volgende, omvangrijke herstructurering. Misschien moeten we vaststellen dat door de vele renovaties, de versmelting van de drie componenten, de oorspronkelijke samenhang van het Tuindorp Vreewijk, en dus de kwaliteiten „the best of both worlds‟, grotendeels verloren zijn gegaan, waardoor er een onbalans (stedenbouw, architectuur en openbare ruimte) is ontstaan in het tuindorp. Nu niet adequaat ingrijpen betekent hoogstwaarschijnlijk het einde van het Tuindorp Vreewijk. Opgave Mede door de verschillende samenstelling tussen de onderlinge buurten en daarbij behorende karakters, is de oorspronkelijk bedachte gemeenschap onder druk komen te staan. Daarbij is primair de uitdaging om de kracht (kansen, vermogen, capaciteit, mogelijkheden, etc.) van de tuinstadgedachte die in Vreewijk al bijna 100 jaar stand heeft gehouden, te verduurzamen dan wel te moderniseren. Concreet betekent dit om vanuit de ontwerpfilosofie en analyse een stedenbouwkundig plan met een daaraan gekoppeld beheersplan te maken voor het tuindorp, waardoor de toekomst van Vreewijk gewaarborgd kan worden. Door Vreewijk te herpositioneren in de stad en ervoor te zorgen dat er weer een balans komt in alle eerder genoemde componenten, wordt het merk Vreewijk weer zichtbaar gemaakt en wordt het tuindorp nieuw leven ingeblazen, waarbij de principes van de oorspronkelijke ontwerpers als uitgangspunt dienen.
14
Michiel Raats (architectuur)
De Publieke Zaak Welke fase? de de Tussen 3 en 4 peiling Afstudeercommissie Chris van Duijn (afstudeermentor) Nanne de Ru (extern commissielid) Jan van Heemst (extern commissielid) Willemijn Lofvers (voorzitter) Toelichting ’De Publieke Zaak’ aims to be a critical research and design study into the vacuum created by the friction between the utopian potential of the European Capital and the bleak reality of daily life in the city of Brussels. Europe under siege Nobody will deny that Europe is undergoing a hard time lately. Anti-European voices can be heard everywhere, Europe struggled with the „Arab Spring‟, and it remains divided on how to fight the economic crises. Most disturbing however is the shortsightedness when it comes to the drifting „project Europe‟. A truly new story on Europe in the dawn of the 21st century has to be developed. Since the foundations of „project Europe‟ - freedom, stability and prosperity - have been realised for the vast majority of the Europeans, one might wonder what the added value of an united Europe has to offer us. As well as how the complex apparatus of the European Union has to operate. The EU has to shake off the 1960s ideas about how to manage both Europe and its institutions. The European Union need to engage with the reality of Europe 2011 AD. Now is the time for the EU to put their money where their mouth is, and prove to the world that the European way of life is still a dream worth pursuing. The starting point for a new EU needs to be explored in the „laboratory of Europe‟: Brussels. The European Capital Brussels is host of the European Parliament, the European Council and the European Commission, therefore being called „the Capital of Europe‟. The arrival of the European institutions, and consequently their presence and representation, has never been openly planned, communicated or designed. Over the last sixty years the existing Leopold neighbourhood, now called the „European Quarter‟, has transformed from a normal part of the city into a mono functional dead zone. The transformation of the neighbourhood has resulted in a deep mistrust by the inhabitants towards the institute. At the same time the European Union is tired of seeing itself portrayed as the black sheep of the family. Now, more than ever, it is crucial the institute finds the support of the people. A new housing strategy In order to gain support the EU has to start by rethinking their housing strategy. In order to avoid creating a second mono functional EU-compound elsewhere, and by embracing the potential of the EU for redevelopment of other sites in Brussels, a new strategy is formulated: the catalyst model. And as quite some EU lease contracts of offices within the European Quarter will come to an end in the next years, this seems the time to develop an alternative strategy. In the catalyst model many of the EU offices will move out of the European Quarter over time, and will be relocated at strategic positions within Brussels. EU offices which will remain in the European Quarter have to stimulate the redevelopment of the quarter into a more lively and attractive part of the city. The European ministry of Agriculture The European Commission could be described as the government of the Union. The commissioners (one for every member state) are like the secretaries of state, each with their own department. The „ministry‟ of Agriculture is one of the Union‟s most powerful departments and is located in the European Quarter. As the European Commission is currently planning to redevelop the building, this is an ideal showcase of the new image of the EU. The ambition is to make a building like you would make a cocktail: the flavours of the European Union and Brussels are combined in the building. At some moments the two merge to form a new mixture, but simultaneously the city and the institution co-exist next to each other. The new ministry of Agriculture will be different from its ancestors. It will no longer solely be a policy-factory but instead it will become primarily an innovation centre; knowledge and ideas on its major subjects are broad together, discussed and further developed in close collaboration with many partners. This will also change the physical characteristics of the building. It still needs an „employees-only‟, restricted area, but a large part of the premises will be more open to visitors. This is exaggerated by adding programme which is accessible to all, like a museum on
15
European Agriculture. But also by adding non-EU functions such as shopping and hospitality services, a day care centre, housing units and by refurbishing the metro stop. These programmes on the one hand affect the efforts to generate a more animated and appealing neighbourhood. On the other hand it confronts the institutional programme with the question how to become „public‟ again? Can you shape a new kind of public sphere where institution and city meet again? In this graduation project I am collaborating with urbanism student Maira Bos, presenting November 18th, at 16.00h.
16
Robbert de Vrieze (architectuur)
De Architectuur van de Politiek / De Politiek van de Architectuur Welke fase? de de Tussen 3 peiling en herkansing 3 peiling Afstudeercommissie Jaakko van „t Spijker (afstudeermentor) David Mulder (extern commissielid) Robert Winkel (extern commissielid) Willemijn Lofvers (voorzitter) Toelichting De deelgemeentes worden door het kabinet afgeschaft, een economische crisis heeft de stadsvernieuwingsmachine doen kraken in zijn voegen en ondanks de sombere grafieken is de hoop van Rotterdam Zuid gevestigd op de innovatieve publiek-private gebiedsontwikkeling rondom Zuidplein van 750 miljoen euro: het Hart van Zuid. Opgave De opgave speelt zich af in de tussenruimte van architectuur en stedenbouw. In tegenstelling tot de PPS aanbesteding die start vanuit een economische rekensom, begint de afstudeeropgave bij de kleine schaal (de betekenis van een nieuwe invulling van een deelgemeente), gaat uit van de mogelijkheden en unieke eigenschappen van bestaande gebouwen (herontwikkeling deelgemeentekantoor en zwembad) en poogt vanuit deze ontwikkelingen voorstellen te doen voor stedenbouwkundige interventies die het gebied tot een waarlijk Hart van Zuid maken. Analyse Het gebied rondom Zuidplein was tot voor kort een polderlandschap waarin zorgvuldig uitgelegde arbeiderswijken in het kielzog van de haven volgden. Met de groei van Rotterdam tot de grootste havenstad ter wereld in 1969 groeide ook het geloof in grootschalige maakbaarheid van de samenleving. In de jaren daarna landden de regionale UFO‟s van AHOY en het winkelcentrum. Hun dominante infrastructuur zorgde ervoor dat winkelstraten op de rest van Zuid leeggezogen werden en de doorbloeding van het Hart van Zuid stagneerde. Strategie Vanuit een fascinatie voor de wisselwerking tussen politiek en architectuur wordt getracht een bestuurlijke broedplaats op basis van directe participatieve democratie als alternatief voor het failliete deelgemeentebestel te formuleren. Door de herontwikkeling van karakteristieke gebouwen van het gebied te koppelen met een herprogrammering van de publieke ruimte kan op deze wijze een stuk diverse stad tussen de monoculturen ontstaan waar een verblijfsruimte met een menselijke maat ontstaat. Door het stadsweefsel weer te verbinden, ontstaan er economische kansen op allerlei schaalgroottes die kunnen profiteren van de 40 miljoen bezoekers per jaar van het gebied. Stand van zaken In eerste instantie was het idee om binnen de kaders van de gebiedsontwikkeling een gedeelte van het gebied door herontwikkeling in plaats van sloop/nieuwbouw aan te pakken. Bij de derde peiling, een aantal weken geleden, bleek dat er zoveel spanningen bestonden tussen de oorspronkelijke uitgangspunten en de 750 miljoen aanbesteding dat een radicale koerswijziging nodig was. Het startpunt is nu het jaar 2020 waarin de aanbesteding niet van de grond is gekomen (er is geen krediet van 750 miljoen) en de opheffing van de deelgemeente een feit is. Vanaf dit moment neemt een coalitie van burgers, bestuurder en bedrijven in een participerende democratie de ambities voor het Hart van Zuid ter hand en probeert ze op een alternatieve manier te verwezenlijken...
17