Afstudeeronderzoeken Juni 2005 Civiele Techniek Stevinweg 1 Postbus 5048 2600 GA Delft Telefoon: 015-2788234 Telefax: 015-2784889
2 2
0605
3 3
0605
Inhoudsopgave
Voorwoord
7
Toelichting
8
Samenvattingen Civiele Techniek Mechanica, Materialen en Constructies
11
Crack healing in hydrating concrete
12
Student: N. ter Heide Pneumatic formwork for irregular curved thin shells
13
Student: P.C. van Hennik Visie op VISI, de effecten van digitale samenwerking in de Grond-, Weg- en Waterbouw
14
Student: G. van der Hoek Numeriek onderzoek naar het mechanische gedrag van het draaipunt van de Kinkerbrug
15
Student: W. Kerssies Steepest Slope Method
16
Student: M.W. de Leuw Realistische simulatie vervormingen uitbouwbruggen
17
Student: F.G. Louman Discontinue Galerkin methode voor elastodynamica
18
Student: A. M. D. Pfeiffer The effect of static and fatigue traffic loading on modular expansion joints
19
Student: R.J.M. Pijpers Effecten gradering op de functionele eigenschappen van tweelaags ZOAB
20
Student: A.N.J. van der Steen Alternatief ontwerp van een boogbrug
21
Student: C.J. Vader Gebouwen en civiel technische constructies
22
Student: I.M. van der Ven An emergency shutdown of liquid cargo transfer, particular loadcase for a LNG jetty
23
Student: A.W. Vos
Samenvattingen Civiele Techniek Bouwtechniek en bouwproces
Het kantoorgebouw met twee asymmetrische uitkragingen
25 26
Student: J.H. Beniers Dutch prefabricated concrete structural concepts in seismic areas
27
Student: M. Bijvoet Property Development in South Africa
28
Student: A.G. van Deventer Kwaliteitsborging van de constructie
29
Student: O. Dwars Ontwikkeling woongebouw boven spoorgebied Student: T.M. Hoekveld
30
4
0605
“System approach on structural fire safety”
31
Student: A.B.M. van Overbeek The Design of a Low Cost Carrier Airport Terminal
32
Student: M. Pieper Office tower “Hybride” & Seismic behaviour
33
Student: P. Salemink Voorwaarts voor betere marges
34
Student: S. Visser Probabilistic cost estimating and scheduling
35
Student: T. van de Vooren
Samenvattingen Civiele Techniek Waterbouwkunde en Geotechniek
Veilig Vernagelen
37 38
Student: B. de Boer Flexibele zeesluis als nieuwe maritieme toegang kanaal Gent Terneuzen
39
Student: J.M. Bonnes Las Brisas de Amador, the Feasibility and Preliminary Design of a Cruise Terminal
40
Student: M.V. van Giessen Westerschelde: import of export?
41
Student: E. Groenendaal Validity of method de Haan for wind speed and set-up
42
Student: D.H. van Haaren The effect of wave period on dune erosion
43
Student: C. den Heijer Golfbrekers op steile vooroevers
44
Student: M. Hovestad Verdiepte Loswal
45
Student: C.R. Langeveld Observational methods for settlement calculations
46
Student: R.E. Lievense Artificial Surf Reef on Maasvlakte 2
47
Student: M.P. Muilwijk Operability of a floating LNG terminal
48
Student: A.R. de Pee Technical feasibility of a large-scale land reclamation
49
Student: J. Schouten Abstract
50
Student: S.J. Welage Hydrodynamics of a moored LNG carrier behind a detached breakwater Student: W.K. Wuisman
51
5
0605
Samenvattingen Civiele Techniek Watermanagement
Application Feed Forward Controller on Delta Mendota Canal
53 54
Student: M.R. Bruggers Hydrological modelling of the Zambezi catchment for gravity measurements
55
Student: A.M.J. Gerrits Een erosiemeter voor rioolslib, een kritische beschouwing
56
Student: M. Klootwijk Model Predictive Control on Irrigation Canals
57
Student: W. Malda Particle counting in a drinking water distribution network
58
Student: M. van der Meulen
Samenvattingen Civiele Techniek Transport & Planning
De effecten van evacuatiestrategieën op het verloop van grootschalige evacuaties
59 60
Student: W.L.M. van Genugten Student: P. de Jong Veilig naar de trein, onderzoek en methodiek voor veiligere stationsgebieden
62
Student: M.F.D. Kerkvliet Inpassing van Station Sixhaven in de Noord/Zuidlijn
63
Student: C.M. Meulblok Elasticiteitsonderzoek binnen het vervoergebied van HTM
64
Student: R. Oostra HOT lane: a road to better accessibility
65
Student: W. Savenije (samen met I. Stienstra) Development of a micro-simulation model applied to Amsterdam Schiphol Airport
66
Student: H.P. Siemonsma Een kwantitatieve risicoanalyse voor de veiligheid in metrosystemen
67
Student: C.J. Soons Asset Management voor Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland
68
Student: M.B. Vlutters A railway service consists of processes Student: V.A. Weede
69
6
0605
Samenvattingen Offshore Engineering Phenomenological Modeling of Vortex-Induced Vibrations of Marine Risers
72
Student: P.W. Derkx Tugs in waves
73
Student: P.W.S. Dierx Shallow water mooring systems for floating LNG import terminals in harsh environments
74
Student: R.S. Hogenbirk Reduction of the unstable motion of a tanker moored to a SPM system
75
Student: B. Lutje Schipholt
Samenvattingen Technische Aardwetenschappen Petroleum Engineering and Geosciences
3D depth imaging using PS converted waves
77 78
Student: V.E.J. Palmaers An investigation on “well impairment caused by particle deposition in radial geometry” using CT-scan technique
79
Student: A. Vafaei Naeini Modeling of the Placement of an Oil-Soluble Chemical in Porous Media for Water Control
80
Student: H. Valiollahi Production Prediction in a Waterflooded Naturally fractured Reservoir
81
Student: Z. Haeri Mehrizi
Samenvattingen Technische Aardwetenschappen Engineering Geology
Injection of oxygen-rich water as an arsenic remediation technique: visualization experiments
83 84
Student: V. van Beek Samenvattingen van afgelopen jaar
85
Leerstoelen faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen
95
0605
7
Voorwoord
Op deze plaats, in de bundel met samenvattingen van afstudeeronderzoek, heb ik al vaker geschreven over de instroom van eerstejaars studenten Civiele Techniek. Deze was in 10 jaar tijd gehalveerd, wat nogal wat consequenties heeft voor zowel onze faculteit als de afnemers van onze kersverse ingenieurs. De komende jaren dreigt een tekort te ontstaan. Vanaf mijn aantreden als decaan was een van mijn prioriteiten om deze dalende trend om te buigen. Dat lukte vorig jaar al voor Civiele Techniek, maar helaas bleef de andere opleiding, Technische Aardwetenschappen, toen nog achter. Het is nu voor het eerst sinds jaren dat onze beide
aal beïnvloed worden familie, vrienden en kennissen
opleidingen een belangrijke stijging laten zien in de
die zelf een technische opleiding hebben genoten.
vooraanmeldingen voor het komende collegejaar. In
Verwonderlijk is dat niet. Een folder of een website
een moeilijke markt van jongeren die steeds minder
kan natuurlijk niet op tegen een bevlogen verhaal
geïnteresseerd lijken in ‘bèta en techniek’ is dat een
van iemand uit praktijk over hoe interessant Civiele
goede prestatie, waar ik namens onze organisatie
Techniek of Technische Aardwetenschappen werke-
trots op ben. Het gaat er nu om de stijging vast te
lijk is. Ik wil u daarom oproepen om toch vooral uw
houden. Daarvoor is ook uw inzet onontbeerlijk. Uit
trots op het vak te blijven uitdragen. Hopelijk put
onderzoek onder aanstaande studenten blijkt nu
u daarbij ook enige inspiratie uit de verslagen van
eenmaal dat zij nog meer dan door promotiemateri-
deze afstudeerbundel. Ik wens u veel leesplezier. Prof.ir. L. de Quelerij Decaan faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen
0605
8
Toelichting
Deze bundel bevat samenvattingen van de afstu-
De opleiding Technische Aardwetenschappen kent
deerverslagen van de studenten die op het inge-
ook drie afstudeerrichtingen:
nieursdiploma “Civiele Techniek”, “Technische
− Resource Engineering
Aardwetenschappen”, “Transport, Infrastructure
− Petroleum Engineering and Geosciences (with
and Logistics” of “Offshore Engineering” aan de Technische Universiteit te Delft hebben behaald. Deze bundel is onder meer bedoeld om de beroeps-
specialization in Applied Geophysics, Petroleum Engineering and Reservoir Geology) − Engineering Geology
praktijk meer inzicht te geven in de huidige onderwijs- en onderzoeksgebieden van de faculteit Civiele
De opleiding Offshore Engineering
Techniek en Geowetenschappen. In vele gevallen zijn de afstudeerprojecten uitgevoerd in samenwer-
De opleiding Transport, Infrastructure and Logistics
king met of naar aanleiding van vragen uit de praktijk. Ook kan het voorkomen dat de projecten een
Onder aan de pagina van de samenvatting treft u
onderdeel vormen van een uitvoerig researchproject
het telefoonnummer aan van de medewerker die
binnen de onderzoekgroep. Voorop blijft staan dat
meer informatie over het afstudeerverslag kan
het afstudeerproject primair is bedoeld als afronding
geven. Na de samenvattingen van de afstudeerver-
van de studiefase voor het verkrijgen van het inge-
slagen, treft u achter in de bundel ook een overzicht
nieursdiploma, waarvoor op basis van de huidige
van de samenvattingen vanaf afgelopen jaar aan.
normen nominaal 22 tot 26 studieweken zijn inge-
Deze zijn gerangschikt volgens de indeling van de
ruimd. In de bundel zijn alle aangeleverde samen-
desbetreffende bundel met afstudeerprojecten.
vattingen opgenomen, ongeacht de honorering van
Binnen de afstudeerrichtingen is een reeks van
het bij het afstudeerproject behorende verslag.
vakgebieden te onderscheiden, welke alle zijn gerelateerd aan het onderwijs- en onderzoekprogramma
Indeling van de bundel
van de faculteit. Om u een idee te geven van de
De samenvattingen van de afstudeerverslagen zijn
fijnere uitsplitsing van deze vakgebieden is achter in
gerubriceerd per opleiding en afstudeerrichting.
de bundel een lijst van de leerstoelen van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen opgeno-
De opleiding Civiele Techniek kent vijf afstudeer-
men met de huidige bezetting.
richtingen; − Mechanica, Materialen en Constructies
Doelstelling van de bundel
− Bouwtechniek & Bouwproces
Met de verspreiding van deze bundel wordt een
− Waterbouwkunde en Geotechniek
verbetering van de herkenbaarheid van de Civiele
− Watermanagement
Techniek en de Geowetenschappen beoogd. Tevens
− Transport & Planning
hoopt de faculteit met het uitbrengen van deze bundel de communicatie met de praktijk te onderhouden, wat de inzetbaarheid van de civiel-ingenieur ten goede zal komen.
0605
Toelichting
Informatie
Mocht u naar aanleiding van de in deze bundel opgenomen samenvattingen nadere informatie
Dienst Onderwijs en Studentenzaken
015-27 85444 / 81765
willen over de inhoud van een afstudeerproject, dan kunt u contact opnemen met de betreffende sectie. De telefoonnummers vindt u onderaan de pagina
Dienst Marketing & Communicatie
015-27 87685 / 84694
bij elke samenvatting. Het is niet altijd mogelijk kopieën van afstudeerverslagen toe te zenden. Ook
Overige inlichtingen
kunnen er voor het toezenden van afstudeerversla-
Technische Universiteit Delft
gen kunnen kopieer- en verzendkosten in rekening
Faculteit CiTG, Dienst Communicatie
worden gebracht. U kunt op afspraak de afstu-
Postbus 5048
deerverslagen bij de betreffende afstudeerrichting
2600 GA Delft
inzien.
9
10
0605
0605
11
Samenvattingen Civiele Techniek Mechanica, Materialen en Constructies
12
Civiele Techniek: Mechanica, Materialen en Constructies
0605
Crack healing in hydrating concrete
Due to temperature gradients, surface cracks can
considerable, but for both Portland cement as for
occur at very early ages in concrete structures.
Blastfurnace slag cement an average strength
Because the hydration has just started it is
similar to the uncracked strength was feasible.
possible that these cracks can heal with continuing hydration. The aim of this research was to
Besides the experimental research, the possibilities
investigate if cracks that arise at early ages can heal
to simulate crack healing were also investigated.
and under what conditions. Primarily the strength of
Several concepts using the computer program Heat
healed cracks was considered.
and the Hymostruc model were explored, but no detailed calculations were performed. The aim of
It has been known for a long time that small cracks
the numerical simulations was to explore several
in concrete can heal under certain circumstances.
possible healing mechanisms, to support the
This is mostly investigated in relation to the water-
experimental program.
tightness of concrete structures, for example for liquid containing reservoirs. When water flows
It is not clear yet what mechanisms are responsible
through cracks smaller than 0.2 mm, the flow will
for crack healing, but it is clear that the degree of
decrease and can stop completely. This is called
hydration is an important parameter. Due to the
self healing. Precipitation of calcium carbonate and
water in the crack the unhydrated cement in the
clogging by loose particles are the most mentioned
vicinity of the crack hydrates as yet and heals the
causes. There is still a lot of discussion in literature
crack. It is not clear yet how this works exactly.
about what happens during self healing and what
Three hypotheses are postulated to describe crack
conditions should be fulfilled to ensure self healing.
healing. It is thought that it is essential that the two crack faces touch each other again and sufficient
With a displacement-controlled three-point-bending
water is available. It is also thought that due to the
test, cracks were formed in concrete specimens.
water in the crack the water/cement factor is locally
After healing the specimens were tested again in
higher and a higher degree of hydration can be
three-point-bending and the results were compared
reached than in the rest of the specimen.
to the strength of uncracked specimens of the same age. In the exploring phase of the experimental research, it was established that healing of young cracks was possible when compression was applied during healing and the specimens were stored under water for two weeks. In the further investigation the influence of healingtime, cementtype, moment of cracking, compressive stress during healing, crack width and relative humidity during healing was investigated. It appeared that complete healing was possible when the crack was formed within the first day after casting and the specimens were afterwards stored under water. A small compressive force was already sufficient to close the cracks. The crack width did not influence the extent of healing, as long as a small part of the cross-section was still connected. The scatter in the results was Student:
N. ter Heide
Begeleiders:
prof.dr.ir. K. van Breugel, ir. W. J. Bouwmeester (Delta Marine Consultants), ir. L. J. M. Houben, dr.ir. E.A.B. Koenders, dr.ir. E. Schlangen
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. +31 15 27 86382
0605
Civiele Techniek: Mechanica, Materialen en Constructies
Pneumatic formwork for irregular curved thin shells Shape vs force, shell vs pneumatic structure
The last decade, we can see a
A SWOT-analysis showed the
trend in architecture towards
possibilities for improvements with
irregular curved buildings. The
modern techniques and materials.
double curvature causes many
Two of them, namely steel
problems in construction and
fibres instead of steel bars, and
structural design, and moreover
prefabricated nets were studied.
is costly and labour-intensive.
Guidelines were made for the
Three decades ago, irregular
design of irregular curved shells,
curved shapes were already used
and applied in a case study-design,
for magnificent thin concrete shells. However, the
for which the corresponding pneumatic formwork
curved timber formwork became too expensive, and
was designed. The load-carrying behaviour of
thin concrete shells are hardly built today. The use
the curved shell was analysed with Ansys, and its
of pneumatic formworks might be an answer for
pneumatic formwork in Easy. Especially the analysis
both problems, because with this method monolithic
and parameter study in Easy leaded to valuable
thin shells can be constructed fast and cheap.
conclusions about the load-carrying behaviour and guidelines for the application of pneumatic
The principle of this construction method is to spray
formwork.
concrete or polyurethane foam on the inside or outside of an inflated membrane. Reinforcement consists of steel bars laid out before spraying. The result is a strong monolithic thin shell. In the last forty years this construction method was used to build more than 40 000 double curved shells. In this Master’s graduation project, the suitability of pneumatic formworks for the construction of irregular curved thin shells is studied. First an extensive literature study of the historical development was performed, including the two currently applied construction methods working with pneumatic formwork. The construction methods were among other things studied on the aspects design and construction, load-carrying behaviour, reinforcements, anchoring of the mould, and materials.
Student:
P.C. van Hennik
Begeleiders:
prof.ir. L.A.G. Wagemans, dr.ir. P.C.J. Hoogenboom, ir. R. Houtman
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. +31 15 27 83990
13
14
Civiele Techniek: Mechanica, Materialen en Constructies
0605
Visie op VISI, de effecten van digitale samenwerking in de Grond-, Weg- en Waterbouw Het project VISI is een initiatief van verschillende
productiviteit. Hierbij is gebruik gemaakt van het
partijen in de bouwsector en heeft als doel de digi-
bijhouden van een gecombineerde urenadministra-
tale samenwerking binnen de sector te verbeteren.
tie. Hierin is voor zowel de tijd die besteedt wordt
VISI richt zich vooral op de ondersteuning van de
aan de projectadministratie (AS-IS) als de tijd die
project-management functies (en het onderliggende
nodig is als men de VISI systematiek toepast (TO-
proces) met behulp van digitale instrumenten.
BE) vergeleken. Uit deze gecombineerde methode is
Uitgangspunt is een model waarin de rollen, berich-
gebleken dat een tijdwinst van bijna 50% haalbaar
ten en transacties zijn vastgelegd. Hoewel dit idee
is op administratieve handelingen bij gebruik van
van digitale samenwerking niet nieuw is, is VISI wel
VISI.
één van de weinige projecten die heeft geleidt tot
Bij de derde methode zijn de effecten in termen van
concrete en praktische resultaten. Om na te gaan of
kosten en baten bepaald. Hierbij zijn de effecten in
een investering in VISI door de bouwsector wense-
termen van geld gekwantificeerd. Hieruit is gebleken
lijk is, moet deze mate van verbetering gekwantifi-
dat de engineeringskosten met betrekking tot admi-
ceerd worden. De centrale vraag binnen dit afstu-
nistratieve processen van de toezichthouder die het
deeronderzoek is dan ook de vraag hoe groot de
Ingenieursbureau rekent aan haar opdrachtgever,
verbetering is indien men VISI toepast en hoe de
vaak andere rijksoverheden, gereduceerd kunnen
kosten zich verhouden tot de baten.
worden tussen de 10 en 15%.
Dit afstudeeronderzoek is uitgevoerd in samenwer-
Er kan geconcludeerd worden dat de effecten van
king met het Ingenieursbureau Gemeentewerken
VISI voor de opdrachtgever erg positief zijn. VISI
Rotterdam. Deze gebruikte de ‘Herinrichting
wordt geaccepteerd door de opdrachtnemer maar
Bergsingel en Noordsingel’ als pilot voor de invoe-
ondervindt minimale voordelen. Voor de opdracht-
ring van de VISI-systematiek. Het onderzoek vond
nemer zullen dus aanpassingen in VISI noodzakelijk
plaats binnen dit project. Het gehele onderzoek
zijn. Indien dit niet gebeurd zullen partijen terug-
is op te splitsen in drie delen: probleemanalyse,
houdend zijn bij het investeren in informatiestan-
onderzoeksmethodiek en een casestudy.
daarden.
Bij de probleemanalyse is ingegaan op de problemen bij de ontwikkeling van informatiestandaarden. Indien de effecten van VISI niet kunnen worden aangetoond zullen investeerders niet in de verdere ontwikkeling van de systematiek investeren. In het tweede onderdeel zijn de bestaande methoden voor meting van effecten in ICT geanalyseerd. In de casestudy worden drie sequentiële methoden toegepast om de effecten van VISI te meten. Met behulp van een enquête is een effecten-meting uitgevoerd tussen de doelstellingen van VISI en haar belangrijkste invloedsfactoren. Hieruit is gebleken dat VISI het meeste effect heeft op communicatie, informatie en tijd. Deze methode bepaald in hoofdlijnen in hoeverre VISI bijdraagt aan de algemene bedrijfsdoelstellingen. De tweede methode is het analyseren van de effecten van VISI als gaat om optimalisatie in arbeidsStudent:
G. van der Hoek
Begeleiders:
pof. dr.ir. A.A.A. Molenaar, dr.ir. E. Dado, ir. L.J.M. Houben, ir. H.O. Moll (Gemeentewerken Rotterdam), ir. F. Tolman (KOAC-NPC)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. +31 15 27 83990
0605
Civiele Techniek: Mechanica, Materialen en Constructies
Numeriek onderzoek naar het mechanische gedrag van het draaipunt van de Kinkerbrug Het draaipunt voor bascule en ophaalbruggen die
Belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat de
in verticale richting om hun as bewegen, wordt bij
norm de maximaal optredende axiale kracht inder-
voorkeur geconstrueerd als een as die aan weers-
daad goed voorschrijft, maar dat er door het licht
zijden van de brugligger, waardoor deze gestoken
meegeven van de opsluitverbinding (bestaande uit
is, gelagerd wordt. Het is echter niet altijd mogelijk
een asdeksel) toch axiale verplaatsingen optreden
c.q. wenselijk de as aan weerszijden op te leggen.
tussen de as en de binnenste lijfplaat. Het asdeksel
In dergelijke gevallen wordt gekozen voor de eenzij-
wordt daarbij als het ware aangespannen als een
dig gelagerde, doorgestoken as (de zogenaamde
veer en als de ontwikkelde kracht groot genoeg is,
steekas).
wordt de as ten opzichte van de lijfplaat ‘met een ruk’ weer op zijn plek getrokken. Deze combinatie
De norm NEN 6786 - Beweegbare bruggen schrijft
van plotselinge verplaatsing en ontlasting van de
voor dat voor twee samen roterende delen (zoals
axiale krachten, wordt van buiten zeer waarschijn-
de as en het val van de brug) die radiaal belast
lijk waargenomen als een tikkend geluid. De stijf-
worden rekening dient te worden gehouden met
heid van de brugkoker, alsmede de tolerantieruimte
het ontstaan van een axiale kracht tussen beide
tussen de as en de uitsparing in de lijfplaat blij-
delen met een maximale grootte van 50% van de
ken de grootste invloed te hebben op het verloop
optredende radiale kracht. Desondanks is er recen-
van de axiale krachten en zodoende het al dan
telijk bij een aantal bruggen met een steekas als
niet ontstaan van een mechanisme waarbij tikken
draaipuntsysteem een tikkend geluid waargenomen
optreedt.
tijdens de draaicyclus. Tijdens de beweegcyclus behoort de brug geen geluid voort te brengen en afgezien van het feit dat dit geluid in een enkel geval als hinderlijk kan worden ervaren, kan het ook duiden op het voorkomen van een ongewenst mechanisme (bijvoorbeeld slijtage) in een van de brugdelen. Er wordt van uitgegaan dat het tikkende geluid veroorzaakt wordt door het optreden van verhinderde microverplaatsingen tussen de as en de lijfplaat. Daar meetrapporten weinig houvast bieden en omdat het draaipunt dat bestaat uit de steekas niet in alle gevallen goed inspecteerbaar is, ontbreekt een goed inzicht in de exacte oorzaak. Het afstudeeronderzoek heeft zich gericht op het ontwikkelen van een numeriek model van het draaipunt van de Kinkerbrug te Amsterdam, één van de bruggen waarbij tikken optreedt. Met behulp van de uitkomsten van het numerieke model wordt een beter inzicht verkregen in het krachtsverloop rond het draaipunt en kan aangegeven worden waardoor het tikkende geluid het meest waarschijnlijk veroorzaakt wordt. Student:
W. Kerssies
Begeleiders:
prof.dr.ir. J. Wardenier, dr. ing. A. Romeijn, ir. J.H. Reusink, dr.ir. L.J. Sluys, ir. L.J.M. Houben
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. +31 15 27 83990
15
16
Civiele Techniek: Mechanica, Materialen en Constructies
0605
Steepest Slope Method Influence of Geometry on Stress Flow in Free Form Shells
An important development in the construction
element software. This approach gives essential
industry is integration of design, calculation and
quantitative information, however, it provides little
production. This is driven by recent improvements in
understanding in the mechanical behavior of a shell.
data exchange between CAD-programs (Computer
Especially in the initial design phase there is a need
Aided Design) and FEM-programs (Finite Element
for simple methods that predict the flow of forces.
Method). As a result buildings with complex curved shapes have become possible and many have been
In this project the geometry of shells and the
realized (Free Form Architecture). From a structural
stresses in shells have been extensively studied.
point of view the curved shapes can be particularly
Both elementary and complex shell shapes have
suitable to transfer the loading to the supports by
been analyzed with analytical and computational
normal forces, which is much more efficient than by
methods. Based on these results a “rain flow
bending moments.
analogy” has been formulated and tested. According to this analogy the self-weight of a shell will be
Irregularly curved surfaces cannot be described
transferred along curves with the steepest decent
by simple mathematical functions and therefore it
on the surface to the foundation – just like a rain
is not possible to derive the stresses analytically.
flow. The research identified the strengths and
In design of shell structures for freeform
limitations of this analogy.
architecture the stresses are computed using finite
Fig1. Shell roof consisting of four hyp. paraboloids
Fig2. Analytical principal stress.
Fig3. Experimental principal stresses
Fig4. Curv.with steepest decent
Student:
M.W. de Leuw
Begeleiders:
prof.dr.ir. L.J. Sluys, dr.ir. P.C.J. Hoogenboom, ir. A. Borgart (BK), ir. L.J.M. Houben
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. +31 15 27 83990
0605
Civiele Techniek: Mechanica, Materialen en Constructies
Realistische simulatie vervormingen uitbouwbruggen Vergelijking Eurocode met huidige ontwerpeisen
Ten gevolge van de vrije uitbouwwijze van uitbouw-
gen van het midden van de hoofdoverspanning ten
bruggen en door de eigenschappen van beton
opzichte van daadwerkelijk aan de brug gemeten
treden niet alleen tijdens de gebruiksfase maar ook
optredende vervormingen.
tijdens de bouwfase naast directe initiële vervormingen tevens tijdsafhankelijke vervormingen
Naar aanleiding van de analyseresultaten uit dit
op ten gevolge van krimp en kruip. Om ervoor te
onderzoek zien we dat er significante verschillen
zorgen dat de gerede constructie uiteindelijk toch
optreden in de resultaten van analyses met tijdsaf-
het gewenste verticale alignement volgt is het van
hankelijk materiaalgedrag ten opzichte van analyses
belang tijdens het bouwproces de vorm van de brug
met materiaaleigenschappen behorend bij een 28
aan te passen met een overhoogte welke wordt
daagse ouderdom van het beton. Het is dan ook
bepaald aan de hand van de te verwachten optre-
sterk aan te raden de ontwikkeling van de materi-
dende vervormingen.
aaleigenschappen in de tijd te betrekken in analyses waarbij het tijdsafhankelijke vervormingsgedrag op
Voor een nauwkeurige beschrijving van het vervor-
realistische wijze gesimuleerd dient te worden. Voor
mingsgedrag in de tijd zijn gefaseerde berekenin-
wat betreft het gehanteerde ontwerpvoorschrift
gen met tijdsafhankelijke materiaaleigenschappen
kan worden geconcludeerd dat bij materiaalgedrag
vereist. Daarbij was onbekend in welke mate de
volgens de Eurocode 2 het model “stijver” reageert
beschrijving van het materiaalgedrag volgens de
dan in geval van de Model Code 1990; de vervor-
Eurocode 2 (december 2003) en Gemodificeerde
mingen zijn iets afgenomen. Ten opzichte van de
Model Code 1990 (1996) van invloed zou zijn op
Gemodificeerde Model Code 1990 reageert het
het te verwachten vervormingsgedrag ten opzichte
model met materiaalgedrag volgens de Eurocode
van modellering volgens de huidige ontwerpvoor-
2 “minder stijf”; de vervormingen zijn iets groter.
schriften Model Code 1990 (1990), daarnaast is de
Het materiaalgedrag volgens de Eurocode 2 vormt
ontwikkeling van de materiaaleigenschappen van
daarmee een middenweg tussen de gangbare Model
jong verhardend beton meegenomen. In dit afstu-
Code 1990 en de speciaal voor hogesterktebeton
deerwerk zijn met het eindige-elementenpakket
aangepaste Gemodificeerde Model Code 1990.
DIANA diverse gefaseerde analyses uitgevoerd van de Tweede Stichtse brug (gereed 1997), de eerste uitbouwbrug in hogesterktebeton in Nederland. Hierbij zijn tijdsafhankelijke materiaaleigenschappen gemodelleerd volgens de Model Code 1990, Gemodificeerde Model Code 1990 en Eurocode 2. Het visco-elastische kruipgedrag van hogesterktebeton is in DIANA gemodelleerd door middel van tijdsafhankelijke rheologische Kelvin-ketenmodellen, het krimpgedrag door middel van discrete krimpfuncties. Aan de hand van de rekenresultaten volgens de verschillende ontwerpnormen - met betrekking tot het vervormingsgedrag vanaf het moment van gereedkomen van de gehele brug tot 50 jaar later - is een vergelijking gemaakt tussen de verschillende berekende optredende bijkomende vervorminStudent:
F.G. Louman
Begeleiders:
dr.ir. C. van der Veen, prof.dr.ir. J.C. Walraven, dr. G.N. Wells, ir. A. de Boer (Bouwdienst Rijkswaterstaat)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2784578.
17
18
Civiele Techniek: Mechanica, Materialen en Constructies
0605
Discontinue Galerkin methode voor elastodynamica Het is mogelijk om discontinue media te modelle-
Dit project onderzoekt of de discontinue Galerkin
ren met behulp van eindige elementen technieken.
methode potentieel biedt voor het oplossen van
Een bestaande benadering voor het modelleren
deze problemen. Het is met name belangrijk dat het
van lokale scheurvorming is het implementeren van
discontinue verplaatsingsveld waar deze methode
interface elementen in het gewone eindige elemen-
gebruik van maakt geen ongewenste reflecties ople-
ten grid. Deze interface elementen fungeren als
vert aan de interfaces.
vooraf gedefinieerde scheuren die initieel gesloten zijn, maar die bij het overschrijden van een grens-
De wiskundige formulering van de onderzochte
spanning opengaan. Voorbeelden van processen die
methode is consistent met de oorspronkelijke parti-
gesimuleerd kunnen worden met deze elementen
ele differentiaalvergelijking maar is conditioneel
zijn scheurvorming, delaminatie of aardbevingssimu-
stabiel. Door een penalty parameter te introduce-
laties. Voorafgaand aan deze discontinue processen
ren en deze groot genoeg te kiezen is de stabiliteit
moet met dezelfde elementen een continuum gesi-
van de stijfheidsmatrix gegarandeerd. Dit zorgt
muleerd kunnen worden. Dit wordt bereikt door de
voor optimale convergentie van deze methode.
interface elementen een zo hoog mogelijke stijfheid
Vergeleken met de conventionele interface elemen-
te geven zodat er geen additionele verplaatsingen
ten kan de penalty parameter laag gekozen worden
vanuit de interfaces van de elementen ontstaan. Dit
zonder dat er reflecties aan de interfaces van
heeft echter als nadeel dat de conditie van de stijf-
de elementen optreden. Dit zorgt ervoor dat de
heidsmatrix sterk achteruit kan gaan en de kritieke
nauwkeurigheid van deze methode gelijkwaardig
tijdstap voor expliciete tijdsintegratie kleiner wordt
is aan de continue Galerkin methode en dat ook
naarmate de ‘dummy’ stijfheid van het interface
de kritische tijdstap voor expliciete tijdsintegratie
element omhoog gaat. Daarbij treden er bij dynami-
van dezelfde orde van grootte is vergeleken met de
sche simulaties altijd ongewenste reflecties op als
continue Galerkin methode. Deze voordelen kunnen
gevolg van het gebruik van deze elementen.
worden benut in grote elastodynamische problemen waarbij discontinuiteiten optreden.
Normaalkrachtverdeling voor twee verschillende methoden vergeleken met de analytische oplossing Convergentie van interior penalty methode
Student:
A. M. D. Pfeiffer
Begeleiders:
ir. R. J. Labeur, R. R. Pedersen MSc., prof.dr.ir. J.L. Sluijs, dr. G. N. Wells
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2784578.
0605
Civiele Techniek: Mechanica, Materialen en Constructies
The effect of static and fatigue traffic loading on modular expansion joints Due to temperature loading and deformation
The load cases have been based on fatigue load
caused by traffic loading bridges have to be able
model four of EN 1991-2. Dynamic transient analysis
to expand and contract. Expansion joints are detail
shows results of dynamic amplification. Total
bridge components, which facilitate these bridge
dynamic amplification, also called the dynamic
movements in several directions. Several types of
interval, is the combination of a first amplitude
expansion joints exist; for spanning large gaps in
amplification and an upswing ratio.
the Netherlands most frequently modular expansion joints are used.
EN 1991-2 prescribes an amplification factor, to be applied in fatigue calculations for bridge parts in the
The most common types of the modular expansion
vicinity of expansion joints, of 1.3. This amplification
joints are the MAURER Girder grid expansion joints,
factor corresponds very well to the FEM results
by which steel lamellas are supported by multiple
of vertical first amplitude amplification. In
steel cross-beams. During the last years several
horizontal direction larger values of first amplitude
modular expansion joints suffered from fatigue
amplification are found in the FEM calculations. In
damage before the end of lifetime caused by traffic
defining dynamic amplification the Eurocode does
loading. This study evaluates the effect of traffic
not take dynamic upswing into account. In order
loading on modular expansion joints in order to
to derive a dynamic stress interval for fatigue
explain differences in dynamic response between
calculations this study however recommends to
measurements and theoretical values.
define the dynamic amplification as a combination of first amplitude amplification and dynamic upswing,
A MAURER girder grid joint type D320 has been 3d-
which leads to a vertical amplification factor of 1.6
modelled in a finite element program. Three types
and a horizontal amplification factor of 2.3.
of analysis have been performed on the structure: static, dynamic and fatigue.
Student:
R.J.M. Pijpers
Begeleiders:
prof.ir. F.S.K. Bijlaard, dr. A. Romeijn, ing. J.S. Leendertz (Bouwdienst RWS), dipl.-ing. C. Schürmann (Maurer Söhne), dr.ir. C. van der Veen, ir. L.J.M. Houben
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2784578.
19
20
Civiele Techniek: Mechanica, Materialen en Constructies
0605
Effecten gradering op de functionele eigenschappen van tweelaags ZOAB In Duitsland is een machine ontwikkeld die in één
De invloed van warm-op-warm of warm-op-
werkgang twee lagen asfalt warm-op-warm aan kan
koud vervaardigen is groter dan de invloed van
brengen. Naast een kortere uitvoeringstijd levert
een andere onderlaaggradering. Warm-op-warm
dit tevens een in civieltechnisch opzicht duurzamer
vervaardigen leidt tot een lagere geluidsabsorptie
asfaltpakket op.
en een lagere waterdoorlatendheid vanwege een
Wanneer de machine ingezet wordt voor het
lager percentage holle ruimte en een grotere hoogte
aanbrengen van tweelaags ZOAB heeft het warm-
van het overgangsgebied.
op-warm verwerken invloed op de interactie tussen
Ten aanzien van het geluid dient opgemerkt te
de onderlaag en de deklaag, en hiermee op de
worden dat de geluidsproductie maatgevend is
geluidsreductie en de waterdoorlatendheid.
boven de geluidsabsorptie. Beoordeling van het
Dit onderzoek gaat in op de effecten van verschil-
aspect geluid op basis van geluidsabsorptie metin-
lende graderingen op de interactie van de deklaag
gen geeft dan ook geen realistisch beeld van het
en de onderlaag, en de hiermee gepaard gaande
werkelijk optredende geluidsniveau aan de weg.
effecten op de functionele eigenschappen geluid en waterdoorlatendheid. Hiertoe zijn proefstukken vervaardigd met verschillende combinaties van deklaaggraderingen en onderlaaggraderingen. Van iedere graderingscombinatie zijn warm-op-warm en warm-op-koud vervaardigde proefstukken beproefd. Het verloop van de holle ruimte over de hoogte van het proefstuk is m.b.v. een CT-scanner vastgelegd. Uit de resultaten van de CT-scan is visueel vastgesteld van welke hoogte tot welke hoogte de interactie tussen de deklaag en de onderlaag plaatsvindt. Het percentage holle ruimte is voor iedere slice van 1 mm dikte vastgesteld. De geluidsabsorptie is gemeten m.b.v. de buis van Kundt. Met dit laboratoriuminstrument wordt a.d.h.v. het verschil in geluidsdruk tussen een gegenereerde toon en de teruggekaatste toon berekend hoeveel de kern absorbeert. Ook de verticale waterdoorlatendheid is gemeten. Het proefstuk is hierbij in een manchet geplaatst
CT-scan van een tweelaags ZOAB proefstuk
waarna een waterkolom op het proefstuk is gezet. Vervolgens is de uitstroom gedurende een bepaalde tijd gemeten. Dit leidt tot een waterdoorlatendheidcoëfficiënt welke uitgedrukt is in m/s. In het algemeen kan gesteld worden dat de functionele eigenschappen geluidsabsorptie en waterdoorlatendheid voornamelijk afhankelijk zijn van de deklaaggradering, met dien verstande dat een grovere deklaaggradering leidt tot een hogere geluidsabsorptie en een hogere waterdoorlatendheid. Student:
A.N.J. van der Steen
Begeleiders:
prof. dr.ir. A.A.A. Molenaar, ir. L.J.M. Houben, dr.ir. A.L.A. Fraaij, ing. K.P. Wilms (Koninklijke Wegenbouw Stevin)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2784578.
0605
Civiele Techniek: Mechanica, Materialen en Constructies
Alternatief ontwerp van een boogbrug Onderzoek naar een beter stijfheidsgedrag
Boogbruggen staan bekend om hun efficiënte
Tevens is voor alle ontwerpen onderzocht wat de
manier van krachtsafdracht onder volbelasting. Bij
invloed is van de buigstijfheid van de bogen (primair
belasting van een half veld blijkt deze krachtsaf-
en secundair) op de maximale verticale vervorming
dracht echter erg ongunstig te zijn. Bij deze laatst-
van het brugdek ten gevolge van verkeersbelasting.
genoemde belasting is de stijfheid van de brug
Ook de meest optimale verhouding tussen de stijf-
(gerelateerd aan de doorbuigingseisen) maatgevend
heden van primaire en secundaire bogen is onder-
ten opzichte van de sterkte-eisen (gerelateerd aan
zocht.
de optredende staalspanningen). Hierdoor is een boogbrug op sterkte overgedimensioneerd, hetgeen
Er is gebleken dat alternatief I geen voordelen biedt
een relatief hoog
ten opzichte van het referentieontwerp. Alternatief
staalgebruik tot
II daarentegen biedt veel voordelen. Zo kan de
gevolg heeft.
totale hoeveelheid staal gereduceerd worden met maximaal 45%, terwijl ook de totale kosten met
In dit afstudeer-
35% gereduceerd kunnen worden. Nadeel van alter-
onderzoek zijn
natief II is dat de hangers grotere spanningswis-
een aantal alter-
selingen te verduren krijgen. Een oplossing hiervoor
natieve ontwer-
zou gezocht kunnen worden in een andere hanger-
pen gemaakt die
configuratie.
gericht zijn op een beter stijfheidsgedrag en daardoor een gereduceerd staalgebruik. De ontwikkelde alternatieven komen voort uit een door IABSE geïntroduceerd ontwerp met twee secundaire bogen. De achterliggende gedachte bij de ontwikkelde alternatieven is dat de primaire boog de krachtsafdracht bij volbelasting verzorgt, terwijl de twee secundaire bogen de krachtsafdracht bij belasting van een half veld verzorgen. Van alle alternatieven is een model gemaakt in een raamwerkprogramma waarna de bruggen onderling vergeleken zijn. Hierbij is gelet op het totale staalgebruik, de maximaal optredende vervormingen en het bijbehorende vervormingsgedrag, de optredende spanningen in de diverse stalen onderdelen en de totaalkosten.
Student:
C.J. Vader
Begeleiders:
prof.ir. F.S.K. Bijlaard, dr.ing. A. Romeijn, ing. B.H. Hesselink (Holland Railconsult), dr.ir. C. van der Veen
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2784578
21
22
Civiele Techniek: Mechanica, Materialen en Constructies
0605
Gebouwen en civiel technische constructies Optimalisatie van Hoge Sterkte Beton uitbouwbruggen
Aanleiding van dit onderzoek naar het optimaliseren
Als conclusie kan worden gesteld dat een verlaging
van hoge sterkte beton uitbouwbruggen is de wens
van de bestaande constructiehoogte die is aange-
om een duidelijk beeld te krijgen wat het beste,
houden voor de 2e Stichtse Brug zeker mogelijk
lees economisch meest optimale, ontwerp voor een
is. Afhankelijk van de toepassing van de verschil-
uitbouwbrug met een hoofdoverspanning van 160
lende materialen kan een grotere of minder grotere
meter is. Dit afstudeerwerk heeft als basis verschil-
besparing worden verkregen. Het meest gunstige
lende eerder uitgevoerde afstudeerwerken die bij de
ontwerp bestaat uit een combinatie van HSB, HSLB,
Rijkswaterstaat Bouwdienst uitgevoerd zijn en als
inwendige uitkragingsvoorspanning en uitwendige
onderwerp uitbouwbruggen hadden.
continuïteitsvoorspanning. Bij dit ontwerp zijn de hamerstukken en verschillende naastgelegen moten
Het onderzoek is uitgevoerd bij de Bouwdienst,
uitgevoerd in HSB en de overige moten in HSLB.
afdeling DIO te Tilburg. Gebruik is gemaakt van
De uitkragingsvoorspanning ligt inwendig en de
verschillende computerprogramma’s (ALP2000 en
continuïteitsvoorspanning ligt uitwendig. Bij het
DBET). Het gehele onderzoek is toegepast op een
toepassen van uitwendige uitkragingsvoorspanning
bestaande uitbouwbrug in HSB, namelijk de 2e
ontstaan spanningspieken ter plaatse van de veran-
Stichtse Brug. Verscheidene modellen zijn gemaakt
keringen die door de verderop verankerde kabels
voor de verschillende te onderzoeken varianten. Bij
weggespannen moeten worden. Dit wegspannen
het modelleren zijn enkele benaderingen aange-
levert problemen op. Een gedetailleerde berekening
houden om een vereenvoudiging van het probleem
moet aantonen of deze spanningspieken in werke-
te verkrijgen. De resultaten uit het computerpro-
lijkheid ook zo groot zijn als in dit onderzoek als
gramma ALP2000 zijn verwerkt in een spreadsheet.
resultaat verkregen zijn.
Om dit te bereiken is lineair elastisch gerekend en is met behulp van de formule van Dischinger de herverdeling van krachten in de constructie in rekening gebracht. Bij het modelleren is onderscheid gemaakt in de toepassing van inwendige- en uitwendige voorspanning, hogesterktebeton (HSB) en hogesterktelichtbeton (HSLB). Met een combinatie van enkele of alle materialen zijn ontwerpen gemaakt met als doel zo laag mogelijke kosten. Uiteindelijk zijn 6 alternatieven doorgerekend. Bij de raming van de hoeveelheden en kosten moet niet alleen naar het materiaalverbruik worden gekeken maar ook naar een zo laag mogelijke constructiehoogte. Een lagere constructiehoogte levert namelijk een besparing op de hoeveelheid grondwerk.
Student:
I.M. van der Ven
Begeleiders:
prof.dr.ir. J.C. Walraven, dr.ir. C. Van der Veen, ing. N. Kaptijn (Bouwdienst Rijkswaterstaat Tilburg), dr. ing. A. Romeijn, ir. L.J.M. Houben
Voor meer informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-278 4578.
0605
Civiele Techniek: Mechanica, Materialen en Constructies
An emergency shutdown of liquid cargo transfer, particular loadcase for a LNG jetty Analysis of the load, jetty-structure and load transfer
If the ESD-load can be considered as a quasi-static At a transhipment terminal for Liquefied Natural
load, depends on the effect of a small number of
Gas (LNG), pipelines provide the transhipment of
important quantities and variables: the stiffness of
liquefied gas. Depending on the location and the
the structure and the foundation, determining the
layout of a transhipment terminal, the distances that
natural frequency of the structure, the length of the
have to be bridged, both onshore and offshore, can
pipeline, determining the frequency of the load, and
be several kilometres.
the method of valve closure and the closure time. The ratio between the frequency of the load and the
For the safe handling of LNG an Emergency Shut
natural frequency of the structure and foundation is
Down (ESD) system is required. This aims the
important for the dynamical effect.
quick closure of the loading lines in case of an emergency to minimise the spill of dangerous
The calculations of the water hammer load,
cargo. The valve closure results in water hammer
with the mass-spring model for the response of
effects in the pipeline system, and at potentially
the structure, show that the actual load for the
high impact forces at pipeline anchor points. These
structure can increase with 15 to 20 percent, related
forces are generally considered in the design of the
to the water hammer load. The exact increase
substructure as quasi static forces. The objective
depends on the frequency of the load and the
of this study has been to check the validity of this
natural frequency of the structure. This results in
assumption, and arrive at conclusions on a design
a quasi-static load, for most situations. Only for a
recommendation for this ESD load, which may result
long pipeline and low stiffness of the structure and
in more economic designs and costs savings in the
the foundation, resonance can occur. A reduction of
development of future jetty structures.
the load does not occur, unless the damping ratio increases.
The study has focussed on an integrated model for the fluid behaviour, structural characteristics and
Finally, a practical recommendation describes the
geotechnical parameters. For the calculation of the
use of an analytical solution instead of a numerical
water hammer load and the actual reaction force
calculation, using the results of a water hammer
a numerical solution method has been used, with
calculation with a fixed supported closing valve and
both a fixed and a flexible support for the closing
an harmonic load.
valve. For the response calculation of the structure a one-dimensional damped mass-spring model has been used, which has been coupled with the water hammer calculations at the closing valve.
Student:
A.W. Vos
Begeleiders:
prof.ir. A.W.C.M. Vrouwenvelder, ir. R.J. Labeur, ing. H.J. Everts, ir. L.A.M. Groenewegen (Delta Marine Consultants), ir. L.J.M. Houben
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel.nr. 015-2784578
23
24
0605
25
0605
Samenvattingen Civiele Techniek Bouwtechniek en bouwproces
26
Civiele Techniek: Bouwtechniek en Bouwproces
0605
Het kantoorgebouw met twee asymmetrische uitkragingen Bij dit afstudeerwerk gaat het om een kantoorgebouw dat bestaat uit twee rechthoekige bouwvolumes: een hoogbouw van 17 verdiepingen en een laagbouw van 9 verdiepingen. Op de onderste verdieping na kragen deze verdiepingen aan één zijde tot 14,4 m uit. Voor dit kantoorgebouw is er een onderzoek gedaan naar de constructieve mogelijkheden. Verder is er voor een specifiek constructief ontwerp een haalbaarheidsstudie gemaakt. Bij hoge gebouwen is de windbelasting over het algemeen maatgevend voor de uiteindelijke dimensies van de stabiliteitsconstructie. De windbelasting veroorzaakt grote dwarskrachten en buigende momenten in de constructie. Door een asymmetrische uitkraging zal het buigende moment in deze doorsnede worden vergroot. Bij gelijkblijvende stijfheid, zullen de vervormingen in het kantoorgebouw daardoor toenemen. Omdat de uitkragingen niet in hetzelfde vlak komen te liggen, ontstaat er ook een hoekverdraaiing om het rotatiecentrum van het gebouw. De constructie en de fundering zullen voldoende stijf moeten zijn om deze vervormingen binnen acceptabele grenzen te houden.
Er is een voorstel gedaan om de uitkragingen te dragen met betonnen schijven in de langsgevels
Voor de uitkragingsconstructie kan aan drie moge-
en twee inpandige betonnen kernen. Deze schijven
lijkheden worden gedacht: de constructie wordt
kunnen worden gezien als een fijn net van liggers
bovenin, onderin of verspreid over de uitkraging
en diagonalen en komen op vier stalen V-vormige
gerealiseerd. De constructie onderin heeft de klein-
kolommen te rusten. De grootste problemen, zijn
ste invloed op het vervormingsgedrag. De construc-
de drukkrachten in enkele diagonalen die te groot
tie spreiden biedt voordelen voor een mogelijke
worden en grote trekkrachten die in verschillende
tweede en derde draagweg en de maximale hoogte
liggers optreden. De verbindingen tussen de beton-
wordt benut, wat een grote stijfheid aan de uitkra-
nen elementen zijn daardoor lastig te realiseren. De
gende verdiepingen geeft. Voor de stabiliteits-
liggers moeten namelijk worden voorgespannen en
constructie zijn vanuit de functionele plattegrond
in de diagonalen zullen extra staalplaten moeten
verschillende alternatieven mogelijk. Vooral schijven
worden ingestort om aan de benodigde sterkte te
in de langsgevels en kernen inpandig zijn geschikt.
kunnen komen. Een alternatief voor dit ontwerp
Deze kunnen worden uitgevoerd in staal of beton.
is de diagonalen en liggers in staal uit te voeren. Naast hogere sterkte- en stijfheideigenschappen kunnen ook de verbindingen eenvoudiger worden gerealiseerd.
Student:
J.H. Beniers
Begeleiders:
prof.dipl.-ing. J.N.J.A. Vambersky, ir. R. Abspoel, ir. H.R. de Boer, ir. B.J. Offringa (SmitWesterman)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783174
0605
Civiele Techniek: Bouwtechniek en Bouwproces
Dutch prefabricated concrete structural concepts in seismic areas This study determines the seismic performance
effect of the variation of the other parameters is
of a specific prefabrication concept patented in
reduced.
the Netherlands. The design of this system is not conceived from inception to resist large lateral
The lowest value found for the base shear at failure
forces. This fact hinders the exploitation of the full
represents about 45% of the gravity load, which can
potential of the prefabrication industries, which
be elastically related to a peak ground acceleration
would be in the position of expanding their markets
of 0.18g.
to seismic prone countries as well.
The analyses made rely on a number of consequential assumptions regarding the behaviour
A representative façade of a office building is
of the interfaces. All assumptions made require
analysed in a computer model. In the analysis
to be validated trough some form of experimental
of the precast concrete wall-system, all panels
evidence.
are assumed to remain un-cracked and all nonlinear behaviour is concentrated in non-linear link
In concluding, it is equally obvious that the work
elements.
done so far is perhaps less than half-way with
The connections at both vertical and horizontal
respect to a complete assessment of the system.
interfaces are idealised as bi-linear springs. The
The next more critical point is to examine the
concrete-toconcrete interaction has been modelled
diaphragm action of the floors. This implies first
by friction and gap elements.
to conceive a way for assembling the floor slabs in such a way to form a more or less monolithic
A non-linear static push over analysis has been
diaphragm, and secondly to ensure that the
performed to examine the seismic behaviour of the
connections between floor slabs and wall panels are
wall system. A push over analysis is a non-linear
able to transmit the inertia forces from the floor to
static analysis under constant gravity loads and
the walls called upon to resist the earthquake forces
monotonically increasing horizontal loads.
in any given direction. This task is left for a future
Different limit states have been defined for
study.
the connections and the panels to determine the ultimate limit state of the wall system, conservatively assuming the system as failed as soon as the first of the local failure occurs. To investigate the sensitivity of the performance of the examined wall-system a parametric study has been performed, by varying the mechanical properties of the connections deemed to be more relevant to the overall behaviour. A reduced parametric analysis has been carried out. From the results it can be concluded that the friction coefficient µ is the most influential parameter in increasing the lateral strength of the system. When µ takes upon the upper value the
Student:
M. Bijvoet
Begeleiders:
prof.dipl.-ing J.N.J.A. Vambersky, prof.dr.ir. J.C. Walraven, A. Scarpas M.Sc., prof. P.E. Pinto (Università di Roma La Sapienza), M. Schotanus M.Sc. (Università di Roma La Sapienza)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783174
27
28
Civiele Techniek: Bouwtechniek en Bouwproces
0605
Property Development in South Africa
It has been remarkable that South Africa, only a
for the compilation of feasibility studies for property
mere decade removed from the apartheid era, has
developments as well as general developments.
shown such remarkable promise and growth. The
Section B also provides and deals with an
Real Estate and Tourism industries, among others,
interesting example of a feasibility study undertaken
are blooming at present. All factors point towards
for an environmental eco-tourism development to
a bright future for the country and its citizens. It
be undertaken in the near future. The presented
is the view of many, local and international, that
development is highly feasible and profitable. It
little is actually known about South Africa apart
has many long term benefits and goals such as
from historical occurrences reported in the media
community development and environmentally
and sometimes sensationalised and that there
friendly construction, building techniques that are
exists a clear misconception with regards to the
briefly discussed throughout the report.
country, its people, their composition, history and important issues such as the business and economic structures, tax and property issues. The thesis aims at providing a comprehensive, accurate and true database of information regarding South Africa as a whole and the compilation of feasibility studies for project in the South African environment. Amongst other important issues Section A: South African Environment, also discusses the general South African history, economy, geography business- and tourism environment. Section B: Property Development in South Africa, introduces a general manual for writing feasibility studies on property developments and gives as an example a feasibility study that was successfully completed for a property called Thula. Negotiations with the owner of this property are currently underway. Section A shows that South Africa is a country with immense promise and potential, with a first world economy and business structure that rivals or equals most first world countries. In this section the report any potential parties, or investors, interested in South Africa to become familiarised with the important relevant information that must be known so as to ensure a proper understanding of the relevant decision making factors. Section B provides a handy reference and guide to the compilation of property inspection reports and gives a brief manual
Student:
A.G. van Deventer
Begeleiders:
prof.dr.ir. H.A.J. de Ridder, Ir. T.H.W. Horstmeier, J.P. Soeter, B. Strasheim, University of Stellenbosch, SA
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2786636
0605
Civiele Techniek: Bouwtechniek en Bouwproces
Kwaliteitsborging van de constructie Het voorkomen van bouwfouten in draagconstructies van utiliteitsprojecten
In de vroege avond van donderdag 24 april 2003,
Dit onderzoek heeft geleid tot conclusies en aanbe-
omstreeks 19 uur bezweken vijf balkons in de
velingen ten aanzien van de kwaliteitsborging van
Maastrichtse wijk Céramique met als ernstig gevolg
de constructie. Daarin wordt duidelijk dat het bouw-
twee dodelijke slachtoffers. Deze catastrofe heeft
proces een bron is voor constructieve bouwfouten
er toe geleid dat de bouwwereld aan het denken is
en waarin zorgvuldigheid en kennis een belangrijke
gezet over het voorkomen van bouwfouten.
rol spelen. Een model is ontwikkeld dat bestaand uit drie dimensies: actoren, beheersaspecten en bouw-
Het doel van dit afstudeeronderzoek is het in kaart
processen. Op relatief eenvoudige wijze is hierdoor
brengen van de risico’s die optreden gedurende het
de complexiteit van het bouwproces weergeven. In
bouwproces. Hierbij werd ingegaan op de risico’s
dit model kunnen op de verschillende plaatsen in
die ontstaan tijdens de ontwerpfase tot en met de
het bouwproces aanbevelingen geplaatst worden en
bouwfase. Hierbij is tevens aandacht besteed aan
vervolgens benaderd worden, zodat in de toekomst
het aandragen van maatregelen ter beheersing van
bouwfouten geminimaliseerd kunnen worden.
de risico’s gedurende het bouwproces. In dit onderzoek zijn twee casussen geanalyseerd waarbij bouwfouten zijn opgetreden. Tevens is een analyse van een complex utiliteitsproject gemaakt van de in aanbouw zijnde draagconstructie. Daarnaast zijn de actoren in het bouwproces geïnterviewd. Deze drie casussen en interviews dienden om de risico’s gedurende het bouwproces in kaart te brengen.
De Bouwdoos Student:
O. Dwars
Begeleiders:
prof.dr.ir. H.A.J. de Ridder, prof.dr.ir. J.C. Walraven, ir.ing. J.P. Noppen, ir. H. de Jonge (Heijmans IBC Bouw)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2786636
29
30
Civiele Techniek: Bouwtechniek en Bouwproces
0605
Ontwikkeling woongebouw boven spoorgebied Maakbaarheid en haalbaarheid van een woongebouw boven en langs het spoorgebied van Zaandam
In het kader van meervoudig ruimtegebruik is in dit
Er zijn acht verschillende mogelijkheden onderzocht
afstudeerwerk onderzocht of het bouwen van een
om het woongebouw in de stationsomgeving van
woongebouw boven spoorgebied concurrerend kan
Zaandam in te passen. Deze zijn beoordeeld op
zijn met het bouwen van een woongebouw in het
bouwtechnische, bouwfysische en stedenbouwkun-
vrije veld. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt
dige aspecten. De optie waarbij de minste aanpas-
van een bestaand woongebouw en dit is ingepast in
singen aan de bestaande draagconstructie waren
de stationsomgeving van Zaandam.
te verwachten en waarbij er geen ernstige bouwfysische of stedenbouwkundige nadelen optraden, is uiteindelijk als definitieve inpassing gekozen. Vervolgens zijn er oplossingen gecreëerd voor de specifieke problematiek rondom het bouwen boven sporen als trillingshinder, geluidshinder, overdrachtsconstructie en inpassing in de omgeving. De originele begroting, geïndexeerd naar 2004 bedraagt € 10.000.000,--. De meerkosten als gevolg van de inpassing van De Steven ten gevolge van de gedimensioneerde overdrachtsconstructie, de aanpassingen aan het huidige gebouw en de aanpassingen aan de omgeving zijn geraamd op € 5.000.000,--. Door middel van Netto Contante Waarde berekeningen, voor sociale huur, markthuur en volledige verkoop, is gekeken of de ontwikkeling van het woongebouw rendabel kan zijn. Dit is het geval bij een markthuur van € 854,-- per maand of bij volledige verkoop bij een verkoopprijs van € 275.000,-per appartement. Technisch, functioneel en financieel is het ontwikkelen van een woongebouw boven en langs spoorgebied mogelijk, maar door de meerkosten en de verminderde functionaliteit van het woongebouw is het niet concurrerend met bouwen in het vrije veld.
Student:
T.M. Hoekveld
Begeleiders:
prof.dipl.–ing. J.N.J.A. Vamberský, ir. A. te Boveldt, ir. A.C. van der Linden, ir.drs. T.S. de Wilde (Holland Railconsult).
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783174
0605
Civiele Techniek: Bouwtechniek en Bouwproces
“System approach on structural fire safety”
The actual structural fire safety level of a building, using the current statutory component approach on the calculation of the fire resistance with regard to collapse, is unknown. The structural fire safety level is unknown because the connection and mutual interaction between the structural components is not taken into account and the standardised fire curve doesn’t describe real time-temperature development in case of fire. To improve insight into the structural fire safety level of buildings through application of a system approach. In the system approach natural fire,
damaged by a fire. In general the outer five
thermal response and mechanical FEM models are
centimetres of the heated concrete is crushed
coupled.
and the heated columns and beams are cracked. Furthermore the columns of the 24th and 26th storeys are damaged even though they remain cold. The deformations of the structure are small. By use of the system approach weak structural spots can be identified. Weak structural spots of Delftse Poort are the columns and the beams. This identification leads to opportunities for both insurers and owners to assess risks and to optimise investments. Structural engineers can improve the structural fire safety of their designs.
Project approach In a literature investigation the component and system approaches are presented and compared. Furthermore an overview of system behaviour in real fires and an investigation on the support to the system approach is presented. In a case study the fire resistance with regard to collapse of the 25th storey of building Delftse Poort is examined using both the component and the system approaches. The FEM results are understandable and provide insight into the real behaviour of the structure in case of fire. The 25th storey of Delftse Poort will not collapse during a fire however; the structure will be highly Student:
A.B.M. van Overbeek
Begeleiders:
prof.dipl.-ing. J.N.J.A. Vamberský, prof.ir. J.W.B. Stark, prof.dr.ir. J.G. Rots, dr.ir. J.H.H. Fellinger (TNO)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783174
31
32
Civiele Techniek: Bouwtechniek en Bouwproces
0605
The Design of a Low Cost Carrier Airport Terminal
One of the most remarkable developments since
Part 1. The theoretical characteristics
the deregulation of airlines and airports is the
Research was performed of airport systems and low
emergence and expansion of low cost carriers
cost carriers. LCCs operate according to a specific
(LCCs). The forecasted growth of LCCs is making
business model. This model functioned as the bases
them a very important and interesting target
to describe the generic characteristics of a LCC
group for airports. The problem is that present-day
terminal. Four main characteristics were identified:
airports do not comply with the needs and wished
- Low cost
of low cost carriers. The objective of this Master’s
- Fast turn around time
project was to make an integrated design of a
- High safety standards
terminal dedicated to LCCs to generate informa-
- Integrated non-aeronautical services
tion about its characteristics. Part 2. The conceptual design
Using the conventions of present-day airports and the generic characteristics, a conservative design was made of a LCC terminal. A progressive alternative was also made by disregarding the conventions. Using both alternatives, the primary processes at the terminal were redesign. Part 3. The structural design
Materialising the conceptual design made clear that the expansibility of the terminal and the need for standardisation of the terminal have dominant influence on the structural design. Conclusions
- The design criteria follow the LCC business model. - A progressive approach has shown that there are new opportunities for a more efficient LCC terminal. - The terminal with its specific expansion requirements does not require new building materials or methods.
Student:
M. Pieper
Begeleiders:
prof.ir. L.A.G. Wagemans, ir. B.S.J. van den Ancker (Naco BV), ir. H.R. de Boer, ing. J.J. Morriën (DHV), ir. F.A.M. Soons
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783990
0605
Civiele Techniek: Bouwtechniek en Bouwproces
Office tower “Hybride” & Seismic behaviour Feasibility, favourable design and dynamic response of the structural system
In the late 90’s a new high-rise concept was
rarely occurring earthquakes (return period of 475
established in The Netherlands. ‘Hoogstad
years), plastic deformations occur in the designated
Architecten’, ‘D3BN Structural Civil Engineers’ and
sections of the bracing,
‘Heerema Fabrication’ developed the ‘Hybride’ office tower. It is based on a new design philosophy for maximum flexibility during development and fast construction. Techniques from the offshore industry are combined with those for high rise buildings. Research has been done, whether this concept, thus the structural system, will still be applicable in a seismic environment. After evaluation in terms of seismic engineering, it was found necessary to adjust the structural system.
The region of Shanghai has been appointed as location of interest for realisation of the building. Chinese authorities prescribe model tests for proposed high rise buildings. Research has been done into reasoning and considerations for such tests. A Perspex model on a scale of 1:50, in conformity with the structural system of the ‘Hybride’, has been constructed and tested in Shanghai at the Tongji University. They use converting factors to transform model results into The structural system has been improved in order to
real behaviour of the structure.
increase lateral stiffness, to minimize bending and
Computational results and model test results have
shearing of the wings and to reduce torsion effects.
been compared with each other. At this stage, it
The initially designed bracing type is replaced by an
remains questionable whether the behaviour of a
eccentrically braced frame. Such a bracing is able
Perspex model can give adequate indications of the
to dissipate energy in its horizontal member and
real behaviour of a structure.
ensures initial yielding in preferred locations.
The concept of the ‘Hybride’ remains applicable in seismic circumstances with the proposed
Using a FEM program and a seismic design method,
adjustments for the structural system.
the so called ‘push-over’ analysis, the structures dynamic response has been analysed. The structure remains in elastic range under frequently occurring earthquakes (return period of 95 years). Under Student:
P. Salemink
Begeleiders:
prof.dipl.-ing. J.A.J.N. Vambersky, prof.ir. F.S.K. Bijlaard, prof.ir. A.W.C.M. Vrouwenvelder, ir. J.G. Kraus, ir. P.F. Wolters, ir. M.J.G. Hermens (DHV – Building and Industry / D3BN Structural Civil Engineers)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783174
33
34
Civiele Techniek: Bouwtechniek en Bouwproces
0605
Voorwaarts voor betere marges De samenwerking tussen het ontwikkelend bouwbedrijf en de woningbouwcorporaties in een nieuw perspectief
Van der Waal Bouw is een ontwikkelend bouwbe-
van het bouwproces de toename van het Totaal Nut
drijf, actief in de woningbouw en utiliteitsbouw. In
bepaalt.
haar visie voorziet Van der Waal Bouw een belang-
Figuur: toename van het Totaal Nut in de tijd
rijke rol voor het ontwikkelende bouwbedrijf in de Design & Construct – sfeer. Echter heeft Van der
Het verhogen van het Totaal Nut heeft als gevolg
Waal Bouw in de huidige situatie regelmatig te
dat de woningbouwcorporatie een product verkrijgt
maken met het traditionele Besteks-contract, te
in een verbeterde prijs/kwaliteit verhouding. Tevens
verwerven op de aanbestedingsmarkt waar prijs-
is er ruimte voor het ontwikkelend bouwbedrijf om
concurrentie het gewenste rendement onmogelijk
haar rendement te verhogen door het prijssysteem
maakt.
aan te laten sluiten op de waardeontwikkeling; het
Het onderzoek is gericht op de mogelijkheid om als
afrekenen op prestatie.
ontwikkelend bouwbedrijf meer integrale samenwer-
De integrale samenwerking, met als gemeenschap-
kingsovereenkomsten aan te gaan met de woning-
pelijk doel het vergroten van het Totaal Nut, vraagt
bouwcorporatie als opdrachtgever.
echter om maatregelen op het gebied van vraagspe-
Het ontwikkelende bouwbedrijf wordt voornamelijk
cificatie van de woningbouwcorporatie, de werkme-
gecontracteerd voor de uitvoeringswerkzaamheden
thoden van het ontwikkelend bouwbedrijf en de toe
van het project. Drie contractvormen, te weten het
te passen samenwerkingsovereenkomst.
traditionele Bestekscontract, het Bestekscontract
De belangrijkste maatregel ligt op het gebied van
onder Bouwteam en het Design & Construct
vraagspecificatie; woningbouw-corporatie zal de
contract, zijn nader beschouwd op de contractuele
gevraagde waarde moeten specificeren naar het
kenmerken. Opvallend is dat deze contractvormen
woningwaar-deringsstelsel, uitgedrukt in meetbare
terugvallen op het vergoedingssysteem waarbij voor
prestatienormen in de vorm van woonpunten.
aanvang van de uitvoeringswerkzaamheden de prijs bekend is; het “vaste-prijs - vergoedingssysteem”. In de bouwsector vindt een vergaande verandering plaats op het gebied van de relaties tussen de verscheidene partijen in de sector. De marktsituatie in de afgelopen jaren is de basis geweest voor deze verandering in de fragmentatie van het bouwproces. De recent opgezette innovatieplatformen (PSIB, BouwBeter, etc.) hebben als doel de verandering te sturen zodat een verbeterde situatie ontstaat in de bouwsector. Het Waarde-Prijs-Kosten model is toegepast als instrument om de effecten van de Waarde- en Kostenontwikkeling gedurende het verloop van het bouwproces te onderzoeken. Het Totaal Nut is in het model gedefinieerd als het verschil tussen de gerealiseerde Waarde en de gemaakte Kosten. Figuur: het Waarde - Prijs - Kosten model Het model toont aan dat de Waarde- en Kostenontwikkeling voornamelijk in de beginfase(n) Student:
S. Visser
Begeleiders:
prof.dr.ir. H.A.J. de Ridder, ir. T.H.W. Horstmeier, ir. J. Vercouteren (RE&H), ing. J.D. Krijgsman Msc. (Van der Waal Bouw)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015- 2786636
0605
Civiele Techniek: Bouwtechniek en Bouwproces
Probabilistic cost estimating and scheduling A new framework for project estimating in Shell
This thesis describes a new framework for cost
estimates. The framework is set up logically and
estimating and scheduling for capital projects in
the processes and the elements in the estimates
Shell Exploration and Production. The research
are clearly defined. The direct link between the
can be divided into three parts: the description
estimates of project hardware, schedule and costs
of the current framework and its shortfalls, the
enables a well-balanced optimization on costs and
development of the new framework, and a practical
avoids sub-optimizations on project hardware and
example of the application of the new framework
schedule. The introduction of the new framework
on a case. In the case, the framework is tested by
increases the consistency of estimating, while the
estimating the schedule and cost of the offshore
accuracy of the estimates has increased largely. On
pipelines of the Pearl GTL-project.
the other hand, more efforts in terms of estimating are needed to use probabilistic methods in the
This thesis describes projects in Shell with the
estimation of schedule and costs. These efforts
project hardware, the schedule and the costs.
result in many and large advantages though, making
Project hardware is the sum of the materials
up the extra efforts in estimating that is needed.
and the equipment that are used in the design
The new framework provides an efficient way of
of the project. The schedule of the project gives
probabilistic estimating: with the same amount of
an overview of the activities, their duration, the
engineering work done the accuracy of estimates
network planning and the critical path. The costs of
can sharply increase.
a project determine the costs of the materials, the activities and other costs. Together they make up the scope of the project. The life-cycle of a Shellproject in oil and gas contains of 5 phases; this thesis focuses on the first 3 phases. The estimates of project hardware, schedule and costs can be deterministic or probabilistic. Deterministic estimates describe an estimate by a single value. Probabilistic estimates do not exist of a single number but are a distribution with a whole range of numbers for the value. Every number has a certain chance of occurrence, and the sum of these numbers and chances make up the total distribution of the estimate. The estimates of schedule and costs in phase 1 and 2 in the current framework are deterministic by nature. The estimates in the new framework are probabilistic. This new estimating framework can be seen in the figure on the right. The probabilistic estimates are built up using Monte Carlo simulations. The new framework has some clear advantages over the current framework. It provides more insight in the processes of estimating and in the Student:
T. van de Vooren
Begeleiders:
prof.dr.ir. H.A.J. de Ridder
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015- 2786636
35
36
0605
37
0605
Samenvattingen Civiele Techniek Waterbouwkunde en Geotechniek
38
Civiele Techniek: Waterbouwkunde en Geotechniek
0605
Veilig Vernagelen Een studie naar het driedimensionale gedrag van taludvernageling
Veel gebieden in Nederland worden omringd door
Bij de studie is gebruik gemaakt van een het
dijken ter bescherming tegen het water. Door
eindige-elementen programma Plaxis. Hierbij is een
klimaatveranderingen met een stijging van de
geometrie van klei bestudeerd waarbij de nagels op
zeespiegel als gevolg neemt de veiligheid van de
verschillende afstanden van elkaar zijn geplaatst, op
dijken af. In de toekomst zal het daarom nodig
verschillende posities op het talud en onder verschil-
blijven de dijken te verstevigen. De traditionele
lende hoeken.
methode die hiervoor wordt toegepast, is het ophogen en verbreden van de dijk. Hiervoor is ruimte
Uit de resultaten van de berekeningen kunnen de
nodig die steeds schaarser wordt, zodat het nodig is
volgende conclusies worden getrokken:
innovatieve methoden te ontwikkelen.
- Het 3D bezwijkmechanisme is vergelijkbaar met het 2D gemodelleerde bezwijkmechanisme.
Taludvernageling is een innovatieve methode waar-
Hierbij treedt bezwijken op langs een ovaalvor-
bij trekelementen voorzien van een groutomhulling
mig glijvlak waarbij de nagels uit het afschui-
aangebracht worden in het dijklichaam, die zorgen
vende deel van het talud worden getrokken.
voor een grotere weerstand tegen het afschuiven
Stabiliteitsberekeningen op basis van een 2D
van het talud. Er zijn reeds diverse studies uitge-
model zijn daarom goed mogelijk;
voerd naar de toepasbaarheid van de methode. Bij
- Het 3D bezwijkmechanisme heeft geen invloed op
deze studies is gebruikt gemaakt van een tweedi-
de stabiliteit berekend met een 2D benadering.
mensionale (2D) modellering van de vernageling.
Het 3D bezwijkmechanisme is namelijk vergelijk-
De nagels hebben echter beperkte afmetingen
baar met het 2D gemodelleerde bezwijkmecha-
waardoor het gedrag ervan driedimensionaal (3D) is.
nisme;
Hierdoor zou het mogelijk kunnen zijn dat een deel van het talud afschuift tussen de nagels door of dat
Het is aan te bevelen verder onderzoek uit te voeren
een deel van het talud afschuift waarbij de nagels
naar:
onvervormd blijven en door de grond ‘snijden’. Het
- het gedrag in de bruikbaarheidsgrenstoestand;
doel van dit onderzoek is het verkrijgen van meer
- de maximale wrijving langs de;
inzicht in het 3D bezwijkmechanisme van een verna-
- de duurzaamheid van de nagels;
geld talud en de invloed hiervan op de stabiliteit
- het effect van waterstandswisselingen en het
berekend met een 2D modellering.
effect van kruip op de vernageling.
Student:
B. de Boer
Begeleiders
prof.ir. A.F. van Tol, ing. H.J. Everts, ir. K.J. Bakker, ing. R.J. Schipper (VWS Geotechniek)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2781880
0605
Civiele Techniek: Waterbouwkunde en Geotechniek
Flexibele zeesluis als nieuwe maritieme toegang kanaal Gent Terneuzen De havens van Gent en Terneuzen zijn bereikbaar
tief eenvoudige wijze aangepast kan worden. Bij het
via het sluizencomplex bij Terneuzen. Dit sluizen-
uitwerken van de flexibele sluis is uitgegaan van een
complex vormt de toegang voor zeeschepen naar
sluis van Panamaxformaat. De toekomstige uitbrei-
het kanaal van Gent naar Terneuzen en de hier-
ding moet het mogelijk maken dat gelichterde Cape-
aan liggende havens. Het sluizencomplex bestaat
Size schepen geschut kunnen worden. Met name is
uit drie sluizen, de Westsluis, de Middensluis en de
gekeken naar het verbreden van een sluis. Ingegaan
Oostsluis. Door ontwikkelingen in het maritieme
is op de belangrijkste sluiscomponenten en de
scheepvaartverkeer en ambities van de havens
beperkingen van de bestaande sluisconstructies op
voldoet de huidige toegang niet meer aan alle eisen
de flexibiliteit en welke aanpassingen noodzakelijk
en wensen van de gebruikers.
zijn om een verbreding mogelijk te maken zonder
Het huidige sluizencomplex heeft zijn maximale
gedeeltelijke en/of grootschalige sloop ervan.
capaciteit bijna bereikt. Verdere groei van de
Hiertoe zijn per component oplossingsconcepten en
trafieken zullen leiden tot langere wachttijden. De
schetsontwerpen gepresenteerd. Aan de hand hier-
beperkte capaciteit beperkt ook de verdere groei
van is een volledig schetsontwerp van een flexibele
van de havens en kunnen zelfs leiden tot achter-
sluis gemaakt.
uitgang. Bulkgoederen vormen de belangrijkste
Om de haalbaarheid van de flexibele sluis te kunnen
goederen die overgeslagen en verwerkt worden
inschatten en of deze sluis een interessant alter-
in de havens. De huidige trend in met name de
natief vormt, zijn de kosten van de verschillende
bulkscheepvaart is schaalvergroting. De groot-
sluiscomponenten en/of oplossingen bepaald. De
ste schepen die ontvangen kunnen worden zijn
kosten van de flexibele sluis zijn vergeleken met
Panamaxschepen. In geval van schaalvergroting
geraamde kosten voor ‘’gewone’’ sluizen waarvan de
kunnen minder schepen de havens bereiken, of
maatgevende scheepsgrootten Panamaxschepen of
moeten meer schepen gelichterd worden voor-
gelichterde Cape-Size schepen zijn.
dat deze kunnen worden geschut. In geval van
Een flexibele sluis kan een alternatief vormen voor
schade en/of storingen aan de Westsluis zijn de
een gelichterde Cape-Size, de bouwkosten ervan
havens voor een groot deel van de zeeschepen niet
zijn lager. De voorwaarde is dat de kosten van de
meer bereikbaar. De kans op stremmingen van de
toekomstige verbreding, bestaande uit de uitvoe-
Westsluis kunnen gezien de ouderdom van de sluis
ringskosten en de stremmingskosten, niet te hoog
toenemen. Verbeteringen aan de huidige toegang
oplopen. De uitvoering van de verbreding moet
zijn dan ook gewenst.
binnen een afzienbare tijdsperiode gerealiseerd
Een verbetering kan een extra zeesluis zijn naast
worden. Anders nemen de stremmingskosten te veel
de Westsluis. Het belangrijkste aspect bij een
toe.
extra sluis is welke afmetingen deze moet krijgen. Moet deze gelijk sluis gelijk zijn aan de huidige Westsluis, dus een sluis geschikt voor het schutten van Panamaxschepen. Of is het beter te kiezen voor een grotere sluis, welke geschikt is voor het schutten van gelichterde Cape-Size schepen. Een oplossing hiervoor kan gevonden worden in een sluis die aangepast kan worden aan de toekomstige ontwikkelingen, in de vorm van een flexibele sluis. In dit onderzoek is een ontwerp gemaakt van een flexibele sluis waarvan de hoofdafmetingen op relaStudent:
J.M. Bonnes
Begeleiders:
prof.drs.ir. J.K. Vrijling, ir. W.F. Molenaar, ir. W.J.M. Peperkamp
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783345
39
40
Civiele Techniek: Waterbouwkunde en Geotechniek
0605
Las Brisas de Amador, the Feasibility and Preliminary Design of a Cruise Terminal The Republic of Panama has enjoyed great wealth
complex and additional piles are needed to restrain
throughout its history. The construction of the
the horizontal motions. The anchor pile require an
Panama Canal has caused Panama to be the centre
extra fender system to protect the pontoon and the
of all shipping between the Caribbean Sea and the
piles have to be very strong since there are only a
Pacific Ocean. In order to ensure future income the
few of them compared with the fender piles. The
Panamanian government realized that Panama has
disadvantage of the anchor lines is the connection
great potential for tourist orientated developments.
between the pontoon and land. The anchor lines
One of these developments is land reclamation
do not restrain the lateral and longitudinal motion
off the coast of Panama city in the Pacific Ocean,
which causes problems for the pontoon and land
named Las Brisas de Amador.
connection. The advantage of the fender piles
The goal of the study is to establish if there
is that they are multifunctional; they obtain the
potential for a cruise terminal at the location and to
berthing energy, protect the pontoon, and keep the
develop a preliminary design for the facility.
pontoon in position.
The potential for a cruise terminal is determined
The most optimal alignment is determined by
by investigating how many cruise vessels can be
investigating the motions of the pontoons. One
expected. Factors that determine the potential are
alignment is parallel with the dominant wave
the number of cruise ports in proximity, existing
direction and the other is perpendicular aligned
itineraries, points of interest in the proximity, and
to the dominant wave direction. A study using the
the cruise market development. The study shows
computer program DELFRAC determined that the
that according to the above factors there is great
motions of the small pontoon are too large for
potential for a cruise terminal at the location. If the
both the perpendicular alignment as the parallel
annual growth between 1980 and 2000 continues,
alignment. The motions of the large pontoon are
more than 1000 cruise vessel per year could make
also too large when it is aligned perpendicular to the
a call at Las Brisas de Amador within the next
dominant wave direction. In order to comply with
15 years. Since it is uncertain how the market
the criteria the most optimal alternative suitable at
will develop the choice is made to provide berths
the location is the large pontoon aligned parallel
for two vessels at the same time, and keep the
with the dominant wave direction.
possibility for future expansion when the terminal proves to be a success. There are two pontoons investigated, a large pontoon and a small pontoon. The large pontoon is 400 m long and the small pontoon 50 m. Both pontoons can be either aligned perpendicular or parallel to the shore. The berths can either be on one side or on two sides. Alternatives are also generated for the manner in which the pontoon is kept at position. The generated alternatives are; articulated arms, anchor piles with a separate fender system, fender piles (anchor and fender function combined), and anchor
The figure displays the facility at its projected
lines. The alternative with articulated arms is very
location.
Student:
M.V. van Giessen
Begeleiders:
prof.ir. H. Ligteringen, ir. R. Groenveld, ir. F.A.M. Soons, ir. A. Mol (Raadgevend Ingenieursbureau Lievense)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783345
0605
Civiele Techniek: Waterbouwkunde en Geotechniek
Westerschelde: import of export?
Uit lodingsdata en ingreepgegevens verkregen volu-
effecten boven de modelruis en modelonnauwkeu-
megegevens van de Wester-schelde (WS) blijkt dat
righeid uitkomen.
het estuarium tot omstreeks 1989 sediment impor-
Uit de modelresultaten kan het volgende worden
teerde vanuit de omringende gebieden. De mense-
geconcludeerd:
lijke zandonttrekking wordt deels of geheel weer
- De bodem van 1972 veroorzaakt vooral in het
aangevuld door de natuur. Vanaf 1989 neemt de
oosten een toename van sediment-transporten in
importerende trend echter af en vindt mogelijk zelfs
landwaartse richting vergeleken met de simulatie
een sedimentexport plaats. Naar aanleiding van deze resultaten zijn voor deze studie de volgende
van 1968. - De bodem van 2002 veroorzaakt in het midden
doelstellingen geformuleerd:
en oostelijk gedeelte van de WS een toename van
1. Vergroot de kennis met betrekking tot de betrouw-
landwaarts gericht transport t.o.v. de transpor-
baarheid van de data 2. Bepaal of de veranderingen in de bodemgeometrie de dominante factor is voor de onttrekking of aanvulling van zand door de natuur.
ten in 1968. In het westen is een toename van zeewaarts transport waarneembaar. - Het getijprisma is in het gehele estuarium toegenomen als gevolg van veranderde bodemligging
3. Bepaal wat de invloed is van de bodemgeometrie
tussen 1972 en 2002. De debiettoename gaat in
op de sedimenttransportpatronen en het sedi-
het westelijk en midden deel van de WS gepaard
menttransport in de WS.
met een toename van 10 tot 30% van het bruto
DS 1) is onderzocht dmv een literatuurstudie naar
transport. In het oostelijk deel gaat de debiettoe-
de onnauwkeurigheden in de zandbalans. Vóór 1985
name gepaard met een afname van 20-50% van
vindt een import plaats in de orde van 1 á 2 Mm3/jr,
het bruto transport. Het doorstoomoppervlakte in
van 1985-1991 neemt de importerende trend af.
het oostelijk deel is dus zodanig toegenomen, dat
Begin jaren negentig lijkt een exporterende trend te
de stroomsnelheden lager zijn geworden.
zijn ingezet van 1 à 2 Mm3/jr.
- De veranderingen van het sedimenttransport op
DS 2) en 3) is een tweedimensionaal waterbewe-
de lange termijn (>1 mnd) samenhangend met de
gingsmodel die de getijgedreven stroomsnelheden
bodemverandering tussen 1972 en 2002 kunnen
berekent op basis van de bodemgeometrie. D.m.v.
worden veroorzaakt door veranderingen van de
het bepalen van het sediment transportpatroon
interactie tussen het M2-getij en de residuele
kan worden bepaald of een (deel)gebied erodeert
stroming (M0) en/of door interactie tussen het
of aanzandt. Dit kan worden vergeleken met de
M2-getij en de hogere harmonischen (M4, M6).
uitkomsten uit de zandbalans. Hierdoor kan de
Het residuele sedimenttransport door de bodem-
hypothese gerechtvaardigd worden dat de bodem-
ligging wordt op de locaties in het oostelijk deel
ligging in de WS, via het effect op de getijsnelhe-
vooral beïnvloed door de M2M4-interactie en de
den, een dominante invloed heeft op de zandvo-
M2M4M6-interactie en in het westelijk deel vooral
lume.
door de M0M2-interactie.
Uiteindelijk zijn simulaties uitgevoerd met drie bodems: uit 1968, 1972 en 2002. Er zijn afwijkingen geconstateerd tussen de modelresultaten en de metingen. Maar is er te veel onzekerheid met betrekking tot de methode om de hypothese te kunnen verwerpen. Wat wél kan worden geconcludeerd is dat het effect van de bodem-geometrie, ook in deelgebieden, niet zo significant is dat de Student:
E. Groenendaal
Begeleiders:
prof.dr.ir. M.J.F. Stive
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783345
41
42
Civiele Techniek: Waterbouwkunde en Geotechniek
0605
Validity of method de Haan for wind speed and set-up Failure of coastal protection due to flooding is
model runs where manipulated storm fields are used
mainly caused by a combination of high water level
as input.
and waves. If one considers these as independent
In ‘WAQUA’, over 80 model runs are carried out,
variables, the probability of failure can be calculated
where a wind and atmospheric pressure field of the
easily, but this would be an incorrect assumption.
1953 storm, is manipulated. The intensities, storm
These two variables are de-pendent, so a method
duration and phase of the storm relative to the
suitable for multivariate statistics is to be applied,
astronomical tide are varied.
if one does not want to over- of underestimate the probability of failure. ‘Method de Haan’ is a method
Based on model runs with WAQUA the relation
that is suit-able for extrapolation of dependent
between skewed set-up and aver-age/maximum
variables. In general this method shifts a cloud of
wind speed at a certain location appears to hold
observa-tions in exponential space into the area of
under extreme circumstances. However, only one
failure or other relevant area. Because this method
wind drag relation (Charnock) is used in the model
does not have a physical basis it is important that
runs. The relation be-tween skewed set-up and
the relation between the variables that are used,
average/maximum wind speed with method de Haan
holds in cases of extreme events if one wants to
(extrapolation path) is physically more plausible
determine events with a very low fre-quency of
if the asymptotic dependence is good, judged by
occurrence.
the asymp-totic plots. The extrapolation path also
In this study the relation between (skewed) set-up
is better if data are selected based on thresholds
and wind speed is examined. Most impor-tant reason
re-garding set-up. These paths lie closer to the
to examine these variables is that at RIKZ (National
reference situation, although strongly varying with
Institute for Coastal and Ma-rine Management)
different thresholds that were used.
these variables are used to determine the hydraulic variables in case of extreme events. A relation between water level and wave height is used to determine the cor-responding wave heights. Because the highest water levels are of importance skewed set-up is used as a variable instead of water level. By using this variable a more homogeneous data set is generated and the high-est water level can be constructed afterwards. Skewed set-up is the surge effect determined by the highest water level around during a tidal cycle, where this moment does not necessarily coincides with the moment the astronomical tide occurs. Data of four locations are used, covering a period of 23 years of simultaneous data. In order to use homogeneous data selections based on wind speed and set-up are carried out. Three different thresholds are imposed for these selection procedures. The extrapolation path with method de Haan using these data sets is compared with a reference situation and results of hydrodynamic Student:
D.H. van Haaren
Begeleiders:
prof.drs.ir. J.K. Vrijling
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783345
0605
Civiele Techniek: Waterbouwkunde en Geotechniek
The effect of wave period on dune erosion
Dune erosion is a relatively fast developing cross-
The conclusions about the model DUROSTA are
shore transport process which occurs during severe
more complicated. Since the wave heights were
wave attack combined with high water levels. Large
measured at several locations along the cross-
quantities of sand coming from the dunes are
shore profile, it became clear that the model (with
transported seaward. If no seaward or lateral losses
default settings) did not completely reproduce the
occur, the sand balance will be closed in cross-shore
measured cross-shore wave height development.
direction. The eroded sand will deposit on the beach
The wave height has been tuned for each test to
and foreshore in such a way that a so-called erosion
the measured (incident) wave height near the wave
profile appears.
board. This resulted in a good reproduction of the
For the judgement of the safety of the Dutch dune
measured relative increase of dune erosion with
coast a method is used to compute, for given design
increasing wave period.
conditions, the amount of dune erosion. The core
From several ways of tuning more near the dune
of the method is the so-called DUROS-model. This
appeared that DUROSTA only computes consistently
model does not take into account the effect of the
more dune erosion for a longer wave period if
wave period on the amount of dune erosion and was
the wave height near the dune is larger. This in
developed for the at that time supposed reach of
contrast to a number of the tests where, although
peak wave periods for the Dutch coast (Tp � 12 s).
approximately equal measured wave heights near
According to present understanding one has to take
the dune (including reflection and long waves), the
longer wave periods into account (Tp up to 16 or 18
larger the wave period clearly results in more dune
s). In addition, preliminary explorations supposed
erosion.
the dune erosion process to be dependent on the wave period. However, the used model was not validated for these high wave periods. Recently, a series of small scale physical model tests, with peak wave periods varying from about 10 to 19 s (prototype), have been carried out by WL | Delft Hydraulics in the Schelde flume. According to that research dune erosion is clearly dependent on the wave period. The aim of this study was to analyse the above mentioned test series and to verify the model DUROSTA (and briefly UNIBEST-TC) concerning the wave period influence on dune erosion (based on recent small scale tests). (These time-dependent cross-shore transport models take the wave period into account.) Most important conclusion about the physical model research was that assuming the applied scale relations and a relatively long storm duration an increase of dune erosion volume above storm surge level of 25–35 % is found for a prototype peak wave period of Tp = 18.4 s with respect to Tp = 12 s.
Student:
C. den Heijer
Begeleiders:
prof.dr.ir. M.J.F. Stive, dr.ir. J. van de Graaff, dr.ir. A.J.H.M. Reniers, ir. J.S.M. van Thiel de Vries, ir. J.H. de Vroeg (WL | Delft Hydraulics), dr.ir. H.J. Steetzel (Alkyon)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783345
43
44
Civiele Techniek: Waterbouwkunde en Geotechniek
0605
Golfbrekers op steile vooroevers De invloed van de vooroeversteilheid op armourstabiliteit
De belangrijkste ontwerpparameter van een golf-
aan de teen van de golfbreker op de flauwe golfbre-
breker is de stabiliteit van de buitenste laag:
ker. Als de golf-spectra aan de teen van de golfbre-
de armour-laag. Hiervoor bestaan verschillende
ker gelijk zijn, zou verwacht worden dat de schade
ontwerpformules, maar zij hebben met elkaar
aan de golfbreker ook min of meer gelijk is, daar het
gemeen dat zij de steilheid van de vooroever niet
spectrum de enige echte belastingsparameter is. Dit
meenemen, hoewel er uit de praktijk het gerede
bleek echter niet zo te zijn. Uit de metingen bleek
vermoeden bestaat dat, dat wel van invloed kan
in de meeste gevallen dat zelfs bij vergelijkbare
zijn. Het onderzoek had tot doel te onderzoeken of
spectra aan de teen de schade aan de golfbreker op
deze steilheid daadwerkelijk van belang is. Omdat
de steile vooroever groter is dan op de flauwe voor-
de literatuur hierover weinig antwoorden geeft, is
oever. Dit is een belangrijk resultaat, want blijkbaar
een schaalmodelonderzoek gedaan.
geeft het spectrum alleen dus niet voldoende infor-
Het onderzoek is uitgevoerd met twee steilheden
matie om schade aan een golfbreker te voorspellen.
van de bodem: één deel van het onderzoek was op
Om de verschillen te verklaren is vervolgens een
een bodem met een helling van 1:30 (“flauw”), het
stap terug genomen en het originele golfveld weer
andere deel met een helling van 1:8 (“steil”). Alle
bekeken. Golven die zich naar ondieper water voort-
testen zijn uitgevoerd met onregelmatige golven,
planten vervormen en worden asymmetrisch: de
voor vier piekperiodes en een constante water-
voorkant van de golf wordt wat steiler en de achter-
diepte.
kant wat flauwer. Dit geldt op beide vooroevers en
Eerst zijn proeven gedaan, waarbij aan het golfschot
dit was ook te zien in de metingen, alleen bleek dat
dezelfde condities (golfspectra) werden ingesteld
de asymmetrie van de golven net iets groter is in
voor zowel de flauwe als de steile vooroever. Het
het geval van de steile vooroever. Deze asymme-
resultaat was dat er op de steile vooroever signi-
trie is informatie die niet in het golfspectrum zit en
ficant meer schade optrad dan op de flauwe voor-
zou dus een verklaring kunnen zijn voor het andere
oever. Dit resultaat kan verklaard worden: uit de
schadegedrag op verschillende steilheden van de
golftheorie was al bekend dat golven op een steile
vooroevers, bij verder gelijke spectra. Of dit daad-
vooroever hoger kunnen worden voordat zij breken
werkelijk zo is, zal onderdeel zijn van vervolgonder-
in vergelijking een flauwe vooroever. Door het onre-
zoek.
gelmatige karakter van de golven komen er hoge en lagere golven voor. Er zijn enkele hoge golven die nog net kunnen voortbestaan op een steile vooroever, maar niet meer op een flauwe vooroever. Doordat hoge golven wel de meeste schade veroorzaken, kan verklaard worden waarom er een grotere schade optreedt bij de steile vooroever. Dit onderzoek heeft aangetoond dat dit effect van belang is. Uit bovenstaande blijkt dat het golfveld aan de golfbreker niet meer hetzelfde is aan de teen van de golfbreker bij verschillende vooroeversteilheden, doordat op de vooroever al verschillen optreden in de golven. Daarom is in de tweede fase getracht de golfspectra aan de teen van de golfbreker op de steile vooroever gelijk te krijgen aan het golfveld Student:
M. Hovestad
Begeleiders:
prof.dr.ir. M.J.F. Stive
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783345
0605
Civiele Techniek: Waterbouwkunde en Geotechniek
Verdiepte Loswal Fysisch onderzoek naar het gedrag van baggerspecie.
Jaarlijks wordt er grofweg 15 miljoen kubieke meter
is het zeer waarschijnlijk dat de put langzamerhand
sediment uit de havens en vaarwegen in de regio
verzand.
Rijnmond opgebaggerd. Een groot deel hiervan
De bodemschuifspanning is zowel voor de invloed
is schoon genoeg om op de Noordzee te mogen
van stroming als voor golven bepaald. De door stro-
worden verspreid. Tot 1996 werd dit gedaan op de
ming veroorzaakte bodemschuifspanning is nauwe-
zogenaamde ‘Loswal Noord’ in de Noordzee dicht
lijks afhankelijk van de waterdiepte. De bodem-
bij de Maasmond en sindsdien op de verder weg
schuifspanning van golven is echter wel sterk afhan-
gelegen ‘Loswal Noordwest’. Sinds augustus 2000
kelijk van de waterdiepte. Hierdoor is het verlies in
wordt ook gebruik gemaakt van Verdiepte Loswal.
de lege put erg klein en in de volle put erg groot.
Op een locatie 10 kilometer uit de kust van Hoek
De stroomsnelheden in de put zijn gelijk aan die in
van Holland zijn putten van 500 bij 1250 meter en
de omgeving. Dit wordt veroorzaakt doordat de put
met een gemiddelde diepte van 8 meter aangelegd.
in de richting van de stroming ligt, hierdoor vind er
Het voordeel van deze werkwijze is dat zand, dat
stroomcontractie plaats.
vrijkomt bij de aanleg van de putten kan worden
Uit onderzoek blijkt dat het verdwijnen van bagger-
verhandeld, terwijl het deel van de gestorte bagger-
specie uit de Verdiepte Loswal voornamelijk kort na
specie dat met de retourstroom wordt teruggevoerd
het storten plaatsvindt. Na enkele uren krijgt het
naar het Rijnmondgebied beperkt zou blijven.
sediment meer samenhang waardoor de hoeveel-
In mei 2004 bleek uit metingen dat de capaciteit
heid die wegstroomt afneemt. Stroming heeft dan
van de eerste put volledig was gebruikt. De eerste
alleen nog tijdens springtij invloed op het sediment.
praktijkervaringen wijzen echter uit dat er meer
Na enkele weken is de kritische schuifspanning zo
in de put is gestort dan op grond van het volume
dat alleen nog zeer zware stormen erosie kunnen
ervan werd verwacht.
veroorzaken.
Om de condities van het gestorte materiaal in de put
Het gewogen gemiddelde van het wegstroomper-
te bepalen zijn verschillende monsters genomen. In
centage door stroming wordt geschat op circa 10
combinatie met de inhoud, bepaald uit lodingen, kan
à 20%. Hiernaast gaat 3,5 % verloren tijdens het
de hoeveelheid sediment in de put bepaald worden.
storten. Het overige deel (30 à 40%) gaat verlo-
Na vergelijking met de totaal gestorte hoeveel-
ren door de invloed van golven. De theoretisch
heid blijkt dat er over de gehele gebruiksfase van
berekende verliespercentages voor de invloed van
put één 57% van het in de put gestorte materiaal,
stroming en golven bevatten een aanzienlijke fout-
daar niet terug te vinden is. Daarbij valt op dat het
marge, deze resultaten moeten door monitoring aan
verlies in het eerste jaar klein is en vervolgens met
de praktijk gevalideerd worden.
de afnemende waterdiepte sterk toeneemt tot een relatief groot verlies in de laatste twee jaar. Aan de hand van experimentele data en onderzoek van HR Wallingfort Ltd. naar de sterkte en samenhang van baggerspecie is voor verschillende stadia na het storten de kritische schuifspanning van het sediment bepaald. Direct na het storten is de kritische schuifspanning van de baggerspecie laag. Na enkele weken is de baggerspecie al zover geconsolideerd dat de kritische schuifspanning hoger is dan de kritische schuifspanning van het granulaire materiaal waar de zeebodem uit bestaat. Hierdoor Student:
C.R. Langeveld
Begeleiders:
prof.dr.ir. G.S. Stelling
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783345
45
46
Civiele Techniek: Waterbouwkunde en Geotechniek
0605
Observational methods for settlement calculations
In the Far East land reclamation works are not
The as-built calculations are made, taking staged
seldom executed by Dutch dredging
loading and installation of prefabricated vertical
companies. For example in Singapore where the
drains is taken into consideration. For the as-built
expansion of this metropolis takes
calculations
place in the direction of the sea. Van Oord is also
two different methods have been used; the
one of the dredging companies
additional-load method and the loadstep
participating in these projects.
method. Where the latter gives a good approximation in comparison to the tender
The subsoil in Singapore often consists of
calculations.
compressible material like Marine and Residual clay. The magnitude of the occurring settlement within
All calculations have been executed in a
a certain amount of time, depends on the clay
deterministic and in a probabilistic manner. The
properties and layer thickness of the clay layer and
probabilistic manner gives a surplus value to the
fill.
insight in the uncertainty of the parameters. The
Soil improvement measures will be taken in order to
results of these calculations are compared to the
control or speed up
actually occurred settlement.
consolidation time, being; - prefabricated vertical drains;
Further the observational method is executed with
- surcharge;
the Asaoka and the Hyperbolic
- combination of both.
method. With the settlement data a prediction is made for the final settlement. In
From the Tuas View Extension project in Singapore
this project the Asaoka gives a better estimation.
a large amount of data is available. Soil parameters from before start execution and also during execution of the project are known. Further, data of settlement and fill are available. With all this data the unique opportunity exists to find a connection between the apriori settlement calculations and the a-posterior data. Settlement is divided into three phases; - initial settlement; - primary settlement; - secondary settlement. For every individual settlement phase, calculations have been executed. First tender calculations are made where no soil improvement measures are taken into consideration.
Student:
R.E. Lievense
Begeleiders:
prof.drs.ir. J.K. Vrijling
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783345
0605
Civiele Techniek: Waterbouwkunde en Geotechniek
Artificial Surf Reef on Maasvlakte 2
The growing need for space to offer the
To determine the optimum working point for the
opportunities for growth and renewal of port related
design the functions of the construction have been
activities for the port of Rotterdam has lead to the
divided into three basic functions: constraining
project mainport development Rotterdam. Within
of the sand profile, blocking of the longshore
the framework of this project, a land reclamation
transport, and creation of surfable waves.
has been foreseen, Maasvlakte 2. For this land
The optimum dimensions of the construction for the
reclamation two different types of sea defences will
first two functions are defined with an economical
be applied, on the northern boundary a hard flood
analysis. The result of this was a relatively long dam
defence and on the western boundary a soft flood
which costs slightly less than € 40,000,000. The
defence. Between these two types of flood defences
toe depth in this case is NAP - 7.2 m and the crest
a transitional construction must be placed.
height is NAP - 1.0 m.
In the design of Maasvlakte 2, the transition
The surfing optimum was found with a reef that
between the hard and the soft flood defence has
starts at a water depth of 2 meter. The optimum
not yet been sufficiently defined. Furthermore, the
dimensions for the surf reef were found to be to
transition construction of Maasvlakte 2 may offer a
rather different for the toe depth and the crest
unique opportunity to apply an artificial surf reef.
height of the dam with respect to the morphological
In this thesis research a number of alternatives
functions. For a better fulfilment of the functions it
for the construction of a combination between the
is advisable to split the functions into two different
transition construction and an artificial surf reef will
constructions.
be presented, where the surfing conditions have
The design that provides the best fulfilment of
been analysed for each of the alternatives.
the functions is the alternative with a separate
For the design of the construction hydraulic
reef (see figure). The stability calculations show
boundary conditions are required at different
that constructing the Westdam similar to the
locations. With the aid of the model SWAN
Noorderdam is a reasonable option. The calculations
the hydraulic boundary conditions, as they are
of the sand containers that will be used for the
determined at several locations in the North
construction of the surf reef show that the elements
Sea are translated to near shore conditions. The
need a nominal diameter, Dn50 of 3.4 m.
hydraulic conditions on the North Sea have been
Due to the dynamic behaviour of the beach in the
transferred from marginal probability to condition
zone where the reef is placed, it is recommended to
with combined statistics with the aid of physical
do additional research on the morphology around
relations that exist between the different hydraulic
the reef on the beach.
parameters.
Student:
M.P. Muilwijk
Begeleiders:
prof.dr.ir. M.J.F. Stive
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783345
47
48
Civiele Techniek: Waterbouwkunde en Geotechniek
0605
Operability of a floating LNG terminal The influence of operating limits for the approach, transfer and departure cycle on the weather downtime
This thesis focused on the weather downtime in the
Tool of DMC: this tool calculates downtime based
offloading cycle of a generic LNG Floating Storage
upon the availability of suitable weather windows to
and Regasification Unit (FSRU). Results from these
perform an offloading cycle.
weather downtime assessments are essential for
An essential component of the downtime tool
site concept selection and design of FSRU’s, and are
is the rotation model, which has been designed
also used as input for logistics simulating the total
to calculate the heading direction of the FSRU,
gas supply chain.
resulting in the relative angles of incidence of the
The FSRU is an unproven concept as none yet
environmental forces.
exists and so far Shell has not designed one in
To find the most sensitive operating limit, each
detail. Therefore, the analytical knowledge of and
operating limit was varied by ±20% for three
operational insight in operating limits with respect
locations during downtime assessments performed
to the FSRU side-by-side offloading cycle can be
with the FSRU downtime tool. These locations are:
improved. This leads to difficulties in determining
Gulf of Mexico (US), Hazira (India), Long Island
downtime and its most sensitive factors.
Sound (US). Comparisons and conclusions with
The objective of this project was therefore twofold:
respect to the most sensitive operating limit have
- To determine the most sensitive operating limit
been based on two characteristics of operability that
that causes weather downtime - To create a tool that can assess weather downtime of an FSRU
emerged from the tool: theoretical average uptime and waiting time distribution. The use of the newly developed FSRU downtime tool
In order to achieve this goal, three building blocks
resulted in the following main conclusions:
were designed and implemented:
- Berthing is the most sensitive operating limit
- Operating limits of the typical operations in an offloading cycle of the FSRU - A downtime calculation tool - A model that calculates the heading direction of the FSRU
that influences the operability of a terminal. The effect of the berthing operating limit was most significant for the Gulf of Mexico. - Different methods of deploying the tugboats for berthing and unberthing resulted in significant
As an FSRU has never been built before, root
changes in operability.
criteria and operating limits could not be derived from historical data, and thus had to be derived from other (concept) projects, literature, guidelines and operational experience on comparable operations like lightering and conventional LNG operations. The downtime model designed for this study has been based on the Downtime Assessment Student:
A.R. de Pee
Begeleiders:
prof.drs.ir. J.K. Vrijling
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783345
0605
Civiele Techniek: Waterbouwkunde en Geotechniek
Technical feasibility of a large-scale land reclamation The expansion of human and economic activities
mean total longshore transport over the transect
together with the increasing pressure due to natural
length indicates an increase in longshore direction,
causes and the limited availability of land in the
which could indicate erosion along this part of the
Dutch coastal provinces require examination of
coastline.
coastal extension. Therefore, five alternatives of
The land reclamation will have an impact on the silt
land reclamation are designed to accommodate
transport along the Dutch coast. A rough indication
industrial activities and an offshore airport near the
of influence on the silt transport is examined,
Port of Rotterdam. Three alternatives are located
leading to the following crude estimates: Siltation
southwest of the Maasvlakte and two alternatives
in the area enclosed by the peninsula and Goeree
north of the approach channel of the Port of
Overflakke will increase by considering tidal storage,
Rotterdam.
which leads to an increase of this tidal area with a
Tidal elevation is simulated for each alternative
factor 2. Siltation in harbour basins of the Port of
with Delft3D, 2DH-mode (depth-averaged), to
Rotterdam may decrease slightly (10 to 20%) as
indicate the impact of each alternative on the tidal
the water entering the system will originate from
flow along the Dutch coast and hydrodynamics in
deeper water at the North Sea. The reduction of the
the approach channel. Appraisal of these results
siltation may be of the order of 1 – 2 [Mm3/year].
indicates that the alternative of a Peninsula attached
Siltation in Eastern-, Western Scheldt and Wadden
to the Maasvlakte pointing in southwest direction
Sea may change slightly.
has the least impact on the tidal flow and is further
Finally, it can be determined that the large-scale
examined to indicate the impact on the wave climate
land reclamation may be a good solution for the
and morphology.
long-term spatial problems in the coastal zone
The impact of the land reclamation on the wave
when considering the aspects examined and the
climate is noticeable in the area enclosed by
simplifications used in this study. Most side-effects
Scheveningen, Goeree Overflakkee and the
are small or can be compensated and are only
peninsula. With normal wave conditions, the impact
located in the direct vicinity of the land reclamation.
at the coastline of Goeree Overflakkee is < 5%. The
Other side-effects contribute positively to the
impact of the peninsula on morphology is examined
coastal safety of the Dutch coast. Further detailed
by simulation with sediment transport. The short-
studies should indicate the long-term and large-
term simulations are done with Delft3D, sed-
scale effects on sediment transport and the effects
online (Van Rijn 2004). The long-term simulations
on the area between the land reclamation and
are done with Delft3D-Ram (Rapid Assessment
Goeree Overflakkee.
of Morphology, where flow and morphological calculations are decoupled). Both simulations determine significant erosion at the west side of the land reclamation (due to contraction of the tidal flow) and relatively less erosion will occur west of Schouwen Duiveland and Goeree Overflakkee. It is expected that less sedimentation will occur in the approach channel of the Port of Rotterdam. The relative longshore transport, for short- and long-term simulations, is determined at three cross-shore transects, i.e. Hook of Holland, Scheveningen and Noordwijk. Integration of the Student:
J. Schouten
Begeleiders:
prof.dr.ir. M.J.F. Stive, prof.dr.ir. G.S. Stelling, dr.ir P.J. Visser, prof.dr.ir. L.C. van Rijn, ir. D.J.R. Walstra
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783345
49
50
Civiele Techniek: Waterbouwkunde en Geotechniek
0605
Abstract
The mudbanks (MB) along the Guyana coast are
The main conclusion from the modeling study is
dynamic features that have a significant influence
that the total sediment supply in the intertidal area
on the coastal environment. The highest parts of
decreases for a situation with a dam/dyke in the
the MB occur at an average interval of about 40km.
intertidal area. This result supports the hypothesis
The MB move along the coast at a rate of about
that the loss of onshore sediment transport by tidal
1.5 km / year. The passage of MB ‘crest’ coincides
filling can be the cause of coastline retreat.
with accretion, while the passage of MB ‘trough’
The analysis of the aerial/satellite images revealed
tends to result in erosion. The period of this cyclic
that the coastline in general has been eroding over
pattern of erosion and accretion varies between
the last 50 years. Furthermore, a relation between
20 and 40 years. The formation of the Guyana
the erosion/accretion of the coastline and the
coast is the result of a net accretive trend over
position of the MB could be deduced. Erosion tends
the last millennia. However, the last decades this
to occur when a MB ‘trough’ is in front of the coast.
trend tends to be more erosive and the coast is
A stable coastline or accretion occurs with a MB
undergoing a recession.
‘crest’ in front of the coast.
One of the reasons of recession can be the decline
This relation is further substantiated by the specific
of mangrove areas in the last decades as result of
time & location of the breaches.
intensive use of the coast with the cyclic pattern of
In 1950 the coast between the Demerara and
erosion and accretion. Due to this is the coast no
Mahaica River is protected by hard sea defenses.
longer protected and starts to erode.
Almost all the mangrove degenerated before 1980.
It is hypothesized that the reduction of onshore
The conditions for regeneration in this area do not
sediment transport by tidal filling is the cause
seem to be favorable. This supports the hypothesis
of rapid retreat. Because of the construction of
that a ‘buffer’ length is needed to maintain/restore
dykes close to the coastline a substantial part of
an intertidal area with mangroves.
the intertidal area is lost. Hence, the cross-shore
Combining both studies indications can be found
sediment transport is reduced. As a result, less
that the use of land in the intertidal area plays a
sediment is transported to the mangrove system,
role in a decrease of the sediment budget. Sediment
while sediment loss due to erosive processes cannot
loss due to erosion cannot be supplemented. Fringes
be supplemented.
of mangroves with hard defenses shortly behind
The overall objectives of this study were to establish
tend to erode and conditions for regeneration of
a better understanding of processes that govern
mangroves are not favourable.
erosion and accretion with the help of mathematical
It is recommended to setup a system in Guyana
modeling, and analyse the coastal evolution of
to monitor the evolution of the coastline and the
Guyana since 1950. A 2DV cross section is modelled
positions of the MB in the future. Insight in the
to investigate the sensitivity of the results to
behaviour of the coastal system can be gained
variation in a number of parameters. Furthermore,
which can be used for planning of maintenance and
the influence of land use in the intertidal area on
construction works on the sea defences.
erosion/sedimentation patterns was studied. The coastal evolution since 1950 is investigated for the area between Demerara and Berbice River with the help of aerial photographs and satellite images. Relations between coastline evolution, position of MB, evolution of mangroves and breaches are examined. Student:
S.J. Welage
Begeleiders:
prof.dr.ir. M.J.F. Stive
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783345
0605
Civiele Techniek: Waterbouwkunde en Geotechniek
Hydrodynamics of a moored LNG carrier behind a detached breakwater As the worldwide gas market continues to grow
This thesis deals with a methodology to predict the
and environmental concerns with respect to in-port
hydrodynamics of a moored LNG carrier behind a
unloading of gas have increased, there has been a
detached breakwater. A rapid assessment tool has
boom of interest in new liquefied natural gas (LNG)
been developed in order to assess the optimum
import terminals in the past five years. For these
breakwater dimensions in the preliminary design
terminals, which are more and more located in areas
stage of an LNG marine terminal. In particular
with hostile sea conditions, dedicated provisions are
the effects of the breakwater dimensions on the
required to create sufficient shelter for the carriers.
hydrodynamic behaviour of the moored LNG carrier
Proposals have been made to construct a marginal
are considered. The computational approach for the
low crested breakwater parallel to the coast
calculation of ship motions from a given offshore
protecting a ship moored at a jetty close to the
wave field is described. In addition results are
shore. For an optimal economic design of such an
presented for different terminal layouts.
LNG marine terminal, the dimensions and orientation of the detached breakwater have to be optimized as a function of the weather related downtime of the moored LNG carrier. Doing so requires adequate simulation tools. However, for the combination of wave and ship motion, a link between an efficient wave simulation tool and a program for ship response calculations is not available at present. The research on ship behaviour has resulted in the development of various so-called six degrees of freedom (SDF) computer programs. These programs solve the equations of motion of a moored vessel for all six degrees of freedom. As a consequence of the non-linear characteristics of the mooring system the equation of motion is solved in the time domain. The wave force time series are calculated from a homogeneous wave field of irregular, long-crested waves. In case of an open jetty configuration these assumptions are valid. However, considering a carrier behind a detached breakwater, the wave field is not homogeneous, but the wave height varies over the ship length. Consequently the influence of the detached breakwater on the ship motions must be considered. In addition, the reflection of the waves at the coast also has to be taken into account. Student:
W.K. Wuisman
Begeleiders:
prof.ir. H Ligteringen
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783345
51
52
0605
53
0605
Samenvattingen Civiele Techniek Watermanagement
54
Civiele Techniek: Watermanagement
0605
Application Feed Forward Controller on Delta Mendota Canal The presence of water makes life possible on this
controller with re-tuned (less tight) constants in
planet. Our existence and our economical activities
combination with a filter for the feedback control
are very dependent on this resource. Proper
system. An alternative solution is formed by a
management of the available water is therefore
temporary flow controller, but special attention is
essential.
necessary when dealing with fluctuating turnout
This research is part of the operational level of
flows and unexpected disturbances.
quantitative water management, which concerns the
The left figure below shows the discharges into
daily operation of the water system infrastructure
the reservoir and the right figure shows the water
(sluices, gates, pumping stations, etc.). It is done
level of the reservoir. Both figures regard the
in collaboration between the Delft University of
current control strategy and the two recommended
Technology and the Irrigation Training and Research
strategies. It is assumed that:
Center in San Luis Obispo, California.
− The reservoir is rectangular with vertical
The system investigated is formed by the southern part of the Delta-Mendota Canal (DMC) between the O’Neill Forebay and the Mendota Pool and flows through the western part of the San Joaquin Valley,
embankments − After 10 hours the water level in the reservoir must be on set point − The operator knows the exact size of the step
California. These 75 km of the DMC are divided by
in discharge, necessary to reach set point in 10
nine check structures, creating eight reaches with
hours
an average length of nine kilometers. The main purpose of the canal is water supply for irrigation districts and water districts. The upstream controlled check structures consist of three parallel radial gates and two short crested weirs. At the downstream end of each reach turnouts are located where irrigation districts distribute water from the canal to the users. The controlled irrigation system cannot respond fast enough to large downstream water demands changes, resulting in water level deviations in the downstream reservoir. With a faster response, the size and duration of the water level deviations can be reduced. The solution has to be an additional component to the controller so that the robustness of the present control system is not affected. Only the measuring points upstream of each check structure can be used. The communication frequency is limited to once every 5 minutes. One solution is found in a feed forward Student:
M.R. Bruggers
Begeleiders:
prof.ir. R. Brouwer, dr.ir. C.M. Burt (ITRC, San Luis Obispo), dr. S. Dijkstra, ir. P.J. van Overloop
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. +31 15 27 81646
0605
Civiele Techniek: Watermanagement
Hydrological modelling of the Zambezi catchment for gravity measurements In hydrological forecasting, e.g. for floods and
the model to parameter and data uncertainty, the
droughts, knowledge on the water stock in a
GLUE-procedure has been used: firstly to determine
catchment is crucial. The water is stored in different
the uncertainty of four main model parameters,
compartments: the groundwater, the soil moisture
and secondly to determine the uncertainty in the
and the surface water. In practice it appears to
precipitation and potential evaporation input data of
be difficult to determine these stocks accurately
the Zambezi model. From the GLUE results it can be
and hence to validate our models. With the start
concluded, that no optimal parameter set exists and
of the satellite mission GRACE (Gravity Recovery
that the uncertainty in the model parameters is less
and Climate Experiment), new opportunities have
important then the uncertainty in the input data.
emerged for determining the amount of water
As a first attempt GRACE data (spherical harmonic
stored on and below the surface.
coefficients provided by GRACE) have been
GRACE is a twin satellite, which measures every
transformed into a hydrological signal, which is
month tiny differences in the Earth’s gravity field.
called the ‘direct estimation of hydrology from
These spatial and monthly changes are caused by
GRACE data’-method. Comparing the calculated
variations in the mass distribution on and below the
hydrological signal obtained from GRACE with the
earth’s surface, which are caused by processes like:
Zambezi-model results, shows that in qualitative
ocean current changes, terrestrial water storage
terms a clear relation exists. Only the amplitude
changes, atmospheric changes, changes in biomass,
from the GRACE-data is higher then the amplitude
etc. Processes like the movement of continents are
of the Zambezi-model. This could be due to various
neglected, because they only vary at geological time
reasons: biomass accumulation, more variation in
scales, not significant at a monthly time scale.
soil-vegetation interaction, and possibly a model
Despite the large number of processes influencing
leakage error. By using averaging kernel functions
the gravity measurements, it should be possible
this latter error may be reduced.
to filter out the hydrological (= terrestrial water storage) signal. To find the relation between the gravity and the storage, first a hydrological model was built, which simulates the terrestrial water storage on a monthly basis. Next, these results have been compared to the estimated hydrological signal derived from GRACE measurements. The Zambezi catchment in Southern Africa was chosen as study case, mainly because of its large basin size and the absence of tidal influences. Because the quality of the precipitation input data is very important for the performance of the hydrological model, different rainfall algorithms have been investigated in this research. The hydrological model consists of two parts: a GIS based water balance model and a Muskingum routing model. After comparing the model results with observed discharge data it can be concluded that the model performance is quite reasonable. To obtain more knowledge about the sensitivity of Student:
A.M.J. Gerrits
Begeleiders:
prof.dr.ir. H.H.G. Savenije, ir. W.M.J. Luxemburg, dr. L.L.A. Vermeersen, ir. N.J. de Vos, dr.ir. M.G.F. Werner (WL | Delft Hydraulics)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2785080
55
56
Civiele Techniek: Watermanagement
0605
Een erosiemeter voor rioolslib, een kritische beschouwing Een rioolstelsel bevat naast rioolwater ook onop-
dit monster geen grootte volumes worden afgetapt,
losbare stoffen. Binnen een rioolstelsel treden door
omdat anders verdunning optreedt.
het optreden van periodes van regen en droogte
Aan de hand van de droge stof is voor iedere tijd-
verschillende stromingstoestanden op. De meeste
stap de snelheid van erosie vastgesteld. Uit de
rioolstelsels in Europa zijn gemengd, waardoor er
resultaten bleek echter dat het nemen van een klein
bij periodes van droogte op bepaalde locaties in en
monstervolume per tijdstap grote invloed heeft op
rioolstelsel ophoping van rioolslib kan ontstaan. Dit
de resultaten. Omdat de bovenstaande substantie
rioolslib zal na een regenbui niet direct eroderen en
niet homogeen is, is de invloed van één slibvlok
kan gedurende langere periode, tussen regenbuien
meer of minder in het monster enorm. Hierdoor
in, gesedimenteerd blijven.
ontstaan grote fluctuaties in de resultaten van snel-
Tijdens dit afstudeeronderzoek is in een klimaatka-
heid van erosie.
mer het gebruik van een kleinschalige erosiemeter
Er kan worden geconcludeerd dat het apparaat niet
voor rioolslib onderzocht. De erosiemeter bestaat uit
geschikt is om te gebruiken voor het vaststellen van
een perspexbuis met een binnendiameter van 100
de snelheid van erosie. Dit, omdat het apparaat een
mm en een hoogte van 270 mm. Voor iedere test is
ander soort turbulentie opwekt dan in werkelijkheid
een bakje gevuld met dit rioolslib geplaatst onderin
in een rioolstelsel optreedt en omdat er grote fluc-
de erosiemeter. De erosiemeter is vervolgens gevuld
tuaties optreden in de resultaten.
met water, waarna door gebruik te maken van een
Het is wel mogelijk om met het apparaat slibmon-
propeller en motor, het rioolslib belast kan worden
sters uit verschillende steden te vergelijken. Hierin
met bekende schuifspanningen op het sedimentbed.
kan de invloed van consolidatietijd van het slib,
De opzet is om de kritische schuifspanning van het
zuurstof en temperatuur worden meegenomen.
rioolslib te bepalen. Tevens zijn de tests uitgevoerd
Bij het nemen van grotere monstervolumes is de
met verschillende consolidatietijden van het slib-
fluctuatie in de resultaten van de snelheid van
monster en in verschillende condities van tempera-
erosie mogelijk te verkleinen. De verdunningsgraad
tuur en zuurstof. Hierdoor kon de invloed van de
is dan echter erg hoog. De invloed van de verdun-
verschillende parameters, zuurstof en temperatuur
ningfactor op de resultaten zal in dit geval verder
op de erosie van het rioolslib worden bekeken.
onderzocht moeten worden.
Tijdens een erosietest is het rioolslib gedurende 6 tijdstappen van 45 minuten belast met verschillende oplopende schuifspanningen. Aan het eind van iedere tijdstap is een monster genomen van het bovenstaande water. Dit monster is geanalyseerd op droge stof, asrest en COD. Tevens is er gedurende de hele tijdsperiode de troebelheid en het zuurstofgehalte en temperatuur gemeten. Van het niet geërodeerde monster is de hoeveelheid organische en anorganische stof bepaald. Van het bovenstaande water met geërodeerd rioolslib is aan het eind van iedere test de verdeling in deeltjesgrootte bepaald. Omdat de inhoud van de erosiemeter gering is en er gedurende iedere tijdstap een monster wordt genomen van het bovenstaande water, kunnen er voor Student:
M. Klootwijk
Begeleiders:
prof.dr.ir. F.H.L.R. Clemens
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783347
0605
Civiele Techniek: Watermanagement
Model Predictive Control on Irrigation Canals “Application on the WM-Canal, Arizona”
From early days people tend to settle near water,
The designed controller is evaluated using the
either in the neighborhood of the sea or near a
following criteria:
river. This way they could provide themselves
- The water levels in the reaches need to be kept in
with water for drinking, bathing, washing and for irrigation. In the past the settlements were only small and the people could easily supply themselves
between the given bandwidth. - The gates can only move with a minimum gate movement
with water for their needs. The needs of growing
- The controller must be robust
populations and developing national economies
The designed controller using SMPC performs
demanded intensification of land and water use.
well under all tested circumstances. The main
The art of irrigation technology began to develop.
constraints used in these tests are the bandwidth
Nowadays large irrigation systems are present to
around setpoint which is 15 centimeters and the
get the water at the most remote places. These
minimum gate movement, which is 1 centimeter.
large irrigation systems strive to provide the water
As an example on the performance two graphs are
at any time at any place.
shown, the left graph is the deviation of the water
Model Predictive Control (MPC) is a control
level from setpoint as the second graph is the gate
methodology that can efficiently control systems
movement of the gates in the canal. These graphs
taking into account various types of constraints. It
originate from a test in which the offtake in two
originates from the chemical process industry. In
reaches is changed from 0.1 m3/s to 0.2 m3/s. This
the 70s the search for optimization changed from
results in a canal flow from 0.8 m3/s to 1.0 m3/s.
supply driven production to a production based on the prediction of the demand. MPC uses all relevant measurements and predictions within an optimization to calculate the optimal control action taking into account the physical and operational constraints. Because MPC is able to use an internal model to minimize an objective function this method of control is promising for application in irrigation systems. Therefore research is done on the application of MPC on irrigation systems. For this research the WM-Canal located in Maricopa, Arizona is used to design the controller for. Special attention is given to the constraints of minimum gate movements. To implement this constraint Sequential Model Predictive Control (SMPC) is used. For the WM-Canal in Maricopa, Arizona a controller is designed that
Figure 1: Water level deviation (left) and gate movements (right) as
makes use of the MPC technique.
the results of a change in offtake
Student:
W. Malda
Begeleiders:
prof.ir. R. Brouwer, ir. P.J. van Overloop, dr. S. Dijkstra, Dr. A.J. Clemmens (US Water Conservation)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. + 31 15 27 81646
57
58
Civiele Techniek: Watermanagement
0605
Particle counting in a drinking water distribution network Drinking water quality in the Netherlands is good
total particle load in a day for the total number
and reliable. Still occasionally consumers experience
of particles >2 µm. For the larger particles this
turbid water. In this study the feasibility of
fluctuation is less but still around 60% (>10 µm).
particles counters is analysed for understanding the
In the same period only 40% of the daily amount of
processes involved in the generation of discolored
water is discharged.
water in the distribution network. The study took
The second case study (location Brielle) shows
place within the framework of the research program
that article concentration does not guarantee the
(Quality 21) initiated by the Dutch water companies
absence of sediment in the network. At Brielle
to ensure the drinking water quality for the 21st
particle counts is located behind an in-line booster.
century.
Particle counts increased when the discharge of the booster increased. This is clearly a sign of resuspension and proof of loose particles in the network. The measurements could not establish the origin of these particles. The overall outcome of the study is that particle counting is feasible and gives more information, in numbers and sizes of the particles. This allows for further analysis of the network processes and particle counters will be applied in future research.
The underlying theory is a mass balance over the network that illustrates water quality changes during transport. This change is caused by particles in the distribution network as is shown in figure 1. The question is which process is dominant in the mass or particle balance of the network. The use of particle counters to analyse this is new. Measurements are done at two locations in a distribution net-work. The first is located at the treatment plant and the second in the network itself. These measurements took place in two separate distribution networks (Nieuwegein and Brielle). The objectives are to assess whether particle counting is possible and if it provides more information than traditional turbidity meters. Furthermore it is expected that the use of particle counters can give more insights in the processes occurring in the network. The first case study (location Nieuwegein) shows that irregularities in the treatment plant have a large influence on the particle load to the network. Fluctuation in particle loads caused by these irregularities can contribute for 75% of the Student:
M. van der Meulen
Begeleiders:
prof.ir. J.C. van Dijk, ir. J.H.G. Vreeburg (Kiwa / TU Delft), ir. J.Q.J.C. Verberk, prof.dr.ir. N.C. van de Giesen
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015 - 2783347
59
0605
Samenvattingen Civiele Techniek
Transport & Planning
60
Civiele Techniek: Transport & Planning
0605
De effecten van evacuatiestrategieën op het verloop van grootschalige evacuaties Na de watersnoodramp van 1953 richtte het over-
toe en neemt het evacuatierendement sterk af. Bij
heidsbeleid zich op het voorkomen van overstro-
massaal gelijktijdig vertrek van de bevolking nemen
mingen in de toekomst. Een overstromingsramp kan
de evacuatietijd en de filevorming explosief toe. Als
echter niet voor 100 procent voorkomen worden.
tijdens de evacuatie verstoringen (zoals uitval van
In geval van een groot overstromingsgevaar zal de
wegen en exitpoints) optreden, dan zullen de evacu-
bevolking geëvacueerd moeten worden. Een plan-
atietijd en de congestievorming toenemen en dan
matige aanpak van evacuaties is vereist.
zal het evacuatierendement afnemen.
Het verloop van een grootschalige evacuatie is afhankelijk van de gekozen aanpak, die vastgelegd is in een evacuatiestrategie. Evacuatiestrategieën komen tot stand door het maken van organisatorische (basale) keuzes met betrekking tot de bestemmingen, evacuatieroutes en vertrektijdstippen van evacués. Verschillende evacuatiestrategieën hebben verschillende evacuatietijden en een verschillend evacuatieverloop tot gevolg. Het doel van dit onderzoek is het bepalen van de effecten van een gekozen evacuatiestrategie op de tijdsduur en het verloop van een grootschalige preventieve evacuatie. Uitgangspunt van dit onderzoek zijn acht opgestelde evacuatiestrategieën. De opgestelde evacuatiestrategieën worden toegepast in een casestudie, waarin het gebied Voorne-Putten geëvacueerd wordt. De evacuatietijd en de effecten van de evacuatiestrategieën worden bepaald met een nieuw evacuatiemodel, dat opgebouwd is uit het evacuatiemodel Rescue (van TNO Inro) en het dynamische verkeerstoedelingsmodel INDY. De casestudie laat zien dat door het toepassen van evacuatiestrategieën bij grootschalige evacuaties positieve resultaten gehaald kunnen worden. Het gebruik van meerdere routes per herkomst- en bestemmingspaar, het omdraaien van de rijrichting van ongebruikte rijstroken in bottlenecks en het optimaliseren van de toewijzing van de zones aan de exitpoints resulteren in een kortere evacuatietijd en een groter evacuatierendement. Bij een vrije, ongeorganiseerde evacuatie neemt de evacuatietijd sterk Student:
W.L.M. van Genugten
Begeleiders:
prof.ir. F.M. Sanders, dr. M.C.J. Bliemer, drs. E. de Boer, mw. ir. G. Klunder (TNO)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. +31 15 2784915
0605
Civiele Techniek: Transport & Planning
In een stad gebeurt van alles waardoor de dien-
In de analyse met het model zijn 5 OV-netwerkva-
stuitvoering van openbaar vervoer tijdelijk wordt
rianten met elkaar vergeleken. Deze dienstennet-
verstoord. De ene keer is zo’n verstoring minder
werken hebben een ring-radiale structuur waarbij
erg dan de andere keer. De effecten van deze
de positie van de ringlijn varieert. Vanwege een
verstoringen komen tot uitdrukking in reistijden,
verschil in netwerkdichtheid tussen weg- en rail-
exploitatiekosten, betrouwbaarheid en robuustheid
infrastructuur zijn een bus- en tramsysteem apart
van een OV-netwerk. In deze studie is onderzocht
bestudeerd. De belangrijkste conclusies uit de
wat het effect op het optimale OV-netwerk is van
analyse zijn:
verstoringen die de beschikbaarheid van infrastruc-
1 De optimale netwerkvariant is verschillend als
tuur beïnvloeden. De volgende typen verstoringen
gekeken wordt naar reistijden, maatschappelijke
zijn bekeken:
kosten, robuustheid of betrouwbaarheid. Dit
− Kleine veel voorkomende verstoringen zoals onge-
betekent dat het wenselijk is om naast de vaak
vallen;
gebruikte maatschappelijke kosten ook robuust-
− Incidentele verstoringen van een paar uur vooral als gevolg van weersinvloeden met name storm, ijzel, sneeuw en onweer;
heid en betrouwbaarheid als doelstelling bij het netwerkontwerp mee te nemen. 2 Door een verschil in flexibiliteit van het diensten-
− Grote incidentele verstoringen (1 à 2 weken) zoals
netwerk bij het gebruik van weg- en railtechniek
onderhoudswerkzaamheden aan de infrastructuur.
hebben verstoringen in de infrastructuurbeschikbaarheid een duidelijk verschillend effect. Bij een
Al deze typen verstoringen hebben een ander effect
busnetwerk kan het voertuig meestal een kleine
op het infrastructuurnetwerk en op het dienstennet-
omweg maken en de route normaal vervolgen. Bij
werk van een OV-systeem. Door simulatie kunnen de
verstoringen in een tramsysteem zijn echter vaak
effecten van de verstoringen worden bepaald. Het
verplaatsingen niet meer mogelijk omdat er geen
ontwikkelde model berekent uit een kansverdeling
railinfrastructuur voor een omweg beschikbaar is.
voor tijdsduur en frequentie van elk type verstoring
Als er wel omrijroutes in een tramnetwerk moge-
een tijdreeks van gebeurtenissen. Voor elke gebeur-
lijk zijn, dan zijn deze een stuk langer dan bij
tenis wordt bepaald welk effect het heeft op de
een bussysteem, zodat ook de extra reistijden bij
beschikbaarheid van het infrastructuurnetwerk en
tramsystemen hoger zijn.
wat de consequenties zijn voor het daarvan gebruik
3 Het effect van de verstoringen op de totale maat-
makende dienstennetwerk. Lijnen kunnen bijv.
schappelijke kosten van een bus- en een tram-
uitvallen, worden opgesplitst of voertuigen kunnen
systeem is beperkt. Bij een bussysteem is bij de
tijdelijk omrijden. De gerealiseerde infrastructuur-
gebruikte aannames een stijging te zien van 0,25
en dienstennetwerken variëren dus over de tijd.
% en bij een tramsysteem een stijging van 2,4 %.
Eveneens is per gebeurtenis met een toedelings-
Een gevoeligheidsanalyse laat maximum waarden
model (alles-of-niets) afgeleid welke verplaatsingen
zien van respectievelijk 10% en 15%.
niet meer mogelijk zijn en wat de extra reistijd is als gevolg van de optredende verstoringen.
Student:
P. de Jong
Begeleiders:
prof.dr.ir. P.H.L. Bovy
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2789341
61
62
Civiele Techniek: Transport & Planning
0605
Veilig naar de trein, onderzoek en methodiek voor veiligere stationsgebieden Het grootste probleem van de veiligheid in stationsgebieden is de wijze waarop ermee wordt omgegaan. Momenteel wordt voor ieder station afzonderlijk naar de veiligheid gekeken, waarbij ieder veiligheidsaspect apart aan de orde komt. Zo kijkt de brandweer bijvoorbeeld alleen naar brandveiligheid. Het onderzoek heeft het doel inzicht te bieden in verschillende aspecten van de veiligheid van stationsgebieden en aan te geven hoe de veiligheid vergroot kan worden. Dit gebeurt door middel van een methodiek, waarmee de veiligheid getoetst kan worden en waarbij maatregelen worden geboden voor verbeteringen. Het onderzoek richt zich hierbij op de ontwerpvariabelen (en dus niet op bijvoorbeeld
Normen en richtlijnen zijn geïnventariseerd om te
beveiliging in de vorm van personeel en camera’s)
achterhalen welke maatregelen momenteel gebruikt
en laat externe veiligheid buiten beschouwing.
worden om te voorkomen dat onveilige gebeurtenis-
Aan de methodiek gaan een aantal stappen vooraf.
sen plaatsvinden. Deze zijn aangevuld met nieuwe
Allereerst zijn de functies en processen in het
uitgangspunten voor dilemma’s, gaten en tegenstrij-
stationsgebied geïnventariseerd en is veiligheid
digheden.
uiteengezet in zes veiligheidscategorieën. Deze
De methodiek heeft de vorm van een checklist en
veiligheidscategorieën zijn: veiligheid bij normale
is opgebouwd uit standaards die gecontroleerd
situaties, bij bijzondere situaties en bij calamiteiten,
dienen te worden aan de hand van een technische
verkeersveiligheid, sociale veiligheid en toeganke-
tekening en waarneming in het stationsgebied.
lijkheid. De categorieën vormen de onderlegger in
De standaards hebben betrekking op de normen,
het hele onderzoek.
richtlijnen en uitgangspunten die invloed hebben op
Om te achterhalen wat onveiligheden in het stati-
de onveilige gebeurtenissen. Wetgeving is hierbij
onsgebied zijn, worden onveilige gebeurtenissen
niet meegenomen, omdat daar immers aan voldaan
geïnventariseerd en is een risicoanalyse uitgevoerd.
hoort te worden. Bij de methodiek komen in modu-
De onveilige gebeurtenissen kunnen geschemati-
les de functies van het stationsgebied aan de orde.
seerd worden tot een ijsberg. Uit de risicoanalyse
De eindbeoordeling bestaat uit een overzicht van de
komt naar voren dat vanuit het individuele en het
beoordeling van de functies ten opzichte van elkaar,
collectieve risico (het risico dat een individu loopt en
uit een overzicht van de veiligheidscategorieën ten
het risico dat de groep reizigers loopt, komt overeen
opzichte van elkaar en uit een eindoordeel voor het
met de beleving) met name de incidenten en onvei-
stationsgebied als geheel. Met maatregelen kan de
ligheidsgevoelens gereduceerd dienen te worden.
veiligheid verbeterd worden. De prioriteit van de
Vanuit het groepsrisico (het risico dat in één keer
maatregelen is bepaald aan de hand van effectivi-
een groep van bijvoorbeeld meer dan tien mensen
teiten en kosten. Om de methodiek te optimaliseren
slachtoffer wordt) zijn vooral de calamiteiten van
is ze toegepast op het stationsgebied van Leiden
belang.
Centraal.
Student:
M.F.D. Kerkvliet
Begeleiders:
prof.ir. F.M. Sanders, Drs. E. de Boer, Dr.ir. J.A.A.M. Stoop (TBM), mw. ir. M.I. de Jong (Verkeersadviesburo Diepens en Okkema)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2784915
0605
Civiele Techniek: Transport & Planning
Inpassing van Station Sixhaven in de Noord/Zuidlijn Stadsdeel Amsterdam Noord heeft de wens geuit een extra ondergronds metrostation te realiseren in de Noord/Zuidlijn ter plaatse van de Sixhaven in Amsterdam Noord. Het in aanbouw zijnde deeltracé van de metrolijn waarin het station moet worden ingepast, is vastgelegd in contract 2.2 en bestaat uit een zinktunnel onder het IJ en een in-situ tunnel in een bouwkuip. Het Station Sixhaven zal in de plaats moeten komen van deze in-situ tunnel. Voor de opdrachtgever is het onduidelijk of het haalbaar is het station in te passen en dit afstudeeronderzoek heeft hierover duidelijkheid geven. De opdrachtgever heeft de volgende voorwaarden gesteld aan het inpassingsproces:
Zuidlijn niet mag worden vertraagd. De kosten en
− Het moet later technisch mogelijk zijn het in- en
risico’s vormen afsluitend een bestuurlijk probleem.
uitstapstation te verbreden en om te bouwen tot
Interne beperkingen en interactie tussen de vier
overstapstation, zonder de nabijgelegen monu-
probleemgebieden verkleinen de oplossingsruimte.
mentale Willem I Sluis te hoeven slopen. − Het station moet een kruiswissel hebben.
Uit de alternatievenstudie blijkt dat het is niet
− De opleverdatum van de Noord/Zuidlijn mag door
mogelijk is Station Sixhaven in te passen volgens
het inpassingsproces niet worden vertraagd. − Het inpassingsproces moet beheersbaar zijn.
alle door de opdrachtgever gestelde voorwaarden. Indien de opdrachtgever aan de technische voorwaarden wil voldoen en het gewenste stationsont-
Bij de inpassing van Station Sixhaven ontstaat een
werp wil inpassen, kan dan niet worden voldaan aan
contractueel probleem, omdat het station moet
de planningstechnische voorwaarden. De oplever-
worden aanbesteed en de in-situ tunnel reeds
datum van de Noord/Zuidlijn zal worden vertraagd
is aanbesteed. Tevens ontstaat een technisch
en bovendien zal het inpassingsproces slecht
probleem, omdat de bouwkuip al gebouwd is als
beheersbaar zijn. Indien de opdrachtgever aan
begonnen kan worden met de bouw van het station.
de planningstechnische voorwaarden wil voldoen
Het probleem hierbij is dat het gewenste stations-
en de Noord/Zuidlijn niet wil vertragen, moet het
ontwerp niet in deze bouwkuip past en een bouw-
gewenste ontwerp van het in- en uitstapstation
kuipverbreding noodzakelijk is. Door de benodigde
worden losgelaten. Er zal dan een station moeten
bouwkuipverbreding en de langdurige bouw van
worden ingepast dat wel in de bouwkuip past. Het
het station ontstaat ook een planningstechnisch
inpassingsproces is dan goed beheersbaar, maar er
probleem, omdat de opleverdatum van de Noord/
wordt niet voldaan aan de technische voorwaarden.
Student:
C.M. Meulblok
Begeleiders:
prof.ir. J.W. Bosch, prof.drs.ir. J.K. Vrijling, ir. G. Arends, ir. R. de Boer (Witteveen+Bos), ir. T. Beuker (Witteveen+Bos)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2783345
63
64
Civiele Techniek: Transport & Planning
0605
Elasticiteitsonderzoek binnen het vervoergebied van HTM HTM gebruikt elasticiteiten om prognoses te maken
Op basis van twee van deze modellenschattin-
voor de vervoervraag, als gevolg van veranderingen
gen zijn elasticiteiten bepaald. Deze elasticiteiten
in haar netwerk en/ of dienstregeling. De dienst-
hebben betrekking op de totale reistijd en voor- en
regeling wordt meerdere keren per jaar aangepast
natransporttijd. Voor de overstapvariabele is ook
onder invloed van terugkerende patronen in de
een goede waarde gevonden maar deze is niet in
vervoervraag. Hierbij worden voor relatief kleine
een elasticiteit uit te drukken vanwege het discrete
wijzigingen elasticiteiten gebruikt. Deze huidige
karakter van het aantal overstappen. Deze is uitge-
elasticiteiten kunnen mogelijk ook verfijnd worden
drukt in een penaltyfactor. De gevonden waarden
door onderscheid te maken naar de verschillende
van de respectievelijke elasticiteiten zijn:
factoren die het verplaatsingsgedrag binnen het vervoergebied van HTM beïnvloeden. Het doel van
εreistijd = -0,5; εvoor = εna = -0,16; P overstap = 10,9 min. voor-/natransporttijd per overstap
dit onderzoek is dan ook:
Deze gevonden elasticiteiten komen overeen met
Het onderzoeken van elasticiteiten die gelden voor
de nu al gebruikte elasticiteiten. Voor andere
het openbaar vervoer in het vervoergebied van
reistijdcomponenten kunnen met het model geen
HTM.
elasticiteiten bepaald worden. Met behulp van
Bepalend voor de vervoervraag zijn aanbodkwali-
de voor-nastudie zijn elasticiteiten bepaald voor
teit, reizigerskenmerken en verplaatsingskenmer-
frequentie verandering. De gevonden waarden
ken. Elasticiteiten kunnen de wisselwerking tussen
voor de frequentieverlaging liggen tussen –0,3 en
vervoervraag en aanbodkwaliteit inzichtelijk maken.
–0,42. Voor een frequentieverhoging komt dit uit
Hierbij kan dan onderscheid gemaakt worden naar
op +0,67. De op dit moment gebruikte waarde voor
deze reizigerskenmerken en/ of verplaatsingsken-
de frequentie heeft een waarde van tussen +0,3 en
merken. De beschouwde aanbodkenmerken zijn de
+0,4 en -0,4 - -0,5.
verschillende reistijdcomponenten die zijn weergegeven in onderstaande figuur.
Vooral voor de gevonden elasticiteiten bij een frequentieverlaging kan geconcludeerd worden dat deze goed overeenkomen met de nu gehanteerde elasticiteiten. De gevonden waarde voor frequentiever-
figuur 1 reistijdcomponenten
hoging lijkt wat aan de hoge kant te zijn. De hier gevonden elasticiteiten geven aan dat op zijn minst
De methoden die toegepast worden bij het bepalen
de ordegrootte van de huidige elasticiteiten juist is.
van deze elasticiteiten zijn het schatten van een
De voor-nastudie is een prima methode om voor een
vervoerwijzekeuzemodel en het toepassen van een
aantal variabelen elasticiteiten te bepalen. Hiervoor
voor-nastudie. Deze methoden zijn naast elkaar
zijn echter niet alle variabelen geschikt. Een groot
gebruikt omdat hierbij verschillende typen elastici-
probleem bij de voor-nastudie is het uitsluiten van
teiten zijn gevonden.
andere invloeden op de resultaten. Dit kan enigszins ondervangen worden door het aantal cases uit te breiden.
Student:
R. Oostra
Begeleiders:
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2784915
0605
Civiele Techniek: Transport & Planning
HOT lane: a road to better accessibility A combination of individual choice behaviour and microscopic traffic simulation
Door het steeds toenemende aanbod van wegver-
In dit onderzoek is een zogenaamd FARE systeem
keer neemt de bereikbaarheid van economische
ontwikkeld dat bestaat drie verschillende onderde-
belangrijke gebieden af. De huidige capaciteit van
len:
de infrastructuur is niet toereikend om het aanbod
- Een ontwerp voor de inpassing van een HOT lane
te kunnen verwerken. De Nederlandse overheid wil
in het Nederlandse snelwegennet, waarin de HOT
dit probleem het hoofd bieden door het invoeren
lane door middel van een barrier fysiek geschei-
van prijsbeleid. In de Verenigde Staten heeft men
den is van de overige stroken.
sinds enkele jaren een oplossing om de bereikbaar-
- Een HOT lane management systeem om het
heid te vergroten door het invoeren van prijsbeleid:
verkeer en de tolprijzen op de HOT lane te regu-
de “High Occupancy Toll lane (HOT lane)”.
leren. Omdat vrije doorstroming op de HOT lane
Een HOT lane is een aparte strook op de snelweg
gegarandeerd moet worden, wordt de hoogte van
waarop voertuigen die tol betalen en voertuigen
de tolprijs dynamisch aangepast aan de voertuig-
met een bepaald aantal inzittenden worden toegelaten. De vraag is nu of het haalbaar zou zijn om deze
intensiteit op de HOT lane. - Een generiek systeem (genaamd Choisim) dat
maatregel in te passen in het Nederlandse snel-
in staat is individuele weg-gebruikers met hun
wegennet. Om antwoord te kunnen geven op deze
keuzegedrag te modelleren. In dit geval is het
vraag is onderzoek nodig naar de verkeerstechni-
keuzegedrag gericht op het betalen voor gebruik
sche en economische effecten van de inpassing van
van de HOT lane geïmplementeerd, maar dit is
een HOT lane. In dit onderzoek is een combinatie
aan te passen voor andere doeleinden.
gemaakt van individueel keuzegedrag van wegge-
Om de effecten van het FARE systeem te bepalen,
bruikers en een microscopische verkeerssimulatie
is het systeem ingepast in knooppunt Oudenrijn op
om deze effecten te kunnen bepalen. De twee
de A2 bij Utrecht als case study. Uit de resultaten
onderzoeksvragen luiden:
hiervan is gebleken dat het nuttig is om de boven-
- “Is het nuttig om een combinatie van microsimu-
genoemde combinatie van individueel keuzegedrag
latie van individueel keuzegedrag en een micros-
en een microscopische verkeerssimulatie te maken.
copisch verkeerssimulatiemodel te gebruiken om
Door deze combinatie is duidelijk inzicht te krij-
inzicht te verkrijgen in deeffecten van de imple-
gen in de gevolgen van individuele beslissingen in
mentatie van een HOT lane in het Nederlandse
een breder perspectief. Gezien de resultaten lijkt
snelwegennet?”
het haalbaar om een HOT lane in Nederland in te
- “Is het haalbaar om een HOT lane in te passen in het Nederlandse snelwegen-net, gegeven de
passen. Echter, verder onderzoek naar individueel keuzegedrag is noodzakelijk.
verkeerstechnische en economische effecten van inpassing?”
Student:
W. Savenije (samen met I. Stienstra)
Begeleiders:
prof.ir. F.M. Sanders, drs. E. de Boer, dr.ir. S.P. Hoogendoorn, ir. P.H.M. Jacobs (TBM), ir. R. van Katwijk (TNO)
Voor informatie over het afstudeerwerk kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015 2784915
65
66
Civiele Techniek: Transport & Planning
0605
Development of a micro-simulation model applied to Amsterdam Schiphol Airport In the rapidly developing aviation market it is a challenge for policy-makers to plan for the strong growth and fierce competition between airports. One of the key questions involved is how and why people choose for a certain departure-airport for their trip. Model development In this research, a micro-simulation model was developed that follows a three-step approach to considering individual travellers in the departureairport choice process: first a sample of individual travellers (agents) is generated from the Dutch population. Second, trips are assigned to the agents, and third departure-airports are chosen from individualised choice-sets of alternative airports in Northwest Europe.
Considered airports in Northwest Europe
The final choice for an airport is based on a simple, intuitive approach, inspired by the theory of ‘fuzzylogic’. Results The calibrated and validated model provided promising results for the base year 2004. Subsequently, there was experimented for three cases of changing market forces for the future year 2020. The model showed a sensitivity of market shares of departing air travellers to: − changing travel time to an airport, − supply of flights by an airport and − share of low-cost European flights from an airport. In order to provide easy communication between model and user (e.g. policy-maker), a visualisation tool was developed that shows the market shares of the competing airports on a map of the Netherlands. Schiphol’s market share of departing air travellers in the Netherlands in 2004
Student:
H.P. Siemonsma
Begeleiders:
prof.ir. F.M. Sanders, dr.ir. R.J. Verhaeghe, ir. P.H.M. Jacobs (TPM), E.P. Kroes MSc. (RAND Europe), ir. M. Benjamins (Demis BV), drs. E. de Boer
Voor informatie over het afstudeerwerk kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2784915
0605
Civiele Techniek: Transport & Planning
Een kwantitatieve risicoanalyse voor de veiligheid in metrosystemen De aandacht voor veiligheid is de laatste jaren
vastgelegd. Uit de scenarioanalyse is gebleken
enorm toegenomen. In Nederland is dit voorname-
dat brand het meest bedreigende scenario is voor
lijk aangewakkerd door de cafébrand in Volendam
metrosystemen, hierbij vallen de meeste slachtof-
(2001) en de vuurwerkramp in Enschede (2000).
fers. Daarnaast is een veiligheidsnorm vastgesteld
Binnen de transportsector hebben zich in het
voor ondergrondse metrosystemen. Gegeven de
buitenland calamiteiten voorgedaan, zoals de brand
bovengenoemde input (norm, metrosysteem, scena-
in een skitrein in Kaprun (Oostenrijk) en de metro-
rio) is het QRA-model gebouwd. De input van de
brand in Daegu (Korea). Op dit moment worden in
veiligheidsmaatregelen is variabel.
Nederland een aantal ondergrondse tram- en metroprojecten aangelegd, namelijk de Noord/Zuidlijn, de
Uit de figuur blijkt dat het standaard metrosysteem
RandstadRail en de IJtram. Elke projectorganisatie
nog niet geheel voldoet aan de gestelde normering.
moet aantonen dat het bouwwerk veilig is, voordat
Daartoe is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd
de gemeente de bouwvergunning zal afgegeven. Er
voor de gehanteerde faalkansen in de QRA. Ook is
is echter geen gestandaardiseerde methode om de
de geometrie aangepast en bekeken wat de invloed
veiligheid van een bouwwerk aan te tonen. Ook is er
hiervan is op de veiligheid. Hieruit is gebleken dat
in de wet geen veiligheidsnorm vastgelegd, waaraan
het menselijk handelen (bestuurder evenals passa-
de veiligheid van een project kan worden getoetst.
giers) een grote invloed heeft op de veiligheid in het metrosysteem. Ook is de geometrie van het systeem
In dit afstudeeronderzoek is een opzet gemaakt
van erg groot belang voor de veiligheid.
voor een kwantitatieve risicoanalyse (QRA), waar-
Aanbevolen wordt om het aspect veiligheid zo vroeg
mee het risico van een metrosysteem berekend
mogelijk in het ontwerpproces mee te nemen. Ook
kan worden. Door een viertal Nederlandse tram- en
moet de bestuurder een gedegen opleiding krij-
metrosystemen met elkaar te vergelijken is een
gen. Daarnaast zou een onderzoek moeten worden
ontwerp gemaakt van een “standaard” metrosy-
gestart naar het kwantificeren van veiligheidsmaat-
steem. Hierbij is de geometrie van het metrosy-
regelen.
steem en verschillende veiligheidsmaatregelen
Student:
C.J. Soons
Begeleiders:
prof.ir. J.W. Bosch, ir. G. Arends, dr.ir. P.H.A.J.M. van Gelder, drs.ing. A.D. Akkies (Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer Amsterdam)
Voor informatie over het afstudeerwerk kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2781256
67
68
Civiele Techniek: Transport & Planning
0605
Asset Management voor Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland Generiek model voor waardegestuurd beheer van het wegennet
Rijkswaterstaat is bezig zich om te vormen tot een
Uit een vergelijkende studie met een viertal
gebruikersgericht agentschap, met als één van haar
Europese wegennetbeheerders blijken beheers-
kerntaken het beheren, onderhouden en ontwikke-
kosten veel afhankelijker te zijn van het aantal
len van het rijkswegennet.
voertuigkilometers dan van het aantal autosnel-
Binnen andere sectoren die voor eenzelfde uitda-
wegkilometers. Dit bevestigt de stelling dat kosten
ging staan (vastgoed spoor, nutsbedrijven) is
en functionaliteit per weggebruiker moeten worden
een benadering ontwikkeld onder de naam Asset
uitgedrukt omdat dit de bepalende factor is.
Management, die tegemoet komt aan deze nieuwe
Vanuit deze optiek is het gebruik van beprijzing als
eisen voor moderne beheersorganisaties.
verkeersmanagement ‘tool’ en benuttingmaatregel
Deze studie beschrijft de ontwikkeling van
te eenzijdig. Op deze wijze geeft het aan de beheer-
een generiek Asset Management model voor
der namelijk geen prikkel om zijn investeringen
Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland, zodat de kapi-
zodanig te doen dat de gebruiker hier optimaal van
taallocatie kan worden gebaseerd op de functionele
profiteert.
prestaties van de assets. Het model maakt waarde-
Op termijn zal invulling van Asset Management
creatie inzichtelijk, geeft aan hoe hierop gestuurd
leiden tot (meer) inzicht in en verbetering van prijs-
kan worden en hoe vervolginvesteringen verant-
kwaliteitverhouding van het uitgevoerde onderhoud
woord bepaald kunnen worden.
en rehabilitatie. De organisatie zal dan steeds beter
Asset Management wordt gekenmerkt door:
in staat zijn om de gewenste kwaliteit, service en
− het hanteren van prestatie-inidicatoren voor kwali-
garanties te specificeren. Dat zal de organisatie
teit en functionaliteit waarbij de klant (gebruiker)
ook prikkelen en in staat stellen om ‘concurrentie’
centraal staat)
met externen aan te gaan en haar meerwaarde ten
− kosten worden ‘gekoppeld’ aan de gebruiker. Door
opzichte van derden hard te maken.
de kosten bij te houden per gebruiker per route kunnen deze vergeleken worden met de waardecreatie per gebruiker − bij kostenafwegingen worden zowel huidige als toekomstige kosten meegenomen, zodat niet alleen de investeringsbehoeften van vandaag, maar ook de kosten van onderhoud in de toekomst bekend zijn. Voor het bepalen van de waarde-kostenverhoudingen en het opstellen van indicatoren wordt de waardecreatie per gebruiker uitgesplitst naar: − optimaliseren van de functionaliteit − waarborgen van de kwaliteit − koten controleren.
Student:
M.B. Vlutters
Begeleiders:
prof.ir. F.M. Sanders, drs. E. de Boer, dr.ir. A. Zoeteman, prof.ir. F. le Clerq (Twijnstra Gudde), dr.ing. J.M. de Heer (Twynstra Gudde)
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. +31 15 2784915
0605
Civiele Techniek: Transport & Planning
A railway service consists of processes The thesis investigation concentrates on:
The probability and the amount of reactionary
- running (a train runs from station to station);
delays depend on the empirical delay distributions
- succeeding (two trains use the same infrastructure
of both trains and the buffer time between the train
successively).
movements. Analysis of a couple of short planned
Depending on local situation and rolling stock
successions on the case study line yielded a generic
characteristics, a process needs a technical minimal
(negative) relationship between buffer time and
time. In order to prevent that a delay in one process
reactionary delays. In the timetable 2004, these
affects other processes, some margin is added.
buffer times are very small on many locations.
Supplements in running times reduce primary delays and buffer time between two train passages on the
With observed running times and successions
same track reduces reactionary delays. Too much
serving as materials, supplements and buffer time
margin is no good either: longer journey times are
can now coherently be included in the timetable:
unattractive, and a lot of buffer time limits the
- A particular chosen amount of buffer time limits
number of train movements. Feedback from operations to planning is an
the occurrence of reactionary delays. - The average reactionary delay still occurring is
appropriate way to determine how many margins
known from the above-mentioned relationship.
are required for the desired performance. The
An absolute supplement per conflict equal to
possibilities and the effect of feedback have been
this delay is included in the running time of the
explored in a case study on the railway line Utrecht
succeeding train, in addition to the existing 7%
– Den Bosch in the centre of the Netherlands. Train
supplement related to minimal running time
running data from March 2004 were analysed using TNV-Prepare.
covering spread in undisturbed running. The suggested joint norm for margins consists of a set of [buffer time, running time]-couples with
Two feedback approaches have been applied. In
equal performance. The choice of a couple is left up
the first one, the traffic process was regarded as a
to the timetable designer, depending on scarcity of
black box. The relationship between running time
infrastructure capacity or the importance of short
supplements and performance was derived for the
journey times. Implementing this concept through
investigated case. It came out, that 1.0 minute more
an entire network produces a robust timetable.
supplement per train in half an hour running time would shift punctuality from the current 85% to 90%. To effect the same punctuality during peak hours, an additional 0.5 to 1.0 minute supplement is required. In contrast with the first approach, the second one takes the traffic process into account. Planned running times including the usual 7% supplement appear to be feasible for trains that are not held up by other trains. At short planned successions, however, a train can be delayed by other trains. This is an essential element in railway operations, not explicitly taken into account in designing a timetable. Student:
V.A. Weede
Begeleiders:
prof. dr. ing. I.A. Hansen
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. 015-2789129
69
70
0605
0605
Samenvattingen Offshore Engineering
71
72
Offshore Engineering
0605
Phenomenological Modeling of Vortex-Induced Vibrations of Marine Risers Marine risers are pipes connecting an offshore
Phenomenological models which are used to
installation to a subsea wellhead or pipeline for
investigate VIV on cylinders consist of a non-linear
production ortransportation purposes. In deep
oscillator-equation that is coupled to the equations
waters (500 m up to 2000 m and more), floating
of motion of the cylinder.
platforms are used instead of fixed jackets.
The most noteworthy among the phenol-menological
Therefore the risers that are suspended from the
models is the oscillator model proposed by Hartlen
floating platform can vibrate freely under the
and Currie (H&C) [1974].
influence of platform motions, wave action and sea
The aim of the thesis has been to modify existing
currents. Knowledge about these vibrations is a
phenomenological models in order to reduce the gap
prerequisite to be able to determine the fatigue life
between measure-ments and theoretical predictions.
of risers.
To this end the oscillator model of H&C has been
The thesis focuses on the riser motions induced by
considered and several adjustments have been
vortex shedding due to the presence of a current.
proposed. The introduction of a very small random
Vortex shedding causes the pressure distribution
force that is added to the forcing term is proposed
around a riser to fluctuate. The alternate shedding
to account for small changes in the deter-ministically
of these vortices results in a time dependent lift
determined lift force. In an attempt to explain the
force on the riser. Nowadays, Computational Fluid
hysteretic behavior that exists in the fluid motion
Dynamics (CFD) codes are capable of simulating
and therefore in the fluid-structure interaction, the
vortex shedding around segments of cylinders at
second proposed adjustment to the H&C model was
relatively high Reynolds number. It is however not
the introduction of convolution integrals within the
yet (if ever) possible to simulate vortex shedding
original time domain lift-oscillator equation.
around entire risers under offshore conditions.
The introduction of convolution integrals leads
Therefore, phenolmenological models are used
to frequency dependence of some parameters
that describe the nature of vortex-induced loading
representing negative damping and coupling effects.
on a macroscopic scale without accounting for
Based on measurements by Sarpkaya [1977], it
the icroscopic origin of the loading. Numerous
was found that near resonance conditions these
experiments have shown that if the vortex shedding
parameters become extremely sensitive to small
frequency is equal or approximately equal to the
variations of the frequency and no continuous
natural frequency of a riser mode (resonance
behavior could be observed. This means that very
condition), the vortex shedding will cause the riser
small variations to the numerically approximated
to vibrate with what is known as ‘ Vortex- Induced
parameters can lead to an unstable oscillation of the
Vibrations (VIV)’.
lift force, so no in- and out-of-phase components of the lift force could be calculated. More research into VIV is therefore highly recommended. The focus should be on the measurements of the in- and out-of-phase components, especially for cases where the reduced current velocity approaches a resonance condition as defined above.
Fig. 1: Model structure for analysis. Student:
P.W. Derkx
Begeleiders:
prof.ir. J. Meek, prof.dr.ir. J.A. Battjes, dr.ir. A.V. Metrikine, W.W. Massie, MSc, P.E. ir. R. Ogink
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. +31 15 2789445
0605
Offshore Engineering
Tugs in waves
There is an increasing demand for natural gas in the USA and South East Asia. The natural gas is transported to these countries as Liquefied Natural Gas (LNG) by LNG carriers. LNG carriers are currently offloaded at onshore terminals. Since these facilities cannot expand onshore to meet the high demands for natural gas there is an increasing demand for floating offshore import terminals, called Floating Storage and Regasification Unit (FSRU). The operability of these facilities needs to be extremely high to ensure a constant flow of natural gas to shore. Every part of the offloading sequence of a LNG carrier must therefore meet these high requirements. One of these parts is formed by the tugs assisting during berthing and departure operations of the LNG carrier alongside the FSRU. Currently there is only experience with side-byside berthing operations in swell conditions. The environments where these offshore regassification terminals are proposed are however dominated by wind driven waves. Such environment influences especially the behaviour of the assisting tugs. It is however unknown how large the influence of the first order waves is on the behaviour of the tugs near a LNG carrier during berthing and departure operations. The subject of this thesis is to acquire more insight in the behaviour of the assisting tugs in waves. More insight is obtained via model test and numerical simulations. The results of model tests and numerical simulations have been reviewed with tug masters.
Student:
P.W.S. Dierx
Begeleiders:
prof.dr.ir. J.A. Pinkster, prof.ir. J. Meek, ir. G.H.G. Lagers, ir. O.J. Waals
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. +31 15 2789445
73
74
Offshore Engineering
0605
Shallow water mooring systems for floating LNG import terminals in harsh environments To date, most of the terminals for receiving, storing
and are within the practical installation limitations.
and re-gasifying Liquefied Natural Gas (LNG) have
It appeared that the horizontal load capacity of
been built onshore. Preferably these terminals are
a one-piece roller bearing dictates the catenary
located nearby densely populated areas. However,
mooring designs. These systems can be improved by
public concern about risk, safety and visual pollution
the placement of a buoy between the heavy chain
has caused the energy industry to look for more
segment and the long spiral wire rope section. The
remote sites.
application of such buoy on the seabed increases
Furthermore governmental regulations significantly
the initial pre-tension and therefore reduces the
slow down the process of new onshore LNG terminal
mass of the clump weight sections required. This
projects. Therefore two fundamental concepts
results in a milder loading regime on the roller
located offshore are generally being proposed:
bearing and to a shallower feasible water depth of
Gravity Based Structure (GBS) and a Floating
35 meter.
Storage and Re-gasification Unit (FSRU). Single
Subsequently, other mooring systems have
Buoy Moorings Inc. (SBM) currently develops a
been considered. In particular: gravity restoring
generic FSRU concept.
pendulum systems, buoyancy restoring systems,
Water depth is a factor that greatly determines
hybrid systems and damping dominated systems.
the choice of terminal structure. The practical limit
Special attention has been paid to yoke with a
of the water depth for a bottom founded GBS is
second counter weight above the articulation
around 20 meters. A comfortable water depth for
joint on the seabed. The feasibility of a semi-taut
a Single Point Moored (SPM) floater like the FSRU
Catenary Anchored Leg Mooring (CALM) buoy has
starts at 45 and deeper. This water depth is dictated
also been examined. These concepts did not provide
by the environmental conditions. The objective of
a feasible solution in shallow water, however.
this thesis study is to design a permanent mooring
The feasibility of an unbounded steep wave riser
system for this generic FSRU in relatively shallow
system for the catenary mooring system in 35 meter
water and harsh environmental conditions. The
has been assessed. Due to large drag and inertia
conditions considered are a winter storm with an
loads the Minimum Bending Radius of the flexible
occurrence of once in the 100 years and a severe
risers could not be assured over the length.
hurricane revolving over in shallow water.
The result of the study is a bow mounted
The most significant mooring loads in harsh
submerged turret with a catenary design consisting
environmental conditions are caused by waves. In
of 16 anchor legs each equipped with a buoy that
an irregular wave flied moored floaters experience
yields a softening load-excursion curve, resulting in
very large slowly varying wave frequency motions.
a better loading regime on the roller bearing.
These low frequency drift motions can be controlled by the stiffness of the mooring system. Wave frequency motions are not affected by the stiffness of a mooring system, however. To avoid excessive wave frequency loading, several conceptual mooring systems with a softening load-excursion curve have been analyzed with a time domain analyses of a diffraction/radiation program. Conventional turret mooring systems are feasible in water depths around 40 meters. The associated catenary designs respect the applicable regulations Student:
R.S. Hogenbirk
Begeleiders:
prof.dr.ir. J.A. Pinkster, prof.ir. J. Meek, ir. G.H.G. Lagers, ing. L. Poldervaart
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. +31 15 2789445
0605
Offshore Engineering
Reduction of the unstable motion of a tanker moored to a SPM system A Single Point Mooring (SPM) system is an offshore
the tanker and to test alternatives for stabilization,
oil terminal configuration. Oil terminals are used
a simulation program has been written which is
around the world with the purpose to transfer liquid
capable of simulating the motion resulting from of
hydrocarbons from or to oil tankers and refineries.
the environmental forces.
The single Point Mooring system consists of a single
There are multiple methods of controlling the
point onto which a tanker can be moored with a
response of a tanker which is connected to a SPM.
bow hawser. Oil is transferred to or from the SPM,
By varying the hawser length, applying reverse
commonly a buoy, via a submerged pipeline and
thrust (own propulsion system or a tug), or by
flexible risers. Floating hoses are used to provide a
using bow thrusters the motion behaviour can be
connection between the SPM and the tanker.
improved. Tugs are frequently being used at various
Since the SPM consists of only one single mooring
SPM locations where the motions of the tanker often
point, the tanker is free to rotate around it. This
lead to high mooring forces. The two figures below
results in the advantage of minimal mooring
give an indication on how the mooring forces can be
forces as the tanker locates itself in the position
reduced.
of least resistance. A negative aspect is that certain environmental conditions can cause the
It has become clear that certain changes in
tanker to describe an unstable motion, also known
parameters can improve the motion behaviour of the
as fishtailing or galloping. This can lead to high
tanker under certain environmental circumstances.
mooring forces. If these mooring forces exceed
When these latter conditions change, however, the
the operability limit of the SPM system, the tanker
same original mooring parameter improvements
is required to abandon the transfer operation and
can now lead to higher mooring loads. The most
disconnect from the SPM system.
efficient method of stabilization found is the
The objective of this thesis is to determine the
application of a reverse thrust (by tug or own
dynamic behaviour of a tanker connected to an SPM
propulsion) which depends on the surge velocity of
system under various environmental conditions. To
the tanker.
gain an understanding of the motion behaviour of
Figure 1: Force in Time, without Tug
Figure 2: Force in Time, with Tug Thrust of 10 000 KN Student:
B. Lutje Schipholt
Begeleiders:
prof.dr.ir. J.A. Pinkster, prof.ir. J. Meek, E.W.W. Massie MSc, dr. P. Liu
Voor informatie over het afstudeerverslag kunt u contact opnemen met de afstudeerrichting, tel. +31 15 2789445
75
76
0605
77
0605
Samenvattingen Technische Aardwetenschappen Petroleum Engineering and Geosciences (with specialisation in Applied Geophysics, Petroleum Engineering and Reservoir Geology)
78
Technische Aardwetenschappen: Petroleum Engineering and Geoscience
0605
3D depth imaging using PS converted waves
Recently, multicomponent seismic surveys, in
field) our most important invariant input parameter
which shear waves (S) are recorded in addition to
of the Superdix inversion loop.
compressional waves (P), have generated a great
Because of technical problems concerning the
deal of interest within the oil industry. It is hoped
implementation of the Full PreSTM kinematics in
that such surveys will improve both structural
Superdix/Figaro, we were unfortunately obliged to
imaging and reservoir characterisation. Exploiting
change our initial goal (= a for converted waves
this great advantage we although have to recognize
expanded Figaro 3D inversion technique) to a
that only depth imaging can guarantee a correct
2D conceptual analysis of all the individual steps
seismic focusing of these events and this only if the
effectuated by the Figaro/Superdix inversion
P&S depth velocity models can be well estimated.
algorithm. This conceptual analysis focuses on
During my graduation project, I therefore tried
Superdix’s two stages of ray-tracing. The first of
to expand the in TOTAL developed tomographic
these takes picked interpretations in migrated-time
stacking velocity inversion tool Superdix, for the use
and maps them into depth using a hypothetical
of PS converted waves. The philosophy behind this
interval velocity field, while the second checks
software package is to use data readily available
the validity of this field by simulating fully the
from conventional seismic processing and quickly
kinematics of seismic acquisition and processing as
produce an interval velocity field/depth model, while
accurately as possible.
adding all kinematic effects of the time processing
The purpose of the simulation of the first inversion
to the ray-traced travel time data before modeling
stage was thus to extract the model parameter
the migration velocities. Consequently a correct
estimate (the migrated CCP location in the time
depth velocity model can be found whatever kind of
domain (x)) from an attempted fit of the model
processing was applied, as long as the kinematics of
response to the observed data. Since the associated
the processing is accurately reproduced. We chose
model responses we found through analytical
here to apply the Superdix inversion technique on
evaluation of the Kirchhoff migration schemes are
FullPSTM images, which have become standard
complicated polynomial functions of the model
as the final step in seismic time processing in the
parameters, (non)linear least squares numerical
industry.
approximation techniques proofed useful for
For PS converted waves, we faced however well
performing this inversion. We were able to simulate
known difficulties related to the asymmetric
this first step for 2 and 3D converted waves, and
trajectory of converted waves, when applying
tested the influence of OBC redatuming on its
conventional prestack time migration and velocity
simpler 2D PP waves variant. Because of a lack of
analysis tools. The by TOTAL used PreSTM velocity
time we had to finish our simulation after this first
analysis tool (TIKIM), which is based on single
stage, and recommend the detemination of the right
parameter velocityscan techniques, could namely
depth velocity model, which maps the event to the
not handle a simultaneous optimization of both
correct observed time tm for future research.
velocity parmeters (VPS ,�eff) needed for an accurate determination of the P&S time velocity fields. The optimization of this image by alternative PSTM velocity analysis techniques became therefore together with its reaction on raybending and redatuming issues, a second objective of this study. The accurateness of this image is this important, since it is (together with its related stacked velocity Student:
V.E.J. Palmaers
Supervisors:
prof.dr.ir. C.P.A. Wapenaar and ir. J.L. Boelle (TOTAL)
For further information please contact the secretary of the section Applied Geophyics and Petrofysics: (31)15 2781328
0605
Technische Aardwetenschappen: Petroleum Engineering and Geoscience
An investigation on “well impairment caused by particle deposition in radial geometry” using CT-scan technique For long time it is known that water and oil production wells deteriorate after years of production. One of the causes is damaging of the near wellbore zone due to particle deposition. This thesis concerns an experimental investigation on particle deposition in producing circumstances. The flow of a particle suspension through porous media can lead to permeability. These particles come from the formation such as fines and oil droplets. Deposition is more severe in radial environment, such as production wells. Because in radial environment, the particle flux compete to each other to reach the well bore, so we can see more permeability decline near production wells bore rather than the other part of formation. In microscopic point of view this phenomena has several causes like attraction between positive charged particles and negative charged grains (surface charge), bridging, straining and diffusion. On the macroscopic point of view several reasons affect on the permeability decline like flow rate, type of formation and porosity, type of particles suspended in the fluid and their sizes. In the experiments the effect of flow rate and suspension concentration on particle bridge formation is investigated. To achieve this objective several experiments run with different flow rates and different particle concentrated suspensions. In all of these experiments hematite is used as suspended particle. The porous media used in the tests, is loose sand with grain size between 150175μm. In addition deposition of particles (bridging) is measured online, using X-ray scanner. The most important result from the experiments are: 1. As flow rate increases the particle deposition increases. 2. As concentration in suspension increases the particle deposition in the core increases.
Student:
A. Vafaei Naeini
Supervisor:
prof.dr. P.K. Currie, ir. B.R. de Zwart
For further information please contact the secretary of the section Petroleum Engineering: (31) 15 2781328
79
80
Technische Aardwetenschappen: Petroleum Engineering and Geoscience
0605
Modeling of the Placement of an Oil-Soluble Chemical in Porous Media for Water Control Self-selective in-situ gel formation is a new potential technology to decrease the production of water from oil reservoirs. In this method an oil-soluble chemical is being injected in the reservoir. The chemical which in this case is TMOS ( tetra-methylortho-silicate), reacts with water and ultimately results in the formation of a semi-rigid gel in the water phase. Due to this gelation, the relative permeabilities of the formation to water and oil change in favor of the oil phase, therefore the ultimate effect of this gelation is a reduction of the water production rate from the reservoir. The subject of this thesis was to model the flow of TMOS in a core, including the mass transfer of TMOS from oil phase to the water phase, and the occurring chemical reaction in the water phase. The numerical model was developed and programmed in MATLAB and the results are reflected in this report. The resulting curves show how the fluids flow inside the core and how the concentration of components change by time. The curve of the pressure drop over the core is the curve that we could compare to experimental results. A good agreement between them were observed. This simulator is ready for more developments in order to include the effect of gelation in the core. In addition, a new method was developed to derive the two-phase relative permeabilities inside a core from a core-flood experiment data. This, enables us to see the effect of gelation on the relative permeability of the core to the oil and the water phases. The method has been tested by synthetic inputs and the results are promising.
Student:
H. Valiollahi
Supervisors:
dr. P.L.J. Zitha, ir. H.J. Castelijns
For further information please contact the secretary of the section Petroleum Engineering: (+31) 15 2781328
0605
Technische Aardwetenschappen: Petroleum Engineering and Geoscience
Production Prediction in a Waterflooded Naturally fractured Reservoir In this study the attempt is to perform automatic
very dependent on the starting points i.e. the initial
history matching by changing the slope of the oil
guess of the parameters. Moreover the forecast is
relative permeability curve and to forecast the
done based on the matched model hence the errors
production performance of a naturally fractured
committed in the models and their match progress
reservoir using the history-matched models
will influence the results of the forecast as well.
with the truth case. The main focus is on the secondary stage of the recovery from a naturally fractured reservoir, especially waterflooding. The most important recovery mechanisms from a waterflooded fractured reservoir such as imbibition, gravity drainage and viscous forces are taken into account in the simulated models. The truth case is defined as a high-resolution dual porosity reservoir model constructed based on the actual field data. And is used to generate the data required for the history matching exercise and the production forecast i.e. field oil production rate, bottom hole pressure in the injection wells. To carry history matching on a reservoir production data, several low-resolution realizations of the reservoir are independently modeled. These lower resolution models are history matched by both the manual and automatic history matching methods. The automatic history matching is based on the gradient method with an objective function that is used to optimize the oil production rate mismatch in production wells in addition to the bottom hole pressure data mismatch in the injection wells. Once the manual history matching is done the models are undergone the automatic matching. The models have two parameters; one is the fracture density (σ), which is used for the manual history matching and the other one is the oil-water relative permeability curve that is utilized in the automatic history matching. The lower resolution history matched models are then used to assess the uncertainty in the forecast. Subsequently the results are analyzed by comparing the production data from the models and the truth case. The results show that applying the automatic history matching by the use of local optimization algorithm may not result in an optimum value for the objective function because it is very likely to trap in the local minima and the resulting value is Student:
Z. Haeri Mehrizi
Supervisor:
prof.ir. C.P.J.W. van Kruijsdijk
For further information please contact the secretary of the section Petroleum Engineering: (+31) 15 2781328
81
82
0605
83
0605
Samenvattingen Technische Aardwetenschappen
Engineering Geology
84
Technische Aardwetenschappen: Engineering Geology
0605
Injection of oxygen-rich water as an arsenic remediation technique: visualization experiments Adsorption/co-precipitation with iron oxides is
the actual reaction rate constants in time. The
the most commonly adopted method for arsenic
rate constant appeared to be decreasing in time.
removal from contaminated water, because this
This decrease was attributed to the passivation
method is both effective and cheap compared to
phenomenon and the decrease of available effective
other methods. A large drawback of conventional
surface area. The average reaction rate constant,
techniques is the production of arsenic containing
1.64 •1012 mol-2 m-2 s-1 atm-1, agrees well with the
waste. The method that is investigated in this
values of batch experiments reported in literature.
project, the injection of oxygen-rich water, transfers the processes of conventional above ground treatment techniques into the subsurface. During injection of oxygen-rich water iron compounds that are present in the subsurface are oxidized to iron hydroxides. Newly produced iron oxides are well-known arsenic scavengers. So when water is withdrawn, arsenic in the ground water adsorbs to the newly formed iron oxides and is retained from the ground water. Laboratory experiments were carried out to acquire more insight and understanding of the processes associated with in-situ arsenic remediation. A flat transparent Perspex cell, filled with glass beads, is used to represent the subsurface. Green rust is chosen as the iron compound of interest, because of its colour, its known composition and its natural occurrence. During the introduction of oxygen-rich water, photographs are taken to monitor the change from green rust to orange lepidocrocite. Microelectrodes are used to measure oxygen and pH in two sections along the length of the cell. Using image analysis a spatial and temporal distribution of ferrous iron concentration is obtained from the photographs. This iron(II) profile is used as input for the transport equations of oxygen and hydrogen, from which oxygen and hydrogen profiles are calculated. An acceptable agreement between the measured and the calculated hydrogen and oxygen profiles was obtained, which validates the model. The calculated oxygen and hydrogen profiles, combined with the ferrous iron profile obtained by image analysis, are used to determine Student:
V. van Beek
Supervisors:
dr. M.I.M. Darwish, dr. J. Bruining, dr.ir. D.J.M. Ngan-Tillard, dr.ir. G.A.M. van Meurs, dr. C. Hofstee
For further information please contact the secretary of the section Engineering Geology: (31) 15 2781328
85
0605
Samenvattingen van afgelopen jaar
86
Samenvattingen afgelopen jaar
Samenvattingen afstudeeronderzoeken maart 2005
0605
The behaviour of bored concrete tunnel linings under fire conditions
Samenvattingen Civiele Techniek
B.T.F. van Olffen
Mechanica, Materialen en Constructies
Analytical return mapping for computational
The influence of the connection characteristics
plasticity
on the seismic performance of precast concrete
S.E. Pel
structures S. Abdul Hussien
Predictie van trillingen door wegverkeer A. Ramkema
Applicability of ultra-high performance fibrereinforced
Flexibele hoogbouw
A.F.M. Aljeboury
L. Rob, T. Willeboordse
Parametric instability of deep-water risers
Validation of risk control strategy
J. Brugmans
N. Silman
Duurzaamheid van grote infrastructurele werken
Alternatief ontwerp spoorviaduct KW 75
F.H. Cox
betuweroute W. Smit
Barge Installed Platform R. van Dijk
Flange induced buckling Student: A.G. Toma
IJmeerbrug S.J. Duijst
Kokerligger in zeer hogesterktebeton met externe voorspanning
Effect Eurocode verkeersbelasting op de minimale
A. ten Voorde
constructiehoogte van prefab bruggen en viaducten M.P. van Eendenburg
ZOAB proefstukken beproefd met de gemodificeerde Hveem Stabilometer
Train induced vibrations in soils
M. Willemsen
D. Haak Bouwtechniek en bouwproces
Gecombineerde voorspanning in statisch onbepaalde
Veiligheid en exploitatie van zwembaden
prefab betonnen brugliggers
R.L. Backer
S. den Hertog
Constructief ontwerp ‘V-tower’ P. Bakkenes
Timber-concrete composite traffic bridge W.B.Hulsbergen
Verband in hoogbouw K. de Boer
Geprefabriceerde gebouwen onder aardbevingbelasting
Daglichttoetreding in kantoren en de gevolgen op
S. Kanbak
het energiegebruik W.A. Bont
Een oriënterend materiaalonderzoek op combinatiedeklagen
Form finding and Structural optimization
H. Menninga
J.L. Coenders
0605
Samenvattingen afgelopen jaar
Explosieveiligheid bij meervoudig ruimtegebruik
Topsportcomplex Apollohal
Y. v. Diermen
D. Stolwijk
Instrumentatie voor het afstemmen van vraag en
Inzet van elektro-osmose bij kleibetonachtige
aanbod in de bouw
materialen
E. Hellemans
W.S. Terpstra
Prefabricage bij blobconstructies
De impact van ICT
H. Jansen
J. Voerman
Herbestemming Konings Staal R.J.A. Janssens
Waterbouwkunde en Geotechniek
Remote sensing of the river Rhine plume L. Arentz
IJspaviljoens in Nederland S. Kers
WCT schuifproef R.J. Bakker
Waarde gestuurd R.J.G. Klaassen
Single toplayer of cubes with granular joint filling S.G. van den Berg
Uitzicht en daglicht in patiëntenkamers P.X. Kuijten
Uitvoeringstechnieken voor korte oeververbindingen C.A. Bijl
The technical feasibility of straw as a building material in The Netherlands
Het effect van gaten in de sandwichwand onder
P.B. van Luipen
Amsterdam Centraal A.W.O. Bots
Verbeterinstrument Gemeentelijk Reinigingsmanagement (VEGER)
Plastic design of breasting dolphins
P.J.H. Mul
E. Bruijn
Het natuurlijk brandconcept, wat levert het op in de
Numerical modeling of nonlinear NewWaves for
praktijk?
impact assessment on offshore structures
S.A.E. Mulder
W.J. Burger
Computational Wind Engineering
Influence of loading rate on pile capacity in
Student: R.F. van Nalta
unsaturated sand J. Dijkstra
Uitbesteden van eenvoudige werken bij ProRail R.W.H. Pepers
Parameteranalyses en optimalisatie van kademuren voor de Tweede Maasvlakte
Slijtage aan de glijbanen van het uitschuifbare
J.M. van Gaalen
voetbalveld in stadion Gelredome E.H. Roche
Fracture Grouting in Theory R. te Grotenhuis
Stempeling metrostation Rokin M. Schol
Artificial Surf Reefs M. Henriquez
87
88
Samenvattingen afgelopen jaar
0605
Corrigeren van de afvoerverdeling op splitsingspunt
Hoogwater Informatie Systeem voor polders (HIS-
De Pannerdensche Kop
polders)
V.M. Hermeling
M. Hessami
Axial pre-stress in the lining of a bored tunnel
Origin and behavior of particles in drinking water
A.J. Koek
networks Student: C.F.T. Kivit
Het ontwikkelen van een model voor boegschroefstralen bij verticale kademuren
Hydraulisch gedrag van deeltjes in een drinkwater
T.J. van der Laan
distributienetwerk M.C. Lut
Longterm morphological modelling of Venice Lagoon D.G.J. Maas
Water induced crack initiation in an aquifer D.P.J. Oostveen
Long-term morphological evolution of the Norderneyer Seegat
Propagation of weather forecast uncertainties in
J.M. Müller
flood forecasting H.C. Winsemius
Draagkracht van schroefpalen J.A. Prakken
The description of groundwater in hydrological modelling
Turbulence structures affecting stone stability in
A.D. de Wit
backward-facing step flow. R. de Ruijter
Transport & Planning
Automatisch ondergrondse oplossing voor Erosion of rubble mound near-bed structures under
parkeerprobleem in Haagse buurt
irregular waves
O.H.J. Fransen
W.T. Saers Een planmatige aanpak voor het uitvoeren van Research on costs of armour units
evacuaties in Nederland
J. Wagner
J. Kalfsbeek
Flood management in Lonjsko Polje
Leefstijlen in de ruimtelijke planningvraagstukken
G.A. van der Wedden
L. Mulalic
Watermanagement
Comparison of LogSum methode to traditional
De verandering van de overstromingsrisico’s en de
congestion costs computations
veerkracht van de onbedijkte Maas in de tijd
P. de Raad
E.E. van Bemmel Een economisch geografische blik op Boskoop Quantifying top layer interception and evaporation
E. Rietveld
U.A. Brandt HOT lane: a road to better accessibility Membraanvervuiling in membraanbioreactoren door
I.M. Stienstra
extracellulaire polymere substanties S.P. Geilvoet
Toepassingsmogelijkheden van dynamisch railverkeersmanagement in Arnhem J. van den Top
0605
De entree van de stad D. van Veen
Samenvattingen afgelopen jaar
Bouwtechniek en bouwproces
De overkapte snelweg J. van den Berg
Samenvattingen Technische Aardwetenschappen
Systeemontwerp glazen voetgangersbrug F.J. van Gijn
3D depth imaging using PS converted waves V.E.J. Palmaers
Warmtevraagpatroon van woonwijken M.F. Kerssemakers
Inversion of shallow seismic and electromagnetic data to obtain local angle-dependent reflection
Constructief ontwerp voor woontoren Oostplein,
coefficients
Rotterdam
R.P. Maarsen
K. Kerstens Milieuanalyse van grote glasoverkapte ruimten
Samenvattingen Offshore Engineering
T.S. Metz
Design of a motion-compensated platform for
Meervoudige functionaliteit
offshore wind turbine maintenance operations
M. van Putten
S.J.P. Hoonings Kansen op de afvalwatermarkt Maintenance of Offshore Wind Farms
E.F.J.M. Timmermans
A. Quentin Geloofwaardige transformatie N. van der Vlist Samenvattingen afstudeeronderzoeken november 2004
Waterbouwkunde en Geotechniek
Effectiviteit van een regelaar op de splitsingspunten Mechanica, Materialen en Constructies
Dubbeldeksbruggen over de Merwede
van de Rijn E. Arnold
W. Claassen The influence of flow acceleration on stone stability Netwerk en radiaal convergerend hangersysteem
M. Dessens
T.K.L. Do Probabilistic evacuation decision model for river Girders with trapezoidally corrugated webs
floods in the Netherlands
H. de Hoop
B.I. Frieser
Failure modes of a reinforced concrete beam
Capacity study for the Rio de la Plata waterway,
subjected to explosion loadings
Argentina
E. Oldenhof
G.A.J Frima
Ontwikkeling van een numeriek 3D-model voor
Dijkdoorbraken in Nederland
breukmechanica-analyses van buisverbindingen
K.A.J. van Gerven
M. Oomens Modelling the Rhine River Plume W. Jacobs
89
90
Samenvattingen afgelopen jaar
0605
Stability of armour and secondary layer in a single
The Surma - Kushiyara river basin: water allocation
layered tetrapod breakwater
now and in the future
W. de Jong
B.M. de Jong
Ontpolderen: wel of niet?
Effectieve nat- en droogteschadereductie
J.S. Kemerink
onmogelijk? L.C. Oosterom
Improved calculation method for the workability during pipe laying
Natural water isotopes for the quantification of
M.W. Kooy
infiltration and inflow in sewer systems R.P.S. Schilperoort
Inlaatconstructie voor noodoverloopgebieden
Comparison of sewer systems model building and
K.S. Lam
calibration techniques E.J. Witkop
Sedimentverdeling bij riviersplitsingen C.F. van der Mark
Transport & Planning
Ontwerp lokaal openbaarvervoersysteem Almere De containerterminal van de toekomst
2010-2030
C.H. Paus
M. van Bokhorst
Brunei Maritime Masterplan
Stoptrein of Snelbus?
A.F. Prinsen
B.F. Bosman
Towards the limits of uniqueness of the Mohr-
Leisure in Nederlandse steden
Coulomb model
N. Brouwer
A. Rohe Ruimtelijke capaciteitsproblematiek van zeehavens Het stortgedrag van een schuifstorter
belicht vanuit de functionele dynamiek
T.G. de Vos
A.J.C. van ’t Hof
Wave attenuation in mangrove wetlands
Milieu-effecten in een kosten-batenanalyse
W. de Vos
M. Nelissen
Design aspects of submerged vanes
Analyse en toetsingen van treindienstregelingen met
J.A. van Zwol
behulp van PETER A.J. Potuijt
Watermanagement
The resilience concept in flood risk management for
Routekeuze voetgangers op stations
the lowland part of the Mekong River
A.E.M. van de Reijt
M.C. Alderlieste Offshore Engineering
Frequentie analyse met heterogene tijdreeksen
Dynamic response calculations of offshore wind
A.M.R. Bakker
turbine monopile support structures D.J. Cerda Salzmann
Slimme stuwen K.C. Huising
Lifecycle risk management system line-infrastructure M.W. van Delft Nonlinear vessel-induced dynamics of a deepwater
0605
Samenvattingen afgelopen jaar
pipeline during J-Lay
Sterkte analyse van ‘De Delft’
I. Drummen
P.B. Parmessar
Implementation of a non-linear new wave in the
Design and analysis of a large timber shell
numerical wavetank ‘Comflow’
R.P. Schaap
J.M. Heemskerk Betrouwbaarheid van boortunnels Concept design of a steel substructure for an
W.A.A. Smetsers
offshore gas platform B.J. Mathot
Dynamics of expansion joints M.J.J.M. Steenbergen
Evaluation of a marine current energy converter T. Renaud
Bouwtechniek & Bouwproces
Samenwerkingsvormen in de GWW-sector, een ontwikkeling in kaart gebracht Samenvattingen afstudeeronderzoeken juni 2004
D. van As
Mechanica, Materialen & Constructies
Afwegingskader voor het inschakelen van
Combined Prestressing in Precast Bridge Girders
marktpartijen bij de ontwikkeling van
S.R. Brahmatewari
Tracewetplichtige projecten R. de Boer
Remming- en geleidewerken in vezelversterkte kunststoffen
De subjectieve waardering van woonkenmerken
A. van Gellecum
D. Bos
Ontwerpaspecten bij het toepassen van hoge
Verbetering van het bouwproces door sturen op
sterkte staal in constructies
waarde en kosten
H. van Gemerden
W.J.T.M. Coenen
Strokenverdeling voor het wapenen van scheve
Ruimte voor werk!
plaatveldviaducten
S. van der Gaag
H.W.M. van der Ham Topsporthal Den Haag Draagvermogen van Wingplates
K. Heidt
J.A. Hazenbos Wateraccumulatie op lichte platte dakconstructies Optimal prestressing of membrane structures
T. Keppler
W. Kragting Effect kantoorgebouwvorm op de milieubelasting Stabiliteit van in het werk vervormde glaspanelen
A. Laaraj
voor dubbelgekromde gevels H.A. van Laar
Onderzoek naar thermische behaaglijkheid in kantoorgebouwen
Wind-induced dynamic behaviour of the law-court in
H.F. van der Leij
Zwolle A.G. Laurentius
Zeoliet - vochtbuffering met behulp van hygroscopische materialen R.H.J. Looman
91
92
Samenvattingen afgelopen jaar
0605
Research to silicone coated fibreglass
Noodsluiting van een dijkdoorbraak bij hoogwater
C.A.G. Nederpelt
I.A.M. Joore
Dynamisch sturen bij particulier opdrachtgeverschap
Schuifproef Beton-Breuksteen
M. du Prie
J.F. Joosse
Handboek werkvoorbereiden van stenenwerken
Overflow sampling of Trailing Suction Hopper
A.G.M. Roels
Dredgers K.A. Kerssemakers
Een Regionaal Overslag Centrum in Roermond J.W.A. Scheepers
Morfodynamica en hydrodynamica van de Hollandse kust
Brandveiligheid van luchthaven terminals, het
P. van de Rest
evacuatieproces S. Smit
Onderzoek naar liggerwerking bij steenzettingen S. Schoen
Curved high rise building J.H.G. Thuis
Waterkering in de stad B. Stalenberg
Functionele maatregelen t.b.v. brandveiligheid ondergrondse stations
Influences of fluid accelerations on the threshold of
A.J. Tromp
motion M.M.A. Tromp
Het BouwPortaal W. van Vegchel
Morphological development of the western Wadden Sea after human intervention near the Afsluitdijk
Waterbouwkunde & Geotechniek
M.J. Ubink
Beach Nourishment M.J. Bodegom
Extensieve herstelmethoden voor waterremmende constructies
Experimental research of wave overtopping on a
V. Veenbergen
breakwater with concrete armour units J. Cui
Detailontwerp van een ophaalbrug in zeer hoge sterkte beton (B200)
Breakwater stability under tsunami attack for a site
L.A.M. Zeestraten
in Nicaragua ing. K.F.M. Cuypers
Watermanagement Kans op wateroverlast, statistiek voor- of achteraf?
Overland-channel flow modelling with Flowsim
J.C. Bossenbroek
N. Goorden The influence of precipitation front dynamics on Verbeteren van de ontwerpformules voor het
high discharges in the River Rhine
bepalen van troskrachten bij binnenvaartschepen
C.A. van den Dool
R. Hofstra SimGro en stroming in open waterlopen De observatiemethode in de geotechniek R.B. Jongejan
N. H. Meuter
0605
Sturingsregels voor het operationele waterbeheer van polderboezemsystemen M.A.J. Swinkels Stedelijk waterbeheer bezien door de 3D-Bril M. Vroege Transport & Planning Rekenmodellen van betonnen tunnelconstructies vergelijken met praktijkmetingen M. Beekmans Het Karlsruhe-model in Nederland R.P. Groenewegen Spreiding in kwaliteit bij aanleg van nieuw ZOAB A.J.J. Meerkerk Evaluation of structural performance, deterioration and optimum maintenance strategies for asphalt roads S.A. Meskellie
Samenvattingen afgelopen jaar
93
94
0605
95
0605
Leerstoelen faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen
96
0605
Leerstoelen faculteit Civiviele Techniek en Geowetenschappen
Leeropdracht
Naam hoogleraar
Telefoon 015-27. . .
Afdeling Bouw Sectie ConstructieMechanica
Constructie mechanica
vacature
Dynamica
prof.ir. A.C.W.M. Vrouwenvelder
Numerieke mechanica
vacature
84782
Sectie Civieltechnische Materiaalkunde & Duurzaam bouwen
Waarnemend sectiehoofd
prof.dr.ir. K. van Breugel
Fund. en toegepaste materiaalk.
vacature
84954
Sectie Weg- en Railbouwkunde
Wegbouwkunde
prof.dr.ir. A.A.A. Molenaar
84812
Railbouwkunde
prof.dr.ir. C. Esveld
87122
Sectie Gebouwen en Civieltechnische Constructies
Algemene constructieleer
prof.ir. L.A.G. Wagemans
84752
Betonconstructies
prof.dr.ir. J.C. Walraven
85452
Betonmodelleren & materiaalgedrag
prof.dr.ir. K. van Breugel
84954
Bouwfysica/installaties
prof.ir. J.J.M. Cauberg
83387
Houtconstructies
vacature
Staalconstructies
prof.dr.ir. J. Wardenier
82315
Staalconstructies
prof.dr.ir. F.S.K. Bijlaard
84581
Staalconstructies gebouwen
prof.ir. J.W.B. Stark
82303
Uitvoering constructies
vacature
Utiliteitsbouw
prof.dipl.-ing.J.N.J.A. Vamberský
85488
Methodisch ontwerpen
prof.dr.ir. H.A.J. de Ridder
84921
Bouwinformatica
vacature
Sectie Bouwprocessen
Afdeling Waterbouwkunde en Geotechniek Sectie Vloeistofmechanica
Vloeistofmechanica
prof.dr.ir. G.S. Stelling
Environmental hydroinformatics
prof.dr.ir A.E. Mynett
Alg. aspecten v.d. vloeistofmech.
prof.dr.ir. J.A. Battjes
85426 85060
Sectie Waterbouwkunde en Offshore Engineering
Probabilistische technieken en Waterbouwkundige Kunstwerken
prof.drs.ir. J.K. Vrijling
85278
Kustwaterbouw &Kustmorfodynamica
prof.dr.ir. M.J.F. Stive
84285
Havens en scheepvaartwegen
prof.ir. H. Ligteringen
84285
Riviermorfologie & rivierwaterbwk.
prof.dr.ir. H.J. de Vriend
81541
Offshore technologie (tot 1/1/2006)
prof.dr.ir. J. Meek
84777
0605
Leeropdracht
Leerstoelen faculteit Civiviele Techniek en Geowetenschappen
Naam hoogleraar
Telefoon 015-27. . .
Rioleringen
prof.dr.ir. F.H.L.R. Clemens
85227
Afvalwaterzuivering
prof.ir. J.H.J.M. van der Graaf
81615
Drinkwatervoorziening
prof.ir. J.C. van Dijk
85227
Hydrologie
prof.dr.ir. H.H.G. Savenije
81433
Waterbeheer
prof.dr.ir. N.C. van de Giesen
87180
Grondwater hydrologie
prof.dr.ir Th. N. Olsthoorn
87346
Algemene vervoer- en verkeerskunde
prof.dr.ir. P.H.L. Bovy
84611
Verkeers- en vervoersmanagement
prof.dr. H.J. van Zuylen
82761
Vervoer- en verkeersvoorzieningen
prof.dr.ing. I.A. Hansen
85279
Infrastructuur
prof.ir. F.M. Sanders
81780
Algemene geologie
prof.dr. S.B. Kroonenberg
86025
Productiegeologie
prof.dr. S.M. Luthi
86019
Olie- en gasproductiesystemen
prof.dr. P.K. Currie BSc.MSc.PH.
86033
Reservoirtechniek
vacature
Afdeling Watermanagement Sectie Gezondheidstechniek
Sectie Waterhuishouding
Afdeling Transport & Planning Sectie Transport & planning
Afdeling Geotechnologie Sectie Toegepaste geologie
Sectie Grondstoffentechnologie Sectie Petroleumwinning
Sectie Technische geofysica en petrofysica
Geophysical imaging methods
Prof.dr. W.A. Mulder
83666
Integrated time-lapse methods
Prof.dr.ir. R.J. Arts
85190
Technische geofysica
prof.dr.ir. C.P.A. Wapenaar
82848
Grondmechanica
prof.dr.ir. F. Molenkamp
85280
Grondwatermechanica
prof.dr.ir. F.B.J. Barends
85423
Funderingstechniek
prof.ir. A.F. van Tol
85478
Ondergronds bouwen
prof.ir. J.W. Bosch
Geo environmental engeneering
vacature
Sectie Geo engineering
82844
97
98
0605
Ontwerp en Lay-out:
MultiMedia Services TU Delft Druk:
Sieca Repro bv, Delft © 2005