donderdag 22 maart 2012 / € 4,Jaargang 136 nummer 12
BP
Afrowijk Ondanks alle investeringen wordt de Bijlmer steeds zwarter
PLUS De complete tekst van ‘Breivik ontmoet Wilders’
Hoe het buitenland omgaat met zijn zwarte canon
Verlos Diederik Samsom van de leiderscultus
nu in de filmtheaters
“Adembenemend ”- Metro Winnaar Special Jury prize FilmFeStival venetië 2011
scan voor de trailer
In dit nummer
Een wereld te winnen
38
Lessen van de Dog Whisperer
22
De Bijlmer blijft een probleemwijk 18
29 De complete tekst van Breivik ontmoet Wilders
50 De beste journalistieke boeken van 2011
12 zwarte canon Chris van der Heijden pleitte in De Groene Amsterdammer voor een zwarte canon als aanvulling op het goede nieuws uit onze vaderlandse geschiedenis. Hoe gaan andere democratieën om met hun zwarte verleden? Aart Brouwer 16 biefstuksocialisme Britse onderzoekers concluderen wat Geert Wilders wil horen: de gulden is beter voor Nederland. Maar ze concluderen nog veel meer. Dynamiet voor de PVV Roel Janssen 18 Cover
bijlmer De grimmige flats zijn vervangen
door fijne rijtjeshuizen. Maar aan de ‘eigen’ cultuur van de Bijlmer heeft de vernieuwing weinig veranderd Marcel van Engelen
22 Essay diederik samsom Of de nieuwe PvdA-leider slaagt zal ook afhangen van zijn vermogen de partij te bevrijden van haar richtingloosheid Marcel ten Hooven 26 fort europa Ceuta als kraan (open of dicht) voor vluchtelingen uit Noord-Afrika Lex Rietman
29 breivik ontmoet wilders De gehele tekst van het nu al controversiële toneelstuk Theodor Holman 38 dog whisperer Iedereen die leiding moet geven kan wat opsteken van hondenfluisteraar Cesar Millan. Ook Mark Rutte. En ook de leraar Kees Beekmans 42 pieter hugo Zijn fotoseries bekoren het oog, maar de beelden van de wrange kant van Afrika schuren en schrijnen Jan Postma 44 hannes minnaar Vandaag in Emmeloord, morgen in het Concertgebouw. De pianist met de subtiele touch breekt door Bas van Putten
Kroniek van kunst & cultuur
Dichters & Denkers
46 Kunst Artemisia Gentileschi, Theater De prooi, Toneel Na de zondeval, Film Parked, Televisie Dochters van Malakeh
de m.j. brusseprijs 2012 50 ton koene Lynn Berger 52 bert bukman Aukje van Roessel
53 twan geurts Aart Brouwer 54 greta riemersma Kees Beekmans 54 auke kok Hassan Bahara 55 bas soetenhorst Xandra Schutte 56 gabriël van den brink Casper Thomas 62 encyclopaedia britannica (17682010), deftig en welriekend naslagwerk Patrick van IJzendoorn
Columns
‘Voor hippe kleren moet je het juiste hoofd hebben’ 61 Perquin
7 H.J.A. Hofland, 8 Economie Ewald Engelen, 10 Media Frank van Vree, 57 Marja Pruis, 61 Opheffer
Rubrieken
4 Commentaren, 6 In de Wereld, 6 Joep Bertrams, 7 Bitcaves, 9 Gorilla, 11 In Den Haag, 49 Kijken Rudi Fuchs, 59 Post, 59 Anone, 60 Sciencepalooza, 60 Cryptogram Omslag: Bijlmeref, Amsterdam. Foto Amaury Miller / HH
22.03.12 De Groene Amsterdammer 3
Commentaren
Kennisland, een holle frase Het is onrustig op de universiteiten deze week. Althans, gemeten naar wat in studentenkringen tegenwoordig als onrustig geldt. Uit ongenoegen met de onderwijsbezuinigingen organiseert studerend Nederland ludieke protesten. En dat betekent: leuzen stoepkrijten, een fietsmarathon en gratis cursussen Scandinavische talen. Tussendoor willen de studentvakbonden zo veel mogelijk brieven aan de Tweede Kamer verzamelen waarin wordt opgeroepen tegen de bezuinigingen te stemmen. Nu zijn protesterende studenten op zich weinig opzienbarend. Een minister van Onderwijs hoeft het woord ‘studiebeurs’ of ‘ov-kaart’ maar in de mond te nemen of studentenvakbonden komen in het geweer. Meestal was die onvrede makkelijk weg te wuiven. Er moest eerst maar eens harder gestudeerd worden. De afgelopen jaren kwam daar het argument bij dat iederéén nu eenmaal zuinig aan moest doen. Overigens was een groot deel van de studenten het daarmee eens. Vandaar dat bij eerdere demonstraties de opkomst vaak tegenviel. Deze keer is er echter weinig reden om badinerend te doen. Studenten gaan niet alleen de straat op om hun eigen douceurtjes te verdedigen. Als gevolg van de bezuinigingen zullen er minder mensen gaan studeren, terwijl we alleen maar meer hoger opgeleiden nodig hebben, vrezen ze. Vooral met dat laatste hebben ze een punt. Zo dreigt een gebrek aan ingenieurs, chemici, biologen en andere bètawetenschappers. Om pijlers van de Nederlandse economie als de high tech-industrie en de watersector draaiende te houden, zijn er bijna twee keer zo veel bèta- en techniekstudenten nodig. Dringend advies van het Platform Bètatechniek: zorg ervoor dat bètastudies financieel aantrekkelijk zijn. Wat blijkt? Het kabinet kiest voor het tegenovergestelde. Studenten moeten ‘meer gaan investeren in hun eigen opleiding’. Geen studiefinanciering voor de masterfase dus. 4 De Groene Amsterdammer 22.03.12
Dubbel zo lastig voor bèta’s, die meestal niet een éénjarige, maar een tweejarige master volgen. Dat het Nederlandse kennislandschap verschraalt, is meetbaar in harde cijfers. Het aantal internationale patentaanvragen door Nederlandse universiteiten en bedrijven lag in 2011 bijna veertien procent lager dan het jaar daarvoor. Dit maakte de World Intellectual Property Organisation (wipo) begin deze maand bekend. ‘Komt door de crisis’, luidt de makkelijke verklaring. Maar de wipo registreert juist een toename van de wereldwijde patentaanvragen. Voor een belangrijk deel is dat het gevolg van wetenschappelijke groeispurten in Azië, maar ook Duitsland wist steeds meer patenten op zijn naam te schrijven. Een beloning voor slim investeren in crisistijd. Ook aan de ‘zachte’ kant van de wetenschap treedt de armoe in. Er is de laatste tijd veel gezegd over het nutsdenken dat de wetenschap in zijn greep houdt. Kennis is er niet enkel voor de winst, vindt filosofe Martha Nussbaum. Dat klopt zonder meer. Maar de tragiek is: zelfs het nutsdenken beheerst dit kabinet slecht. Iemand die vloeiend Portugees spreekt betekent meer voor een kenniseconomie dan de zoveelste alleskunner. De voorhoede van een vakgebied wordt bovendien gevormd door specialisten. Het inruilen van taalstudies voor vage programma’s in ‘talen en culturen’ is daarom een domme zet. Samengevat: Nederland kennisland wordt steeds meer een holle frase. Dat onze universiteiten ook dit jaar weer aardig scoren in de internationale rankings is geen excuus. Dat is rendement van investeringen uit het verleden. Als de studenten díe aanklacht in hun brief verwerken – en eindelijk ophouden om genoegen te nemen met die zes – kunnen ze met recht protesteren. Zelden hadden ze het gelijk zo aan hun kant. Casper Thomas beeld milo
Voor Brinkman is de maat vol pvv-leider Geert Wilders, de man die zelf ooit uit onmin over de koers uit de vvd-fractie stapte, ziet met het vertrek van Hero Brinkman de eerste scheur in zijn eigen fractie ontstaan. Juist ter voorkoming van interne ruzies en gedoe leidde Wilders zijn jonge partij van begin af aan met strakke hand. Maar uitgerekend dat is nu een van de redenen waarom Brinkman is opgestapt. Brinkman had de afgelopen jaren al een paar keer geprobeerd om zijn partij opener en democratischer te maken, maar telkens ving hij bot bij de partijleider. Toen Wilders afgelopen dinsdag bovendien niet wilde dat er in de fractie gesproken zou worden over Brinkmans klachten over het Polen-meldpunt van de partij was voor dit Kamerlid de maat vol. Opmerkelijk is dat Brinkman nu wel openlijk afstand neemt van dit meldpunt, maar minister-president Mark Rutte dat blijft weigeren. Brinkman blijft wel lid van de Tweede Kamer. Hij maakte bovendien meteen duidelijk het kabinetsbeleid te blijven steunen, zonder
daar vooralsnog eisen aan te verbinden. Met de gedoogsteun van de eenmansfractie-Brinkman behoudt het minderheidskabinet daardoor zijn nipte meerderheid in het parlement. Brinkman verwacht niet dat het nieuwe bezuinigingspakket waar op dit moment over wordt onderhandeld voor hem onacceptabele elementen zal bevatten. Brinkman is hard in zijn oordeel over de pvv. Alles draait volgens hem slechts om één man, partijleider Wilders. Deze zet volgens Brinkman zo strak de lijnen uit dat de partij over vijf jaar nog precies dezelfde standpunten zal innemen als nu. Dat is ook de reden dat Brinkman voor de pvv geen toekomst ziet na afloop van de politieke carrière van Wilders. Zijn tweede punt van kritiek op de pvv is het telkens maar weer wegzetten van mensen als tweederangs burgers, eerst moslims, sinds enige tijd ook Oost- en Midden-Europeanen. Dit ‘bommetjes gooien’, zoals Brinkman dat noemt, doet Wilders volgens hem alleen om een paar zetels in de peilingen te kunnen winnen. Ook hekelde Brinkman het pvv-standpunt dat Nederlanders met een tweede paspoort geen politieman, militair of Kamerlid voor die partij zouden kunnen zijn. Verwijzend naar zijn eigen medewerker, het voormalige pvda-lid Eshan Jami die uit Iran afkomstig is, noemde Brinkman dit waan zinnig. De harde kritiek op de pvv roept de vraag op waarom Brinkman zich zes jaar lang als Kamerlid voor die partij is blijven inzetten. Dit is namelijk allemaal niet nieuw. Zijn verweer daarop is dat hij had gehoopt op een democratiseringsproces. Hij meent ook dat hij zelf daar zijn best voor heeft gedaan. Over zijn politieke toekomst wilde Brinkman dinsdag nog niet praten. Hij zei zijn kaarten tegen de borst te willen houden. Opvallend waren echter de hartelijke woorden richting dit kabinet en met name de vvd. Dat zou de ironie ten top zijn. Dat voormalig vvd-Kamerlid Wilders straks een van zijn mannen van het eerste pvv-uur ziet overstappen naar zijn oude partij. Bij de vvd zullen ze dan helemaal denken: onze missie – het kleiner maken van onze concurrent op de rechtervleugel – begint vruchten af te werpen. Maar de echte vraag is: wat gaan de kiezers doen? Blijven die gevoelig voor de ‘bommetjes’ van Wilders of opent het vertrek van Brinkman hun de ogen, zodat ze zien dat deze ten koste van anderen politiek bedrijft.
AUKJE VAN ROESSEL beeld milo
22.03.12 De Groene Amsterdammer 5
In de Wereld De derde man in Frankrijk Parijs – Een voorspelbare tweestrijd en inhoudsloze debatten. Zo laat de Franse presidentscampagne zich tot dusver karakteriseren. Dat biedt ruimte voor een derde man. Zeker wanneer die voor wat leven in de brouwerij kan zorgen. Afgelopen zondag organiseerde Jean-Luc Mélenchon een stormloop op de Bastille. Op het plein waar de gevangenis stond waarvan de bestorming in 1789 het symbolische begin van de Franse Revolutie vormde, wist de kandidaat van het Front de gauche naar eigen zeggen 120.000 medestanders op de been te krijgen. Zoveel waren het er zeker niet, maar toch was het nog steeds genoeg om de Franse media unisono van een overtuigend succes te doen spreken. Nationalisering van het bankwezen, verhoging van het minimumloon met vijftig procent, een inkomstenbelasting van honderd procent voor de allerrijksten, opzegging van het Verdrag van Lissabon: ter linkerzijde van de Parti Socialiste doet Mélenchon het niet voor minder dan een nieuwe revolutie. Dat legt hem geen windeieren. Volgens de laatste peilingen is hij goed voor tien procent van de stemmen bij de eerste ronde eind april. Een serieuze kans op de
6 De Groene Amsterdammer 22.03.12
eindoverwinning maakt hij niet, maar als het zo doorgaat zou hij het François Hollande nog wel eens behoorlijk lastig kunnen maken. Afgelopen week meende 49 procent van de Fransen dat Mélenchons campagne punten scoort (Sarkozy en Hollande bleven steken op respectievelijk 43 en 28 procent). Mélenchon, zo schrijft weekblad L’Express deze week, is als het ventiel op een snelkookpan: ‘Het gesis stelt gerust en amuseert, maar kan ook de voorbode zijn van een ontploffing.’ Binnen het kamp van Sarkozy wordt de opmars van Mélenchon verwelkomd, helemaal nu de president de gapende kloof met zijn socialistische rivaal in de peilingen vorige week eindelijk wat heeft verkleind. Vanuit Sarkozy’s partij klinken sinds kort dan ook nog slechts welwillende geluiden. Zijn ideeën worden vanzelfsprekend niet gedeeld, maar voor de rest? ‘Temperamentvol en getalenteerd’, zo trapte Sarkozy tijdens een recente verkiezingsbijeenkomst af. ‘Intelligent en erudiet’, zo oordeelde Henri Guaino, Sarkozy’s belangrijkste adviseur. ‘Onze beste bondgenoot tegen Hollande’, grapte een niet met name genoemde minister tegen dagblad Le Parisien. ‘Als hij zo doorgaat, richten we een standbeeld voor hem op.’ Dat zal misschien niet nodig zijn: Mélenchon heeft vanaf het begin beloofd dat hij zijn aanhangers zal oproepen om in de tweede ronde te stemmen
op Hollande. Maar het is wel ‘alle hens aan dek’, wreef Mélenchon zondag nog even fijntjes bij Hollande in. Marijn Kruk
Een rare gewaarwording, een Moldavische president Chisinau – Dat Nicolae Timofti afgelopen weekend is gekozen tot nieuwe president van Moldavië was voor zijn vrouw Margarita een verrassing. Niet omdat zij geen vertrouwen in haar man heeft, maar omdat zij simpelweg lange tijd niet wist dat manlief, een 63-jarige opperrechter, zich kandidaat had gesteld. Aan de vooravond van de verkiezing, toen Margarita gelukkig al was ingelicht, vertelde Nicolae Timofti op de Moldavische televisie dat hij geen overleg met haar had omdat het in huize Timofti een ‘traditie’ is dat iedereen zijn eigen beslissingen neemt. En dus heeft Moldavië nu een nieuw staatshoofd. Voor het orthodoxe, Oost-Europese land, dat net iets groter is dan België en nogal sneu gesandwiched wordt door grote broer Roemenië en Oekraïne, is dat een rare gewaarwording, zo’n president. Het duurde namelijk 917 dagen totdat er eindelijk iemand gekozen was. Een voordracht aan het Moldavische parlement heeft namelijk enkel kans van slagen wanneer 61 van de 101 stemgerechtigden voorstander is. Omdat pro-westerse politici en communistische aanhangers elkaar de politieke arena uit vechten, is er bijna drie jaar lang een impasse geweest. Tot Timofti 62 stemmen kreeg, met dank aan drie onlangs overgelopen ex-communisten. Biedt de komst van Timofti, die zelf lid is van de pro-westerse Alliantie voor Europese Integratie (aie), meer perspectief? Is deze jurist de messias die Moldavië bijvoorbeeld van de rode lantaarn als armste land van Europa verlost? Het is in elk geval een goed gebaar dat Timofti een ‘Europese oriëntatie en toekomst’ wenst, en dat zo uitspreekt. Daarmee reikt hij verder zijn hand richting het Westen dan de afgelopen jaren kon worden gedaan. En het feit dát er een president is maakt het in ieder geval praktischer om het al twee decennia durende conflict om Transdnjestrië – het eenzijdig onafhankelijk verklaarde staatje op Moldavisch grondgebied – van een nieuw duwtje richting een oplossing te voorzien. Maar de komst van Timofti heeft ook voor scepsis gezorgd. Niet alleen logischerwijs bij de communisten, waar hij nauwelijks mee zal kunnen samenwerken, maar ook door enkele oudcollega’s bij de rechtbank. Ze juichen het toe dat Timofti wil hervormen, maar vragen zich af waarom hij als opperrechter dan nooit het cor-
H.J.A. Hofland De olie van de geschiedenis Drill Baby, Drill! is een van de leuzen van alle Republikeinse kandidaten voor het Amerikaanse presidentschap. Ze willen dat binnen de grenzen van de Verenigde Staten zoveel mogelijk naar olie geboord wordt, ongeacht de schade aan het milieu en het feit dat de Amerikaanse voorraden naar schatting niet meer dan ongeveer twee procent van het wereldtotaal uitmaken. Benzine kost nu aan de pomp drie dollar tachtig per gallon (3,8 liter) wat naar Amerikaanse maatstaven een exhorbitante prijs is. De oorzaken van deze stijging liggen voor de hand: de dreiging van een oorlog met Iran en de toenemende concurrentie van China, India en andere opkomende economieën op de wereldmarkt. De president doet er alles aan om die oorlog te voorkomen en op de markt heeft hij geen invloed. Maar die argumenten passen niet in de Republikeinse propaganda. Het is de schuld van Obama, die misschien ook nog een geheime moslim is. In de loop van de voorverkiezingen voor hun kandidaat is het duidelijk geworden dat de Republikeinen opnieuw een stevige zwaai naar rechts maken. Rick Santorum zou naar Nederlandse maatstaven waarschijn-
lijk als een aankomende godsdienstwaanzinnige worden beschouwd en Newt Gingrich gedraagt zich nu ook als een reactionaire zendeling. Ze weten het antwoord op de vraag hoe de natie de weg naar God zal terugvinden. Mitt Romney is de enige die hier als politicus au serieux zou worden genomen. Tot zo ver mijn mening over deze Republikeinse kandidaten. Maar nu gaat het verder om een paar praktische vragen. Hoe groot is de kans dat Obama in november zal verliezen? Wat kunnen we dan van een Republikeinse president verwachten? En hoe zal Europa daarop reageren? Het is in het voordeel van Obama dat de economie zich nu weer langzaam aan de crisis ontworstelt. Maar zal dat voldoende zijn? In Amerika is de brandstofprijs heilig en er is een niet geringe kans op een verdere stijging. Weliswaar is de spanning tussen Amerika en Iran enigszins geweken nadat tussen de Israëlische premier Netanyahu en Obama in Washington een voorlopig akkoord was bereikt, in die zin dat Israël voorlopig geen preventieve aanval op de Iraanse atoominstallaties zal ondernemen. Maar de situatie blijft labiel. Het meest recente teken is dat Irak werkt aan een pijpleiding om zijn olie via Turkije te kunnen exporteren in plaats van door de Straat van Hormuz. En de noninterventie van Israël blijft voorwaardelijk. Hoe absurd dat ook mag klinken, of Obama een tweede termijn zal worden gegund, hangt er in hoge mate van af
rupte juridische systeem heeft laten doorlichten of heeft aangepast. ‘Een zeker percentage van de rechters is inderdaad corrupt’, zo gaf Timofti direct al toe aan een lokale persdienst. Hij weet zelfs wie ze zijn. ‘We zullen ze aanpakken, en ik zal helpen voorzover dat mogelijk is.’ Maar een duidelijk antwoord op de vraag kwam er niet. Geert Jan Hahn
hoe de broeiende crisis om Iran zich de komende maanden zal ontwikkelen. Dat wil zeggen: wat de leiders in Teheran zullen ondernemen en wat daarop de reactie van de Israëlische en de Amerikaanse regering zal zijn. Oplopende spanning heeft haar eigen onafwendbare logica. Eerst wordt de brandstofprijs hoger. Daarvan krijgen in Amerika opnieuw de Democraten de schuld terwijl de drang van Netanyahu tot een preventieve aanval toeneemt. Daartoe zijn de voorbereidingen nu al ruimschoots getroffen. Deze paraatheid op zichzelf heeft een bevorderende De Demowerking. En dit craten mag nu overdre krijgen ven dramatisch de schuld klinken, maar is van de het commando duurdere eenmaal gegeven, brandstof dan is daarmee misschien een nieuwe fase in de wereldgeschiedenis begonnen. Het is uitgesloten dat Israël dan niet door Amerika zal worden gesteund. In hoeverre deze nieuwe oorlog zijn invloed zal hebben op de andere conflicten in de regio valt niet te voorzien. Maar wel is het duidelijk dat na Irak en met de oorlog in Afghanistan nog in volle gang, Amerika in verkiezingstijd er een conflict bij zal krijgen. Het ontwerpen van scenario’s, het bedenken van een reeks gebeurtenissen die van bepaalde besluiten het
gevolg zou kunnen zijn, is in deze tijd uit de mode geraakt. Ik doe hier een poging. Door de oorlog stijgen de benzineprijzen en maakt de Amerikaanse publieke opinie automatisch nog een ruk naar rechts. Mitt Romney heeft Obama onophoudelijk van lafheid en nalatigheid beschuldigd en hem de schuld van de crisis in de schoenen geschoven. In november wint Romney de verkiezingen. Tot januari is Obama de lame duck president, het afscheid nemende en het aantredende staatshoofd kunnen nog niet veel doen. De nieuwe crisis in ontwikkeling woekert nauwelijks gestoord verder. Bij zijn inauguratie wordt de nieuwe president geconfronteerd met een wereld waarin de oude conflicten niet zijn opgelost terwijl hij een nieuw erbij heeft, internationaal en daarbij ook een paar nieuwe binnenlandse problemen. Naarmate je meer bommen op het Midden-Oosten gooit, stijgen de brandstofprijzen terwijl de druk van de toch al zwaar beproefde publieke opinie toeneemt. Toegegeven, op dit ogenblik is het een verzameling sombere verzinsels. Maar de kans dat er een grond van waarheid in zit neemt toe. The Economist van deze week wijdt een beschouwing aan de dilemma’s van Obama. ‘Hij is niet in staat de brandstofprijs te verlagen. Maar het zou beter voor hem zijn als hij tenminste de indruk wekte dat hij het wil.’ Zijn machteloosheid mooi samengevat. De rest is nog scenario.
Post-politiek Een half jaar na het begin van Occupy Wall Street bestaat de beweging in de Verenigde Staten voornamelijk uit politiek ongebonden symphatisanten.
Johannesburg – Wordt het toch nog spannend? Zondag berichtte Zuid-Afrika’s Sunday Times dat vice-president Kgalema Motlanthe presidentsambities heeft en dat hij zich kandidaat wil stellen als het anc in december een nieuwe partijleider kiest, die daarna geheid ook de nieuwe president wordt. Mocht dat zo zijn, dan zal Motlanthe het waarschijnlijk opnemen tegen de huidige partijleider, president Jacob Zuma. Waarschijnlijk. Want
70.2% Ongebonden/geen partij 27.4% Democratische partij 2.4% Republikeinse partij Bron: CUNY
BITCAVES
De smerige strijd in het ANC is begonnen
22.03.12 De Groene Amsterdammer 7
Economie Ewald Engelen Nuttigheids gezever Nederlandse universiteiten gaan schrappen in het aanbod van letterenstudies. Frans, Russisch, Duits en Portugees zullen vanaf volgend jaar aan een aantal universiteiten niet meer of niet meer als zelfstandige studies te volgen zijn. Volgens NRC Handelsblad lopen de universiteiten hiermee vooruit op de plannen van staatssecretaris Zijlstra die scherpere onderlinge profilering van de universiteiten beoogt en bestuurders dus uitnodigt te snijden. Dat is te veel eer voor Zijlstra. De oorzaak ligt dieper. Iets daarvan bleek in het gesprek dat Clairy Polak afgelopen zondag had in Buitenhof met Maarten Asscher, directeur van boekhandel Athenaeum. Asscher begon zijn verhaal met drie redenen waarom het kortzichtig is om in de kleine letteren te schrappen. Ten eerste de intrinsieke waarde van je onderdompelen in een andere taal en cultuur. Ten tweede culturele kruisbestuiving: via vertalingen heeft het werk van bijvoorbeeld Pessoa mede de Nederlandse literatuur gevormd. En ten derde instrumentele waarde: wie zaken wil doen met het snel groeiende
Brazilië heeft een streepje voor als hij Portugees spreekt. Uit de rest van het gesprek bleek dat de derde reden de killer app was. Reden twee en drie kwamen uitvoerig ter sprake, terwijl de intrinsieke waarde omzichtig werd gemeden. Zoals René Cuperus tweette: ‘Sign of Times: zelfs Maarten Asscher verdedigt universitaire talenstudies met belang bedrijfsleven. Economisering van cultuur.’ Je kunt het Asscher nauwelijks kwalijk nemen. Hij weet donders goed dat politici en bestuurders maar voor één ding buigen en dat is: levert het wat op? Filistijnen indeed! Maar het gevolg van deze strategische mimicry is dat zo langzamerhand niemand meer de taal beheerst om een overtuigend pleidooi te houden voor publieke investeringen in zaken die niet reduceerbaar zijn tot plat economisch belang. Het zal nuttig zijn of het zal niet zijn. De natte droom van Dickens’ Gradgrind is eindelijk uitgekomen. Een huiveringwekkend voorbeeld van deze droom is het document waarin de Universiteit van Amsterdam haar onderzoeksprofiel uiteenzet. Niet alleen blinkt het uit in het gebruikelijke nietszeggende managementlingo, de verschillende ‘zwaartepunten’ die zich in dit document presenteren presteren het om hun onderzoek één op één te koppelen aan die vermaledijde Topsectoren van Verhagen en zelfs aan de Europa 2020-agenda. Tot mijn verbijstering zie ik verstandige
collega’s uit de sociale wetenschappen en de humaniora hun onderzoek opdragen aan de Topsector Financiële Dienstverlening, de Topsector Creative Industry of de Topsector Life Sciences. Hoe verzin je het! Waar het nuttigheidsgezever toe kan leiden werd zaterdag fijntjes onthuld in NRC Handelsblad. Met tien tips over hoe citatiescores zo veel mogelijk op te kloppen – variërend van salamitactiek tot aan boekenverbod, van teamwork tot aan strategische keuzes voor grote citatiegemeenschappen – werd de vloer aangeveegd met het onderzoek op anabole Weten wij steroïden dat de wel wat nuttigheidsfixatie morgen heeft gebaard. econoMet naam en misch toenaam werd de nuttig is? Leidse hoogleraar Bax genoemd, die in 2009 139 publicaties op zijn naam schreef, 1,9 papers per werkdag! En dan had de auteur het nog niet eens over Stapel en al die andere veelschrijvers die, verleid door de groeiende lengte van hun publicatielijsten, het steeds minder nauw namen met mijn en dijn, feit en fictie. Zolang het taalspel van de bonentellers domineert, is het belangeloze onderzoek en onderwijs dat aan zichzelf genoeg heeft ten dode opgeschreven. Het is dan ook hoog tijd voor een frontale aanval op het nuttigheids-
denken in plaats van de omtrekkende bewegingen van Asscher en mijn gewaardeerde collega’s. Weten wij wel wat morgen economisch nuttig is? Is innovatie niet per definitie onvoorspelbaar en dus onkenbaar? Is sturen op de kennis van vandaag voor de innovatie van morgen dan ook niet een knoert van een denkfout? Patenten, r&d en witte jassen hebben niets met innovatie te maken. Patenten zijn de wapens van dure advocaten die in opdracht van Microsoft Apple dwarszitten of omgekeerd; r&d is vooral een fiscale aftrekpost. En witte jassen zijn er in Nederland nauwelijks, ook al doen we alsof dat echte wetenschap is en sociologen en historici maar wat aanklooien. Het dominante beeld van ‘nuttige wetenschap’ staat net zo ver af van onze economische realiteit als de ‘targets’, ‘benchmarks’ en ‘league tables’ van universiteitsbestuurders van de universitaire werkelijkheid. Tachtig procent van de Nederlandse studenten doet rechten, bedrijfseconomie, sociologie of talen. En dat sluit naadloos aan bij de structuur van de Nederlandse economie: veel handel en logistiek, veel zorg en onderwijs, veel cultuur, en vooral heel veel lulkoek. Geef studenten daarom een brede liberal arts-opleiding, maak werk gevers verantwoordelijk voor het Nut en – vooral! – laat de Filistijnen uit bestuur en politiek naar de hel lopen met hun gezever.
de politieke manoeuvres binnen het anc zijn altijd in nevelen gehuld. Dat heeft te maken met een rigide partijdiscipline die bijvoorbeeld voorschrijft dat geïnteresseerden pas in oktober hun kandidatuur voor de hoogste post binnen het anc bekend mogen maken, waarna de campagnes van start kunnen gaan. Officieel weten we dus nog helemaal niet of Zuma wel voor een tweede termijn opteert, laat staan of Motlanthe zich in de strijd zal werpen. Die geheimzinnigheid heeft iets stalinistisch, waarmee de jongeren weinig voeling meer hebben. Daarom pleit de ANC-Jeugdliga herhaaldelijk voor meer openheid en een langere periode voor de eventuele kandidaten om de achterban van hun gaven en ideeën te overtuigen. De Jeugdliga staat bovendien pal achter Motlanthe. Hoewel de anc-jongeren Zuma in 2007 in het zadel hielpen, hebben ze inmiddels flink de pest aan de president, die zijn mooie verkiezings beloftes niet is nagekomen. Maar het zijn niet alleen de jonge heethoofden die van Motlanthe gecharmeerd zijn. Ook in gematigde kringen wordt de huidige vicepresident als een prima alternatief voor Zuma 8 De Groene Amsterdammer 22.03.12
gezien. De 62-jarige Motlanthe was acht maanden president toen Thabo Mbeki vroegtijdig het ambt verliet en kweet zich uitstekend van zijn taak. Hij staat bekend als rustig, doordacht en onbezoedeld. Dit in tegenstelling tot Zuma, die voor het gerecht verscheen wegens vermeende verkrachting en die in verband werd gebracht met corruptieschandalen. Maar inmiddels staat Motlanthe ook onder druk. Zijn partner zou geprobeerd hebben om 10,4 miljoen euro aan omkoopgeld op te strijken. Het zou gaan om Amerikaanse Bell- helikopters die aan Iran zouden worden geleverd in ruil voor olie, via Zuid-Afrika, daarmee sancties ontwijkend. De Sunday Times zegt te beschikken over belastende bandopnamen. De partner ontkent. Motlanthe drong er direct op aan dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar de aantijgingen, wat hem lof opleverde van politieke analisten vanwege zijn daadkracht. Maar het geeft te denken dat de perikelen precies komen rond het tijdstip waarop meer duidelijkheid kwam over zijn politieke ambities. Maanden van smerige strijd liggen in Zuid-Afrika in het verschiet. Fred de Vries
Wapens en wantrouwen in Zuid-Korea
Hoewel non-proliferatie niet wordt besproken op de top houdt het land de boot af: geen vertrouwen. Met een soortgelijke motivatie bagatelliseert ook Rosenbaum met zijn boek een top als deze. De Verenigde Staten hebben anno 2012 ondanks ontmanteling nog bijna tweeduizend kernwapens operationeel, van de 8500 in totaal. Rusland is kampioen met bijna 2500 actieve kernkoppen. Noord-Korea en Iran hebben naar schatting nul actieve kernkoppen. In de visie van Rosenbaum is de nucleaire top door het negeren van non-proliferatie te beschouwen als een beveiligingsplan voor de eigen status-quo. En in die status-quo vol wapens en wantrouwen kunnen volgens hem alle doemscenario’s werkelijkheid worden. BAS VERBEEK
Italiaanse groepsfoto met Kwik, Kwek en Kwak Rome – ‘Jongens, zullen we even een groepsfoto laten maken?’ Het was de ontspannen leider van de UdC (Unione di Centro) die het ideetje afgelopen vrijdag opperde. Gewoon leuk: een historische momentopname van hoe alle politieke krachten op dit moment aan de leiband lopen van technicus Mario Monti. Premier Monti torent hoog boven het clubje uit en
glimlacht als een boer met kiespijn. Voor hem op stoeltjes zitten de drie leiders van de politieke partijen wier stemmen in het parlement doorslaggevend zijn voor het voortbestaan van de regering-Monti. Alle drie kunnen ze de stekker er anytime uittrekken; de ex-communist Bersani (leider van de oppositie), de katholiek/ liberaal Casini (centrum), of de afgezant van Berlusconi’s partij Angelino Alfano (rechts). En daar zitten ze als Kwik, Kwek en Kwak op een rijtje, met hoog boven hen Monti allias Dagobert Duck, zoals een treffende cartoon in de Corriere della Sera de groepsfoto samenvatte. Want het gaat allemaal om de economie op dit moment, toch? Of is iemand nog benieuwd naar de processen van Silvio Berlusconi, behalve hijzelf dan? De naam ‘Ruby’ is al bijna vergeten, en het meisje is inmiddels de meerderjarige moeder van een kerngezonde dochter. Toch kan de regering-Monti zomaar vallen over Ruby, hoe ongelooflijk dit van buitenaf gezien ook lijkt. Het spel dat op de wagen staat is één veranderingetje in de wet. Het gaat om de aanklacht van ‘concussione’ – misbruik van functie – waarvoor Berlusconi nog altijd terechtstaat in Milaan. Want hij zou misbruik gemaakt hebben van zijn functie als premier toen hij op de late avond van 27 mei 2010 belde naar het politiebureau van Milaan om de toen minderjarige Ruby uit handen van de politie te houden. Als die aanklacht
Seoul – Alarmerend, zo omschrijven nucleaire onderzoekers de dreiging dat terroristen makkelijk kunnen inbreken in nucleaire faciliteiten. De Amerikaanse journalist Ron Rosenbaum deed er vorige week een pessimistisch schepje bovenop met de release van zijn boek How the End Begins: The Road to a Nuclear World War III. Hij is cynisch over nucleaire verdragen, ziet het niet als mogelijkheid terroristen te stoppen. Volgende week komen de wereldleiders samen om, onder meer, terroristische diefstaldreiging tegen te gaan. Nóg strengere beveiliging, maar liever nog het zo veel mogelijk opruimen van zwaar verrijkt uranium. Wat er niet is kan ook niet worden gestolen. Of aan diggelen gaan bij een natuurramp als in Japan – het andere speerpunt tijdens de tweede nucleaire top die plaatsvindt in de Zuid-Koreaanse hoofdstad Seoul. De leiders zijn op voorhand positief. Nieuwe afspraken, nog nauwere samenwerking. Mark Rutte neemt ook deel. Nederland wil dat het Internationaal Atoomagentschap een grotere rol krijgt toebedeeld. Noord-Korea, dat recent bescheiden nucleaire concessies deed in ruil voor voedselhulp, reageerde kwaad dat het overleg nota bene op het Koreaanse schiereiland plaatsvindt. Provocerend, berichtten de Noord-Koreaanse staatsmedia. Terwijl de Noord-Koreanen toch uitgenodigd waren om mee te praten over de veiligheid van bijvoorbeeld hun nieuwe kerncentrale, die volgens satellietfoto’s bijna voltooid is. 22.03.12 De Groene Amsterdammer 9
Media Frank van Vree Omstreden wetenschap Het gezag van de wetenschap is tanende – wanneer we althans afgaan op uitlatingen van vooraanstaande publicisten en onderzoekers, te beginnen met Robbert Dijkgraaf, de president van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschap. En het moet gezegd: er zijn tekenen die inderdaad in die richting wijzen. Wie herinnert zich niet de campagne om jonge meisjes te vaccineren tegen het baarmoederhalskanker veroorzakende HPV-virus, die pijnlijk mislukte als gevolg van een effectief geruchtencircus op internet; of de uitgelekte e-mails van onderzoekers van de IPCC, het internationale panel dat zich bezighoudt met klimaatverandering, waaruit zou blijken dat zij hun resultaten welbewust manipuleerden. In beide gevallen droegen de media in belangrijke mate bij aan de ondermijning van het vertrouwen in de betrokken instellingen. In het geval van climategate, de uitgelekte e-mails van IPCC-medewerkers, werden al dan niet gefundeerde twijfels op detailpunten enorm uitvergroot. De media, aldus sommige critici, weerspiegelen
daarmee niet alleen de erosie van het vertrouwen in de wetenschap, ze dragen er ook actief toe bij. Dat deze voorstelling van zaken te simpel is, blijkt uit de onlangs verschenen bundel Onzekerheid troef: Het betwiste gezag van de wetenschap, onder redactie van Huub Dijstelbloem en Rob Hagendijk. Enquêtes wijzen erop dat een grote meerderheid van de bevolking nog altijd een groot vertrouwen koestert in wetenschap en technologie. Een ander, belangrijker bezwaar dat de auteurs inbrengen tegen de idee van een kwijnend prestige van de wetenschap is dat de vertrouwenskwestie veel te absoluut gesteld wordt. Om te begrijpen waarom ‘de’ wetenschap niet langer over een vanzelfsprekend gezag beschikt, moet haar positie vanuit een meervoudig perspectief worden bezien. Onderzoekers en instellingen opereren immers in een ingewikkeld politiek en economisch krachtenveld. De idee dat ‘de’ wetenschap aan gezag heeft ingeboet, is historisch gezien op zichzelf al aanvechtbaar. Dat haar beoefenaren in vroegere, van standsgevoel doortrokken samenlevingen over een zeker prestige beschikten, is onmiskenbaar, maar veel van hun inzichten zijn altijd onderwerp van vaak bittere controverses geweest. En dat verbaast niet, om de eenvoudige reden dat veel opvattingen en theorieën rechtstreeks verbonden waren met maatschap-
vervalt, zal het Ruby-proces worden verplaatst van de rechtbank van Milaan naar die van Monza (waar Berlusconi’s officiële woonadres onder valt). Een wereld van verschil. In Milaan wordt de openbare aanklacht aangevoerd door Berlusconi’s aartsvijand ‘Ilda la Rossa’, Ilda de Rooie – vanwege haar vlammend geverfde haardos en haar politieke ideeën. Vandaar dat Berlusconi graag dat kleine aanpassinkje in de wet wil, zodat het proces verhuist. Zo niet, dan zal zijn onvoorwaardelijke steun aan Monti plotsklaps worden ingetrokken. Maar zo ver zal Monti het vermoedelijk niet laten komen. Anne Branbergen
War on women in de Verenigde Staten New York – ‘Waarom extremisten zich steevast richten op vrouwen zal altijd een mysterie voor me blijven’, zei Hillary Clinton vorige week tijdens de Women in the World Summit in New York. ‘Maar dat is wat ze doen – uit welk land ze ook komen en wat hun reli10 De Groene Amsterdammer 22.03.12
pelijke en politieke krachten, zoals de geschiedenis van uiteenlopende disciplines, van de medische wetenschap en de geschiedschrijving tot de sociale wetenschappen laat zien. Ook nu gaan politieke en wetenschappelijke meningsverschillen in veel, vaak saillante gevallen hand in hand. De voorbeelden bestrijken een gebied dat varieert van de biologie en psychologie tot de economie. Maar tegelijk is er een groot verschil met vroeger: nu speelt de strijd tussen elkaar beconcurrerende opvattingen zich meer dan ooit af in de media. Waren wetenschappelijke Wetenberichten en schappers verslagen van móeten voordrachten en zich symposia vroeger verstaan vrijwel uitsluitend met de te vinden in de media grote liberale kranten, vanaf de jaren zestig en zeventig hebben wetenschappelijke onderzoekers steeds gemakkelijker toegang gekregen tot de media. Die ontwikkeling begon, wat Nederland betreft, in de Volkskrant, die al vroeg furore maakte met geëngageerde journalistiek over wetenschap en samenleving, en breidde zich in de volgende decennia gestadig uit – een proces waarvan ook Oost-Europa-deskundige dr. Clavan, een creatie van Kees van Kooten, een exponent vormde.
gie ook is. Ze willen vrouwen eronder houden.’ Clinton had het over de Republikeinse Partij in haar eigen land, die een war on women zou zijn begonnen. Een greep uit de recente ontwikelingen waarop Clinton doelde: Republikeinen in Virginia hebben een wetsvoorstel ingediend dat een vaginaal sonogram verplicht maakt voor vrouwen die een abortus willen, ook wanneer het om zwangerschap ten gevolge van verkrachting of incest gaat. Texas heeft al een dergelijke wet, maar dan absurder: daar dienen vrouwen boven op het sonogram ook een lezing over abortus aan te horen, waarop ze verplicht drie dagen bedenktijd krijgen. In datzelfde Texas krijgt Planned Parenthood, die jonge en arme vrouwen gezondheidszorg biedt, sinds kort geen cent meer van de staat. Dat laatste zouden de Republikeinen, presidentskandidaat Mitt Romney voorop, ook graag op federaal niveau geregeld zien. Landelijk is in ieder geval al geregeld dat werkgevers voortaan de pil en andere anticonceptiva uit hun zorgpakketten mogen halen, mochten ze daartegen morele bezwaren hebben. Een rechtenstudente die tijdens een hoorzitting in het Congres daartegen
Of het nu gaat om discussieprogramma’s, opinierubrieken, nieuwsuitzendingen of boekenpagina’s – sinds de jaren negentig is de wetenschapper eenvoudig niet meer weg te denken uit de media. En dat kan nauwelijks verbazen. Wetenschap en technologie participeren in zeer uiteenlopende kwesties en hun claims en opvattingen botsen precies daar waar het publieke debat zich vandaag de dag bij uitstek afspeelt: de media. En precies als de politiek of de culturele sector voelt de wetenschap de tucht van het medium, in de vorm van wat gewoonlijk wordt aangeduid als medialogica: de intrinsieke eigenschappen en de conventies van de verschillende media bepalen de vorm van het debat over wetenschappelijke inzichten. Er is geen ontkomen aan, zo betoogt de Amsterdamse hoogleraar Maarten Hajer terecht in Onzekerheid troef. Ook het gezag van de wetenschap is tegenwoordig discursief: het moet, net als in het geval van politieke en andere maatschappelijke instituties, in het communicatieve handelen worden gerealiseerd. Wetenschappers zijn, met andere woorden, gedwongen zich te verstaan met de media – zoals ze zich ook moeten verstaan met andere krachten die voortdurend op hen inwerken, te beginnen met politieke, financiële en economische machten. En iedereen in de wereld van wetenschap en onderzoek weet hoe moeilijk dat is – vooral in deze tijd.
pleitte, werd door de extreem-rechtse radiocommentator Rush Limbaugh als ‘slet’ en ‘prostituee’ weggezet. Sarah Palin verklaarde dat de verontwaardiging over Limbaughs woorden ‘het summum van hypocrisie was’, want ‘linkse radicalen worden nooit ter verantwoording geroepen als ze afschuwelijke dingen zeggen over gehandicapten, vrouwen en andere hulpelozen’. Wat die afschuwelijke dingen waren, liet Palin in het midden. Dit alles was uiteraard koren op de molen van de Democraten, die zich prompt als kampioenen van vrouwenrechten begonnen te profileren – een succesvolle electorale strategie, maar ook nuttig voor het doordrukken van andere prioriteiten. Zo koppelden de Democraten aan de verlenging van de Violence Against Women Act, een in 1994 nog door beide partijen aangenomen wet, dat illegaal in het land verblijvende slachtoffers van huiselijk geweld tijdelijke visa krijgen. Republikeinen die vonden dat dit niet in de bewuste wet thuishoort, werden vervolgens afgeschilderd als ‘vrouwonvriendelijk’. Zie zo maar eens een fatsoenlijk debat te voeren. Mars van Grunsven
In Den Haag Naar believen In de oppositie maakten ze zich er kwaad over, nu onderhandelen de VVD- en PVV-fractie zelf mee achter gesloten deuren. Door Aukje van Roessel Beeld Milo
Het was maart 2009 en pvv-leider Geert Wilders was ‘echt woest’. Kwaad beende hij samen met zijn acht fractiegenoten demonstratief de vergaderzaal van de Tweede Kamer uit. Hij wilde niet voor ‘Piet Snot’ meedoen aan een debat over het pakket crisismaatregelen dat het toenmalige kabinet van cda, pvda en ChristenUnie op tafel had gelegd. Over dat pakket was achter gesloten deuren onderhandeld met de fractievoorzitters van de drie regeringspartijen en Wilders vond het een schande dat de Kamer daar geen millimeter aan mocht veranderen. vvd’er Mark Rutte, destijds fractievoorzitter van een oppositiepartij, was dat eveneens een doorn in het oog: ‘De coalitie heeft willens en wetens de democratische werking van de Tweede Kamer buitenspel willen zetten.’ Het is nu drie jaar later, weer maart en weer is een kabinet op zoek naar extra bezuinigingsmaatregelen. Nu zit Wilders met zijn vice- fractievoorzitter Fleur Agema als gedoogpartner van het minderheidskabinet echter zelf mee te praten achter die gesloten deuren en is het Rutte die als premier de gesprekken leidt waaraan ook de fractievoorzitters van vvd en cda deelnemen. Staat de Tweede Kamer straks, als het kabinet en de gedoogpartner er onderling uitkomen, opnieuw ‘in zijn hemd’, zoals Wilders het destijds uitdrukte? Heeft de Kamer dan wederom weliswaar formeel het recht iets te veranderen aan het bezuinigingspakket, maar krijgt ze daar in de praktijk ook deze keer niet echt de mogelijkheid toe? En als het kabinet en de drie fracties daar wel ruimte voor inbouwen, is dat dan omdat ze hechten aan het dualisme of is het wisselgeld om gehoon en schampere opmerkingen over hun eigen houding in het recente verleden te voorkomen? Dat een kabinet in het geheim met drie fracties onderhandelt over – in beide gevallen – bezuinigingsmaatregelen past eigenlijk niet in de traditie van de Nederlandse democratie. In onze ‘afspiegelingsdemocratie’ is het formele adagium dat het kabinet regeert en de Kamerleden, als de gekozen vertegenwoordigers van de bevolking, dat kabinet controleren. Handjeklap achter gesloten deuren hoort daar dus eigenlijk niet bij. In een duaal democratisch bestel behoort een kabinet met plannen naar de Kamer te komen en er daar – in alle openheid – een meerderheid voor zien te krijgen. In voorgaande alinea staan bewust woorden als ‘eigenlijk’ en ‘formeel’. Want in de praktijk is de Nederlandse democratie in de loop van de tijd meer en meer monistisch geworden. In hun vorig jaar verschenen boek Van afspiegelen tot afrekenen analyseren de politicologen Rudy Andeweg en Jacques Thomassen dit proces. Het wegvallen van de traditionele achterbannen van politieke partijen die vertrouwen hadden in hun politici, de versnippering van de stem van de kiezer over meerdere, kleinere partijen én de wens van de kiezer om invloed uit te oefenen op het beleid zijn daar volgens hen mede debet aan. Dat heeft de behoefte van een kabinet vergroot
om met regeringsfracties afspraken te maken en deze in beton te gieten. De twee politicologen zien dat niet als een probleem, maar als de uitkomst van allerlei ontwikkelingen. Vervelend is wel, zou ik willen zeggen, dat politieke partijen het dualisme of monisme aanhangen naar gelang het hun uitkomt. Zitten ze in de regering, dan zijn ze niet vies van gesprekken achter gesloten deuren met het kabinet. Maken ze echter deel uit van de oppositie, dan spreken ze daar schande van. Het lijkt me een opportunisme dat de democratie geen goed doet. Andeweg en Thomassen pleiten voor aanpassingen in het kiesstelsel zodat dit geschikter wordt voor het toegenomen monisme. Als de kiezer met zijn stem immers invloed wil hebben op de kabinetssamenstelling of met die stem het zittende kabinet wil afrekenen op het gevoerde beleid, dan moet de uitslag op de verkiezingsavond ook duidelijk laten zien welke (nieuwe) meerderheid er gaat regeren en dus welke meerderheid de komende jaren gaat beslissen. Juist dat is in Nederland niet het geval. Het is altijd weer afwachten wie met wie gaat regeren. Dat vvd, cda en pvv (plus Hero Brinkman) samen 76 Kamerzetels hebben, zegt immers niet dat een meerderheid van de stemgerechtigden in 2010 voor dit kabinet en de gedoogconstructie heeft gekozen. Denk alleen al aan die eenderde van de cda-partijleden die er faliekant tegen was. Daarom valt botweg zeggen dat de meerderheid het voor het zeggen heeft in Nederland ook niet in goede aarde. Bij de oppositie in de Tweede Kamer niet, en in de samenleving ook niet. De ergernis dat het huidige kabinet en zijn gedoogpartner niet luisteren naar de vele protesten komt juist daaruit voort. Bovendien is, de analyse van de twee politicologen volgend, de huidige gedoogconstructie een van de slechtst denkbare vertalingen van de verkiezingsuitslag. De pvv draagt immers geen verantwoordelijkheid in het kabinet, neemt die verantwoordelijkheid in de Kamer vervolgens ook niet voor een groot deel van het beleid en dat dan ook nog eens op terreinen die niet onbelangrijk zijn, zoals Europa, de euro en de verhoging van de pensioenleeftijd. Daarover beslist het kabinet tot nu toe met behulp van een andere meerderheid. En nóg weer met een andere over de politietrainingsmissie in Kunduz. Terwijl de pvv-kiezers dat dus niet willen. De oppositiepartijen stemden in vanuit verantwoordelijkheidsgevoel en de eigen wens consistent te zijn in hun opvattingen. Maar waar bij een normaal meerderheidskabinet deze opstelling de meerderheid slechts vergroot, helpen ze nu het minderheidskabinet een deel van het beleid uit te voeren. Terwijl hun kiezers dat kabinet vooral weg willen hebben. Nu het over geld gaat, zitten vvd en cda echter weer wel met de pvv achter gesloten deuren. Toepasselijk motto zou zijn: monistisch als het kan, dualistisch als het niet anders kan. De kiezer heeft het nakijken. Terwijl hij directere invloed zou willen, is zijn stem juist minder zeggend geworden. 22.03.12 De Groene Amsterdammer 11
De zwarte canons van het buitenland
Van Conquista tot Vichy tot Leopold De discussie over de wenselijkheid van een zwarte canon als aanvulling op de quasi-officiële canon van onze vaderlandse geschiedenis (Chris van der Heijden in De Groene Amsterdammer van 8 maart) roept de vraag op hoe andere democratieën omgaan met hun zwarte bladzijden. Door Aart Brouwer
12 De Groene Amsterdammer 22.03 .12
De kwestie is alvast niet ‘typisch Nederlands’, zoals criticasters menen. In veel westerse landen lijkt een principiële herwaardering van het gangbare geschiedbeeld op gang te zijn gekomen. Aan vakhistorici die allergisch waren voor officiële waarheden heeft het nooit ontbroken, wel aan publieke belangstelling en waardering voor hun werk. Met de zwarte bladzijden uit de Franse geschiedenis bijvoorbeeld – van de Bartholomeusnacht via de slavenhandel tot ‘Vichy’ – was altijd al een boek te vullen. Het opmerkelijke is dat dit de afgelopen decennia gebeurde. De roman national, het geschiedverhaal in de traditie van Jules Michelet, is tot een roman noir verworden, aldus historicus Henry Rousso. Aanvankelijk sloegen de Fransen met overgave de ene na de andere bladzijde om. De omgang met ‘Vichy’ is exemplarisch, meent Rousso, verbonden aan het Institut d’Histoire du Temps Présent van de Franse onderzoeksorganisatie cnrs. Decennialang was de Franse Staat, het in Vichy gevestigde regime van maarschalk Philippe Pétain dat tijdens de Tweede
Brussel, 2 maart. Demonstratie van Change in Congo tegen de houding van vice-premier en Buitenlandse Zakenminister Didier Reynders inzake de vermeend frauduleuze verkiezingen in Congo
VIRGINIE LEFOUR / BELGA / ANP
Wereldoorlog collaboreerde met de Duitsers, een taboe. Toen dat eenmaal werd doorbroken, was er geen houden aan. ‘“Vichy” was alomtegenwoordig in het publieke debat, het kreeg obsessieve trekken’, zegt Rousso. Een paar jaar later werd de slavernij onder de loep genomen, hetgeen in 2001 resulteerde in de ‘Loi Taubira’, genoemd naar een afgevaardigde van het overzeese gebiedsdeel Guyana. De wet kwalificeert de transatlantische slavenhandel als een misdaad tegen de menselijkheid. Dat ‘onze’ koloniale ijzervreters Jan Pieterszoon Coen en Joannes Heutsz in zekere zin kleine jongens waren, is te zien in Brussel. Op het Troonplein staat een standbeeld van een ruiter met vastberaden blik. ‘Leopoldo II Regi Belgarum 1865– 1909 Patria Memor’ (Leopold II, koning der Belgen, het vaderland zal u niet vergeten) staat op de sokkel. De vorst was verantwoordelijk voor de dood en verminking van miljoenen zwarten die hij dwong te werken op de rubberplantages van Kongo-Vrijstaat, zijn privé-domein, en de hand liet afhakken als het hem niet snel genoeg ging. Net als alle Congolezen in Brussel kent Bienvenu Mbutu Mondondo het standbeeld goed. ‘En ik vind dat het daar niet zou moeten staan’, zegt Mondondo, die geldt als spreekbuis van de Congolese gemeenschap in België sinds hij een rechtszaak begon tegen de uitgever van Kuifje in Congo wegens racisme. ‘Leopold was een van de grootste misdadigers die ooit heeft geleefd.’ Volgens sommige schattingen was de Belgische vorst na Mao, Stalin en Hitler de grootste massamoordenaar van de twintigste eeuw. Toch staat hij daar fier in het zonnetje. Sterker, hij kreeg in 2005 een opknapbeurt en werd opnieuw ingehuldigd. ‘Ik kan me niet herinneren dat er ooit sprake was van verwijdering’, zegt een woordvoerder van de federale regering, de eigenaar van het standbeeld. ‘Leopold II heeft ook veel goeds gedaan, hè? Brussel is wat het is dankzij hem.’ Die onnozelheid is kenmerkend voor de manier waarop België omgaat met zijn koloniale erfenis. ‘Er werd toen ik op school zat met geen woord over gesproken’, zegt John Vandaele, Congo-expert en redacteur bij het Vlaamse MO* Magazine. Daarin is intussen verandering gekomen, maar het blijft een onderwerp waar de Belgen niet graag over pra-
ten, deels om geen zout te strooien in de communautaire wonde. ‘Vlamingen en Franstaligen geven elkaar de schuld’, zegt Mondondo: ‘Beter dus om maar te zwijgen. België zou het liefst zijn verleden vergeten alsof er nooit iets is gebeurd.’ De moeizame, om niet te zeggen kunstmatige staatsvorming van België in 1830 ging gepaard met een explosie van mythomanie. De debunking hiervan door een kring van eigenzinnige historici rond de francofone hoogleraar Anne Morelli bleef lang onder de publieke radar. Toch zijn er ‘cruciale momenten’ aan te wijzen die het land hielpen met zijn verleden in het reine te komen, zegt Vandaele. Een van die momenten was de publicatie van een boek over de moord in 1961 op Patrice Lumumba, de eerste premier van het onafhankelijke Congo, en de rol die de Belgische staat daarbij speelde. Het was aanleiding voor de instelling van een parlementaire onderzoekscommissie. De overheid gaf toe ‘onmiskenbare verantwoordelijkheid’ te dragen. ‘Het ging helemaal tot in de hoogste politieke kringen’, zegt auteur Ludo de Witte: ‘Het was koning Boudewijn die het licht op groen zette.’ De nazaten van Lumumba hebben inmiddels excuses gekregen. Die van de slachtoffers van Leopold II nog niet. Daarvoor is het wachten totdat de Belgen het eens worden over hun gedeelde geschiedenis.
‘In Spanje staat bestrijding van de dictatuur voortaan gelijk aan bestrijding van de democratie’ Hoewel de Verenigde Staten het Britse juk al in de achttiende eeuw hebben afgeworpen, heeft het koloniale verleden er nog lang nagewerkt. ‘Toen ik opgroeide in de jaren zestig en zeventig hoorde je niets over de behandeling van native Americans of de wreedheid van de slavernij’, zegt Ken Davis, historicus en schrijver van de succesvolle Don’t Know Much-boeken over onder meer Amerikaanse geschiedenis en de bijbel: ‘Dat mensen niet helemaal eerlijk naar de eigen geschiedenis kijken, geldt vermoedelijk voor elk land. Toch denk ik dat we in Amerika tegenwoordig eerlijker worden. Als je nu naar schoolboeken kijkt, dan zie je dat de revisionistische beweging van de jaren zeventig succesvol was.’ In Groot-Brittannië is het koloniaal verleden in snel tempo onmythologiseerd. ‘Te makkelijk, die vraag’, lacht de Britse historicus Peter Mandler wanneer hem wordt gevraagd naar de zwarte bladzijden uit de geschiedenis van het Verenigd Koninkrijk: ‘Al die koloniale dwalingen! Het laten sterven van de Ieren tijdens de hongersnood in de negentiende eeuw, het keihard neerslaan van de Morant Bay-opstand in Jamaica, de slachting van 1919 in het Indiase Amritsar.’ Ook voor zijn collega Sir Christopher Bayly is het Britse wereldrijk een rijke bron: ‘De langdurige
Britse betrokkenheid bij de slavenhandel krijgt in het onderwijs onterecht heel wat minder aandacht dan onze rol bij de afschaffing ervan. Verder zou ik de diverse slachtpartijen en hongersnoden in Azië en Afrika tijdens onze koloniale avonturen willen noemen, de door mensen veroorzaakte hongersnood in Bengalen tijdens de Tweede Wereldoorlog, de gruwelijkheden bij de dekolonisering van Malaya en de onderdrukking van de Mau Mau in Kenia.’ Volgens Mandler gaan Britse historici tegenwoordig ‘behoorlijk moedig’ om met zulke onplezierige feiten. Bayly – lid van het stichtingsbestuur van het British Museum – beaamt dat er een omslag plaatsvindt: ‘Over alles wat ik heb genoemd is de laatste jaren veel geschreven en op een goede manier, maar lange tijd zijn misdaden óf goedgepraat als zijnde in het landsbelang óf simpelweg genegeerd. Het is bijna onvermijdelijk dat we een tegenovergestelde trend ontwaren, waarbij wordt beweerd dat de geschiedenis van het Britse Wereldrijk en de vorming van het Verenigd Koninkrijk alleen maar het gevolg zijn geweest van slachtpartijen en onderdrukking.’ In Frankrijk zwaait de slinger al weer terug. In een wetsvoorstel uit 2005 werd middelbare scholen opgedragen de ‘positieve rol’ van de kolonisator te benadrukken – met name in Algerije. ‘Het diende overduidelijk een politiek doel’, stelt Olivier Le Cour Grandmaison, historicus en auteur van onder meer La république impériale: Politique et racisme d’État (2009): ‘Rechts was aan de macht en hoopte oud- Algerije-gangers bij het Front National weg te lokken.’ De passage over de ‘positieve rol’ haalde het uiteindelijk niet, deels doordat historici zich begonnen te organiseren en zich bij monde van het collectief Liberté pour l’Histoire! luidruchtig uitspraken tegen de wijze waarop de staat de geschiedenis door middel van zogeheten lois mémorielles tracht te decreteren. Volgens Henry Rousso, net als Le Cour Grandmaison uitgesproken tegenstander van zulke ‘herinneringswetten’, zijn geschiedenis en politiek in Frankrijk sinds 1789 onlosmakelijk verbonden: ‘Een uitspraak over geschiedenis is hier een uitspraak over politiek en vice versa.’ Als het aan de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarkozy had gelegen, was de passage over de ‘positieve rol’ van de kolonisatie gehandhaafd gebleven. ‘Het moet afgelopen zijn met de permanente boetedoening voor onze geschiedenis’, sprak hij. Niet toevallig verscheen in de aanloop naar zijn verkiezing tot president La tyrannie de pénitence: Essai sur le masochisme occidental van essayist Pascal Bruckner, een poging om af te rekenen met de Franse zelfhaat. Het werd tijd om weer trots te zijn op de eigen geschiedenis, stelde ook Max Gallo, historisch veelschrijver en lid van de Académie Française. Rousso heeft zijn twijfels: ‘Een geschiedverhaal als bron van nationale trots is achterhaald. Die behoefte paste bij de negentiende eeuw toen Frankrijk een machtige natie was en de wereld iets te vertellen had. Maar wat 22.03.12 De Groene Amsterdammer 13
BREAKING THE NEWS
ORKATER
Met veel vaart, humor en muziek wordt de smet van het populisme op de hele samenleving pijnlijk duidelijk De Telegraaf Orkater houdt ons en het schorriemorrie van de pers een nare, maar hilarische lachspiegel voor De Groene Amsterdammer Orkater trapt de tijdgeest hard op zijn staart Het Parool Swingende politieke mediasatire Theaterkrant.nl
23 T/M 25 MAART
STADSSCHOUWBURG AMSTERDAM 13 APRIL DE MEERVAART AMSTERDAM
Breaking the News is t/m 15 april op tournee; zie speellijst op www.orkater.nl
stelt Frankrijk nog voor op het wereldtoneel?’ Le Cour Grandmaison: ‘De taak van de historicus is naar mijn idee juist het ontmaskeren van mythen.’ In sommige gevallen is het niet de comfortabele vergetelheid van de overwinnaars die blinde vlekken veroorzaakt, maar de diepe verdeeldheid van het land. Tot in de jaren zeventig werd bijvoorbeeld de Amerikaanse burgeroorlog in het Zuiden heel anders gepresenteerd dan in het Noorden, aldus Davis: ‘In een gematigde zuidelijke staat als Virginia heette de burgeroorlog de “War between the states”, dieper zuidwaarts heette hij de “War against northern agression”. Veel van zulke desinformatie hoor je tegenwoordig nog van oudere Tea Party-activisten.’ De veertigjarige dictatuur van generalissimo Francisco Franco (1939-1975) in Spanje was evenmin bevorderlijk voor het vermogen tot nationale zelfreflectie. ‘Het grote probleem van Spanje is dat er geen denazificatie is geweest zoals in Duitsland’, zegt historicus Paul Preston. Toen onderzoeksrechter Baltasar Garzón in 2008 een onderzoek startte naar de misdaden van de dictatuur werden opeens drie strafzaken tegelijk tegen hem in gang gezet. De klagers kregen alle medewerking van de rechters. Volgens schrijfster Almudena Grandes heeft de vervolging van Garzón perverse gevolgen: ‘In Spanje staat bestrijding van de dictatuur voortaan gelijk aan bestrijding van de democratie.’ Onder Franco zijn ook oudere bladzijden uit de Spaanse geschiedenis – conquista, inquisitie – grotendeels uit de schoolboeken gescheurd. In plaats daarvan werd het begrip leyenda negra (zwarte legende) geïntroduceerd. De lange definitie van de Madrileense historicus Julián Juderías uit 1914 is te mooi om niet volledig weer te geven. De leyenda negra is volgens Juderías ‘de sfeer die opgeroepen wordt door de verzonnen verhalen over ons Vaderland die overal ter wereld worden gepubliceerd, de absurde beschrijvingen van het karakter van de Spanjaarden als individu en als groep, de stelselmatige ontkenning of verzwijging van alles wat gunstig en mooi is in de diverse culturele en artistieke uitdrukkingsvormen, de eeuwige beschuldigingen tegen Spanje die slechts gebaseerd zijn op overdrijvingen, verkeerd geïnterpreteerde of volkomen valse feiten, en ten slotte, de bewering – in ogenschijnlijk respectabele en betrouwbare boeken – die veelvuldig herhaald, becommentarieerd en uitvergroot wordt in de buitenlandse pers dat ons Vaderland vanuit het oogpunt van verdraagzaamheid, cultuur en politieke vooruitgang een treurige uitzondering vormt onder de Europese naties’. Als iemand het recente verleden van zijn land met een stofkam heeft doorgeplozen, dan is het de Italiaanse scenarioschrijver en regisseur Marco Tullio Giordana (61). Hij brak wereldwijd door met La meglio gioventù, zijn indringende filmepos van een Italiaanse familie die vanaf de jaren zestig tot in het heden op de voet wordt
gevolgd. De studentenopstanden van 1968, de overstroming van Florence, de Rode Brigades, de horror van de Italiaanse gestichten, de jaren van het Steekpenningenschandaal en de moord op maffiarechter Giovanni Falcone – alles heeft zijn invloed op de leden van de gewone burgerfamilie Carati. Vaak dramatische invloed, tot gevangenis en een zelfmoord aan toe. Er is nogal wat gebeurd in de recente Italiaanse geschiedenis: bloedbaden, moorden op sleutelfiguren uit het publieke leven, een steeds rijker en brutaler wordende maffia, corruptie, een politieke klasse die werd weggevaagd en de opkomst van Berlusconi. Tullio Giordana maakt veel gebruik van journalistiek onderzoek. Daarmee is hij de directe erfgenaam van filmer Francesco Rosi (84) die ook al de grote misstanden van het naoorlogse Italië aan de kaak heeft gesteld. Dat kan levensgevaarlijk zijn in een land waar de waarheid vele gezichten kent. Rosi’s film Il caso Mattei (1972) over het vliegtuig-‘ongeluk’ van de president van het staatsenergiebedrijf kostte het leven aan de onderzoeksjournalist Mauro De Mauro. Omdat in Italië zoveel waarheden niet boven tafel komen, kan zo’n reconstructie een revolutionaire impact hebben, ook zoveel jaar na dato. Tullio Giordana maakte een onthutsende film over de moord in 1975 op zijn grote held,
‘Dat het publiek hier weinig van weet heeft ook te maken met pogingen van de overheid om dingen te verzwijgen’ de controversiële dichter, schrijver en regisseur Pier Paolo Pasolini, waarin hij laat zien hoezeer politie, justitie en politiek opgelucht waren dat die lastpak was opgeruimd. Het is niet zo raar dat in Italië de waarheid van filmregisseurs komt. Hun fictie kan dieper hout snijden dan de waarheid van de gevestigde orde. Ook de VS hebben hun ‘verborgen geschiedenis’, die van hun interventies in Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied tijdens de Koude Oorlog. De meeste Amerikanen weten niet hoe vaak er troepen naar die regio’s zijn gestuurd sinds het begin van de twintigste eeuw. Het Amerikaanse leger bezette Haïti en de Dominicaanse Republiek en bleef daar decennialang. ‘Hetzelfde geldt voor onze steun aan dictaturen in de Koude Oorlog, de steun aan de Contra’s in Nicaragua, onze rol in de burgeroorlog in Guatemala’, zegt Davis: ‘Dat het publiek hier weinig van weet heeft ook te maken met keuzes van de media en pogingen van de overheid om dingen te verzwijgen. De media rapporteerden weinig over Zuid- en Midden-Amerika, omdat het publiek toch geen belangstelling zou hebben voor die arme landen.’ Het belangrijkste ijkpunt in de hele discussie is uiteraard Duitsland. Het heeft zijn aanvanke-
lijke weerstand om het recente oorlogsverleden onder ogen te zien ruimschoots goedgemaakt en geldt wereldwijd als een schoolvoorbeeld. Kosten noch moeite worden gespaard. Berlijn heeft 66 miljard euro smartengeld betaald aan nazislachtoffers en het Duitse geschiedenis onderwijs is doordrenkt van de ‘nooit meer’gedachte. Inmiddels heeft het land ook meer dan honderdduizend oorlogsmonumenten. ‘De Duitsers lijken bevangen door een monumentenwaan’, merkt de linkse historicus Wolfgang Wippermann schertsend op in zijn boek Denken statt denkmalen. In Duitsland, aldus Wippermann, worden monumenten ‘über alles’ en voor iedereen opgericht. Maar hoe zit het met de andere zwarte bladzijden uit de Duitse geschiedenis? Dat ligt ingewikkelder. Het relatief nieuwe Duits Historisch Museum aan Unter den Linden slaagt er nog wonderwel in een redelijk afgewogen, oprecht totaalbeeld te geven. Maar de plaatsen waar tegelijk met de Tweede Wereldoorlog en de holocaust ook andere historische pijnpunten worden herdacht zijn omstreden. Wat te denken van de monumenten die herinneren aan de doden van de Eerste Wereldoorlog? Sommigen werden simpelweg aangevuld met de jaartallen 1939-1945. Het meest heikel is de nagedachtenis aan de ddr. De twee vroege gedenkstenen in West-Berlijn zijn het begin geweest van een slepend dispuut. In hoeverre zijn de nationaalsocialistische en communistische Duitse dictaturen met elkaar te vergelijken? Hoe gevoelig die vraag ligt, toont de gang van zaken in de Duitse deelstaat Sachsen. In 2004 stapten organisaties van nazislachtoffers, waaronder de Centrale Raad van de Joden, uit het overleg over de herdenkingsoorden. Door het ddr-socialisme als een ‘tweede dictatuur op Duitse bodem’ op één lijn te stellen met het regime van Hitler zou het nationaal-socialisme gerelativeerd worden. Is Duitsland met zijn catch all-monumenten ons aller voorland? Het is nu eenmaal onmogelijk om alle slachtoffers van de geschiedenis een plaatsje te geven in de nationale geschied schrijving en herdenking. Wie dat toch probeert, reduceert het verleden tot een amalgaam van wandaden waarin oorzaak en gevolg, schuld en verantwoordelijkheid niet langer te onderscheiden zijn. Het denken maakt dan plaats voor zie www.groene.nl emotie, begrip voor voor discussie over rancune, respect voor de zwarte canon effectbejag. Volgens de historicus Peter Reichel zit er dan ook een duidelijke bedoeling achter de Duitse neiging om allerlei groepen, slacht offers en daders op één hoop te gooien: ‘Uiteindelijk probeert men zo toch te ontkomen aan de Duitse hoofdverantwoordelijkheid voor de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog.’ Met bijdragen van Anne Branbergen, Philip Ebels, Mars van Grunsven, Koen Haegens, Marijn Kruk, Lex Rietman en Patrick van IJzendoorn 22.03.12 De Groene Amsterdammer 15
Brits onderzoek noopt PVV tot linkse politiek
Maarten Hartman / HH
Het biefstuksocialisme van Geert Wilders
Den Haag, 5 maart. Presentatie van het guldenrapport door LSR-voorzitter Charles Dumas en Geert Wilders
Het Britse onderzoeks bureau dat van Geert Wilders moest bevestigen dat Nederland beter af is met de gulden kwam met twee rapporten. Het eerste pleit voor… de gulden. Het tweede daarentegen kan bij de onderhandelingen in het Catshuis in Wilders’ gezicht ontploffen. Door Roel Janssen
16 De Groene Amsterdammer 22.03.12
Het is pijnlijk voor de strategie van Geert Wilders voor de terugkeer van de gulden. Het rapport waarop het standpunt van de pvv-leider is gebaseerd staat haaks op de bezuinigingsronde in het Catshuis waaraan hij als gedoogpartner van het kabinet deelneemt. De ironie wil dat Wilders op grond van dit rapport voorstander moet zijn van extra overheidsuitgaven en meer koopkracht. Ruim twee weken geleden heeft Lombard Street Research (lsr), een financiële consultancy gevestigd in Londen, haar onderzoek over Nederland en de euro aan de pvv overhandigd. lsr leverde twee rapporten. Het eerste, de samenvatting, was beschikbaar bij de presentatie en bevat de aanbeveling dat Nederland er goed aan doet de gulden zo snel mogelijk in te voeren. ‘De euro is geen geld, de euro kost geld’, zei Wilders bij de ontvangst van het rapport. ‘Voor de pvv is het duidelijk. Wij willen baas zijn in eigen huis. De pvv zegt ja tegen de gulden,
laat maar komen. Geef de munt terug aan de Nederlanders.’ Dit haalde het nieuws. Het tweede, uitgebreider rapport bleef vrijwel onopgemerkt. Het is beschikbaar via de website van Lombard Street*. Hierin geeft lsr de economische onderbouwing van de bewering dat Nederland door de euro slechter af is. Of zoals Wilders samenvatte: ‘De euro heeft ons welvaart, economische groei en koopkracht gekost.’ Wilders zei bij de presentatie van het rapport ook: ‘De pvv heeft aan de europropaganda geen boodschap, we willen alleen de feiten.’ Des te merkwaardiger dat de uitgebreide versie van het lsr-rapport geen aandacht heeft gekregen, want er zit dynamiet in deze publicatie. Heeft Wilders dit rapport begrepen en heeft hij een exemplaar ervan op tafel gelegd bij de onderhandelingen die hij voert met premier Rutte en vice-premier Verhagen in het Catshuis over extra bezuinigingen in 2013? Als hij zich de analyse van lsr heeft eigengemaakt, slaat hij zijn gesprekspartners ermee om de oren. Dan wijst hij bezuinigingen van de hand en zet hij in op extra overheidsuitgaven, loonstijging en koopkrachtverbetering in Nederland. Het rapport dat de City-boys voor de pvv hebben geschreven is een oproep tot de herleving van het ‘biefstuksocialisme’. Die term is van Hans van den Doel, een econoom die een prominente rol speelde in de jaren zeventig toen in de pvda levendige debatten over het economische beleid werden gevoerd. Samengevat: massa consumptie en welvaart voor het volk. Je zou het een ouderwets links verhaal kunnen noemen, waarin bestedingen de economie aanzwengelen. In ieder geval neemt Lombard Street een radicaal ander standpunt in dan in Nederland, Duitsland en Brussel gangbaar is. De crisis van de eurozone is volgens de Britse analisten niet veroorzaakt door uit de hand gelopen begrotingstekorten in de zuidelijke eurolanden en wordt niet opgelost met het strenge begrotingspact dat op aandrang van Duitsland en Nederland onlangs tot stand is gekomen. Zo schrijft lsr: ‘Overheidstekorten zijn in hoge mate irrelevant. (…) Er is geen duidelijke economische reden voor begrotingsevenwicht. (…) Het is een gevaarlijke misvatting dat iedereen moet streven naar begrotingsevenwicht.’ Nee, de crisis wordt veroorzaakt door economische onevenwichtigheden. lsr stelt onomwonden: ‘De eurocrisis is een betalingsbalanscrisis.’ Het gaat om de overschotten en tekorten op de betalingsbalans van de noordelijke respectievelijk zuidelijke eurolanden. Geen drastische
bezuinigingen in de zuidelijke landen, maar stimuleringsprogramma’s in de noordelijke eurolanden zijn noodzakelijk. Helaas, constateert lsr, maken de Duitse beleidsmakers niet de geringste aanstalten om in Duitsland de economie te stimuleren. De Duitsers dragen de schuld voor de puinhoop in de eurozone. ‘De volledige aanpassingslast wordt gelegd op Ierland en de Zuid-Europese landen die te hoge schulden hebben, met een categorische weigering van Duitse kant om de groei van de consumptie te bevorderen. Men leidt de aandacht van deze onbalans af door alle nadruk te leggen op het grotendeels irrelevante thema van overheidstekorten. De reden hiervoor is dat Duitsland zijn rol ontkent in het ontstaan van de schuldproblemen [in de zuidelijke eurolanden].’ lsr vervolgt: ‘Als de eurozone ernst zou maken met het voorkomen van een toekomstige crisis, zou het de overheidstekorten als goeddeels onbelangrijk moeten beschouwen en zich moeten richten op terugdringing van de betalingsbalansonevenwichtigheden. (…) Maar Duitsland verzet zich krampachtig tegen de vermindering van zijn betalingsbalansoverschot. Duitsland weigert elke verantwoordelijkheid voor de eurocrisis, ook al is het Duitse beleid er de inherente oorzaak van.’
schotlanden doorsluizen naar de tekortlanden. Een Griekse euro is immers dezelfde als een Nederlandse euro. Er bestond zelfs geen plan B voor het geval het mis zou gaan, vertelden oud-premier Lubbers en oud-minister van Financiën Kok onlangs. Niemand hield er rekening mee dat de financiële markten niet bereid zouden zijn tekortlanden te financieren of dat de tekorten van landen onhoudbaar zouden zijn. Er was geen crisis- en geen transmissiemechanisme opgenomen in het europact. Inmiddels weten we dat onhoudbare betalingsbalansverschillen de achilleshiel van de muntunie zijn.
Lombard Street verzuimt in één adem Nederland (dat een groter overschot op de betalingsbalans heeft dan Duitsland) te vermelden, maar deze redenering geldt evenzeer voor de Nederlandse opstelling in de eurocrisis. In de kritiek van de pvv op de steunverlenging aan Griekenland klinkt de gedachtegang van lsr dat Nederland achter de brede rug van Duitsland medeverantwoordelijk is voor de puinhoop in de eurozone nooit door. Duitsland voert volgens lsr een ‘begger thy neigbhour’-beleid: het behaalt economisch succes ten koste van andere eurolanden. ‘Duitsland en verwante landen als Nederland hebben tekortgeschoten om sterk te groeien in de periode 2001-2011 – in tegenstelling tot Zweden en Zwitserland. Dit is het resultaat van een op de export gerichte groeistrategie tegen iedere prijs, waarbij men binnen de eurozone gebruikmaakt van de inflatoire gewoontes van Zuid-Europa. Dit heeft ernstige schade aangericht in de ZuidEuropese landen, maar het springende punt is dat dit ook Nederland en Duitsland ernstige schade heeft berokkend.’ De opvatting van lsr dat het uiteenlopende concurrentievermogen tussen de noordelijke en zuidelijke landen een fundamentele constructiefout in de muntunie is, is inmiddels gemeengoed. Toen men in 1991/92 de verdragsafspraken over de monetaire unie maakte, was men ervan overtuigd dat de betalingsbalans van landen binnen een muntunie geen betekenis meer had. Niemand let op de onderlinge betalingsbalans van Groningen of Limburg, of die van de Duitse deelstaten. Zo zou het in de eurozone ook zijn. Bovendien zouden de financiële markten hun rol spelen. Zij zouden de euro’s van over-
De Duitsers hebben het gedaan. Zij hebben de afgelopen tien jaar hun lonen gematigd
De nadruk die Lombard Street legt op de kwestie van de betalingsbalans sluit aan bij een lange Angelsaksische traditie. Daarvoor moeten we terug naar 1944. Toen kwamen in Bretton Woods vertegenwoordigers van 44 landen bijeen om de naoorlogse internationale financieel-economische ordening vorm te geven. Een economische depressie zoals die van de jaren dertig mocht zich nooit meer herhalen. John Maynard Keynes, de beroemdste econoom van de twintigste eeuw, deed voorstellen om de positie van landen met een betalingsbalanstekort te versterken ten opzichte van de overschotlanden.
De Verenigde Staten waren op dat moment het grootste crediteurenland, Groot-Brittannië had enorme oorlogsschulden. Het pleidooi van Keynes voor een evenwichtige aanpak waarbij tekort- en overschotlanden de aanpassingslast delen, haalde het niet. Sindsdien is de mantra van het imf – in 1944 opgericht in Bretton Woods – dat tekortlanden zich moeten aanpassen door middel van bezuinigingen en devaluatie van de munt om hun betalingsbalansproblemen op te lossen. De VS veranderden rond 1968 in een tekortland – ze geven meer dollars uit dan ze verdienen – en zijn dat tot vandaag. Sedertdien stellen de Amerikanen in internationaal overleg telkens voor dat zij niet moeten bezuinigen, maar dat de overschotlanden hun economieën moeten stimuleren. Meer vraag, minder besparingen, een expansief begrotingsbeleid, waardestijging van de nationale munt. Dat eisen ze in de loop der jaren van achtereenvolgens (West-)Duitsland, Japan en China – overigens tevergeefs. In Groot-Brittannië, een land met chronische betalingsbalanstekorten, is de geest van Keynes nooit verdwenen. De tegenzin om zich te onderwerpen aan de macht van overschotlanden en gedwongen te worden tot aanpassingen en devaluaties was de belangrijkste economische reden voor Groot-Brittannië om zich altijd afzijdig te houden van Europese monetaire samen-
werking onder leiding van overschotland Duitsland. Voor Duitsland is begrotingsdiscipline en een harde munt het beproefde recept voor economisch succes. Martin Wolf, de overschatte columnist van de Financial Times, voert in zijn columns een permanente strijd tegen overschotlanden. Wolf vindt dat die hun bestedingen moeten opvoeren, minder moeten sparen, meer importeren en minder exporteren. Bij Wolf dragen tekortlanden nooit schuld en hij spreekt ze zelden aan op hun verantwoordelijkheid. Lombard Street hanteert dezelfde redenering. De Duitsers hebben het gedaan. Zij hebben de afgelopen tien jaar hun lonen gematigd. Voor Duitsland was de rente in de eurozone te hoog, de wisselkoers van de euro (ten opzichte van de dollar) te laag. De combinatie van die factoren gaf Duitsland een steeds groter concurrentievoordeel. Gevolg: stagnatie van de binnenlandse vraag, groei van de exportindustrie, achterblijvende welvaart, een chronisch spaaroverschot dat zijn weg naar buitenlandse bestemmingen vindt. Deze met Britse superioriteit gepresenteerde opvatting kent twee problemen. Ten eerste maakt Duitsland Porsches, bmw’s en machines die de hele wereld wil afnemen. Groot-Brittannië heeft al decennia geen eigen automobielindustrie en de Britse economie drijft op de financiële sector in de City. Tweede probleem: de Duitse economie is de internationale recessie goed doorgekomen. De oplossing die lsr voorstaat, volgt uit hun analyse. Duitsland (en toegevoegd voor de pvv: Nederland) moet meer besteden. De koopkracht moet omhoog, dus geen loonmatiging. Gezien het spaaroverschot van de private sector moet de overheid niet streven naar begrotingsevenwicht, maar het overheidstekort juist laten oplopen. Ten slotte moet de rente omlaag en de wisselkoers omhoog. Voor dat laatste doen Nederland (en Duitsland) er goed aan zich los te maken uit de monetaire unie. We zijn weer thuis: dit is de conclusie die Wilders wilde. Maar Wilders neemt alleen de aanbeveling voor de gulden over, de rest laat hij zitten. Als hij het hele lsr-rapport serieus neemt, moet hij voor hogere lonen en uitkeringen, een expansief begrotingsbeleid en meer binnenlandse bestedingen gaan. En voor meer ontwikkelingshulp, want geld overmaken naar arme landen is de snelste manier om het betalings balansoverschot van Nederland te verminderen. In plaats hiervan onderhandelt hij met Rutte en Verhagen in het Catshuis over kortingen op de ambtenarensalarissen en bezuinigingen om het begrotingstekort terug te dringen. Hij opereert zie www.groene.nl binnen het dominante voor dossier eurocrisis frame van Brussel en laat het rapport met het pleidooi voor biefstuksocialisme dichtgeslagen op tafel liggen. *Lombard Street Research: The Netherlands & The Euro The Full report 22.03.12 De Groene Amsterdammer 17
Amsterdam groeit etnisch uiteen
Hoe een zwarte wijk nog zwarter werd Nu de anonieme flats zijn vervangen door rijtjeshuizen, lijkt de Bijlmer haast truttig geworden. Maar dat beeld is verraderlijk. Veel bewoners leven van de bijstand, en nog altijd is er veel criminaliteit. ‘Mensen zijn bezig met overleven.’ Door Marcel van Engelen
Marco Okhuizen / HH
Marco Okhuizen / HH
Aan de ‘eigen’ cultuur van de Bijlmer heeft de vernieuwing weinig veranderd
Als vanuit de Amsterdamse binnenstad een literaire avond wordt georganiseerd in het Bijlmer Parktheater, dan brengt een touringbus de bezoekers veilig naar dat vreemde, zwarte stadsdeel aan de rand. Dan vraagt presentatrice Christine Otten ter opening aan het publiek: wie is al eens eerder in de Bijlmer is geweest? Aan Kees van Kooten: is dit voor jou de eerste keer in de Bijlmer? En aan Gerda Havertong: dit is voor jou zeker thuiskomen? Ze bedoelde het goed, maar veelzeggend was het. De directrice van het Bijlmer Parktheater, Ernestine Comvalius, liet na afloop van Bijlmer Boekt haar ergernis de vrije loop, over de spottende vragen die journalisten haar hadden gesteld: bevestigde de pendelbus niet juist alle vooroordelen? ‘Die vooroordelen kun je maar beter erkennen, en er iets tegen doen. Wat moet je dan doen? Niets?’ Ziehier het lastig te bevechten isolement van de Bijlmer, of Amsterdam-Zuidoost zoals het grotere gebied heet. Dat isolement is hardnekkiger dan dat van de andere Amsterdamse stadsdelen ‘buiten de ring’, en hardnekkiger misschien dan elke andere Nederlandse stadswijk. Eenzelfde avond naar De Meervaart in Osdorp, geografisch gezien op gelijke afstand van de Amsterdamse binnenstad, zou dan ook een touringbus rijden? Uitgesloten. Meer dan een fysiek is de Bijlmer een mentaal eiland. Of misschien moet je zeggen: schier-
18 De Groene Amsterdammer 22.03.12
De sloop van de oude Bijlmer begon onbedoeld op 4 oktober 1992 toen een El Al-boeing in de flats Groeneveen en Kruitberg vloog. Maar drie maanden eerder al had de Amsterdamse gemeenteraad besloten tot wat steeds taboe was geweest in naoorlogs Nederland. Door leegstand van soms een kwart van alle flatwoningen, en bijbehorende verloedering, liep de schuld van de enige woningcorporatie in de Bijlmer jaarlijks met miljoenen op. Zo kon het niet langer. De bouw werd gedreven door idealen, de sloop door geld. Aanvankelijk zou het om een kwart van de flats gaan. Te beginnen in het hart van de Bijlmer, waarvandaan de ‘vernieuwing’ zich zou kunnen uitbreiden. Eenmaal ingezet werden ruim zevenduizend flatwoningen neergehaald; de rest werd opgeknapt tot 5800 flatwoningen. Achteraf bezien is de betrekkelijke geruisloosheid waarmee de enorme operatie is verlopen verbazingwekkend. Dat de gebouwen niet werden opgeblazen moet zijn dempende werking hebben gehad. Het zou een allesvernietigend beeld hebben opgeleverd. In de Bijlmer haalden bulldozers de etages een voor een naar beneden. Maar dit is gebeurd: een heel stadje is opgeschud. Alle bewoners van de te slopen flats moesten verhuizen, die van de te renove-
Van utopie tot afvoerputje
De oorspronkelijke opzet van de Bijlmer is nog maar op één plek te zien: tussen de metrostations Ganzenhoef en Kraaiennest. Je kunt er onder de hooggeheven betonnen spoorbaan doorlopen van de metro die eigenlijk geen metro is, elfhonderd meter lang. Dichter bij de intimiderende flats die aan weerszijden staan, dringt deze vraag zich onvermijdelijk op: hoe mensvreemd waren de mensen die dit ooit hebben verzonnen? De Bijlmer moest een stad worden van honderdduizend inwoners, vrijwel allemaal ondergebracht in honingraatflats. Ze zouden van de metrostations naar huis lopen zonder een auto tegen te komen. De Bijlmermeer is uitzonderlijk, voor Nederlandse begrippen, en op wereldschaal opmerkelijk – de bouw ervan, én de afbraak die later volgde. Joop de Haan, directeur van het projectbureau Vernieuwing Bijlmermeer, kreeg in december nog bezoek van een stevige delegatie uit Osaka, waar ter lering twee grote maquettes van de Bijlmer worden gebouwd: een van voor en een van na de vernieuwing. Om geld te besparen werden de oorspronkelijke bouwplannen versoberd. Geen ‘binnenstraat’ maar
ordinaire galerijen; tien verdiepingen in plaats van acht; gemeenschappelijke ruimtes onder in de flats in plaats van in het groen ertussen. Die imperfecties worden door een hardnekkig groepje overtuigde Bijlmer-bewoners, verenigd onder de fraaie geuzennaam Bijlmer-believers, nog steeds wel eens als oorzaken genoemd voor het mislopen van de utopie – zoals overtuigde communisten lang volhielden dat het systeem wel werkte, maar het schortte aan de uitvoering. Door anderen wordt vaak gedacht dat het misging toen de Surinamers na 1975 massaal voor Nederland kozen en in de Bijlmer neerstreken. Maar daar ging iets aan vooraf. Surinamers zouden in groten getale de Bijlmer bevolken, omdat bijna niemand anders er wilde wonen. Degenen die kwamen, hadden veelal geen alternatief. Zodra ze dat wel hadden, vertrokken ze – ook veel Surinamers zouden dat doen. De Bijlmer werd een doorvoerwijk, een tussenstap op weg naar beter. Het was er te groot, te hoog, te monotoon, te anoniem. De stedenbouwkundigen van Amsterdam zouden dat al in 1974 min of meer erkennen. Twee ontwikkelingen zouden het straatbeeld in de Bijlmer behoorlijk beïnvloeden. Allereerst de komst van Afrikanen in de jaren tachtig, vooral Ghanezen. In de Bijlmer waren grote, luxe woningen beschikbaar. En in de Bijlmer voelden ook illegale Afrikanen zich redelijk op hun gemak, gedekt als ze waren door hun netwerk en de aanwezigheid van Surinamers; zwarte mensen vielen er niet op. In de flats openden ze hun ‘ondergrondse’ eetgelegen heden en cafés, in de parkeergarages was ruimte voor Ghanese kerken. En eind jaren zeventig zou de metro de Amsterdamse binnenstad met de Bijlmer verbinden. Of in de gloriejaren van heroïneverslaving: de Zeedijk met de Bijlmer. De Bijlmer werd definitief het afvoerputje van de stad.
ren woningen konden meestal blijven zitten. Alleszeggend: er laaide geen breed gedragen protest op. Het kon alleen maar beter worden. In enquêtes vooraf gaven bewoners massaal aan geen bezwaar tegen sloop te hebben, en best in te zijn voor een laagbouwwoning. Meer dan de helft zou ervoor kiezen in de Bijlmer te blijven, of in de directe omgeving, in Gaasperdam (samen: stadsdeel Zuidoost). De transformatie van Nederlands meest getroebleerde wijk is bijna gereed, al kan ‘bijna’ lang duren als corporaties, ontwikkelaars en huizenkopers hun geld op zak houden, net voor de laatste, beslissende horde moet worden genomen. Die horde is de omgeving van metrostation Kraaiennest, waar een rondwandeling somber doet stemmen. Maar het zou flauw zijn de omvorming van de Bijlmer af te rekenen op de bouw- en financieringscrisis. Wie een rondgang maakt door de hele Bijlmer en herinneringen heeft aan eind jaren negentig, kan niet om deze conclusie heen: hier is een reuzensprong gemaakt. Op veel plekken is de wijk onherkenbaar veranderd, ten goede. Dat wil zeggen: er
zijn nieuwbouwwijken verrezen zoals nieuwbouwwijken zijn – vaak eenvormig en zielloos, soms geslaagd. Het stratenplan met de brede ‘dreven’ is gehandhaafd, al zijn die verlaagd tot gewone wegen, wat de Bijlmer buiten de woonstraten ruimtelijk en winderig maakt – een fietser maakt er snel een verloren indruk. En altijd torent wel ergens een van de overgebleven flats boven de omgeving uit. Opgeknapte flats, dat wel. Dit zijn inmiddels veelgehoorde klachten: het is hier truttig en het ontbreekt aan horeca en andere levendigheid. Anders dan de vroegere klachten: in mijn lift wordt almaar gepist en buiten krioelt het van de drugsverslaafden. In onderzoeken geven bewoners hun woon omgeving een ruime voldoende. De leegstand – los van de crisis – is gereduceerd tot zo goed als nul, het voornemen om te verhuizen is afgenomen en de gemiddelde woonduur opgelopen naar zo’n tien jaar. Anderhalf tot twee miljard euro hebben ontwikkelaars en corporaties gestoken in de nieuwbouw en renovatie, waarvan het meren-
Spaarnestad Photo / Hollandse Hoogte
eiland van Amsterdam. Je vergeet soms gewoon dat het erbij hoort. Nog altijd. Ondanks de enorme operatie die twintig jaar geleden begon en bijna is voltooid: sloop van meer dan de helft van de flats, renovatie van het overige deel en het planten van laagbouwwijken die van de Bijlmer een gewone Amsterdamse wijk moesten maken. Het aardigste resultaat van de vernieuwing is zichtbaar in de directe omgeving van het Bijlmer Parktheater. De Vogeltjeswei, een van de eerste opgeleverde laagbouwbuurten, eind jaren negentig, vernoemd naar de gekooide vogeltjes die Surinaamse mannen hier vroeger bijeenbrachten voor wedstrijdjes mooizingen. Het is al meer dan tien jaar een wijk met fatsoenlijke rijtjeshuizen, waar je je in elke willekeurige groeigemeente van Nederland kunt wanen. Alleen liggen de Amsterdam Arena en de Heineken Music Hall hier op loopafstand. En de vernieuwde F-buurt, een levendig allegaartje naast winkelcentrum Amsterdamse Poort: opgeknapte restanten van flats, rijen met ‘aluminium’ prefabwoningen, maar ook gewaagdere blokkendoosachtige appartementsgebouwen en comfortabele gezinswoningen met garages onderin, aan een watertje. Er hangen slingers voor het raam. ‘Welkom thuis Rik.’ Schooljongens in de Patrice Lumumbastraat kijken vragend op als je uitlegt hoe het hier ooit was. Een oudere Surinaamse man zegt: ‘Ze komen terug hoor, de mensen die ooit uit de Bijlmer vertrokken omdat ze beter wilden.’ Het Bijlmer Parktheater zelf is het lekkerste toetje van de vernieuwing. Het ging twee jaar geleden open en opereert met redelijk succes. Bijlmer Boekt was uitverkocht. Maar kennelijk was een bus nodig.
Hoogoord 1971
22.03.12 De Groene Amsterdammer 19
20 De Groene Amsterdammer 22.03.12
waren incidenten, inderdaad. Incidenten die het beeld van de Bijlmer bezoedelen. Maar dat die incidenten in de Bijlmer plaatsvonden, is niet helemaal toevallig. Een week voorafgaand aan Bijlmer Boekt belegde de lokale vvd in het Bijlmer Park theater een debat over het imago van Zuidoost, dat maar zo achterblijft bij de werkelijkheid, zo klinkt het vaak in Zuidoost. Klagen over het imago is onlosmakelijk verbonden met de jonge geschiedenis van de Bijlmer. In 1983 reden Bijlmer-bewoners luid claxonnerend in optocht naar Hilversum, na een weinig vleiende documentaire van Veronica over de wijk. Directeur van het bureau citymarketing van Zuidoost, Arno Gorissen, vertelde hoe moeilijk het was geweest Endemol te overtuigen naar het bedrijventerrein te komen aan de andere kant van het trein- en metrospoor, bij de Arena. Toen Endemol het voornemen bekend had gemaakt, enkele jaren geleden, kwamen medewerkers in verzet. De Bijlmer!? Het zou de grootst mogelijke moeite, en de persoonlijke inzet van politie commissaris Ad Smit hebben gekost om de komst van het nieuwe tv-complex veilig te stellen. Inmiddels zijn veel grote bedrijven gevestigd in Zuidoost – het fraaie hoofdkantoor van ing staat zelfs midden in winkelcentrum Amsterdamse Poort. ‘Toch is het imago van Zuidoost
Marieke van der Velden / HH
deel moet worden terugverdiend door verkoop en exploitatie. De kelderboxen onder in de flats, bekend als verzamelplek voor verslaafden, illegalen en breezerseks, bestaan niet meer. Het zijn woningen en bedrijfsruimten geworden. De nieuwe winkelcentra Ganzenpoort en De Kameleon zijn hermetisch gebouwd, met nissen noch portieken, en beveiligd met camera’s. En behalve dat de traditionele heroïnejunken letterlijk uitsterven, zijn er meer opvangplekken gekomen – je ziet ze nog maar heel weinig in de Bijlmer. Het klinkt wat onmenswaardig, maar de meest obscure elementen zijn uit de Bijlmer geruimd. Alle flatwoningen, de hele fysieke structuur, is leeggemaakt en opnieuw ingericht. Tot zover de fysieke verandering en de afgeslepen scherpe randjes. De wezenlijke sociale problemen heeft de vernieuwing, hoe kan het anders, niet opgelost. Zo zijn in de Bijlmer twee keer zo veel huishoudens afhankelijk van de bijstand als in heel Amsterdam. Ook wonen er buitensporig veel jonge, alleenstaande moeders. De Cito-scores op basisscholen zijn de laatste jaren weliswaar verbeterd, maar dat is in de rest van de stad ook gebeurd – het verschil is gegroeid. Helemaal als je dit in ogenschouw neemt: 29 procent van de kinderen in Zuidoost geldt als zorgleerling; de meesten van hen worden buiten de Cito-score gehouden, omdat ze die te veel naar beneden zouden halen. In AmsterdamZuid is dit negen procent (2010). Het bracht Paul Scheffer in het zojuist verschenen rapport De staat van integratie tot de conclusie dat de meeste aandacht de laatste jaren weliswaar uitgaat naar Nieuw-West, met veel Marokkaanse en Turkse inwoners, maar dat Zuidoost, met een grote Surinaamse bevolking, minstens zo veel zorgen baart. ‘Met een deel van de Surinaamse gemeenschap gaat het minder goed dan vaak wordt aangenomen’, noteerde een voorzichtige Scheffer. 27 procent van de Surinaamse jeugd (15-25 jaar) in Nederland is werkloos, vergelijkbaar met de Marokkaanse jeugd. Ook de teruglopende criminaliteitscijfers zijn verraderlijk. Het valt niet te ontkennen dat de Bijlmer aanmerkelijk veiliger is geworden, maar evenmin dat het op een hoop gooien van alle delicten verhullend werkt. In de Bijlmer wordt globaal gezien twee keer zo vaak aangifte gedaan van bedreiging, mishandeling, straatroof en overvallen als in de rest van de stad. Jongeren tussen de twaalf en zeventien jaar worden er drie keer zo vaak opgepakt voor straatroof. Er wordt vaak gezegd dat de veiligheidsbeleving niet zou corresponderen met de cijfers, dat de ‘subjectieve’ veiligheid misleidend is. Maar misschien drukt de dreiging om op straat met een mes of pistool te worden belaagd gewoon zwaar, ook al heb je het zelf nooit ervaren. In 2009 werd vlak bij Kraaiennest de negentienjarige Ishmael Gumbs doodgeschoten, nadat hij in het winkelcentrum de vijftienjarige vriendin van de toen 34-jarige Maikel S. had beledigd. In hetzelfde jaar doorzeefden vier leden van rapformatie Green Gang een vast gereden auto op de Bijlmerdreef met kogels. Het
voor andere bedrijven nog altijd een reden om hier niet te komen’, zei Gorissen. ‘De andere kant van het spoor’: sinds een jaar of tien een gevleugelde uitdrukking in Zuidoost. Het is de makkelijke verbeelding van de scheiding tussen de zakenwereld enerzijds en de Bijlmer aan de andere kant. De hoop was dat Bijlmer-bewoners zouden profiteren van de komst van de Arena (1996) en de toegenomen bedrijvigheid daaromheen. En ook: dat werknemers van die bedrijven in de nieuwe lage buurten van de Bijlmer zouden gaan wonen. Waarom niet? Nieuwe, grote huizen, lekker dichtbij. Het komt er niet echt van. Van allebei niet. ‘We hebben hier nog altijd een schrijnend tekort aan bewoners met een hoger inkomen’, luchtte vvd-stadsdeelbestuurder Emile Jaensch zijn hart. Hij was eerder bestuurder in Oud-Zuid, een heel andere wijk van Amsterdam, met Alleen maar nette mensen. ‘De meeste sport en cultuur draait hier op subsidies, in plaats van op inzet van ouders en inwoners’, zei Jaensch. ‘Mensen zijn bezig met overleven. Het ontbreekt aan maatschappelijk cement.’ Waarover niet werd gesproken, waarover zelden wordt gesproken, is dat de Bijlmer de afgelopen twintig jaar zwarter is geworden. Officieel was een etnisch meer diverse samenstelling geen doelstelling van de vernieuwing. De Bijlmer moest sociaal-economisch diverser worden, mensen met hogere inkomens vasthouden en aantrekken. Dat is een klein beetje gelukt. Het gebeurt min of meer vanzelf als je sociale huur (alle dertienduizend oude flatwoningen waren sociale huurwoningen) deels vervangt door duurdere huur en koop. Twintig procent van de woningen in de Bijlmer is inmiddels eigendom van de bewoner. Maar de onuitgesproken hoop was dat de Bijlmer ook aantrekkelijk zou worden voor de – veelal blanke – middenklasse. Die laat de Bijlmer nog altijd links liggen. Eerst kwam men niet omdat de wijk te hoog, te groot en te anoniem was. Nu de wijk is veranderd komt men nog steeds niet. De middenklasse die is gekomen (of is opgeklommen binnen de wijk) is zwart. Vooral Surinaams, ook wel Antilliaans en een beetje Afrikaans. In de Vogeltjeswei streken ruim zevenhonderd inwoners neer, van wie vierhonderd Surinaams en negentig ‘autochtoon’. En zo is dat sindsdien gebleven. In de F-buurt: 3500 nieuwe inwo-
Sander Nieuwenhuys / HH
Onder de metro bij Kruitberg
De betere koophuizen in de Bijlmer kosten 1800 euro per vierkante meter, elders in Amsterdam al snel vierduizend euro ners, van wie de helft Surinaams, ruim tweehonderd Antilliaans en vierhonderd autochtoon. Voordat de laagbouwwijken verrezen, was ruim een kwart van alle Bijlmer-bewoners blank Nederlands; dat percentage is met de vernieuwing gedaald, naar onder de negentien procent. (Deze cijfers van Bureau Onderzoek en Statistiek gaan over de Bijlmer plus het nabijgelegen Venserpolder. Voor de Bijlmer alleen liggen de percentages nog lager). In de Westelijke Tuinsteden van Amsterdam, waar eveneens wordt gesloopt, gerenoveerd en gebouwd, zie je eenzelfde trend, alleen zijn degenen die daar in de nieuwe koop- en huurhuizen trekken vaak Turks en Marokkaans. Zo groeit de stad etnisch uiteen. De Bijlmer heet multicultureel te zijn. Maar inwoners van Turkse of Marokkaanse origine telt de wijk nauwelijks (een en twee procent). De Bijlmer is een Afro-wijk, meer dan ooit. Het aantal Ghanezen is er de afgelopen twintig jaar met ongeveer de helft toegenomen, naar bijna zesduizend. En dat zijn alleen de bewoners. Er zijn ook nog bezoekers. Wie op een zondag de bus neemt vanuit Amsterdam-Oost naar de Bijlmer, ziet meestendeels Afrikanen instappen, op weg naar familie en kerk. Het nieuwe kerkgebouw De Kandelaar bij metrostation Ganzenhoef huisvest vijftien genootschappen, voornamelijk Ghanees. In de enkele overgebleven parkeergarages zingen en dansen de andere kerkgangers, onder namen als Redemption Faith Ministries. Op stille zondagmiddagen zijn
het voornamelijk Ghanese families die je over straat ziet gaan. De lokale politiek is een aardige weerspiegeling van de veranderende getalsverhouding. In de jaren negentig vochten politici en ambtenaren in Zuidoost dwars door de partijen heen, maar vooral binnen de pvda, nogal eens een ‘zwart-witstrijd’ uit – dat soort expliciete termen waren toen al gangbaar. Voorafgaand aan de laatste verkiezing, eind 2009, was de strijd ‘zwart-zwart’ geworden, Surinaams versus Afrikaans. Het ging om de vaststelling van de kieslijstvolgorde van de pvda, nog altijd de allesoverheersende partij, en daarmee om de vraag wie stadsdeelvoorzitter zou worden. De Surinaamse kandidaat Marcel La Rose won, met grote moeite. Een ‘witte’ stadsdeelvoorzitter is sinds 1998 uitgesloten. Aan de ‘eigen’ cultuur van de Bijlmer heeft de vernieuwing weinig veranderd. De black hair-shops, de markten, de feesten. En ook: de snorders, illegale taxi’s. Er rijden er honderden, nog altijd, omdat het nu eenmaal lastig verbieden is dat iemand zich door een kennis voor de deur laat afzetten en hem wat geld toestopt voor de benzine. Reguliere taxi’s zie je in de Bijlmer niet of nauwelijks. De wijk kan ook hoopvol stemmen. In het hart van de vernieuwde Bijlmer staat de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (osb) voor vwo/ havo/vmbo, waar je in een Benetton-commercial rondloopt, met lachende kinderen, vriendschappen en verliefdheden dwars door alle etni-
citeiten heen. Maar dit is het verschil: de osb heeft zo’n goede naam, is zo’n prettige school, dat kinderen vanuit omliggende gemeenten als Diemen en Ouderamstel er dagelijks naartoe komen fietsen. Veertig procent komt van buiten. De Bijlmer, als woonplaats, is niet aantrekkelijk voor buitenstaanders. Weliswaar komt de helft van de nieuwbouwkopers van buiten Zuidoost, maar veelal hebben zij ‘iets’ met de Bijlmer. Ze hebben er ooit gewoond, kennen de wijk van familie of vrienden. Ze weten dat het er aan genaam en levendig kan zijn. Sommigen vinden het prettig om in een buurt te wonen waar zij zelf de norm zijn, nooit ‘de ander’. Een Surinaamse man die in AmsterdamWest woont, zei na afloop van de imago-avond in het Bijlmer Parktheater: ‘Laten we eerlijk zijn: als je op metrostation Ganzenhoef arriveert en je neemt de roltrap naar beneden, dan staan langs de Bijlmerdreef allemaal zwarte mannen. Ik kan me voorstellen dat mensen zich daar niet thuisvoelen. Sterker, ik geloof dat ik me daar niet thuisvoel.’ Nu zijn werkelijke motieven waarom mensen ergens willen wonen moeilijk te achterhalen, en nog lastiger uiteen te rafelen. Maar ze komen samen in de markt. En dit is wat de markt zegt. De betere koophuizen in de Bijlmer kosten 1800 euro per vierkante meter, elders in Amsterdam al snel vierduizend euro. Een huis dat in Diemen drie ton kost: eenzelfde huis, in eenzelfde soort wijk, op ongeveer dezelfde afstand van de Amsterdamse binnenstad, kost in de Bijlmer twee ton. Ook dit verschil is de afgelopen twintig jaar gegroeid. Je kunt zeggen: men wil nog minder graag in de Bijlmer wonen dan voorheen. 22.03.12 De Groene Amsterdammer 21
Essay De pvda heeft een wereld te winnen
Verlos Samsom van de leiderscultus Of Diederik Samsom slaagt als pvda-leider zal ook afhangen van zijn vermogen de partij te bevrijden van haar richtingloosheid. Als eerste moet Samsom daarom breken met de leiderscultus die de pvda al zo lang ideologisch verstikt. Door Marcel ten Hooven
22 De Groene Amsterdammer 22.03.12
Het ging te aarzelend, tastend, onzeker. Wellicht meer nog dan Cohens tekortschietende leiderschap verklaart dat dat de pvda in de peilingen niet profiteert van de crisis van het kapitalisme en de sp wel. Hoewel de sociaal-democraten een rijkere geschiedenis dan de radicaal socialisten hebben in de beteugeling van de economische en morele uitwassen van het kapitalisme slagen ze er niet in die erfenis om te munten in electoraal voordeel. Het verhaal dat de pvda de kiezers te vertellen heeft is fragmentarisch, weinig coherent en mist een gevoel van urgentie, zeker sinds zij zo relativerend spreekt over gelijkheid, het ideaal dat in de geboortepapieren van de sociaal-democratie met hoofdletters staat geschreven. Daardoor ontbeert de partij nu een wervend alternatief, in een tijd waarin de ongelijkheid toeneemt en een bron van sociale ellende dreigt te vormen. Anders dan in de VS, waar de toenemende ongelijkheid in alle statistieken schrijnend zichtbaar is, geven de officiële cijfers over de inkomensverhoudingen hier geen beeld van toenemende verschillen. Maar dat is misleidend, nu bestaanszekerheid steeds meer een persoonlijke prestatie is, een kwestie van geld en macht, en steeds minder een vanzelfsprekend kenmerk van beschaving, een verworvenheid waarop mensen tot op zekere hoogte recht kunnen doen gelden ongeacht hun inkomen en opleiding. In dit opzicht hebben de woorden die Thijs Wöltgens ten tijde van de paarse coalitie sprak nog niets aan actualiteit ingeboet: ‘Het sociaal-democratisch project is niet voltooid, maar eerder in levensgevaar.’ De verkiezing van Diederik Samsom wijst erop dat de pvda door dit gevaar is wakkergeschud. Samsom is een activistische politicus die de tegenstander opzoekt, de strijd met hem aangaat en daarbij houvast zoekt in een geprofileerd politiek verhaal over rechtvaardigheid. Ook het project Van waarde, sociaal-democratie voor de 21ste eeuw, waarmee de Wiardi Beckman Stichting de ideologische inertie bestrijdt, en de verkiezing van Hans Spekman tot voorzitter, een politicus met een vanzelfsprekende intuïtie voor de waarden waarvoor de pvda staat, zijn tekenen van een corrigerende wending in de partij.
‘Wat de PvdA wil zijn, regeringspartij, lukt haar bij uitzondering en wat ze kan zijn, oppositiepartij, ambieert zij niet’
DE VOORGESCHIEDENIS maakt de noodzaak van zo’n wending duidelijk. Op zoek naar een verklaring waarom de pvda een ideologisch uitgewoonde indruk maakt, kan de trefzekere oneliner van Arie van der Zwan behulpzaam zijn: ‘Wat de pvda wil zijn, regeringspartij, lukt haar bij uitzondering en wat ze kan zijn, oppositiepartij, ambieert zij niet.’ Van Drees tot Cohen is de geschiedenis van de pvda getekend door een ‘regentenmentaliteit’, in de woorden van politicoloog Hans Daalder. Ook bij de keuze van een nieuwe politiek leider krijgt een goede bestuurder, iemand met wie de pvda in de regering het verhoopte suc-
Jerry Lampen / ANP
Oud-chu-politicus Johan van Hulst, 101 inmiddels, bezocht in de jaren dertig af en toe ook een toogdag van de arp, al was het alleen maar om te ervaren dat de Christelijk-Historische Unie toch meer zijn habitat was. Hij hield aan die bijeenkomsten een grote aversie tegen Hendrik Colijn, de arp-leider, over. ‘Zoals die man door het publiek werd verafgood!’ herinnert Van Hulst zich. ‘Hij kwam altijd te laat op een vergadering waar hij moest spreken. Als-ie dan toch nog binnenkwam: applaus! Hij is gelukkig gekomen! De van God gegeven leider! Ik vond dat die zaal hysterisch was. Bij zijn vertrek zongen ze dan ook nog steevast: Dat ’s-Heeren zegen op u daal. Nou, nou.’ Van de negentiende-eeuwse anarchistische voorman Ferdinand Domela Nieuwenhuis gaat een ander verhaal over de blinde verering die het eigen volk voor ‘ús verlosser’ koesterde. ‘Moeder, daar is onze heiland!’ riep een man toen hij Domela Nieuwenhuis opendeed. De verwachtingsvolle stemming rond politiek leiders is nu nog steeds herkenbaar, zoals het afgelopen weekeinde weer, op het congres dat de verkiezing van Diederik Samsom tot pvda-leider bekrachtigde. Vooral partijen in nood lijken geneigd alle heil en zegen te verwachten van de komst van een nieuwe leider, alsof de zorgen dan op slag voorbij zullen zijn, om vervolgens bij tegenvallend resultaat hem daarvoor verantwoordelijk te houden. Ook de opkomst en ondergang van Job Cohen als pvdaleider voltrok zich in deze sfeer van wispelturigheid. Binnengehaald als de verlosser uit Amsterdam kon hij na enkele tegenvallende tv-optredens geen goed meer doen. De eerste valkuil die voor Samsom dreigt, is dat ook hij de dupe wordt van te hoog gespannen verwachtingen. De hoop op verlossing bij de komst van de ‘nieuwe leider’ leidt af van de richtingloosheid van de pvda. Het leiderschap van Cohen ging mank aan overtuigingskracht doordat de pvda zelf niet meer is verankerd in een principiële zienswijze op maatschappelijke tekorten. Na de mislukking van het ‘reëel bestaande socialisme’ in 1989 heeft de partij nagelaten het sociaal-democratische alternatief opnieuw te doordenken en is zij op dwaalsporen terechtgekomen, zoals de Derde Weg. In plaats van het politiek geladen leiderschap van Joop den Uyl heeft sinds de komst van Wim Kok in 1986 een bestuurlijk leiderschap gedomineerd. De pvda zocht sindsdien niet zozeer de tegenstellingen maar de overeenkomsten met de politieke concurrenten. Als een kameleon verkleurde de partij met de veranderende politieke omgeving mee, om een beeld van socioloog Jacques van Doorn te lenen. Door die depolitisering verkeerde de partij permanent in onzekerheid over de vraag hoe de solidariteit vorm kan krijgen in de maatschappelijke verhoudingen van deze tijd, zonder alle idealen te grabbel te gooien. Daarbij boog ze nogal eens door in de richting van het zo zelfverzekerde liberalisme. ‘Er is geen naargeestiger schouwspel dan het commercievriendelijke geflikflooi in politieke kringen die nog kort geleden bol stonden van socialistische retoriek’, oordeelde Van Doorn sarcastisch. Wouter Bos noch Job Cohen slaagde erin deze kameleontische aanblik te corrigeren.
Om leven in de PvdA te brengen moet Diederik Samsom zich tegelijkertijd hoeden voor controledwang en heerszucht
ces kan boeken, al gauw de voorkeur boven een politicus bij wie het opponeren in de genen zit. Dat gold voor Job Cohen en dat gold ook voor Wim Kok, de fnv-bestuurder die enkele jaren voor zijn verkiezing tot pvda-leider een baanbrekend compromis met de werkgevers sloot over werkgelegenheid en bedrijfswinsten. Joop den Uyl, als weinig anderen ingewijd in de eigenaardigheden van het bestel, had meer oog dan zijn opvolgers voor de innerlijke tegenstrijdigheid in het metier dat een Nederlandse politicus moet beheersen in de strijd om de macht. Om aanhang te mobiliseren, moet hij het onderscheid met andere partijen accentueren en scheidslijnen trekken. In dat opzicht is politiek altijd strijd om het goede beeld en het rake woord. Tegelijkertijd moet hij zijn kiezers tonen dat het bestuur bij zijn partij in veilige handen is. In die hoedanigheid dient hij coalities te vormen en tegenstellingen te overbruggen. Verbeeldingskracht en een trefzekere retoriek zijn dan eerder een belemmerende factor. Den Uyl maande daarom de hemelbestormers in de pvda nooit neer te kijken op de ‘schroefjesverdraaiers’ die het bestuur in Nederland domineren. Job Cohen had moeite met deze dubbele rol. In de dwang tot regeren vaardigde de pvda met hem destijds een rasbestuurder naar Den Haag af, iemand die als burgemeester gewend was boven de partijen te staan en niet ertussen. Mede daardoor zal Cohen geen markant stempel op de politieke geschiedenis drukken. Een politicus ontwikkelt zo’n stempel door zich de politieke beginselen van zijn beweging eigen te maken en die overtuiging in politieke hartstocht om te zetten. Wim Kok, Wouter Bos en Job Cohen zullen zonder meer gemotiveerd zijn geweest door zo’n overtuiging, alleen maakten zij haar weinig zichtbaar of deden ze er bij gebrek aan politieke passie te veel concessies aan. Op het moment dat de politieke strijd in de campagne van 2006 volop ontbrandde, verklaarde Bos dat de essentie van zijn boodschap was: ’Nederland een tikkeltje tevredener en gelukkiger te willen maken.’ Typerend is ook deze uitspraak van tussenpaus Ad Melkert: ‘Ik zie niet in waarom ik bevlogen moet zijn.’ Hoewel Den Uyl zich als ‘zondige reformist’ bewust was van de onvermijdelijkheid van concessies contrasteerde zijn passionele politieke overtuiging nogal met dit soort lauwheid. Den Uyl kon vasthoudend zijn, als het moest tot midden in de nacht. Een bewaker van het Catshuis hoorde hem en zijn minister van Financiën Wim Duisenberg, ook zo’n doorsjouwer, nog wel eens tot het 22.03.12 De Groene Amsterdammer 23
HET IS NOG afwachten in hoeverre Samsom weerstand kan bieden aan de verleiding om de pvda in alle geledingen te willen beheersen. Onder het bewind van Wouter Bos raakte het partijleven lamgeslagen door de verstikkende leiderscultus die hij vestigde. In het cda, die andere volkspartij, handelde Jan Peter Balkenende niet anders. Tekenend is hoe het cda destijds in Den Haag werd geprezen als een ‘geoliede machine’, een gladjes lopende organisatie, bedreven in het spel om de macht, waarin de leider onomstreden was en bovendien geen wanklank viel te beluisteren. Wouter Bos verheelde niet hoezeer hij het cda hierom beneed. Evenmin als Balkenende zag hij een bezwaar in de inzet van beïnvloedingstactieken, machinaties en soms zelfs intimiderende praktijken om de schone schijn van een geoliede machine op te houden. Beide kampen opereerden volgens het motto van Balkenende’s fluisteraar Jack de Vries: ‘De pluspunten van het beleid zijn voor ons, de minpunten voor de anderen.’ Onder invloed van deze cynische moraal ontstond de leiderscultus in pvda en cda bijna als vanzelf. ‘Voor mensen die geen slavenziel hebben is die sfeer niet om te harden’, omschreef oud-fractiemedewerker Joop van Rijswijk de disciplineringsdrang in het cda. ‘Onder Balkenende keert het cda zich naar binnen, sluit zich af voor kritiek, is doof voor signalen vanuit de samenleving en houdt het doctrinair vast aan het eigen gelijk.’ In de pvda beschouwde Bos de partij, van de lagere regionen tot TweedeKamerfractie, als een monolithisch geheel ten dienste van hem. Dat ging onherroepelijk samen met een verregaande controledrift en kadaver discipline. Politiek commentator Hans Goslinga somde de gevolgen als 24 De Groene Amsterdammer 22.03.12
Evert Elzinga / ANP
ochtendkrieken discussiëren, om hen ’s ochtends samen, gekleed op het kleine mahoniehouten bedje in Den Uyls werkkamer aan te treffen. Den Uyl putte de brandstof voor zijn politieke vuur ook uit zijn veertienjarig directeurschap van de Wiardi Beckman Stichting (1949-1963), in welke functie hij de ideologie van de naoorlogse sociaal-democratie formuleerde. Heeft de pvda met Samsom een nieuwe Den Uyl gekozen? In sommige commentaren werd de vergelijking al getrokken. Anders dan Cohen, gepokt en gemazeld in universitairen politiek-bestuurlijke functies, en oud-Shell-manager Bos is Samsom gevormd in meer opponerende rollen, eerst als actievoerder bij Greenpeace en daarna als Kamerlid. Meer dan zijn voorgangers lijkt Samsom zich ervan bewust dat politiek behalve nuanceren ook een kwestie van stelling nemen en positie kiezen is. Hij is onvermoeibaar en koestert sterke politieke overtuigingen, op het fanatieke af. In dat opzicht is de vergelijking met Den Uyl niet uit de lucht gegrepen. Samsom beschikt bovendien over het politieke temperament om een zienswijze op de betekenis van de sociaal-democratie in de moderne tijd te verwoorden in retorisch pakkende beelden. Op het congres afgelopen zaterdag viel hij premier Rutte aan op de afbraak van de ‘maatschappelijke ladder’, het geheel aan voorzieningen in het onderwijs en de sociale zorg dat mensen in staat stelt zich op te werken. Samsom: ‘Mensen zijn niet uit op hulp, niet van de overheid, laat staan van de pvda. De meeste mensen klimmen op eigen kracht langs de maatschappelijke ladder omhoog. Maar dan moet die ladder daar wel staan en goed worden onderhouden.’ Daarom moet de pvda ‘het herstel van de publieke zaak’ tot haar absolute prioriteit verheffen, zei hij. ‘De straat, de school en al die andere voorzieningen vormen de verheffende en verbindende kracht in Nederland. De agent, de onderwijzer en verpleger zijn onze geluksmachines. Die zet je niet uit, Mark. Die versterk je.’
volgt op: ‘Een naar binnen gerichte houding van de Haagse politici, concentratie van macht bij enkelingen, gewroet van oncontro leerbare spindoctors, lakeiengedrag van Kamerleden en een buiging van politici voor de mediacratie, die eenzijdig de grote bekken selecteert.’ Tot de kern teruggebracht komt deze leiderscultus neer op een concentratie van de macht bij de Haagse binnenwereld, ten koste van de partijen als ledenorganisatie. Met een vooruitziende blik legde Bart Tromp tien jaar geleden de vinger bij dat fenomeen, ter verklaring van de crisisverschijnselen in de volkspartijen. Volgens hem staren de partijen zich blind op de eigen logica van ‘Den Haag’, waarin het al dan niet bewaren van de eenheid bepalend is voor winst of verlies. Onder die invloed zijn pvda en cda volgens hem getransformeerd in campagneorganisaties, strak geleid door beroepspolitici en een professionele staf, die het als een compliment beschouwen als de buitenwereld ze ziet als een ‘geoliede machine’. De crisis van de volkspartijen komt dus doordat zij hun legitimatie in de politieke sfeer zelf zoeken en niet meer in hun banden met de maatschappij. Niet meer een wereldbeschouwing of een ideologie, oftewel een politiek verhaal over de wenselijke samenleving is bepalend voor hun handelen, maar het doel van ‘stemmenmaximilisatie’. In andere woorden geformuleerd, beschrijft Tromp dat transformatieproces als een omslag van een oriëntatie op waarden naar de instrumentele rationaliteit van de markt, waarin het formaat belangrijker is dan de inhoud. Daarbij prevaleert het binnenhalen van zoveel mogelijk kiezers boven het nastreven van het politieke ideaal. Zo bezien is het verklaarbaar waarom vigerend cda-leider Maxime Verhagen het in de formatie van het kabinet-Rutte geen bezwaar vond gemene zaak te maken met een partij, de pvv, die de christen-democratische kernwaarde van de godsdienstvrijheid verwerpt. Voor het electorale perspectief van het cda achtte hij die keuze de beste en dat gaf de doorslag. Vanuit datzelfde perspectief (‘mensen stemmen niet op een partij die met zichzelf overhoop ligt’) verwijt hij partijgenoten die blijven opponeren tegen de samenwerking met de pvv dat zij de eenheid van het cda doorbreken. Die eenheidsdrang komt samen met het verlangen naar een sterke leider in Verhagens suggestie
‘De agent, de onderwijzer en verpleger zijn onze geluks machines. Die zet je niet uit, Mark. Die versterk je’
om de volgende cda-lijsttrekker door de leden te laten kiezen. Dit is zijn motief: ‘Zodra er iemand democratisch is gekozen, moet iedereen zich scharen achter de lijsttrekker en ontstaat automatisch eenheid.’ Met een gelijkluidende redenering beriep Wouter Bos zich destijds op zijn verkiezing door de leden om de pvda dirigistisch te leiden. Waar de schoen hier wringt, is dat volkspartijen per definitie geen eenheid kunnen zijn, simpelweg omdat het volk dat zij representeren geen eenheid is. Debat in het cda of de pvda komt niet voort uit een ‘hoogverheven moreel gelijk’, zoals Verhagen het ziet, maar is inherent aan het karakter van een volkspartij, met leden die actief zijn betrokken bij het proces van ideeënvorming. De beste biotoop voor volgzaamheid aan de leider en eenheid is een partij zonder leden, waarvoor Geert Wilders dan ook logischerwijze heeft gekozen. DE LEIDERSCULTUS legt een molton deken over het politieke leven in de partijen. Onbevangen debat is niet meer mogelijk, waardoor de partijen in de versukkeling raken als plekken van ideeënvorming en ook aan belang inboeten als corrigerend mechanisme van de Haagse politici. De balans tussen macht en tegenmacht, essentieel voor elke vorm van democratie, raakt verstoord. Door de heersende eenheids- en disciplineringsdwang zijn we het idee ontwend dat partijen woorden geven aan maatschappelijke conflicten en daarin richtinggevende keuzes maken, desnoods tegen de wens van de Haagse regionen in. Gebeurt dat laatste een keer, dan heet het in de perceptie van de partijtop en de media al gauw dat de eenheid verstoord is, de coalitie gevaar loopt, de leider de regie kwijt is. ‘Stabiliteit en risicomijding hebben prioriteit, ten koste van de ontwikkeling van een helder profiel en de noodzakelijke inhoudelijke discussie’, analyseerde een commissie onder leiding van Léon Frissen in 2010 de toestand in het cda. ‘De ruimte voor inhoudelijke vernieuwing wordt als mogelijke bedreiging van de eensgezindheid gezien.’ Deze conclusie geldt evenzeer voor de pvda, heeft ook Paul Kalma ondervonden als directeur van de Wiardi Beckman Stichting (19892006) en bovenal als Tweede-Kamerlid (2006-2010). De felheid waarmee fractieleiding en collega’s reageerden op alleen al de mogelijkheid van anders stemmen heeft van alle ervaringen als Kamerlid de meeste indruk op hem gemaakt, schrijft hij in zijn nieuwe boek Makke schapen. ‘Je steekt ons een mes in de rug’, werd hem eens toegebriest na het uitbrengen van een afwijkende stem. Samsom moet nu lijn in de opstelling van de fractie zien te krijgen, hetgeen een zekere mate van discipline vergt, maar om leven in de partij te brengen moet hij zich tegelijkertijd hoeden voor controledwang en heerszucht. De fractie is allesbehalve eensgezind over de koers en de verhouding tot andere partijen. Schematisch gezegd gaat de keuze tussen de behoudend linkse koers van de sp en de links-libertaire van GroenLinks en D66. Die keuze vormde ook de achtergrond van de verkiezingscampagne voor het partijleiderschap de afgelopen weken. In deze omstandigheden wordt politiek meesterschap van Samsom gevergd. De nieuwe fractievoorzitter moet beide richtingen bijeenbrengen, zonder de zweep erover te leggen. Tegelijkertijd moet hij stelling nemen en positie kiezen met een politiek verhaal dat de pvda weer een doel in haar bestaan biedt. De regentenmentaliteit, de leiderscultus en de ideologische inertie zijn specifieke factoren waardoor de pvda over dat doel in het duister lijkt te tasten. Ze heeft verloren aan herkenbaarheid en betekenis voor de kiezers. Op zich vertonen alle volkspartijen dat soort verschijnselen van politieke bloedarmoede en richtingloosheid. pvda, cda en vvd lijken zich geen raad te weten met de crisis in Europa, de politieke noch de economische, en ontberen vooralsnog een antwoord dat perspectief op een keer ten goede biedt. Tegenover het onrealistische verlangen van pvv en sp naar een wereld die teruggewonnen moet worden, blijven ze het alternatief schuldig van een wereld die te winnen valt. Verwonderlijk is dat niet, na zoveel jaren van voorspoed. Het politieke programma van pvda, cda en vvd staat of valt met een bestendige economische groei. Nu de groei decimeert, of zelfs omslaat in krimp, is het zoeken naar een wervend alternatief in tijden van economische tegenspoed. De partijen steken nu vooral veel politieke energie in een conservatieve reactie. Die
komt erop neer dat als we alles nu maar zo’n beetje kunnen houden zoals het is, we het nog wel even met de bestaande systemen kunnen uitzingen. Meer een overlevingsstrategie dan een toekomstperspectief. Toch wordt de pvda misschien nog iets harder getroffen door dat verschijnsel van richtingloosheid dan de electorale concurrenten. Hoezeer de sociaal-democratie ook afweek van het dictatoriale staatsdirigisme van de sovjetcommunisten, het is evident dat ook zij van slag raakte door de mislukking van het ‘reëel bestaande socialisme’ in 1989. Sindsdien legde de pvda meer en meer de nadruk op vrijheid als doel van haar politieke handelen en minder op gelijkheid, haar oude ideaal, dat door het communisme zo geperverteerd was geraakt. Daar waren op zich goede redenen voor. Niet zelden was het streven naar gelijkheid ten koste gegaan van persoonlijke vrijheid, door de staats interventies en bureaucratische regels die het met zich meebracht. Gelijkheid baande zo de weg naar onvrijheid. De koersverlegging kwam in de pvda tot uitdrukking in het beginselmanifest van 2005. Op instigatie van Wouter Bos is daarin ‘gelijkheid’ als leidend ideaal geschrapt en vervangen door ‘vrijheid’. Het probleem anno 2012 is evenwel dat de vrijheid in het kapitalisme de oorzaak is van een toenemende ongelijkheid in kansen op bestaanszekerheid. Dat geldt zowel voor de Angelsaksische als voor de continentale variant van het kapitalisme, zeker nu door de Europese crisispolitiek het veiligheidsnet onder de Europeanen op tal van plaatsen openscheurt. Vrijheid baant zo de weg naar ongelijkheid. Ongelijkheid is dus weer een hyperactueel thema. De politieke manoeuvreerkunst die wordt gevergd van sociaal-democraten is het verzet daartegen tot een politiek wapen om te smeden zónder te vervallen in vrijheidsbenemende staatsinterventies en overregulering. Ze kunnen daarbij teruggrijpen op het maatschappelijk contract dat de basis vormde van de naoorlogse sociale markteconomie. Met de crisis van de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog in het geheugen kreeg dat contract concreet vorm in talloze akkoorden tussen overheid, werkgevers en werknemers om allen eerlijk te laten delen in de welvaart. Hun stilzwijgende morele afspraak hield in dat niemand bovenmatig mocht profiteren van de lusten van de welvaart, noch zwaarder dan de anderen zuchten onder de lasten. Dat maakte de verschillen in de samenleving voor iedereen draaglijk. Dat principe van eerlijk delen van de lasten en de lusten heeft nog niets aan waarde ingeboet, ook niet nu de welvaart daalt en wellicht zelfs een langdurige terugval te wachten staat. In mindere tijden kan de politiek op grond van dat principe een beroep op iedereen doen een beetje in te schikken. Dat is ook van belang om de democratie meer bescherming te bieden tegen amok makende politici die zondebokken zoeken. Méér gelijkheid kan dus opnieuw het leidende ideaal van de pvda worden, om zichzelf te verlossen van de richtingloosheid. Dat is de partij verschuldigd aan haar pretentie zowel sociaal als democratisch te zijn. In concreto verplicht dat ideaal de pvda tot waakzaamheid voor alle tekenen van een toenemende maatschappelijke apartheid, in de gedaante van ongelijke kansen op onderwijs, huisvesting, sociale zekerheid, werk. Daarom is het als retorisch beeld zo slecht nog niet wanneer Samsom het kabinetsbeleid vanwege de afbraak van ‘de maatschappelijke ladder’ als onfatsoenlijk hekelt. Met een ideologische herbronning heeft de nieuwe leider van de pvda ook een grotere kans op succes dan zijn voorganger. Een tweede voorwaarde voor dat succes is dat de ledenorganisatie van de partij zich losschudt van Haagse kluisters en macht terugverovert op de beroepspolitici aan het Binnenhof. Zo kan de overspannen cultus rond de leider worden doorbroken. Ook dát is in het belang van de opvolger van Job Cohen.
Méér gelijkheid kan opnieuw het leidende ideaal van de PvdA worden, om zichzelf te verlossen van de richting loosheid
Dit is een ingekorte versie van een artikel geschreven voor het maart nummer van Socialisme en Democratie, dat volgende week verschijnt bij uitgeverij Boom 22.03.12 De Groene Amsterdammer 25
Rabat gebruikt de vluchtelingenkraan als machtsmiddel
Zwemmen naar Europa Na een kostbare versteviging van de grens kwam de immigratiestroom van Afrika naar de Spaanse enclave Ceuta vrijwel tot stilstand. Maar dat succesje van Fort Europa was van korte duur. Door Lex Rietman
26 De Groene Amsterdammer 22.03.12
ten van Marienborn en Drewitz. Daar bestond de voornaamste taak van de Volkspolizei ook uit het tegenhouden van mensen die weg wilden. Misschien is dat een van de merkwaardigste gevolgen van het huidige Europese immigratiebeleid. De outsourcing van de bewaking van Europa’s buitengrenzen houdt in dat de Europese Unie haar buren betaalt om zich in dit opzicht op dezelfde manier te gaan gedragen als waar het Westen de voormalige Oostblok landen altijd om verafschuwde: ‘Een onmenselijk systeem, je mag er niet eens uit.’ Lang niet alle Afrikaanse vluchtelingen kunnen zwemmen. Sommigen overbruggen de tweehonderd meter die ze door zee moeten afleggen vanaf de Marokkaanse zijde van de grens tot het strand van El Tarajal in een speelgoedbootje of een autobinnenband. Anderen maken een geïmproviseerd zwemvest door plastic flessen aan elkaar te knopen. En zonder uitzondering dragen ze een mobiele telefoon bij zich, zorgvuldig in plastic gewikkeld ter bescherming tegen het zeewater. ‘Als ze dit strand bereiken is het eerste wat ze doen hun telefoon uitpakken en hun familie bellen’, zegt Clemen Núñez. Zijn mensen van het Rode Kruis zorgen samen met de Guardia Civil voor de eerste opvang. Die bestaat vooral uit het verstrekken van droge kleren en schoenen. Behalve kleine snijwonden die veroorzaakt zijn door scherpe rotspunten moet soms een enkel geval van onderkoeling behandeld worden. Maar steeds opnieuw raakt Núñez onder de indruk van de ontlading van vreugde die hij op dit stuk strand aantreft bij de gelukkigen die het gehaald hebben. ‘Zodra ze hier voet aan wal zetten beginnen ze te zingen, te dansen en te bidden. Het is elke keer weer een prachtig feest om te aanschouwen’, zegt Núñez. ‘Het is maar een kleine afstand die ze overbrugd hebben, maar het betekent een onvoorstelbare verbetering. Vaak zijn ze jaren onderweg geweest en hebben ze honger, ziekte, de dood van lotgenoten en politiegeweld meegemaakt. Ze weten dat ze hier veilig zijn en dat ze hier ten minste op onderdak, eten en medische hulp kunnen rekenen. Ceuta bereiken is hun redding. Hun droom is voor de helft verwezenlijkt.’ De andere helft is de sprong naar het Europese vasteland, vijftien kilometer noordwaarts aan de overzijde van de Straat van Gibraltar.
Afrikaanse migranten uit het opvangcentrum Ceti komen samen aan het strand van Ceuta
HH-11599045 (OPENINGSBEELD)
Ceuta – ‘Zie je die rode vlag? Dat is Marokko.’ Op het strand van El Tarajal in Ceuta wijst Clemen Núñez van het plaatselijke Rode Kruis naar de wapperende vlag achter het grenshek, vijftig meter verderop. Het hek, zes meter hoog en bezaaid met rollen scheermesprikkeldraad, wekt de indruk van een onneembare hindernis. Alleen is er iets vreemds mee aan de hand. De versperring die deze Spaanse enclave in NoordAfrika scheidt van Marokko loopt vanaf de grensovergang El Tarajal over het strand maar een heel klein stukje door in het water van de Middellandse Zee. Hooguit tien, vijftien meter. Het beeld roept een onvermijdelijke gedachte op, zeker op zo’n aangename wintermiddag als vandaag met een kalm klotsende zee: mooi stevig hek, maar daar zwem je toch gewoon omheen? ‘Het lijkt inderdaad heel simpel’, geeft Núñez toe. ‘Maar of dat in werkelijkheid ook zo is hangt af van de opstelling van de Marokkaanse politie. Als die niet wil dat je erdoor komt en het strand en de rotsen aan de overzijde van de grens goed bewaakt, is het niet eenvoudig.’ Meestal is dat het geval en doet Marokko wat Marokko moet doen volgens de afspraken met Spanje en de Europese Unie: de rol op zich nemen van externe politieagent van Europa in de strijd tegen de clandestiene immigratie. Toch slagen steeds meer Afrikanen erin dit strand van El Tarajal te bereiken. Als coördinator van de eerstehulpverlening van het Rode Kruis in Ceuta is Clemen Núñez daar bijna wekelijks getuige van. ‘Vorige week lukte een groep van veertig Afrikanen het om de oversteek te maken’, zegt hij. De week daarvoor 68. ‘Meestal gebeurt het ’s ochtends in alle vroegte. Dan komen ze plotseling massaal uit de bossen te voorschijn, rennen ze over de rotsen, springen in het water en zwemmen deze kant op. Ze weten dat ze het niet allemaal zullen halen. Daarom komen ze in grote groepen, met zestig of honderd man tegelijk, want dat verkleint de kans dat je opgepakt wordt door de Marokkaanse gendarmerie.’ Gewoonlijk is het de taak van de grenspolitie om ervoor te zorgen dat niemand het land clandestien binnenkomt. Hier is het omgekeerd. Hier moet de Marokkaanse politie mensen tegenhouden die het land willen verlaten. Het roept herinneringen op aan de ddr-grenspos-
Sinds de zomer van 2011 passen de vluchtelingen – meestal jonge mannen uit Westen Centraal-Afrikaanse landen – de nieuwe strategie toe van de massale zwempartijen langs de grensversperring van Ceuta. En met succes. Na jaren waarin de illegale immigratiestroom naar de Spaanse enclave vrijwel tot stilstand was gekomen, drongen in 2011 volgens de officiële cijfers 1402 vluchtelingen de stad binnen. Dat is bijna drie maal zo veel als in het voorafgaande jaar en het hoogste aantal sinds de grensbestormingen van 2005. Toen werd het recordaantal van 2125 geregistreerd. Clemen Núñez ziet dat record niet lang standhouden: ‘Als er niks verbetert aan de levensomstandigheden in Afrika zal het niet lang duren voor we hier twee- of drieduizend mensen per jaar zien binnenkomen. Geen enkel hek houdt de honger tegen.’ Crisis of niet, Europa blijft voor miljoenen Afrikanen een droom. Het antwoord van Europa is versterking van de grenzen en opvoering van de bewaking. Na het drama van september 2005, toen honderden vluchtelingen de grens van Ceuta bestormden en vijf van hen om het leven kwamen nadat de politie aan beide
zijden het vuur op hen had geopend, werd de grensversperring versterkt. Die bestaat nu uit een dubbele omheining van zes meter hoog en is uitgerust met radars, bewegingsdetectoren en warmtecamera’s. De kosten van de acht kilometer lange versperring worden geschat op twintig tot dertig miljoen euro, grotendeels betaald door de EU. Het onmiddellijke effect is een verschuiving van de immigratieroute. Vanuit Senegal, Gambia en Mauritanië stappen duizenden Afrikanen in volgepakte vissersboten naar de Canarische Eilanden, een levensgevaarlijke tocht over de Atlantische Oceaan van zo’n duizend kilometer. In 2006 bereiken 32.000 Afrikanen op deze manier de Canarische Eilanden. Televisiebeelden van uitgedroogde Afrikaanse vluchtelingen tussen de vakantiegangers op de stranden van Tenerife en Gran Canaria maken het probleem op een dramatische
manier zichtbaar voor de publieke opinie. Niet toevallig begint het Europese agentschap voor bewaking van de buitengrenzen Frontex in mei 2007 op deze vluchtelingenroute zijn eerste patrouilles. Door het gezamenlijke optreden van Frontex en lokale politie-eenheden in Mauritanië en Senegal wordt de stroom snel ingedamd. In ruil voor hun medewerking in de strijd tegen de clandestiene immigratie krijgen deze landen extra ontwikkelingshulp. De West-Afrikaanse partners van Brussel mogen in deze strijd naar eigen goeddunken handelen. De samenwerkingsovereenkomsten bevatten geen bepalingen over respect voor de mensenrechten. Volgens ngo’s is mishandeling van de vluchtelingen door Europa’s externe politieagenten aan de orde van de dag. Journalisten stuitten op een detentiecentrum nabij de Mauritaanse havenstad Nouadhibou waar de omstandigheden mensonwaardig zijn. Het vluchtelin-
‘Aan de andere kant van de grens wachten honderden, misschien meer dan duizend mensen op hun kans de grens over te steken’
gencentrum krijgt de naam Klein Guantánamo mee. Resultaat heeft deze harde aanpak wel. In 2009 is de stroom bootvluchtelingen uit WestAfrika naar de Canarische Eilanden zo goed als opgedroogd. En nu zijn ze weer terug in Ceuta. Ibrahim Traore (21) komt uit Kameroen en verblijft sinds twee weken in het uitpuilende vluchtelingencentrum van de stad. Zoals tachtig procent van de nieuwkomers in het Centrum voor Tijdelijke Opvang van Immigranten (Ceti) van Ceuta heeft ook Ibrahim zwemmend het strand van El Tarajal bereikt. Hij heeft geluk gehad. Al na drie maanden lukte het hem om vanuit Marokko de grens over te steken. ‘Aan de andere kant van de grens wachten honderden, misschien meer dan duizend mensen op hun kans om de grens over te steken. Sommigen al jarenlang’, zegt Ibrahim. Wie pech heeft wordt door de Marokkaanse politie opgepakt en over de grens met Mauritanië gezet, tweeduizend kilometer terug naar het zuiden. ‘Vier maanden en elf dagen.’ Met verbluffende nauwkeurigheid weet de 26-jarige Cedrique uit Tsjaad hoe lang hij in Ceuta ver22.03.12 De Groene Amsterdammer 27
blijft. De meeste Afrikaanse vluchtelingen doen er jaren over om Europa te bereiken, als ze daar überhaupt al in slagen, maar Cedrique moet zo ongeveer een snelheidsrecord hebben gevestigd. Hij verliet het dorp van zijn familie ‘op 12 maart 2011’. Cedrique is ook over zee de Spaanse enclave binnengekomen. Niet zwemmend, maar per Zodiac. Hij kocht met zes anderen in Marokko zo’n rubberboot en wist vervolgens vrij snel het strand van Ceuta te bereiken. De boomlange Cedrique maakt een vrolijke en optimistische indruk. Op de vraag of hij het hier in het opvangcentrum naar zijn zin heeft, zegt hij: ‘Jawel, op de behandeling in het Ceti is niks aan te merken. Alleen verveel ik me af en toe.’ Ernstiger wordt hij als zijn verblijf in Marokko en de behandeling van Afrikaanse vluchtelingen door de Marokkaanse gendarmerie ter sprake komt. ‘Penible, penible’, mompelt hij slechts. ‘Penible…’ Er valt een stilte. Het is duidelijk dat wil hij er verder niets over kwijt wil. Het Ceti in Ceuta is geen gewoon vluchtelingencentrum. De opvangcentra op het Spaanse vasteland zijn gesloten inrichtingen. Ze ressorteren onder het ministerie van Binnenlandse Zaken. Formeel zijn het geen gevangenissen, maar de accommodatie en de omstandigheden zijn er aanzienlijk slechter dan in de penitentiaire inrichtingen. Toestemming om deze instellingen te bezoeken wordt alleen bij uitzondering gegeven. Recente sterfgevallen van jonge Afrikanen, één in het Centrum voor Internering van Buitenlanders (Cie) van Barcelona en een tweede in Madrid, hebben forse kritiek ontlokt van humanitaire organisaties. De schaarse informatie die erover beschikbaar is wijst op nalatigheid en onverschilligheid van het personeel, agenten van de Policía Nacional. Veelzeggend is dat buitenlanders in de Cie’s niet bij hun naam worden genoemd, zoals de Andalusische mensenrechtenorganisatie apdha onlangs bekendmaakte. Ze krijgen een nummer toegewezen en dat wordt door het bewakend personeel gebruikt om zich tot hen te richten. In gevangenissen is dat bij wet verboden. Het verschil met het opvangcentrum van Ceuta is hemelsbreed. Net als in Melilla, de andere Spaanse enclave in Noord-Marokko, is het Ceti hier een open instelling. Dat kan omdat Ceuta Europa is en tegelijk ook niet. Deze vestingstad aan de zuidflank van de Straat van Gibraltar – met een oppervlakte van negentien vierkante kilometer en tachtigduizend inwoners – behoort als Spaans grondgebied wel tot de Europese Unie, maar niet tot het Schengen gebied. Zonder papieren, een gehonoreerde asielaanvraag, kom je hier niet weg. Of het zou als verstekeling moeten zijn op de streng gecontroleerde veerboot naar het Spaanse vasteland. Het vluchtelingencentrum ligt op een berg aan de rand van de enclave en biedt een prachtig uitzicht over de stad en de Straat van Gibraltar. Het Ceti valt bestuurlijk niet onder Binnenlandse Zaken maar onder Werkgelegenheid. Dat brengt een radicaal andere benadering met zich 28 De Groene Amsterdammer 22.03.12
mee. In plaats van als een potentieel veiligheidsprobleem voor de samenleving wordt de immigrant beschouwd als een burger die zo goed mogelijk voorbereid moet worden op integratie in de samenleving, los van de vraag hoe groot de kans op een verblijfsvergunning is. De bewoners krijgen een pasje waarmee ze zich vrij door de stad kunnen bewegen. Dat dient een praktisch nut, want zo kunnen ze aantonen dat ze legaal in Ceuta verblijven. Maar zo’n pasje met je foto en je naam heeft voor de bezitter ervan bovendien een moeilijk te overschatten psychologisch belang, zegt Ceti-directeur Carlos Bengoetchea: ‘Het geeft hen een gevoel van rechtsbescherming en eigenwaarde. Eindelijk zijn ze weer iemand, na vaak jarenlang zonder papieren te hebben gereisd en overgeleverd te zijn geweest aan de willekeur van corrupte politieagenten.’ Volgens Bengoetchea lopen veel vluchtelingen op hun lange reis naar Europa psychische trauma’s op. Soms duurt het maanden voor de angst enigszins weggeëbd is en een vertrouwensrelatie mogelijk wordt. De psycholoog van het Ceti helpt hen daarbij. De vluchtelingen slapen in stapelbedden met acht tot twaalf personen op een kamer. Van enige privacy is geen sprake, maar het is er in ieder geval schoon. Ze krijgen computer-, taalen kooklessen aangeboden en wie dat nodig
en een hele reeks andere vormen van sociale discriminatie. Meestal duurt de asielprocedure acht tot negen maanden. In geval van afwijzing van de aanvraag wordt de immigrant overgebracht naar een gesloten instelling op het Spaanse vasteland. Daar kan hij hooguit zestig dagen worden vastgehouden. In die periode moet hij uitgezet worden naar het land van herkomst. Als dat onmogelijk blijkt te zijn, wordt de vluchteling op straat gezet en verandert hij in een ‘illegaal’. Ondanks de overbevolking ademt het Ceticomplex een ontspannen sfeer. Maar de recente regeringswisseling in Madrid roept twijfels op over de toekomst van het opvangcentrum. ‘Ik vraag me af hoe lang we nog op deze manier kunnen blijven werken’, zegt directeur Bengoetchea. ‘Het is afwachten wat de nieuwe rechtse regering van premier Rajoy beslist over het voortbestaan van dit centrum. Maar afgaand op de harde opstelling van zijn partij tegen immigranten ziet het er niet gunstig uit.’ Toeval of niet, de afgelopen weken zijn er op het strand van El Tarajal geen dans-, zingen bidparty’s meer geweest van nieuw gearriveerde Afrikanen. Volgens Carmen Echarri, hoofdredacteur van de lokale krant El Faro, is dat een tijdelijke kwestie. Het betekent dat Marokko zijn rol als externe politieagent weer
‘De grens is een thermometer van de betrekkingen tussen Marokko en Spanje of tussen Marokko en de Europese Unie’ heeft kan ook leren lezen en rekenen. Er is een medische post en een bescheiden maar veelgebruikt fitnesscentrum. Dat laatste is tijdelijk iets kleiner behuisd, omdat het eigenlijke fitness centrum ingericht is als slaapzaal. Noodgedwongen, want in het centrum verblijven nu zevenhonderd vluchtelingen, tweehonderd meer dan de 512 bewoners waarop de accommodatie is berekend. Een flink aantal van hen zal binnenkort overgeplaatst worden naar vluchtelingencentra op het Spaanse vasteland. De bevolking van het Ceti bestaat voor negentig procent uit jonge mannen uit Centraal- en West-Afrikaanse landen. De normale verblijfsduur ligt tussen zes en twaalf maanden. ‘Doorgaans geeft dat voldoende tijd om de asielaanvraag te behandelen’, zegt directeur Bengoetchea. Asielzoekers zijn hier een betrekkelijk nieuw fenomeen. Sinds Spanje in oktober 2009 de Europese richtlijn over asielaanvragen heeft opgenomen in de wetgeving zijn de mogelijkheden voor een positieve beschikking aanzienlijk verruimd. Politiek asiel was in Spanje altijd slechts voorbehouden aan een zeer beperkte groep. Nu kunnen vluchtelingen ook discriminatie of onderdrukking in hun land op sociale gronden aanvoeren als motief voor asiel. Dat zet de deur op een kier voor slachtoffers van religieuze en etnische conflicten, seksueel misbruik
even waarneemt. ‘De grens is een thermometer van de betrekkingen tussen Marokko en Spanje of tussen Marokko en de Europese Unie’, zegt Echarri. ‘Als Marokko op een zeker moment niet meewerkt om te vermijden dat immigranten hier illegaal de grens oversteken, is dat een signaal van verstoorde verhoudingen. Dan is Rabat ontevreden over de resultaten van de onderhandelingen met Brussel over een nieuw handels akkoord, om maar wat te noemen. Of zijn er spanningen in de relatie met Madrid.’ Zo hanteert Marokko de vluchtelingenkraan als drukmiddel in de diplomatieke betrekkingen met Europa. Dat drukmiddel is door de EU zelf in handen van Rabat gelegd door de Marokkanen de rol van externe politieagent toe te bedelen. In het machtsspel tussen Rabat, Madrid en Brussel zijn de Afrikaanse vluchtelingen het wisselgeld. Op het plein voor de kathedraal in Ceuta zit Youssouf Bedrago (23) uit Mali op een hekje. Na zeker tien mislukte pogingen om Ceuta binnen te komen verblijft hij inmiddels zeven maanden in de enclave. Hij hoopt een paar centen te kunnen verdienen als parkeerhulp. Veel klanten zijn er vandaag niet. Kon hij maar naar Barcelona. Daar heeft hij vrienden, daar is werk. Een paar dagen later gaat de telefoon. Youssouf zit in Almería. Hij heeft zijn papieren en is onderweg naar Barcelona.
Toneelstuk
Breivik ontmoet Wilders Vorig jaar zomer bracht Anders Breivik in Noorwegen 77 mensen, voornamelijk pubers, om het leven. De moordenaar liet zich onder meer inspireren door het gedachtegoed van Geert Wilders. In het toneelstuk Breivik ontmoet Wilders confronteert Theodor Holman de twee met elkaar. De oorspronkelijke tekst van het nu al omstreden stuk. Door Theodor Holman Beeld Milo 22.03.12 De Groene Amsterdammer 29
OP SCHERM: Beelden van Wilders in Londen. Persconferenties. Demonstraties. Misschien het nieuwsitem van het NOS Journaal. TONEEL: Een afgesloten ruimte op Heathrow. Een niet gebruikte, misschien wel geheime vip-room. Het is avond. De Nederlandse politicus heeft net een ontmoeting gehad met Britse politici. Veel pers. Demonstraties op straat. Wilders is moe. Op Heathrow blijkt dat het vliegtuig naar Nederland vertraging heeft. De beveiligers moeten Wilders dus even wegstoppen. Daarvoor gebruiken ze de vip-room. OMROEPSTER HEATHROW: Your attention, please. Flight KL405 to Amsterdam has a delay of fifty minutes. Flight KL405 has a delay of fifty minutes. VIP-ROOM: Een tv, die aan kan, veel kranten en tijdschriften. De beveiligers zijn Jacob en Ezau. Jacob komt als eerste de vip-ruimte binnen. JACOB: Alles veilig. All clear. Vos kan binnenkomen. Wilders en Ezau komen binnen. WILDERS: Jullie noemen me altijd vos, leeuw, tijger, panter. Altijd roofdieren. Nooit eens duif of puppy of poedel. EZAU: Dat bepalen wij niet, mijnheer. WILDERS: Leer mij de geheime dienst kennen. Waarom vliegt dat vliegtuig niet? JACOB: Ik weet het niet, mijnheer. De mobiele telefoon van Wilders gaat. Het is Martin Bosma, maar die zien en horen we niet. We zien alleen de reactie van Wilders. WILDERS: Hallo Martin. (…) Heb je het gezien? (…) Staat het al op YouTube? Nee, ik ben moe. (…) Nee. (geruime tijd pauze) Is het niet weer zo’n gek die met me op de foto wil? (…) Waarom? (…) Noorwegen? (…) Spreekt hij goed Engels? (…) Weet je zeker dat het geen journalist is? (…) Vijf minuten dan, niet meer. Ik geef je even aan Ezau. Wilders geeft zijn mobiele telefoon aan Ezau. Die bespreekt (ad lib) met Bosma de details, terwijl Wilders alles uitlegt aan Jacob. WILDERS: Er komt straks een Noor. Wil op de foto met mij, geloof ik, en iets vragen. Martin leek het wel een intelligente knul… Niet meer dan vijf minuten… JACOB: Is goed, mijnheer. Hij verwittigt meteen beveiligers die blijkbaar buiten de ruimte staan. We horen hem zeggen (hij spreekt in zijn mouw): JACOB: Vos ontvangt bezoek. Honderd procent check! Let op: honderd procent check! Ezau heeft alles opgeschreven wat hij van Martin Bosma heeft gehoord. En leest voor uit zijn bloknootje. EZAU: Hij heet Anders Breivik. Is inderdaad afkomstig uit Noor wegen. Hij is eco-boer van beroep. WILDERS: Eco-boer? O God. Een linkse hobbyist of een bloed-enbodem-fetisjist. Hoe oud is-ie? EZAU: Hij staat voor de deur. WILDERS: Een boer. Oké, laat maar binnen. EZAU (in mouw): Hij kan naar binnen. De deur gaat open en Breivik komt binnen. Gekleed in een rood LacosteT-shirt waar overheen een half lange, zeer modieuze jas. Zijn correcte gedrag en zijn beleefdheid typeren hem. Jacob en Ezau fouilleren hem. Wilders kijkt hem aan. BREIVIK (terwijl hij wordt gefouilleerd): Mijnheer Wilders… Ik bewonder u. WILDERS: Dank u. Als men klaar is met fouilleren, knielt Breivik op een paar meter afstand als een ridder voor Wilders. Wilders kijkt hem verbaasd aan.
Het woord rechts in de journalistiek staat voor slecht. Een rechtse journalist is dus een slechte journalist, en wie wil er nu slecht zijn? 30 De Groene Amsterdammer 22.03.12
WILDERS: U hoeft voor mij niet te knielen. Ik ben niet van het koninklijk huis, en als ik dat was, had ik het knielen afgeschaft. BREIVIK: Ik vind u ook een ridder. Ik wil u mijn respect tonen. WILDERS: Dat doet u door snel een foto te nemen en ons weer alleen te laten. Hoewel ons vliegtuig wat vertraging heeft, heb ik toch veel werk te doen. Een van mijn veiligheidsmensen kan wel een foto van ons nemen, en… Breivik staat op. BREIVIK: Ik wil geen foto van u met mij. WILDERS: Alleen een handtekening dan? BREIVIK: Ook niet. Wilders is verbaasd. WILDERS: Wat wilt u dan? BREIVIK: Ik wil u iets vragen. WILDERS: U wilt mij iets vragen… en wilt u dan van mij een antwoord? BREIVIK: Uiteraard. Als het kan. WILDERS (achterdochtig, nieuwsgierig): Vraag… BREIVIK: Mijnheer Wilders, ik wil weten… Hoe ver bent u bereid te gaan? WILDERS (enigszins geïrriteerd): Hoe bedoelt u? BREIVIK: Zoals ik het zeg: hoe ver bent u bereid te gaan? WILDERS: Waarin? BREIVIK: In alles… WILDERS: Hoe bedoelt u precies? BREIVIK: Zoals ik het zeg. Uw denkbeelden zijn de mijne, ik denk als u. WILDERS: Ach zo… BREIVIK: Hoe ver bent u bereid te gaan om uw denkbeelden waar te maken? WILDERS (achterdochtig): Bent u van de pers? BREIVIK: Nee. WILDERS: Hoe weet ik dat zeker? BREIVIK: Ik zweer het u. WILDERS: Dat zegt me niks. Hoe weet ik zeker dat ik, wat ik u vertel, straks niet ergens gepubliceerd zie? BREIVIK (zich excuserend): Ik bewonder zelfs uw paranoia, mijnheer Wilders. Maar ik heb net zo’n hekel aan de pers als u. WILDERS: Ik heb helemaal geen hekel aan de pers, mijnheer… wat was u naam ook weer? BREIVIK: Breivik. Anders Breivik. WILDERS: Ik heb geen hekel aan de pers, mijnheer Breivik. Zonder de pers was mijn partij al ter ziele. Zonder media-aandacht had ik helemaal mijn boodschap niet kunnen vertellen. De televisie is mijn grootste vriend. Vermoedelijk ook mijn enige. BREIVIK: De camera liegt niet, zeggen ze wel eens. WILDERS: Dat is soms voor een politicus een houvast. Maar voor de meeste collega’s gelukkig niet. BREIVIK: U suggereert dat u in Nederland een goede pers krijgt. (lacht ‘cynisch’) Ik lees geen Nederlands, mijnheer Wilders, maar ik weet zeker dat bijna elke Nederlandse krant uw denkbeelden neersabelt. Men is meer tegen u dan voor. Waar of niet? WILDERS: Zou kunnen. BREIVIK: Vertelt u mij dan eens eerlijk: krijgt u steun van de grote Nederlandse opinieleiders? Staan de commentatoren van de grote kranten aan uw zijde? Staan de televisieprogramma’s die er over u worden gemaakt achter u of meer achter uw tegenstanders? Worden uw denkbeelden niet gekraakt als fascistisch, racistisch, populistisch? Ik weet het antwoord al. WILDERS: Hoe weet u dat dan? BREIVIK: De meeste pers is vergeven van de kanker van de politieke correctheid. Zelfs als ze beweren niet links te zijn. Zelfs zonder het te weten. Dat is overal zo. Ook in mijn land. Het woord rechts in de journalistiek staat voor slecht. Een rechtse journalist is dus een slechte journalist, en wie wil er nu slecht zijn? In het hele Westen is dat het geval. Zelfs in Amerika.
Ik ben geen al-Qaeda-zelfmoordterrorist. Ik geloof niet dat er boven 71 maagden op me liggen te wachten WILDERS (verveeld): Dan begrijpt u hoe ik mijn uitspraken moet wegen. BREIVIK: U doet ook alleen maar evenwichtige uitspraken. WILDERS: Ik ben bereid ver te gaan, als u dat wil weten. Maar ik weet niet wat uw vraag ertoe doet? Hoe ver ik wil gaan? Onzin… (beat) Als u me niet kwalijk neemt, zou ik graag nog iets werken… Ik moet de journalisten nog wat politiek incorrect voedsel geven om de tumor te voeden. BREIVIK: Ik snap het. Ik vind het jammer. Ik ben geen journalist en ik… Breivik staat op om weg te gaan. BREIVIK: Ik wil u ook zeker niet storen in uw werk… Ik… bewonder u… ik sta achter uw strijd en… Ik hoopte alleen… WILDERS: Het spijt me. BREIVIK: Het spijt mij ook. Ik groet u met het grootste respect… Een woord dat ik nooit gebruik, maar u verdient het. Ik heb mijn respect al een keer uitgesproken. Breivik maakt aanstalten om weg te gaan. Op de achtergrond zijn al geluiden van ver protest te horen. Jacob zegt in zijn mouw dat de bezoeker (ad lib) de vip-ruimte verlaat, maar dan… JACOB: Ja… Ja… Oké. (tegen Wilders:) Het spijt me, de bezoeker mag nog niet weg. Geen all clear. WILDERS (tegen Breivik): U kunt helaas nog niet weg. We… zitten nog even met elkaar opgescheept… BREIVIK: Ik meen het goed met u, mijnheer Wilders. WILDERS: Dank u. Wat betekent dat? BREIVIK: Ik vind u moedig. U bent een moedig mens. WILDERS: Dank u… Er valt even een stilte. WILDERS: Mijn moed… Mijn moed komt meer voort uit noodzaak.
BREIVIK: Noodzaak? WILDERS: Zoals u ziet, word ik beveiligd. Dat komt door eens betoonde moed… zelfs als ik zou willen kan ik niet terug. Ik moet vooruit. De strijd aangaan. Moedig zijn. Ik wil niet zielig doen, mijnheer Breivik, maar als ik niet moedig ben, schieten ze me neer. Tegenstrijdig genoeg kun je mijn moed een vorm van lafheid noemen, van levensbehoud. BREIVIK: Daarom mijn vraag: hoe ver bent u bereid te gaan? WILDERS: Ik begrijp uw vraag nog steeds niet goed! Ik ben niet bereid te sterven, als u dat bedoelt. Natuurlijk niet. BREIVIK: Hoezo natuurlijk niet? WILDERS (docerend): Niet alleen heb ik dan niets meer aan mijn eigen strijd gehad, zo die tot een goede oplossing zou komen, wat ik niet denk. De strijd – en ik strijd voor een beter Nederland – zou misschien tot staan komen wanneer ik er niet meer ben. Dat is dan alles. En ik wil ook nog wat andere dingen doen dan politiek bedrijven, als u het niet erg vindt. Ik ben geen al-Qaeda-zelfmoordterrorist. Ik geloof niet dat er boven 71 maagden op me liggen te wachten. Als ik dat dacht, waren die meiden al geen maagd meer. Al-Qaeda, die bestrijd ik! BREIVIK: Ik ook, mijnheer Wilders. Want ze winnen met hun zelfmoordstrategie. Maar hoe ver bent u dan bereid te gaan? WILDERS: Ik vind u eng, weet u dat? Zonder bang voor u te zijn. Het is meer een intellectuele vrees. Bent u soms fascist? Of nazi? BREIVIK: Ik heb u al verschillende keren gezegd: ik ben net als u. Bent u een nazi of een fascist? WILDERS (boos): Nee! BREIVIK: Ik dus ook niet! WILDERS (nog steeds boos): Bent u extreem-rechts? BREIVIK: Bent u extreem-rechts? WILDERS (boos): Ik vraag het aan u! BREIVIK: Dat hoeft u niet te doen, u weet het antwoord. WILDERS: Ik ben niet extreem-rechts. BREIVIK: Dan bent u vermoedelijk de enige die dat denkt. (beat) Zien ze u in uw eigen land ook als… niet extreem? Dan ben ik ook niet extreem. (korte denkpauze) Wat is extreem inderdaad? WILDERS: Dat je een totalitair regime wilt, een fascistisch regime wilt, een islamitisch regime dus. Dat je wil bereiken door met een bomgordel onschuldigen te vermoorden. Dan ben je extreem. BREIVIK: U bent zeker niet extreem, mijnheer Wilders. Mijn excuses. Mocht ik dat hebben gesuggereerd. WILDERS: U hoeft zich niet te excuseren. Het contact verloopt stroef. Wilders kijkt in zijn telefoon. Breivik bladert wat in een blad dat hij ziet liggen. Soms kijken ze elkaar aan, en knikken ze. Ongemakkelijke sfeer. BREIVIK: Weet u, ik heb wel eens documentaires gezien over die zelfmoordenaars. Ik vond het domme jongens. WILDERS: Dat heeft u goed gezien. BREIVIK: Ik bedoel daarmee: ze waren te dom om extreem te zijn. Ze handelden uit naam van de koran of Allah, maar volgens mij konden ze niet eens lezen, laat staan de koran begrijpen! Ik dacht de hele tijd: jullie zijn niet extreem, het zijn jullie leiders. Mag je ze eigenlijk doden, die domme jongens? Wat vindt u? WILDERS: U denkt als ik: natuurlijk. Dat doen we al. We zitten achter Bin Laden aan, achter de grote kopstukken. En ook hun soldaten. BREIVIK: Mag ik die domme jongens doden, met hun bomgordel? WILDERS: Graag! BREIVIK: Waarom? WILDERS: Ik vind de vraag te stom om te beantwoorden, mijnheer Breivik. Ik heb toch het vermoeden dat u van de pers bent. (weer over dreven kwaad) Ik ontken dat ik u gesproken heb! BREIVIK: Maar goed dat ik dan geen foto van u met mij wilde… Als u wilt dat ik ga, vertrek ik. EZAU: Hij mag nog niet weg, mijnheer. BREIVIK: En waarom niet? EZAU: Als u vertrekt kunt u de veiligheid van mijnheer Wilders in gevaar brengen. 22.03.12 De Groene Amsterdammer 31
Iemand een held noemen kost niets. Iemand een martelaar noemen ook niet. Ze doen er de moeder van de terrorist een plezier mee BREIVIK: Hoe dan? EZAU: Daar doen we geen mededelingen over. Veiligheidsoverwegingen. Wilders en Breivik lopen elkaar weer wat aan te kijken. Op een zekere afstand. Als twee wolven die beide de enige alfa willen zijn. Breivik en Wilders voelen zich ongemakkelijk. Breivik het meest. BREIVIK: In die documentaire die ik zag was het een Palestijn die gewoon joden om wilde brengen. Waarom? Omdat het joden waren – dat zei hij. De joden hadden zijn land afgepakt, de joden hadden hem, zijn ouders en zijn grootouders ongelukkig gemaakt. De joden waren van alles de schuld, zei hij, en dat stond ook in de koran – en dat zeiden vooral zijn leiders. WILDERS: U en ik weten dat de waarheid een geheel andere is. BREIVIK: Dat wist die jongen niet. Net zoals de pers in Noorwegen dat niet weet, en vermoedelijk ook de pers in Holland dat niet wil weten. Hoe kon die jongen ook weten hoe het precies in het Midden-Oosten zit. Hij was nog een kind. WILDERS: Een kind zonder opleiding. BREIVIK: Een kind dat zich opblaast. WILDERS: Waar wilt u naartoe? BREIVIK: Ik denk wel eens: wie spreekt nu de doodstraf uit over wie? Spreken zijn Palestijnse vrienden die van hem een martelaar maken wanneer hij joden doodt de doodstraf over hem uit, of is het zelfmoord die de Palestijnen goed uitkomt, want dan hebben ze weer een domoor minder? Ze maken je een held door je te laten sterven… Ik vind dat altijd intrigerend. Alsof je gratis bij een restaurant vergiftigde soep krijgt en je de eigenaar van het restaurant dankt voor zijn gulheid. WILDERS: Je moet altijd voorzichtig zijn met soep. Zeker de soep van Hamas. Die is niet kosjer. BREIVIK: De man die dood in het restaurant ligt omdat hij van de soep heeft gegeten is een held, en degene die hem bij volle bewustzijn de soep heeft gegeven is ook een held. Is dat slim van de islamieten of dom? WILDERS: Wat denkt u zelf? Iemand een held noemen kost niets. Iemand een martelaar noemen ook niet. Ze doen er de moeder van de terrorist een plezier mee. BREIVIK: Al die Palestijnen sterven happy, gelukkig… Al die Palestijnse kinderen die ze als schild tegen de Israëliërs neerzetten, die sterven gelukkig. Al die kinderen, meisjes ook, die ze met bomgordels laten lopen, sterven gelukkig…
32 De Groene Amsterdammer 22.03.12
WILDERS: Het is simpel: die man, die Palestijn, is een soldaat. Voor hem is het oorlog. Een oorlog tegen Israël. Tegen de joden! Hij doet wat de generaals hem opdragen. En omdat Allah het wil! Hij sterft in de strijd, maar niet dan nadat hij onschuldige slachtoffers heeft gemaakt. BREIVIK: Heeft u ook niet gezegd dat we in oorlog zijn met de islam? Ik weet niet precies of u het heeft gezegd, maar als u het gezegd zou hebben, ben ik het met u eens. WILDERS: Ik begrijp niet goed waarheen u mij wilt drijven, mijnheer Breivik. Maar ik vrees iets, en daar wil ik niet heen. Ik ben een democraat, mijnheer Breivik. BREIVIK: Een democraat? Wat is dat tegenwoordig? WILDERS: Ik geloof in de democratie. En als democraat geloof ik in het argument. Ik geloof dat ik de beste argumenten heb. En ik geloof dat de beste argumenten winnen. BREIVIK: De geschiedenis leert ons anders. Die heeft lak aan goede argumenten. WILDERS: Wanneer politici niet meer in de kracht van het argument geloven, zijn ze meestal roverhoofdman. Of lid van een militie. BREIVIK: Als ze wel in de kracht van het argument geloven eindigen ze vaak als burgemeester van een kleine provincieplaats. WILDERS: Ik begrijp dat u niet in de democratie gelooft? BREIVIK: Ik merk dat mijnheer Wilders, de zogenaamde populist, een echte democraat is. WILDERS: Inderdaad! U begrijpt dat ik al duizenden keren heb gehoord dat ik een populist ben. Een democraat, zeg ik dan, is iemand die gelooft in een beslissing die een meerderheid neemt. Een populist is iemand die gelooft in een meerderheid die een beslissing neemt. Kortom: populisme is democratie. De meerderheid wint. U gelooft daar niet in? BREIVIK: Ik geloof in de absolute gerechtigheid… WILDERS (onderbreekt, honend): Wie bepaalt dat, wat de absolute gerechtigheid is? BREIVIK: Ik was nog niet uitgesproken. Ik geloof in de absolute gerechtigheid, maar ik weet ook dat de menselijkheid daarbij verbleekt. WILDERS (herhaalt neerbuigend): De menselijkheid verbleekt bij de absolute gerechtigheid… poëtisch. Maar die poëzie wordt weggevaagd door de kruitdampen die ik begin te ruiken. U praat als een existentialistisch pamflet. BREIVIK: De kruitdampen die u ruikt zijn van de Amerikaanse legers in Irak en Afghanistan. En ook van uw Nederlandse legers. WILDERS: En ook van de Palestijnen en de moedjahedien en de Taliban en al-Qaeda. BREIVIK: Precies! Allemaal soldaten. WILDERS: Geloven allemaal in de absolute gerechtigheid. BREIVIK: Waarbij de menselijkheid verbleekt. Zoals ik zei. WILDERS: Wat wilt u nu zeggen? Dat het juist is dat de menselijkheid verbleekt? BREIVIK: Ik wil alleen maar zeggen dat wij misschien ook soldaten zijn. Op onze manier. WILDERS: Ik ben geen soldaat. Ik ben politicus. BREIVIK: Oké, u heeft gelijk – ik ben geen politicus. WILDERS: Bent u dan een soldaat? BREIVIK: Ik gebruik andere middelen dan een politicus. (korte pauze) Er is iets wat ik niet aan u snap, mijnheer Wilders. U bent het toch met mij eens dat een maatschappij die geregeerd wordt volgens een foute analyse een foute maatschappij oplevert? WILDERS: Ik weet niet of ik zin heb in deze discussie. BREIVIK: Waarom wilt u de bewondering die ik voor u voel afbreken? Ik stel u een eenvoudige vraag en die wilt u niet beantwoorden, of u kunt hem niet beantwoorden. Ik zeg dat ik u bewonder om uw moed, en u zegt dat uw moed lafheid is, ik vertel u over een Palestijnse zelfmoordenaar en u roept meteen dat u kruitdampen ruikt als ik in de buurt ben. Ik vraag alleen maar dingen. Ik vraag: vind u niet dat een maatschappij die geregeerd wordt volgens een foute analyse een foute maatschappij oplevert? WILDERS: Ik vind uw vraag te simpel. Hij klinkt als de eerste lus in een ingewikkelde strik. Natuurlijk levert een foute analyse foute beslissingen op!
BREIVIK: Zoals het multiculturalisme. WILDERS: Hoe bedoelt u? BREIVIK: Een foute analyse… Dat alle culturen gelijk zijn. WILDERS: Klopt. Een foute analyse, met desastreuze gevolgen. BREIVIK: Precies. Desastreuze gevolgen. Sinds het multiculturalisme een religie werd – en dat is het – is de vrijheid minder geworden, is het niet? Je bent tegenwoordig een fascist als je twijfelt aan de zegeningen van het multiculturalisme. WILDERS: Dat is wat ik zeg. En wat ik hoor. BREIVIK: We moeten ongekend antisemitisme tolereren, we moeten vrouwenmishandeling tolereren, we moeten tolereren dat homo’s worden bedreigd. En ondertussen wordt er ook aan onze rechtsstaat geknaagd, want de sharia moet worden ingevoerd. Eerst stapvoets, en dan meer. Er zijn, meen ik, Nederlandse ministers geweest die dat geen bezwaar vinden. WILDERS: U denkt zoals ik, maar waar wilt u heen? BREIVIK: En mijn vraag is waarheen u wilt. Wilders zwijgt (alsof alles even moet indalen). WILDERS: U knielde voor mij. Waarom precies? BREIVIK: Zoals ik zei: ik vind u ook een ridder. Het was niet alleen een teken van eerbied of respect. Het was ook bedoeld als groet. (met nadruk) Ik vind u ook een ridder. WILDERS: Een ridder? BREIVIK: Ook een ridder, zei ik. WILDERS: U bedoelt te zeggen dat u ook een ridder bent? Breivik haalt uit zijn binnenzak een foto van hemzelf als ridder. En laat die aan Wilders zien. De foto is achter het toneel te zien. WILDERS (bekijkt foto): Bent u dat? BREIVIK: Zeker. Wilders kijkt Breivik lang aan. WILDERS: Mijnheer Breivik… U zegt de hele tijd dat u bent als ik, maar ik speel geen riddertje. Dat deed ik vermoedelijk veertig jaar geleden, maar het heeft niet zo’n indruk op me gemaakt dat ik het me nog kan herinneren. Ik ben geboren in een redelijk kleine Nederlandse gemeente waar ze carnaval vierden, waar dit pak niet zou misstaan – in de kinderoptocht. BREIVIK: Ik weet het, mijnheer Wilders, dat u dit kinderachtig vindt. Dat wist ik al lang voordat ik dit pak liet maken. WILDERS: Bent u hier ook te paard gekomen? WILDERS (tegen de beveiliging, lollig): Staat er een paard op de gang, jongens? BREIVIK: Een jaar geleden ben ik tot ridder geslagen in de Orde der Tempeliers. WILDERS: Ik begrijp dat u weer een kruistocht wilt organiseren. BREIVIK: Het is geen grap, mijnheer Wilders. WILDERS: Als het geen grap is, en u gaat in dit pak, vrees ik dat u niet verder komt dan het eerste het beste gekkenhuis. En dat lijkt me terecht. BREIVIK: Ridders hebben moed, mijnheer Wilders. Ze organiseren een leger en trekken naar het Heilige Land. U vindt dit pak vreemd, en ik kan u zeggen dat het zeer ongemakkelijk zit. Maar daar gaat het niet om. Ik wil een ridder zijn. Ik wil het niet spelen. WILDERS: Daar leek u me al te oud voor. BREIVIK: Ik ben een ridder. Kinderachtig of niet, ik wil dat tonen. Aan iedereen. Ik heb zelf het Riddergenootschap der Tempeliers heropgericht. Is dat kinderachtig? WILDERS: Nogal. Het is trouwens met Don Quichot slecht afgelopen, kan ik u vertellen. Was dat familie van u? BREIVIK: Er worden dagelijks genootschappen opgericht. Er worden
Ik zie er op deze foto uit als ridder, omdat ik een ridder bén. U heeft uw haar geblondeerd. Is dat kinderachtig?
dagelijks verenigingen gesticht. Er is vrijheid van vereniging. Waarom mag er dan niet een vereniging van ridders zijn? Met normen en waarden die precies aansluiten bij die van u? Is dat kinderachtiger dan mensen die postzegels verzamelen? Of een voetbalclub beginnen, met shirtjes met emblemen? Of mensen die een kerkgenootschap beginnen? Was u geen lid van een carnavalsvereniging? WILDERS: Wij drinken daar bier. BREIVIK: In een boerenkiel, begrijp ik. Trouwens, bier drinken doen wij ook. En wij praten dan over politiek. WILDERS: In uw ridderpak? BREIVIK: Soldaten hebben een uniform. Is dat kinderachtig? Politieagenten hebben een uniform, is dat kinderachtig? En zelfs u draagt een net pak met das. Het uniform van de politicus. Is dat kinderachtig? Ik zie er op deze foto uit als ridder, omdat ik een ridder ben. U heeft uw haar geblondeerd. Is dat kinderachtig? WILDERS: Het lijkt wel of alles wat u zegt tussen aanhalingstekens staat. Alsof iemand anders het zegt, alsof u een tweede ik citeert die u zaken influistert die u zelf niet gelooft. Maar het kan ook zijn dat die aanhalingstekens aantonen dat u een hogere vorm van ironie bedrijft, waarbij dan het ironische van de ironie is dat u verstrikt bent geraakt in een net van paradoxen. Breivik haalt weer een foto van zichzelf uit zijn binnenzak. Hij toont die aan Wilders. Ook deze foto wordt aan het publiek getoond. BREIVIK: Kijk, dit ben ik als militair. Ik ben destijds afgekeurd voor militaire dienst, maar ik train hard om een goed figuur te krijgen. WILDERS: U moet een enorme verkleedkist hebben. BREIVIK: Ik weet dat u zo denkt. Sommige vrienden van me denken ook dat ik homo ben, omdat ik op mijn 21ste mijn kin en voorhoofd met plastische chirurgie heb gecorrigeerd… WILDERS: Allemaal onderscheidingen, zie ik. BREIVIK: Gekocht via internet. En laten maken. In India. WILDERS (schrikt): U bent een nazi! Ik zie een hakenkruis. BREIVIK: Ik ben als u, weet u wel. Ik ben geen nazi. U ziet hier inderdaad een schedel die doorkliefd wordt door een zwaard – het symbool der tempeliers, en op die schedel ziet u de symbolen van de islam, het communisme en het nazisme. Ik bestrijd dus het nazisme, het communisme en de islam. Kost negentig dollar om te laten maken. WILDERS: Nee, dank u. Ik hoef er geen. Wilders geeft de foto’s terug. WILDERS: Een ridder, een militair. Heeft u een leger, mijnheer Breivik? BREIVIK: Nee, mijnheer Wilders. WILDERS: U bent alleen? BREIVIK: Ja. WILDERS: Vrouw? BREIVIK: Nee. WILDERS: Vriend? BREIVIK: Nee, ik ben geen homo. WILDERS: Ouders? BREIVIK: Hoezo, denkt u dat ik van een andere planeet kom? WILDERS: Nee… Maar misschien denkt u dat. BREIVIK: Mijn vader was een diplomaat, mijn moeder een verpleegster. WILDERS: Bent u dan gewoon eenzaam? BREIVIK: Gewoon eenzaam ben ik niet. Ik ben gewoon alleen. WILDERS: Hoe ver bent u bereid te gaan, mijnheer Breivik? BREIVIK: Als burger, als Noor en als Europeaan hoop ik mijn bijdrage aan deze samenleving te kunnen geven. Naar beste vermogen. WILDERS: Als dat het achterste van uw tong is, heeft u een klein tongetje. Wat betekent: naar beste vermogen? Wilt u alle moslims ombrengen? Als u alleen bent en geen leger heeft, is dat een dagtaak, kan ik u zeggen, want er zijn er nogal veel. En als u ja zegt, moet ik helaas de politie bellen. En dan is het van: ga niet langs af, maar meteen naar het gekkenhuis. BREIVIK: Zo dom ben ik niet, mijnheer Wilders. En als ik dat zou 22.03.12 De Groene Amsterdammer 33
doen, zou ik dat aan niemand zeggen. Zelfs niet aan u, zelfs niet aan mijn beste vrienden. WILDERS: Maar u heeft zo’n verkleedkist niet voor niets. BREIVIK: U bent politicus, ik ridder en militair. WILDERS: En ik sla u tot prins carnaval. Nogmaals: hoe ver bent u bereid te gaan? BREIVIK: Ik ben alleen. WILDERS: Wat bedoelt u daarmee? BREIVIK: U kunt wat doen, ik niet… ik ben alleen. WILDERS: Laat ik de vraag dan anders stellen. Wat zou u doen als u mij was? BREIVIK: Wat deed Nederland met de verraders uit de Tweede Wereldoorlog, ik geloof dat u ze nsb’ers noemt, de fascisten, de nazi’s? WILDERS: Enkelen hebben we terechtgesteld. Na een eerlijk proces! BREIVIK: Precies. Maar ze waren nazi. Fascisten. Dat hebben wij in Noorwegen ook gedaan. Wij hebben de fascisten na de Tweede Oorlog na een eerlijk proces terechtgesteld. WILDERS: Wat wilt u zeggen? BREIVIK: U vindt de islam een fascistische ideologie. U hebt gelijk. Het zijn fascisten. U kunt dat hard maken. Ik zou zeggen: we mogen ze oppakken, een eerlijk proces geven en ze terechtstellen. WILDERS: U bent gek! BREIVIK: Gekte, krankzinnigheid, psychoses, dat zijn luxeartikelen, mijnheer Wilders. WILDERS: Luxeartikelen? BREIVIK: Ja! Gekte, krankzinnigheid, psychoses… Als je ze hebt, wordt veel je vergeven. Een stoornis is de duivel aan wie je je verantwoordelijkheid hebt verkocht. WILDERS: Je blijft verantwoordelijk voor je daden. BREIVIK: Maar niet als je een stoornis hebt. Toch? Niet volgens de rechter. Voor schuld, zware schuld, moet je tegenwoordig bij je volle verstand zijn, mijnheer Wilders. WILDERS: Bent u dat, mijnheer Breivik? BREIVIK: Alleen als ik gek zou zijn, zou ik zeggen dat ik bij mijn volle verstand ben… denk ik wel eens. WILDERS: U beantwoordt mijn vraag niet! BREIVIK: Kan een mens schuldig zijn als hij de vrede helpt te bevorderen, mijnheer Wilders? WILDERS: Weer zo’n uitspraak… U bedoelt, we maken één dode om er tien te redden? BREIVIK: Zoiets. Ik vraag u hoe erg het is om echte fascisten op te pakken. Fascisten die moorden! Fascisten die ons willen vermoorden! WILDERS: U denkt tamelijk lichtvoetig over geweld. Dat zint me niet. BREIVIK: Denk ik lichtvoetig over geweld? Theo van Gogh is toch geliquideerd? Waren er geen brieven op zijn borst geprikt die pleitten voor de vlag van de Tawheed op uw parlementsgebouw? En waren de messen in de borst van Van Gogh niet bedoeld voor Ayaan Hirsi Ali? Die moest ook vermoord worden. WILDERS: Het werk van een godsdienstwaanzinnige. U wilt de rechtsstaat omverwerpen. BREIVIK: De moord op Theo van Gogh het werk van een godsdienstwaanzinnige? Het was het werk, hebben we samen geconstateerd, van een soldaat. Een godsdienstwaanzinnige soldaat misschien, maar van een soldaat. En integendeel, ik wil de rechtsstaat redden. (met nadruk) Redden! Wie wil nu precies de rechtsstaat omverwerpen, mijnheer Wilders? Wie wordt er elke dag met de dood bedreigd? U toch? U wordt bedreigd door mensen die de rechtsstaat omver willen werpen. Islamieten. Door mensen die een fascistische ideologie aanhangen. De islam. Er zijn in uw land een miljoen mensen die die fascistische ideologie aanhangen. Dus
Men mag denken wat men wil, vinden wat men wil. Dat heet vrijheid. Men mag niet doen wat men wil. Er zijn wetten 34 De Groene Amsterdammer 22.03.12
een miljoen mensen willen de rechtsstaat omverwerpen. En een deel daarvan wil u ombrengen, zonder proces, kan ik u vertellen. Ze willen u neerschieten, kelen, uw strot doorsnijden. Herinnert u zich Theo van Gogh? Als u vraagt hoe ver ik wil gaan, dan wil ik net zo ver gaan als de rechters in een rechtsstaat als Nederland na de Tweede Wereldoorlog die uw fascisten hebben berecht. WILDERS: U redeneert als de Nederlandse sociaal-democraat Marcel van Dam. Hij zei: ik pas in mijn jas, mijn jas past in de prullenbak. Ik pas in de prullenbak. BREIVIK: Ik ben geen sociaal-democraat zoals u donders goed weet, en die Marcel van Dam moet een heel domme man zijn. WILDERS: Dat is juist. Maar zomaar islamieten oppakken gaat zelfs mij te ver, mijnheer Breivik. Al zijn het allemaal soldaten. (beat) U moet weg. Ik wil niet verder met u praten. (tegen Jacob:) Jacob, ik wil dat mijnheer Breivik vertrekt. BREIVIK: Ik begrijp dat ik in een prullenbak zit, maar zegt u dan, voordat ik vertrek, waarin ik ongelijk heb. Wilders denkt na. Jacob staat tussen Breivik en Wilders in. WILDERS: Moslims zomaar oppakken die niets gedaan hebben, hoort niet in een rechtsstaat. BREIVIK: Het zijn fascisten. Natuurlijk. Er zijn heel aardige fascisten geweest. Heel aardige nazi’s. Heel lieve aardige nazi’s, sommigen gaven pepermuntjes aan joodse kindertjes, maar toch wilden die de joden aan het gas hebben, mijnheer Wilders. WILDERS: Men mag denken wat men wil, vinden wat men wil. Dat heet vrijheid. Men mag niet doen wat men wil. Er zijn wetten. En vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog gaan mank. BREIVIK: Ik moet nu weer denken aan uw minister… zijn naam schiet me opeens te binnen, hij heet Donner… die het mogelijk achtte dat wanneer een meerderheid het zou willen de sharia ingevoerd zou kunnen worden. Het is weer bijna 1933, mijnheer Wilders. Eurabië komt eraan. Op democratische wijze zal de democratie omvergeworpen worden, omdat wij beschaafd zijn, en zij niet. (zucht) We hebben al verloren… WILDERS: Verloren? Breivik maakt aanstalten om weg te gaan. BREIVIK: Jazeker, maar ik ben een optimist. (tegen Jacob:) Bent u een gelovig mens? WILDERS (tegen Jacob): Je hoeft niet te antwoorden, Jacob. Het mag wel. JACOB: Ik ben een gelovig mens. BREIVIK (tegen Ezau): En u? EZAU: Ik ook. BREIVIK: En u, mijnheer Wilders? WILDERS: Ik ben geen gelovig mens, mijnheer Breivik. En u? BREIVIK: Ik ben christen. Ik geloof in het christendom, ik geloof in de christelijke cultuur. Ik geloof dat die tot het uiterste verdedigd moet worden, maar ik geloof, denk ik, niet in God. WILDERS: U bent christen en u gelooft, denkt u, niet in God? BREIVIK: Ik ben voor een volstrekt seculiere staat, maar ik weet niet of God bestaat of niet. Ik kan en wil alleen maar logisch denken, en dan bestaat HIJ niet. WILDERS: De logica staat elk geloof in de weg. (tegen zichzelf:) En volgens mij staat de logica ook elk geloof in een ideologie in de weg. BREIVIK: En de logica staat ook de moraal in de weg… Die bestaat dan ook niet… Maar weet u dat ik vaak droom van een Armageddon? Of van Ragnarok, zoals wij Noren daarnaar verwijzen? Waar het lot van de heersende machten werd beslist, de eindstrijd van reuzen en goden. WILDERS: Dat komt misschien door die verkleedkleren. U komt in uw dromen als ridder misschien een vuurspuwende draak tegen. Of zo’n reus. BREIVIK: Ik droom vaak over de totale vernietiging. Armageddon was een plek waar de bokken van de schapen werden gescheiden, waar het goede het slechte versloeg. Een verzoening van de dood en met de dood. WILDERS: Ik kan u niet volgen.
Moslims zijn misschien wel gevaarlijk. Hun ideologie is een virus. Maar je kunt het een virus niet verwijten dat het een patiënt zoekt BREIVIK: Denkt u nooit aan de dood, mijnheer Wilders? WILDERS: Ik heb altijd zes beveiligers, mijnheer Breivik, omdat de dood altijd in de buurt is. BREIVIK: Het Armageddon zuivert. Het scheidt een goede moraal van een slechte. WILDERS: Ik wil graag dat u weggaat, mijnheer Breivik. Ik wil nog wat werken. Aan een goede moraal. En om een Armageddon te voorkomen. BREIVIK: Aan wat voor leven bent u eigenlijk gehecht, mijnheer Wilders? WILDERS: Niet aan dit, hoewel mijn beveiligers vrienden zijn geworden. Ik had liever dat mijn vrienden geen beveiligers waren, maar misschien wel mensen zoals u. Ezau hoort iets in zijn oortje. EZAU: Het spijt me, mijnheer Wilders, er is iemand gesignaleerd die mogelijk kwade bedoelingen heeft. Deze deur moet gesloten blijven. WILDERS: Geen Armageddon, maar wel een hel. BREIVIK: De hel, dat zijn de moslims, de cultureel marxisten, de fascisten; de politiek correcten, de linksen, of zij die afzien van hun martelaarschap. De hel, dat zijn wij voor hen, mijnheer Wilders. Wij worden de anderen. We zijn het al. We hebben al verloren. WILDERS: En waarom dan wel? BREIVIK: Hoe hoger de beschaving van de mens, hoe zwakker hij wordt. Na de beschaafde Grieken kwamen de onbeschaafde Romeinen. Toen die na een paar honderd jaar beschaafd waren, kwamen de duistere Middeleeuwen. Dat duurde duizend jaar. Toen kwam pas de Verlichting. Het spijt me, de nieuwe Middeleeuwen staan daar – achter de deur – en zullen weer een paar honderd jaar duren!
WILDERS: U droomde van een Armageddon. Begreep ik dat? BREIVIK: Dat klopt…In mijn droom zei ik: als andere mensen konden doen wat ik ga doen, zou ik ervan afzien… Ik zat op dat moment gevangen in een brandend ruimteschip dat losgeslagen is. En als je ziet dat het schip brandt, dan ga je geen spaghetti koken. Je vindt het niet prettig om het vuur te blussen, maar het is je plicht. De bemanning blust het vuur niet. Ze zijn aangetast door een zeldzaam virus dat hun rationele denken heeft geïnfecteerd. Je zult alles doen om het vuur te doven, zelfs al wil men je ervan weerhouden. Al het andere zou niet logisch zijn. WILDERS: Was dit een nachtmerrie, mijnheer Breivik? BREIVIK (lange pauze): Nee, mijnheer Wilders. WILDERS: Hoe werd u dan wakker? BREIVIK: Zwetend… Badend in het zweet. Ik had, zo leek het, het kwaad ontmoet. WILDERS: Wat is het kwaad, of wie was het kwaad? Of was het weer een draak of een reus in Ragnarok? BREIVIK: Het was de volstrekte willekeur van het kwaad, waarvan ik droomde. Volstrekte willekeur. Vliegtuigen die zomaar op een onbekend moment in de Twin Towers vliegen, een gordelbom die een Palestijns meisje op een joodse bruiloft in Tel Aviv laat afgaan. De moord op een filmregisseur die op zijn fiets zit en zijn zoontje van school moet halen. De moordaanslag op een cartoonist. Willekeur. Dat is het kwaad. WILDERS: Hoe ver bent u bereid te gaan, mijnheer Breivik? BREIVIK: Ik zal ook geen moslims doden, mijnheer Wilders. WILDERS: Ik zou u verraden als u dat zou doen. BREIVIK: Ik u niet, als u het mij zou zeggen. (geërgerd) Maar ik weet niet wat u nu wilt. U bent zo bang voor de dood, dat vind ik minder aan u. WILDERS: Ik vind mezelf dan ook intelligenter dan die Palestijnse soldaten en de al-Qaeda-strijders die zelfmoord een gezellig gezelschapsspel vinden. BREIVIK: Maar vindt u dan niet dat sterven voor een goed idee recht doet aan het leven? Dat het een zinvol offer is? WILDERS: Ik ben geen filosoof, geen soldaat, en ik weet weer niet wat u nu beoogt. Als u dat denkt, leidt dat alleen maar tot zinloze moorden, zinloze suïcide. BREIVIK: Zoals ik zei: dat zullen de soldaten en de verzetsstrijders die uw land in de Tweede Wereldoorlog hebben geholpen u niet in dank afnemen. WILDERS: Hoe komt u daarbij? BREIVIK: Ze hebben hun leven gegeven voor een idee. Het vrije Westen. In ieder geval hebben hun nabestaanden daardoor iets van innerlijke vrede kunnen krijgen. Ze hebben een zinvol offer gebracht. Dat herdenken we toch op dodenherdenking en bij onze monumenten? WILDERS: Ik wil het ideaal van de islam ombrengen, niet de mensen. Dat is iets anders. BREIVIK: Semantiek… Maar goed. Ik dacht dat we hetzelfde waren, mijnheer Wilders. We verschillen van elkaar. WILDERS: Ik bedrijf politiek. U speelt riddertje en soldaatje. BREIVIK: Ik ben een ridder en een soldaat. WILDERS: En u vreest de dood niet. Maar doodt geen moslims. Zei u toch? BREIVIK: Juist… Maar u maakt met uw woorden nu een moordenaar van mij. WILDERS: Waarom zou u eigenlijk geen moslims doden, mijnheer Breivik? Ze zijn toch schuldig aan het verval van onze beschaving? Dat beweert u zelf. BREIVIK: Moslims zijn misschien onbenullig, mijnheer Wilders. Misschien zelfs wel gevaarlijk. Hun ideologie is een virus. Maar je kunt het een virus niet verwijten dat het een patiënt zoekt. WILDERS: Een vreemde metafoor, mijnheer Breivik. Als u een ridder en een soldaat bent, zoals u zelf zegt, waarom zou u dan geen moslims willen vermoorden? BREIVIK: Als ik geen moslims vermoord, doet u voorkomen dat ik onschuldigen zou willen ombrengen. WILDERS: U zult waarschijnlijk zeggen dat niemand onschuldig is. 22.03.12 De Groene Amsterdammer 35
Inderdaad, ik ben een amateurtoneelspeler, maar ik wil niet in de schouwburg staan maar de schouwburg veranderen De Bush-doctrine: wie niet voor mij is, is tegen mij. U heeft, vind ik, ook iets van een dominee die zegt dat schuld in het dna van de mens zit. BREIVIK: Ik zie die kinderen voor mij die Hamas als schild gebruikte tegen het Israëlische leger. Hun eigen kinderen. WILDERS: Iets walgelijkers kon ik mij inderdaad niet voorstellen. BREIVIK: Die Hamas-strijders zijn geen mensen, maar monsters. WILDERS: Daar ben ik het mee eens. Die kinderen zijn onschuldig. BREIVIK: Precies, maar hun ouders niet! WILDERS: Zeker niet. Ik heb er moreel geen bezwaren tegen wanneer de ouders die toestaan dat hun kinderen als schild worden gebruikt, omgebracht zouden worden. BREIVIK: Inderdaad… Walgelijk… Die ouders maakten die kinderen schuldig! WILDERS: Kinderen zijn altijd onschuldig. BREIVIK: Zeker, maar, nogmaals, hun ouders niet. Die ouders zouden gestraft moeten worden. WILDERS: Wat heeft dat voor zin? BREIVIK: Geen. WILDERS: Maar u zou die ouders wel willen straffen? BREIVIK: Natuurlijk. Alles begint in het huisgezin, bij de ouders. WILDERS: Je kunt kinderen hun ouders niet afpakken. BREIVIK: Kon dat maar. Maar het zijn die ouders die de kinderen angst aanjagen, angst voor Israël, angst voor het kapitalisme, voor Amerika, angst voor het Westen. De kinderen wordt een groot Stockholmsyndroom aangepraat. En die kinderen worden journalist, links, sociaaldemocraat en staan achter de Palestijnen en Hamas en zijn tegen Israël. WILDERS: U bedoelt dat de kinderen zich identificeren met hun onderdrukkers? BREIVIK: Het zal niet lang meer duren of men zal applaudisseren voor een moslim die trots vertelt dat hij moslim is, maar geen geweld gebruikt. Zo erg is het al. WILDERS (berustend): In mijn land zouden ze nu zeggen: de toon van het debat staat mij niet aan. Ezau hoort iets in zijn oortje. EZAU: Ze hebben iemand gearresteerd… WILDERS: Wie? EZAU: Een jongen die tegen Israël tekeerging. Hij verbrandde de Israëlische vlag.
BREIVIK: De pers zal begrip voor hem hebben. WILDERS: Ik vrees dat ons gesprek helaas afgelopen moet zijn, mijnheer Breivik. BREIVIK: Met de trieste constatering dat we gelijk denken, gelijk oordelen, gelijk analyseren, gelijk voelen maar verschillend handelen. WILDERS: Ieder zijn eigen verantwoordelijkheden. U bent een ridder, een militair, ik een politicus. En nogmaals, voor het geval u wel een journalist blijkt te zijn: ik geloof in de democratie. De democratie die u beschermt en mij beschermt. De democratie die althans een poging doet om het beste argument te laten prevaleren, al geef ik toe dat, vooral in Nederland, naar goede argumenten nauwelijks wordt geluisterd. Maar de meerderheid maakt dat uit, en ik wil me daarin schikken. BREIVIK: Ik ga in vrede, mijnheer Wilders. De argumenten van de meerderheid… (maakt zijn zin niet af, maar herhaalt) De argumenten van de meerderheid… die… De meerderheid… (nerveus) De argumenten van de meerderheid… de meerderheid, niet alleen de moslims, maar ook… (maakt wegwerpgebaar) de meerderheid… die zullen u straks…. Breivik geeft Wilders een hand. En knielt weer. Hij gaat vertrekken. Jacob hoort ook iets in zijn oor. JACOB: We kunnen het vliegtuig in. BREIVIK: Vindt u mij een gek, mijnheer Wilders? WILDERS: Ik weet het niet, misschien bent u wel een amateurtoneelspeler. Gekte is een luxe, zei u zelf. Ik weet niet of u zich die luxe kunt permitteren. BREIVIK: Ik heb in mijn verkleedkist, zoals u dat noemt, misschien nog wel een paar pakken. WILDERS: Zoals? BREIVIK: Het pak van een politicus, een politieagent, een marinier, een Viking, een boer, een schrijver… WILDERS: En waarom heeft u al die mooie kostuums? BREIVIK: Om me in te verbergen, mijnheer Wilders. Omdat ik die rollen ben. Inderdaad, ik ben een amateurtoneelspeler, maar ik wil niet in de schouwburg staan maar de schouwburg veranderen. WILDERS: Ik snap u niet, ondanks het feit dat we gelijk zijn… Het spijt me… JACOB: We moeten vertrekken. Breivik maakt een buiging en gaat weg. Wilders, Ezau en Jacob zijn alleen. Wilders loopt even geïrriteerd heen en weer. Nadenkend. Dan opeens: WILDERS: Was hij nou gek of niet? BEELDEN van de MOORDPARTIJ van Breivik. Liefst vertraagd en met muziek van Ane Brun – The Puzzle. Het licht blijft aan en enkel gericht op Wilders. Tot de beelden zijn afgelopen. Muziek stopt eveneens. Dan nog even het licht op Wilders – zo lang mogelijk. DOEK EINDE
Theodor Holman schreef Breivik ontmoet Wilders in opdracht van de Balie. De staged reading van het stuk vindt plaats in de Balie, Kleine Gartmanplantsoen 10 in Amsterdam. Donderdag 22 maart première, 20.00 uur Zondag 25 maart, 15.00 uur en 20.00 uur Thijs Römer leest Anders Breivik en Hugo Koolschijn leest Geert Wilders. Regieaanwijzingen: Titus Muizelaar. Zie verder: www.debalie.nl 36 De Groene Amsterdammer 22.03.12
De blik van de Dog Whisperer
‘Weak energy brengt de roedel in gevaar’ ‘Baasjes’ leren van de Dog Whisperer hoe ze pack leader moeten worden. Maar van zijn shows kan iedereen die leiding moet geven wat opsteken. Ook Mark Rutte. En ook de leraar. Cesar Millan, de Dog Whisperer – Behalve een bepaalde geur is een mens voor een hond eerst en vooral ‘energie’
National Geographic
Door Kees Beekmans
Sinds ik bijna dagelijks naar Dog Whisperer kijk, zie ik de hondenfluisteraar overal. Zo sprak ik een paar maanden geleden een directeur van een Haagse vmbo die zei dat hij iedere ochtend bij de ingang van zijn school stond om zijn leerlingen te verwelkomen. ‘En omdat ik dat doe, kan ik ze ’s middags op hun donder geven’, zei hij. Ik dacht: dat is de Dog Whisperer, claim your territory. Ik heb de Whisperer dat vaak horen zeggen tegen ‘baasjes’ die hun hond al lang niet meer de baas zijn. Laat ’m eerst maar eens weten, zegt hij dan, dat het jouw huis is en niet ’t zijne. Die Haagse schooldirecteur deed dat door ’s ochtends bij de poort te gaan staan, waardoor zijn leerlingen voelden: dit is zíjn school, wij zijn hier te gast. Het is waar gezag begint. Mijn eigen jaren als docent waren preDog Whisperer, helaas. Ik heb door schade en schande moeten leren dat voor de deur van het klaslokaal hetzelfde geldt als voor de ingang van de school. Je leerlingen als een kudde wilde bizons het lokaal binnen laten stormen, betekent: het lokaal aan ze overdragen. Zij zijn daar dan de baas, zij bepalen er dan de regels – en
38 De Groene Amsterdammer 22.03.12
draai dat maar weer eens terug. ‘Opening the door is an activity’, zegt de Dog Whisperer. Voor wie het programma minder goed kent: Dog Whisperer Cesar Millan, dagelijks te zien op National Geographic Channel, schiet te hulp als mensen nauwelijks of geen controle meer over hun hond of honden hebben. Hij komt dan langs en laat zien hoe ze hun hond moeten aanpakken. Je krijgt overigens de indruk dat Amerikanen gek op honden zijn – ze krijgen allerlei speelgoed en het duurste voedsel, soms ook speciale kleding. De hond lijkt te worden beschouwd als een klein kind, het nakomertje dat door iedereen wordt doodgeknuffeld; honden die bij hun baasje in bed mogen slapen zijn geen uitzondering. Maar als de Dog Whisperer vraagt: ‘Hoe vaak ga je met ’m wandelen, en hoe lang?’, zeggen veel Amerikanen: ‘Nou, door de week hebben we niet zo veel tijd want dan werken we, maar in het weekend proberen we een half uur met ’m te lopen.’ Beleefd legt Millan dan uit dat-ie misschien daarom de bank en alle schoenen opvreet en zo agressief is. Dat dat beest zijn energie kwijt moet. En dat als-ie geen taak krijgt, hij zichzelf een taak stelt (het huis slopen). Maar dat zijn de simpele gevallen, vaak liggen de zaken gecompliceerder. Er is een tamelijk spectaculaire aflevering waarin een goedmoedige golden retriever het niet meer hééft van angst telkens als de man des huizes zich terugtrekt in de garage om te klussen. Het echtpaar, mensen van in de zestig, begrijpt er niets van. Hun hond verbergt zich liefst helemaal achter in het huis, in een hoekje in de badkamer. Trillend zit het dier daar dan te wachten tot de man de garage weer uit komt. De Dog Whisperer heeft als motto: I rehabilitate dogs, I train people. Maar je zou dat ook kunnen omdraaien, want meestal zijn het de baasjes die ‘gerehabiliteerd’ moeten worden. Dat is wat het programma zo interessant maakt: het gaat over honden, zeker, maar meer nog over mensen en hún gektes, waar de hond een tik van heeft meegekregen. In dit geval wilde de Dog Whisperer van het echtpaar weten wiens hond het eigenlijk was. De vrouw zei dat het vooral haar hond was. En kwam zíj wel eens in de garage? ‘Ik kom er alleen op bezoek’, zei ze afgemeten. De wasmachine stond er, dus ze moest er af en toe zijn. Millan raadde de vrouw aan er wat vaker te komen. En inderdaad, toen de vrouw haar verzet tegen de garage liet varen, bleek haar hond daar ook niet meer zo bang voor te zijn. Volgens de Dog Whisperer voelen honden spanning bij mensen goed aan. Dat die man zich zo vaak terugtrok in de garage irriteerde zijn vrouw, en dat pikte de hond op. De golden retriever was niet bang voor de garage, maar voor het onderhuidse conflict tussen zijn baasjes. Een conflict binnen de roedel, legde Millan het echtpaar uit, verzwakt de roedel, en voor honden, die in de roedel hun veiligheid en bescherming vinden, is zoiets alarmerend. De Dog Whisperer laat baasjes met andere ogen naar hun hond kijken. Dat mensen daardoor ook anders naar zichzelf gaan kijken, ver-
klaart vermoedelijk het succes van zijn show. Inmiddels heeft hij er meer dan honderd afleveringen op zitten en is Cesar Millan, die als zestien- of zeventienjarige Mexicaan ooit illegaal de grens overstak, een beroemdheid. Al in 2006 stuurde The New Yorker sterreporter Malcolm Gladwell op hem af, auteur van op iedere luchthaven verkrijgbare bestsellers als The Tipping Point en Outliers. In een lang artikel beschrijft hij de Dog Whisperer respectvol en bewonderend: ‘He is the teacher we all had in grade school who could walk into a classroom filled with rambunctious kids and get everyone to calm down and behave. But what did that teacher have?’ Het antwoord geeft hij een paar zinnen later: ‘Presence.’ Wat dat precies moge zijn weten in ieder geval de 47 honden die op dat moment in het Dog Psychology Center verblijven, een soort asiel waar de Dog Whisperer honden opvangt en ‘rehabiliteert’. Anders dan in andere asielen worden de honden er niet van elkaar gescheiden, en Malcolm Gladwell verbaast zich er dan ook over dat dat allemaal goed gaat, zoveel probleemgevallen
Overal in de dierenwereld waar hiërarchie een rol speelt, of alleen al jachtinstinct, bestaat die gevoeligheid voor energie. Ook bij mensen. Maar we zijn ons er niet altijd van bewust hóe gevoelig we zijn voor de energie van de ander. In het Volkskrant Magazine stond onlangs een artikel over huilbaby’s waar speciale huilpoli’s voor zijn, klinieken waar ouders hun baby een week achter kunnen laten, ongeveer zoals Amerikanen hun hond waarmee het uit de hand is gelopen kunnen achterlaten in het Dog Psychology Center. Die hond draait dan een tijdje mee in een ‘stabiele roedel’ en daar knaptie van op. Ook huilbaby’s in handen van kundige verpleegsters slapen op de poli doorgaans zonder probleem de hele nacht door. Volgens de poliarts komen ouders vaak in een vicieuze cirkel terecht: waarom huilt onze baby zo veel, denken ze, doen wij iets fout? En ze raken steeds meer gespannen. De baby voelt die spanning, blijft daarom huilen, waarop de ouders nog meer gespannen raken. De Dog Whisperer had het kunnen zeggen.
Nu ze hun leraar in deze nieuwe gedaante hadden gezien, voelden ze zich niet meer veilig bij mij bij elkaar. De meeste honden zouden zijn afgemaakt als de Mexicaan ze niet had opgenomen: pitbulls die andere honden hebben doodgebeten, een bloedhond die mensen aanvalt, honden die zijn gebruikt voor hondengevechten. Gladwell schrijft: ‘Cesar stood in the midst of all the dogs, his back straight and his shoulders square. It was a prison yard. But it was the most peaceful prison yard in all of California. “The whole point is that everybody has to stay calm, submissive, no matter what”, Cesar said. “What you are witnessing right now is a group of dogs who all have the same state of mind.”’ Gladwell noemde zijn artikel What the Dog Saw, en inderdaad maakt Millan ‘baasjes’ ervan bewust hoe hun hond naar hén kijkt, wat zíj zien en voelen en wat hún behoeften zijn. Behalve een bepaalde geur, zegt Millan, is een mens voor een hond eerst en vooral ‘energie’. Hoe vaag ook, ‘energie’ is een bruikbaar concept. Neem het voorbeeld van mensen die elkaar niet kennen en die hun hond uitlaten, elkaar van verre zien aankomen en de situatie niet vertrouwen. Misschien vinden ze dat hun eigen hond agressief is tegenover andere honden, of ze zijn bang dat juist die andere hond agressief is. Zodra dit soort gedachten er zijn is het kwaad volgens de Dog Whisperer al geschied. De baasjes trekken aan de riem en geven daarmee de spanning die ze zelf voelen – hun energie – door aan hun hond. Opgewonden roepen ze bevelen tegen het dier: ‘Hier blijven!’ Een uitstekende manier om de hond te laten voelen dat er gevaar dreigt, en trouw als honden aan hun roedel zijn, maken ze zich op voor de aanval.
Terug naar de Haagse vmbo waar de directeur ’s ochtends bij de ingang stond. Tijdens de lunchpauze stond hij er weer en hij stuurde een paar leerlingen het schoolplein af. Hij had ze gevraagd of ze nog les hadden, en dat hadden ze niet, en dus moesten ze naar huis, want dat was de regel: niet op het schoolplein of in de kantine blijven hangen. Toen hij die leerlingen wegstuurde, zei hij tegen mij: ‘En dan niet weglopen hè, nu net zo lang blijven staan tot ze doen wat je zegt.’ Ik dacht opnieuw: dat is de Dog Whisperer, want door de leerlingen op de regel te wijzen (assertief) en daar rustig te blijven staan (kalm, maar onverzettelijk) deed-ie precies wat Cesar Millan wanhopige baasjes aanraadt: altijd calm and assertive blijven. Wat er gebeurt als je die energie niet uitstraalt, maakt Mark Rutte ons duidelijk in zijn confrontatie met Geert Wilders. ‘Doe ’s normaal man’, zegt Wilders. Rutte kraait opgewonden terug: ‘Doe ’s normaal? Doe zelf effe lekker normaal!’ De premier kijkt gespeeld verbijsterd om zich heen, op zoek naar bijval. Rutte projecteert weak energy en Wilders is er niet van onder de indruk. ‘Mother nature attacks weak energy’, zegt de Dog Whisperer. En inderdaad, om die slappe reactie – met enige goede wil nog assertief te noemen, maar bepaald niet kalm – kreeg Rutte er in de media behoorlijk van langs. De voor het oog van de camera vaak wat ongemakkelijke Job Cohen is niet minder hard aangevallen. Voor PowNews-hyena Rutger Castricum was hij telkens weer een prooi. Cohen probeerde wel assertief te zijn, maar het was niet spontaan, een toneelstukje, je voelde de 22.03.12 De Groene Amsterdammer 39
Spinoza lezingen door professor
Michael Friedman
A Post-Kuhnian Approach to the History and Philosophy of Science donderdag 29 maart 2012
Extending the Dynamics of Reason
in de Aula van de Universiteit van Amsterdam Oude Lutherse Kerk, Singel 411 (hoek Spui), Amsterdam donderdag 5 april 2012
Mathematical Science, Naturalism, and Normativity in de Agnietenkapel, Oudezijds Voorburgwal 231, Amsterdam
Toegang gratis | voertaal Engels Zaal open 19.30 uur, aanvang 20.15 uur Organisatie: Departement Wijsbegeerte Faculteit der Geesteswetenschappen Telefoon: 020 - 525 45 11
GRAND THEATRE GRONINGEN ‘Mooie, zinvolle manier om de prachtige muziek van Saariaho te brengen’
www.aub.nl --- ticketshop leidseplein
— De Groene Amsterdammer —
BETTY ASFALT COMPLEX
Nieuwezijds Voorburgwal 282 Tel. 020-626 46 95 / www.bettyasfalt.nl
do 22 mrt. Paul Vlaanderen en het mysterie van de verzonnen dood • 15.00 u.; 20.30 u. 23 & 24 mrt. Margreet Dolman Live M.m.v. o.a. Ds. Gremdaat • 20.30 u.
CONCERTGEBOUW
Je sens un deuxième cœur
muziekdrama regie Pierre Audi
24 MRT Korzo Den Haag / 28 MEI Operadagen Rotterdam www.grandtheatregroningen.nl www.stichtingwolf.com
Concertgebouwplein 10 Tel. 0900-671 83 45 ( € 1,- p/g) / www.concertgebouw.nl
za 24 mrt. NTR ZaterdagMatinee Radio Kamer Filharmonie o.l.v. Philippe Herreweghe gr. zaal Martin Helmchen, piano Mozart Adagio en fuga KV 546 Beethoven Tweede pianoconcert Brahms Vierde symfonie www.zaterdagmatinee.nl • 14.15 u. za 31 mrt. NTR ZaterdagMatinee Asko|Schönberg o.l.v. Reinbert de Leeuw; Katrien gr. zaal Baerts, sopraan; Tjeerd Oostendorp, tuba Verbey Expulsie Van Wijck Exordium - for tuba and 19 instrumentalists (wereldpremière) Zuidam Canciones del Alma (wereldpremière) www.zaterdagmatinee.nl • 14.15 u.
ORGELPARK
Gerard Brandtstraat 26 Tel. 020-515 81 11 / www.orgelpark.nl / @orgelpark
vr 23 mrt. Ben van Oosten met o.a Saint –Saëns en Vierne wo 28 mrt. Vocaal Gretchaninov Passion Week, Jan Raas orgel
• 20.15 u. • 20.15 u.
Wat kalm is weet iedereen, maar wat betekent assertief eigenlijk, hoe vullen we dat in? Daarvoor gaan we weer terug naar Rutte, en naar het pvv-meldpunt voor klachten over Oost-Europeanen. Rutte bleef tijdens de heisa daarover helaas ál te kalm: hij weigerde zelfs te reageren. Dat kan natuurlijk niet. Bij zaken die ertoe doen, en zo’n meldpunt doet ertoe, wordt naar de leider gekeken om een reactie. Vooral de ambassadeurs van de Oost-Europese landen namen Rutte zijn ‘oorverdovende stilte’ kwalijk. Keek onze premier ook maar naar Dog Whisperer. Dan had hij geweten dat je gezag vestigt – assertiviteit ‘invult’ – met rules, bounderies and limitations, door regels en grenzen te stellen en
Baasjes, en leiders, moeten probéren calm and assertive te blijven
National Geographic
onzekerheid erachter. De gebetenheid van Castricum op de bijna weerloze Cohen doet denken aan de pestkop met zijn obsessie voor het pispaaltje van de klas, en je kunt je afvragen welke van zijn eigen demonen de verslaggever eigenlijk in Cohen bestreed. Het lijkt me niet toevallig dat het Castricum zelf, die in De wereld draait door kritiek kreeg van Felix Rottenberg en Frénk van der Linden, evenmin lukte een natuurlijke kalmte te bewaren. Net als Cohen kwam hij krampachtig over, zij het veel agressiever – een houding die de Dog Whisperer geregeld bij onzekere honden aantreft en die hij fearful dominance noemt, angstige dominantie, of dominantie-uit-angst. Matthijs van Nieuwkerk zag het ook, getuige zijn opmerking: ‘Je maakt een bange indruk, man.’ Het geeft aan hoe gevoelig we zijn voor energie. En daarmee hoe belangrijk het is voor leiders, ouders en leraren, net als voor hondeneigenaren, om in ieder geval te probéren calm and assertive te blijven. Neem het incident met de conrector in Nieuwegein. Die belandde eind vorig jaar op het politiebureau omdat hij een lastige leerling de klas uit had gezet, fysiek. Die leerling had onmiddellijk zijn vader erbij gehaald, die zo veel stampij maakte dat de politie tussenbeiden moest komen. Uiteindelijk voerde de politie de conrector maar af, wat de politie op veel kritiek is komen te staan. De kiem voor al die ellende ligt in een gebrek aan ‘kalme assertiviteit’ bij de conrector. Dit incident sprak me aan omdat het me in de tien jaar dat ik zelf heb lesgegeven ook wel eens is overkomen. Een jongen van een jaar of zestien die weigerde het lokaal te verlaten, die ik daarom bij zijn bovenarm pakte en de klas uit zette. Hij stribbelde behoorlijk tegen. Toen ik terugliep naar mijn bureau, met rode wangen en kloppend hart, zag ik aan sommige leerlingen dat ze gechoqueerd waren. Ze begrepen wel dat die jongen zelf weg had moeten gaan, maar hem dan de klas uit sleuren… Nu ze hun leraar in deze nieuwe gedaante hadden gezien, voelden ze zich niet meer veilig bij mij. Woede, frustratie, weet ik sinds de Dog Whisperer, is unstable energy, en dat wordt noch door honden noch door mensen gezien als de energie van een pack leader. Sommige leerlingen zeiden ook, op verontwaardigde toon, dat ik dat niet had mogen doen. Daar klonk ongerustheid in door.
beperkingen op te leggen – en anders dan bij honden zijn dat bij mensen vooral morele grenzen en beperkingen. Rutte had de wereld moeten laten weten dat zo’n meldpunt te ver gaat – een grens moeten stellen. Crisissituaties, zegt de Dog Whisperer, zijn niet per definitie een teken van falend leiderschap, integendeel: ze zijn een goede gelegenheid pack leadership te vestigen. Rutte liet die kans lopen. De Haagse vmbo-directeur zei tegen een leerling die met zijn pet op naar binnen wilde lopen:
beste doen, ondanks ernstige problemen, de kinderen zijn aan wie eisen worden gesteld. Beeldhouwer en projectorganisator Marco Mout, in de Volkskrant onlangs ‘de puberfluisteraar’ genoemd, weet dat ook. In zijn atelier in Zutphen waar veel met hout wordt gewerkt, lopen altijd wel een paar jongens mee die op school zijn vastgelopen. Hij is streng voor ze en houdt ze bovendien een half jaar weg van het ouderlijk huis – alsof ze bij hem in een soort Dog Psychology Center zitten. Hij zegt: ‘Ik ben
Het helpt niet, zo blijkt keer op keer uit het programma, een hond aan te halen in de hoop dat-ie zich dan beter gaat gedragen ‘Doe die pet even af, joh.’ Het lijkt iets kleins, maar door dit soort regels te stellen creëerde de directeur niet alleen een pettenloze school maar won hij in de ogen van zijn leerlingen ook aan autoriteit. Een hond heeft regels nodig, alleen al om te weten wie de baas is. Pas dan voelt hij zich veilig genoeg om zich te onderwerpen en keert de rust terug. Bij mensen werkt het niet anders. Een roedelleider heeft de taak te voldoen aan de basisbehoeften van zijn roedelgenoten. Die zijn volgens de Dog Whisperer: exercise, discipline, affection – in die volgorde. Een hond die flink kan rennen, zijn energie kwijt kan, laat zich makkelijker disciplineren, dat wil zeggen regels en beperkingen opleggen. Gezien de gezags problemen van de laatste decennia in het onderwijs, vooral op de vmbo’s, kan het geen kwaad erop te wijzen dat dit voor leerlingen net zo werkt. Ook voor kinderen is bewegen, sporten, een goede uitlaatklep voor overtollige energie en frustraties. Maar exercise betekent voor de Dog Whisperer niet alleen bewegen, het betekent ook: een taak uitvoeren. Door een hond een taak te geven – van een tennisbal terugbrengen tot een blinde geleiden – vergroot je zijn zelfrespect en zelfvertrouwen, kortom zijn welbevinden. Onlangs zei de ontwikkelingspsycholoog Steven Pont, auteur van het pas verschenen Mensenkinderen!, in NRC Handelsblad dat de kinderen die het het
niet hun vriend.’ En hij gelooft vooral in dóen: ‘Zo moeilijk is het niet om jongens zinvol werk te geven’, een taak dus. Van het uwv tot de Centra voor Jeugd en Gezin, allemaal zijn ze bij hem langs geweest om de kunst af te kijken – hoe je dit soort jongens weer in het gareel krijgt. Mout zei ook dat hij er altijd zo snel mogelijk achter probeert te komen waar de interesse van zo’n jongen ligt. Daarin lijkt hij ook weer op de Dog Whisperer, die je altijd goed naar honden ziet kijken – welke taak zou voor deze hond nou eens geschikt zijn? Docenten zouden even goed naar hun leerlingen moeten kijken. Ze doen dat vaak al, maar misschien voelen ze net niet genoeg verantwoordelijkheid om dat ene kind dat extra taakje te geven waaraan het meer zelfvertrouwen kan ontlenen. Taken geven, regels en grenzen stellen, die ook handhaven – dus corrigeren, en nooit uit woede of frustratie – en pas affectie geven als je ‘gewenst gedrag’ ziet. Aldus de Dog Whisperer. Het moment waarop je affectie toont, je hond aanhaalt, je kind een knuffel geeft, je leerling een complimentje, is van essentieel belang. Het helpt niet, zo blijkt keer op keer uit het programma van Cesar Millan, een hond aan te halen in de hoop dat-ie zich dan beter gaat gedragen. Op die manier creëren veel Amerikanen juist het monster waarvoor ze uiteindelijk de hulp van de Dog Whisperer moeten inroepen. 22.03.12 De Groene Amsterdammer 41
Over de fotografie van Pieter Hugo
Een ongemakkelijk Afrika De fotoseries van Pieter Hugo bekoren het oog, maar zijn beelden van de wrange kant van Afrika schuren en schrijnen. ‘Ik wil niet met een verontschuldigende blik kijken.’ Door Jan Postma
De bezoeker van de World Press Phototentoonstelling, een enkeling met het hart op de tong daargelaten, zal twee keer nadenken voordat hij een lovende opmerking maakt over de strakke compositie of originele kadrering van een foto uit een hongersnoodgebied. Het is fotografie die ‘bij toeval’ aan een museumwand terecht is gekomen, en er is sprake van een stilzwijgende afspraak tussen fotograaf en kijker: beiden veinzen desinteresse voor het beeld en bekommeren zich enkel om de inhoud. Zodra men een foto wél gaat zien, en beoordelen op andere kwaliteiten dan de inhoud, begint het soms te wringen. Susan Sontag schreef in 2003 in een kort essay, getiteld Photography: A Little Summa: ‘The work of some of the best socially engaged photographers is often reproached if it seems too much like art. (…) It shows us events and situations and conflicts that we 42 De Groene Amsterdammer 22.03.12
might deplore, and asks us to be detached.’ Kort gezegd: ethiek en esthetiek verhouden zich af en toe moeizaam in de fotografie. Tijdens de World Press Photo 2005 ging de eerste prijs in de categorie Portretten naar de Zuid-Afrikaanse fotograaf Pieter Hugo (1976). De winnende foto toont een donkere man met een brilletje en een mutsje op een stoffige asfaltweg. Hij gaat gekleed in een vaal hemd en een uitbundig gekleurde rok. In zijn linkerhand houdt hij een leren zweep, in zijn rechterhand een metalen ketting met grote schakels. Aan het uiteinde van de lijn zit een gemuilkorfde hyena. De man poseert nonchalant, alsof hij de hound van de Baskervilles heeft getemd en dat niet eens zo moeilijk was geweest. Zonder twijfel een prachtige foto, maar ook hier wringt iets. Is het de verhouding tussen het dier en de man? Is het het feit dat het beeld zo surreëel is dat er een freak show-element zou kunnen schuilen in de aantrekkingskracht die het uitoefent? De prijswinnende foto komt uit Hugo’s veelgeroemde serie The Hyena & Other Men, nu in het kader van een retrospectief te zien in het Fotomuseum Den Haag. De man maakt deel uit van een groep rondtrekkende ‘performers’ in West-Afrika. Ze vermaken het publiek met wilde dieren – naast hyena’s ook apen en slangen – en verkopen traditionele medicijnen. De serie werd in boekvorm een zeldzame bestseller, maar er waren ook uitgesproken kritische reacties. Hugo zou door zijn esthetische fotografie dierenleed bagatelliseren en, erger, zijn ‘exotische’ onderwerpen uitbuiten. Die laatste kritiek kwam terug toen Hugo zijn serie Nollywood (2008) publiceerde. Hij fotografeerde acteurs in Nigeria’s bloeiende film-
industrie. Ze zijn vreemd uitgedost (opvallend veel zombies) en vrijwel alle beelden bevatten elementen van gewelddadigheid. Een uitzondering is het portret van Obechukwu Nwoye. Ze hangt op een leren bank, rookt een sigaret en staart wezenloos in Hugo’s lens. De voluptueuze vrouw draagt een blauw matrozenpakje en een pet waarop met gouddraad het woord ‘bundesmarine’ is gestikt. Het heeft iets weg van pinupfoto’s uit de jaren vijftig. Minder onschuldig doet het denken aan de pornoactrices uit Larry Sultans befaamde fotoboek The Valley, over de seksindustrie in Californië. Hugo zelf heeft weinig begrip voor de kritiek. Hij vraagt altijd toestemming voordat hij een foto maakt en stelde in 2007 in een interview: ‘Het gaat om volwassenen die zelf kunnen nadenken en zich er zeker van bewust zouden zijn als ze werden uitgebuit. Het is neerbuigend om verantwoordelijkheid voor andere mensen of culturen op te eisen omdat ze daar zelf niet toe in staat zouden zijn. Kranten zijn hier alomtegenwoordig en vrijwel ieder huishouden heeft een tv. Mensen, uit alle lagen van de bevolking, zijn zich bewust van de kracht van beelden.’ Daarnaast: in het geval van The Hyena vormen de mannen ook in levenden lijve een indrukwekkend schouwspel. In de woorden van Adetokunbo Abiola, een Nigeriaanse journalist die Hugo begeleidde: ‘Commercial buses and private cars stop, causing a traffic jam, while passengers gape at the animals as they perform their tricks. Within seconds people start to gather and a crowd forms, everyone staring in wonder.’ Het is niet Hugo die de vreemdheid uitbuit, het zijn de mannen zelf die er bewust gebruik van maken om hun waar te verkopen. Nollywood en The Hyena hebben veel aandacht gekregen. Misschien wel te veel, in vergelijking met Hugo’s andere werk. Want wie alleen bekend is met deze twee series valt de misvatting dat Hugo goedkoop probeert te scoren wel te vergeven. De onderwerpen zijn zo surrealistisch dat verbazing niet alleen de eerste reactie van de toeschouwer is, maar misschien ook de enige. Maar of dit Hugo valt aan te rekenen? In zekere zin was zijn enige andere optie ‘niet-fotograferen’. Daarnaast zit, behalve schoonheid, ook het exotische in het oog van de aanschouwer. Het zijn Hugo’s andere series die helderheid verschaffen. Ook daar de esthetische, onderzoekende stijl, maar onderwerpen die minder bevreemdend zijn. En ook daar roepen zijn foto’s een gevoel van ongemakkelijkheid op. Hij is er bewust naar op zoek. Zelf wijt hij het onbehagen aan het feit dat Afrika in het verleden maar op twee manieren is gefotografeerd: óf als hel, óf
foto’s Pieter Hugo, Courtesy of Stevenson Gallery, Kaapstad / Yossi Milo, New York
David Akore, Agbogbloshie Market, Accra. Uit de serie Permanent Error, 2009-2010 Geheel links: Aron Twala, Vrede. Uit de serie Looking Aside, 2003-2006
als paradijs. ‘Ik denk dat de meeste dingen die een vorm van complexheid erkennen, of nuance aanbrengen in het beeld van een bepaalde cultuur, mensen ongemakkelijk kunnen maken. Ze moeten toegeven dat hun levens – en fotografie – veel ingewikkelder zijn dan hoe ze doorgaans worden weergegeven. Ik denk niet dat kunst de verantwoordelijkheid heeft mooi te zijn.’ Nee, kunst moet niet mooi zijn. Maar Hugo’s foto’s zijn dat juist wél. En het versterkt het onbehagen dat ze oproepen. Het feit dat zijn werk ergens over gaat, inhoudelijk is, maar tegelijkertijd ongegeneerd ook esthetisch indruk wil maken, maakt dat kijkers in de war raken. Je zou kunnen zeggen dat Hugo het contrast tussen de esthetische kwaliteit van het werk en de morele inhoud tot het uiterste uitvergroot. Hij
‘Ik ben niet opgegroeid met het ongelooflijke schuldgevoel dat een hoop ouderen wel hebben geërfd’
moffelt dat laatste niet weg, maar stelt het uit. Je kunt je bij zijn foto’s misschien eerst verbazen over het beeld, maar de klap die volgt is er niet minder om. Rwanda 2004: Vestiges of a Genocide is hier een goed voorbeeld van. Tien jaar na de volkerenmoord fotografeerde Hugo kinderlichamen die als bewijs van de misdaden worden bewaard. Om verval tegen te gaan is er een dunne laag lijmsteen op de lijkjes aangebracht. Ook hier hebben Hugo’s beelden een afstandelijke schoonheid, maar wat je ziet is daardoor geen moment minder gruwelijk. Hugo maakt, samen met bijvoorbeeld Michael Subotzky, deel uit van een nieuwe generatie Zuid-Afrikaanse fotografen die uit de schaduw van David Goldblatt treden. Hun werk beantwoordt niet aan ieders verwachtingen over Afrikaanse fotografie. Het is volwassen kunst, die zich in de eerste plaats wil verhouden tot, en meten met, de hedendaagse fotografie in de rest van de wereld. Permanent Error, over kinderen op een vuilstortplaats voor westerse elektronica in Ghana, doet denken aan Rineke Dijkstra’s beroemde serie strandportretten. Kin, over zijn eigen familie, en Messina/Mussina, over een verarmd dorp in het noorden van ZuidAfrika, lijken sterk verwant aan het werk van
Amerikaanse fotografen als Alec Soth en Richard Renaldi. De landschappen en portretten in deze series hebben een naturalistische directheid die je tegenwoordig overal in de fotowereld tegenkomt. Het is het werk van een jonge, blanke Zuid-Afrikaanse fotograaf die de erfzonde voorbij is en in alle vrijheid wil onderzoeken. In het eerder aangehaalde interview zei hij hierover: ‘Ik groeide op tijdens de nadagen van de apartheid, terwijl we een democratische samenleving ontwikkelden. Ik ben, denk ik, niet opgegroeid met het ongelooflijke schuldgevoel dat een hoop ouderen wel hebben geërfd. Ik was me er natuurlijk van bewust omdat er nog steeds een enorm politiek trauma was. Dat heeft zeker indruk op me gemaakt en sporen nagelaten in hoe ik dingen zie. Maar, weet je, ik heb het verlangen te kijken, en ik wil dat niet met een verontschuldigende blik doen.’ Dat wil niet zeggen dat huidkleur geen rol speelt in zijn werk. Hij schoot de afgelopen jaren series over albino’s en blinden. En zijn jongste project, There is a place in hell for me & my friends, bestaat uit digitaal gemanipuleerde portretten van vrienden. Ze zijn gefotografeerd tegen een witte achtergrond – als de ‘omgekeerde’ clair-obscur-foto’s die Richard Avadon zijn grote faam bezorgden. De Britse schrijver Geoff Dyer vatte de kritiek op Avadon ooit samen als het verwijt dat hij ‘gezichten tot anatomische data reduceerde’. Hugo doet hetzelfde, maar gaat een stap verder. Hij extrapoleert Avadons techniek en duwt alle data tot hun uiterste door de kleuren zo donker mogelijk te maken, voordat hij een foto digitaal omzet naar grijstinten. Het gevolg is dat iedereen min of meer even zwart is geworden. De Haagse curator noemt There is a place in een promo-filmpje ‘Hugo’s eerste serie die niet over Afrika gaat’. Vreemde opmerking. Al zou je kunnen zeggen dat Hugo’s werk nooit ‘over Afrika’ gaat, maar altijd over wat hij daar tegenkomt. Het is in ieder geval Hugo’s zoveelste serie die het oog bekoort, maar die er niettemin in slaagt de aanschouwer zich ongemakkelijk te doen voelen. Al geldt dat misschien niet voor de vrouw in gem die, staand voor een beeld uit Permanent Error, opmerkte: ‘Ik heb gehoord dat Kaapstad veel mooier is dan Johannesburg.’ Pieter Hugo, This Must Be the Place. Tot 20 mei te zien in het Fotomuseum Den Haag. www.fotomuseumdenhaag.nl 22.03.12 De Groene Amsterdammer 43
Antwerpen, Hannes Minnaar
Merlijn Doomernik
/ HH
‘Als je muziek speelt, goed speelt, klinkt het religieuze altijd mee, denk ik’
De doorbraak van pianist Hannes Minnaar
‘Als je op eieren gaat lopen valt de diepte weg’ In 2010 behaalde hij op het Brusselse Elisabeth Concours de derde prijs met een subtiel toucher dat opviel tussen het concours-geram. Volgend seizoen debuteert Hannes Minnaar (27) met Beethoven bij het Concertgebouworkest. Nu speelt hij overal in Nederland. Ook in Emmeloord. Door Bas van Putten 44 De Groene Amsterdammer 22.03.12
Vanavond speelt hij in Emmeloord, de pianist die volgend seizoen met Beethovens Vierde pianoconcert debuteert bij het Koninklijk Concertgebouworkest – en maar meteen in samenwerking met de eminente Herbert Blomstedt. De locatie is Theater ’t Voorhuys, een van de tientallen zalen en kerken in de Nederlandse provincie waar sinds zijn Brusselse zegetocht met spanning op hem wordt gewacht. De sfeer in de zaal is dorps gemoedelijk, de gesprekken doen vermoeden dat er veel bekenden en familie zijn gekomen. Emmeloord is dan ook de stad van zijn jeugd. Hannes Minnaar (Goes, 1984), afkomstig uit een streng christelijk milieu, streek er op zijn tiende met zijn ouders neer. Zijn jeugd stond in het teken van muziek en van de kerk, waar hij als organist de diensten begeleidde met de diepe geloofsovertuiging die zijn puberteit overleefde, net als zijn liefde voor het instrument; behalve piano studeerde hij aan het conservatorium orgel. Voor Minnaar is het metafysische gehalte van muziek een gegevenheid. ‘Ik voelde wel een soort roeping voor de kerkmuziek, maar als ik piano zat te spelen deed ik dat met evenveel overtuiging. Als je muziek speelt, goed speelt, klinkt dat religieuze altijd mee, denk ik.’ Hij is aardig, bescheiden zelfbewust en de protagonist in een verhaal dat hij aanvankelijk
nauwelijks kon bevatten, terwijl het echt van eigen hand is, letterlijk. In ’t Voorhuys speelt hij, niet gehinderd door de vlakke Yamaha-vleugel van het huis, met verbluffende allure Rachmaninoffs Eerste pianosonate, Ravels Sonatine, Impromptus van Chopin en Liszts bewerking van Bachs Prelude en fuga in a-klein bwv 543. Minnaar is een pianist die maat houdt zonder te beknibbelen. Zijn Rachmaninoff is breed maar niet ordinair, de Ravel elegant maar niet wuft, zijn Bach solide introvert. Na zijn afstuderen bij pedagoog Jan Wijn in Amsterdam – een tien met onderscheiding, uiteraard – stak zijn podiumcarrière overzichtelijk van wal. Minnaar speelde voor vijftig man in een dorpskerk en voor nog eens vijftig man twee dorpen verder. Een tweede prijs op het eveneens hoog aangeschreven pianoconcours van Genève in 2008 – de eerste werd niet uitgereikt – bracht zijn loopbaan niet in een stroomversnelling. Het echte keerpunt was Brussel, een van de zwaarste pianocompetities ter wereld. ‘Vlak daarna moest ik in een kerkje in België spelen. Ik dacht dat het zoiets zou zijn als Norg of Haren.’ Hij werd er opgewacht door een publiek van achthonderd zielen. ‘Ik geloof dat ik toen wel schrok ja. Ik was er totaal niet op voorbereid.’ De gewenningsfase is voorbij, zijn eerste optredens met orkest – het Vijfde pianoconcert van Saint-Saëns, Beethovens Vijfde en Rachmaninoffs Derde pianoconcert, Chopins Eerste – zijn achter de rug. Vorig jaar verscheen zijn eerste solo-cd met de Eerste pianosonate van Rachmaninoff en van zijn geliefde Ravel de Sonatine plus Miroirs. Het Van Baerle Trio, met Minnaar als pianist, lanceerde deze maand een cd met werken van Saint-Saëns, Loevendie en opnieuw Ravel. Hij breidt zijn repertoire langzaam uit. ‘Ik heb niet echt duidelijke doelen, ik moet eerst maar eens zien te overleven met al die concerten. Ik zou wel weer eens een echt modern stuk willen spelen, of de Handelvariaties van Brahms, maar Bach, Beethoven en Rachmaninoff zijn voorlopig de pijlers. En Ravel.’ Deze maand geeft hij in heel Nederland van Hengelo tot Leidschendam recitals. Zo gaat het al een heel seizoen. ‘Ik kan er goed tegen. Volgend seizoen wordt gelukkig wat rustiger, dit zou niet nog eens vijf jaar moeten doorgaan. Ik zie mijn vrienden nauwelijks meer.’ Maar hij heeft geen spijt dat hij geen kans heeft laten liggen. ‘Ik ga toch geen nee zeggen als het Limburgs Symfonie Orkest me vraagt voor de Burleske van Richard Strauss? Verder denk ik dat de druk misschien wel groter was geweest als ik vaker nee had gezegd.’ Zijn ambities zijn meegegroeid met zijn perspectieven. Er zit niets anders op dan te erkennen dat hij meer kan dan hij dacht. ‘Het werd ook wel een beetje klein gehouden in de wereld waarin ik ben opgegroeid, maar ik had nooit verwacht dat ik een carrière als concertpianist tegemoet ging. Iedereen zei me altijd, en dat is niet alleen het christelijk-
orthodoxe geweest: dat denken ze allemaal, dat ze dat worden. Zelf hoefde ik trouwens ook niet zo nodig de bühne op. Ik wil gewoon bezig zijn met muziek.’ Al ziet ook hij in dat dat net iets fijner gaat in samenwerking met een toporkest. Ja ja, haha. ‘Toch voelt het soms ongemakkelijk’, geeft hij toe. ‘Met een derde prijs op zo’n groot concours lijken sommige mensen te denken dat je de op twee na beste pianist van de wereld bent. Ik moet het maar accepteren als ik niet voor iedereen die verwachting waarmaak.’ Wat me in het Elizabeth Concours verraste was je prachtige, gecultiveerde klank. ‘Ik ben best klankgericht, dat klopt. Mij is altijd verteld dat ik een aangename toon heb en een forte dat niet snel hard wordt. Hoewel, als ik recente dingen van mezelf terughoor schrik ik soms hoe hard het is.’ Je Rachmaninoff-opname is beheerst. ‘Daar heb ik m’n best gedaan om het een beetje zacht te houden. Ik heb een aantal lessen van Menahem Pressler gehad, de pianist van het Beaux Arts Trio. Die is heel gebrand op toon, maar hij vindt iedereen te hard spelen, ook mij. Pressler wil alles zo zacht mogelijk en op zichzelf vind ik dat niet slecht, maar Jan Wijn vond juist dat ik meer geluid moest geven, die zei dat de toon kleur verloor als je te zacht speelde – waar hij soms absoluut een punt mee had. Voor mij is
‘Sommige vleugels produceren een heel glad geluid waar ik weinig aan kan veranderen’ het de kunst het zachte kleur te blijven geven en het persoonlijke te houden. Als je echt op eieren gaat lopen valt de diepte weg.’ Waar komt dat klankgevoel vandaan? ‘Ik denk dat het ook met m’n orgelopleiding te maken heeft. Daarvan heb ik geleerd heel bewust om te gaan met een instrument, met hoe je een noot aanslaat, eigenlijk nog meer dan van m’n piano-opleiding. Vaak wordt gedacht dat de aanslag van een organist geen invloed heeft op de klank, dat organisten daarom maar wat rammen. En bij pianisten zou het dan net andersom zijn. Maar op die historische orgels hoor je echt verschil. De toon wordt veel agressiever als je agressiever aanslaat. Je moet die toetsen heel smooth indrukken om een mooie respons te krijgen. Zo ben ik vervolgens ook een beetje gaan pianospelen en dat werkt.’ In de finale van Beethovens Les Adieuxsonate breng je ruimte in de klank, een soort openheid. ‘Dat is waar ik naar zoek, alleen de ene keer lukt het me wel en de andere keer niet, ik krijg er zelf niet de vinger op. Maar ik herken de term ruimte, zo zou ik het zelf ook omschrijven, iets waardoor er zelfs in het fortissimo, het heel drukke, altijd zoveel ruimte blijft dat het niet dichtslibt.’
Zijn er pianisten die voor jouw klankvoorstelling iets betekend hebben? ‘Ik weet nog dat ik voor het eerst Francks Prelude, Aria et Final hoorde met Alfred Cortot. Vooral in de aria deed hij iets met de klank waardoor ik ontzettend werd gegrepen. In de klank voelde ik een vrijheid en een ruimte die me ongelooflijk inspireren.’ Kon je die toon analyseren? ‘Nee. Voor een deel heeft het te maken met gewicht. Ik probeer altijd mijn armgewicht te gebruiken, ook als ik heel zacht speel. Alleen in snel passagewerk gaat dat natuurlijk niet. Verder hangt veel af van de mogelijkheden van de vleugel. Sommige vleugels produceren een heel glad geluid waar ik weinig aan kan veranderen.’ Jij wilt een instrument waarop je voor de klank moet werken. Je zei over Yamaha’s dat ze te gemakkelijk aanspreken. ‘Klopt. Daar bedoel ik mee dat ze al heel snel een aangenaam geluid voortbrengen waardoor je niet wordt uitgedaagd om verder te zoeken – en vaak heeft dat ook helemaal geen zin omdat er niet meer in zit. Maar heel goede vleugels zijn zo ontzettend precies en wendbaar dat je ieder onregelmatigheidje hoort, veel beter dan op zo’n Yamaha. Dat daagt je uit om klanken te zoeken. Het hangt ook van jezelf af. Soms lukt het me bij het inspelen in een zaal niet om eruit te krijgen wat ik me voorstel, maar met een beetje extra energie blijkt dat soms toch te gaan.’ Dan zoek je met je vingers naar een toon. ‘Ja. Maar als je onder spanning staat wordt alles anders, dan hoor je zelfs het instrument anders. Ik had het vorige maand nog. Ik speelde twee keer achtereen hetzelfde recital programma, de eerste keer op een Yamaha die bij het inspelen fantastisch was. Alles liep zoals ik wilde – maar tijdens het concert vond ik het niet meer terug. Twee dagen later speelde ik op een Steinway en daar was het precies andersom. Bij het inspelen dacht ik: wat een beperkt instrument, waarom komt er niks uit – en tijdens het concert ging het als het ware open.’ Heb je nou zelf al een vleugel? Op tv zie ik in je huiskamer een simpele piano staan. ‘Die staat er nog steeds. Ik heb nog niet de tijd gehad een beter huis te vinden waar een vleugel in past. Af en toe bekijk ik een instrument, daar moet ik nu echt werk van maken. Ik sluit trouwens niet uit dat het toch een Yamaha wordt, maar ik heb de afgelopen jaren steeds gedacht dat ik per se een Steinway moest hebben. Er wordt natuurlijk een bepaald niveau van me verwacht, en als ik een concert moet geven op een Steinway is dat dus een instrument dat ik helemaal niet zo goed ken. Het heeft me tijd gekost om uit te vinden hoe je zo’n ding eigenlijk moet bespelen, terwijl mijn carrière al was begonnen. Pas nu begin ik eindelijk het gevoel te krijgen dat ik er een beetje vat op krijg. Daarom dacht ik: ik moet gewoon het beste van het beste hebben.’ Maar eerst tijd. Voor alle optredens zie www.hannesminnaar. com 22.03.12 De Groene Amsterdammer 45
Kroniek van kunst&cultuur Een tentoonstelling over KUNST een vrouwelijke kunsteArtemisia naar uit de zeventiende Gentileschi eeuw roept de opmerking van Samuel Johnson in herinnering over een vrouwelijke Quaker-predikant: ‘Mijnheer, de prediking door een vrouw is als een hond die op zijn achterpoten loopt. Het lijkt nergens op; men is vooral verbaasd dat het hoe dan ook gebeurt.’ Een lullige opmerking, maar toch relevant, zelfs bij een erkend talent als dat van Artemisia Gentileschi (1593-1654). In Parijs is een groot overzicht van haar werk te zien, een fraaie prestatie waar veel nieuw onderzoek aan ten grondslag ligt. Zo is pas zeer recent een groot deel van haar correspondentie opgedoken, brieven aan de Florentijnse edelman Francesco Maria Maringhi (1593-1653) die jarenlang haar agent en haar minnaar was. Het was – zwijg Boswell – een interessante figuur en een bovengemiddeld goede schilder met een succesvolle carrière. Gentileschi ontwikkelde zich onder de hoede van haar vader Orazio tot zelfstandig kunstenaar. Ze werd vanaf haar vijftiende al opgemerkt; de grote mecenassen van haar tijd gaven haar opdrachten; ze verbleef zelfs geruime tijd in Londen in dienst van de koning. Ze was bevriend met grote tijdgenoten als Simon Vouet en Massimo Stanzione, ze correspondeerde met Galileo Galilei, ze was de eerste vrouw die in Florence werd toegelaten tot de Academie. Dat was allemaal al lang bekend. Gentileschi is echter de laatste twintig jaar met verve herontdekt – er werd in 1997 een niet al te beste bioscoopfilm aan haar gewijd – en dat betekende dat nogal wat verstofte winkeldochters in de depots van regionale musea opnieuw werden beoordeeld en aan haar toegeschreven. De tentoonstelling zet dat netjes naast elkaar, en brengt ook werk van schilders uit haar omgeving te berde; daardoor wordt het – zeker voor geoefende kijkers – een mooi spel van ‘zou kunnen’ en ‘maak dat de kat wijs’. Een puzzel is het; de variatie is enorm – Gentileschi was ‘kameleontisch’, zeggen de samenstellers. Gentileschi werkte in alle grotere cultuurcentra van Italië, vaak in groepsverband, en voor de belangrijkste opdrachtgevers. Die hadden allemaal hun eigen opvattingen en allemaal de drang zich van de buurman te onderscheiden. Een goede schilder volgde natuurlijk de smaak van de klant en probeerde tegelijkertijd een eigen reputatie te vestigen, een unique selling point. Bij Gentileschi lag dat precair. Ze was vrouw, en dat was al opmerkelijk genoeg, maar er was nog wat: toen ze nog geen achttien was werd ze door de schilder Agostino Tassi verkracht. Tassi beloofde haar te zullen trouwen, maar was al getrouwd. Artemisia’s vader diende vervolgens een aanklacht in. Dat werd een kolossaal schandaal. De 46 De Groene Amsterdammer 22.03.12
mogelijk de verleidingen te weerstaan van de perfecte vrijemarktideologie. Ze zijn verguld als ze de beursgang mogen regelen van het sexy aandoende maar geheel lege World Online. Ze gaan er op af om in de Verenigde Staten met de aankoop van een zieltogende bank de Amerikaanse markt te veroveren. Toch is er steeds iemand die de anderen waarschuwt. Of zich afvraagt of ze niet te kwetsbaar zijn geworden
rechtszaak nam zeven maanden in beslag, en zo ongeveer iedereen die zich in Rome schilder noemde moest getuigen. Tassi kreeg vijf jaar galeistraf; Gentileschi’s naam was gevestigd. Die zaak was onmiskenbaar een cruciale factor in haar ontwikkeling. Ze specialiseerde zich in ‘sterke vrouwen’ van het type Judith, die met Holofernes het bed deelde en hem daarna de kop afhakte. Een proto-feministische wraak neming, zegt de 21ste-eeuwer grif, maar het was net zo goed een gewiekste invulling van haar faam, een marketingoffensief. Vandaar Boswell: kun je zo’n tentoonstelling doorwandelen en daarna met de hand op het hart verklaren dat het wat artisticiteit betreft terecht is dat Gentileschi de aandacht krijgt, en niet Cavallino, Spardaro, Saraceni of Guarino? Wie? KOEN KLEIJN Artemisia: The power, glory and passions of a female painter. Parijs, Musée Maillol, t/m 15 juli. www.museemaillol.com
Rampzalige ambities Graaiende, klimmende, vallende en bijna vallende bankiers. Een verraderlijke klimmuur die steun lijkt te geven, maar in een oogwenk kan omslaan en je in de afgrond kan storten. Het decor dat de Oostenrijkse ontwerper Bernhard Hammer heeft bedacht voor De prooi bij Het Nationale Toneel is ongekend spectaculair, maar het is volkomen functioneel en in evenwicht met een geweldige combinatie van inhoud, tekst, regie en acteerprestaties. Dramaturge Sophie Kassies bewerkte het boek dat onderzoeksjournalist Jeroen Smit schreef over de ondergang van de trotse, Nederlandse megabank ABN Amro tot een shakespeariaans drama. Het knappe is dat niemand tot schurk wordt bestempeld. We zien een tiental bankiers die allemaal kwaliteiten hebben en soms heel goed zien wat er fout gaat, maar die ook allemaal hun eigen ambities nastreven en die de mogelijkheden tot nog meer expansie en winst niet kunnen weerstaan. Of je nu een oude, ervaren bankier bent (Hajo Bruins als Wilco Jiskoot) en denkt dat je mee moet doen met de vernieuwingen die de jongeren willen, of een koude kikker als Rijkman Groenink (Mark Rietman) die de macht in de schoot geworpen krijgt en zijn verantwoordelijkheid niet neemt als het er op aan komt. Of een vrouwelijke carrièremaaktser die meent dat ze mee moet doen met de boys en ze misschien kan overtroeven (Betty Schuurman als Alexandra Cook-Schaapveld). Of zelfs als je aanvankelijk wel oog hebt voor de belangen van klanten en werknemers (Jeroen Spitzenberger als een wanhopige Joost Kuiper). Het is voor niemand THEATER De prooi
Royal Collection Windsor Castle
De eerste vrouw
Jan Versweyveld
Links: Artemisia Gentileschi, Zelfportret als allegorie van de schilderkunst (1638-39); boven: Karina Smulders in Na de zondvloed; onder: De prooi van het Nationale Toneel
door een al te geforceerde groei. Maar toch staan ze allemaal verbaasd als een hedgefonds een paar aandelen in de bank heeft gekocht, winst op korte termijn eist en hun geliefde bank pardoes in stukken wordt gehakt, om die stukken lucratief te verkopen. Zo wordt bijna speels zichtbaar gemaakt hoe de economie werkt als er in het geheel geen controle van buitenaf is en Nout Wellink van De Nederlandsche Bank alleen maar vriendelijke, machteloze, sussende telefoongesprekken voert met zijn vriendjes. Dit is een werkelijkheid waarin we ondanks alle schandalen en echecs nog altijd verkeren, ook als het om gezondheidszorg, woningcorporaties en onderwijs gaat. Maar dat is een conclusie die we zelf kunnen trekken. Het stuk geeft geen politieke of economische lesjes. Het gaat om mensen, mensen met hun individuele belangen en ambities die bij elkaar opgeteld tot onoverzienbare rampen leiden, net als tijdens de burgertwisten en dynastieke oorlogen, waar Shakespeare ons tegen waarschuwt. Een spannende, enerverende, inzicht gevende voorstelling. De acteurs nemen enorme risico’s bij het beklimmen van het constant bewegende decor en spelen ingehouden hun goed getypeerde, maar niet speciaal fotografisch gelijkende rollen. Johan Doesburg, verlost van het directeurschap van Het Nationale Toneel, laat zien wat hij als regisseur op zijn allerbest kan. En ja, Bernhard Hammer, de decorontwerper die al vele jaren prachtige voorstellingen maakt met Theu Boermans, geeft er een vorm aan die technisch ongelooflijk is, in zijn eenvoud uitstekend werkt en reliëf geeft aan wat we te denken krijgen over de maatschappij waar we met z’n allen in verkeren en waarin eerst de belangen van de klanten vergeten worden, dan die van de werknemers en ten slotte ook die van de kleine aandeelhouders, ten gunste van een paar giga-speculanten. Leve het kapitalisme! MAX ARIAN De prooi, t/m 9 juni in heel Nederland. www. nationaletoneel.nl/deprooi
Is liefde genoeg? In 1964 bezoekt de schrijver Arthur Miller met zijn derde vrouw, de Magnumfotograaf Inge Morath, het concentratiekamp Mauthausen. Daarop verslaat hij voor de New York Herald Tribune het proces tegen de kampbeulen van Auschwitz in Frankfurt. Die twee gebeurtenissen slaan een bomkrater in zijn schrijverschap. Incident in Vichy is erdoor ontstaan, een scherpe analyse van antisemitisme als haat gebaseerd op gekwadrateerde vreemdelingenangst (het stuk wordt
Carli Hermès
TONEEL Na de zondeval
na de komende Dodenherdenking gelezen door acteurs van Toneelgroep Amsterdam). Bij dat gezelschap speelt men nu After the Fall, het andere stuk dat Miller schreef als reflectie op zijn reis naar het Avondland. Na de zondeval ontstond in 1964/1965 in een unieke samenspraak met de toneelspelers en regisseur Elia Kazan, met wie Miller zich had verzoend na diens verraad tijdens de McCarthy-heksenjacht. Het stuk lijkt de tussenbalans van een schrijver, het bleek een eindafrekening: afgezien van The Price (1968) heeft Miller na After the Fall geen toneelstuk meer geschreven met de impact van zijn eerdere werk. Beladen was het stuk ook door de wending halverwege, waarin de monologiserende zelfanalyse over bedrog en verraad overgaat in een genadeloze sectie op de relatie tussen de ik-figuur, de advocaat Quentin en het muziekidool Maggie. Alle pogingen van Miller om dat relaas niet te laten lijken op het in pillen en drank verzopen huwelijk van hem met Marilyn Monroe, tussen 1956 en 1961, liepen schipbreuk. Miller had het filmscenario geschreven voor Monroe’s laatste film (The Misfits), haar met raadselen omgeven dood (zelfmoord? moordcomplot?) was nog te vers toen After the Fall in première ging. De anekdotes overschaduwden kortom de plot, het stuk staat sindsdien als ‘slecht’ en ‘mislukt’ in de boeken. Eric de Vroedt koos het voor zijn debuut in de grote zaal. Tot zo ver de feiten. Ik-figuur Quentin wroet in de oorsprongen van zijn schuldgevoel. Tot-ie draden uit de muur trekt die wijzen op zijn eigen collaboratie. Hij beliegt achtereenvolgens zijn familie, de eerste vrouw in zijn leven, zijn politieke geestverwanten, ja zelfs de krassen op zijn joodse ziel zijn misschien zelfverminkingen uit narcistische overwegingen. Dat eerste deel is een schaamteloze stapeldoos aan verwarringen. Vervolgens worden al die draden samengetrokken in de verwoestende relatie met Maggie, de vrouw die Quentin zegt te willen redden, een ambitie die háár ondergang wordt en waaruit hij zich redt met de gruwelijkste zin uit het stuk: ‘Ik ben je Verlosser niet en ik ben niet je hulplijn – jij gaat mij niet doden, Maggie.’ De radeloze wanhoop waarin Quentin en Maggie in die laatste drie kwartier van de voorstelling tegenover elkaar staan, zorgt ervoor dat veel van de brokstukken uit de uren (?) daarvoor op hun plek vallen. Wat Fedja van Huêt en Karina Smulders daar laten zien aan in elkaar geschroefde en zeer precies bij elkaar geacteerde afdrukken van hoe mensen liefhebben en hoe mensen elkaar pijn doen, dat hoort hors concours tot het beste en meest door elkaar rammelende toneelspelersgenot dat ik in tijden op een Nederlands podium heb meegemaakt. Elke zin is een kerf. ‘Maar liefde, is liefde genoeg? Welke liefde – ik weet hoe te doden – ze was ten dode opgeschreven, maar helpt dat? Of is het mogelijk dat dit niet absurd is voor een mens? (…) Ik hou van alles, iedereen! En toch laat ik ze mislukken, en doodgaan zodat ik kan leven, en geven ze 22.03.12 De Groene Amsterdammer 47
Ze laten zien dat je ook buiten normale sociale structuren om, zoals in het kerngezin en de kerk, relaties kunt hebben die iets betekenen. Fred beschermt Cathal alsof die zijn eigen zoon is wanneer gewelddadige drugsdealers achter hem aan zitten. Hij blijft hem vermanen dat heroïne dodelijk kan zijn. En wanneer Cathal toch blijkt te gebruiken is Fred teleurgesteld, net als een echte vader. Parked is een mooie, sober gedraaide film waarin de debuterende regisseur zelfvertrouwen toont door zijn acteurs alle ruimte te geven. Dat werpt vruchten af. Vooral Meaney, wereld beroemd door zijn rol van Chief O’Brien in Star Trek: The Next Generation, speelt prachtig ingetogen; zijn Fred is een man die uiteindelijk een gevaarlijke mix van intensiteit en bescheidenheid blijkt te hebben. En Morgan, bekend als de jonge Merlin in de gelijknamige bbc-serie, geeft aan het karakter van de innemende Cathal een tragische, breekbare dimensie. De vraag is of er hoop voor deze twee buitenstaanders is. Parked illustreert dat het ‘maken’ van een verleden door interactie met anderen een basisvoorwaarde voor ‘beweging’, voor nieuw leven is. Wie niets doet, wie zich afzondert, wacht stilstand, een bestaan zonder heden, zonder verleden. GAWIE KEYSER Te zien vanaf 22 maart
mij en geven ze elkaar een woord, een blik, een waarheid, een leugen – met zoveel liefde.’ LOEK ZONNEVELD Nog te zien in Rotterdam, Maastricht, Eindhoven, Groningen. Volgend seizoen terug op het repertoire – dit is een dienstbevel! www.toneelgroepamsterdam.nl
Laaghartig leven Een verleden lijkt Fred (Colm Meaney) niet echt te hebben. Ooit woonde hij in Engeland, nu is hij terug in Ierland. Destijds ging hij bijna trouwen, maar op een dag was zij vertrokken en daarna zag hij haar nooit meer. Nu woont hij in zijn Mazda 626 op een parkeerterrein naast een haven waar passagiersschepen af- en aanmeren. Misschien arriveerde Juliana (Milka Ahlroth) uit Helsinki ooit op een van die ferry’s. Waarna zij zich als pianolerares in het stadje vestigde waar ze Fred nu ontmoet, en waar ook de jonge heroïne verslaafde Cathal (Colin Morgan) opgroeide voor zijn moeder overleed en hij helemaal ontspoorde, van hit naar hit levend op het verlaten parkeerterrein waar de schepen voorbijvaren. Parked van de Ierse regisseur Darragh Byrne gaat over de vraag of mensen wel zonder elkaar kunnen in een moderne stad en dus ook in de hedendaagse maatschappij. In het antwoord schuilt een paradox. Terwijl sommige personages proberen met rust te worden gelaten, willen anderen er juist alles aan doen om mensen te ontmoeten en ‘mee te doen’, bijvoorbeeld in kerkverband. In beide gevallen is het resultaat: ellende. Fred wordt gedwongen in zijn auto te wonen; hij komt niet voor bijstand in aanmerking. Wat hij ook probeert, hij blijft in de marge van de maatschappij. Zo’n los leven is juist wat Cathal wil: hij verlaat zijn ouderlijk huis na de dood van zijn moeder om een vrij bestaan op straat te leiden, daar waar hij naar hartenlust kan dealen en gebruiken. En Juliana: zij woont na de dood van haar man alleen in een groot huis waar ze pianoles aan kinderen geeft. Wanneer ze Fred in een openbaar zwembad ontmoet is zij meteen in hem geïnteresseerd. Maar Fred lijkt te zijn vergeten hoe te leven. ‘Ignoble condition.’ Dat schrijft Fred in zijn notitieboekje terwijl hij naar de schepen staart. Een laaghartig bestaan. Niet doordat hij arm is, maar vanwege zijn onvermogen een connectie met anderen te maken, terwijl hij dat het liefst zou willen. Een echt leven leiden met andere mensen, in een ‘samenleving’, lijkt hem niet beschoren. Daar komt verandering in wanneer hij Cathal ontmoet. De jongen brengt nieuwe energie, wat regisseur Byrne iets te rechttoe, rechtaan uitbeeldt met de metaforiek van oude horloges en klokken die worden gerepareerd. Dat neemt niets weg van het feit dat de scènes tussen Fred en Cathal het hoogtepunt van Parked vormen. FILM Parked
48 De Groene Amsterdammer 22.03.12
Toch vooruitgang? In 1985 mocht de Australiër Bob Plasto na zes jaar revolutie als eerste westerling Khomeini’s heilstaat filmen. Paradise of Martyrs gaf een huiveringwekkend beeld – waar het regime kennelijk trots op was. Er bleek nóg een Australië-connectie, want een voormalig paleis van de sjah was ingericht als centrum voor plastische chirurgie waar een landgenoot van Plasto volcontinu slachtoffers opereerde van het Eerste Wereldoorlogachtige front in de oorlog die Saddam Hoesseins Irak begonnen was. De verwondingen zijn niet om aan te zien, het fatalisme is niet om aan te horen: als Allah de verminking van mijn zoon
Ripple World Pictures
TELEVISIE Dochters van Malakeh
Colm Meany in Parked
niet had gewild, had hij de granaat wel elders laten ontploffen – geprezen zij Zijn naam. Vaak waren het zoontjes, want gruwelijk de aanblik van bussen vol pubers, met nauwelijks militaire training, op weg naar het front: analfabeten die meteen de mijnenvelden in mochten. Van familieleven was weinig te zien, behalve de trots van ouders op hun hoogsteigen martelaartjes. Mede als reactie op dit sindsdien dominante beeld maakte Kim Longinotto het fascinerende Divorce Iranian Style (1998), rechtbankfilm over echtscheidingszaken, waarin bleek dat er naast religieuze fanaten in Iran ook mensen leefden. Wonder dat ze die documentaire mocht maken. In het land zelf werd de documentaire verboden, maar illegaal had zij toch een enorm bereik. Fascinerend beeld van zowel het andere als het universele inzake paarvorming, huwelijkse verhoudingen, formele mannenmacht en (soms) informele vrouwenmacht. En nu komt er zomaar een Nederlandse documentaire waarin we diep in het leven van een Iraanse familie belanden, deze keer niet rond scheiding maar rond bruiloft. Filmend echtpaar Jet Homoed en Sharog Heshmat Manesh reizen naar Teheran waar Sharogs zuster Maryam, zowel kostwinner als hoofdverzorgster van hun ouders, gaat trouwen. Aangekomen blijkt niet alles in kannen en kruiken: er zijn obstakels en twijfels, juridisch, financieel en psychologisch, aan beide kanten. Waardoor de film niet alleen een intieme en kiese blik werpt op gewoonten, gebruiken, verwachtingen van Iraanse mensen die een verbintenis willen aangaan, maar ook de speelfilmachtige vraag opwerpt: krijgen ze elkaar? Een van de problemen is de spanning tussen traditie en moderniteit, toegespitst op het al dan niet betalen van een ‘bruidsborg’ door de bruidegom – en, als die betaald zou worden, de hoogte: symbolisch of substantieel bedrag? Broer Sharog zegt dat de beste bruidsborg Maryams recht op echtscheiding zou zijn, maar daarin voorziet de wet niet. Maryam is 45, een leuke, sterke vrouw. Gezeten aan de naaimachine waarop ze haar bruidsjurk maakt vertelt ze dat er eerder ooit een huwelijk leek te komen. Helaas: ‘Eerst vinden mannen het aantrekkelijk dat je slim en zelfstandig bent, maar uiteindelijk willen ze niet dat hun vrouw zo is.’ Echo daarvan klinkt in een prachtige scène waarin Sharogs andere zus Ghazal tegenover een privéleerlinge de man-vrouwverhouding in Jane Austens Pride and Prejudice vergelijkt met die in Iran nu. Weinig verschil, concludeert ze gelaten. Waarom ben je niet getrouwd? vraagt de leerlinge. De enige in wie Ghazal iets zag vroeg haar niet. Zelf mocht ze geen stap nemen. ‘Traditionele vrouwen trouwen traditionele mannen.’ ‘En moderne vrouwen trouwen helemaal niet’, concludeert de leerlinge, lachend maar ook bitter. Sharogs moeder Malakeh trouwde nog op haar elfde. Toch vooruitgang? Trouwt Maryam wel? WALTER VAN DER KOOI Dochters van Malakeh, Ikon, Holland Doc, donderdag 29 maart, Nederland 2, 23.00 uur
Munch Museum / The Munch-Ellingsen Group c/o Pictoright
Munch Museum, Oslo
Links: Edvard Munch, Man en vrouw op het strand, 1907 Rechts: Edvard Munch, Melancholie, 1894-95
Kijken Man aan het strand In Melancholie van Edvard Munch geven gemoeds bewegingen een stemmige vorm aan wat eerst gevoelige waarnemingen van vorm en kleur waren, opgedaan in de natuur. Door Rudi Fuchs Het landschap in Melancholie van Edvard Munch is een wijde bocht van Asgårdstrand ten zuiden van Oslo (toen nog Kristiania) waar het fjord langzaam breder wordt. Er is daar niet veel eb en vloed en op deze stille zomeravond is het water roerloos. Die stilte, met dat violette licht, is een belangrijk motief in deze atmosferische (en dus melancholieke) voorstelling. Het hier afgebeelde schilderij is in de jaren 1894-1896 gemaakt en is de laatste versie van het onderwerp dat voor het eerst, losser en schetsmatiger, in zomer 1891 werd geschilderd. Munch bracht die maanden daar toen aan zee door. Rond midzomer, in juni, wordt het laat in de avond lange tijd niet helemaal donker. Het stille licht dat dan tussen helder en donker blijft hangen, is in het schilderij de stemming gaan bepalen – eerst als intense ervaring van natuur en misschien nog voordat het Melancholie is gaan heten. Daarna heeft de schilder, die in die jaren veelvuldig buiten Noorwegen verbleef, het motief met zich meegedragen, wat vaker zo gebeurde, en het uit zijn hoofd nog een paar keer geschilderd. Geleidelijk aan werd het motief zwaarmoediger en duisterder. Van versie naar versie probeerde hij weer andere stemmigheden van gekleurd licht. Na de laatste geschilderde versie, die de
meest donkere en verstilde was, maakte Munch in 1896 en daarna nog enkele houtsneden van het motief waarvan vanwege de techniek de kleurigheid strakker is: in een versie is de lucht, boven een zwart landschap, bloedrood, bijvoorbeeld, maar in een volgende druk dan weer olijfgroen. In Munch’s kunst wordt stemmigheid ingebracht door de mise-en-scène van kleuren die bijzonder licht worden. Ondertussen bleef het figuratieve motief hetzelfde: een man aan het strand, rechts op de voorgrond, in het zwart en somber gebogen met het hoofd in de hand. De man is in zichzelf verzonken. Dat kun je opmaken uit de gebogenheid van zijn houding en uit de vrijwel gesloten ogen. In deze laatste versie van het motief is ook de contour van de man nog donkerder. Zo strak in het zwart opgesloten, lijkt hij nog eenzamer. Nu is Melancholie de titel van deze schilderijen. In de loop der jaren zijn ze ook wel anders genoemd: Eenzaam of Jaloezie. Het gerucht ging ook dat het werk verwees naar gevoelig heden in een driehoeksverhouding waarin bekenden van Munch verwikkeld waren – onder wie zijn oudere vriend en mentor, de schilder Christian Krogh. Dat zouden de kleine figuurtjes verder weg op de steiger voorstellen. Of echter het schilderij echt direct te maken heeft met een amoureus incident is de vraag. Munch is zelden anekdotisch in zijn werk. Onderwerpen worden meestal romantisch vaag gehouden. Hoewel op de tentoonstelling waar ik Melancholie laatst zag daarnaast een wat later werk hing, Man en vrouw op het strand, dat een veel incidenteler tafereel is. Aan de impulsieve penseeltoetsen waarin veel kleuren bijna rommelig in elkaar verstrengeld zijn kun je zien dat het
Of het schilderij echt direct te maken heeft met een amoureus incident is de vraag
snel geschilderd is en informeel als een souvenir. De waarneming van strand en water is impressionistisch wat losheid betreft. Het water kabbelt en is in verschillende schakeringen van blauw weergegeven. Op de scheiding van water en strand zien we ook donkere passages: plekken van wier misschien. Op het strand zelf liggen stenen en rotsen van basalt verspreid en zo te zien een omgekeerd bootje. In ieder geval is het levendig weergegeven. Daarentegen zijn in Melancholie al die realistische gegevens op een uitgewogen manier gestileerd en in hun vorm verstrakt en verzwaard. In deze vruchtbare jaren, waarin Munch zogezegd Munch werd, schilderde hij in 1893 ook het beroemde Schreeuw dat iedereen nu kent. Daarin werd het sinistere geschreeuw dat hij, zoals hij schreef, door het heelal hoorde gaan, omgezet in slingerende en golvende bewegingen van verf die zich, onophoudelijk, door het schilderij bewegen als een echo van kleur. Ook in Melancholie hebben gemoedsbewegingen een stemmige vorm gegeven aan wat eerst gevoelige waarnemingen van vorm en kleur waren, opgedaan in de natuur van Asgårdstrand. Alles is eigenlijk stilgelegd. De schilderwijze is langzaam en beheerst. Op de horizon kronkelt het groen van de bomen als een sonore melodie. Het blauw van de zee wordt violet. Wat rotsen waren, werden vreemd ovale vormen die, in hun stevige contouren, zwaar op het strand liggen en voor ons gevoel de donkerte van de stemming verzwaren. De donkere plekken wier zijn sliertiger geworden. Ze bewegen achter het hoofd van de man langs en laten flarden zien van zijn sombere gedachten – en dat alles in een miseen-scène van kleuren die overal donker blijven en meeslepend stemmig. Je kunt zien dat dit motief lang in het hoofd van Munch heeft rondgespookt, als een obsessie. PS De twee schilderijen van Edvard Munch zijn, met veel ander moois, tot 17 juni in de fraaie expositie Gedroomde landschappen in het Van Gogh Museum in Amsterdam te zien 22.03.12 De Groene Amsterdammer 49
Dichters&Denkers
M.J. Brusseprijs
Even onmogelijk te ademen
Alledaags Afghanistan
Ton Koene’s Afghanistan ongecensureerd is genomineerd voor de M.J. Brusseprijs voor het beste journalistieke boek. Verderop de andere vijf boeken op de short list. Door Lynn Berger In een kazerne in Uruzgan zit een Afghaanse soldaat in kleermakerszit op de grond. Hij heeft borstelige wenkbrauwen, gladgeschoren Ton Koene Afghanistan ongecensureerd wangen en een vlassig snorreLemniscaat, 221 blz., tje; hij draagt een € 29,50 c a m o u fl a ge p a k en een groene baret. Zijn linker elleboog leunt op zijn linkerknie, tegen zijn linkerhand rust zijn hoofd, en de nagels van die hand zijn rood gelakt. Met houtskool heeft hij 50 De Groene Amsterdammer 22.03.12
zwarte lijnen rond zijn ogen getrokken. De soldaat blikt dromerig opzij, om zijn glanzende lippen speelt een voorzichtige glimlach. Volgens Ton Koene, de Nederlandse fotojournalist die de militair ergens in 2010 of 2011 fotografeerde, is het ‘de gewoonste zaak om je als Afghaanse man op te maken’. Westerse ogen blijven echter hangen op het beeld, dat niet lijkt te kloppen: een macho met make-up? In een land waar, zoals Koene zelf schrijft, ‘homoseksualiteit een groot taboe is’? Blijkbaar kan het, want: ‘Jezelf opmaken als man wordt in Afghanistan niet geassocieerd met homoseksualiteit.’ In 2010 en 2011 reisde Koene als freelance fotograaf samen met een journalist door Afghanistan; twee keer embedded, mee met het Nederlandse leger, maar de rest van de tijd
alleen, ‘zonder militairen of andere gewapende bescherming’. Vandaar de titel van het lijvige boek waarin zijn foto’s, waaronder die van de soldaat met oogpotlood, nu zijn verzameld: Afghanistan ongecensureerd. De oorlog – bevrijdingsmissie, wederopbouw missie, whatever – in Afghanistan is ruim tien jaar aan de gang en heeft tienduizenden slachtoffers geëist, niet alleen onder westerse militairen en strijders van Taliban en al-Qaeda maar ook onder de Afghaanse burgerbevolking. De strijd is onevenwichtig en rommelig: door westerlingen getrainde burgerwachten die de bevolking tegen de Taliban zouden moeten beschermen, gedragen zich als maffiabendes; Afghaanse politierekruten die door Duitse trainers worden opgeleid oefenen met houten geweren, want
ze zouden zomaar Taliban-infiltranten kunnen zijn. In Koene’s boek krijgen alle kampen in het conflict – burgers, de westerse troepen, het Afghaanse leger, de Afghaanse politie, de burgerwachten en de Taliban – een gezicht, een uitdrukking, kleding en soms make-up: het maakt het er niet simpeler op, maar wel inzichtelijker. Afghanistan ongecensureerd gaat desondanks over meer dan vechtende mannen alleen: naast Kamp Holland en andere kazernes komen ook markten, boerkawinkels, moskeeën, slecht begaanbare wegen, scholen voor meisjes, cafés voor mannen, papavervelden, uitgedroogde landschappen en ziekenhuizen aan bod. Koene schiet scherp en in kleur, en soms voelt Afghanistan ongecensureerd bijna als een reisgids, vooral in combinatie met de onderschriften, waar keurig in wordt uitgelegd wat je op de foto ernaast of erboven ziet. Het boek is encyclopedisch in ambitie: Koene is als een antropoloog die iedere dimensie van het Afghaanse leven met evenveel aandacht in beeld wil brengen. Een fotoboek leent zich voor zo’n doel natuurlijk veel beter dan een reportage in de krant of een tentoonstelling in een galerie. Portretten van Afghaanse politieagenten-in-wording, die tot de sterkste beelden van het boek behoren, worden gevolgd door het straatbeeld van Kunduz-stad, waar het verkeer chaotisch is en een agent een plukje vrouwen helpt oversteken. Zijn pet is wit, zijn jas zeker drie maten te groot, en het roodomrande verkeersbordje in zijn linkerhand, waar in witte letters ‘STOP POLICE’ op staat, heeft iets hopeloos aandoenlijks. Op de volgende foto loopt een vrouw in een witte boerka voor de Blauwe Moskee in Mazare-Sharif langs. Duiven stuiven rondom haar op, en haar opwaaiende rok geeft een stevige zwarte laars prijs, vol modder. In een revalidatiecentrum voor landmijn slachtoffers in Kaboel staan twee blauwe, houten kastjes, met elk twee planken die de kast niet horizontaal, maar verticaal in vakken verdelen. In elk vak – zes in totaal – staan steeds twee of drie protheses: plastic knieën, kuiten en voeten. Aan sommige voeten zitten schoenen – witte sneakers, zwarte leren loafers, wandel sandalen. Sommige beentjes zijn heel kort, sommige schoentjes heel klein – nog steeds raken in Afghanistan mensen gewond door exploderende landmijnen of bermbommen, en meer dan de helft van de slachtoffers is jonger dan achttien jaar. In Helmand geeft een man – een arts? – een pasgeboren baby de fles. Zijn rechterhand – trouwring, nagels met rouwranden – ondersteunt het kleine hoofdje. Het haar van de baby is vochtig, de huid klam, en het gezicht is dat van een oud mannetje: vol rimpels en groeven, smal en ingevallen, uitgeput. Daaronder: een uitgemergelde minitorso, een knokig schoudertje,
een armpje dat niet veel dikker is dan de vingers van de arts. ‘Eén op de vier kinderen in Afghanistan overlijdt voor het vijfde levensjaar’, meldt het onderschrift zakelijk. ‘De voornaamste redenen voor de hoge kindersterfte zijn voedsel tekorten en slechte gezondheidszorg.’ Van westerlingen wordt vaak gezegd dat we inmiddels immuun zouden zijn voor het lijden van anderen: dat we zo veelvuldig met beelden van gewonde, uitgehongerde en verminkte kinderen zijn overspoeld dat het ons niets meer doet, dat we afgestompt zijn geraakt. En als ze ons al wat doen, die foto’s, dan is dat volgens critici vaak het verkeerde: ‘Narratives can make us understand. Photographs do something else: they haunt us’, schreef de immer stellige Susan
M.J. Brusseprijs 2012
De jury van de M.J. Brusseprijs 2012, de prijs voor het beste Nederlandstalige journalistieke boek, koos uit ruim 140 inzendingen zes boeken voor de short list die in deze aflevering van Dichters & Denkers worden besproken. Voorafgaand aan de bekendmaking en uitreiking van de prijs vindt een debat plaats over de betekenis van het journalistieke boek. Wat is de meerwaarde daarvan? Bevordert het de professionele ontwikkeling? Geeft het meer status en gezag? En wat is het nut van een boekenschrijvende journalist voor de krant? Met bijdragen van Janny Groen (journalist de Volkskrant), Hans Nijenhuis (adjunct-hoofdredacteur NRC Handelsblad) en Xandra Schutte (hoofdredacteur De Groene Amsterdammer). Het programma staat onder leiding van Jeroen Smit. Na afloop borrel. Dinsdag 3 april. Desmet Studio’s, Plantage Middenlaan 4, Amsterdam. Ontvangst vanaf 16.00 uur. Aanvang: 16.30 uur. Toegang gratis. Aanmelden:
[email protected]
Sontag in het vlak voor haar dood gepubliceerde Regarding the Pain of Others. Foto’s vertellen ons niets, leren ons niets en zetten ons niet aan tot actie, aldus haar – door velen herhaalde – kritiek. ‘Photography may function most directly to achieve what it ought to have stifled – atrocity’s normalization’, schreef Barbie Zelizer in Remembering to Forget, haar boek over holocaustfoto’s. Fotografie maakt gruwelijkheid normaal. Maar hoe aannemelijk dat vaak herhaalde verwijt aan het adres van fotografie ook klinkt, de ervaring spreekt het elke keer tegen. Het went namelijk nooit, een baby die eruitziet als een bejaarde, een peuter met protheses. En is begrip, verstand, werkelijk zo veel beter dan emotie? Iemand kan me erover vertellen, ik kan de statistieken lezen in de krant, maar alleen een foto maakt het even onmogelijk om te ademen. Of ik het begrijp? Weet ik niet – valt zoiets te begrijpen? Het is één ding om zo’n foto tegen te komen in een krant, iets anders om erlangs te bladeren in een boek, waar verder nog foto’s van sportende jonge mannen, winkelende vrouwen of schoolgaande meisjes in zijn opgenomen. Afghanistan ongecensureerd geeft een breder, gelaagder portret van Afghanistan dan uit journaalbeelden en Hollywoodfilms naar voren komt: een alledaags Afghanistan, met waterpijpen en trouwjurken en bermbommen en bedelaars. Tot die alledaagsheid behoren kennelijk ook uitgehongerde baby’s, kleuters zonder ledematen en opgemaakte militairen. Alledaags, maar niet normaal: Afghanistan ongecensureerd is tegelijk inzichtelijk en vervreemdend, leerzaam en onbegrijpelijk. Gewoon en absurd, net als het conflict zelf eigenlijk, dat nu al zo lang voortsleept en dat, zo suggereert Koene, met het geplande vertrek van de westerse troepen nog lang niet voorbij zal zijn. 22.03.12 De Groene Amsterdammer 51
M.J. Brusseprijs
Zo werkt het in Den Haag Door Aukje van Roessel
Zijn die zinnen van Beatrix op schrift gesteld door de twee aanwezigen bij het gesprek, Lubbers en Tjeenk Willink?
Peter Hilz / HH
Flapteksten en inleidingen van boeken zetten de toon en wekken verwachtingen. Zo ook bij Het slagveld: De lange weg naar het kabinet-Rutte van historicus en journalist Bert Bukman. Achter op het boek staat dat Bukman ‘een geheel nieuw perspectief ’ biedt op de kabinetsformatie in Bert Bukman 2010: ‘Want anders dan Het slagveld: vaak wordt verondersteld De lange weg naar is de totstandkoming van het kabinet-Rutte het kabinet-Rutte een aanMeulenhoff, eenschakeling van toeval287 blz., € 19,95 ligheden en – vooral – van de foute inschattingen van tegenstanders.’ Wie degenen zijn die veronderstellen dat toevalligheden en foute inschattingen géén rol zouden hebben gespeeld, wordt niet vermeld. Maar de tekst pretendeert daarmee wel dat Bukmans boek nieuwe inzichten geeft. De vraag is of dit klopt en voor wie dan? In zijn inleiding beschrijft Bukman zo’n ‘toevalligheid’: als vvd, cda en pvv bij de parlementsverkiezingen in 2010 geen 76 maar 74 zetels hadden gekregen, was pvv-leider Geert Wilders ‘vrijwel zeker in de oppositie terecht gekomen’. Bukman schrijft hier eigenlijk dat als de verkiezingen anders waren gelopen de formatie anders was gelopen. Zo ken ik er nog wel een paar. Weliswaar was nog niet eerder, immers
met slechts één Kamerzetel, het verschil tussen de grootste partij, de vvd, en de een na grootste partij, de pvda, zo klein, waardoor dus met een minieme andere zetelverdeling de parlementaire geschiedenis inderdaad een andere was geweest. Toch irriteert deze ‘als’. Van dit soort ‘toevalligheden’ hangt de geschiedenis aan elkaar. Een tweede ‘als’ in de inleiding van Bukman roept eveneens ergernis op, maar dan vooral door die aanname op de flaptekst dat vaak verondersteld zou worden dat het kabinet-Rutte niet het gevolg zou zijn van toevalligheden en foute inschattingen. ‘Als’ toenmalig cda-Kamerlid Ab Klink in september 2010 zijn Kamerzetel niet had opgezegd, had er na afloop van de formatie een ander kabinet op het bordes van Huis ten Bosch gestaan. Dat klopt, maar dat was wat de gehele parlementaire journalistiek direct doorzag in die beruchte week dat Klink zijn ontslagbrief schreef. Is het daarmee verkeerd dat Bukman laat zien hoe minieme verschillen, individuele beslissingen en persoonlijke verhoudingen de geschiedenis beïnvloeden? Absoluut niet. Juist goed dat hij dat doet. Zo werkt het in Den Haag, en ook elders in de wereld. Alleen daarom al is dit boek een aanrader voor elke student politicologie, zodat die zich realiseert dat de politieke theorie door de politieke praktijk wordt gedwarsboomd. Maar doe als schrijver niet alsof jij die ontdekking doet. Bukman heeft zijn vlot te lezen boek geschreven na gesprekken met wat hij sleutelfiguren noemt. Welke dat zijn, vermeldt hij niet, hij
Kabinetsformatie Rutte 1, 2010 52 De Groene Amsterdammer 22.03.12
heeft anonimiteit moeten beloven. Enerzijds is dat begrijpelijk. Zo werkt dat in de journalistiek, ter bescherming van je bronnen. Maar daardoor weet je als lezer niet, wanneer Bukman als verteller in het hoofd van een politicus kruipt en meent te weten wat die man of vrouw denkt, waarop dat is gebaseerd. Vult de schrijver dat in of heeft hij het van de persoon in kwestie vernomen? En Bukman kruipt in menig hoofd. Zoals in dat van Mark Rutte: ‘Dat zal mij niet gebeuren, denkt hij bij zichzelf, en hij waakt er zorgvuldig voor dat hij niet in die fuik belandt.’ Of in dat van Wilders: ‘Van een term als “kopvoddentaks” en het bestempelen van een minister als “knettergek” zijn de meeste kiezers niet gediend, realiseert hij zich…’ De koningin laat de schrijver daarentegen letterlijk aan het woord. ‘“Dat vind ik nou ook”, repliceert Beatrix. “Maar hij wil niet…”’ Ook dat is opmerkelijk. Niet omdat formeel uit gesprekken met de koningin niet mag worden gelekt. Dat is aan degenen die dat hebben gedaan. Maar omdat het dan in dit geval ook om letterlijk uitgesproken tekst moet gaan. Zijn die zinnen van Beatrix op schrift gesteld door de twee aanwezigen bij het gesprek, de adviseurs Ruud Lubbers en Herman Tjeenk Willink? Zo niet, dan putten zij of een van hen uit de herinnering en was juist hier parafraseren op zijn plek geweest. Wat een vraag is bij een boek dat een gebeurtenis uit de recente geschiedenis beschrijft, is of toekomstige lezers het ‘volle’ verhaal van Bukman kunnen volgen tegen de tijd dat de formatie van het huidige minderheidskabinet met gedoogsteun van de pvv echt geschiedenis is geworden. De schrijver introduceert zo veel personen, zo veel zijlijnen, zo veel details, dat de hoofdlijn soms uit zicht raakt. Anderzijds maken die zijlijnen, die de lezer van nu weinig nieuwe inzichten geven, in de toekomst het beeld van de Haagse politiek in het begin van de 21ste eeuw mogelijk completer. Wat in het boek niet voldoende uit de verf komt, is hoe de andere leden dan de dissidenten van de toenmalige cda-fractie – behalve Ab Klink waren dat Kathleen Ferrier en Ad Koppejan – de draai maakten naar regeren met de gedoogsteun van de pvv. Hebben zij geen moment van twijfel gekend? Wat waren de beweegredenen om in te stemmen met deze constructie? Geloofden ze echt dat ze hiermee de verantwoordelijkheid namen voor een anders onregeerbaar geworden land? Was het eerlijk om het congres het resultaat voor te leggen onder het dreigement dat als de leden dit zouden afschieten het cda helemaal ten onder zou gaan? Tot slot nog het slot van het boek, vóór de epiloog. Daar schrijft Bukman dat Geert Wilders ‘zijn gevoel voor humor’ niet heeft verloren als hij tegen de Volkskrant zegt het belangrijk te vinden dat allerlei politici niet op het bordes staan als het minderheidskabinet wordt beëdigd: ‘Zoals Job Cohen en Femke Halsema, en die man van d66, hoe heet hij ook alweer?’ Humor, mijnheer Bukman?
J. van Eijk / Spaarnestad Photo / HH
Het seminarie Rolduc, Kerkrade, 1954
M.J. Brusseprijs
Gekleurd door wierook en processies Door Aart Brouwer
‘Slim, braaf, gezond en godsdienstig’ moesten ze zijn, de jongens die na de oorlog werden toegelaten op het kleinseminarie Rolduc. Ze zouden een nieuwe stoottroep voor de katholieke zuil in Limburg gaan vormen. Bisschop Lemmens van Roermond had het persoonlijk aan de paus Twan Geurts beloofd. Lemmens vreesde Rolduc: De laatste een totale zedenverwildedagen van een ring onder invloed van de kleinseminarie Amerikaanse bevrijders: Balans, 288 blz., ‘De duivel is in Limburg € 19,95 losgebarsten.’ De provincie moest als het ware heroverd worden. Voor de oorlog was de eeuwenoude abdijkerk, nabij Kerkrade op de grens met Duitsland, een internaat voor de Nederlandse rooms-katholieke elite geweest. Politieke voormannen als Nolens en Cals, maar ook Lodewijk van Deyssel (die zijn herinneringen eraan in De kleine republiek boekstaafde) en de Brenninkmeijertjes (van C&A) gingen school achter de imposante façades. Vanaf 1946 werden de zalen met hun gewrongen marmerpilaren, gewelfde plafonds en fresco’s bevolkt door boerenjongens en slagerszoons met een priesterroeping. Het Limburgs was zelfs een tijd de voertaal op school. ‘Wij blijven zitten met de boerenklungels’, aldus een leraar.
Een van die ‘boerenklungels’ was Twan Geurts uit het rivierdorp Velden. Hij schreef een boek over zijn internaatstijd in de jaren zestig, toen in Rome het Vaticaans Concilie woedde en de moderne geest vaardig werd over Rolduc in plaats van andersom zoals de bisschop wenste: ‘Aan het begin van het decennium liepen alle priesterleraren nog in hun zwarte toog te brevieren door de gangen van de abdij. Tien jaar later waren veel van hen uitgetreden of samen gaan wonen met een vriendin.’ Zijn verslag van die ‘kleine revolutie’ is een goed doordacht en knap geschreven tijdsdocument. Net als de meeste pupillen had Geurts een vage voorstelling van het priesterschap, gekleurd door zijn ervaringen als koorknaap en misdienaar, door wierook, processies, heel die ‘roomse romantiek’ waarvan het Limburgse leven doordesemd was. Sommige jongens hielden het al na een dag voor gezien op Rolduc. Slechts drie van zijn jaargenoten werden priester. Niettemin was het roomse internaatsleven in bepaalde opzichten werkelijk rijk, niet uitgedrukt in geld, maar in rust, medemenselijkheid en geborgen-
Behalve star was Gijsen ook onbetrouwbaar: ‘Je telde je vingers na als je zijn kamer verliet’
heid, zij het binnen nauwe geestelijke grenzen. Veel docenten en surveillanten (toezichthouders in het internaatsdeel) waren geliefd en de sfeer was ontspannen. Door de ogen van Geurts zie je de jongens uitgelaten voetballen op de stoffige ‘cour’ of in de lentezon een sigaretje roken op de monumentale trappen, maar ook elkaar in de bosjes of ‘s nachts in bed opzoeken voor troost en erotische exploratie, een verschijnsel waarvoor meer dan één surveillant een oogje dichtkneep. Maar als ze zich opstelden bij de ronkende dieselbussen die hen voor de vakantie naar huis zouden brengen, kwam het voor dat één of meer jongens te horen kregen dat ze niet meer terug hoefden te komen vanwege hun onzedelijk gedrag. Die ‘heksenjacht’ was het werk van de latere bisschop van Roermond Jo Gijsen, een oud-Rolducien die uit alle macht de verandering in kerk en samenleving trachtte te stuiten. Hij was het prototype van de rancuneuze, seksueel geremde prelaat die gedijt in een gesloten wereldje zoals Rolduc. Gijsen hield niet van mensen. Als scholier was hij al ‘een hark van een jongen’ die zich altijd afzonderde. Als surveillant was hij ‘een collega met een kleine c’ die de koffiekamer meed en vroeger dan de anderen dineerde om maar niemand te hoeven ontmoeten. Gaandeweg voorziet Geurts zijn portret van veelbetekenende details. Gijsen had eigenlijk willen studeren, maar daarvoor waren zijn schoolcijfers niet toereikend. Zijn priesteropleiding was tweede keus. Toen hij vanuit Rolduc uiteindelijk toch kon gaan studeren, deed hij dat in Bonn bij de orthodoxe Joseph Ratzinger, de huidige paus. Hij moest er om vijf uur ’s ochtends voor opstaan en te voet naar het station gaan, maar wat hij in Bonn leerde heeft hem definitief gevormd. ‘Daar waren ze heel kritisch over de Nederlandse kerkprovincie, daar is hij in de conservatieve hoek gepusht’, aldus een oud-collega. ‘Rome heeft dat goed gezien, zijn gehoorzaamheid kwam het leergezag goed van pas.’ Behalve star en vergeestelijkt – hij stond ‘bleek als een kaars’ voor de klas – was Gijsen ook onbetrouwbaar: ‘Je telde je vingers na als je zijn kamer verliet.’ Hij intrigeerde tegen collega’s, meldde zich ziek wanneer het uitkwam en haalde graag een wit voetje bij de bisschop. En ook hij kneep een oogje toe, niet voor de spelletjes van de jongens, maar voor ten minste één geval van jarenlang, systematisch seksueel misbruik. Dat de dader uitgerekend de populaire geschiedenisleraar was, slaat achteraf menige oud-leerling met stomheid. Dat Gijsen hem dekte, verbaast niemand. Geurts beschrijft het allemaal met groot gevoel voor nuance, helaas een zeldzame kwaliteit in deze tijd die hysterisch reageert op iedere zweem van seksueel misbruik. Rolduc is een mooie, ronde vertelling waarin de pijnlijke episoden niet worden geschuwd maar ook niet overdreven ten koste van de waardevolste les: het leven zegeviert altijd over de leer. 22.03.12 De Groene Amsterdammer 53
M.J. Brusseprijs
Schelden op de slager door Kees Beekmans Eind 2007 vertrekt Greta Riemersma met haar man Saïd en hun drie jonge kinderen naar Marokko om daar correspondent voor de Volkskrant te worden. Ze vestigen zich in de kuststad Kenitra, iets ten noorden van Rabat, waar Saïd is geboren en nog veel van Greta Riemersma zijn familie woont. ‘Even wat anders dan onze eenHet land van gezinswoning in Groninzijn vader: Een gen’, zo motiveert de dan Marokkaanse familiegeschiedenis veertigjarige Riemersma Podium, 334 blz., deze stap in de proloog van Het land van zijn vader. Ze € 19,50 noemde het boek vermoedelijk zo omdat Saïd zelf er al wegtrok op zijn vijftiende, eerst naar Frankrijk, toen naar Nederland. Voor hem is Marokko vooral zijn vaders land. Ze zullen er uiteindelijk drie jaar blijven. Het boek is het persoonlijke, maar niet ál te persoonlijke verslag van die kennismaking, en een uitstekende introductie voor wie nog maar weinig van Marokko weet. Na de proloog begint het boek al direct met een zoektocht naar details over het leven van Saïds vader, van wie Saïd zelf eigenlijk maar weinig weet. Uit gesprekken met familieleden ontstaat langzaam een brokkelig beeld van de man en zijn levensloop die Riemersma koppelt aan de geschiedenis van Marokko en, specifieker, die van de stad Kenitra. Op zichzelf interessant materiaal, waarvan ik niettemin lang het gevoel bleef houden dat het me te snel werd voorgeschoteld. De proloog van vijf bladzijden is te kort om een band met de verteller – Riemersma – en haar man Saïd te krijgen. Dus waarom zou de lezer zich dan interesseren voor diens vader? Zo zit er weinig spanning in het begin en krijg je het gevoel dat je bij biografieën soms kunt hebben: dat je je eerst door al die voorouders heen moet worstelen. Ze had misschien beter kunnen beginnen bij zichzelf, Riemersma, die in een haar vreemde, islamitische cultuur is beland, waar ze vaak mee worstelt en die ze probeert te doorgronden. Bij die ontdekkingstocht komen veel bekende thema’s langs, zoals de alomtegenwoordige corruptie, de ambivalente houding van Marokkanen tegenover alcohol, de toegenomen populariteit van de hoofddoek of de even gecompliceerde als archaïsch aandoende man-vrouwverhoudingen. Riemersma laat over al die aspecten haar licht schijnen, wat op zich interessant is, zij het dat ze soms doorschiet. Over het slaan van kinderen, een wijdverbreid verschijnsel dat ook op de school waarop haar eigen kinderen nu zitten 54 De Groene Amsterdammer 22.03.12
nog voorkomt, concludeert ze dat de overheid daar belang bij moet hebben, anders zou men er toch wel wat aan doen? ‘Slaan maakt de geest rijp voor onderdrukking, die later lang niet altijd meer als onderdrukking wordt ervaren. Zo worden Marokkanen in het systeem geslagen en ze werken er zelf aan mee.’ Hier had een redacteur in moeten grijpen. Dat geldt ook, wat mij betreft, voor de vaak wat achteloze manier van formuleren, die soms zelfs respectloos aandoet. ‘Op een dag beland ik voor een reportage in een gat dat Souk-Telata heet.’ Als Riemersma zelf het al zo beschrijft, waarom zou de lezer zich dan nog moeten interesseren voor zo’n ‘gat’, waar ze ‘belandt’? Ze vindt het soms ook moeilijk ’s lands wijs te accepteren, vooral de man-vrouwverhoudingen storen haar, op zichzelf niet zo vreemd als je afkomstig bent uit Nederland. Als een slager zich louter tot haar man Saïd richt, en Riemersma negeert, maakt dat haar woedend en begint ze nog in de slagerij zelf tegen Saïd ‘te schelden over dit debiele gedrag’. Hoe begrijpelijk het ook is dat Marokko Riemersma soms te veel wordt, het gaat betrekkelijk ver zoiets dan ‘debiel gedrag’ te noemen. Ook gebeurt het vaker dat ze haar frustraties afreageert op haar man, die zoiets meestal gelaten ondergaat. Vooral voor hem ga je als lezer steeds meer sympathie voelen. Het heeft dan iets ironisch tegen het einde van het boek te lezen dat Riemersma Marokkaanse vrouwen als ‘dragonders’ beschouwt. Door het gebrek aan spanning, aan een echt verhaal, en de wijdlopige manier van vertellen, is het een boek geworden dat maar doorkabbelt. Dat is jammer, gezien de moeite die Riemersma er zichtbaar in heeft gestoken.
M.J. Brusseprijs
Oké Wim, pak ze maar Door Hassan Bahara
auke kok Holleeder: De jonge jaren
De Bezige Bij, 271 blz., € 18,90
Jordaan-kitsch – is dat een gangbare typering? Zo ja, dan valt geen ander boek meer onder die noemer dan Holleeder: De jonge jaren van Auke Kok. De motivatie voor het boek zijn de vragen onder welke omstandigheden Willem Holleeder is opgegroeid en hoe hij in de criminaliteit terecht is gekomen. Zinnige vragen die Auke Kok probeert te beantwoorden door Holleeders jeugd in de Amsterdamse Jordaan te reconstrueren. Dat doet hij tot op zekere hoogte
verdienstelijk door getuigenissen van buren, familie en oud-klasgenoten en kameraden te verwerken tot een relatief onbekend portret van een jonge Holleeder als een typisch product van de Jordaan. Kok maakt een sterk punt als hij de sociaal-economische omstandigheden van de verpauperde Amsterdamse binnenstad – en als gevolg daarvan de sociale rancune – aanvoert als vruchtbare grond voor criminele ontsporingen. Had Kok zich alleen geconcentreerd op de uitdieping van deze omstandigheden en duidelijk gemaakt hoe dit precies doorwerkte in Holleeders psychologie en wereldbeeld, dan had dit boek wellicht tot een beter begrip van Holleeders verwording kunnen leiden. Met andere woorden: Kok had er beter aan gedaan als hij zich aan strikte geschiedschrijving had gehouden. In plaats daarvan heeft hij geprobeerd de sociale context waarin Holleeder is opgegroeid te verlevendigen en dichterbij te brengen door een storend gebruik van dat toffe Jordaanse toontje. Kok put in zijn beschrijvingen herhaaldelijk uit het Jordaanse idioom (zaakie, meissie, kanes, et cetera) en deinst voor geen enkel cliché terug: ‘Je kon zeggen dat miskendheid tot het erfelijk materiaal van de Jordaners behoorde, en enkelen, vooral de wat meer ontwikkelden, waren zich daarvan bewust.’ Pardon? Miskendheid als erfelijk materiaal? Het zijn dit soort oppervlakkige en misplaatste duidingen – ‘Als het DNA van de wijk in je bloed zat...’ – van een volksaard die je steeds uit het boek werpen en je doen afvragen of je een smartlap of een serieuze studie leest. Nog dubieuzer wordt het als Kok zijn stereotyperingen grond probeert te geven door over een ‘men’ en ‘ze’ te spreken die blijkbaar de hele Jordaan en zijn inwoners moeten omvatten die allemaal een gemeenschappelijk idee hebben van wat goed en fout is: ‘Het ging erom dat zijn succes ergens diep vanbinnen iets van instemming losmaakte bij veel Jordaners. Die glommen een beetje als ze het over zijn nieuw verkregen welvaart kregen, ja, ze zeiden dat het geen pas gaf maar tegelijk verscheen er een lichte glans op hun wangen die zei: oké Wim, pak ze maar.’ Je zult maar een Jordanees zijn en onder de slechte reputatie van de buurt hebben moeten lijden, om dan een bewonderaar van criminelen genoemd te worden. Geschiedschrijving op z’n De wereld draait doors: smeuïg, flitsend, vooral gezellig en niet al te moeilijk. Tijdens lezing miste ik te vaak de professionale distantie die bijvoorbeeld de Engelse historicus John Dickie aanhoudt in zijn monumentale studie van de Cosa Nostra. Haarscherp ontkracht hij de mythe van de maffia als een typisch product van de Siciliaanse aard en toont aan wat het wél is: een gewetenloze criminele organisatie die uit hebzucht voortkomt, niet uit genetische of culturele predispositie. Doordat Holleeder en de Jordaan op praktisch iedere pagina worden beschreven als toffe Jordaanse clichés raak je steeds meer het zicht kwijt op wat voor wijk de Jordaan nu werkelijk was en wat Holleeder nu werkelijk motiveerde.
M.J. Brusseprijs
Het ondergrondse drama Door Xandra Schutte In de herfst van 2002 is het eindelijk zo ver. De eerste adviezen voor een metrolijn die AmsterdamNoord met de stad verbindt dateren uit de jaren zestig, al in de jaren zeventig stelde een onderzoek vast dat de Noord/ZuidBas soetenhorst lijn technisch mogelijk was, maar er moesten nog Het wonder van decennia politiek gekisde Noord/Zuidlijn, sebis overheen voordat het drama van de de champagne ontkurkt Amsterdamse kon worden. Najaar 2002 metro besliste de Amsterdamse Bert Bakker, 272 gemeenteraad dan toch blz., € 18,95 dat de bouw van de metro kon beginnen. Het technische plan was in kannen en kruiken, de begroting rond en de contracten met aannemers waren afgesloten – er kon kortom niks meer mis gaan, althans, dat was wat vvd-wethouder Geert Dales, verantwoordelijke voor de Noord/Zuidlijn, zelfverzekerd uitstraalde. Dales zegde de kritische raad toe dat het budget ‘krap, maar verantwoord’ was. En op vragen wie een eventuele overschrijding moest betalen – de gemeente of de aannemers – stelde hij met aplomb: ‘Wij gaan niet overschrijden. Wij hebben het goed voor elkaar.’ Die leuzen ‘krap maar verantwoord’ en ‘wij gaan niet overschrijden’ zijn Geert Dales de
Maarten Hartman / HH
Wat het laatste betreft: Kok lijkt in de goede richting te zitten als hij de moeizame relatie tussen Holleeder en zijn alcoholistische, agressieve vader (Willem Holleeder sr.) aanvoert als belangrijke reden voor Holleeders ontsporing, maar erg sterk wordt dit verband niet gemaakt. In sommige passages wordt het ronduit speculatief, zoals wanneer Kok zich afvraagt of Holleeder Freddy Heineken heeft ontvoerd om zijn vader te wreken (werkte voor de biermagnaat, maar werd op zijspoor gezet) of om zijn vader juist te pijnigen door de door Holleeder senior bewonderde Heineken in een hok te smijten en af te persen. Alleen op dat punt toont Holleeder: De jonge jaren zijn werkelijke waarde, als de beschrijving van een strijd tussen een aan lager wal geraakte vader en een zoon die hem probeert te overwinnen. De rest is kitscherige opvulling, leuk om een boom over op te zetten bij Matthijs van Nieuwkerk, maar de kwalificatie ‘diepgravend onderzoek’ niet waard.
Werkzaamheden in de Noord/Zuidtunnel, 2011
afgelopen jaren vaak naar het hoofd geslingerd. Want het mag er dan op papier piekfijn hebben uitgezien in 2002, tien jaar later ruiken de optimistische woorden van de wethouder naar incompetentie zo niet onbehoorlijk bestuur. Ga maar na: de belofte was dat de metro 1,4 miljard euro zou kosten; Amsterdam zou 317 miljoen meebetalen, het rijk de rest. De metro zou in 2011 gaan rijden en er hoefde geen huis te worden gesloopt. Nu weten we dat de kosten voor de Noord/Zuidlijn Amsterdam hevig doen bloeden: de teller staat op 3,1 miljard euro, waarvan 1,7 miljard voor rekening komt van de stad – 1,4 miljard meer dan begroot. De metro gaat, áls er geen verdere tegenslagen zijn, pas in 2017 in bedrijf en er zijn weliswaar geen huizen afgebroken, maar een aantal monumentale wevershuisjes aan de Vijzelgracht is nog steeds onbewoonbaar na verzakkingen bij het graafwerk voor Station Vijzelgracht. Dales is dan ook vaak een ‘na mij de zondvloed’-mentaliteit verweten: doelbewust had hij de kosten in een gunstig daglicht gesteld om de gemeenteraad over de streep te trekken. Sterker nog, als de ‘dader’ van het metrofiasco, zo wordt hij ook gezien. In zijn nauwgezette reconstructie Het wonder van de Noord/Zuidlijn laat Parool-journalist Bas Soetenhorst zien dat het zo simpel niet ligt. Dales mag zichzelf dan als de ‘Macher’ van de inmiddels verguisde metrolijn presenteren, uit de tientallen gesprekken met betrokkenen die Soetenhorst voerde, uit documenten, rapporten, notities en notulen van vergaderingen, gedeeltelijk via wob-verzoeken verkregen, en uit de notulen van de enquête die de gemeente in 2009 over de Noord/Zuidlijn hield, rijst een veel complexer en pijnlijker beeld op. Als er al sprake is van een dader, dan van een veelkoppige. Beter is het zelfs van radertjes te spreken, grote en een heleboel kleinere, die met elkaar een onrealistische, overoptimistische overtuiging in stand
hielden als zou de nieuwe metro geen technische en budgettaire problemen opleveren. Het begon misschien met technisch optimisme bij de ingenieurs van het Adviesbureau, gedwee gevolgd door de ambtenaren van het Projectbureau. Maar er was van begin af aan ook het wensdenken van de politiek: de Noord/ Zuidlijn, al snel met gevoel voor dramatiek de ‘slagader van de Randstad’ genoemd, móest er komen wilde Amsterdam niet in provincialisme wegzakken. Ingenieurs, ambtenaren en politici hielden elkaar ook in een wurggreep: de politici wilden de metro zo graag dat ze de rooskleurige voorspiegelingen van de ingenieurs bij voorbaat omarmden en de ambtenaren die met de aannemers onderhandelden voelden zich daardoor bijna gedwongen niet te kieskeurig te doen over de aanbestedingen. En dan was er, naast de door alle partijen ontwikkelde tunnelvisie, ook nog gewone incompetentie en nonchalance: onvoldoende gekwalificeerde ingenieurs, elkaar tegenwerkende afdelingen, achtereenvolgende wethouders die het proces op veel te grote afstand aanstuurden, een gemeenteraad met onvoldoende kennis van zaken en een burgemeester, Cohen, die zich te weinig met de gang van zaken bemoeide. Bas Soetenhorst schildert het drama van de Amsterdamse metro precies en gedetailleerd. Hij heeft een indrukwekkende feitenkennis, veel gevoel voor bestuurlijke finesses en analytisch sterk. Het is alleen jammer dat hij net niet meer gebruik heeft gemaakt van literaire technieken: de hoofdrolspelers in het drama worden geen hoofdpersonages, ze worden geen mensen van vlees en bloed. Waar Jeroen Smit in zijn De prooi misschien net wat veel de indruk wekte dat hij erbij was geweest, op de cruciale momenten in de bestuurskamer van ABN Amro, daar doet Soetenhorst dat te weinig. 22.03.12 De Groene Amsterdammer 55
Diep van binnen z ijn we een barmhartig volkje Nederland is niet het land van de hufters en de cynici, stelt hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde Gabriël van den Brink. Maar we zijn blind geworden voor onze goede kanten.
Je zou het in tijden van miljardenbezuinigingen bijna vergeten, maar niet zo lang geleden maakten we ons druk over heel wat minder aardse zaken. Rutte’s gedoogconstructie nam het stokje over van een kabinet dat volop kon bazuinen over normen en waarden. Wie even terug GabriËl van den wil naar de tijd voor de criBrink sis het debat beheerste, kan De Lage Landen en het hogere: De bete- de zeshonderd pagina’s De Lage Landen en het hogere kenis van geestelijke beginselen in het onder redactie van Gabriël van den Brink lezen: een moderne bestaan verslag van vier jaar speurAmsterdam werk naar waar het meest University Press, geseculariseerde land ter 604 blz., € 69,95 wereld nog in gelooft. Dat De Lage Landen en het hogere in eerste instantie voelt als een nawee van een voorbij tijdperk is overigens niet heel vreemd. Het onderzoek werd voor een groot deel betaald door het ministerie van Algemene Zaken, waar tot voor kort het cda de koers bepaalde. Het boek laat zich dan ook eenvoudig typeren als een verlaat wetenschappelijk fundament van Balkenende’s beruchte normen-en-waarden-offensief. Ook behoudzuchtige oprispingen over de zorgelijke toename van het gebruik van ‘roesmiddelen’ in de jaren zestig of over de pracht van koloniaal missiewerk (voc-mentaliteit!) passen in het plaatje. Toch is dit boek meer dan een steunbeer voor de christen-democratie. In De Lage Landen en het hogere trekt Van den Brink ten strijde tegen de ontevredenheid. Zijn stelling: Nederland is niet het land van de hufters en de cynici. Diep van binnen zijn we wel degelijk – of nog steeds – een barmhartig en betrokken volkje, meent de hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde 56 De Groene Amsterdammer 22.03.12
Amaury Miller / HH
Door Casper Thomas
aan de Universiteit van Tilburg. Dat is in ieder geval tegendraads. Het refrein van verruwing en vergroving begint zo langzamerhand behoorlijk te vervelen, nog los van de vraag hoe gefundeerd al dat geklaag over de samenleving eigenlijk is. Precies die kwestie wordt door Van den Brink bij de horens gevat. En dat gebeurt stevig. Iedere flard begeestering die zijn onderzoeksteam heeft kunnen vinden, is opgetekend als bewijs dat er meer in ons leven is dan de zucht naar seks, geld en macht. Dat levert verhalen op over managers die zich over daklozen ontfermen, bankiers die pleiten voor matigheid en verplegers die een stevig salaris nu eenmaal minder belangrijk vinden dan goed voor anderen zorgen. Ook de royale schenkingen aan Natuurmonumenten en ontwikkelingsorganisaties zijn wat hem betreft het bewijs dat ‘morele idealen en geestelijke beginselen in de Lage Landen een cruciale rol spelen’. Om tot die conclusie te komen, wringen de auteurs zich af en toe wel in rare bochten. Het lezen van fantasy-literatuur, het kijken naar politieseries, luisteren naar housemuziek, de meest uiteenlopende zaken worden opgevoerd om te laten zien dat we minder oppervlakkig zijn dan gedacht. Natuurlijk, met een beetje goede wil kun je de collectieve vervoering van de bezoekers van Dance Valley of Sensation
Neurowetenschappers en biologen hebben aangetoond dat we van nature zijn geneigd tot altruïsme en inleving
White zien als een postmoderne vervanging van het vieren van de hoogmis. Maar het is een zwakke basis voor de stelling dat Nederlanders tot in het diepst doordrongen zijn van geestelijk engagement. Het enthousiasme waarmee de vergezochte voorbeelden worden ingezet, heeft wat weg van een gelovige die werkelijk in álles de goddelijke openbaring herkent. De auteurs schieten zichzelf ook in de voet met een onhandige definitie van ‘het hogere’. Ze spreken over ‘de verbeelding van een geheel waarmee ik mij verbonden weet en waardoor ik mij geroepen voel tot onbaatzuchtig handelen’. Deze christelijk geïnspireerde invulling van dat begrip heeft lang niet altijd te maken met wat de onderzoekers vervolgens doen: alles wat bekend is over de opvattingen en tijdsbesteding van Nederlanders afgrazen om te laten zien dat de moraal soms wel degelijk voor das Fressen komt. Zo wordt in verschillende hoofdstukken opinieonderzoek over de houding van Nederlanders ten opzichte van immigranten en andersdenkenden doorgespit. De conclusie: we zijn tolerant, zolang we nergens last van hebben – het bekende not in my backyard-syndroom. Dat is interessant, maar wat dat precies met ‘het hogere’ van doen heeft, blijft onduidelijk. Iets dulden is niet hetzelfde als iets waarderen. Hetzelfde geldt voor de passages die dagelijks tijdverdrijf moeten redden van het stigma ‘oppervlakkig’. Volgens de onderzoekers is het fitnesscentrum een hedendaagse tempel waar ‘vitaliteit’ als hogere waarde tot uitdrukking komt. In de populariteit van een krakkemikkig geacteerde televisieserie als De coassistent zien ze bewijs dat mensen maar al te begaan zijn met lijden van anderen. Ongetwijfeld zijn in het krachthonk en op de buis niet-
Sensation White-party in Amsterdam, 2009
materiële motieven – zoals de onderzoekers het verwoorden – ‘aan de orde’. Maar dat ze daarom tot ‘onbaatzuchtig handelen’ aanzetten, spreekt niet vanzelf. Het boek trekt vlot in de slothoofdstukken waarin Van den Brink een verbinding legt tussen de baaierd aan voorbeelden. Hij legt uit dat het hogere door velen vooral ‘vitaal’ beleefd wordt. Simpel gezegd: de kerk heeft plaatsgemaakt voor sport, natuurbehoud, de zoektocht naar lichamelijk genot, kortom alles wat een biologische dimensie heeft. Maar dat betekent niet dat het individualisme vrij baan heeft gekregen, meent hij. Op dit punt worden de natuurwetenschappen slim ingezet om het betoog te steunen. Neurowetenschappers en biologen hebben de laatste jaren uitgebreid aangetoond dat we van nature tot altruïsme en inleving zijn geneigd. In navolging van primatoloog Frans de Waal, voorziet (of wenst?) Van den Brink dan ook een age of empathy waarin politiek gevolg wordt gegeven aan de nobele inborst van het menselijk dier. Maar als de mens geprogrammeerd is om sociaal te zijn, waarom voert cynisme dan toch de boventoon in het publieke debat? Zijn we blind voor onze goede kanten? In zekere zin wel, betogen de auteurs. Dat komt omdat we nog steeds in de schaduw van de verzuiling staan. Met het verdwijnen van de zuilen verdween ook het vertrouwde vocabulaire waarmee we over het hogere spraken. De mantra’s over naastenliefde en hulpvaardigheid, zoals die klonken bij kerk en vakbond, slaan niet meer aan bij een publiek dat al lang afstand heeft genomen van die instituties. En we zijn zo geobsedeerd door het verval van oude structuren dat we niet zien dat op de ruïnes meer dan genoeg moois bloeit. Van den Brink cum suis leggen de schuld deels bij de ‘massamedia’ die ‘het cynisme in de publieke sfeer versterken’ in plaats van de betrokkenheid van Nederlanders te tonen. Zo komt De Lage Landen en het hogere uit bij een lofzang op de civil society, het Angelsaksische modewoord voor wat ooit gewoon ‘het maatschappelijk middenveld’ heette. In buurtcomités, actiegroepen en, vooruit, ‘levens beschouwelijke instellingen’ moeten mensen weer leren praten over het goede leven en algemeen belang. Die gedachte is niet nieuw, maar wel sympathiek. Al blijft de vraag hoeveel mensen echt zin hebben in zo’n cursus civic talk. Gabriël van den Brink toont zich met dit werk de Nederlandse evenknie van Phillip Blond, Charles Taylor en andere denkers die teruggrijpen op gemeenschap en geloof als medicijn tegen wat ze als doorgeschoten individualisering zien. Op die manier biedt De Lage Landen en het hogere de kwakkelende middenpartijen, het cda voorop, een helpende hand. Die kunnen ze maar beter grijpen. Veel hebben ze niet te verliezen.
Marja Pruis Slechte mensen Dat klinkt natuurlijk wel chic, om naar Lille te gaan om een opera te zien, maar zo was het dus ook: ik ging naar Lille om een opera te zien. En dan niet zomaar een opera, maar L’Incoronazione di Poppea van Monteverdi. De eerste keer dat ik die opera zag was zo’n vijftien jaar geleden, in het Muziektheater in Amsterdam. Ik zal wel moe geweest zijn, het was altijd een gehaast om op tijd ergens te zijn, kinderen in bad en bed, oppas, gehuil, snel snel. Ik ben weg maar kom terug. Echt, ik kom terug. Een van de moeilijkste dingen van het ouderschap is het leven lichter voor te stellen dan het is. Of iets anders gezegd: niet mee te gaan in de zwaarte. Baby’s huilen niet voor niets. Niet meehuilen, dat is de opgave. Mama komt altijd terug. Ik ben er nooit echt goed in geweest. Wel in terugkomen, maar niet om de dingen lichter te maken. Toen ik met dochter en nichtje, beiden zo’n vijf jaar baby-af, tegen het standbeeld van Anne Frank op het Utrechtse Janskerkhof aanliep wilden zij weten wie dat meisje was en waarom er bloemen bij haar beeld lagen. De volgende dag belde mijn zus op. Wat ik in hemelsnaam aan haar dochtertje had verteld. Tegen de tijd dat ik bij de opera zat – en om de een of andere weerspannige reden zat ik toen ik baby’s had om de haverklap bij de opera – wilde ik de volle drie uur slapen. Niet dat ik dat nu niet meer wil, maar toen leek het gerechtvaardigd. Als ik nu drie uur wil slapen, klinkt het naar depressie. Maar tijdens L’Incoronazione etc gebeurde er iets. Bij het slotduet stonden de tranen in mijn ogen, stante pede. Kon liefde ooit preciezer bezongen worden? Zo sereen en verlangend tegelijkertijd, zo lustvol en toch zo intens melancholiek? Ik kocht ter plekke de cd-box, en zocht in het bijgeleverde libretto de regels op, de muziek kon ik nog meeneuriën. Pur ti miro (Ik kijk naar jou) Pur ti godo (Ik bezit jou) Pur ti stringo (Ik druk je tegen me aan) Pur t’annodo (Ik hou je vast) Più non peno (Geen pijn meer) Più non moro (Geen rouw) O mia vita, o mio tesoro (O mijn leven, o mijn schat) Mama komt altijd terug. Een van de mooiste dingen van het ouderschap is als blijkt dat je kind vrienden maakt. Opeens krijgt een leven contouren van buitenaf. Het vriendje dat op het pad van mijn zoon kwam heb ik tijdens een verjaarsfeestje bijna doodgeslagen met een midgetgolfstick. Nadat ik me ook al eens op hem had laten vallen bij een frustrerende achtervolging op sportdag.
Moeders weten altijd waar hun baby’s zijn, zei mijn zoon, de mond vol chips Daartegenover stonden de logeerpartijen. Twee kleine jongetjes in hun badstoffen pyjama. Mogen we naar Jurassic Park kijken? Na een half uur al was de spanning niet meer te houden in de huisbioscoop. De vrouwtjesdino’s moesten hun gestolen eieren terug zien te krijgen. Maar hoe weten ze nou bij wie ze moeten zijn, vroeg ik. Moeders weten altijd waar hun baby’s zijn, zei mijn zoon, de mond vol chips. Ook als ze nog in het ei zitten. Ondertussen had het vriendje het moeilijker. In plaats van dichter bij mij te gaan zitten – niet helemaal onbegrijpelijk – kroop hij nog meer richting televisie. Op zeker moment zat hij bijna ín de tv, en begon hij het scherm te betasten. Wat doe je? vroeg ik. Mijn moeder zegt dat als ik het eng vind ik met mijn vingers langs de randjes moet gaan. Waarom kan ik me zijn smalle rug in het gestreepte pyjamaatje nog zo goed herinneren? Het van angst vertrokken gezichtje waarmee hij over zijn schouder naar me keek? Kijk, zei hij, en volgde met zijn vingers nog eens de omtrekken van het scherm. Het is niet echt. Het komt uit een kastje. Een week later sprak ik zijn vader op het schoolplein. Zijn zoon stond sinds het logeerpartijtje iedere nacht brullend naast het ouderlijke bed. Zou hij het zich ook nog herinneren? Er een trauma aan hebben overgehouden? Misschien krijgt hij buikpijn als hij eenzelfde soort schaaltje ziet als waar hij toen chips uit at. Zou mijn zoon het nog weten? Ik kan het hem niet vragen, want zoveel jaar later ben ik met hem in een stille oorlog verwikkeld wie eigenlijk de huiskamer toebehoort. Ik mag er niet zitten werken, vindt hij. Want: je hebt een werkkamer. Maar ik wil niet zitten op mijn werkkamer. Al die boeken werken op m’n zenuwen. Dus verplaats ik stukje bij beetje de looien last naar beneden. Poppea dus. Eenmaal op het pluche in Lille is het alsof ik de opera nooit eerder gezien heb. Heb ik ooit wel eens iets begrepen van wat ik zag? Het kwaad blijkt genadeloos te zegevieren. Het slotduet wordt gezongen door de twee overlevers, Nero en Poppea. De trouwe geliefden/echtgenoten hebben ze verraden en in de ban gedaan, de rede is om zeep geholpen. Daar staan ze, te midden van de door hen veroorzaakte puinhopen. En maar zingen van de liefde. 22.03.12 De Groene Amsterdammer 57
MOJO CONCERTS presenteert
MOJO BY ARRANGEMENT WITH WME
& SPECIAL GUEST
VRIJDAG 15 JUNI 2012
HEINEKEN MUSIC HALL AMSTERDAM
ZONDAG 10 JUNI 2012 HEINEKEN MUSIC HALL - AMSTERDAM
NEW ALBUM “SONIK KICKS” VANAF 26 MAART OVERAL VERKRIJGBAAR
AANVANG 20.00 UUR. ENTREE
NIEUW ALBUM ‘APOCALYPTIC LOVE’ UIT OP 18/05/12
€ 45 EXCLUSIEF SERVICEKOSTEN. WWW.SLASHONLINE.COM
13 JULI 2012 ZIGGO DOME - AMSTERDAM
4 DECEMBER 2012 ZIGGO DOME - AMSTERDAM Entree: e 64,90 (incl. servicekosten). Aanvang: 20.00 uur.
KAARTVERKOOP VIA WWW.LIVENATION.NL, WWW.TICKETMASTER.NL EN 0900 300 1250
(45cpm)
Redactie Xandra Schutte (hoofdredacteur), Yasha Lange (redactiechef ), Kees Beekmans, Joeri Boom, Aart Brouwer, Margreet Fogteloo, Koen Haegens, Rutger van der Hoeven, Marja Pruis (Dichters & Denkers), Aukje van Roessel, Casper Thomas, Joost de Vries (Kunst), Reinier Bijman (research), Trinette Koomen (secretariaat), Gepko Hahn (stagiair) , Saro Lozano-Parra (stagiair) Eindredactie Rob van Erkelens, Hugo Jetten, Jorie Horsthuis Vormgeving Christine Rothuizen (ontwerp), Andrea Friedli Fotoredactie Simone Berghuys, Richard de Boer, Rachel Corner Webredactie Katrien Otten Uitgever Teun Gautier Administratie Fatima Leeuwenberg (office manager), Heleen de Waard, Eva Weller (abonnementen), Jacqueline Wolf (financiën) Advertentie-acquisitie Tiers Bakker, Hans Boot, Pieter Wolter 020.524 55 11/12
[email protected] Abonnementenwerving Hans Boot, Ivo Jansen op de Haar, Sanne Nouws Abonnementenadministratie 020.524 55 55
[email protected] Abonnementsprijzen Nederland en België: per jaar € 167,-, per half jaar € 88,-, per kwartaal € 46,50, studenten abonnement per 4 weken € 10,-. Overige landen prijzen op aanvraag. Online abonnement per jaar € 49,50. Losse nummers € 4,-. Rekeningnummer abonnementen 19.84.96.176 Druk Senefelder Misset, Doetinchem Gesproken en digitale versie Loket aangepast-lezen 070.3381500
jan rothuizen
NV Weekblad De Groene Amsterdammer Onafhankelijk weekblad sinds 1877 Postbus 353, 1000 AJ Amsterdam Singel 464, 1017 AW Amsterdam
[email protected] www.groene.nl Redactie 020.524 55 24 Administratie 020.524 55 55
Hoe laat is het? Met belangstelling las ik het artikel ‘Op de barricade voor de zestienurige werkdag’ van Koen Haegens over de wortels van onze haastmaatschappij (De Groene Amsterdammer van 15 maart). Tot mijn verbazing blijkt Haegens het ontstaan van de tijdsdiscipline echter ‘ergens in de Middel eeuwen’ te leggen. Het belang dat aan tijdsaanduiding werd gehecht en de discipline die daarmee gepaard ging, stammen van ver voor de Middeleeuwen en zelfs van ver voor onze tijdrekening. Naast de bekendere zonnewijzer was er het wateruurwerk, de ‘klepsydra’ (‘waterdief ’), bestaande uit twee waterreservoirs die met elkaar verbonden waren via een smal kanaaltje. Deze wateruurwerken bestonden in de Middeleeuwen al duizenden jaren. Zowel de Chinezen en de Grieken als de Arabieren bouwden ze uit tot machines met raderwerken. Behalve de zonnewijzer en de klepsydra waren er de zandloper, de kaars met merk tekens en de olielamp. Mogelijk doelt Haegens op de doorbraak die ‘ergens in de Middeleeuwen’ plaatsvond: de uitvinding van het mechanisch uurwerk (tweede helft dertiende eeuw). Net als het wateruurwerk en de zandloper maakte deze uitvinding gebruik van de zwaarte kracht, maar nu via een gewicht aan een touw. Hiermee was voor het eerst een instrument beschik-
baar dat uit zichzelf kon bewegen, onafhankelijk van natuurelementen. Ten tweede citeert Haegens het liedje Vader Jacob uit een onjuiste grondtekst: de Franse persoonsvorm luidt niet ‘sonnent (les matines)’, maar ‘sonnez (les matines)’, waarmee het liedje dus niet zingt ‘alle klokken luiden’, maar ‘luid de matinen, broeder Jacob!’ De echte Broeder Jacob is de wekpater die zijn medebroeders uit hun slaap moet luiden. Van de zeven gebedstijden in de middeleeuwse kloosters was dit de zwaarste taak, want de broeder die daarvoor verantwoordelijk was, moest als eerste uit de veren. Misschien had Haegens weinig tijd. AVIVA BOISSEVAIN, beiaardier
Mussert De voorpublicatie van Tessel Pollmann (De Groene Amsterdammer van 15 maart) uit haar boek Mussert en co is interessant en stimuleert om het boek te kopen. In dit artikel gaat het met name over de vraag of Mussert na de oorlog terecht is gefusilleerd en waarom zijn vertrouwelingen Van Geelkerken en Van Vessem de dans zijn ontsprongen . Nuttige vragen, daar niet van, maar Max Blokzijl was de eerste top-nsb’er die geëxecuteerd werd, namelijk op 16 maart 1945. Hij werd ter dood veroordeeld vanwege de paar honderd nationaal-socialistische radiopraatjes die hij in de oorlog hield. Die waren gebundeld in een aantal boekjes en de openbare aanklager, mr. Zaaijer, had het makkelijk want hij gebruikte alleen die boekjes als bewijsmateriaal dat Blokzijl de Nederlanders voor de Duitsers had proberen te winnen. Zijn causerieën waren geslepen en slim-giftig.
ISSN 1871-7837
Nog geen abonnee? Neem voor 49,50 euro per jaar een webabonnement, inclusief gratis pdf’s www.groene.nl
Download de Groene als pdf (Gratis voor alle vaste abonnees)
Maar de vraag is of al die praatjes veel hebben uitgehaald, want alleen nsb’ers en hun sympathisanten luisterden ernaar en in de tweede helft van de oorlog hadden de Duitsers vele radio’s van Nederlandse burgers gevorderd. Kortom: achteraf bezien heeft Blokzijl een veel te hoge straf gekregen in vergelijking met Mussert en zeker Van Geelkerken en Van Vessem. Dat wordt ook wel erkend in de minibiografie van René Kok, Max Blokzijl, stem van het nationaal-socialisme (1988, uitgeverij Sijthoff). HANS VAN BORSELEN, Fochteloo
Kousbroeklezing Ian Buruma NRC Handelsblad, uitgeverij Augustus, De Rode Hoed en Stichting De Gids organiseren de tweede Kousbroek-lezing rondom het Gids-nummer ‘Vroeger was alles’. Hoofdspreker is Ian Buruma, Azië-kenner, essayist en romancier. Zijn thema behelst weemoed, de kousbroekiaanse zucht om het verleden terug te roepen in de verbeelding, het verlangen naar onschuld, het Arcadië van de onbezoedelde jeugd. Het zal gaan over de kracht van mijmeren, maar ook over de risico’s die verbonden zijn aan het najagen van het verloren paradijs. Na Buruma brengen Wim Noordhoek, Peter te Nuyl en Dirk van Weelden een audiosynthese ten gehore: een variant op Kousbroeks fotosynthese waarbij nu geen foto maar een historisch geluidsfragment aanleiding is voor een kort essay. De presentatie van de avond is in handen van historicus en Gidsredacteur Remco Raben. Die zal ook het eerste exemplaar uitreiken van De Gids-nieuwe-stijl, die verschijnt bij NV De Groene Amsterdammer. Met dank aan het Nederlands Letterenfonds, Stichting AMMODO en Stichting Lira. 13 april, 20.00 uur De Rode Hoed, Keizersgracht 102, Amsterdam, Toegang € 12,50 & € 11,50 (cjp, studenten, 65+) Reserveren: www.rodehoed.nl U kunt uw ingezonden brief van maximaal 400 woorden sturen naar
[email protected] 22.03.12 De Groene Amsterdammer 59
Sciencepalooza Onsterfelijke platwormen? Als je het hoofd afsnijdt van de platworm Schmidtea mediterranea gaat hij niet dood maar groeit er in zeven dagen een nieuw hoofd aan de staart, compleet met hersenen. Ook vanuit het afgesneden hoofd groeit een nieuwe staart en zo heb je dus twee wormen, die genetisch identiek zijn (een kloon van elkaar dus). Dit kun je oneindig herhalen, en iedere keer kunnen de wormen zich weer herstellen. Een onderzoeker van de Universiteit van Nottingham, dr. Aziz Aboobaker, sneed jaren geleden een worm in stukjes en heeft nu bakken vol wormen, die uit die ene worm zijn ontstaan (filmpje: http://youtu.be/pHxF0dQEZqM). Dit proces, waarbij uit een stukje worm een hele nieuwe ontstaat, heet regeneratie. Voor regeneratie zijn stamcellen nodig, die de platwormen volop hebben. Stamcellen zijn speciale cellen die zich kunnen ontwikkelen tot nieuw weefsel. Volwassen mensen hebben maar een beperkte hoeveelheid stamcellen, zoals bloedstamcellen in het beenmerg waardoor bloed kan vernieuwen,
en hersenstamcellen die nieuwe zenuwcellen aanmaken. Maar volwassen menselijke stamcellen kunnen maar één nieuw soort weefsel te maken, een bloedstamcel kan alleen bloedcellen maken. Ook regeneratie van een heel lichaamsdeel kunnen we als zoogdier niet, slechts vanuit een bevruchte eicel kan elk weefsel ontstaan. Weefsel gevormd uit stamcellen is ook altijd een beetje
‘ouder’, wat bijvoorbeeld bij de huid duidelijk te zien is. Bij de platwormen kan regeneratie vanuit stamcellen echter oneindig doorgaan zonder dat veroudering optreedt. De platwormen sterven in de natuur ook nooit aan een hoge leeftijd, maar alleen door predatie of voedseltekort. Wat is hun geheim? Dr. Aboobaker maakte in 2008 een filmpje, Immortal Worms (http:// youtu.be/edh9d0Ut7RU), waarin hij vertelt over deze bijzondere eigenschap van zijn proefdieren. Het filmpje werd meer dan honderdduizend keer bekeken, en de vele vragen van de voornamelijk niet-wetenschappelijk geschoolde lezers inspireerden Aboobaker ertoe om het mechanisme van hun onsterfelijkheid tot in detail uit te zoeken. Hij kwam uit bij telomeren. Telomeren zijn de eindjes van chromosomen, die het DNA beschermen, zoals de plastic stukjes aan het einde van schoenveters. Bij iedere celdeling worden deze ‘beschermkapjes’ iets korter, en na vele celdelingen zullen ze uiteindelijk helemaal verdwijnen. Een enzym, telomerase, kan die uiteindjes weer langer maken, maar dit enzym werkt bij zoogdieren
alleen tijdens de vroege ontwikkeling. Bij normale celdelingen, zoals ook bij volwassen stamcellen, krijgen chromosomen dus steeds kortere telomeren. Dit is de biologische basis achter veroudering, een ontdekking die in 2009 de Nobelprijs voor de geneeskunde kreeg. Aboobaker vermoedde dat het geheim van de platwormen in dit systeem zat. Hij ontdekte een wormversie van telomerase, die zorgt dat de telomeren lang blijven, en het DNA dus beschermd. De wormen kunnen de activiteit van dit enzym opschroeven tijdens de regeneratie van een nieuw hoofd of nieuwe staart. Hierdoor zorgen ze er dus voor dat hun telomeren niet steeds korter worden. In een laboratorium betekent dit dat ze oneindig kunnen blijven leven. Dat is fijn voor die wormen, maar hebben wij er ook wat aan? Waarschijnlijk wel, maar nog niet op korte termijn. Vooral voor mensen met een zeldzame erfelijke ziekte, die nauwelijks telomerase aanmaken en daardoor heel snel verouderen, zou een geneesmiddel gebaseerd op het systeem van de platworm nuttig zijn. Maar voor gewone mensen blijft een eeuwig leven voorlopig iets om alleen maar van te dromen.
Door EVA teuling Beeld Femke van Heerikhuizen
Cryptogram 3122 Henk Jongebloed Horizontaal – 6. Dus met smaak roddelen (4,2,4,4) 9. De kunstenaar vindt er zijn bestemming met geld van het rijk (9) 10. Maat waar je op staat (4) 11. Zelfherstellende catering bij de pomp? (15) 12. En die rotzooi rook je !? (4) 13. Zie het wild bewegen in de boomkwekerij (10) 15. Bries met een luchtje (6) 17. Ik denk dat ik slecht val bij die oen (8) 18. Provocerende coupe van een rendier (8) 21. Zij kan een hele gemeente boeien (6) 22. De zoveelste buitenstaander (5)23. Veilig uit zee gehaald (8) Verticaal – 1. Met een onbezorgde houding spreek je bijzonder aan (15) 2. Drank waarvan je recht op en neer gaat! (8) 3. De opening zorgde voor een open-baring (11) 4. Waardoor het de NAM voor de wind gaat (15) 5. Hangjongere waar men de neus voor ophaalt (10) 7. Van één tot zes zit je vet lekker (14) 8. Het ligt lekker aan al die bedrijven bij elkaar (5) 14. Onbetekenend qua inkomsten maar wel heerlijk (8) 16. Het kan die luie vent geen fluit schelen (6) 19. Belangrijke sandwich (4) 20. Ik spoor u aan daarheen te gaan, dan is het gedaan (4)
Oplossing cryptogram 3121 Horizontaal – 6 dag-behandeling, 9 bekvechten, 10 alfa, 11 arrestatie-Golf, 13 file, 14 Inter-visie, 16 Mesdag, 17 schuren, 19 trouw (echt), 21 re-touché, 22 stayer, 23 ón-gemeen. Verticaal – 1 adrenaline-stoot, 2 percussie-geweer, 3 ca.-straat, 4 Aden (aad), 5 kiel-constructie, 7 gevorderd, 8 graaf, 12 in-richting (van), 15 één-heden, 18 bravo (sluipschutter), 20 Orly (y + rol). 60 De Groene Amsterdammer 22.03.12
Perquin Dit
Opheffer Gij zult niet
Hier in de buurt is een kleine, hippe kleding boetiek waar ik graag kom, hoewel ik er eigenlijk nooit iets koop. Voor hippe kleren moet je het juiste hoofd hebben. Zelf heb ik meer een gezicht voor restanten, geloof ik. Gelukkig vindt Naïma, de eigenares van de zaak, het niet erg dat ik zo nu en dan binnenkom en tussen de rekken ga staan dralen. Dat mag allemaal, in een hippe kledingwinkel. Want het gaat om kunst. Daarbij is Naïma een vrouw met scherp ontwikkelde verkoopinstincten. Ze weet precies wie ze met rust moet laten en wie ze moet begeleiden, in het aankoopproces. Dan zegt ze bijvoorbeeld ‘dit patroon is waanzinnig in jouw sfeer’, of ‘die rok doet niks, maar die top is echt zwaar oké’. En ze méént dat ook, dat hoor je. Het verleent haar een vorm van absolute macht, waar ze toch heel gewoon onder blijft. Mooi vind ik dat. Vorige week was er een tamelijk deftig ogende mevrouw in de winkel. Type deux-pièces, parelsnoer en boblijn. Ze had een ondefinieerbaar kledingstuk aangetrokken en draaide wat voor een spiegel, zichtbaar twijfelend. Naïma kwam aanlopen, bleef een hele tijd zwijgend staan kijken en zei toen, alsof haar ineens een Grote Waarheid geopenbaard werd: ‘Ja. Dit ben jij.’ Er viel een stilte waarin de vrouw eerst verbaasd en daarna meer en meer instemmend naar haar spiegelbeeld begon te knikken. Ja verdomd, zag ik haar denken, jarenlang heb ik mezelf gezocht en nu, ineens, in deze hypermoderne glitter met zeskantige gaatjes, sta ik hier. Het was een ontroerend moment. Even later hield mevrouw nog een broek omhoog en vroeg: ‘Hoort dit wel, met die rits schuin en al die rafels?’ Naïma antwoordde, zonder aarzelen: ‘Ja mevrouw, dit is wat de mensen willen.’ Zelfs ik voelde de bemoedigende zekerheid die in die uitspraak besloten lag. Wat willen de mensen? Dit. Naïma deed natuurlijk alsof het de normaalste zaak van de wereld was, maar die mevrouw kocht toen, echt waar, ook nog twee broeken met schuine ritsen en rafels. Ze ging blij de winkel uit. Blij en hip.
Beeld Milo Een kenmerk van welk fundamentalisme dan ook is dat het teksten letterlijk neemt en dus geen humor of ironie verdraagt. Neem het gebod: gij zult niet doden. Het is één van de tien geboden. Nu ben ik zelf, als atheïst, iemand die vervolgens meteen een gelovige politicus smalend uitlacht als hij voor een militaire operatie stemt, want dat doet hij in het besef dat er doden zullen vallen. Hoe rijmt hij dat met zijn geweten? Ofschoon ik op zondagsschool ben gegaan, weet ik nog steeds niet hoe een oprecht gelovige de regel ‘Gij zult niet doden’ anders kan interpreteren dan: je mag geen moord plegen. Pleeg je die moord wel, dan kan het toch niet anders dan dat je je God mishaagt. Als je deze tekst niet letterlijk neemt, waarom neem je dan andere bijbelteksten wel serieus? Ik zal daar waarschijnlijk nooit achter komen. Zelfs in het besef dat ik niets wezenlijks kan zeggen over ‘de moraal’ vind ik ‘het morele handelen’ wel een van de grootste vraagstukken van dit moment. Wanneer handel ik goed, en wanneer slecht? Langs welke lijnen moet je dan denken? Ofschoon ik tegenwoordig elke dag beschuldigd word van racisme (en middels Twitter soms een paar keer per uur) – en niet op een grappige manier – is voor mezelf in ieder geval het vraagstuk van het morele handelen belangrijker geworden. Het vreemde is dat het mij niet lukt te handelen langs keurige waarden en normen. Die heb ik wel, en ik schrijf er graag over, maar ‘waarden en normen’ zijn mij te vaag. Liever spreek ik over deugden. Maar wat zijn deugden? Ook dat woord kan ik maar niet sluitend definiëren. Ik kan het wel op Wikipedia opzoeken, ik kan wel memoreren wat Aristoteles erover heeft gezegd, maar het is me allemaal te diffuus. En anders gezegd: wat een deugd is, moet eigenlijk niet zo ingewikkeld zijn. Een deugd moet je kunnen kiezen. Of je moet het hebben. Ik probeer dus te handelen als een goed opgevoede jongen, zoals mijn ouders het bedoeld hebben en zoals ik het zelf heb veranderd en fijngeslepen. Ik probeer dus steeds op mijn manier kritisch te zijn, eerlijk, bescheiden, voorkomend, maar soms ook niet als de situatie daar om vraagt. Als ik me bijvoorbeeld bedreigd voel, zal ik kritischer worden maar ook minder bescheiden en minder charmant. Deugden kun je steeds opnieuw formuleren en kiezen. Dat is met normen en waarden veel ingewikkelder. ‘Dat doen wij hier niet’ is de norm. Daar wil ik me soms aan onttrekken. ‘Wees zo eerlijk mogelijk’ lijkt me een deugd.
Leef ik aan de hand van humanistische waarden? Soms niet, soms wel
Christelijke waarden kan ik soms wel, soms niet onderschrijven. Leef ik dan aan de hand van humanistische waarden? Soms niet, soms wel. Je moet wel ‘ergens’ vanuit gaan en dat doe je dus door zo veel mogelijk ‘een goed mens’ te zijn. Maar ja, dan ben je weer bij het begin. Wat is goed? In mijn familie was de oorlog de maatstaf. Mijn ouders hadden in het kamp gezeten en daar de beslissing genomen om te blijven leven. Met de dag werd voor hun de verleiding van de dood heviger. Anders gezegd: de dood werd een aantrekkelijker optie dan het leven. Ze verloren hun doodsangst, en daardoor moesten ze in leven blijven als een deugd beschouwen. Als ze het kamp zouden overleven, zou het ‘beter’ worden. Ze zouden kinderen krijgen die meer kansen zouden krijgen dan zij. Door het kamp waren mijn ouders van hun geloof geraakt. Hun moraal was afgedreven en moest met andere opvattingen opnieuw worden verankerd. Gij zult niet doden, werd: hadden we de vijand maar gedood. ‘Ik vermoord ze elke nacht’, zei mijn moeder als ze niet kon slapen. Ik denk dat ze dat letterlijk bedoelde. 22.03.12 De Groene Amsterdammer 61
Bridgeman Art Library / HH
Daniel Franco / The New York Times / HH
Het einde
Boven: In de New York Public Library. Onder: Verloskunde. Gravure uit de eerste editie (1768-’71)
De papieren Encyclopaedia Britannica 1768 – 2010 De deftigste encyclopedie ter wereld, welriekend, met gouden letters geïllustreerd, heeft de strijd tegen digitale informatie verloren. Door Patrick van IJzendoorn
62 De Groene Amsterdammer 22.03.12
De computers zijn allemaal bezet, de leestafel ligt vol uiteengevallen kranten en in de peuter hoek lezen moeders hun kinderen voor uit Thomas de Tankmachine. Naast een kopieermachine, waar een oudere dame met alpinopet haar paspoort kopieert, staan ze, de 32 delen van de Encyclopaedia Britannica. Vijftiende en laatste editie. Schijnbaar onaangeroerd. De bibliothecaresse zegt dat er zelden iemand in kijkt. Ik pak enkele delen op en begin, de dag nadat bekend is geworden dat er geen nieuwe papieren editie meer komt, aan een lijkschouwing. Ik had dat ook thuis kunnen doen als ik eind 1993 was gevallen voor een anderhalf uur durend pleidooi van de encyclopedieverkoper die in mijn studentenflat in Utrecht was langsgekomen. Een plaatselijke journalist en schrijver, die les gaf aan de School voor Journalistiek, had mijn naam doorgegeven aan de verkoper. Misschien was het zijn manier van zeggen dat deze student een omgevallen boekenkast was. In de tussenliggende jaren heb ik de Britannica zo nu en dan gebruikt, al was het maar om te genieten van de mild-ironische, onderkoelde schrijfstijl. Neem deze zin over de begrafenis van Arthur Conan Doyle, waar ‘(…) his family and members of the spiritualist community celebrated rather than mourned the occasion of his passing beyond the veil’. Of de opmerking dat Thomas Hardy’s kijk op vrouwen meer Frans dan Engels is: ‘subtle, a little cruel, not as tolerant as it seems, thoroughly a man’s point of view’. Over de jonge Winston Churchill: ‘In his veins ran the blood of both of the English-speaking peoples whose unity, in peace and war, it was to be a constant purpose of his to promote.’ Het bloed van beide volken stroomt ook door de Encyclopaedia Britannica zelf. Op het hoogtepunt van de Schotse Verlichting was het idee ontstaan voor een alomvattende encyclopedie, in navolging van het gelijksoortige project in Frankrijk van Denis Diderot en zijn encyclopedisten. Met twee bevriende drukkers nam de 28 jaar oude geleerde William Smellie, huizend in een Edinburghs steegje, de taak op zich. Tussen 1768 en 1771 verschenen de eerste delen van de Encyclopaedia Britannica, a Dictionary of Arts and Sciences. Ze raakten meteen uitverkocht. Direct begonnen ze met een tweede editie, waarbij ze hulp kregen van James Tytler. Deze door schulden geteisterde excentriekeling was een scheikundige, chirurg, drukker, dichter, politiek activist en broodschrijver. Ook de tweede serie, waarin ‘Woman’ werd omschreven als ‘the female of man’, was een succes. De Encyclopaedia groeide gestaag tijdens het Victoriaanse tijdperk. Eind negentiende eeuw verscheen de zogeheten Geleerden-editie, waarin onder meer de evolutieleer van Charles Darwin op een kraakheldere wijze uiteen werd gezet. Door de tijd zouden steeds meer beroemdheden bijdragen leveren, onder wie Walter Scott, T.H. Huxley, Thomas Malthus, Albert Einstein, Sigmund Freud, Henry Ford (over massaproductie), Bertrand Russell en Marie Curie. Laatstgenoemde koesterde blijk-
baar geen gevoelens van wrok nadat de encyclopedisten haar geen eigen lemma hadden gegeven nadat ze de Nobelprijs had gewonnen, maar de scheikundige in plaats daarvan hadden ondergebracht bij haar minder bekende man Pierre. De Britannica is altijd wat aan de behoudende kant geweest, dit tot ongenoegen van een linkse criticus als Willam Huntington Wright, die het naslagwerk afdeed als provinciaalse en patriottistische propaganda voor de bourgeoisie. In de twintigste eeuw werd de Britannica een Amerikaans product, hetgeen gepaard ging met de nieuwste verkooptechnieken. Sindsdien zou de merkwaardige situatie zich voordoen dat ’s werelds deftigste encyclopedie aan de man werd gebracht door deurverkopers die altijd hetzelfde argument zouden gebruiken: ‘U heeft toch alles over voor het onderwijzen van uw kinderen?’ Het werkte. De welriekende, in leer gebonden en met gouden letters geïllustreerde naslagwerken gingen, net als de stationwagen in de garage, behoren tot het huishouden van de ambitieuze, zichzelf verheffende middenklasse. Dat bleef tot diep in de vorige eeuw het geval. Drie jaar voordat de boekenverkoper bij mij aan de deur kwam meldde de uitgever een recordverkoop van 120.000 exemplaren. De Britannica werd regelmatig genoemd door de gasten van het radioprogramma Desert Island Discs als antwoord op de vraag welk boek ze zouden meenemen naar een onbewoond eiland. Maar zo gestaag als de oplage gedurende 222 jaar was gegroeid, zo snel nam hij in de twee daaropvolgende decennia af. Wat de meteorieteninslag (waarschijnlijk) was voor de dinosaurussen, dat was het internet voor de brontosaurus van de boekdrukkunst, van het papieren tijdperk. Van de laatste editie, die van 2010, werden slechts 8500 exemplaren verkocht. Op het internet bleek Wikipedia de grote vijand te zijn. De Engelse versie van dit wonderbaarlijke fenomeen telt 3,9 miljoen lemma’s, tegenover 120.000 van de laatste Britannica. Wikipedia is bovendien gratis, actueel en tamelijk betrouwbaar. Het grote verschil in literaire kwaliteit van de beschrijvingen is deze dagen van ondergeschikt belang. Daarachter schuilt een fundamenteel verschil dat veel zegt over de functionalistische tijd waarin we leven: Wikipedia is democratisch, de Britannica elitair. De uitgever hoopt dat britannica.com nog wel bestaansrecht heeft. Maar het snel en doelgericht zoeken via het computerscherm mist de charme, de nostalgie die de tocht naar de bibliotheek, het bladeren in de leren boeken, het flirten met de studerende dame aan de andere tafel, het toevallig stuiten op Jellinek terwijl je iets over Lord Jellicoe wilt weten, het gerommel met muntjes bij de kopieermachine en het voldaan naar huis fietsen met zich meebrengt. Ik hoop dat de bieb deze reliek uit meer gemoedelijke tijden nog heeft staan tegen de tijd dat mijn zoontje aan de Britannica toe is. In de woorden van Freddie Mercury: ‘So stick around cos we might miss you/ When we grow tired of all this visual.’
Nexus-lezing 2012
Philippe de Montebello
Philippe de Montebello, die in 2008 na 31 jaar afscheid nam als directeur van The Metropolitan Museum of Art in New York, geldt niet alleen in de internationale museumwereld als levende legende. Met zijn uitgesproken keuze voor de allerhoogste standaarden op artistiek, cultureel en museaal gebied en zijn streven zo veel mogelijk mensen met grote kunst kennis te laten maken, is De Montebello wereldwijd uitgegroeid tot een icoon van goede smaak, professioneel gezag, eruditie en persoonlijke flair. Hij wordt alom gezien als een van de meest monumentale figuren uit de westerse humanistische traditie in onze tijd. Als directeur is Philippe de Montebello erin geslaagd de expositieruimte van The Metropolitan Museum spectaculair uit te breiden, belangrijke kunstverzamelingen en meesterwerken aan de museumcollectie toe te voegen, jaarlijks tientallen exposities en educatieve programma’s te verzorgen en zo van het museum de belangrijkste bezoekersattractie van New York te maken. Philippe de Montebello zal spreken over ‘The Academy and the Museum in a Global Age’.
Zaterdag 31 maart Aanvang 14.30 uur Aula Tilburg University
Aanmelding op www.nexus-instituut.nl
Ik las het in één ruk uit terwijl ik hard lachte en soms ook even huilde. – Aaf Brandt Corstius Moran is een verademing. – NRC Handelsblad
www.arbeiderspers.nl
JA , een vrouw. En tóch grappig! Taboedoorbrekend, hilarisch en meeslepend.