Tekst van de regeling De raad van de gemeente Hoogeveen, gelezen het voorstel van het college, gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet; besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening activiteitenfonds 2012 Artikel 1 Begripsomschrijving o o
o
o
o
1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. alleenstaande: de ongehuwde die 1°. geen tot zijn last komende kinderen heeft, 2°. geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte, en 3°. die niet een of meer meerderjarige kinderen heeft die hun hoofdverblijf in dezelfde woning als de ongehuwde hebben; b. de alleenstaande ouder: de ongehuwde die 1°. die volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen, 2°. geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte, en 3°. die niet een of meer meerderjarige kinderen heeft die hun hoofdverblijf in dezelfde woning als de ongehuwde hebben; c. gezin: 1°. de gehuwden tezamen, 2°. de gehuwden met de tot hun last komende kinderen en hun meerderjarige kinderen die hun hoofdverblijf in dezelfde woning als de gehuwden hebben, 3°. de alleenstaande of ongehuwde met een of meer meerderjarige kinderen die in dezelfde woning als de alleenstaande of alleenstaande ouder hun hoofdverblijf hebben. d. kind: het het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind of, voor kind: het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind of, voor de toepassing van de artikelen 9, 25, eerste lid, 26 en 30, tweede lid, het in Nederland woonachtige pleegkind, of, voor zover het een
o
o
o o
o
meerderjarig kind betreft, de echtgenoot van het eigen kind of stiefkind. e. ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie aan de alleenstaande ouder of de gehuwde op basis van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet kinderbijslag wordt betaald, zal worden betaald of zou worden betaald indien artikel 7, tweede lid, van die wet niet van toepassing zou zijn. f. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen. g. uitkering: een uitkering op grond van deze verordening; h. norminkomen: het hierna te noemen inkomen, vermeerderd met 10%: 1. voor de alleenstaande van 18 tot 21 jaar: de per maand geldende bijstandsnorm ingevolge artikel 20 van de WWB, verminderd met de vakantietoeslag; 2. voor de alleenstaande van 21 jaar of ouder: de per maand geldende bijstandsnorm ingevolge de artikelen 21, 22 of 23 van de WWB, vermeerderd met de maximale toeslag als bedoeld in artikel 25 WWB en vervolgens verminderd met de vakantietoeslag; 3. voor de alleenstaande ouder van 21 jaar en ouder: de per maand geldende bijstandsnorm ingevolge de artikelen 21, 22 of 23 van de WWB, vermeerderd met de maximale toeslag als bedoeld in artikel 30 WWB en vervolgens verminderd met de vakantietoeslag; 4. voor het gezin van 18 jaar en ouder: de per maand geldende bijstandsnorm ingevolge de artikelen 21, 22 of 23 van de WWB, verminderd met de vakantietoeslag. i. inkomen: 1. inkomen uit of in verband met arbeid; 2. inkomen uit sociale zekerheidsuitkeringen; 3. uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; 4. inkomen en uitkeringen die naar hun aard hiermee overeenkomen. 5. niet tot het inkomen worden gerekend: vakantietoeslag, huursubsidie en kinderbijslag.
Artikel 2 Kostensoorten •
1. Het college verstrekt een uitkering als tegemoetkoming in de volgende kosten: a. kosten van sportactiviteiten; b. kosten van culturele activiteiten; c. kosten van educatieve activiteiten; d. kosten voor openbaar vervoer in de gemeente Hoogeveen voor personen van 65 jaar en ouder.
•
2. Het college stelt nadere regels om de kostensoorten nader te bepalen.
Artikel 3 Recht op een uitkering •
•
•
1. Recht op een uitkering heeft de alleenstaande die, de alleenstaande ouder die en het gezin dat woonachtig is in de gemeente Hoogeveen en een netto inkomen heeft dat lager is dan of gelijk is aan het norminkomen. 2. Het moment van inkomensbepaling wordt vastgesteld op: a. bij incidentele kosten, de datum waarop de kosten zijn gemaakt; b. bij periodieke kosten, de datum van aanvragen, doch uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft. 3. De alleenstaande ouder en het gezin heeft recht op uitkering voor zichzelf en voor zijn kinderen.
Artikel 4 De aanvraag • • •
1. De uitkering wordt aangevraagd door indiening van een volledig ingevuld en ondertekend, door het college vastgesteld formulier. 2. De aanvraag moet worden ingediend uiterlijk in het eerste kwartaal volgend op het jaar waarin de in artikel 2 genoemde kosten zijn gemaakt. 3. Het gezin kan de uitkering aanvragen voor alle gezinsleden.
Artikel 5 De uitkering •
•
1. De uitkering voor de onderdelen genoemd in artikel 2 eerste lid, sub a,b, c en d, is gelijk aan de te maken kosten, maar maximaal voor de voornoemde onderdelen gezamenlijk een door het college vast te stellen bedrag per kalenderjaar per persoon bij norminkomen genoemd in arikel.1 tweede lid, sub b. 2. De vergoeding voor een gezin is vast te stellen op de som van de maximale vergoeding van ieder gezinslid.
Artikel 6 Intrekking, herziening en terugvordering •
• •
1. Het college trekt een besluit tot uitkeringsverlening in of wijzigt dat ten nadele van de ontvanger, wanneer de uitkering geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt doordat de aanvrager onjuiste en/of onvolledige informatie heeft verschaft. 2. Het college vordert de ten gevolge van een in het eerste lid bedoeld intrekkings- of herzieningsbesluit ten onrechte verstrekte uitkering terug. 3. Wanneer daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college van een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid afzien.
Artikel 7 Hardheidsclausule Indien onverkorte toepassing van het bepaalde in deze verordening zou leiden tot een klaarblijkelijke hardheid, kan het college in individuele gevallen daarvan afwijken. Artikel 8 Slotartikel •
•
• •
1. Deze verordening is niet van toepassing op: a. degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen; b. degene die een studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 18+) ontvangt; c. degene die een tegemoetkoming in de kosten van levensonderhoud op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) ontvangt. 2. Deze verordening treedt in werking op de datum van de inwerkingtreding van de Wet tot Wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden. 3. Op de in het tweede lid genoemde datum wordt de Verordening activiteitenfonds 2006 ingetrokken. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening activiteitenfonds 2012
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hoogeveen, gehouden op 15 december 2011. De griffier,
De voorzitter,
J.P. WIND,
K.B. LOOHUIS
Algemene toelichting De Verordening Activiteitenfonds is de uitwerking van een onderdeel van het gemeentelijk minimabeleid. De bedoeling van de verordening is tweeledig. In de eerste plaats worden mensen er mee gestimuleerd om te participeren in het sociale leven in de gemeente Hoogeveen. Op die manier wordt een (kleine) bijdrage geleverd aan het voorkomen van vereenzaming en daarmee gepaard gaande problemen. In de tweede plaats heeft de verordening een zuiver financiële bedoeling: mensen in staat stellen deel te nemen aan activiteiten waar ze zelf niet voldoende middelen voor hebben. De verordening dient te worden gewijzigd omdat van rijkswege is bepaald dat met ingang van 1 januari 2012 minimaregelingen alleen nog maar mogen worden toegekend aan huishoudens met een inkomen tot 110% van het norminkomen. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Eerste lid In het eerste lid is een omschrijving van begrippen gegeven die in positieve zin afwijkt van de begrippen in de WWB: de hier gekozen systematiek is eenvoudiger. Alleen wat betreft de gelijkstelling van gehuwden met ongehuwd samenwonenden is aansluiting gezocht bij het - inmiddels algemeen gangbare - bepaalde in de WWB. Een kind behoort tot het gezin van zijn ouder(s), wanneer hij bij zijn ouder(s) inwoont. In het vervolg van de verordening wordt bepaald dat kinderen geen zelfstandig recht op een uitkering hebben, maar dat de ouder mede voor de kinderen recht heeft. Tweede lid Een belangrijk onderdeel van de verordening is de inkomensgrens: wanneer is iemands inkomen zo laag, dat hij onder deze verordening moet vallen.Het norminkomen wordt vastgesteld: •
•
- Voor jongere alleenstaanden, tot 21 jaar, gelden de van toepassing zijnde normbedragen uit de WWB, verminderd met de vakantietoeslag. De uitkomst wordt verhoogd met 10%. - Voor alleenstaanden van 21 jaar en ouder gelden de van toepassing zijnde WWB-normbedragen, vermeerderd met de maximale toeslag en verminderd met de vakantietoeslag. De uitkomst wordt verhoogd met 10%
•
•
- Voor alleenstaande ouders vanaf 18 jaar gelden de van toepassing zijnde normbedragen uit de WWB, vermeerderd met de maximale toeslag en verminderd met de vakantietoeslag. De uitkomst wordt verhoogd met 10%. - Voor gezinnen van 18 jaar en ouder gelden de van toepassing zijnde normbedragen uit de WWB, verminderd met de vakantietoeslag. De uitkomst wordt verhoogd met 10%.
De van toepassing zijnde normbedragen zijn te vinden in de artikelen 21, 22 en 23 van de WWB. Het begrip inkomen is gedefinieerd naar de meest voorkomende situaties. De meeste mensen ontvangen immers als werknemer of zelfstandige inkomen uit arbeid, dan wel ze ontvangen een sociale zekerheidsuitkering of alimentatie. Artikel 2 Sportactiviteiten. Tot de kosten van sportactiviteiten worden gerekend: • • • •
a. lidmaatschapskosten van sportverenigingen; b. de met de a. genoemde kosten gepaard gaande kosten van kleding en dergelijke; c. kosten van deelname aan sportlessen; d. de toegangsprijzen voor zwembaden.
Culturele activiteiten. Tot de kosten van culturele activiteiten worden gerekend: •
• • •
• • • • • • • •
a. lidmaatschapskosten van verenigingen waarin een actieve deelname wordt verlangd, zoals toneel- , muziekverenigingen en verenigingen op het terrein van natuur en milieu; b. de kosten van muziek-, dans-, ballet- en theaterlessen; c. de met de onder b. genoemde kosten gepaard gaande kosten van kleding en dergelijke; d. de kosten van op naam gestelde abonnementen, jaarkaarten, kortingskaarten en dergelijke voor het bezoeken van culturele activiteiten en instellingen als musea en schouwburgen; e. op naam gestelde entreekaartjes van De Tamboer en bioscoop Luxor-theater; f. de lidmaatschapskosten van de openbare bibliotheek; g. de abonnementskosten op een dagblad, tijdschrift of omroepblad; h. contributie van de ouderenbond of vakbond; i. kosten van een reductiekaart van de Nederlandse Spoorwegen; j. eigen bijdrage van excursies van bewoners van verzorgings-/verpleeghuizen; k. de kosten van een abonnement voor kabeltelevisie; l. de kosten van een internetabonnement.
Niet tot de kosten van culturele activiteiten worden gerekend: •
a. de lidmaatschapskosten van verenigingen waarin geen actieve deelname wordt verwacht;
Educatieve activiteiten. Tot de kosten van educatieve activiteiten worden gerekend: • •
a. de kosten van cursussen in de hobbysfeer; b. de kosten van zwemlessen;
Niet tot de kosten van educatieve activiteiten worden gerekend: •
a.de kosten van schriftelijke cursussen.
Verder is uitdrukkelijk bepaald dat het niet gaat om een gehele of gedeeltelijke vergoeding van kosten, maar om een tegemoetkoming. Daarmee wordt duidelijk gemaakt dat met deze uitkering niet wordt beoogd alle genoemde kosten voor rekening van de gemeente te laten komen, maar de aanvrager te stimuleren met een vergoeding. Het is dus goed mogelijk dat de aanvrager ook financieel zelf moet bijdragen. Kosten openbaar vervoer 65+ Bij het schrappen van het gratis openbaar vervoer voor 65+’ers per 1 januari 2012 heeft de raad verzocht om het activiteitenfonds ook toegankelijk te maken voor deze doelgroep en dit doel. Vandaar dat dit lid aan de verordening is toegevoegd. Artikel 3 Eerste lid Vanzelfsprekend is het recht op een uitkering gekoppeld aan het wonen in gemeente Hoogeveen. Daarbij zal in elk geval gelet worden op de inschrijving in het GBA. Tweede lid Omdat de mogelijkheid bestaat om de aanvraag in te dienen tot en met het eerste kwartaal volgende op het jaar waarop de kosten betrekking hebben, moet worden voorkomen dat de kosten en het inkomen betrekking hebben op verschillende jaren. Derde lid Minderjarige kinderen hebben geen eigen recht op een uitkering. De ouder heeft dat recht, voor zichzelf èn voor zijn kinderen.
Artikel 4 Eerste lid Het college stelt een formulier vast waarmee de aanvraag moet worden ingediend. Omdat niet een veelheid aan informatie wordt gevraagd, zal er sprake kunnen zijn van een tamelijk eenvoudige aanvraagprocedure. Tweede lid Enerzijds wordt bij de aanvrager de verplichting gelegd het recht op een uitkering met schriftelijke bewijsstukken te onderbouwen. Anders gezegd, het is vrijwel uitgesloten dat een uitkering wordt toegekend zonder dat er een bewijsstuk van gemaakte of te maken kosten aanwezig is. Anderzijds hoeft de aanvrager slechts aannemelijk te maken dat recht op uitkering bestaat. Derde lid De aanvrager kan een aanvraag betreffende de kosten gemaakt in het vorig kalenderjaar tot uiterlijk 1 april van het daarop volgend kalenderjaar indienen. Vierde lid In dit lid is uitdrukkelijk de mogelijkheid opgenomen dat gehuwden voor elkaar de uitkering kunnen aanvragen. Artikel 5 Eerste lid Maximale vergoeding bij inkomen tot 110% van de bijstandsnorm is 100% van het door het college vastgestelde bedrag per gezinslid. Het college bepaalt in het minimabeleid de hoogte van het te vergoeden bedrag. Dit bedrag wordt in het huisaan-huis blad gepubliceerd. Tweede lid Vaak zijn activiteiten niet aan een individueel gezinslid toe te rekenen, bijv. de kosten van een schotel/kabeltv-abonnement, de kosten van een abonnement op een tijdschrift of een gezinsabonnement op een zwembad. Deze kosten kunnen daarom worden toegerekend aan het gehele gezin i.p.v. tot aan één van de gezinsleden. Ingeval van een meerpersoonshuishouden is er daarom voor gekozen om de vergoeding voor het gezin vast te stellen op de som van de maximale vergoeding van ieder gezinslid. Dat betekent dat in 2012 een echtpaar met 3 minderjarige kinderen in totaal maximaal € 425,00 (5 x € 85,00) kan ontvangen (inkomen tot 110%). (Bedragen van 2012, deze kunnen door het college jaarlijks worden gewijzigd.)
Artikel 6 In dit artikel is geregeld dat in een aantal voor de hand liggende gevallen een beschikking wordt herzien en de ten onrechte verstrekte uitkering wordt teruggevorderd. Artikel 7 In incidentele gevallen kan het voorkomen dat deze verordening leidt tot klaarblijkelijke hardheid. Dit artikel biedt in zo'n geval een opening toch een uitkering te verlenen. Een voorbeeld is de situatie van een minderjarige die zelfstandig woont wegens een problematische gezinssituatie. Artikel 8 Eerste lid Een aantal categorieën wordt uitgesloten van de regeling.