Afgegraven wierde Englum wordt hersteld. Met baggerspecie! sector: waterbeheer, cultuurlandschapsbeheer
Inleiding In het laaggelegen en waterrijke landschap van de Waddenkust vonden handel en transport vanouds over water plaats. Deze transportfunctie verklaart – naast uiteraard het belang van de ontwatering - waarom het gebied rijk is aan sloten, vaarten en kanalen. En nog altijd is het transport van goederen over water van groot economisch belang. Om de bevaarbaarheid van natuurlijke en kunstmatig aangelegde watergangen als het Reitdiep en het Van Starkenborghkanaal op peil te houden, is het nodig ze regelmatig te baggeren. De enorme hoeveelheden baggerspecie – alleen al uit het Van Starkenborghkanaal komt zo’n vier miljoen kubieke meter bagger vrij!– leidt tot een nieuw probleem: de opslag en het hergebruik van de specie. Het vervoer van baggerspecie over grote afstanden is kostbaar en vindt alleen plaats als het gaat om vervuild slib, dat in speciale depots wordt opgeslagen. Niet-vervuilde baggerspecie wordt dicht bij de plek van winning gestort in laaggelegen, vaak afgegraven percelen. Deze depots worden over het algemeen ervaren als landschapsontsierende plekken. Op zoek naar alternatieven voor de opslag van schone baggerspecie zijn in de provincie Groningen plannen ontwikkeld voor het herstellen van afgegraven wierden met baggerslib. Een eerste experiment vond plaats bij de wierde Englum aan het Reitdiep, niet ver van de plek waar enkele jaren eerder al een deels vergraven binnendijk met gerijpt baggerslib was hersteld. Het experiment lijkt alleen maar winnaars te kennen en krijgt daarom navolging.
Het Reitdiep (foto: LancewadPlan).
Landschap en cultuurhistorie Vanaf de Vroege IJzertijd zijn de kweldergronden van Noord-Groningen en -Fryslân bewoond geraakt. De eerste permanent bewoonde nederzettingen dateren van ongeveer 2600 jaar geleden. De boeren gingen op de hoogste delen van de kwelderwallen wonen. Door accumulatie van mest en nederzettingsafval en door actieve ophoging kwamen de woonplaatsen steeds hoger te liggen. Al spoedig groeiden verschillende individuele huiswierden aaneen tot gezamenlijke dorpswierden of terpen. Door de zeespiegelstijging moesten de wierden steeds opnieuw worden opgehoogd. Dit gebeurde in een aantal fasen: als de overstromingsactiviteit toenam werden de wierden verhoogd, in perioden van relatieve rust was een actieve ophoging van de wierden niet nodig. Als er tot verhoging of uitbreiding van de wierden werd overgegaan gebeurde dit over het algemeen met mest en graszoden die op de kwelder gestoken werden. Deze materialen hebben gezorgd voor uitstekende conserveringsomstandigheden voor de bodemsporen, gebruiksvoorwerpen en bewoningsresten in de wierden. Het milieu is in het bijzonder geschikt voor het bewaren van organische resten. De kunstmatige woonheuvels in het voormalige kweldergebied zijn dan ook archeologische schatkamers die nog tal van geheimen bevatten over de leef- en woonomstandigheden van hun vroegere bewoners.
De wierde Englum rond 1900, vóór de gedeeltelijke afgraving (bron: Bonnekaart, KICH).
In het begin van de negentiende eeuw ontdekte men dat de terpaarde vanwege zijn rijkdom aan organische resten bijzonder geschikt was om er landbouwgrond mee te bemesten. In het zuiden van de provincie werd in die tijd het grote Boertangerveen afgegraven voor de turfwinning. Nadat het veen was afgegraven, werd de achtergebleven zandgrond geschikt gemaakt voor de landbouw. Maar de grond bleek arm en onvruchtbaar. Om de arme gronden in de veenkoloniën te bemesten werd terpaarde en huisvuil uit Groningen aangewend. Vanaf 1840 ontstond er een bloeiende handel in afgegraven terpaarde. Met deze handel was veel geld te verdienen. Met de afgegraven aarde van 1 hectare wierde van drie meter dikte kon men wel 350 hectare zandgrond voor langere tijd verbeteren. Boeren op schrale zandgronden in Drente en Groningen wilden de terpaarde daarom graag gebruiken voor de bemesting van hun land en waren bereid veel voor de aarde te betalen. Omdat vrachtvervoer in die tijd het gemakkelijkst over het water ging, profiteerden ook binnenvaartschippers van de populariteit van terpaarde. Vandaar dat bij vrijwel iedere wierde een zogeheten ‘opvaart’ of ‘wiergat’ kan worden aangetroffen, waar de tjalken aanmeerden om de terpaarde op te halen. Hierdoor is in de periode van 1840 tot 1945 zeker 75% van de Friese en ruim 50% van de 650 Groningse wierden ten prooi gevallen aan afgraving. Ter vergelijking: in Ost-Friesland (Duitsland) zijn in het geheel geen terpen afgegraven.
Marsum 1903 (foto: W.F.Pastoor, Loppersum. Collectie RHC Groninger Archieven)
Marsum 2006 (foto: Provincie Groningen)
Bij deze terpafgravingen is een schat aan archeologische informatie verloren gegaan. Het waren vader en zoon Elema uit Toornwerd bij Middelstum, die in 1906 een verhaal publiceerden over de archeologische vondsten die zij gedaan hadden bij de afgraving van een wierde. Mede hierdoor werd de Vereniging voor Terpenonderzoek opgericht, die de befaamde archeoloog Albert Egges van Giffen opdracht gaf de wierden te onderzoeken en de vondsten te documenteren. Van Giffen was betrokken bij vele opgravingen, waarvan die in Ezinge wellicht de best gedocumenteerde is.
Afgraving van de wierde Ezinge in 1930
(bron: GIA (foto links) en RACM (foto rechts)).
Soms werden de wierden helemaal vergraven, bij andere bleef een deel van de wierde intact en werden een of meer ‘taartpunten’ afgegraven, zoals bij Ezinge het geval was. Aan de gedeeltelijke afgravingen danken vele wierdedorpen hun karakteristieke, metershoge steilranden: als men de bebouwing of het kerkhof bereikte kon men niet verder gaan met graven. De drassige laagte die zo ontstond in of aan de voet van de wierde is tegenwoordig vaak in gebruik als ijsbaan. De wierde Englum, een ‘boerenwierde’ die tot in de Middeleeuwen bewoond is geweest en daarna als landbouwgrond in gebruik is geweest, is omstreeks 1915 voor circa 50% afgegraven. De wierde werd door de commerciële maatschappij die de terpaarde verkocht zo diep mogelijk afgegraven.
De deels afgegraven wierde van Leermens, ’s winters in gebruik als ijsbaan (foto: A. Haartsen).
Hierdoor resteerde na de afgraving een nat en drassig stuk land, dat nauwelijks geschikt was voor landbouwkundig gebruik. Deze wierde Englum is deels opgenomen in de Reitdiepdijk, een van de zeldzame keren dat deze combinatie van dijk en wierde in de provincie Groningen voorkomt. Het project In 1999 vroeg boer Jan Spriensma of er ook een mogelijkheid bestond om met behulp van baggerspecie de wierde Englum te herstellen, omdat de lage, natte gedeelten op zijn land niet geschikt waren voor een rendabele agrarische bedrijfsvoering. Het was het begin van een langjarige samenwerking, waarbij een laag gelegen stuk grond van 6 ha. is opgehoogd en tevens de gevaarlijke steilkant van de wierde is verdwenen, die eind 2006 kon worden afgerond met de ingebruikname van de grond. Het project "Herstelplan Englum" is volledig in overeenstemming met het provinciaal beleid, zoals verwoord in het Provinciaal OmgevingsPlan ("bij alle nieuwe ontwikkelingen het cultuurlandschap als vertrekpunt nemen"), en het rijksbeleid, zoals geformuleerd in de Nota Belvedere, die hetzelfde vertrekpunt heeft . Het gebied Middag-Humsterland is daarin vanwege zijn voorbeeldfunctie opgenomen vanwege de wijze waarop je in de ruimtelijke inrichting met het cultuurhistorisch erfgoed om zou moeten gaan. Naast deze voorbeeldfunctie is bij dit project sprake van een landbouwkundige verbetering, cultuurhistorisch landschapsherstel, een betere bescherming van het bodemarchief en wordt de inrichting van een nieuw depot vermeden. Het project past ook volledig in het provinciaal grondbeleid, dat uitgaat van zuinig en duurzaam gebruik van primaire bouwstoffen. Door ‘werk met werk te maken’ kan op relatief goedkope wijze de wierde worden hersteld. Zo’n 100.000 m3 specie uit het Reitdiep en de Kommerzijlsterrijt is gebruikt voor het herstel van de wierde. De inrichting van het tijdelijke depot ging in 2001 van start. Na het opspuiten in 2002 en 2003 moest de specie nog een aantal jaren rijpen. Hiervoor was drie tot vijf jaar uitgetrokken, maar het rijpen verliep sneller dan verwacht. Daarna kon het depot op historisch verantwoorde wijze worden afgewerkt, waarbij de oorspronkelijke vorm van de wierde Englum is hersteld. Boer Spriensma heeft het opgehoogde gebied vijf jaar niet kunnen gebruiken. De provincie heeft hem echter de verzekering gegeven dat er goede grond opgespoten is, die vanaf nu dus weer gebuikt kan worden. 'Het gaat mij alleen maar om betere grond te krijgen om bieten en aardappels te verbouwen', aldus Spriensma.
De wierde Englum in 2000 en in 2006 (foto’s: Provincie Groningen).
Betrokken partijen. Verantwoordelijk voor de uitvoering en de kosten van het herstelplan Englum was de Provincie Groningen. Bij dit project waren de gemeente Zuidhorn, de gebiedscommissie Middag-Humsterland en de Rijksuniversiteit Groningen, vakgroep Archeologie betrokken. Bij het proces van zorgvuldige afweging van te herstellen afgegraven wierde(dele)n waren betrokken: de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de inspectie van het Ministerie van VROM. Communicatie. Bij de start van het herstelplan in juli 2000 vond in Saaksum een informatieen inspraakbijeenkomst plaats in verband met de te verlenen ontheffingsvergunning voor het bestemmingsplan. Bij de gemeenten bestond de verwachting dat de bevolking negatief zou reageren en men stond daarom aanvankelijk negatief tegenover aanvulling. Dit veranderde echter door de vele positieve reacties van de bevolking tijdens de informatie- en inspraakbijeenkomst, waarbij gedeputeerde Jansen een presentatie gaf over de achtergronden van het project Englum. In mei 2002 was de gedeputeerde opnieuw present om een starthandeling te verrichten voor de herstelwerkzaamheden aan de wierde Englum. In februari 2007 stond de jaarlijkse ‘Wierdedag’ geheel in het teken van de herstelde wierde Englum. Twee gedeputeerden, de heer Gerritsen van Cultuur en de heer Bleker van Landbouw, Landschap en Milieu waren daarbij aanwezig. Bij de ontvangst in de boerderij van Spriensma werd hem een replica aangeboden van de laatste, nog onbrekende onderdeel van het project: een informatiebord dat de jongste geschiedenis van de wierde Englum in geuren en kleuren uit de doeken doet. Kosten. De totale kosten van onderzoek, voorbereiding en uitvoering bedroegen omstreeks ! 770.000, waarvan circa 300.000 voor landschapsherstel. Het archeologisch vooronderzoek kostte ! 30.000. Bij de beoordeling van de totale kosten is natuurlijk sprake van een inverdieneffect: als de baggerspecie moet worden gestort op een stortplaats, had daarvoor per m3 al gauw ! 10 betaald moeten worden. Door de grond in wierdeherstel te stoppen, zijn kosten bespaard (ook al is opslaan in een depot naar schatting nog ! 200.000 goedkoper). Resultaten Het herstelplan van de wierde van Englum is in 2006 afgerond. Het heeft een aantal voordelen. De landbouwkundige waarde van de grond is aanzienlijk verbeterd en het baggerslib uit het Reitdiep heeft een goede bestemming gekregen. Ook in landschappelijk opzicht is het herstel van de wierde een grote verbetering. Verder heeft de aanvulling bescherming voor het gehele bodemarchief tot gevolg. Ofwel, om het in de woorden van gedeputeerde Gerritsen van Cultuur te zeggen: “Englum is weer een prachtige wierde.” Maar ook de archeologische kennis is toegenomen. Gedurende zes weken is de wierde onderzocht door 25 studenten, onder leiding van dr. P. Kooi en mw. A. Nieuwhof van het Groninger Instituut voor Archeologie en in samenwerking met het Amsterdams Archeologisch Centrum. In het geval van Englum ontstond de kans de steilwand in zijn
opbouw te bestuderen, waardoor de kennis van de ontstaans- en de bewoningsgeschiedenis van het gebied zal toenemen. Tevens kon door dit onderzoek de oorspronkelijke contour van de wierde worden bepaald. Bovendien is door het archeologisch onderzoek hernieuwde aandacht gegeven aan de ongeschreven geschiedenis van de streek. Hierdoor is het draagvlak voor behoud van het bodemarchief en landschap vergroot.
Overhandiging van rapport en informatiebord ‘biografie van een wierde’ aan de familie Spriensma in februari 2007 (foto’s: LancewadPlan).
Conclusie De provincie Groningen is erg tevreden over het verloop van dit proefproject. Er is zelfs al een inventarisatie gemaakt van alle afgegraven wierden die eventueel voor herstel volgens ‘het model Englum’ in aanmerking komen. Van de 83 afgegraven wierden acht de provincie er 37 voor dit doel geschikt. Dat zijn onder meer de wierden Krassum (bij Garnwerd) en Wierum (vlakbij de stad Groningen). Als alle geschikte wierden hiervoor worden benut, kan de provincie op deze manier 3,5 miljoen kuub baggerslib kwijt, zo blijkt uit berekeningen.
Overzicht van wierden en dijken in Middag-Humsterland die voor aanvulling in aanmerking komen. Groen = kansrijk; oranje = aanvulling te overwegen; rood = niet aanvullen (bron: Provincie Groningen).
Het is echter absoluut niet de bedoeling van de Provincie om alle wierden aan te vullen. Het ophogen mag alleen dienen als kwaliteitsverbetering van het landschap. Naast het gerealiseerde project te Englum wordt er begin 2007 concreet gewerkt aan drie andere projecten: de wierden van Krassum, Oostum en Wierum. Een vierde project, bij de wierde Valcum, staat nog in de startblokken. Drs.J.Meijering van de provincie Groningen gaat ervan uit dat de meeste betrokken boeren wel mee willen werken. "De boer krijgt weer land dat mooi hoog en droog ligt, de provincie is haar bagger kwijt en de contouren van de wierde worden hersteld, wat het uiterlijk van het landschap ten goede komt." Aanvulling met baggerspecie is zeker niet voor alle afgegraven wierden een optie, omdat ook afgegraven wierden - en de steilwanden die van de afgraving het nog zichtbare resultaat zijn - een eigen cultuurhistorische, landschappelijke en emotionele waarde vertegenwoordigen. Veel vergraven wierden zullen dan ook blijven zoals ze zijn. Om ook bij dergelijke wierden zorg te dragen voor een goede landschappelijke inpassing is al sinds het midden van de jaren negentig het project Wierden en Waarden van kracht, waarbij wierden worden opgeknapt. In 2003 heeft de provincie aan Landschapsbeheer Groningen opdracht gegeven om uitvoeringsplannen op te stellen voor het landschappelijk herstel van tenminste 10 wierden. Concreet komen de plannen erop neer dat onderhoud en herstel plaatsvindt aan beplantingen, grachten, eventuele dobben en poelen, oude ossenwegen en kerkepaden en het versterken van de steilranden om erosie tegen te gaan. Ook het aanbrengen van recreatieve voorzieningen als banken en het plaatsen van informatiepanelen maken deel uit van het landschapsherstelplan.
Auteur: Dré van Marrewijk, met dank aan Jan Meijering (Provincie Groningen). Bronnen Jan Abrahamse, 2005. Baggerspecie op dijk en wierde. Noorderbreedte 24 (2005), nr. 5. Haartsen, A.J., 2006. beschrijving regio Loppersum-Winneweer Nieuwsbrief Wierden en Waarden nr. 7, december 2002. Waddenland. Landschap en cultureel erfgoed in de Waddenzeeregio, 2001. Lancewad- Nederland. Ministerie van LNV/Uitgeverij Noordboek. Jelle Arjaans en Jan Delvigne, 2001. Het afgraven van terpen en wierden. Noorderbreedte 20 (2001), nr. 2. Van Last naar Lust. Grondstromenbeleid provincie Groningen, 2002. Afgegraven en weer aangevuld? Beleidsnotitie over de wenselijkheid van het aanvullen van afgegraven wierdesectoren, dijken en essen in Groningen. Provincie Groningen, juni 2005. website provincie Groningen