Handboek ontwatering / rijping baggerspecie BRL SIKB 7500 / 7511
Definitief
Aannemersbedrijf A. van Ooijen Woerden B.V.
Grontmij Nederland B.V. Houten, 27 maart 2015
13/99091038/vZ, revisie D9 9
Verantwoording
Titel
:
Handboek ontwatering / rijping baggerspecie
Subtitel
:
BRL SIKB 7500 / 7511
Projectnummer
:
153681/08
Referentienummer
:
13/99091038/vZ
Revisie
:
D9
Datum
:
27 maart 2015
Auteur(s)
:
de heer drs. R. van Zoest
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
de heer drs. P.A.A. Verhaagen
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
mevrouw G. Mielke - Van Ooijen
Grontmij Nederland B.V. De Molen 48 3994 DB Houten Postbus 119 3990 DC Houten T +31 30 634 47 00 F +31 30 637 94 15 www.grontmij.nl
13/99091038/vZ, revisie D9 Pagina 2 van 12
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Algemeen ...................................................................................................................... 4 Vestingen ...................................................................................................................... 4 Milieuvergunningen ....................................................................................................... 4 Kwaliteitssysteem ......................................................................................................... 4 Handboek ontwatering / rijping baggerspecie............................................................... 5
2 2.1 2.2 2.3
Invulling eisen uit de BRL SIKB 7500 ........................................................................... 6 Algemeen ...................................................................................................................... 6 Toepassingsgebied ....................................................................................................... 6 Personeel en organisatie .............................................................................................. 6
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.4 3.5 3.6 3.7
Invulling eisen uit het SIKB-protocol 7511 .................................................................... 8 Doel van het protocol .................................................................................................... 8 Vóóracceptatie .............................................................................................................. 8 Inkeuring en eindacceptatie .......................................................................................... 9 Aanleveren per as ......................................................................................................... 9 Aanleveren per persleiding ......................................................................................... 10 Overslag en opslag ..................................................................................................... 10 Bewerking ................................................................................................................... 11 Uitkeuring en afzet van de eind- en restproducten ..................................................... 11 Samenvattend: administratie en registratie ................................................................ 12
Bijlage 1:
Organogram
Bijlage 2:
Lijst met functies en personen
Bijlage 3:
Schematische indeling van het baggerdepot
Bijlage 4:
Projectevaluatieformulier
13/99091038/vZ, revisie D9 Pagina 3 van 12
1
Algemeen
1.1 Vestingen Aannemersbedrijf van Ooijen is ruim 35 jaar werkzaam in Woerden en omstreken. Het bedrijf bestaat uit drie werkmaatschappijen. De grootste werkmaatschappij is A. van Ooijen & Zn. B.V., dat civiel- en cultuurtechnisch werken in de grond-, weg- en waterbouw uitvoert. Het bedrijf beschikt over twee vestigingen: kantoor en werf aan de Wagenmakersweg 2 te Woerden; baggerdepot aan de Parallelweg - west 1 te Woerden. Binnen deze inrichting vindt onder meer tevens opslag van eigen materieel plaats en wordt schoon puin uit eigen werken opgeslagen en gebroken. 1.2 Milieuvergunningen De werkmaatschappij A. van Ooijen Woerden B.V. exploiteert het baggerdepot. Het bedrijf beschikt over de volgende milieuvergunningen: vergunning Wet milieubeheer, nr. 2006WEM004223i, d.d. 20 oktober 2006 (Provincie Utrecht); vergunning Wet verontreiniging oppervlaktewater, nr. 158500, d.d. 17 oktober 2006 (Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden). In het kader van beide milieuvergunningen worden periodiek rapportages bij het bevoegd gezag ingediend. Daarin wordt onder meer verslag gedaan van de resultaten van de monitoring van de kwaliteit van grondstromen, oppervlaktewater en grondwater. Opgemerkt wordt dat in het SIKB-protocol 7511 het volgende staat vermeld: “Indien krachtens een vigerende milieuvergunning strengere voorschriften aan de bedrijfsvoering van het desbetreffende bedrijf worden gesteld, dan treden deze in plaats van het voorliggende protocol”. 1.3 Kwaliteitssysteem Het Aannemersbedrijf beschikt over een functionerend en gedocumenteerd kwaliteitssysteem dat is opgezet volgens NEN-EN-ISO 9001:2008, alsmede een VCA** certificaat. De certificaten zijn op naam gesteld van A. van Ooijen & Zn. B.V. te Woerden. De relatie tussen de verschillende onderdelen van het bedrijf staan vermeld in bijlage 1 (organogram). Aanspreekpunt voor het kwaliteitsysteem is de directie. Eén van de leden van het directieteam treedt op als KAM functionaris. In het kwaliteitssysteem zijn onder andere de volgende aspecten uitgewerkt: een klachtenprocedure; veiligheidsinstructies. Alle werknemers zijn in het bezit van de brochure “veilig werken”, waarin de huisregels staan ten aanzien van veilig werken en hoe te handelen in geval van onveilige situaties / ongevallen e.d.; een overzicht met specifieke VGM-eisen. Hierin staan voor de werkzaamheden risico’s / maatregelen / instructies vermeld. Tijdens het maandelijkse werkoverleg tussen directie, uitvoerders, voormannen en KAM functionaris zijn KAM / VGM zaken een vast agendapunt. In dit overleg tussen directie en medewerkers worden praktische zaken besproken, wordt kennis opgedaan en gedeeld en worden inhoudelijke kwaliteitszaken besproken. Als gevolg van het werkoverleg wordt er in de verschillende bedrijfsonderdelen efficiënt samengewerkt. Zo
13/99091038/vZ, revisie D9 Pagina 4 van 12
Algemeen
profiteren alle betrokkenen van de gezamenlijke kennis en ervaring van het vakgebied, van de klanten en van de wet- en regelgeving. Verder komen kwaliteitsaspecten van de gehele bedrijfsvoering, projectrisico’s en kansen voor het bedrijf ter sprake. De activiteiten rondom het baggerdepot worden, met name voor de KAM / VGM aspecten, apart geagendeerd en besproken. Van het maandelijks overleg worden notulen gemaakt; vakinhoudelijke aandachtspunten als klachten, verbetervoorstellen, afwijkingen, incidenten worden centraal aangemeld in het werkoverleg en daar besproken. Inhoudelijk worden de specifieke meldingen beheerd en bewaakt door de KAM functionaris. In de jaarlijkse managementrapportage wordt kort ingegaan op de belangrijkste zaken die spelen rond de vakspecifieke certificaten van het bedrijf; aan onderricht voor de werknemers wordt naar behoefte invulling gegeven; jaarlijks wordt er een interne audit naar kwaliteitsaspecten uitgevoerd door de KAM functionaris. Eveneens jaarlijks vindt een directiebeoordeling plaats van het functioneren van kwaliteitssysteem conform ISO 9001. Genoemde procedures, instructies e.d. uit het kwaliteitssysteem zijn eveneens van toepassing voor alle onder dit Handboek vallende werkzaamheden. 1.4 Handboek ontwatering / rijping baggerspecie In 2008 is het Besluit bodemkwaliteit gefaseerd ingevoerd. In de Regeling bij het Besluit staat een lijst met werkzaamheden die alleen met een erkenning mogen worden uitgevoerd. Het bewerken van verontreinigde grond of baggerspecie is één van de werkzaamheden die zijn genoemd in het onderdeel Kwalibo van de Regeling. Doel van dit handboek is het waarborgen van de kwaliteit van de uitvoering van de ontwatering / rijping van baggerspecie. Met het proces van ontwatering / rijping wordt beoogd om natte baggerspecie door ontwatering en oxidatie geleidelijk te laten overgaan in steekvaste baggerspecie. Het proces is vooral gericht op een fysische kwaliteitsverbetering; in beginsel leidt ontwatering / rijping niet tot een verlaging van de gehalten van eventueel aanwezige verontreinigende stoffen (dus geen chemische kwaliteitsverbetering). Wat betreft de milieuhygiënische kwaliteit zal het bewerkingsproces voornamelijk leiden tot de klasse Wonen, Industrie, A of B zoals gedefinieerd in het Besluit bodemkwaliteit. Afhankelijk van de herkomst van de baggerspecie is een kwaliteit van het eindproduct, die voldoet aan de achtergrondwaarde mogelijk, maar ook is mogelijk dat een partij niet toepasbaar is. In dat laatste geval is een verdere bewerking nodig of moet het materiaal gestort worden (buiten de inrichting). Het handboek onderscheidt de volgende onderdelen: vóóracceptatie; inkeuring en eindacceptatie; overslag en opslag; bewerking; uitkeuring en afzet van de eind- en restproducten. De onderdelen zijn afzonderlijk uitgewerkt. De specifieke eisen vanuit de interne organisatie en met name de invulling van eisen uit de BRL SIKB 7500 (versie 3.1.1, d.d. 1 april 2014) staan verwoord in dit handboek. De aanpassingen uit het interpretatiedocument versie 1 d.d. 13 december 2012 zijn eveneens verwerkt. Alle (vaste) medewerkers die ingezet worden bij het bewerken van baggerspecie hebben de relevante SIKB protocollen en dit handboek op de werkplek ter beschikking. Dit handboek wordt gecontroleerd verspreid en beheerst, identiek aan de werkwijze met het kwaliteitshandboek behorend bij het kwaliteitssysteem ISO 9001.
13/99091038/vZ, revisie D9 Pagina 5 van 12
2
Invulling eisen uit de BRL SIKB 7500
2.1 Algemeen In dit handboek wordt beschreven hoe in aanvulling op de algemene eisen uit het kwaliteitsysteem de kwaliteitsborging van de werkzaamheden in het baggerdepot is georganiseerd. Het gaat hierbij om het gehele traject van vooracceptatie tot en met de afzet van eind- en restproducten. Gebruikers van dit handboek zijn de acceptanten, terreinbeheerder, kraanmachinisten, commercieel medewerker en kwaliteitsfunctionaris. 2.2 Toepassingsgebied A. van Ooijen Woerden B.V. verzorgt de uitvoering voor één van de twee toepassingsgebieden uit de BRL SIKB 7500: SIKB-protocol 7511: Landfarming, ontwatering, rijping en zandscheiding van baggerspecie. Binnen elk project wordt door A. van Ooijen Woerden B.V. naar de opdrachtgever aangegeven welke rollen er voor het bedrijf zijn. Ook wordt in de offerte, de opdrachtbevestiging en (op verzoek) op het projectevaluatie-formulier aangegeven volgens welke BRL en protocol wordt (is) gewerkt. Eventuele afwijkingen van een BRL of protocol worden overlegd met het bevoegde gezag en gemeld aan de opdrachtgever. 2.3 Personeel en organisatie In de bijlagen 1 en 2 staan respectievelijk het organogram en de taken en bevoegdheden van de betrokken functionarissen. De KAM functionaris beheert de in bijlage 2 opgenomen namenlijst die voor de medewerkers beschouwd kan worden als centrale kwalificatielijst. Het bedrijf hanteert een opleidingsplan voor alle medewerkers. Dit plan wordt jaarlijks geëvalueerd, zodat alle medewerkers voldoen aan de opleidingseisen. Medewerkers kunnen de werkzaamheden die beschreven staan in de protocollen onder de BRL 7500 uitvoeren. Deze protocollen worden in acht genomen en eventuele afwijkingen worden vastgelegd in het logboek. Werkzaamheden waarvoor eigen ervaring of middelen ontoereikend is, worden in principe uitbesteed aan hiertoe gecertificeerde onderaannemers. De uitbesteding van werkzaamheden heeft uitsluitend betrekking op de monstername bij de in- en uitkeuring en op de overslag en het omzetten van baggerspecie door een kraanmachinist. Deze kraanmachinist dient ook in bezit te zijn van certificaat basisveiligheid. De KAM functionaris houdt toezicht op deze uitbestedingen. Bij een uitbesteding wordt vooraf omschreven hoe de kwaliteit wordt geborgd. Aandachtspunten hierbij zijn: de onderaannemer heeft een geldig procescertificaat met de juiste scope (uitvoering partijkeuringen in het depot: BRL 1000, laboratoriumonderzoek conform AS 3000). Bij aanvang van een nieuwe uitbesteding wordt dit gecontroleerd bij algemene, openbare bronnen (bijvoorbeeld de website van SIKB); de KAM functionaris beschrijft voor elk project hoe toegezien moet worden op het werk van de onderaannemer. In het logboek wordt bijgehouden dat er daadwerkelijk toezicht is gehouden; ingehuurd of tijdelijk personeel wordt intern geregistreerd en aan- en afgemeld bij de certificatie-instelling. Voor ingehuurd personeel gelden, voor zover het medewerkers betreft die
13/99091038/vZ, revisie D9 Pagina 6 van 12
Invulling eisen uit de BRL SIKB 7500
aan de BRL 7500 moeten voldoen, dezelfde vakbekwaamheidseisen als voor het eigen personeel. Bij het transport van verontreinigde bewerkte baggerspecie door een onderaannemer controleert de KAM functionaris of deze aan de eisen van het VIHB voldoet. Registratie Op het baggerdepot is een logboek aanwezig. In het logboek worden tenminste de volgende aspecten geregistreerd: overzicht uitkeuringen; overslag werkzaamheden; rapporten waterkwaliteit; pompuren; elektriciteitsverbruik; calamiteiten; bijzonderheden. Interne controle en audits Jaarlijks wordt een interne audit uitgevoerd op de kantoorlocatie bij het baggerdepot. Alle relevante onderdelen uit het primair proces worden in principe getoetst: samenstelling in- en uitgaande partijen, hoeveelheden, locatie in het depot, eventuele clustering, materialenbalans. Hierbij zullen circa vijf uitgevoerde projecten worden beoordeeld. Gelet wordt op de inhoudelijke eisen van de verschillende beoordelingsrichtlijnen, protocollen en voorschriften. Deze jaarlijkse audit wordt opgenomen in de auditplanning conform ISO 9001. Gezien het feit dat binnen het bedrijf de rol van enerzijds vooracceptant / eindacceptant en anderzijds KAM functionaris (voor alle bedrijfsactiviteiten) bij dezelfde persoon ligt, is er een aparte rol voor de het uitvoeren van de interne audits op het baggerdepot in het leven geroepen (bijlage 2). Hiermee wordt voorkomen dat de KAM functionaris haar eigen werkzaamheden moet controleren. Archivering Alle registraties en documenten worden minimaal vijf jaar lang bewaard.
13/99091038/vZ, revisie D9 Pagina 7 van 12
Invulling eisen uit het SIKB-protocol 7511
3
Invulling eisen uit het SIKB-protocol 7511
3.1 Doel van het protocol Het doel van het protocol is het waarborgen van de kwaliteit van de uitvoering van de ontwatering en rijping van baggerspecie. De uitvoering van de werkzaamheden wordt in vijf hoofdonderdelen onderscheiden: 1. vóóracceptatie; 2. inkeuring en eindacceptatie; 3. overslag en opslag; 4. bewerking; 5. uitkeuring en afzet van de eind- en restproducten. In de volgende paragrafen worden de afzonderlijke hoofdonderdelen nader omschreven. 3.2 Vóóracceptatie Partijen baggerspecie dienen vooraf aangemeld te worden bij de commercieel medewerker op het kantoor aan de Wagenmakersweg. Alle aangemelde partijen worden geregistreerd, ook als ze geweigerd worden (formulier: overzicht aanvragen baggerspecie). Om na te gaan of de partij geaccepteerd kan worden, dienen minimaal de volgende gegevens overlegd te worden: NAW gegevens ontdoener; locatie en aard van het baggerwerk (onderhoud of sanering); de hoeveelheid baggerspecie (m 3); analyserapport van een door RvA geaccrediteerd laboratorium. De analysegegevens mogen maximaal drie jaar oud in het geval van onderhoudsspecie en maximaal vijf jaar in het geval van saneringsspecie; toetsingsresultaten aan de normen van het Besluit bodemkwaliteit. De aangeleverde gegevens worden gecontroleerd op volledigheid. Per e-mail of brief wordt aan de ontdoener doorgegeven of de partij geweigerd dan wel geaccepteerd kan worden. In het geval van acceptatie wordt het tarief doorgegeven, de aanleveringsvoorwaarden en wordt vermeld dat de bewerking (i.c. ontwatering / rijping) conform het SIKB-protocol 7511 zal worden uitgevoerd. Tevens wordt aangegeven wat de reinigingsdoelstelling is (zie ook paragraaf 1.4): door middel van ontwateren en rijpen van natte baggerspecie wordt een toepasbaar product (zoals bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit) gemaakt. In de aanleveringvoorwaarden staat expliciet vermeld dat alle aangeleverde partijen geen asbest mogen bevatten. In de aanbieding wordt duidelijk aangegeven op welke uitgangsgegevens de aanbieding is gebaseerd. Verder wordt gewezen op het recht op verrekening in geval van afwijkingen op de vooraf door de ontdoener aangeleverde gegevens. Ten slotte wordt in de aanbieding vermeld wanneer de feitelijke eigendomsoverdracht is: na de positief verlopen inkeuring en eindacceptatie (paragraaf 3.3). Tevens wordt een PMV-inventarisatieformulier toegezonden. Wanneer dit formulier volledig ingevuld geretourneerd wordt, wordt een meldingsformulier (ten behoeve van het Landelijk Meld-
13/99091038/vZ, revisie D9 Pagina 8 van 12
Invulling eisen uit het SIKB-protocol 7511
punt Afvalstoffen (LMA) in Den Haag) ingevuld en wordt een uniek afvalstroomnummer toegekend. Een kopie van het meldingsformulier gaat naar het depot. Daarop is vermeld de datum van aanleveren en de hoeveelheid. Kleine partijen Voor partijen, niet verdacht als gevaarlijk afval in het kader van de Eural, met een omvang van 3 minder dan 50 m hoeven geen analysegegevens te worden overlegd in het kader van (voor)acceptatie. In die gevallen vindt (voor)acceptatie plaats aan de hand van historische en / of locatiegegevens. Van deze kleine partijen worden de volgende gegevens vastgelegd: herkomstlocatie; wie is de ontdoener; de baggerspecie betreft geen gevaarlijk afval in het kader van Eural. Bovengenoemde gegevens worden per e-mail of brief bevestigd. Voor kleine partijen geldt dat iedere deelpartij (i.c. vrachtwagenlading) visueel wordt geïnspecteerd door de terreinbeheerder. Indien er geen bijzonderheden zijn wordt de partij definitief geaccepteerd en vindt de daadwerkelijke eigendomsoverdracht plaats. 3.3 Inkeuring en eindacceptatie De baggerspecie wordt voor het grootste deel aangeleverd per as (vrachtwagens of tractoren). Dit staat beschreven in paragraaf 3.3.1. Incidenteel kan echter specie per persleiding worden aangeleverd. De onderdelen waarvoor de procedure bij het aanleveren per persleiding anders verloopt dan bij aanlevering per as staan beschreven in paragraaf 3.3.2. 3.3.1 Aanleveren per as Op basis van het meldingsformulier wordt vooraf tussen de terreinbeheerder en de vooracceptant afgesproken in welk depot de baggerspecie bewerkt wordt (bijlage 3). De chauffeur meldt zich bij de terreinbeheerder met een volledig ingevuld begeleidingsformulier. De terreinbeheerder controleert de gegevens aan de hand van het meldingsformulier. Zo mogelijk voert de terreinbeheerder, in het middel van transport, een visuele controle uit op “vreemde” materialen en drogestofgehalte. Op het meldingsformulier noteert hij zijn bevindingen ten aanzien van de visuele controle op aanwezigheid grofvuil, en afwijkende geur en kleur. De beheerder en de chauffeur bepalen de aangeleverde hoeveelheid. Dit kan aan de hand van het volume in het middel van transport of met behulp van de weegbrug. De hoeveelheid aangeleverde baggerspecie wordt op de bon vermeld. De terreinbeheerder wijst de chauffeur de plaats in het depot om te lossen. Na het lossen tekent de terreinbeheerder de bon en geeft een exemplaar mee aan de chauffeur. De terreinbeheerder is voor deze ondertekening (schriftelijk) gemachtigd door de commercieel medewerker. Tevens worden de voor het terrein geldende veiligheidsinstructies aan de chauffeur overhandigd bij het eerste bezoek. De chauffeur moet tekenen voor ontvangst op een registratieformulier. Bij iedere eerste levering van een nieuwe partij begeleidt de terreinbeheerder de chauffeur naar de afgesproken plaats in het depot. De terreinbeheerder controleert of de bordjes ter aanduiding van de depotvakken aanwezig en goed leesbaar zijn, of er voldoende ruimte in het aangewezen depotvak is en tevens controleert hij de baggerspecie na het lossen: is er grofvuil zichtbaar en zijn er afwijkende geuren en kleuren? Verder controleert de terreinbeheerder minimaal een keer per dag de baggerspecie na het lossen in depot visueel op afwijkingen. Indien er geen afwijkingen waargenomen worden, is hiermee de eigendomsoverdracht een feit.
13/99091038/vZ, revisie D9 Pagina 9 van 12
Invulling eisen uit het SIKB-protocol 7511
Afwijkingen worden gemeld bij de directie. Deze meldt dit direct bij de ontdoener. Als de afwijking direct kan worden opgelost (bijvoorbeeld grofvuil verwijderen), dan worden er verder geen maatregelen genomen (eventuele meerkosten worden bij de ontdoener in rekening gebracht). Het uit de baggerspecie afkomstige grofvuil wordt in een container verzameld, die periodiek wordt afgevoerd naar erkende verwerker. Als de afwijking niet (eenvoudig) te verhelpen is, dan wordt in samenspraak tussen beheerder en directie besloten om de aanlevering van de partij baggerspecie stop te zetten. De directie stelt de ontdoener hiervan in kennis. Als er twijfel bestaat over de chemische samenstelling van de baggerspecie (stank, zichtbare olie, e.d.) wordt een milieuadviesbureau ingeschakeld voor monstername en analyse van de aangeleverde baggerspecie. Via een spoedanalyse zal blijken of de partij wel of niet overeenkomt met de gegevens van de aanvraag. Afwijkingen worden schriftelijk gemeld aan de ontdoener. Tevens wordt de ontdoener aansprakelijk gesteld voor de eventuele meerkosten. In geval van zeer ernstige afwijkingen wordt de baggerspecie direct weer ontgraven en in een container gedaan, totdat duidelijk is wat de kwaliteit van het “verdachte” materiaal is. Indien de aangeleverde partij niet geaccepteerd had mogen worden conform de vergunningvoorschriften, worden beide bevoegde gezagen geïnformeerd. In overleg met hen wordt gekeken welke stappen noodzakelijk zijn. In het logboek wordt onder “incidenten” vastgelegd welke stappen zijn genomen rondom afwijkende partijen. Op het formulier “verzamelhoeveelhedenstaat” houdt de terreinbeheerder dagelijks het volgende bij: bonnummer, kwaliteit van de aangeleverde baggerspecie, de hoeveelheid, eventuele afwijkingen en in welke depotvak de baggerspecie is gelost. Op het kantoor aan de Wagenmakersweg wordt van ieder dag dat er baggerspecie is aangeleverd een dagoverzicht gemaakt (formulier: checklist aangevoerde baggerspecie). Een kopie van deze lijst wordt op het kantoor van het baggerdepot bewaard. Op kantoor worden de aangeleverde hoeveelheden op een overzicht per depotvak gezet. Per drie maanden wordt een totaalbeeld gemaakt. Basis voor de berekening wordt gevormd door 3 tonnen droge stof; de wijze van omrekenen van m nat (zoals aangeleverd) naar tonnen nat en tonnen droog gebeurt aan de hand van gangbare kentallen. Met behulp van deze berekeningen kan periodiek een materialenbalans worden opgesteld. 3.3.2 Aanleveren per persleiding De hoeveelheidsbepaling gebeurt aan de hand van verschilmetingen in de te baggeren watergangen (in- en uitkeuring). Op basis van de door de ontdoener aangegeven hoeveelheid en kwaliteit wordt een deel van het depot aangewezen en geschikt gemaakt: aanleg spuitmond en zo nodig een extra compartimenteringdijkje. Door de wijze van baggeren en transporteren zal weinig tot geen grofvuil in de baggerspecie kunnen voorkomen. Het dagelijks controleren van de baggerspecie op afwijkingen (grofvuil, geur, kleur) is niet mogelijk gezien de overmaat aan water die wordt gebruikt bij het verpompen. Daarom zal na verloop van tijd, als er geen water meer op de specie staat, een visuele inspectie én een indicatieve monstername en analyse worden uitgevoerd ter controle van de kwaliteitsrapporten die door de ontdoener zijn aangeleverd. Indien er geen afwijkingen waargenomen worden, is hiermee de eigendomsoverdracht een feit. 3.4 Overslag en opslag De kwaliteit van de aan te voeren specie is vooraf bekend. Op basis daarvan wordt een vak in het depot aangewezen, waar de specie wordt opgeslagen. Daarbij geldt het volgende (bijlage 3): depot A, B en C zijn voorzien van een bodembeschermende folie. Hierin mag de sterkst verontreinigde specie (niet toepasbaar) worden opgeslagen; depot E: hierin mag specie worden opgeslagen met een kwaliteit die maximaal overeenkomt met gehalten van klasse B (toetsing waterbodem) volgens BBK;
13/99091038/vZ, revisie D9 Pagina 10 van 12
Invulling eisen uit het SIKB-protocol 7511
depot F: is geschikt voor specie met gehalten die maximaal overeenkomen met klasse A (toetsing waterbodem) volgens BBK.
Partijen kunnen worden samengevoegd / geclusterd tot een opslagcluster, mits een separate bewerking tot eenzelfde kwaliteit van eind- en restproducten zou leiden. Deze beoordeling vindt plaats door de vooracceptant op basis van de door de ontdoener verstrekte kwaliteitsgegevens. Clustering vindt dus plaats op basis van (overeenkomsten in) aard en samenstelling van chemische en fysische verontreiniging. In geval van samenvoeging van partijen tot een opslagcluster wordt administratief vastgelegd uit welke deelpartijen (aan de hand van de unieke afvalstroomnummers) deze clusterpartij is samengesteld. Indien gescheiden opslag van clusterpartijen nodig is (aangegeven door de vooracceptant) zal zodanig fysiek scheiden / separaat opslaan plaatsvinden dat ongewenste vermenging van partijen wordt vermeden (bijvoorbeeld door middel van folie / zeil, dijkje e.d.). Op de plattegrond van de inrichting (bijlage 3) wordt de opslagpositie van partijen / opslagclusters bijgehouden. De plattegrond wordt bij iedere nieuwe aangevoerde partij geactualiseerd, maar minimaal eenmaal per 3 maanden bijgewerkt. De plattegrond is op beide locaties (kantoor Wagenmakersweg en kantoor baggerdepot) aanwezig en wordt tenminste een jaar bewaard. 3.5 Bewerking De bewerkingsstap van ontwatering / rijping van de baggerspecie is hoofdzakelijk “passief”: een deel van het water verdwijnt onder invloed van de zwaartekracht via het drainagestelsel en een ander deel verdwijnt door verdamping. De terreinbeheerder volgt de ontwikkeling van het drogestofgehalte (visueel). Enkele keren per jaar wordt de baggerspecie met behulp van een kraan omgezet: de natte onderlaag komt boven en de al reeds ingedroogde bovenlaag komt onderin in het depot. Tijdens het omzetten van de specie kan blijken dat er nog wat grof vuil in de baggerspecie aanwezig is. Dit wordt er uit gehaald en verzameld in containers (zie paragraaf 3.3.1). Op het formulier “registratie bewerking baggerdepots” wordt bijgehouden wanneer de baggerspecie wordt omgezet. Tevens worden eventuele afwijkingen van de reguliere bedrijfsvoering genoteerd. 3.6 Uitkeuring en afzet van de eind- en restproducten Zodra de baggerspecie voldoende is ingedroogd (visuele controle) wordt een milieukundig adviesbureau ingeschakeld voor het bepalen van de fysisch-chemische kwaliteit van het ontwaterde slib. Het onderzoek vindt plaats conform BRL SIKB 1000 (protocol 1001). De analyses worden uitgevoerd door een laboratorium, dat door de RvA geaccrediteerd is. De resultaten van het onderzoek worden verwerkt in een rapport. Met de resultaten wordt een afzetlocatie gezocht voor het ingedroogde slib. Het ontwaterde slib wordt na ontgraving direct afgevoerd naar de bestemmingslocatie (er vindt geen tussenopslag op het terrein plaats). Ten behoeve van de uitkeuring en toepassing kan het voorkomen dat partijen ontwaterd slib worden samengesteld tot geclusterde productpartijen, mits afzonderlijke toepassing tot eenzelfde hergebruikkwaliteit leidt. Deze productclustering wordt geadministreerd aan de hand van de unieke afvalstroomnummers. Er wordt in principe uitgekeurd conform standaardpakket ( 9 metalen, PAK, PCB en minerale olie ), conform SIKB BRK1000. In geval van samenvoeging van partijen wordt bij de uitkeuring onderzoek gedaan naar alle partijspecifieke parameters. Bij opdrachtverstrekking aan milieukundig-adviesbureau wordt op formulier aangegeven welke partijspecifieke stoffen tevens geanalyseerd dienen te worden. De feitelijke eigendomsoverdracht bij afvoer vindt plaats na de positief verlopen inkeuring en eindacceptatie op de bestemmingslocatie.
13/99091038/vZ, revisie D9 Pagina 11 van 12
Invulling eisen uit het SIKB-protocol 7511
Indien de opdrachtgever daarom gevraagd heeft, wordt na de afzet van het ontwaterde slib een projectevaluatieformulier (bijlage 4) opgesteld. Bij het ontgraven van de ontwaterde specie wordt meestal een kleine hoeveelheid drainzand mee-ontgraven. De terreinbeheerder voert een visuele controle uit ná het leegrijden van het depot. Indien nodig wordt het drainzand aangevuld. Daarvan vindt vermelding in het logboek plaats. 3.7 Samenvattend: administratie en registratie Van alle geaccepteerde, geweigerde, in bewerking zijnde en af te voeren (delen van) partijen, afvalstoffen en vrijkomende (rest)fracties word(t)(en) steeds op overzichtelijke wijze het volgende geregistreerd: de datum van ontvangst c.q. afvoer; de NAW-gegevens van de ontdoener/aanbieder; een omschrijving van de herkomst, aard en samenstelling; de Eural-code; de hoeveelheid in volume en/of gewichtseenheid (m3 en/of tonnen droge stof basis); de (door de ontdoener aangeleverde en/of door eigen inkeuring binnen de inrichting) verkregen analysegegevens dan wel de daarvoor in aanmerking komende vervangende product- of procescertificaten (geldt niet voor geweigerde vrachten); indien vereist gegevens op grond van het Besluit Melden Bedrijfsafvalstoffen en Gevaarlijke Afvalstoffen; de reden van weigering en de bewerker waarnaar is doorverwezen (indien van toepassing); welke partijen wanneer, met welke hoeveelheden en in voor zover van toepassing welke bewerkingslocatie(s) gezamenlijk zijn verwerkt. Daarnaast worden binnen de inrichting gegevens vastgelegd omtrent: actuele positie opslag aangevoerde partijen, bewerkingsclusters en eind- en restproducten (aan de hand van een plattegrond; minimaal één maal per drie maanden); gegevens omtrent de bedrijfsvoering (periode van bewerking e.d.) en (afwijkende) procescondities (logboek; dagelijks bijhouden). Op basis van bovenstaande gegevens wordt minimaal eenmaal per drie maanden een materialen balans opgesteld. Minimaal één keer per jaar wordt een balans opgemaakt van de gedurende dat jaar verwerkte hoeveelheden grond of baggerspecie. Minimaal één keer per jaar wordt een voorraadopname gemaakt. Hierbij worden alle (nog te reinigen) afvalstoffen alsmede de voorraden aan eind- en restproducten ingemeten/geregistreerd.
13/99091038/vZ, revisie D9 Pagina 12 van 12
Bijlage 1
Organogram
13/99091038/vZ, revisie D9
Bijlage 1: Organogram
Organogram aannemersbedrijf
Directieteam
KAM functionaris A.
Van Ooijen
Woerden B.V.
A. Van Ooijen & Zn. B.V.
A. Van Ooijen & Zn. Groen B.V.
Figuur B1.1: Organogram van het Aannemersbedrijf. Het werkingsgebied van het kwaliteitssysteem conform ISO 9001 en het VCA** certificaat is licht gearceerd.
13/99091038/vZ, revisie D9
Bijlage 2
Lijst met functies en personen
13/99091038/vZ, revisie D9
In onderstaande tabel (tabel B2.1) staan de functies weergegeven die van belang zijn bij het gehele bewerkingsproces van baggerspecie. Tabel B2.1: Relevante functies
Functie Vooracceptant / commercieel medewerker
Terreinbeheerder Kraanmachinist Eindacceptant Interne auditor KAM functionaris
Taken / bevoegdheden Beoordeling reinigbaarheid, uitbrengen offertes, administratieve afhandeling, samenvoegen van partijen Inkeuring na aanvoer Op- en overslag Uitkeuring eind- en restproducten Voert interne audits, uitsluitend voor baggerdepot gerelateerde activiteiten Controle interne handhaving van de kwaliteitsen zorgsystemen en milieuvergunningen
In onderstaande tabel (tabel B2.2) staan de personen die binnen het bedrijf bovenstaande functies kunnen vervullen. Tabel B2.2: Personen die bovenstaande functies vervullen
Functie Vooracceptant / commercieel medewerker
Naam Mw. G. Mielke - van Ooijen
Terreinbeheerder
Dhr. J. Gelderblom Dhr. T. Bosch Dhr. A. van Ooijen Dhr. T. Boere Dhr. T. Spanenburg
Kraanmachinist
Eind-acceptant
Dhr. G. van Ooijen
Mw. G. Mielke - van Ooijen Dhr. G. van Ooijen
Opleiding en ervaring VOL-VCA. Praktijkervaring. Kennis van regelgeving, bodemonderzoek, BRL 7500 en Bbk, HBO-niveau denkvermogen. Basisveiligheid. Praktijkervaring. Kennis van kwalificatie van grond- en baggerstromen Basisveiligheid. Praktijkervaring Basisveiligheid. Praktijkervaring Basisveiligheid. Opleiding machinist. Praktijkervaring VOL-VCA. Praktijkervaring. Kennis van regelgeving, bodemonderzoek, BRL 7500 en Bbk, HBO-niveau denkvermogen.
Interne auditor
Dhr. G. van Ooijen
VOL-VCA. Praktijkervaring. BOB-leergang bedrijfsleiding (HBO-niveau)
KAM functionaris (algemeen)
Mw. G. Mielke - van Ooijen
VOL-VCA. Praktijkervaring. HBO-niveau denkvermogen. Kennis van BRL, vergunning en Bbk
13/99091038/vZ, revisie D9
Bijlage 3
Schematische indeling van het baggerdepot
13/99091038/vZ, revisie D9
13/99091038/vZ, revisie D9
Bijlage 4
Projectevaluatieformulier
13/99091038/vZ, revisie D9
13/99091038/vZ, revisie D9