bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
circa 80 cm beneden maaiveld. Opvallend is de goede conservering van organische resten in het onderzoeksgebied. Houten structuren zijn doorgaans goed bewaard gebleven. Deelgebied 2 In deelgebied 2 liggen vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse Tijd, Vroege en Late Middeleeuwen. Ook deze vindplaatsen zijn met name gerelateerd aan de top van het Hollandveen. De vindplaatsen bestaan in dit deelgebied vooralsnog uitsluitend uit nederzettingen, overige sporen zijn echter wel te verwachten. Voor deelgebied 2 geldt een hoge verwachting op het aantreffen van resten uit de IJzertijd, Romeinse Tijd en Middeleeuwen. Vindplaatsen kunnen bestaan uit nederzettingen, grafvelden, infrastructuur, zoals wegen, verkaveling en duikers. Voor de Nieuwe Tijd geldt een middelhoge verwachting, hierbij kan het gaan om nederzettingen, infrastructuur of resten van landbewerking/gebruik. De archeologisch relevante niveaus zijn te verwachten direct onder de bouwvoor tot op ongeveer 2 meter beneden maaiveld. De top van het Hollandveen bevindt zich veelal op circa 80 cm beneden maaiveld.
Afbeelding 8: Bureauonderzoek archeologie tracé Geervliet-Middelharnis Alternatief 3 Vanwege een wijziging van het tracé is aanvullend bureauonderzoek uitgevoerd voor 'Alternatief 3' in de Gemeente Bernisse (zie Bijlage 7 en onderstaande afbeelding). Voor Alternatief 3 geldt een zeer hoge verwachting op het aantreffen van archeologisch resten uit de IJzertijd tot en met de Nieuwe Tijd. Vindplaatsen kunnen bestaan uit nederzettingen, grafvelden, infrastructuur, zoals wegen, verkaveling, duikers, en sporen van gebruik zoals akkercomplexen. Voor resten uit de Steentijd en Bronstijd geldt een lage verwachting. De archeologisch relevante niveaus zijn te verwachten direct onder de bouwvoor tot op ongeveer 2 m beneden maaiveld. De top van het Hollandveen bevindt zich veelal op circa 80 cm beneden maaiveld.
ARCADIS
29
bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
Opvallend is de goede conservering van organische resten in het onderzoeksgebied. Houten structuren zijn doorgaans goed bewaard gebleven.
Afbeelding 9: Plangebied Alternatief 3 Bureauonderzoek archeologie. 150 kV kabelverbinding tracé Geervliet-Middelharnis. 4.5.2
Booronderzoek In Bijlage 8 is de rapportage van het booronderzoek archeologie opgenomen. Tijdens het veldonderzoek is vastgesteld dat in het geplande tracé van de 150-kV
ARCADIS
30
bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
leiding een veenlandschap begraven ligt, dat door verschillende (voormalige) getijdegeulen is doorsneden. Deze geulen zijn bepalend voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen in het plangebied, vooral vanwege de hogere ligging in het landschap (oeverwallen en inversieruggen). Op basis van het veldonderzoek zijn eveneens op diverse plekken verdachte zones gedefinieerd, waar op grond van de aanwezigheid van archeologische indicatoren of opvallende bodemkenmerken mogelijk vindplaatsen aanwezig kunnen zijn. Voor de zones met een laag risico is geadviseerd tot het verrichten van een waarderend onderzoek door middel van een archeologische begeleiding (onderzoeksgebieden 7, 8 en 9). Op de locaties met een hoog risico is geadviseerd tot het verrichten van proefsleuvenonderzoek, eventueel met een doorstart naar een opgraving (in geval van een behoudenswaardige vindplaats) (onderzoeksgebieden 1-6). Voor de overige gebieden, die niet als risicozone zijn aangewezen, is op grond van het archeologisch onderzoek geen aanleiding te veronderstellen dat zich daar archeologische waarden in de bodem bevinden. Op grond van de lage verwachting voor die delen van het plangebied zijn in het kader van de nieuw aan te leggen leiding geen aanvullende maatregelen noodzakelijk.
Afbeelding 10: Inventariserend veldonderzoek (IVO: verkennende en karterende fase).
ARCADIS
31
bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
Aanvullend booronderzoek alternatief 3 Naar aanleiding van de wijziging van het tracé is een aanvullend bureauonderzoek uitgevoerd naar 'Alternatief 3'. Naar aanleiding van de resultaten uit dit bureauonderzoek is besloten tot het uitvoeren van verkennend en karterend booronderzoek. Tijdens het booronderzoek werd één mogelijke vindplaats aangetroffen. Het verkennend en karterend booronderzoek heeft uitgewezen dat in de zone van boringen 44 t/m 47 sprake is van een Duinkerke-1 oeverwal. De top hiervan ligt op een diepte vanaf circa 1,0 m -Mv. In de top van de oeverwal is sprake van bodemvorming. Hoewel er geen archeologische indicatoren in zijn aangetroffen, blijft hier een kans bestaan op archeologische waarden die uit de IJzertijd-Romeinse tijd dateren.
Afbeelding 11: Boorpuntenkaart 4.5.3
Proefsleuvenonderzoek Naar aanleiding van de resultaten van het booronderzoek binnen het deel van het tracé binnen de Gemeente Bernisse zijn 6 locaties geselecteerd voor vervolgonderzoek in de vorm van archeologische proefsleuven (onderzoeksgebied 1-6).
ARCADIS
32
bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
Afbeelding 12: Onderzoeksgebieden proefsleuvenonderzoek Onderzoeksgebied 1 Onderzoeksgebied 1 is vrijwel leeg op twee ondiepe laat middeleeuwse sporen, en een dierbegraving in het westelijke deel na. Onderzoeksgebied 2 Onderzoeksgebied 2 herbergde geen antropogene sporen. Wel werd hier een smalle kreek aangetroffen. In de profielen werd op enkele plaatsen een smalle laklaag waargenomen wat zou kunnen duiden op de mogelijke aanwezigheid van een vindplaats buiten het onderzoeksgebied. Onderzoeksgebied 3 In de noordelijke zijde van de proefsleuf op onderzoeksgebied 3 werden twee greppels aangetroffen die geen duidelijk verband met elkaar leken te hebben en waarvan de oriëntatie geen aanwijzing gaf tot hun functie. Onderzoeksgebied 4 Op onderzoeksgebied 4 werd op de top van het veenpakket een met humeus materiaal opgevulde kuil aangetroffen. Andere antropogene sporen werden hier echter niet waargenomen.
ARCADIS
33
bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
Onderzoeksgebied 5 Op onderzoeksgebied 5 werd een duidelijk, maar zeer dun fosfaatbandje aangetroffen. Dit fosfaatbandje kan erop duiden dat dit deelgebied in het verleden in gebruik was als landbouwgrond. Behalve een smalle kreekafzetting werden hier echter geen antropogene sporen aangetroffen. De afwezigheid van sporen kan mogelijk verklaard worden door dit dikke afzettingspakket. Mogelijk zijn hier eventueel aanwezige sporen in het verleden weggeslagen. Onderzoeksgebied 6 Onderzoeksgebied 6 werd in de eerste 60 tot 100 cm gekenmerkt door kriskras kruisende drainagesleuven. Deze hebben in de top van de bodem veel schade veroorzaakt. Eventueel aanwezige sporen zullen hierdoor ofwel vernietigd of zeer ernstig beschadigd zijn geraakt. Op een zeer diep niveau werd echter een kreekje aangetroffen en enkele Midden IJzertijd aardewerkfragmenten. Dit niveau, op de top van het veen is waarschijnlijk het loopniveau geweest in de Midden IJzertijd. Eventueel aanwezige sporen binnen dit gebied uit deze periode zullen zich dan ook op dit niveau bevinden. Het aangetroffen aardewerkfragmenten doet echter eerder vermoeden dat deze hier via verspoeling terecht zijn gekomen. Conclusie Binnen de 6 onderzochte onderzoeksgebieden komen nauwelijks archeologische resten voor. Een mogelijke verklaring voor het ontbreken van archeologisch antropogene sporen binnen de onderzoeksgebieden is mogelijk de aanwezigheid van de dikke afzettingspakketten die in het gebied, mogelijk werden de sporen weggespoeld. N.a.v. de resultaten van het proefsleuvenonderzoek is besloten om alle 6 de onderzoeksgebieden vrij te geven. 4.5.4
Archeologische begeleiding Naar aanleiding van de resultaten van het booronderzoek en aanvullend booronderzoek (alternatief 3) binnen het deel van het tracé binnen de Gemeente Bernisse zijn 3 locaties geselecteerd voor vervolgonderzoek in de vorm van archeologische begeleiding (onderzoeksgebied 7-8 en Alternatief 3). Aanvankelijk was ook een archeologische begeleiding geadviseerd voor onderzoeksgebied 9. Dit onderzoeksgebied is op aanwijzen van het bevoegd gezag gedeselecteerd. Onderzoeksgebied 7 Bij de archeologische begeleiding in onderzoeksgebied 7 is enkel een verspoelde balk en een baksteen aangetroffen maar geen archeologische sporen. Onderzoeksgebied 8 Bij de archeologische begeleiding in onderzoeksgebied 8 zijn geen archeologische vondsten en/of sporen aangetroffen. Onderzoeksgebied 'Alternatief 3' Bij de archeologische begeleiding van het ontgraven van het kabelbed in 'Alternatief 3' zijn de resten aangetroffen van een verkavelingssysteem uit de Late IJzertijd Romeinse Tijd. Het greppelsysteem bestaat uit meerdere parallel lopende en haaks op elkaar staande greppels die individuele percelen afbakenen. De percelen zijn ca. 5 m breed.
ARCADIS
34
bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
Conclusie Binnen de drie onderzoeksgebieden die archeologisch zijn begeleidt zijn alleen op de locatie 'Alternatief 3' archeologische resten aangetroffen. Deze archeologisch resten bestaan uit een verkavelingssysteem uit vermoedelijk de IJzertijd/Romeinse Tijd. De binnen het plangebied aanwezige archeologische resten zijn zorgvuldig geborgen en gedocumenteerd. De onderzoeksgebieden zijn vrijgegeven. 4.5.5
Conclusie Het cluster van monumenten aan de noordzijde van het tracé wordt zoveel mogelijk ontzien. In dit deel komen twee gestuurde boringen onder het archeologische monument door. Op deze wijze kan de archeologie (zoveel mogelijk) in situ bewaard worden. Voor de locaties waar de gestuurde boring de grond ingaat en de grond uitkomt en voor de overige delen van het plangebied waarvoor een hoge archeologische verwachting geldt op basis van het bureauonderzoek, is verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het booronderzoek zijn 6 locaties geselecteerd voor vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven en 3 locaties voor vervolgonderzoek in de vorm van archeologische begeleiding. De 6 onderzoeksgebieden waar proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd hebben geen (behoudenswaardige) archeologische vindplaatsen opgeleverd en zijn vrijgegeven. De 3 onderzoeksgebieden waar archeologische begeleiding heeft plaatsgevonden hebben één archeologische vindplaats opgeleverd die volledig is geborgen en gedocumenteerd. Binnen de zones in het plangebied die aanvankelijk zijn aangeduid met een hoge archeologische verwachting zijn geen (behoudenswaardige) archeologische resten meer aanwezig of te verwachten. Binnen de zones met een lage archeologische verwachting ,liggen eventueel aanwezige archeologische resten dieper dan de huidige waterbodem of dieper dan 4 meter beneden maaiveld. Aangezien de leiding niet zo diep wordt gelegd, is voor deze zones geen archeologisch vervolgonderzoek nodig. Bovenstaand onderzoek sluit niet uit dat er bij graafwerkzaamheden (niet voorspelbare) toevalsvondsten kunnen worden aangetroffen, zoals bedoeld in paragraaf 7, artikel 53 van de Monumentenwet. In dat geval moet hiervan melding worden gedaan bij het Bevoegd Gezag.
4.6
Flora en fauna Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend onderzoek (quick scan) uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet, zie Bijlage 9 . Doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen welke planrisico's er liggen op het gebied van de Flora- en faunawet en hoe hiermee omgegaan moet worden. Voor het opstellen van deze quickscan is een oriënterend veldbezoek uitgevoerd in combinatie met een literatuurstudie. Tijdens het veldbezoek is een
ARCADIS
35
bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
habitatgeschiktheidsbeoordeling uitgevoerd. Hierbij wordt op grond van fysieke kenmerken van het terrein een indicatie verkregen van het voorkomen van planten- en diersoorten en de potentie van het gebied voor soorten (habitatgeschiktheid). 4.6.1
Conclusie Uit het onderzoek blijkt dat er een mogelijk een aantal beschermde soorten voorkomt in het plangebied. In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van deze beschermde soorten. Soort
Bescherming Ff-wet
Functie plangebied
Deelgebied(en)
Algemene grondgebonden zoogdieren
Licht beschermd (Tabel 1)
Overwintering, voortplanting, foerageergebied
Voorne-Putten, Goeree Overflakkee
Algemene amfibieën Licht beschermd (Tabel 1)
Overwintering, voortplanting, foerageergebied
Voorne-Putten, Goeree Overflakkee
Rivierdonderpad
Algemeen Overwintering, beschermd (Tabel 2) voortplanting, foerageergebied
Haringvliet (alleen oeverzone)
Weidevogels (scholekster en kievit)
Streng beschermd (Vogels)
Nestplaats, foerageergebied
Voorne-Putten, Goeree Overflakkee
Algemene Streng beschermd broedvogels van bos (Vogels) en struweel
Nestplaats, foerageergebied
Voorne-Putten, Goeree Overflakkee
Algemene watervogels
Streng beschermd (Vogels)
Nestplaats, foerageergebied
Voorne-Putten, Goeree Overflakkee
Vleermuizen
Streng beschermd (Tabel 3 / Bijlage IV HR)
Foerageergebied, vliegroute
Voorne-Putten, Goeree Overflakkee
Bittervoorn
Streng beschermd (Tabel 3)
Overwintering, voortplanting, foerageergebied
Haringvliet (alleen oeverzone)
Tabel 1: Mogelijk voorkomen beschermde soorten in het plangebied. Bron: Onderzoek Flora- en Faunawet, zie Bijlage 9. Bij de aanleg van de kabel kunnen effecten optreden op beschermde soorten. Overtreding van de verbodsbepalingen ten aanzien van deze soorten kan grotendeels worden voorkomen door het treffen van mitigerende maatregelen. 4.6.2
Mitigerende maatregelen Algemene maatregelen Bij het kruisen van de watergangen via open ontgraving worden de aanwezige amfibieën en vissen voorafgaand aan de werkzaamheden verjaagd. De toepassing van werkverlichting wordt zoveel mogelijk vermeden. Als deze wel
ARCADIS
36
bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
toegepast wordt, dan wordt er gezorgd voor afschermde armaturen, om uitstraling naar de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen. Weidevogels Verstoring van broedende weidevogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Het broedseizoen van weidevogels duurt van globaal 1 maart t/m 1 juli. Als toch gewerkt wordt tijdens het broedseizoen, dan worden de genoemde locaties in het onderzoek ongeschikt gemaakt voor weidevogels. Algemene broedvogels en watervogels Verstoring van broedvogels wordt voorkomen door niet te werken in opgaand groen en watergangen tijdens het broedseizoen. Het broedseizoen loopt globaal van half maart t/m eind juli. Als toch tijdens het broedseizoen moet worden gewerkt dan wordt het aanwezige groen voorafgaand aan het broedseizoen gerooid en het groenmateriaal afgevoerd. In de watergangen worden de oevers kort gemaaid en de watervegetatie tot op de waterbodem verwijderd. De vegetatie wordt gedurende het hele broedseizoen kort gehouden. Vleermuizen Het wegnemen van essentiële vliegroutes en foerageergebied wordt voorkomen door de aanwezige bomenrijen te sparen. Als toch (delen van) bomenrijen verwijderd moeten worden, dan zal een ecoloog vaststellen of vervolgstappen noodzakelijk zijn. Vervolgstappen kunnen (afhankelijk van de hoeveelheid te verwijderen bomen) zijn: het uitvoeren van een veldonderzoek naar het gebruik van de bomenrijen, het opstellen van een mitigatieplan en het indienen van een ontheffingsaanvraag. De bovenstaande maatregelen worden uitgewerkt in een ecologisch werkprotocol. Dit protocol moet altijd aanwezig zijn bij de werkzaamheden. 4.6.3
Gevolgen tracéwijziging Na het opstellen van de quickscan is het tracé op één plek aangepast ter hoogte van de Ringsdijk in de buurt van Geervliet. Hierdoor moeten alleen de in de quickscan genoemde mitigerende maatregelen voor broedende weidevogels aangepast worden. Als gevolg van de tracéwijziging is namelijk één van deze locaties aangepast (zie onderstaande afbeelding).
ARCADIS
37
bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
Afbeelding 13: De locatie van de aanpassing van het tracé. Het oude tracé is aangegeven in rood-zwart, het nieuwe trace in groen. De gele cirkel geeft aan waar mitigerende maatregelen voor broedende weidevogels getroffen moeten worden indien gewerkt wordt tijdens het broedseizoen Voor de mitigerende maatregelen ten behoeve van de andere beschermde soorten heeft deze tracéwijziging geen gevolgen, omdat op het terrein van het nieuwe tracé dezelfde habitats aanwezig zijn als op het oude tracé. Het nieuwe tracé leidt ook niet tot bomenkap en/of sloop van gebouwen. De conclusies van de quickscan hoeven dan ook niet te worden aangepast.
4.7
Voortoets Natuurbeschermingswet De geplande 150 kV leiding van Stedin, op het tracé van Geervliet naar Middelharnis, kruist het Natura 2000-gebied Haringvliet. Dit gebied is beschermd onder de Natuurbeschermingswet 1998. De natuurdoelen (instandhoudingsdoelen) van het Natura 2000-gebied Haringvliet bestaan uit habitattypen, habitatsoorten en vogelsoorten. Als gevolg van de aanleg van de leiding kunnen mogelijk negatieve effecten op deze instandhoudingsdoelen niet op voorhand worden uitgesloten. Door middel van een voortoets zijn de effecten van het ontwerp op het Natura 2000-gebied Haringvliet in beeld gebracht, zie Bijlage 10. Het gaat hierbij om effecten zoals ruimtebeslag en verstoring door (onderwater)geluid, trillingen, bewegingen en licht.
ARCADIS
38
bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
4.7.1
Conclusie Het optreden van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Haringvliet wordt uitgesloten. Voor dit project hoeft geen passende beoordeling ex artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 te worden opgesteld. De tracéwijziging die heeft plaatsgevonden na het doorlopen van de vergunningsaanvraag leidt niet tot andere effecten op het Natura 2000-gebied Haringvliet.
4.8 4.8.1
Electromagnetische zone Uitgangspunten Bij transport van elektriciteit ontstaan magnetische velden. De blootstellingslimieten van deze magnetische velden zijn voor kabelverbindingen niet wettelijk vastgelegd, maar in de praktijk worden wel de aanbevelingen van de ICNIRP (The International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection) gehanteerd. Voor de frequentie van het elektriciteitsnet in Nederland, 50 Hertz, ligt de limiet voor het magnetische veld voor de algemene bevolking op 100 microtesla (µT) en die voor beroepsmatige blootstelling op 500 µT. Beneden dit referentieniveau veroorzaakt het magnetische veld geen acute effecten. Voor bovengrondse hoogspanningslijnen heeft het Ministerie van VROM in 2005 (thans ministerie IenM; nader verduidelijkt in 2008) een voorzorgbeleid geformuleerd op basis van de norm 0,4 microtesla Hoewel dit beleid niet van toepassing is op hoogspanningsstations en ondergrondse kabelverbindingen wenst Tennet wel inzicht te verschaffen in de ligging van de magneetveldcontour rond de geplande kabelverbinding. Aanbevolen wordt te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig worden blootgesteld aan magnetische velden van meer dan 0.4 µT. In de “Standaard programma van eisen Kabels” van TenneT wordt gerefereerd naar het "Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen" van het ministerie van VROM als uitgangspunt voor bepaling van de magneetveldzone. Deze magneetveldzone is voor de tracé Geervliet-Middelharnis berekend voor de volgende belastingen (zie Bijlage 11): Eén circuit in bedrijf; Twee circuits in bedrijf.
ARCADIS
39
bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
4.8.2
Conclusie
Belasting kabelverbinding (berekend op basis van een jaargemiddelde belasting van 50% van de maximale transportcapaciteit)
Magneetveldzone
Eén circuit in bedrijf, m-veld vermogen 1 x 150 MVA
Op een afstand van 15 meter is het magnetisch veld 0,28 µT.
Beide circuits in bedrijf, m-veld vermogen 2 Op een afstand van 15 meter is het x 150 MVA (voorkeurssituatie) magnetisch veld 0,56 µT. Op een afstand van 18 meter wordt het magnetisch veld 0,4 µT. Beide circuits in bedrijf, m-veld vermogen 2 Op een afstand van 15 meter is het x 125 MVA (minimale belasting) magnetisch veld 0,47 µT. Op een afstand van 16 meter wordt het magnetisch veld 0,4 µT. Tabel 2: Magneetveldzone van het tracé Geervliet-Middelharnis bij verschillende belasting. Bron: Studie kabelsysteem 150kV, zie Bijlage 11. Het magnetisch veld van 0,4 µT is voor het kabeltracé is gelegen op een maximale afstand van 18 meter van het hart van de leiding. Deze afstand geldt voor de locaties waar de leiding door middel van een open ontgraving wordt aangelegd. De VROM nota "Nuchter omgaan met risico's" legt als beleidsdoel vast dat er zo weinig mogelijk nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig worden blootgesteld aan magneetvelden van bovengrondse hoogspanningslijnen (VROM, 2004; De Hollander en Hanemaaijer, 2003). Hierbij zullen maatschappelijke kosten en baten moeten worden meegewogen. Omdat maatregelen in bestaande situaties duur zijn en vanwege de onzekerheid over de mogelijke gezondheidsrisico's ligt het volgens het ministerie van VROM in bestaande situaties niet voor de hand om maatregelen te treffen (VROM, 2004). Er moet, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, vermeden worden dat gevoelige bestemmingen binnen de magneetveldzone van 0,4 µT opgericht worden. Bestemmingen waar kinderen (tot 15 jaar) langdurig kunnen verblijven worden aangemerkt als gevoelig. Het gaat hierbij specifiek om woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen. "Zoveel als redelijkerwijs mogelijk" houdt in dat er een zorgvuldige afweging dient plaats te vinden tussen voor- en nadelen van het besluit en dat de specifieke lokale omstandigheden ertoe kunnen leiden dat er besloten wordt om dergelijke functies toch binnen de zone toe te staan. In de huidige situatie is er één woning gelegen binnen een afstand van 18 meter vanaf de leiding. Dit betreft de woning aan de Haasdijk 5 (gemeente Bernisse). Ter plaatse van deze woning is de aanlegwijze aangepast en wordt de leiding aangelegd door middel van een gestuurde boring. De leiding komt hierdoor dieper te liggen waardoor de magneetveldzone van 0,4 µT niet meer over de woning loopt. Er liggen, na aanpassing van de aanlegwijze bij de woning aan de Haasdijk 5 geen
ARCADIS
40
bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
gevoelige bestemmingen binnen de magneetveldzone van 0,4 µT .
4.9
Geluid De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van ruimtelijke plannen aandacht te worden besteed aan het aspect geluid. Voor de aanleg van de 150 kV verbinding Geervliet-Middelharnis vinden de nodige werkzaamheden plaats. Deze werkzaamheden en het hierbij in te zetten materieel veroorzaken een bepaalde geluidsbelasting op de omgeving. Voor het beschrijven van de effecten op de omgeving zijn er geluidsberekeningen verricht, zie Bijlage 12. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de werkzaamheden op het tijdelijke werkeiland in de Haringvliet en de werkzaamheden op land. De effecten vanwege de geluidshinder op de aanwezige fauna zijn onderzocht in het kader van de voortoets (zie paragraaf 4.7). Dit levert geen significant negatieve effecten op. De effecten vanwege de geluidshinder op omwonenden treden alleen op tijdens de aanleg van het kabeltracé. De ene activiteit duurt langer dan de andere activiteit en iedere activiteit heeft een andere geluidssterkte. Het gaat hierbij om tijdelijk geluid veroorzaakt door vrachtverkeer, graven en boren. De Wet geluidhinder bevat geen regels voor dergelijke tijdelijke situaties. De uiteindelijke ondergrondse kabels zijn volledig geluidloos.
4.10
Verkeer en parkeren De voorgenomen ontwikkeling heeft een geringe verkeersaantrekkende werking. Deze is beschreven in paragraaf 2.5. Aangezien de invloed op het aantal verkeersbewegingen dermate gering is vormt dit geen probleem voor de voorgenomen ontwikkeling.
ARCADIS
41
bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
Hoofdstuk 5 5.1
Plansystematiek
Algemeen Dit hoofdstuk beschrijft de plansystematiek van het bestemmingsplan. Eerst wordt ingegaan op de planopzet, waarna een toelichting volgt op de planregels.
5.2
Planopzet Ingegaan wordt op de wijze waarop de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave "Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen", kortweg SVBP. De van het bestemmingsplan deeluitmakende planregels worden - voor zo ver nodig geacht - van een nadere toelichting voorzien. De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De regels geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is. Ten behoeve van de ondergrondse kabelverbinding is voor de breedte van het tracé inclusief de beschermingszone aan weerszijden, de dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanning’ opgenomen. Dit betekent concreet dat de onderliggende bestemmingen zoals opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen nog steeds gelden.
5.3
Toelichting op de planregels Conform de landelijke standaard zijn de regels ondergebracht in vier hoofdstukken: Hoofdstuk 1: In dit hoofdstuk worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Het betreft in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming Leiding-Hoogspanning. Hoofdstuk 3 bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijk hoofdstuk onder te brengen. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels. Hierin is het overgangsrecht geregeld alsmede de titel.
ARCADIS
42
bestemmingsplan 150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis
Hoofdstuk 6 6.1 6.1.1
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid Kosten van aanleg en instandhouding De kosten van het gehele project, inclusief procedure, komen volledig voor rekening van de initiatiefnemer. De initiatiefnemer is zowel financieel als organisatorisch verantwoordelijk voor de aanleg en het beheer van de leiding. De wettelijke bepalingen omtrent grondexploitatie (verhalen van de gemeentelijke kosten voor de ontwikkeling van een project: Grex-wet) is niet van toepassing op de aanleg van elektriciteitsleidingen. Voor de ontwikkeling hoeft geen anterieure overeenkomst of een exploitatieplan te worden opgesteld.
6.1.2
Vestiging zakelijk recht Met de grondeigenaren of gebruikers die een hoogspanningsverbinding door hun perceel krijgen wordt een zakelijk recht overeenkomst (ZRO) afgesloten voor het recht van opstal. Het zakelijk recht betreft een opstalrecht en is een zelfstandig recht dat een inbreuk vormt op het exclusieve gebruiksrecht van de eigenaar en de overige zakelijk gerechtigden. De strook (de zakelijk rechtstrook) is vastgesteld op basis van het benodigde ruimtebeslag voor aanleg en instandhouding. Daarbij is rekening gehouden met veiligheidseisen.
6.2 6.2.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Vooroverleg Voorliggend bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg aangeboden aan de wettelijke vooroverleginstanties.
6.2.2
Ter inzagelegging Onderdeel van deze procedure is de terinzagelegging van het plan voor de indiening van zienswijzen door belanghebbenden. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is gezien het bovenstaande, voldoende gewaarborgd.
ARCADIS
43