AFBAKENING REGIONAALSTEDELIJK GEBIED OOSTENDE
Koning Albert II-laan 20 bus 7, 1000 Brussel Tel.: 02.553 83 79 Fax: 02.553 83 85
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP Afdeling Ruimtelijke Planning ONTWERP Dossiernr.: 01 3258 Projectnr.: 07/3258 Versie: A maart 2003
α β χ δε
ISO 9001 gecertificeerd voor: Adviesverlening, studie en ontwerp van gebouwen, verkeersinfrastructuur en milieu-infrastructuur
BTW BE 426.682.709 HRA 282.933 BBL 320.0687053.72
GEDAS NV
Projectnummer:
07/3258
ARCADIS Gedas NV Kortrijksesteenweg 20 9000 GENT Tel.: 09.242 44 44 Fax: 09.242 44 45
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 2 van 1
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Revisiestatus: Versie
Datum
A
mrt 2003
Opmerking opgemaakt n.a.v. bespreking voorontwerp dr. stuurgroep dd. 14/02/2003
Opgesteld: Afd. / Discipline Planologie
Functie Projectcoördinator
Naam
Handtekening
Datum
Handtekening
Datum
Peter Peeters
ruimtelijk planner
Projectmedewerker
Christel Vannoppen
Geverifieerd: Afd. / Discipline Planologie
Functie B.U. Manager
Naam Leo Van der Vliet
ruimtelijk planner
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 3 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
INHOUDSOPGAVE INLEIDING............................................................................................................................................................... 7 DOEL EN INHOUD VAN HET AFBAKENINGSPROCES..................................................................................... 7 SAMENWERKINGSMODEL EN PROCESVERLOOP .......................................................................................... 8 INHOUD VAN DIT RAPPORT ......................................................................................................................... 9
1. 2. 3. DEEL 1: 1.
BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR........................................................................ 11 BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR .................................................................................................... 11
DEEL 2:
PLANNINGSCONTEXT............................................................................................................. 14 RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN EN DE CONCRETE UITGANGSPUNTEN VOOR HET STEDELIJK GEBIED OOSTENDE.................................................................................................................. 14
1. 1.1. 1.2.
Richtinggevende bepalingen vanuit het RSV.................................................................................. 14 Concrete uitgangspunten voor het afbakeningsproces .................................................................. 18
1.2.1. 1.2.2. 1.2.3.
De taakstelling inzake bijkomende woongelegenheden ..................................................................................18 De kwantitatieve taakstelling inzake bijkomende zoneringen voor bedrijventerreinen .................................19 De grensstellende elementen van Vlaams belang vanuit het buitengebied.....................................................21
2. PROVINCIAAL RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN WEST-VLAANDEREN ....................................................... 24 3. JURIDISCHE PLANNINGSCONTEXT ............................................................................................................ 27 3.1. Gewestplan...................................................................................................................................... 27 3.2. Relevante BPA’s.............................................................................................................................. 27 3.3. Andere juridische plannen met ruimtelijke relevantie ................................................................... 28 3.3.1. Duinendecreet, Ramsar-, Habitat- & Vogelrichtlijngebieden, afbakeningen van het Vlaams Ecologisch Netwerk .......................................................................................................................................................28 3.3.2. Beschermde dorps-/stadsgezichten en landschappen ......................................................................................29
DEEL 3: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
KWALITEITEN, PROBLEMEN EN POTENTIES ................................................................ 30 DE STEDELIJKE ONTWIKKELING T.O.V. DE BUITENGEBIEDFUNCTIES ....................................................... 30 HET REGIONAALSTEDELIJK GEBIED ALS WOONSTAD ............................................................................... 30 HET REGIONAALSTEDELIJK GEBIED ALS REGIONAAL BEDRIJVIGHEIDS- EN TEWERKSTELLINGSKNOOPPUNT EN ECONOMISCHE POORT ...................................................................... 31 HET REGIONAALSTEDELIJK GEBIED ALS REGIONAAL HANDELS- EN VOORZIENINGENCENTRUM ............. 31 HET REGIONAALSTEDELIJK GEBIED ALS TOERISTISCH-RECREATIEF KNOOPPUNT IN HET NETWERK VAN DE KUST............................................................................................................................................ 31 DE RUIMTELIJKE SAMENHANG VAN DE STEDELIJKE COMPONENTEN ....................................................... 32
DEEL 4:
HYPOTHESE GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR ............................................... 33
1. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 3. 4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6.
UITGANGSPUNTEN .................................................................................................................................... 33 RUIMTELIJKE CONCEPTEN ........................................................................................................................ 33 Een compact, samenhangend en kwalitatief stedelijk gebied ........................................................ 33 Een economisch divers stedelijk gebied met poorten..................................................................... 34 Een intern en extern bereikbaar stedelijk gebied........................................................................... 35 Vrijwaren van de open ruimte in en om het stedelijk gebied......................................................... 35 HYPOTHESE GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR .................................................................................. 36 STRATEGISCHE PROJECTGEBIEDEN, OVERGANGSZONES EN POORTEN ..................................................... 43 Stategisch ontwikkelingsgebied Oosteroever ................................................................................. 43 Herstructureringsgebied Kop van ’t Sas ........................................................................................ 44 Overgangszone Stuiverstraat/Gistelsesteenweg............................................................................. 45 Overgangszone Schorredijk/Torhoutsesteenweg ........................................................................... 46 Poort zeehaven................................................................................................................................ 47 Poort luchthaven............................................................................................................................. 49
DEEL 5:
INVULLING VAN DE TAAKSTELLING INZAKE WONEN.............................................. 51
1. 2. 3.
DE TAAKSTELLING VANUIT HET VLAAMSE GEWEST ............................................................................... 51 ACTUALISATIE VAN DE TAAKSTELLING ................................................................................................... 51 ONTWIKKELINGEN VOOR HET OPVANGEN VAN DE TAAKSTELLING ......................................................... 52
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 4 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
3.1. Langdurig leegstaande/verkrotte woningen................................................................................... 52 3.2. Onbebouwde percelen..................................................................................................................... 52 3.3. Geplande projecten (Woonplan Oostende) .................................................................................... 53 3.4. In- en uitbreidingsgebieden met een woonbestemming ................................................................. 53 3.5. Bijkomende projectgebieden........................................................................................................... 54 3.6. Mogelijke daling van het huidige woonaanbod omwille van kwaliteitsvereisten ......................... 59 4. CONCLUSIE ............................................................................................................................................... 59 DEEL 6:
OPTIES INZAKE (RAND)STEDELIJKE OPENRUIMTE ................................................... 61
DEEL 7: INVULLING VAN DE TAAKSTELLING INZAKE BIJKOMENDE BEDRIJVENTERREINEN........................................................................................................................... 63 1. 2. 3. 4. 5. 6. 6.1. 6.2. 6.3.
DE TAAKSTELLING VANUIT HET VLAAMSE GEWEST ................................................................................ 63 ACTUALISATIE VAN DE TAAKSTELLING ................................................................................................... 63 VOORZIENE WIJZIGINGEN TIJDENS REST VAN DE PLANPERIODE .............................................................. 63 TOETSING VAN DE TAAKSTELLING AAN DE VOORZIENE WIJZIGINGEN ..................................................... 64 CONCLUSIE ............................................................................................................................................... 65 PROFILERING VAN DE BEDRIJVENTERREINEN .......................................................................................... 66 Specifieke regionale bedrijventerreinen......................................................................................... 66 Gemengd regionale bedrijventerreinen.......................................................................................... 67 (bedrijven)terreinen verder te onderzoeken t.o.v. de afbakening van de haven van Oostende zeehaven .......................................................................................................................................... 68 6.4. Lokale bedrijventerreinen............................................................................................................... 69
DEEL 8: 1. 2.
OPTIES M.B.T. DE LIJNINFRASTRUCTUUR EN WEGCATEGORISERING .............. 70 GEWENSTE FUNCTIE VAN DE WEGENINFRASTRUCTUUR IN HET STEDELIJK GEBEUREN ........................... 70 CATEGORISERING VAN DE WEGEN ........................................................................................................... 72
DEEL 9: VOORSTEL VAN AFBAKENINGSLIJN VAN HET STEDELIJK GEBIED OOSTENDE.................................................................................................................................................... 75 1. UITGANGSPUNTEN .................................................................................................................................... 75 2. VOORSTEL EN VERANTWOORDING ........................................................................................................... 75 2.1. Bredense.......................................................................................................................................... 75 2.2. Haven- & Industriegebied .............................................................................................................. 76 2.3. Kernstad .......................................................................................................................................... 76 2.4. Omgeving luchthaven ..................................................................................................................... 76 DEEL 10:
OVERZICHT VAN DE TE NEMEN ACTIES......................................................................... 78
DEEL 11:
BIJLAGEN .................................................................................................................................... 84
1.
GEPLANDE PROJECTEN WOONPLAN OOSTENDE BINNEN HET STEDELIJK GEBIED .................................... 84
LIJST MET KAARTEN EN FIGUREN Kaart 1: bestaande ruimtelijke structuur ................................................................................................13 Kaart 2: gewestplan met situering relevante BPA’s...............................................................................27 Kaart 3: gebieden beschermd door Duinendecreet, Ramsar-, Habitat- & Vogelrichtlijngebieden, afbakeningen van het Vlaams Ecologisch Netwerk .......................................................................28 Kaart 4: beschermde dorps- en stadsgezichten en landschappen ...........................................................29 Kaart 5: hypothese gewenste ruimtelijke structuur ................................................................................42 Kaart 6: begrenzing van de ‘grijze zone’ als onderzoeksgebied bij de uitwerking van het strategisch plan voor de haven van Oostende ................................................................................48 Kaart 7: afbakening van de luchthaven en maatregelen ter optimalisatie ..............................................50 Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 5 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Kaart 8: situering in- en uitbreidingsgebieden en projectgebieden voor bijkomende woongelegenheden .........................................................................................................................57 Kaart 9: (rand)stedelijke open ruimten van bovenlokaal belang in het stedelijk gebied Oostende........62 Kaart 10: situering van de bedrijventerreinen ........................................................................................65 Kaart 11: voorstel selectie en categorisering wegen ..............................................................................74 Kaart 12: voorstel van afbakeningslijn...................................................................................................77 Kaart 13: localisering van de te nemen acties ........................................................................................78 Kaart 14: situering geplande projecten (Woonplan Oostende) ..............................................................85 Figuur 1: mogelijks te herbestemmen gebied in de overgangszone Schorredijk/Torhoutsesteenweg ...47 Figuur 3: voorstel perimeter uitbreiding lokaal bedrijventerrein Oostendelaan.....................................69
LIJST MET TABELLEN Tabel 1: actualisatie taakstelling wonen.................................................................................................51 Tabel 2: overzicht aanbod onbebouwde percelen ..................................................................................53 Tabel 3: overzicht bijkomende woonmogelijkheden in in- en uitbreidingsgebieden met woonbestemming ...........................................................................................................................55 Tabel 4: overzicht bijkomende woonmogelijkheden in andere projectgebieden ...................................57 Tabel 5: samenvatting aanbod................................................................................................................59 Tabel 6: actualisatie taakstelling bedrijventerreinen ..............................................................................63 Tabel 7: toetsing taakstelling bedrijventerreinen aan de voorziene wijzigingen....................................65 Tabel 8: (voorstel tot herziening) selectie en categorisering wegennet .................................................72 Tabel 9: actieprogramma........................................................................................................................79
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 6 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
INLEIDING
1.
DOEL EN INHOUD VAN HET AFBAKENINGSPROCES
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen: Vlaanderen Open en Stedelijk De steden en de open ruimte zijn twee belangrijke elementen in de Vlaamse ruimte. In de loop van de jaren is de scheiding tussen stad en platteland veel vager geworden. De overheid wil hier omwille van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling en vanuit de ruimtelijke draagkracht tegen in gaan. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen staat daarom het streven naar openheid én stedelijkheid voorop, uitgedrukt in de metafoor “Vlaanderen: open en stedelijk”. Met deze metafoor wil het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen een trendbreuk realiseren in de ruimtelijke ontwikkeling. Het principe van gedeconcentreerde bundeling geeft de vertaling van deze visie naar het te voeren ruimtelijke beleid. Gedeconcentreerde bundeling betekent dat nieuwe ruimte voor wonen, werken of andere functies daar dient te komen waar vandaag reeds een concentratie van dergelijke functies bestaat. De toepassing van dit principe biedt een dubbel voordeel: - verdere uitdeining en verspreiding van de verstedelijking en versnippering van de open ruimte wordt voorkomen. Hierdoor kan de resterende open ruimte maximaal gevrijwaard worden voor natuur, bos en landbouw. - door een sterkere concentratie van het wonen, het werken en andere maatschappelijke functies in de stedelijke gebieden en te tegelijkertijd te streven naar ruimtelijke kwaliteit, wordt de stedelijke structuur optimaler gebruikt en het stedelijk weefsel geherwaardeerd. Dit komt de leefbaarheid van de stedelijke gebieden ten goede. Selectie en afbakening van stedelijke gebieden De term ‘stedelijke gebieden’ refereert enerzijds naar een bestaand ruimtelijk gegeven. Stedelijke gebieden zijn gebieden waar vandaag reeds een vrij dichte bebouwing is, waar een hoge concentratie aan stedelijke, culturele en economische voorzieningen is, en waar een grote interne samenhang is. Anderzijds heeft de term ‘stedelijke gebieden’ ook een beleidsmatige betekenis. De stedelijke gebieden zijn gebieden waar het wenselijk is om ook in de toekomst een bijkomend aanbod aan woningen, economische activiteiten en andere stedelijke functies te concentreren en dit op een kwaliteitsvolle wijze. Om dit beleid ruimtelijk te kunnen lokaliseren, moeten de stedelijke gebieden afgebakend worden. Er wordt m.a.w. een lijn getrokken waarbinnen een stedelijkgebiedbeleid zal gevoerd worden, afgestemd op de eigen problemen en mogelijkheden van het betreffende stedelijke gebied. Dit gebeurt niet in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen maar in ruimtelijke uitvoeringsplannen. Het Vlaamse Gewest staat in voor de afbakening van de groot- en regionaalstedelijke gebieden, waaronder het stedelijk gebied Oostende. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) worden de stedelijke gebieden geselecteerd, en worden de algemene doelstellingen en ontwikkelingsperspectieven voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stedelijke gebieden uitgewerkt. Oostende, Bredene en Middelkerke worden geselecteerd als gemeenten waarvan delen tot het regionaalstedelijk gebied Oostende kunnen behoren. In het afbakeningsproces voor het stedelijk gebied Oostende wordt uitgezocht en uitgepraat welke delen dan werkelijk tot het stedelijk gebied Oostende behoren en hoe de algemene doelstellingen en ontwikkelingsperspectieven uit het RSV concreet worden vertaald voor dit stedelijk gebied.
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 7 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Afbakening, meer dan alleen een lijn De afbakening van het stedelijk gebied houdt meer in dan alleen het trekken van een lijn. Er wordt een ruimtelijke visie ontwikkeld rekening houdend met de rol die het stedelijk gebied moet spelen, en tegelijkertijd hoe de stedelijke structuur kan verbeterd worden, en leefbaar en bereikbaar blijven. Deze visie vormt de basis voor het te voeren stedelijkgebiedbeleid voor het stedelijk gebied Oostende. Aangezien het subsidiariteitsprincipe voorop staat, beperkt de aandacht zich tot elementen van Vlaams belang, m.a.w. voornamelijk op die ruimtelijke elementen die van belang zijn voor het bepalen van de grens van het stedelijk gebied en/of elementen die een beleidsuitspraak op Vlaams niveau vereisen. Ruimtelijke aspecten of elementen die van belang kunnen zijn voor het afbakeningsproces, maar vanuit het subsidiariteitsprincipe een lokale invulling moeten krijgen, kunnen ingebracht worden in het afbakeningsproces, maar zullen verder in detail uitgewerkt moeten worden in gemeentelijke structuurof uitvoeringsplannen. Om het stedelijkgebiedbeleid ook effectief te realiseren, is een actieprogramma nodig en een engagement om deze acties uit te voeren. In het actieprogramma worden de uit te voeren maatregelen opgenomen en op elkaar afgestemd, zodat de inspanningen en middelen gericht ingezet kunnen worden. De afbakening van het stedelijk gebied staat los van administratieve gemeentegrenzen. Dit betekent echter niet dat er nieuw bestuursniveau wordt geïnstalleerd. Wél zal een afstemming van het ruimtelijk beleid tussen de verschillende betrokken gemeenten, de provincie en het Vlaams Gewest nodig zijn, om het stedelijk gebied als geheel verder kwalitatief en volgens de vooropgestelde doelstellingen te ontwikkelen. Het afbakeningsplan geldt als een ruimtelijk referentiekader voor het te voeren beleid. De voorbereiding van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Het afbakeningsproces doet ook dienst als voorbereiding voor het opmaken van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GeRUP). Op basis van de resultaten van dit afbakeningsproces zal de Vlaamse regering een GeRUP opmaken, waarin de grenslijn wordt vastgelegd, maar waarin ook de noodzakelijke bestemmingswijzigingen worden doorgevoerd en voorschriften voor inrichting en beheer zijn opgenomen. Het spreekt voor zich dat in het GeRUP, overeenkomstig het subsidiariteitsprincipe, enkel elementen worden opgenomen die van Vlaams (of regionaalstedelijk) belang zijn. Voorbeelden zijn: ontwikkeling van nieuwe woongebieden voor het opvangen van bijkomende woningen, ontwikkeling van regionale bedrijventerreinen, stedelijke natuurelementen, stedelijke landbouwgebieden, randstedelijke groengebieden of infrastructuur van belang voor de bereikbaarheid van de stedelijke functies en leefbaarheid van het stedelijk gebied,… .
2.
SAMENWERKINGSMODEL EN PROCESVERLOOP
Het ruimtelijk beleid dat gevoerd zal worden door de verschillende overheden, en concrete acties die ondernomen worden door diverse actoren, zullen uiteindelijk vorm geven aan de ontwikkeling van het stedelijk gebied. Daarom is een proces van visievorming en besluitvorming opgezet, met als doel: -
streven naar consensus tussen de betrokken overheden en actoren
-
engagementen ter uitvoering van het actieprogramma te bekomen
-
afstemming te verkrijgen tussen het afbakeningsplan en andere lopende planningsprocessen
-
informeren van belanghebbenden en het vergroten van het bestuurlijke en maatschappelijk draagvlak voor het stedelijkgebiedbeleid.
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 8 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Binnen het afbakeningsproces werd structureel overleg voorzien in: -
het projectteam, met een ambtelijke en bestuurlijke afvaardiging van de drie gemeenten (Oostende, Bredene en Middelkerke), de provincie West-Vlaanderen en het Vlaamse Gewest (AROHM). Zij stuurden inhoudelijk het afbakeningsproces.
-
de overleggroep, waarin een ruimere afvaardiging van de betrokken besturen, de overheidssectoren en belangengroepen werden geconsulteerd. De beslissingen van het projectteam werden hier getoetst op hun kwaliteit en haalbaarheid.
Daarnaast is ook ‘ad hoc’ overleg gepleegd door gesprekken met sleutelfiguren (informatief) en bilateraal overleg (overleg m.b.t. actuele discussiepunten o.a. met de gemeenten, met de provincie, met het Havenbedrijf). Via de nieuwsbrieven en het infoforum werd ook op een ruimer vlak gecommuniceerd. Het afbakeningsproces is effectief van start gegaan bij de bespreking van de procesnota in het projectteam, op 26 oktober 2001. De startnota werd besproken in het projectteam en de overleggroep in februari 2002. Hierin werd een overzicht gegeven van de planningscontext, de bestaande ruimtelijke structuur, de geplande projecten en lopende onderzoeken, de problemen,…als vertrekbasis voor de verdere uitwerking. In de periode april-juni 2002 werd het overleg gevoerd in het projectteam over de deelonderzoeken rond de taakstelling wonen, de taakstelling inzake ruimte voor bedrijvigheid, de grensstellende elementen van het buitengebied, en de haven & luchthaven. Een eerste voorstel (concept) van afbakening voor het regionaalstedelijkgebied Oostende werd door het projectteam besproken in augustus 2002. Na verder bilateraal overleg en bespreking van tussentijdse aanpassingen in het projectteam, werd het voorontwerp opgemaakt, waarover in het projectteam een consensus werd opgebouwd. Dit voorontwerp is aan de stuurgroep voorgelegd in februari 2003. Op basis van de adviezen van deze stuurgroep is uiteindelijk dit ontwerp opgemaakt. Na een infoforum voor alle geïnteresseerden, en na advies van de gemeenteraden en de Bestendige Deputatie wordt een einddocument, te samen met de betreffende adviezen en het verslag van het infoforum, aan de Minister voorgelegd als voorstel van afbakening.
3.
INHOUD VAN DIT RAPPORT
Deel 1 geeft een beknopte beschrijving van de bestaande ruimtelijke structuur van de stad en haar omgeving. Een overzicht van de belangrijkste beleidsdocumenten inzake ruimtelijke ordening en het juridische planningskader wordt toegelicht in deel 2. Een schets van de belangrijkste problemen en potenties op stedelijk niveau is opgenomen in deel 3. Deze vormen mede een belangrijke vertrekbasis voor het uitwerken van het stedelijkgebiedbeleid. In deel 4 wordt de hypothese gewenste ruimtelijke structuur weergegeven, die het toetskader vormde voor het aanduiden van de mogelijkheden om de taakstellingen op te vangen, de begrenzing van het stedelijk gebied te bepalen en de te nemen maatregelen op te lijsten. In dit deel wordt ook ingegaan op de gewenste ontwikkelingen en de hierbij gestelde randvoorwaarden in strategische projectgebieden en overgangszones, als ook op de luchthaven en de haven als aparte onderdelen (poort) in of aan het stedelijk gebied. Bovendien geldt deze hypothese gewenste ruimtelijke structuur (als streefbeeld) ook als inhoudelijk afwegingskader voor andere planningsprocessen. In deel 5 wordt aangegeven waar en hoe invulling gegeven wordt aan de taakstelling inzake bijkomende woonmogelijkheden. Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 9 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
In deel 6 worden de opties wat betreft (rand)stedelijke open ruimten aangegeven. In deel 7 wordt aangegeven waar en hoe invulling gegeven wordt aan de taakstelling inzake bijkomende bedrijventerreinen. Deel 8 geeft een visie op de rol van de weginfrastructuur op stedelijk niveau en van hieruit een voorstel tot (aangepaste) categorisering. In deel 9 wordt het voorstel van afbakeningslijn gegeven en verantwoord. Deel 10, ten slotte, geeft een overzicht van de wenselijke maatregelen en acties.
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 10 van 85
ARCADIS Gedas NV
DEEL 1:
1.
Projectnummer:
07/3258
BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR
BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR
Langsheen de kust is een langgerekte welhaast aaneengesloten strook van bebouwing gegroeid. Deze lineaire verstedelijking ent zich op de toeristische en recreatieve functie van de Vlaamse Kust. Structurerende elementen in deze ontwikkeling zijn: -
de kuststrook zelf: zee, strand, duinen, dijkbebouwing, campings en tweede verblijfsparken
-
de parallelle infrastructuren: Koninklijke Baan en kusttram, de N 318 Oostende-Nieuwpoort
-
de A18 met opeenvolgende afritten
-
de opeenvolgende nederzettingen langsheen de kust die onder invloed van het verblijfstoerisme (hotels, tweede verblijven en kustmigratie) sterk gegroeid zijn en samen met tussenliggende campings haast een aaneengesloten verstedelijkte strook vormen
-
de achterliggende poldergebieden als grotendeels aangesloten openruimtegebied
In het midden van deze kuststrook bevindt zich Oostende. Reeds in de 15de eeuw bloeide Oostende open tot een vissers- en havenstad, en met de val van Antwerpen tot een belangrijke handelshaven. In het begin van de 20ste eeuw is Oostende, o.a. onder impuls van Koning Leopold II, zowel als badstad als havenstad verder ontwikkeld. Tot op vandaag is Oostende het grootste, dichtsbebouwde en best uitgeruste stedelijke centrum in de kuststrook. De haven heeft echter aan belang ingeboet. De ontwikkeling van de haven van Zeebrugge heeft wat betreft de goederentrafiek de Oostendse haven overschaduwd. In vergelijking met andere (kust)havens is de Oostendse haven eerder klein. De regionale luchthaven in Oostende vormt evenwel een bijkomend element in de goederentrafiek in de kuststrook. Binnen de verstedelijkte kuststrook vallen volgende componenten van Oostende als structurerende elementen op: het dichte stadsweefsel van de binnenstad, de havenstructuur met bedrijventerreinen in achterhaven en met de spuikom, en de luchthaven. Op dit schaalniveau zijn ook de autosnelweg (A10), de spoorweg Oostende-Gent met kopstation Oostende en het kanaal Gent-Oostende structurerend. Zij verzorgen de binding van de stad Oostende, de Oostendse haven en delen van het netwerk Kust met het’hinterland’ tot op (inter)nationaal niveau. Ten behoeve van het afbakeningsproces wordt het onderzoeksgebied vernauwd tot de omgeving van de stad Oostende, voornamelijk tot (delen van) de gemeenten Oostende, Bredene en Middelkerke. Als uitgesproken verstedelijkte structurerende componenten onderscheiden we: -
de binnenstad een zeer dicht bebouwd (historisch) weefsel met een belangrijke centrumfunctie voor het ommeland (handel, commerciële en openbare diensten en voorzieningen, horeca,…). De binnenstad wordt sterk bepaald door de 19de eeuwse planmatige opbouw in rastervorm met grote diagonale assen en een aantal grote stedelijke publieke ruimten (parken, pleinen,…)
-
de stedelijke woonwijken een uitgestrekt min of meer aaneengesloten bebouwingsweefsel met voornamelijk een residentiële functie. Deze stedelijke woonwijken zijn eigenlijk samengesteld uit - doorheen de tijd aaneengegroeide - historische dorpsgehuchten, verkaveling en woningbouwprojecten uit
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 11 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
verschillende ontwikkelingsperiodes, die elk afzonderlijk herkenbaar zijn door hun opbouw en typologie. Hierdoor is er een grote variatie in dichtheid en morfologie. We vinden deze stedelijke woonwijken aansluitend bij de binnenstad en in een ruime zone omheen de Spuikom. In deze lob en aan de buitenrand ervan (vnl. in het gedeelte tussen A10 en Torhoutsesteenweg) bevinden zich nog wel grootschaligere stedelijke functies zoals het stedelijk kerkhof, het sportcomplex, een bedrijvenzone, … . -
het haven- en industriegebied: met enerzijds het dokkencomplex in de voorhaven en anderzijds een groot industriegebied dat zich verder ontwikkeld tussen en langsheen de parallelle lijninfrastructuren (autosnelweg – spoorweg – kanaal), en landinwaarts uitstrekt. De activiteiten zijn divers gaande van visserij, cargo- en ferrydiensten, op- en overslag, havengebonden industriële en ambachtelijke bedrijvigheid, watergebonden bedrijvigheid tot grote niet-water of – havengebonden industrie, ambachtelijke of tertiaire bedrijvigheid, en jachthaven en cruiseterminal. De Spuikom vormt een geheel eigen onderdeel van de haveninfrastructuur, alhoewel ze geen functie (meer) vervult voor de haven zelf. Als grote wateroppervlakte vormt ze welhaast een component op zich, met zowel een recreatieve functie (windsurfen, vissen,…), ecologische functies (o.a. als overwinteringsplaats vogels) en in beperkte mate ook economische functie (oesterkweek).
-
de luchthaven die zich kenmerkt als een uitgestrekte vlakte omheen een landingsbaan, visueel gedomineerd door een groot luchthavengebouw, zowel voor goederenvervoer als charters. Aansluitend bij de start- en landingsbaan zijn infrastructuurwerken uitgevoerd (rolbaan) voor de ontwikkeling van luchthavengebonden bedrijvigheden.
-
entiteiten van grootschalige kleinhandel vermengt met bedrijvigheid enerzijds een typisch winkel- en bedrijvenlint (KMO & ambachtelijke bedrijven) langsheen de Torhoutsesteenweg, anderzijds de compactere concentratie langsheen de weg Oostende – Middelkerke ten zuiden van de luchthaven.
Ten overstaan van deze stedelijke componenten kunnen twee sterk structurerende openruimtegehelen onderscheiden worden: -
de kuststrook: een lange, smalle reep aansluitend op de zee gekenmerkt door strand, duinen en de zeedijken. Welke naast een ecologische ook een belangrijke toeristisch-recreatieve functie heeft en hiermee eigenlijk bepalend is voor de ontwikkeling van een verstedelijkt netwerk langsheen de Vlaamse kust. In en aansluitend bij deze kuststrook kunnen dan ook zeer typische nederzettingselementen onderscheiden worden, met name de badplaatsen: verstedelijkte dorpen of zelfs volledig nieuwe nederzettingen: Bredene-aan-Zee, Mariakerke, Raversijde, Middelkerke. Naast een permanente woonfunctie is het aanbod aan tweede verblijven t.b.v. het (verblijfs)toerisme, en een typisch handels- en horeca-apparaat dat hierop afgestemd is, kenmerkend. Mariakerke (in het westen) en Bredene-aan-Zee (in het oosten) zijn nagenoeg vergroeid met de stedelijke woonwijken. de campings en verblijfsparken: grote en middelgrote zones met een strakke opeenvolging van (vaste) caravans of gelijkvormige vakantiewoningen, ontwikkeld vanuit de toeristisch-recreatieve aantrekkeningskracht van de kust.
-
het poldergebied een nagenoeg aaneengesloten, vlak en open openruimtegebied dat van structureel belang is voor de landbouw en de natuurlijke structuur op Vlaams niveau. Het polderlandschap krijgt ook steeds meer een aanzienlijke toeristisch-recreatieve functie. In of aan de rand van dit polderlandschap liggen historisch landelijke nederzettingen: Stene, Bredene-Dorp, Zandvoorde, Leffinge, Slijpe, Snaaskerke, Oudenburg (historisch stadje),… .
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 12 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Alhoewel de verstedelijkingsdruk in meerdere of mindere mate zichtbaar is onder de vorm van de woonverkavelingen, hebben ze hun typische karakter en hun lokale centrumfunctie grotendeels behouden. Stene is weliswaar volledig vergroeid met de stedelijke woonwijken omheen de binnenstad, enkel het dorpsplein herinnert nog aan het verleden als polderdorp . Bredene-Dorp is ook nagenoeg vergroeid met de stedelijke woonwijken omheen de Spuikom en met de badplaats Bredene-aan-zee. De andere dorpen liggen meer geïsoleerd, alhoewel Zandvoorde en Oudenburg door lintbebouwing naar elkaar en naar de A10 uitgroeien. Op enkele plaatsen zijn nog kleinere ingesloten open ruimten aan te treffen of is de overgang tussen het aangesloten poldergebied en de verstedelijkte componenten diffuser. We beschouwen ze op dit niveau als open overgangsgebieden. Een aantal lijninfrastructuren zijn niet alleen sterk beeldbepalend, maar ook functioneel van belang in het stedelijk functioneren. - de A10, als belangrijkste ontsluiting op (inter)nationaal niveau - de ring van Oostende (R31) als belangrijke verbindings- en verzamelweg voor de verschillende componenten (netwerk Kust, kernstad, stedelijke woonwijken, haven) - de Koninklijke Baan (N34) met de kusttram als verbindingsweg met een belangrijke toeristischrecreatieve functie, doorheen het netwerk van de Kust - de Torhoutsesteenweg (N33), de Brugsesteenweg (N9 Jabbeke-Bredene) en de Spermaliestraat (N325 Middelkerke-Slijpe-A10) als ontsluitingswegen van het netwerk Kust en de stedelijke componenten naar de autosnelwegen, maar ook als verbindingswegen met het omgevende openruimtegebied - de Nieuwpoortsesteenweg (N318 Oostende-Middelkerke-Nieuwpoort) als verbindingsweg doorheen dit deel van het netwerk Kust - de Duinkerkseweg (N341) als ontsluitingsweg, vnl. voor de luchthaven - de Gistelsesteenweg als verbindingsweg met kernen in het omgevende openruimtegebied - het kanaal Gent-Oostende, als waterweg voor de binnenvaart van en naar de haven Het station wordt, als hoofdstation dat zowel geldt als poort voor de stad en voor het toeristischrecreatief netwerk van de Kust, en als transferium in het internationaal verkeer (ferry’s), als een afzonderlijk structurerend element beschouwd. Het kanaal Plassendale-Nieuwpoort beschouwen we ook als structurerend lijnelement, niet zozeer als waterweg, wel als landschapselement.
Kaart 1: bestaande ruimtelijke structuur
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 13 van 85
ARCADIS Gedas NV
DEEL 2:
Projectnummer:
07/3258
PLANNINGSCONTEXT
1.
RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN EN DE CONCRETE UITGANGSPUNTEN VOOR HET STEDELIJK GEBIED OOSTENDE
1.1.
Richtinggevende bepalingen vanuit het RSV
Oostende als regionaalstedelijk gebied In de gewenste ruimtelijke structuur voor Vlaanderen wordt de regionale stad Oostende geselecteerd als regionaalstedelijk gebied omwille van haar bestaande en gewenste functioneel-ruimtelijke positie in de Vlaamse stedelijke structuur en de potenties die zij heeft ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling in Vlaanderen. Indicatief wordt aangegeven dat delen van Oostende, Bredene en Middelkerke tot het stedelijk gebied kunnen behoren. De regionaalstedelijke gebieden nemen omwille van hun verzorgingsniveau, hun stedelijke voorzieningen en hun economische structuur een belangrijke plaats in de ruimtelijke structuur van Vlaanderen. Het beleid in de regionaalstedelijke gebieden is gericht op het maximaal benutten van de bestaande en toekomstige stedelijke potenties. Net zoals de grootstedelijke gebieden hebben regionaalstedelijke gebieden – weliswaar op een lager niveau – in kwantitatief en kwalitatief opzicht grote potenties om een belangrijk aandeel van de groei inzake bijkomende woongelegenheden, stedelijke voorzieningen en ruimte voor economische activiteiten op te vangen. Dit houdt ook in dat een aanbodbeleid moet gevoerd worden om, behalve de stedelijke ontwikkeling te stimuleren ook de lintontwikkeling te stoppen en het buitengebied van stedelijke ontwikkeling te vrijwaren. Volgende ontwikkelingsperspectieven voor stedelijke gebieden staan voorop en moeten concreet gemaakt worden voor Oostende: - realiseren van een groter aandeel bijkomende woongelegenheden - streven naar minimale woningdichtheden - differentiëren en verbeteren van de woningvoorraad - versterken van de multifunctionaliteit - concentreren van kantoren aan knooppunten van het openbaar vervoer (station,…) - inplanten van (stedelijke) voorzieningen afgestemd op het belang van het regionaalstedelijk gebied - bundelen van kleinhandel op binnenstedelijke locaties en op kleinhandelszones - optimaliseren van de aanwezige recreatieve en toeristische voorzieningen - verzorgen van collectieve en openbare ruimten - behoud en ontwikkeling van stedelijke natuurelementen en randstedelijke groengebieden - bieden van waarborgen voor stedelijke landbouw - behouden en uitbouwen van cultureel-maatschappelijke en historisch waardevolle elementen - stimuleren van een stedelijk mobiliteits- en locatiebeleid Oostende als economisch knooppunt en als poort op Vlaams niveau Het regionaalstedelijk gebied Oostende maakt als economisch knooppunt deel uit van de bestaande ruimtelijk-economische structuur van Vlaanderen. De economische knooppunten zijn van essentieel belang voor het aantrekken van nieuwe investeringen: zij worden door het beleid van het gewest, de provincies en de gemeenten optimaal uitgebouwd en krijgen de nodige groeimogelijkheden. In een economisch knooppunt kunnen zowel lokale als gemengde en specifieke regionale bedrijventerrein voorkomen en verder worden ontwikkeld. In het informatief gedeelte van het Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 14 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt de specifieke kleinhandelsconcentratie aan de Torhoutsesteenweg in dit kader vermeld. In Oostende wordt de poort op Vlaams niveau gevormd door de zeehaven in samenhang met de regionale luchthaven. Poorten zijn een beleidsmatig begrip en zijn plaatsen waar ontwikkelingen worden gestimuleerd omwille van de bestaande of potentiële positie in het internationale communicatienetwerk. Zij zijn een element van de economische structuur op internationaal niveau en kunnen internationale investeringen aantrekken. In functie van deze poort kan een eventuele locatie in het luchthavengebied of zeehavengebied van Oostende worden overwogen voor een multimodaal logistiek park. Logistieke parken omvatten een combinatie van de volgende activiteiten: - ontvangen, opslaan en distribueren van goederen; - voorraadbeheer en conditionering; - goederenbehandeling zoals sorteren, verpakken, voorzien van labels; - kwaliteitscontrole en reparatie; - toegevoegde activiteiten als douaneformaliteiten, verzekeringen, bankactiviteiten. De multimodale logistieke parken richten zich specifiek op het marktsegment van het goederenvervoer, met name het lange-afstandsvervoer (een minimale afstand van 700 á 1.000 km onder het huidige prijsbeleid). De Oostendse zeehaven als deel van de poort De zeehaven Oostende is ruimtelijk en economisch structuurbepalend voor Vlaanderen. Het is echter, in vergelijking met de andere zeehavens in Vlaanderen, een kleine zeehaven, die zich specifiek richt op de continentale kusttrafiek. Om het zeehavengebied exclusief voor zeehavenactiviteiten (met name zeehavengebonden industriëledistributie- (physical distribution), opslag-, overslag- en logistieke activiteiten) te bestemmen is een afbakening als dusdanig noodzakelijk. Hiertoe wordt op Vlaams niveau voor iedere zeehaven en haar omgeving een ruimtelijke visie ontwikkeld op basis waarvan een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan moet worden opgemaakt samen met de betrokken overheidssectoren. Uitdrukkelijk moet daarbij aandacht besteed worden aan de toegankelijkheid zowel langs de waterzijde als langs de landzijde en moet de bereikbaarheid van de zeehaven benaderd worden vanuit de context van een globaal mobiliteitsbeleid voor gans Vlaanderen en voor alle vervoersmodi. In het richtinggevend gedeelte van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt voor de afbakening van het zeehavengebied Oostende in ruimtelijke uitvoeringsplannen aangegeven dat van de oppervlakte voorzien in het gewestplan (industrie en KMO' s en ambachtelijke bedrijvigheid) op dit moment slechts 200 ha van de 600 ha (voor het grootste deel achter de sluis) wordt bezet. In functie van de verdere optie voor de uitbouw en de reconversie van Oostende zal in de afbakening van het zeehavengebied moeten worden aangeven welke delen voor zeehavenactiviteiten en welke delen als toekomstige (watergebonden en luchthavengebonden) regionale bedrijventerreinen in aanmerking kunnen komen. De afbakening van de Oostendse zeehaven maakt geen deel uit van het afbakeningsproces van het regionaalstedelijk gebied Oostende. De Oostendse luchthaven als deel van de poort De luchthaven van Oostende wordt als regionale luchthaven beschouwd en is structuurbepalend op provinciaal niveau. Een regionale luchthaven is conform het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen een luchthaven die: - bediend wordt door een beperkt gamma van internationale en/of intercontinentale lijnen, maar ook door charters en daarnaast betekenis heeft voor zakenvluchten; Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 15 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
-
door de beperkte diversiteit van de verbindingen een eerder beperkt aantal passagiers en/of vracht verwerkt. De structuurbepalende elementen voor de luchthaven van Oostende zijn de volgende. - De luchthaven van Oostende beschikt over een startbaan en accommodatie die geschikt zijn voor alle typen van vliegtuigen. - De bestaande infrastructuur van een beperkt niveau (start- en landingsbanen met beperkte capaciteiten, taxiways, vliegtuigparkings, platformen en vrije ruimten, gebouwen, hangars, inschepingspieren, controletoren, uitrusting (bebakening, verlichting,...). - De ontsluitingsvoorzieningen op provinciaal niveau (wegen op provinciaal en stedelijk niveau, stedelijke openbaar-vervoersvoorzieningen). - Een specifieke en beperkte ruimtevraag vanuit luchthaven- en luchtvaartgebonden voorzieningen en bedrijvigheden die afhankelijk is van de aard van de regionale luchthaven (eventuele onderhoudsbedrijven voor vliegtuigen, voor vliegtuigmotoren, koerierbedrijven (luchtvaart), cargo-handling bedrijven en dergelijke, evenals bepaalde vormen van toeleveringsbedrijven en bijhorende kantoren). In het richtinggevend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen wordt gesteld dat de ontwikkeling van een luchthavengebonden bedrijventerrein zinvol is om de ontwikkeling van luchtvrachten en de mogelijkheden voor vliegtuigonderhoud te benutten. De optimalisering kan uitbreiding inhouden van de luchthavengebonden activiteiten. Dit kan uitdrukkelijk worden onderzocht in het kader van de afbakening van het stedelijk gebied en in het kader van de opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan voor de zeehaven, doch steeds binnen de oppervlakte van de op het gewestplan voorziene bedrijventerreinen. De inrichting van de luchthaven wordt vastgelegd in het afbakeningsplan van het stedelijk gebied Oostende. Oostende in het stedelijk en toeristisch-recreatief netwerk De Vlaamse Kust De Kust neemt als toeristisch recreatief netwerk in Vlaanderen het belangrijkste aandeel van het verblijfstoerisme en dagtoerisme voor zijn rekening. Op Vlaams niveau wordt de Kust als stedelijke netwerk geselecteerd omwille van de toeristischerecreatieve voorzieningen en potenties van nationale betekenis, de aanwezigheid van stedelijke gebieden op korte afstand en een natuurlijke structuur van internationale betekenis die zich uitstrekt van het noorden van Frankrijk tot in Nederland. - De rol van dit gebied ligt vooral in de kustgebonden toeristisch-recreatieve ontwikkeling. Daarnaast is de transportfunctie, in het bijzonder de maritieme transportfunctie rond de poorten belangrijk. - Bij de uitwerking van een stedelijk netwerk moeten ontwikkelingsperspectieven worden uitgewerkt, zowel voor de stedelijke gebieden als het buitengebied en dat in sterke onderlinge samenhang. Het stedelijk netwerk is daarbij niet één aaneengesloten stedelijk gebied, maar het betreft een ruimtelijk beleidskader met een belangrijke plaats en rol voor de structuurbepalende functies van het buitengebied binnen het stedelijk netwerk. De potenties van het stedelijk netwerk Kust moeten op een zodanige wijze worden benut dat de bestaande natuurlijke en agrarische structuur in hun ontwikkeling worden versterkt. De uitwerking van de stedelijke netwerken op Vlaams niveau gebeurt door het Vlaams Gewest. Bij de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Oostende zal specifieke aandacht gevraagd worden voor de positie van het stedelijk gebied in het netwerk van de Vlaamse Kust zonder dat hiervoor het volledige ontwikkelingsperspectief van het stedelijk netwerk zal worden uitgewerkt. Hoogwaardige aansluiting van het regionaalstedelijk gebied Oostende op de hoofdinfrastructuur in Vlaanderen Het regionaalstedelijk gebied Oostende wordt op een hoogwaardige wijze aangesloten op de hoofdinfrastructuur in Vlaanderen. Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 16 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Het IC-station van Oostende is geselecteerd als hoofdstation en structuurbepalend voor de stad en haar omgeving. De spoorverbindingen Brussel-Oostende en Oostende-Brugge-Kortrijk-Rijsel worden geselecteerd als deel uitmakend van het hoofdspoorwegennet voor personenvervoer. De zeehaven van Oostende is minder goed aangesloten op het internationale waterwegennet van het hinterland. Het kanaal van Oostende naar Brugge heeft immers slechts een gabariet van klasse V (tot 2000 ton) maar kan toch worden beschouwd als hoofdwaterwegennet. De volgende wegen zijn onderdeel van het TEN en als hoofdweg geselecteerd: - A10: van A18 (Jabbeke) tot R0 (Brussel) (E40) - A18: van A10 (Jabbeke) naar Duinkerke (E40) Er wordt geopteerd de AX niet te verlengen tussen N31 (Brugge-Blauwe Toren) en A18/E40 (Jabbeke). De afwikkeling van het toeristisch verkeer van en naar de oostkust tussen Oostende en Zeebrugge via de als primair II geselecteerde wegen N377 (Jabbeke-N9), N9 (Bredene-Brugge) en de N371 (Blankenberge-Blauwe Toren) wordt verbeterd door specifieke maatregelen. De volgende wegen zijn als primair I geselecteerd: - A10: van A18 (Jabbeke) tot R31 (Oostende-rondpunt) De volgende wegen zijn als primair II geselecteerd: - R31 - N377 van aansluiting 6A10 (Jabbeke) tot N9 (Vijfwege) - N9 van AX (Brugge) tot N316 (Bredene) - N33 van aansluiting 5A18(Gistel) tot N341 (Oostende) - N341 van N33 (Oostende) tot N318 (Oostende-luchthaven) Het groot aaneengesloten gebied van het buitengebied bepalend voor de ontwikkeling van het regionaalstedelijk gebied Oostende Binnen het regionaalstedelijk gebied Oostende moet er ruimte voorzien worden voor stedelijke natuurelementen, randstedelijke groengebieden en stedelijk landbouwgebieden. Stedelijke natuurelementen hebben verschillende functies: een ecologische, een esthetische, een sociale en een psychologische functie en zij zijn bovendien stadslandschapvormend In de stedelijke landbouwgebieden wordt een onderscheid gemaakt tussen (ingesloten) gebieden voor de professionele landbouw en de gebieden met een hobbyland- en tuinbouw in de meer recreatieve sfeer. Ten zuiden van het stedelijk gebied Oostende ligt een groot aaneengesloten gebied van het buitengebied dat in belangrijke mate de ruimtelijke structuur van Vlaanderen bepaalt. Natuur en landbouw komen er samen voor. De open, brakke kreken in Oostende zijn restanten van oude zeedoorbraken en -geulen of oude lopen van getijrivieren. Het zijn, samen met de vaarten en wateringen, de overblijvende open waters van het voormalige waterrijke kustgebied. Ze hebben een eigen structuur en waterkwaliteit en maken deel uit van de natuurlijke structuur op Vlaams niveau. De provincie West-Vlaanderen bevat met 30% het grootst aantal landbouwbedrijven in Vlaanderen. De gemeenten in de omgeving van Oostende beschikken in verhouding tot hun grootte, over veel landbouwgronden in de open polders. Voor de kustmilieus als onderdeel van de natuurlijke structuur worden gebiedsspecifieke ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven opgegeven. Omwille van de zware druk op de waardevolle ecosystemen van het kustmilieu moeten de ecologische waarden van het kustgebied optimaal worden versterkt. Dit houdt in dat bijvoorbeeld: - de bestaande natuurgebieden worden uitgebreid - de relatie tussen strand en duinen en de erachter liggende polders bijzondere aandacht krijgt - het strand gelegen in de omgeving van natuurgebieden kan afgesloten worden voor recreatie - de gevolgen van waterwinning op de natuurwaarden en de mogelijke alternatieven worden onderzocht en geëvalueerd. Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 17 van 85
ARCADIS Gedas NV
1.2.
Projectnummer:
07/3258
Concrete uitgangspunten voor het afbakeningsproces
De algemene doelstellingen van het RSV voor de regionaalstedelijke gebieden in Vlaanderen, werden bij de start van het afbakeningsproces geconcretiseerd voor het regionaalstedelijk gebied Oostende en vooropgesteld als richtinggevend kader voor de verdere uitwerking vanuit het Vlaamse Gewest. Het betreft: - een kwantitatieve taakstelling inzake het opvangen van de behoefte aan bijkomende woongelegenheden - een kwantitatieve taakstelling inzake bijkomende zoneringen voor bedrijventerreinen - de grensstellende elementen van het buitengebied die vanuit het Vlaams niveau aan de stedelijke ontwikkeling worden gesteld 1.2.1.
De taakstelling inzake bijkomende woongelegenheden
De taakstelling is afgeleid uit de opties van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, en wordt in het afbakeningsproces meegegeven als een kwantitatieve optie inzake het te realiseren aanbod aan woningbouw tot 2007 voor het stedelijk gebied. Deze taakstelling kan echter niet opgevat worden als een verplicht minimaal aantal te realiseren woongelegenheden binnen het stedelijk gebied. In een confrontatie met de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur voor het regionaalstedelijk gebied Oostende, moet onderzocht worden in hoeverre deze taakstelling op kwalitatieve wijze kan opgenomen worden in het betreffende gebied. In het voorstel van afbakening kan een deel van de taakstelling concreet ingevuld worden binnen het actieprogramma. In West-Vlaanderen moeten in de planperiode 1992-2007 ca. 69.248 bijkomende woongelegenheden opgevangen worden. In het RSV is bovendien bepaald dat in de provincie West-Vlaanderen min. 67% van de bijkomende woongelegenheden te realiseren is in het totaal van de stedelijke gebieden en max. 33% in het buitengebied in de provincie. Vertrekkende vanuit deze basisgegevens uit het RSV heeft Afdeling Ruimtelijke Planning de sectorale taakstellingen voor de grootstedelijke en regionaalstedelijke gebieden in samenhang met elkaar bepaald. Enkel op deze wijze wordt gegarandeerd dat de taakstelling voor dit ene stedelijk gebied, het realiseren van 60% van de bijkomende woongelegenheden in de totaliteit van de stedelijke gebieden in Vlaanderen niet hypothekeert. Op basis van hypothetische modellen kende de Afdeling Ruimtelijke Planning een benadering van het aantal bewoonde woongelegenheden in 1991 in elk stedelijk gebied. De verdeling van het aantal bijkomende woongelegenheden in de periode 1991-2007 over de verschillende stedelijke gebieden is vervolgens bepaald op basis van twee scenario's: -
scenario 1: doorrekening op niveau provincie op basis van het bestaande aandeel bewoonde woongelegenheden in 1991 van het stedelijk gebied Oostende t.o.v. het totale aantal bewoonde woongelegenheden in het geheel van de stedelijke gebieden in de provincie wordt berekend.
-
scenario 2: doorrekening op niveau arrondissement op basis van een doorrekening op niveau van het arrondissement (zoals berekend in het deel prognose van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen). Migraties tussen de verschillende arrondissementen worden dus ingecalculeerd.
Het resultaat van deze berekeningen - de taakstelling voor het regionaalstedelijk Oostende op basis van beide scenario’s - is opgenomen in volgende tabel.
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 18 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Tabel 1: taakstelling bijkomende woongelegenheden 1991-2007 voor stedelijk gebied Oostende volgens twee scenario’s Taakstelling stedelijk gebied Oostende Scenario 1: doorrekening niveau provincie
7.331
Scenario 2: doorrekening niveau arrondissement
7.780
Deze taakstelling wordt niet in absolute zin gesteld. Tijdens het afbakeningsproces zal er een voortdurende terugkoppeling nodig zijn tussen: - de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur en afbakening van het stedelijk gebied - de reeds gerealiseerde en geplande projecten inzake bijkomende woningbouw in de planperiode 1992-2007 - de (nog) beschikbare voorraad aan mogelijkheden voor bijkomende woongelegenheden (verdichtings- en inbreidingsmogelijkheden binnen het stedelijk weefsel, uitbreidingsmogelijkheden in de bestaande bestemmingszones binnen de hypothese van afbakening) - de behoefte aan van eventuele bijkomende bestemmingen voor woningbouw en wenselijkheid t.o.v. de grensstellende elementen Bovendien moet hierbij ook de kwalitatieve differentiatie van het bijkomende woonaanbod in ogenschouw genomen worden, afhankelijk van de prioritaire doelgroepen van het woonbeleid voor het stedelijk gebied. 1.2.2.
De kwantitatieve taakstelling inzake bijkomende zoneringen voor bedrijventerreinen
Voor de vraag naar ruimte voor economische activiteiten zijn prognoses gemaakt voor Vlaanderen met gegevens over secundaire en tertiaire economische sectoren. De kwantitatieve taakstellingen voor bijkomende bedrijventerreinen is vastgelegd door confrontatie van deze vooruitberekende vraag aan bedrijventerreinen aan het reeds bestemde maar nog niet benutte oppervlakte aan bedrijventerreinen. De vraag naar oppervlakte voor bedrijventerreinen en het beschikbare aanbod zijn niet gelijkmatig gespreid over Vlaanderen. Om het principe van gedeconcentreerde bundeling te bewaken is de ongelijkmatige spreiding tussen de provincies vastgelegd in de bindende bepaling van het RSV. In West-Vlaanderen kan in de planperiode maximaal 1.504 ha bijkomend bedrijventerrein bestemd worden in de periode 1994-2007, waarvan vooropgesteld wordt dat 526 ha als effectief te realiseren en 978 ha als reserveterrein af te bakenen is. Uit de Vlaamse gegevens van de tewerkstelling per gemeente bleek dat in 1991 de economische activiteiten voor 80% plaatsvinden in de economische knooppunten (waaronder de stedelijke gebieden) plaatsvinden. De gemeenten van het buitengebied bevatten 20% van de economische activiteiten uitgewerkt naar tewerkstelling. Het behouden en versterken van de bestaande concentratie is in het beleid opgenomen in de bindende bepalingen: de provincie kan een grotere concentratie voorstellen maar geen grotere spreiding. Deze verhoudingen zijn per provincie verschillend zoals ook de vraag ongelijkmatig is tussen provincies. Dus zijn per provincie de minimale en de maximale verhouding vastgesteld. Voor West-Vlaanderen is vastgesteld dat min. 76% tot max. 81% in de economische knooppunten moet voorzien worden, en min. 19% tot max. 24% in het buitengebied. Aldus zijn twee scenario’s mogelijk in de provincie West-Vlaanderen: maximale verhouding van 81%-19% en minimale verhouding van 76%-24%. Vanuit het Vlaams niveau worden beide berekeningen uitgevoerd en gehanteerd als het plafond voor de kwantitatieve taakstelling voor bedrijventerreinen. Het aandeel tewerkstelling op bedrijventerreinen per gemeente in 1994 vormt het uitgangspunt (wegingsfactor) voor de verdeling van de behoefte aan bijkomende bedrijventerreinen naar het geheel van de economische knooppunten en tussen de economische knooppunten onderling. Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 19 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
De taakstelling van gemeenten deels of geheel gelegen in het stedelijk gebied Oostende is weergegeven in onderstaande tabel. Dit is het totaal van bijkomende oppervlakte voor economische activiteiten van 1994 tot 2007. Binnen de taakstelling zal enerzijds een deel van de af te bakenen oppervlakte moeten gaan voor regionale en lokale bedrijventerreinen binnen de afbakening van het stedelijk gebied. Anderzijds moet een deel van de af te bakenen oppervlakte gaan naar die delen van de gemeenten buiten de afbakening (lokale bedrijventerreinen aan de kernen door de provincie geselecteerd worden als hoofddorp, zonering van zonevreemde bedrijven). Deze kwantitatieve taakstelling is een richtplafond en kan pas definitief worden vastgesteld tijdens het afbakeningsproces.
Tabel 2: taakstelling bedrijventerreinen voor gemeenten deels of geheel gelegen in het stedelijk gebied Oostende 1994 –2007 Provinciale verhouding Af te bakenen bedrijventerreinen
scenario 76%
scenario 81%
29 ha
35 ha
De taakstelling voor bedrijventerreinen heeft een invalshoek die zowel kwalitatief als kwantitatief is. Om van de berekende kwantitatieve taakstelling naar een definitieve taakstelling te komen, zijn meerdere terugkoppelingen nodig in het afbakeningsproces. De volgende aspecten zijn minimaal noodzakelijk en zijn onderling onlosmakelijk verbonden om tot een definitieve taakstelling te komen: -
“Welke oppervlakte bedrijventerreinen is bestemd van 1994 tot op heden?” Aangezien de taakstelling de bijkomende oppervlakte aan bedrijventerreinen weergeeft vanaf 1994 is het noodzakelijk te onderzoeken welke bedrijventerreinen (dmv gewestplanwijzigingen, BPA’s) aan het juridisch aanbod werden onttrokken en/of extra werden bestemd. Bestemmingswijzigingen binnen het af te bakenen havengebied moeten hierbij niet worden in rekening gebracht aangezien deze niet opgenomen zijn in de taakstelling voor het regionaalstedelijk gebied Oostende.
-
“Overheveling stedelijk gebied naar delen buiten stedelijk gebied” Zoals hoger beschreven bevat de kwantitatieve taakstelling een aantal gemeenten met delen binnen en delen buiten het stedelijk gebied. Het probleem stelt zich bij gemeenten waarvan kernen gelegen zijn in het buitengebied omdat deze niet als het stedelijk gebied worden geselecteerd. Indien deze kernen door de provincie geselecteerd worden als hoofddorpen, zullen hun economische activiteiten zich kunnen ontwikkelen op lokale bedrijventerreinen. De oppervlakte van dergelijke lokale bedrijventerreinen is opgenomen in de kwantitatieve taakstelling van het stedelijk gebied zoals gegeven in bovenstaande tabel.
-
“Afstemming tussen afbakeningsproces regionaalstedelijk gebied en afbakeningsproces havengebied”: Het (nog af te bakenen) zeehavengebied zit niet vervat in de vooropgestelde taakstelling inzake bijkomende bedrijventerreinen in het regionaalstedelijke gebied. In het afbakeningsproces van het havengebied zal aangegeven moeten worden welke delen van de oppervlakte reeds voorzien in het gewestplan (industrie en KMO’s & ambachtelijke bedrijvigheid) voor zeehavenactiviteiten en welke delen als toekomstig (watergebonden, luchthavengebonden) regionale bedrijventerreinen.
-
“Hypothese gewenste ruimtelijke structuur”: Vanuit voorgaande elementen kan worden vermoed dat binnen het regionaalstedelijk gebied Oostende geen (significante) oppervlakte aan bijkomende bedrijventerreinen zal moeten worden aangegeven (zie volgend punt). In functie van de hypothese gewenste ruimtelijke structuur is het belangrijk te onderzoeken in hoeverre de bestemde bedrijventerreinen reeds werden ontwikkeld, of een verdere specialisatie van deze bedrijventerreinen (als kleinhandelszone, transport- en distributiezone, …) gewenst is.
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 20 van 85
ARCADIS Gedas NV
1.2.3.
Projectnummer:
07/3258
De grensstellende elementen van Vlaams belang vanuit het buitengebied
In de voorbereidingsfase van het afbakeningsproces van het stedelijk gebied worden de grensstellende elementen bepaald die vanuit het Vlaams niveau aan de stedelijke ontwikkeling worden gesteld. Het kader voor de selectie en afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische structuur wordt geboden door de Gewenste Ruimtelijke Structuur van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Van belang voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische structuur zijn : - de ruimtelijke principes en de ruimtelijke visie, zoals verwoord in de Gewenste Ruimtelijke Structuur en zoals weergegeven op de schematische weergave van de ruimtelijke visie op Vlaanderen - het beleid voor de natuurlijke en de agrarische structuur, zoals verwoord in de Gewenste Ruimtelijke Structuur, en de kwantitatieve ontwikkelingsperspectieven, zoals aangegeven in de Gewenste Ruimtelijke Structuur en de Bindende Bepalingen. Ruimtelijke elementen vanuit de natuurlijke structuur De natuurlijke structuur wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen gedefinieerd als het samenhangend geheel van rivier- en beekvalleien, de grotere natuur- en boscomplexen en de andere gebieden, waar de voor natuur structuurbepalende elementen en processen tot uiting komen. Ze bevat tevens de ecologische infrastrucuur gevormd door lijn-, punt- en vlakvormige natuurelementen, door kleinere natuur- en boscomplexen en door parkgebieden. Vanuit die definitie worden volgende elementen van de natuurlijke structuur weergegeven : -
-
Het waternetwerk - de zee - havenwaters (geul, voorhaven, verschillende dokken, spuikom), plas kalkaert, ontginningsplassen - kanaal Gent-Brugge-Oostende - kanaal Nieuwpoort-Plassendale - Noordede - Gauwelozekreek - Graningatevliet, Iepergeleed, Zandvoorde geleed - Keignaertkreek, Kleine Keignaertkreek, Zoute Kreek, Sluiskreek Natuur in de Duinengordel en Duin-polderovergangen
-
a) gebiedsdekkende natuur bestaande uit duinvegetaties en duinstruwelen (duinengordel): - aaneengesloten duinengordel ten westen van Raversijde ; - duinen ter hoogte van Mariakerke ; - aaneengesloten duinengordel tussen Oostende en De Haan ; - duinbossen De Haan b) niet gebiedsdekkende natuurgebieden bestaande uit duinen, duinstruwelen, duingrasland: natuurcluster - duingebied ter hoogte van Blutsijde (overgang) Natuur in de polders c) gebiedsdekkende natuurgebieden gekoppeld aan kreken - Keignaertkreek, Kleine Keignaert en omgeving - Zoute kreek, Oude Straatkreek en omgeving d) niet gebiedsdekkende natuur gekoppeld aan (artificiële) plassen - zuidelijk deel omgeving Zoute kreek, Oude Straatkreek - spontane ontwikkeling van kleiputten tot brakke waterplassen met rietkragen, Snaaskerke e) gebiedsdekkende natuurgebied niet gekoppeld aan het (water)netwerk, polders: - reliëfrijk graslandgebied, Zwaanhoek - Plassendale III
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 21 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
f) niet gebiedsdekkende natuurgebieden, polders: - zilte graslanden, Duivenkete - graslanden ten zuidwesten van Vlissegem en ter hoogte van de Noordede - Bosuitbreiding De omgeving van Oostende behoort tot de bosarmste delen van Vlaanderen. Met uitzondering van de kwetsbare duinbossen van De Haan zijn er in de onmiddellijke omgeving van Oostende geen boscomplexen van aanzienlijke grootte. Van hieruit kunnen als belangrijke elementen aangehaald worden: - het onderzoek naar de mogelijkheden tot realisatie van een multifunctioneel stadsrandbos in de nabijheid van Oostende (AMINAL-Afdeling Bos en Groen). De laatste wijziging van het gewestplan Oostende Middenkust (13 juli 2001) maakt de ontwikkeling van dit stadsrandbos mogelijk. - de optie voor de open ruimte ten noorden van de Spuikom tot omvorming tot parkbos. Deze ontwikkeling wordt mede ondersteund door de gewestplanbestemming. - Elementen met een zekere natuurwaarde - oude biologisch waardevolle spoorwegberm, in gebruik als wandel- en fietspad, ecologische verbindingsfunctie - stedelijk groenelement: stadspark De natuurwaarden in de omgeving van Oostende zijn voornamelijk terug te vinden in de duinengordel, de strand-duin en de duin-polderovergangen. Maar ook in de polders zijn belangrijke natuurwaarden, zoals kreken en zilte graslanden, aanwezig. Alle elementen van de natuurlijke structuur die mogelijk in het stedelijk gebied zullen gesitueerd zijn en deze die aan de rand van het af te bakenen stedelijk gebied gesitueerd zijn, moeten worden onderzocht. - of het deel uitmaakt van een grote eenheid natuur, een grote eenheid natuur in ontwikkeling of een natuurverwevingsgebied en bijgevolg een grens zal stellen aan de verdere ruimtelijke ontwikkeling van het stedelijk gebied - of door haar geïsoleerde ligging geen deel uitmaakt van een grote eenheid natuur, een grote eenheid natuur in ontwikkeling of een natuurverwevingsgebied en als stedelijk natuurelement binnen het stedelijk gebied zal worden gedefinieerd - of door het verweven voorkomen van andere functies (o.a. recreatie) als randstedelijk groengebied binnen het stedelijk gebied zal worden gedefinieerd - of het over onvoldoende actuele of potentiële natuurwaarde beschikt en er bijgevolg een onderzoek kan plaatsvinden naar de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Ruimtelijke elementen vanuit de agrarische structuur De agrarische structuur is het samenhangend geheel van gebieden die het duurzaam functioneren van de landbouw verzekeren. Vanuit die definitie worden volgende ruimtelijke elementen van de agrarische structuur weergegeven : -
Gebieden van de agrarische structuur ten oosten en ten zuidoosten van Oostende a) ruimtelijk functioneel samenhangende landbouwgebieden: - I ten oosten van Oostende tussen de duinengordel en het kanaal Oostende-Brugge en ten oosten van het kanaal Plassendale - II ten zuidoosten van Oostende tussen Oudenburg en Stene b) landbouwovergangszone: - het gebied Zwaanhoek-Plassendale III (verweving met natuur) c) landbouwschiereiland: - het gebied grenzend aan de ruimtelijk functioneel samenhangende landbouwgebieden I en II, tussen de Noordede en het kanaal Oostende-Brugge
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 22 van 85
ARCADIS Gedas NV
-
Projectnummer:
07/3258
d) landbouweiland: - het gebied ten noorden van de spuikom Gebieden van de agrarische structuur ten westen en ten zuiden van Oostende
a) ruimtelijk functioneel samenhangend landbouwgebied - het gebied ten zuiden van de luchthaven (III) b) landbouweiland - het gebied ten noorden van de luchthaven (D) De Afdeling Ruimtelijke Planning gaat ervan uit dat: - de ruimtelijk-functioneel samenhangende en minder samenhangende landbouwgebieden grensstellend zijn voor het stedelijk gebied. De stedelijke ontwikkeling zal zich op deze plaatsen moeten beperken tot de ruimtelijke afwerking van de rand van het stedelijk gebied. - in de landbouwovergangszone zal het onderzoek in hoofdzaak moeten gericht zijn op het zoeken naar een ruimtelijk-functionele grens voor het stedelijk gebied. - in de landbouwschiereilanden en -eilanden zal het onderzoek moeten uitwijzen of het gebied moet worden gevrijwaard als stedelijk landbouwgebied of het, ook vanuit landbouwoogpunt, kan worden ontwikkeld voor stedelijke functies. Karakteristieke landschapselementen en – componenten op Vlaams niveau Een landschap ontstaat door de werking van abiotische, biotische en cultuurlijke elementen en systemen en hun interrelaties. Een landschap creëert belevingspotenties zodat er een bepaalde waarde aan kan worden toegekend. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen worden algemene ontwikkelingsperspectieven geformuleerd voor bakens, structurerende reliëfcomponenten, markante terrienovergangen en gave landschappen. Volgende karakteristieke landschapselementen en -componenten worden aangegeven bij de start van het afbakeningsproces:: -
Ankerplaatsen (gave landschappen) - duinen Raversijde - Keignaertkreek en Zoute kreek - Zwaanhoek - duinbossen tussen Oostende en Wenduine met concessie De Haan - Bakens - Plassendalebrug - Fort Napoleon - Markante terrein overgangen: - zee-strand-duinen en duin-polder overgangen: nog onbebouwd ten oosten van Oostende tussen Bredene en De Haan Andere karakteristieke landschapselementen zijn: -
-
Lijnen (van west naar oost) - dijken in de kustpolders - weg Oostende-Torhout - spoorweg Oostende-Torhout - het kanaal Gent-Brugge-Oostende - het kanaal Duinkerke-Nieuwpoort-Plassendale - Noordede Open ruimte verbinding - tussen het stedelijk gebied Oostende en de kernen in het achterland
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 23 van 85
ARCADIS Gedas NV
2.
Projectnummer:
07/3258
PROVINCIAAL RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN WEST-VLAANDEREN
De West-Vlaamse provincieraad heeft het provinciaal ruimtelijk structuurplan definitief vastgesteld op 12 juni 2001 en een aantal intrekkingen en vervangingen op 29 november 2001. Visie op de ontwikkeling van het regionaalstedelijk gebied Oostende in het PRS Het regionaalstedelijk gebied Oostende ligt in de Kustruimte, een onderdeel van het stedelijk netwerk Kust. Aansluitend op de rol van deze ruimte op Vlaams niveaus, kent de Kustruimte een kustgebonden toeristisch-recreatieve versterking en ontwikkeling. Hierbij gaat bijzondere aandacht naar de bescherming van de natuurlijke structuur en naar het voorzien van ruimte voor de eigen woningbehoefte. Het provinciaal beleid voor de Kustruimte is gericht op: - de toeristische-recreatieve activiteiten verweven met de natuurlijke structuur (zee-strand-duinenpolder) - het kralensnoer van badplaatsen als multifunctionele, complementaire knooppunten ondersteunen - de openruimteverbindingen vrijwaren als garantie voor ‘kralensnoer’ en voor de natuurlijke structuur (markante terreinovergang en ecologische gradiënten van zee-strand-duinen-polder). De open ruimte achter de verstedelijkte kustband moet ook bewaard blijven om verstedelijking in de polders te vermijden. - economische ontwikkelingen buiten de poorten enten op toerisme en recreatie - de Koninklijke Baan als structurerend verbindend snoer voor verdere ontwikkelingen en versterken als beeldbepalend element doorheen de kralen - de verkeersafwikkeling (bereikbaarheid/ontsluiting/parkeren) optimaliseren, door afwerken kamstructuur voor autoverkeer en een “omgekeerde kam” voor het collectief vervoer. Binnen deze Kustruimte wordt de deelruimte Oostende onderscheiden waarvoor de opties grotendeels door het Vlaamse niveau zijn bepaald (selectie als regionaalstedelijk gebied en selectie als poort op Vlaams niveau). De relatie tussen stad en ommeland is een belangrijk provinciaal beleidspunt. Voor de Oostendse ruimte geldt: - het regionaalstedelijk gebied Oostende ondersteunen als concentratie van stedelijke activiteiten - de zeehaven en luchthaven als economische poort - de openruimteverbinding tussen stedelijk gebied en kernen in het achterland vrijwaren Vanuit de provincie worden volgende beleidslijnen vooropgesteld: - een ruimtelijk aanbodbeleid (buiten de haven- en luchthavengebonden activiteiten) van regionale bedrijventerreinen op het niveau van het stedelijk gebied. Industriële ontwikkelingen mogen de toeristische activiteiten en de natuurwaarden echter niet hypothekeren. - multimodaal knooppunt rond het station versterken - domein Raversijde en Oosteroever met o.a. Spuikom bieden potenties naar toeristisch-recreatieve mogelijkheden - om de bereikbaarheid van het regionaalstedelijk gebied en de zeehaven te vrijwaren is de ondersteuning van alternatieven voor het wegvervoer noodzakelijk. - de zeehaven en de luchthaven leggen zich toe op personenvervoer en goederenbehandeling, daarnaast ook op economische activiteiten met toegevoegde waarde. Deze activiteiten worden voorzien op de bedrijventerreinen voor luchthavengebonden activiteiten en op de bedrijventerreinen aan het kanaal Oostende –Brugge. Het streefdoel is hier complementariteit ten opzichte van de zeehaven Zeebrugge. - verbeteren van de gebrekkige aansluitingen van de haven op de binnenvaart en het hoofdspoorwegennet. De ontsluiting van de haven dient gekoppeld te worden aan dezelfde problematiek van Zeebrugge. Ook voor een goede wegontsluiting van het havengebied ontbreken vooralsnog een aantal schakels. - de open-ruimteverbinding tussen stedelijk gebied en kernen in achterland vrijwaren (uniek Krekengebied tussen Oostelijke en Westelijke polderruimte). Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 24 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Relevante selecties in het PRS Nederzettingsstructuur -
Bredene als woonkern en Bredene Bad als kusthoofddorp, indien de kernen niet behoren tot het regionaalstedelijk gebied Middelkerke en Westende Bad (incl Westendedorp en Lombardsijde) als kusthoofddorpen en Slijpe als bedrijfsondersteunend hoofddorp, indien de kernen niet behoren tot het regionaalstedelijk gebied geen geselecteerde kernen buiten het stedelijk gebied op het grondgebied van Oostende
Natuurverbindingsgebieden en ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang -
-
natuurverbindingsgebieden: (clusters van kleine landschapselementen en kleine natuurgebieden) - het strand met aangrenzend Warandeduinen, Domein Raversijde en zeereepduin tussen Raversijde en Mariakerke, - de duin-polderovergang koninklijke baan - het gebied rond Rattevalle, Slijpe en Snaaskerke. (sloten en vaarten) ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang a) droge infrastructuur: - oude spoorwegbedding Oostende –Gistel b) natte ecologische infrastructuur - de Noordede, - het Kanaal Oostende Brugge, - kanaal Plassendale Nieuwpoort, - Grootgeleed - Garingatevliet.
Toeristisch-recreatieve elementen -
-
toeristisch-recreatieve netwerken - het toeristisch-recreatief netwerk van de Kust toeristisch-recreatieve knooppunten - het stedelijk gebied - Domein Raversijde toeristisch-recreatieve lijnelementen - kanaal Nieuwpoort-Plassendale - kanaal Brugge-Oostende - de verlaten spoorwegbedding Oostende-Gistel-Torhout - de Koninklijke Baan
Lijninfrastructuur (richtinggevend t.o.v. afbakening de stedelijke gebieden, niet bindend) -
secundaire weg I (verbindend op bovenlokaal niveau en lokaal niveau): - N34g van de brug Mercatorsluis tot in de N 34 - N34 van het Vuurkruisenplein tot het E. Feysplein - N34 van kruispunt De Bolle tot het kruispunt N329(Vosseslag) - R 31 van de N34 tot de rotonde Kennedy - N 340 van vuurkruisenplein tot rotonde Kennedy - N9 van de N 34 tot het kruispunt N 320 (Bredene) - N 320 van kruispunt N9 (Bredene) tot Plassendale Brug (Oudenburg)
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 25 van 85
ARCADIS Gedas NV
-
-
-
Projectnummer:
07/3258
secundaire wegen II (verzamelen op bovenlokaal en lokaal niveau) - N34 van het kruispunt N39 (Nieuwpoort) tot kruispunt Koninginnelaan - N 318 van de N380 (Nieuwpoort tot kruispunt Petit Paris) - Oostendeweg-Gistelsesteenweg: van de spoorwegbedding lijn 62 tot de N 358. secundaire wegen III (verbinden voor openbaar vervoer en fietsverkeer op bovenlokaal en lokaal niveau) - N33 van de N318 tot de N 341(Oostende) - Gistelsesteenweg: van rotonde Kennedy tot de spoorwegbedding lijn 62 knooppunten van regionaal vervoer - Oostende NMBS station
Landschapseenheden en structurele elementen en componenten -
-
-
-
-
gave landschap: - duinen Oostkust, - poldergebieden Leffinge – Slijpe, - poldergebied Klemskerke – Zuienkerke, - historische polders van Oostende, - graslandgebied Zwaanhoek- Oudenburg, - duinen middenkust stadslandschap: - verstedelijkte gebieden van het stedelijk netwerk ‘de kust’ ankerplaatsen: - duinen Raversijde - Keignaartkreek - Zoute Kreek - Zwaanhoek - Concessie De Haan structurerende lineaire elementen: - de spoorwegbedding Oostende - Torhout, - kanaal Plassendale – Nieuwpoort, - Noordede - kanaal Brugge – Oostende markante terreinovergangen: - overgangen strand-duin - overgangen duin- polder open-ruimteverbindingen: - de duinen Oostkust (tss Oostende en Blankenberge) - het Poldergebied Oostende-Zandvoorde naar Klemskerke
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 26 van 85
ARCADIS Gedas NV
3.
JURIDISCHE PLANNINGSCONTEXT
3.1.
Gewestplan
Projectnummer:
07/3258
Het oorspronkelijke gewestplan Oostende-Middenkust werd goedgekeurd bij KB van 26 januari 1977. Het gewestplan werd gedeeltelijk gewijzigd bij B.V.R. van 9 november 1994, 25 januari 1995 en 13 juli 2001. De gewestplanwijzigingen van 1994 en 1995 waren eerder beperkt in het onderzoeksgebied van dit afbakeningsproces. - BVR van 09/11/1994: schrapping reservatiestroken voor omleidingswegen aan kernen Slijpe en Leffinge en herbestemming van woonuitbreidingsgebieden naar agrarisch gebied aan kern Leffinge. - BVR van 25/01/1995: schrapping leidingstroken langsheen kanaal Plassendale-Nieuwpoort. De wijzigingen bij B.V.R. van 13/07/2001 zijn zeer recent en omvangrijker. De belangrijkste wijzigingen –in het licht van de afbakening van het stedelijk gebied - zijn: - delen van Oosteroever: de herbestemming naar stedelijk ontwikkelingsgebied (noordelijk deel en oostelijk deel langs Koninklijke Baan), zone met cultuurhistorische waarde (Fort Napoleon), zone voor recreatie (deeltje langs Koninklijke Baan), natuurgebied (duinen) - delen van Plassendale III: de herbestemming naar reservaatgebied (zuidoostelijke hoek) en een beperkt deel naar regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter (aansluitend bij oprit Zandvoorde) - omgeving Gauweloze Kreek-A10: herbestemming naar bosuitbreidingsgebied en ontginningsgebied met nabestemming bos - omgeving tussen Torhoutsesteenweg-Stene: herbestemming naar zone voor kleinhandel en middelgrote ondernemingen en lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter - omgeving luchthaven: herbestemming naar luchthavengebonden bedrijventerrein (ten zuiden) en regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter (ten zuiden langs Torhoutsesteenweg), parkgebied (ten noorden van Duinkerksesteenweg) en woonuitbreidingsgebieden (tussen parkgebied en bestaand woonweefsel) Daarnaast zijn er een aantal wijzigingen doorgevoerd in de overdruk (bv. naar agrarisch gebied met ecologische waarde, naar bouwvrij agrarisch gebied,…) en werden ook een aantal reserveringsstroken voor infrastructuren geschrapt.
3.2.
Relevante BPA’s
De voor het afbakeningsproces relevante BPA’s zijn deze die aanzienlijke wijzigingen of verfijningen aanbrengen t.o.v. de gewestplanbestemmingen en hierdoor impact hebben op de mogelijkheid tot het invullen van de taakstellingen of op de bepaling van de afbakeningslijn. Tabel 3: relevante BPA’s nr naam
status
relevantie
1.
MB 07/10/2002
uitbreiding sportcomplex (zone voor recreatie)
BPA Sportpark
2.
BPA Plassendale I
def aanv. GR 25/01/2003
omzetting deel Plassendale I naar zone voor wetenschapspark
3.
BPA ambachtelijke zone
MB 07/01/1992
omzetting parkgebied naar ambachtelijke zone
4
BPA Bedrijvenzone Oostendelaan
MB 22/08/2001
herziening BPA amb. zone/BPA uitbreiding amb. zone
Kaart 2: gewestplan met situering relevante BPA’s Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 27 van 85
ARCADIS Gedas NV
3.3. 3.3.1.
Projectnummer:
07/3258
Andere juridische plannen met ruimtelijke relevantie Duinendecreet, Ramsar-, Habitat- & Vogelrichtlijngebieden, afbakeningen van het Vlaams Ecologisch Netwerk
Duinendecreet Het Duinendecreet van 14 juli 1993 beschermen delen van de kustduinen met een zeldzame of onvervangbare geomorfologische of pedologische constellatie en biologische waarde. In de omgeving van Oostende betreft het: - duinenrij ten westen van Raversijde (beschermd duingebied) - duinen ten westen van en aansluitend bij Middelkerke-Bad (beschermd duingebied) - duinen aan Fort Napoleon op Oosteroever (beschermd duingebied) - duinen van het Blutsyde-Heidezwincomplex (deels beschermd duingebied, deels voor het duingebied belangrijk landbouwgebied) Ramsar-, Habitat- & Vogelrichtlijngebieden Het betreft de afbakening van de speciale beschermingszones, nl. de afbakening van zones van natuulijke habitats en vogelsoorten in uitvoering van de Conventie van Ramsar en in uitvoering van Europese richtlijnen. Voor de kust van Oostende en Middelkerke zijn de Vlaamse Banken als Ramsargebied afgebakend. In de omgeving van Oostende zijn als Habitatgebied afgebakend: - duinenstrook tussen Westende-Bad en Middelkerke - duinenstrook tussen Middelkerke en Raversijde, - duinenstrook tussen Raversijde en Mariakerke, - duinenstrook van de havengeul (Oosteroever) over Bredene tot Den Haan. - duingebied Blutsijde - omgeving Zoute Kreek, Oude Straatkreek (zilte poldergraslanden gekoppeld aan kreken) - omgeving Keignaartkreek, Kleine Keignaert (zilte poldergraslanden gekoppeld aan kreken) - omgeving Zwaanhoek – Plassendale (reliëfrijk grasland) - omgeving Duivenkete (zilte graslanden) In de omgeving van Oostende zijn echter geen Vogelrichtlijngebieden afgebakend. Afbakening VEN-gebieden De afbakening van het "Vlaams Ecologisch Netwerk" (VEN) wordt in verschillende fasen gerealiseerd waarbij “Grote Eenheden Natuur” (GEN) en “Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling” (GENO) worden afgebakend. Daarnaast zullen tevens “Natuurverwevingsgebieden” en “Natuurverbindingsgebieden” (IVON) aangeduid worden. In de eerste fase werden in de omgeving van Oostende afgebakend: - de duinen van de Middenkust (GEN) - delen van de Historische polders van Oostende (GEN) - delen van de poldergebieden tussen Oostende, Jabbeke en De Haan (GEN) Kaart 3: gebieden beschermd door Duinendecreet, Ramsar-, Habitat- & Vogelrichtlijngebieden, afbakeningen van het Vlaams Ecologisch Netwerk
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 28 van 85
ARCADIS Gedas NV
3.3.2.
Projectnummer:
07/3258
Beschermde dorps-/stadsgezichten en landschappen
Volgende plekken zijn beschermd als stads-, dorpsgezicht of landschap. 1) Visserskapel en omgeving (Bredene) (beschermd dorpsgezicht) 2) omgeving Fort Napoleon (beschermd landschap) 3) Wellington Hippodroom (beschermd stadsgezicht) 4) begraafplaats O.L.V.-Ter-Duinen (Mariakerke) (beschermd landschap) 5) omgeving en duin- en polderlandschap O.L.V.-Ter-Duinen (Mariakerke) (beschermd dorpsgezicht) 6) Duinenweg (beschermd landschap) 7) kerkplein Leffinge (beschermd landschap) 8) dorpskom Stene (beschermd dorpsgezicht) 9) kreek Grote Keignaert (Zandvoorde) (beschermd landschap) 10) Sluizencomplex en omgeving (Oostende) (beschermd dorpsgezicht) 11) Creosoteerinrichting en -werf (beschermd dorpsgezicht) 12) complex van Venetiaanse Gaanderijen, Koningspark, Thermae Palace,… (‘aaneensluitende’ beschermde monumenten) Kaart 4: beschermde dorps- en stadsgezichten en landschappen
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 29 van 85
ARCADIS Gedas NV
DEEL 3:
1.
Projectnummer:
07/3258
KWALITEITEN, PROBLEMEN EN POTENTIES
DE STEDELIJKE ONTWIKKELING T.O.V. DE BUITENGEBIEDFUNCTIES
kwaliteiten: - globaal gezien vrij duidelijke overgangen tussen stedelijk weefsel en groot aaneengesloten openruimtegebied - aanwezigheid van landschappen met hoge relictwaarde (zachte toeristisch-recreatieve waarden in aanvulling met stedelijk toerisme en stedelijk wonen) problemen: - uitwijking gezinnen naar buitengebied(kernen en -linten) in hinterland (verstedelijking buitengebied) - beperkte inbreidingsmogelijkheden (vrij aaneengesloten weefsel) en beperkte uitbreidingsmogelijkheden van de kernstad (ingeslotenheid tussen zee, luchthaven, haven en belangrijke openruimtegebieden) - ruimtelijk weinig kwalitatieve overgangen tussen stedelijk weefsel en omgevende openruimtelandschappen (plaatselijke) aantasting van aaneengesloten openruimte (landschap, landbouw) o.a. door lineaire kleinhandels- en bedrijvigheidsontwikkeling Torhoutsesteenweg potenties: - functionele verbindingsmogelijkheden (ecologisch, toeristisch-recreatief) via spoorwegbedding, dijken, kanalen en waterlopen - impuls naar aanleg bosstructuur door gewestplanwijziging t.b.v. ecologisch functioneren en recreatieve meerwaarde stedelijk toerisme en stedelijk wonen - impuls naar versterking natuurwaarden door gewestplanwijziging en compensatiemaatregelen (Plassendale III) door uitbreiding groene bestemmingen in open ruimte
2.
HET REGIONAALSTEDELIJK GEBIED ALS WOONSTAD
kwaliteiten: - stad aan zee - aanbod aan stedelijke voorzieningen en diensten, op vrij beperkte oppervlakte problemen: - tweede verblijven en pensioeninwijking zorgt voor druk op immobiliënmarkt (hoge prijzen, speculatieve leegstand en immobilisme bouwgrondvoorraden) - matige tot slechte woon(omgevings)kwaliteit in bepaalde stedelijke wijken (zeer hoge dichtheden, verouderd woningpatrimonium, te klein aanbod ééngezinswoningen,…) - interne migratie van Oostende naar Bredene, sterke polarisaties in bevolkingssamenstelling (vnl. stad Oostende: sterke vergrijzing en hoog aandeel werklozen) - uitwijking naar binnenland - luchthaven zorgt voor geluidsoverlast en geurhinder voor delen van stedelijk gebied potenties: - nog niet aangesneden woongebieden (vnl. Bredene, in mindere mate Oostende) als potentieele mogelijkheden om te voorzien in gediversifieerd aanbod aan bijkomende woonmogelijkheden - potenties ‘wonen aan het water’ (stedelijke ontwikkelingszone Oosteroever, reconversie Kop van ’t Sas)
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 30 van 85
ARCADIS Gedas NV
3.
Projectnummer:
07/3258
HET REGIONAALSTEDELIJK GEBIED ALS REGIONAAL BEDRIJVIGHEIDS- EN TEWERKSTELLINGSKNOOPPUNT EN ECONOMISCHE POORT
kwaliteiten: - groot juridisch aanbod aan bedrijventerreinen en (geplande) diversiteit er van (zie o.a. specifieke ligging of uitrusting zoals bv. luchthavengebonden bedrijventerrein) - goede ligging als poort (haven, luchthaven) tussen Groot-Brittanië en economische kerngebieden vasteland problemen: - vrij sterke terugval tewerkstelling in traditionele sectoren (visserij, ferry, chemie) op relatief korte tijd - beperkte capaciteit haven en ondermaatse aansluiting binnenvaart en spoorontsluiting (weliswaar verbeteringswerken in uitvoering en gepland) - periodieke moeilijke bereikbaarheid (samenhangend met toeristisch seizoen en groot aandeel wegvervoer door roro-verkeer) potenties: - naast tewerkstelling in sector toerisme ook mogelijkheid tot ontwikkeling van tewerkstelling in havengerelateerde bedrijvigheid, luchthavengebonden bedrijvigheid, traditionele bedrijvigheid, KMO, tertiaire sector, gelet op bestaand aanbod aan bedrijventerreinen. - snelle kusthaven en multimodale infrastructurenbundels (kanaal en kustvaart, spoorweg, weg) + luchthaven - aanwezigheid hogere opleiding en stedelijke voorzieningen als vestigingsvoordeel voor ondernemingen
4.
HET REGIONAALSTEDELIJK GEBIED ALS REGIONAAL HANDELS- EN VOORZIENINGENCENTRUM
kwaliteiten: - goed uitgebouwd handels- en voorzieningenapparaat t.o.v. het ommeland - voorzieningen, handel en horeca niet louter op toerisme gericht (aanbod gedurende hele jaar) problemen: - deconcentratie van kleinhandel naar de stadsrand (Torhoutsesteenweg, Oostendebaan Middelkerke) betekent verlies aan interactie met voorzieningen, handel en horeca binnenstad, en doorstromingsproblematiek (vnl. Torhoutsesteenweg) - (periodieke) bereikbaarheidsproblematiek vanuit ommeland (doorstromings- en parkeerproblematiek,…) potenties: - goed ontsloten juridische aanbod voor grootschalige verkeersgenererende handel (Torhoutsesteenweg)
5.
HET REGIONAALSTEDELIJK GEBIED ALS TOERISTISCH-RECREATIEF KNOOPPUNT IN HET NETWERK VAN DE KUST
kwaliteiten: - badstad - belangrijke poort voor het (kust)toerisme: hoofdstation + knooppunt kusttram + knooppunt ferry’s, cruiseterminal, jachthaveninfrastructuur Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 31 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
-
stedelijke en toeristisch-recreatieve voorzieningen en animositeit: aanbod cultuurhistorische monumenten, aanzienlijk winkel- en horeca-aanbod, stedelijke voorzieningen (sportinfrastructuur, congresinfrastructuur, casino, musea, …), specifieke toeristisch-recreatieve voorzieningen (domein Raversijde, renbaan,…) problemen: - problematische bereikbaarheid (parkeerproblematiek) op topdagen - verlies eigenheid als (vissers)havenstad door de terugval van de visserij en doordat de ruimtelijke relatie tussen stedelijk gebeuren en haven meer en meer verloren gaat. - verouderde of weinig kwalitatieve toeristische infrastructuur (hotels, campings,…) - onvoldoende aanlegplaats in de jachthavens potenties: - bijkomende geplande projecten ter versterking toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht (groter strand door gepland aangroeistrand, Frimoutcenter, …) - potenties van de spuikom voor inschakeling in toeristisch-recreatief gebeuren op regionaalstedelijk niveau
6.
DE RUIMTELIJKE SAMENHANG VAN DE STEDELIJKE COMPONENTEN
kwaliteiten: - kusttram/koninklijke baan als interlokale verbinding binnen het netwerk Kust - ring als stedelijke verzamel- en verdeelweg en bindend element tussen verschillende stedelijke deelruimten - stedenbouwkundige aanleg binnenstad en eigenheid (interne ruimtelijke samenhang) diverse stedelijke woonwijken problemen: - haven, infrastructurenbundels en industriegebieden achterhaven als barrière tussen Oostende-stad enerzijds, en Oosteroever en Bredene anderzijds - stedelijk weefsel doorsneden door grote weginfrastructuren (fysieke en ruimtelijke barrières/grenzen): bv. Ring, Duinkerkseweg,… - voorzieningen voor tertiaire bedrijvigheid (bv. KMOK-zone Torhoutsesteenweg, wetenschapspark Plassendale I,…) op vrij grote afstand van stadscentrum – geen positieve interactie stedelijke voorzieningen/kernstad - Spuikom als grote oppervlakte in/aan het stedelijk weefsel nauwelijks (ruimtelijk en functioneel) ingeschakeld in stedelijk gebeuren potenties: - ontwikkeling Oosteroever opnieuw functionele stedelijke impuls tussen westelijk deel (binnenstad), haven en oostelijk deel - verlaten havengebouwen/terreinen voor invulling met nieuwe stedelijke activiteiten (functionele binding stedelijk gebeuren en haven, geen omgevingshinder grootschaligere stedelijke activiteiten)
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 32 van 85
ARCADIS Gedas NV
DEEL 4:
1.
Projectnummer:
07/3258
HYPOTHESE GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR
UITGANGSPUNTEN
Het stedelijk gebied Oostende vervult een belangrijke regionale functie aan de kust als een gebied voor wonen, werken en stedelijke voorzieningen. Tegelijkertijd is het stedelijk gebied als badplaats een belangrijk onderdeel van het toeristisch-recreatieve netwerk van de Kust en, door de haven en luchthaven, een poort van Vlaams belang. Bovendien valt ‘het stedelijk gebied’ momenteel a.h.w. uiteen in een aantal aparte componenten (kernstad, Bredense, haven, luchthaven, KMO- & kleinhandelslint Torhoutsesteenweg,…) die elk op zich onderdeel uitmaken van het gehele stedelijke gebeuren, maar waar tussen weinig (positieve) interactie en onderlinge samenhang is. De ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden van dit stedelijk gebied worden in sterke mate beperkt door grensstellende elementen als zee/strand/duinen, de luchthaven, de aaneengesloten poldergebieden, het voorziene stadsrandbos,…. Ook deze zijn van groot belang voor het functioneren van de Kustzone (toeristisch, economisch, landschappelijk, recreatief…) en moeten als dusdanig gevrijwaard blijven. Bijkomend kan ook gesteld worden dat de overgang tussen het stedelijke weefsel (of stedelijke componenten) en de omgevende open ruimte weinig kwalitatief is. Nochtans biedt een kwalitatieve overgang zowel voor het stedelijk gebeuren als voor het Poldergebied (toeristisch-recreatief, woonomgevingskwaliteit) een belangrijke meerwaarde. De uitdaging in het stedelijk gebied Oostende bestaat er in de verschillende rollen als regionaal stedelijk en economisch centrum, als aangename stedelijke woonomgeving, als toeristisch-recreatieve badplaats en als poort van Vlaams belang te versterken en op een kwalitatieve manier met elkaar te verzoenen. Bovendien dient dit te gebeuren binnen een beperkte ruimte die in sterke mate begrensd wordt door grote infrastructuren (bv. luchthaven) en belangrijke openruimtegebieden (zee/strand/duinen, polders, natuurgebieden). Bij de verdere ontwikkeling van de stad worden dan ook volgende uitgangspunten vooropgesteld: -
een kwalitatieve ontwikkeling van de stedelijke functies binnen de grenzen die gesteld worden vanuit het buitengebied en tegelijkertijd een kwalitatievere afwerking van het polderfront (overgang stedelijke gebied – openruimte);
-
een kwalitatieve en evenwichtige samenhang tussen de verschillende componenten waarbij het functioneren van elke component op zich evenwel gegarandeerd blijft.
Deze uitgangspunten werden vertaald in volgende ruimtelijke concepten.
2.
RUIMTELIJKE CONCEPTEN
2.1.
Een compact, samenhangend en kwalitatief stedelijk gebied
Om te komen tot een evenwichtige ontwikkeling van het stedelijk gebied waarin ruimte is voor bijkomende kwaliteitsvolle woonmogelijkheden, en dit met respect voor de open ruimte, worden volgende concepten vooropgesteld •
Er wordt geopteerd voor een zo compact mogelijk stedelijk gebied, bestaande uit het aaneengesloten weefsel van de kernstad Oostende en van de Bredense verstedelijkte ruimte. Indien onvoldoende plaats kan gevonden worden binnen het compacte stadsmodel, kan
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 33 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
bijkomende ruimte gezocht worden in satellietkernen. Hierbij wordt in eerste instantie naar de aangrenzende badplaatsen (verstedelijkte kuststrook) gekeken. Pas in tweede instantie kunnen de polderdorpen ingeschakeld worden. •
Alhoewel tweede verblijven deel uitmaken van het toeristisch-recreatief gebeuren in het stedelijk gebied, kunnen ze een bedreiging vormen voor het stedelijk functioneren (druk immobiliënmarkt, ‘verlaten’ zones in bepaalde periodes,…). Daarom is het wenselijk dat een beleid wordt uitgewerkt dat zich richt op het beheersen van het aantal bijkomende tweede verblijven en de ruimtelijke sturing er van.
•
De haven scheidt de Kernstad van de Bredense verstedelijkte ruimte en vormt momenteel een ruimtelijke component die nauwelijks met het stedelijk gebied is gebonden (wordt niet als onderdeel van de stad ervaren). Om deze barrière tussen de westelijke en oostelijke lob te verminderen en de binding tussen haven en stedelijk gebeuren te versterken, zijn plaatselijk strategische ontwikkelingen wenselijk.
•
De nabijheid van de luchthaven en haven kunnen hinder veroorzaken t.o.v. het wonen, maar tegelijkertijd moeten de luchthaven en haven kunnen blijven functioneren. Daarom moet een evenwicht gezocht worden tussen enerzijds de (ontwikkeling van) de bedrijvigheid in de haven en op de luchthaven en anderzijds de ontwikkeling van het wonen en andere stedelijke functies.
2.2.
Een economisch divers stedelijk gebied met poorten
Het stedelijk gebied Oostende moet nieuwe economische impulsen krijgen, die door het ruimtelijke beleid ondersteund moeten worden. Ruimtelijk beschikt het stedelijk gebied Oostende hiertoe over een aantal belangrijke troeven, met name de aanwezigheid van een zeehaven en luchthaven als internationale poorten, en een ruim aanbod aan bedrijventerreinen. Tegelijkertijd kunnen (grootschalige) bedrijfsontwikkelingen echter een bedreiging vormen voor het toeristisch-recreatief en ecologisch functioneren van de Kust (bv. visuele hinder maakt gebied minder aantrekkelijk). Alhoewel de haven en luchthaven in het RSV in samenhang worden gezien, is een sterke synergie tussen beide eerder beperkt tot een aantal specifieke activiteiten (bv. aanlevering via de luchthaven t.b.v de vismijn). De onderlinge nabijheid kan weliswaar een bijkomend argument zijn in de locatiekeuze van bedrijven (hetzij in de haven, hetzij in de luchthaven, hetzij op een ander bedrijventerrein in het stedelijk gebied). Of de synergie in de toekomst sterker zal worden, hangt sterk af van de aard van de bedrijven die zich in de haven of de luchthaven vestigen. Rekening houdend hiermee worden volgende uitgangspunten vooropgesteld: •
De ontwikkeling van regionale bedrijvigheid sluit zo veel mogelijk aan bij de poorten (haven en luchthaven), omwille van het synergetisch effect (netwerkvorming, clustering) en om het toeristisch en ecologisch functioneren van de Kust (stedelijk weefsel, polders) maximaal te vrijwaren. Hiertoe wordt de bestaande juridische voorraad aan bedrijventerreinen maximaal benut.
•
Wat betreft de differentiatie van de regionale bedrijventerreinen wordt er voor geopteerd om toch zoveel mogelijk een zekere menging van bedrijvigheid mogelijk te houden, ten einde geen bijkomende ruimtevraag te creëren.
•
Het functioneren van de poorten wordt ruimtelijk geoptimaliseerd binnen een af te bakenen ruimtelijke perimeter. Deze ruimte wordt voorbehouden voor de specifieke activiteiten die hun functioneren als poort ondersteunen. De luchthaven wordt afgebakend n.a.v. het afbakeningproces van het regionaalstedelijk gebied, de zeehaven wordt afgebakend in een afzonderlijk afbakeningsproces.
•
Om nieuwe economische impulsen te creëren en de stedelijke leefbaarheid te garanderen, moeten ook moderne niet milieubelastende bedrijvigheden aangetrokken worden. Clusteringsmogelijkheden, en ondersteunende voorzieningen t.b.v. de bedrijvigheid en de
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 34 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
werknemers, vormen hierbij belangrijke pluspunten. Hiertoe worden nieuwsoortige bedrijventerreinen ontwikkeld.
2.3.
Een intern en extern bereikbaar stedelijk gebied
De externe bereikbaarheid van het stedelijk gebied als geheel is van groot belang voor het stedelijk functioneren als badplaats en als regionaal stedelijk centrum. Ook voor de luchthaven en haven (als internationale poorten) en de regionale bedrijventerreinen is de (inter)nationale bereikbaarheid een absolute randvoorwaarde. De interne bereikbaarheid is een belangrijk aandachtspunt om het stedelijk gebied optimaal te laten functioneren. Op het niveau van het stedelijk gebied betekent dit vooral de onderlinge bereikbaarheid tussen de lobben ten oosten en westen van de haven, en de onderlinge relatie tussen de diverse stedelijke componenten (centrum, wijken, bedrijventerreinen,…) Doordat de verschillende verkeersstromen veelal dezelfde infrastructuren gebruiken en bovendien een aantal van deze infrastructuren zowel doorgaand als bestemmingsverkeer te verwerken krijgen, leidt dit tot bereikbaarheidsproblemen die het functioneren van het stedelijk gebied bedreigen. Daarom worden volgende ontwikkelingen vooropgesteld: •
De A10, de regionale en stedelijke invalswegen invalswegen als de dragers van toeristisch, regionaal en interlokaal verkeer naar de stad. Samen met de ring vormen ze een complex van toegangs- en verdeelwegen op stedelijk niveau die de interne en externe bereikbaarheid moeten garanderen. Een vlotte doorstroming op deze wegen is dan ook belangrijk, zij het dat hierin accent verschillen moeten overwogen moeten worden (niveau waarop de weg functioneert, benadrukken doorstroming van bepaalde modi,…).
•
Herorganisatie van het verkeer naar de poorten en regionale bedrijventerreinen enerzijds en verkeer naar de stad anderzijds, teneinde het complex ring/invalswegen zoveel mogelijk te vrijwaren ten behoeve van het intern en extern stedelijk en toeristisch-recreatief verkeer.
•
Alternatieven voor het autoverkeer moeten worden geoptimaliseerd om de interne en externe bereikbaarheid ook in de toekomst veilig te stellen. Bovendien is dit een voorwaarde om het stedelijk gebied voor àlle bewoners en bezoekers te laten functioneren. Daarom moeten alle stedelijke componenten (bv. ook de bedrijventerreinen) met het openbaar vervoer ontsloten worden.
•
Kennedy-De Bolle vormt geen aangename en vlotte verbinding tussen het westelijke en oostelijke deel van het stedelijke gebied voor fietsers/voetgangers. Indien deze verbinding ook voor langzaam verkeer moet functioneren, zijn veiligere fietsvoorzieningen er een absolute voorwaarde. Een alternatieve verbinding voor voetgangers/fietsers tussen Oosteroever en Westeroever is evenwel wenselijk in eerste instantie vanuit het oogpunt van het stedelijk en toeristisch-recreatief functioneren, en op middellange termijn voor de ontwikkeling van stedelijke functies op Oosteroever en de verknoping van de Oost- en Westlob. De mogelijkheden zullen echter verder onderzocht moeten worden in het kader van het strategisch planningsproces voor de haven. Een dergelijke verbinding mag immers het functioneren van de haven niet in het gedrang brengen..
2.4.
Vrijwaren van de open ruimte in en om het stedelijk gebied
De open ruimte om het stedelijk gebied is van structureel belang voor de buitengebiedfuncties (landbouw, natuur) maar ook voor het toeristisch-recreatief gebeuren (zee/strand/duinen, landschapstoerisme). •
Het vrijwaren van de openruimtecorridor tussen het stedelijk gebied en de polderdorpen staat voorop.
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 35 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
•
Openruimtegehelen die grenzen stellen aan het compacte stedelijke gebied zijn: de Oudlandpolders, het ecologisch en landschappelijk waardevolle Krekengebied en Zwaanhoek, de historische polders van Oostende met het Provinciegeleed als grens, de aaneengesloten polders van het westelijk Middenland.
•
Het complex zee/strand/duin en de ruimtelijke relatie met de achterliggende polders is van groot ecologisch en recreatief belang (zowel voor de bewoners als toeristisch) en uitermate belangrijk voor de kustverdediging, en moet dus maximaal beschermd en versterkt worden.
•
De overgang tussen stedelijk weefsel en polders is niet erg kwalitatief. Bij de ruimtelijke inrichting van het polderfront van het stedelijk gebied moet rekening gehouden worden met het zicht op de badplaats vanuit de polders.
•
In of aansluitend bij het stedelijk weefsel zijn een aantal open ruimte die ook of vooral een recreatieve functie (kunnen) hebben en als dusdanig op stedelijk niveau van belang zijn voor de woonomgevingskwaliteit. Daarom worden ze als open ruimte gevrijwaard en het recreatief (mede)gebruik er van geoptimaliseerd, rekening houdend met de draagkracht. Het betreft de TRPzone (Domein Raversijde), bestaande parken in de kernstad (Maria-Hendrika, Koningspark, Leopoldpark), het voorziene parkbos in Bredene (ten noorden van de Spuikom), het NoordEdepark, het voorziene stadsrandbos (waarvoor de basis door de recente gewestplanwijziging werd gelegd), de open ruimte aan de luchthaven (de bufferzone met de oefenrenbaan), de Wellingtonrenbaan en de Spuikom. Ook het stedelijk sport- en recreatiedomein De Schorre (aan Stene) wordt gezien als een specifieke stedelijke open ruimte t.b.v. het recreatief stedelijk gebeuren. De stranden en duinen zijn zeer belangrijke open ruimten voor het stedelijk gebied (identiteitsbepalend) met een toeristisch-recreatieve functie die het stedelijke niveau overschrijdt. Het evenwicht tussen recreatief gebruik en ecologisch functioneren is echter een zeer belangrijk aandachtspunt.
3.
HYPOTHESE GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR
Het stedelijk (woon)weefsel wordt gevormd door 3 componenten: de lob ten oosten van de haven (Bredense, Vuurtorenwijk en Oosteroever), lob ten westen van de haven (Kernstad) en de stedelijke satelliet Raversijde. -
In dit stedelijk weefsel wordt de stedelijke taakstelling inzake bijkomende woongelegenheden opgevangen, worden stedelijke functies maximaal verweven, en kunnen nieuwe (hoogdynamische) toeristisch recreatieve infrastructuren worden opgenomen.
-
Hierbij wordt gestreefd naar een meer evenwichtige ontwikkeling tussen het westelijke deel (Kernstad Oostende) enerzijds en het oostelijke deel (Bredense verstedelijkte ruimte) anderzijds. - de kernstad Oostende kent een zeer hoge dichtheid en veel kleine gezinnen. Nieuwe woonontwikkelingen zijn vooral gericht op het realiseren van woningdifferentiatie en kwaliteitsvolle woonmogelijkheden voor gezinnen. - in de dichtbebouwde wijken wordt verdere verdichting zo veel mogelijk vermeden en geleidelijk gestreefd naar lagere woondichtheden en een kwaliteitsvollere woonomgeving; - nieuwe woonprojecten zijn vooral van lagere dichtheid; - aan de Kernstad wordt de mogelijkheid tot beperkte randstedelijke ontwikkelingen open gehouden teneinde te kunnen voorzien in voldoende woonmogelijkheden en recreatieve voorzieningen voor de stedelijke inwoners. Het Krekengebied en de Historische Polders vormen evenwel de uiterste grens. Deze randstedelijke ontwikkelingen moeten een kwalitatieve overgang tussen stedelijk gebied en buitengebied bewerkstelligen. - In de Bredense Verstedelijkte ruimte is de dichtheid minder hoog. Voor deze lob van het stedelijk gebied wordt een profiel als een rustig en harmonieus woon- en verblijfsoord
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 36 van 85
ARCADIS Gedas NV
-
-
Projectnummer:
07/3258
vooropgesteld. Door het inbrengen van woningdifferentiatie en nieuwe woontypologieën wordt gestreefd naar een gezonde verweving van diverse leeftijdsgroepen en inkomensklassen. - binnen het bebouwd weefsel zijn nog verschillende inbreidingsmogelijkheden die hiertoe benut kunnen worden; - hierbij wordt globaal gezien gestreefd naar ontwikkelingen in stedelijke dichtheden, vooral op strategische plaatsen; - ruimtelijke uitbreiding van de perimeter van het bebouwd weefsel wordt uitgesloten. Tussen de oostelijke en westelijke lob is het wenselijk te streven naar naar een betere functionele en ruimtelijke binding, teneinde de barrièrewerking van de haven te milderen. Om de relatie tussen stad en haven te versterken en de haven terug als een onderdeel van de stedelijke identiteit te ervaren wordt voorzien in: - stedelijke ontwikkelingen op Oosteroever met diverse stedelijke functies (wonen, recreatie, werken, andere stedelijke functies,…). Dit is trouwens zowat dé belangrijkste nog resterende stedelijke ontwikkelingsmogelijkheid op het grondgebied van Oostende - verder onderzoek naar een aangename en vlotte verbinding tussen het westelijk en oostelijk deel van het stedelijk gebied voor fietsers/voetgangers en eventueel openbaar vervoer, die echter het functioneren van de haven niet in gevaar mag brengen. - ruimtelijk en/of functioneel versterken van de poortfunctie en de relatie haven-kernstad (vnl. toeristisch-recreatief, ook wonen) aan de cruiseterminal, het station en de ferryterminal (toeristische toegangen tot de stad), en het Montgomerydok. In deze zone is een ontwikkeling van wonen, tweede verblijven en eventueel andere stedelijke activiteiten perfect verzoenbaar met de uitbouw van een gecombineerde ferry, cruiseterminal, treinstation, en knooppunt busen tramlijnen. - de herontwikkeling van de bedrijvensite Kop van ’t Sas met voornamelijk een woon- en recreatieve functie in relatie tot het omgevende water (Spuikom, kanaal, haven) Raversijde wordt beschouwd als satellietkern van dit stedelijk weefsel, vooral dan met een stedelijke woonfunctie. In de twee lobben (Kernstad en Bredense), de satelliet Raversijde en de aangehaalde strategische ontwikkelingen kan voldoende ruimte gevonden worden om grotendeels aan de stedelijke taakstelling inzake bijkomende woningen te voldoen, zij het niet op korte termijn. Het is echter niet wenselijk dat Middelkerke-dorp of de omgevende polderdorpen (Leffinge, Zandvoorde) naar stedelijke dichtheden ontwikkelen, en dus worden ze niet in het stedelijk gebied opgenomen.
-
Tussen de Kernstad en Raversijde blijft een openruimtecorridor behouden, teneinde Raversijde duidelijk als satelliet te onderscheiden en om de nog resterende relatie met strand/duin in het stedelijk gebied te vrijwaren. Hierdoor wordt ook het zicht op het duinenkerkje bewaard. Ook ten aan de westelijke kant van Raversijde blijft een openruimtecorridor gevrijwaard. Door het open karakter van de luchthaven en de inrichting van het domein Prins Karel wordt de beleving van de relatie van de stad met duinen en polders, en de overgang van duin- naar polderlandschap, benadrukt.
-
Strand en duinen, en het Maria Hendrikapark zijn reeds bestaande belangrijke elementen voor laagdynamische recreatie. Ook het groeistrand, dat vanuit het oogpunt van veiligheidsredenen (‘kustverdedigingswerken’) wordt voorzien, vormt hierop een aanvulling. T.b.v. de kwaliteit als stedelijke woonomgeving en om het toeristisch-recreatief gebeuren verder met het stedelijk gebeuren te verweven, worden in of aan de rand van het stedelijk woonweefsel bijkomende recreatieve mogelijkheden gerealiseerd en bestaande geoptimaliseerd. Het betreft: de realisatie van het parkbos in Bredene, een kwalitatievere inrichting van het Noord-Edepark, de realisatie van het stadsrandbos, de uitbreiding van het stedelijk sport- en recreatiegebied de Schorre, de omvorming van de bufferzone t.o.v. de luchthaven tot een park. Om dezelfde reden is het ook wenselijk dat de toeristisch-recreatieve functie van de Spuikom kan versterkt worden. Hierdoor zou trouwens de relatie tussen het stedelijk wonen, toeristischrecreatieve activiteiten en de haven in de oostelijke stedelijke lob versterkt worden.
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 37 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Bij de uitwerking van het strategisch plan voor de haven1 en in een lopend studieproces rond de onderlinge afstemming van de verschillende functies in de spuikom2 zal onderzocht worden in hoeverre dit mogelijk is. -
De TRP-zone (Domein Raversijde) wordt beschouwd als een functie die onderdeel uitmaakt van het toeristisch-recreatief netwerk van de Kust. Deze zone wordt mee in het stedelijk gebied opgenomen omwille van de aansluiting bij de stedelijke structuur. De functie als toeristisch recreatiepark op het niveau van de Kust is de hoofdfunctie en verdere ontwikkeling wordt ook vooral in die zin gezien, met mogelijkheid tot ontwikkeling van bijkomende hoogdynamisch toeristisch-recreatieve infrastructuur. Daarnaast speelt dit domein natuurlijk ook een rol op niveau van de stad (bv. als recreatieve ruimte, randparking,…). Verdere afstemming tussen Stad en Provincie is nodig om toeristisch-recreatieve ontwikkelingen op het niveau van de Kust en wenselijke ontwikkelingen op stedelijk niveau op elkaar af te stemmen.
-
de Ring vormt de centrale drager voor het functioneren van dit stedelijke weefsel en moet een belangrijke doorstromingsfunctie vervullen (als stedelijke verbindings- en verdeelweg, maar ook als drager van toeristisch-recreatief verkeer in het netwerk Kust). Om deze doorstromingsfunctie te vrijwaren worden bijkomende kruispunten en rechtstreekse ontsluiting van nieuwe stedelijke functies op deze as zo veel mogelijk vermeden.
-
de steenwegen en de Koninklijke Baan, die op de Ring aansluiten, vervullen elk een eigen rol in het stedelijk functioneren: - de Koninklijke Baan verankert het stedelijk gebied in het netwerk van de Kust (toeristischrecreatief verkeer, voorstedelijk verkeer). Het oostelijk deel vormt een verbinding met het kleinstedelijk gebied Blankenberge en ontsluit de oostelijke lob van het stedelijk gebied naar de Ring als centrale as - de Verenigde Natieslaan verzorgt de verbinding van de binnenstad met het primaire wegennet (A10) voor bestemmingsverkeer naar het stadscentrum vanuit de ruime regio (dagtoeristen, dagrecreanten,…) en is ook een belangrijke toegang tot het stadscentrum voor wegverkeer van op de Ring (grotere capaciteit dan de steenwegen). - de Brugsesteenweg vormt een belangrijke aantakking op de Ring voor een deel van de westelijke lob. Daarnaast vervult deze weg ook een rol in het voorstedelijk verkeer. Als regionale invalsweg moet zijn functie ondergeschikt blijven aan de A10. Bij ontwikkeling van het bedrijventerrein Plassendale I zal deze weg niet alleen als ontsluiting naar het hogere wegennet fungeren (richting Jabbeke) maar ook als verbinding tussen deze bedrijvigheid en de voorhaven. De nodige maatregelen moeten genomen worden om de verkeersleefbaarheid van Bredene Sas en Kop van ’t Sas te vrijwaren en te verbeteren. - de Torhoutsesteenweg, de Nieuwpoortsesteenweg/Oostendelaan en delen van de westelijke Koninklijke Baan zijn belangrijke invalsassen voor het (voor)stedelijk verkeer, en zijn tegelijkertijd dragers voor stedelijke centrumfuncties (eerder kleinschalig binnen de ring, grootschalige buiten de ring). De bereikbaarheidsvereiste van het stedelijk gebied als geheel, en de bereikbaarheidsvereisten van de aanpalende functies op zich, moeten op elkaar afgestemd worden door een aangepaste inrichting en het benadrukken van het openbaar vervoer en de fiets als alternatieve voor het autogebruik. Tegelijkertijd moet de ruimtelijke kwaliteit omheen deze assen sterk verbeterd worden. Concrete oplossingen door herinrichting moeten in het kader van een onderzoek voor de ruimere omgeving (overgangszone Schorredijk/Torhoutsesteenweg, streefbeeldstudies) nagegaan worden.
1
2
Recent werd vanuit het Ministerie van Openbare Werken een planningsproces opgestart voor de opmaak van een strategisch plan voor de haven van Oostende. Zie ook onder pt. 4.5 “Poort zeehaven” p. 47. Vooral de uiteindelijke keuze m.b.t. al dan niet een nieuwe sluis tussen Voorhaven en het Kanaal Gent-Oostende zal impact hebben op de mogelijkheden inzake ontwikkeling van recreatieve activiteiten op het ‘eilandje’ dat tussen de Spuikom, de Noord-Ede, het kanaal en Kennedy-De Bolle is gelegen. studie ‘gebiedsvisie en actieplan Spuikom Oostende’ in uitwerking, in opdracht van AWZ-afd. Waterwegen Kust
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 38 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
-
-
de Gistelsesteenweg is eveneens een stedelijke invalsweg tot op de ring, maar deze weg heeft geen functie als drager van stedelijke ontwikkelingen. Ook op deze weg moeten echter de alternatieven voor het autogebruik in het voorstedelijk verkeer benadrukt worden. Het station, de ferry- en cruiseterminal liggen in elkaars nabijheid en zijn belangrijke internationale poorten voor personenvervoer. Bovendien ligt ook hier het knooppunt van het regionaal openbaar vervoer. Een kwalitatieve ruimtelijke verknoping van deze afzonderlijke poorten moet van de stationsomgeving een belangrijk transferium en dé (inter)nationale poort naar de stad maken.
De luchthaven en haven worden geoptimaliseerd teneinde hun werking als poorten te garanderen. -
rekening houdend met de onzekere evolutie in de luchtvaartsector kan de luchthaven in eerste instantie binnen de huidige terreinconfiguratie geoptimaliseerd worden. Indien door de bedrijfseconomische groei bijkomende ruimtelijke uitbreiding verantwoord is, kan dit gebeuren tot maximaal de huidige gewestplanperimeter (zone voor luchthaven en zone voor luchthavengebonden bedrijvigheid).
-
de nood aan ontwikkelingsruimte voor de zeehaven wordt onderzocht in een apart planningsproces.3 Dit zal in elk geval gebeuren binnen de zoneringen die momenteel in het gewestplan zijn voorzien. In dit proces zal onderzocht worden hoe de economische ontwikkeling van de haven gecombineerd kan worden met de maximale bescherming van de omliggende woonzones, het behoud en het versterken van de ecologische infrastructuur en natuur binnen en buiten het havengebied, en een zuinig ruimtegebruik. In dit proces moet ook uitgeklaard worden welke terreinen voorbehouden en ontwikkeld worden voor zeehaven- en aanverwante activiteiten, en welke terreinen als (stedelijke) regionale bedrijventerreinen worden ontwikkeld.
Andere bedrijventerreinen worden aan deze poorten geclusterd omwille van de synergetische meerwaarde (netwerkeconomie) maar ook om het toeristisch-recreatief en ecologisch functioneren van de Kust maximaal te vrijwaren en in de beperkte perimeter van het stedelijk gebied voldoende ruimte voor bijkomende ontwikkelingen inzake wonen en toeristisch-recreatieve infrastructuur mogelijk te houden. -
binnen de huidige juridische voorraad aan bedrijventerreinen kan voldoende ruimte gevonden worden om er de taakstelling als economisch knooppunt waar te maken. Hierbij worden volgende ontwikkelingen voorop gesteld: - de bestemming van luchthavengebonden bedrijventerrein blijft behouden als ondersteuning van het belang luchthaven als poort. Ook het regionaal bedrijventerrein aan de Torhoutsesteenweg wordt vooral gezien in relatie tot de luchthavenactiviteiten. - de zone voor kleinhandel en KMO Torhoutsesteenweg, blijft behouden, zij het dat kleinhandelsactiviteiten die in principe in het stedelijk weefsel verweven kunnen worden, moeten geweerd worden in deze KMOK-zone aan de Torhoutsesteenweg. - de zones voor milieubelastende industrie langsheen de A10 (Plassendale 3, Plassendale 4 en industriepark Zandvoordestraat) worden beschouwd als gemengde regionale bedrijventerreinen. De zone Plassendale 3 kan hierbij ontwikkeld worden als een ‘nieuwsoortig’ bedrijventerrein met ondersteunende voorzieningen t.b.v. de bedrijven, voor zover deze ondersteunende voorzieningen geen ‘concurrentie’ betekenen t.o.v. de stedelijke centrumactiviteiten. De behoeften aan bijkomende lokale bedrijventerreinen wordt eerder beperkt ingeschat. - de Stad Oostende ziet af van de ontwikkeling van het gezoneerde lokaal bedrijventerrein in Stene als dusdanig, teneinde het karakter van het dorpsgezicht niet te verstoren en een weinig kwalitatieve ontwikkeling van het polderfront te voorkomen. Een lokaal (gemengd)
3
‘strategisch plan voor de haven van Oostende’. Zie ook onder pt. 4.5 “Poort zeehaven” p. 47
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 39 van 85
ARCADIS Gedas NV
-
Projectnummer:
07/3258
bedrijventerrein aan Stene kan immers aanleiding geven tot ontwikkeling van een weinig kwalitatieve bedrijfsomgeving aan de rand van de stad. Nochtans moet hier gestreefd worden naar een kwalitatieve stedelijke afwerking, zeker gelet op het landschappelijke belang van de nabijgelegen Historische Polders, de aanwezige waterloopjes en kreken in het gebied, en de nabijheid van het beschermde dorpsgezicht van Stene-Dorp. Het gebied tussen de Torhoutsesteenweg, Stene-Dorp en de Historische Polders, kan ontwikkeld worden als een multifunctioneel randstedelijk gebied met een combinatie van wonen, gemengd met kleinere kantoren en vrije beroepen in een groene omgeving. Hierdoor kan het polderfront een eigen gezicht gegeven worden en kan een kwalitatieve overgang gecreëerd worden tussen natuur en cultuur. Er moet echter zorg voor gedragen worden dat hier geen van het stedelijk gebeuren geïsoleerde, perifere kantoorlocatie wordt uitgebouwd. - De zones Konterdam (ten noorden en zuiden van de Zandvoordestraat) en de zone ten zuiden van de A10 (nu bestemd als zone voor milieubelastende industrie) worden beschouwd als lokale bedrijventerreinen, waar nog beperkte mogelijkheden zijn voor bijkomende bedrijven. - ook Bredene ziet af van de ontwikkeling van een bijkomend lokaal bedrijventerrein. De KMOzone Noord-Ede (bestemd via BPA) wordt als voldoende beschouwd. - het in het gewestplan als industriezone bestemde terrein aan de Oostendelaan in Middelkerke, werd d.m.v. BPA’s bestemd als een zone voor KMO en ambachtelijke bedrijven. In principe is dit dan ook een lokaal bedrijventerrein. De aanwezige grootschalige kleinhandel vervult evenwel een stedelijk functie. Daarom kan deze zone ook als een onderdeel van de stedelijke ruimtelijk-economische structuur beschouwd worden. Bijkomende handels- en distributieactiviteiten zijn er evenwel niet gewenst, aangezien er voldoende ruimte voor dergelijke bedrijven rest in de kleinhandelszone aan de Torhoutsesteenweg. De zone aan de Oostendelaan kan nog beperkt (ca. 5 ha) landinwaarts uitgebreid worden als lokaal bedrijventerrein voor de gemeente Middelkerke, met het Albertusgeleed als uiterste grens. Dit bijkomende lokaal bedrijventerrein wordt in de plaats gesteld van de ontwikkeling van een ander lokaal bedrijventerrein in de gemeente tot 2007. om de bereikbaarheid, en dus het functioneren, van de poorten en bedrijvenzones enerzijds en van het stedelijk gebied anderzijds te kunnen blijven garanderen, wordt het vrachtverkeer naar deze bedrijvenconcentraties geherorganiseerd. - het haven- en bedrijfsverkeer naar het Haven- en Industriegebied nog voor het binnenkomen van het stedelijk weefsel aftakken vanaf de A10 en Brugsesteenweg (N9) op een interne bedrijfs-/havenweg. Hiervoor dienen het afrittencomplex Zandvoorde en de nieuwe op-en afrit Oudenburg vanaf de A10. Van op de N9 wordt een nieuwe aansluiting op een interne industriële verzamelweg in Plassendale I aangelegd. Er wordt verwacht dat de voorziene ontwikkeling van bedrijvigheid in Plassendale I bijkomend vrachtverkeer tussen deze zone en de voorhaven zal genereren over de N9. Omwille van de leefbaarheid van Bredene-Sas moet daarom voorzien worden in een afleiding van dit verkeer vanaf de N9 naar de overkant van het kanaal, nog vóór de kern van BredeneSas. Daarnaast is het ook wenselijk om vrachtverkeer naar de haven op de verbinding Kennedy-De Bolle zoveel mogelijk te bundelen naar een beperkt aantal toegangen, teneinde de doorstromingsfunctie van deze verbinding te vrijwaren. - aan de Torhoutsesteenweg (N33) wordt in eerste instantie het vrachtverkeer naar de luchthaven in het zuiden afgetakt naar het luchthavengebondenbedrijventerrein, waardoor ook het bebouwde deel van de Torhoutsesteenweg van vrachtverkeer naar de luchthaven wordt ontlast. Hiertoe kan de Rolbaanstraat gebruikt worden. Bij verdere ontwikkeling van de luchthavenactiviteiten en de luchthavengebonden bedrijvigheid kan een nieuwe aftakking, die dan parallel aan de Torhoutsesteenweg loopt, overwogen worden. Concrete oplossingen moeten in het kader van een onderzoek voor de ruimere omgeving (overgangszone Schorredijk/Torhoutsesteenweg) nagegaan worden. De passagiersterminal kan via de Torhoutsesteenweg/Duinkerkseweg (N341) en de Nieuwpoortsesteenweg ontsloten blijven. Zelfs bij een toename van het passagiersverkeer en een herinrichting van de Torhoutsesteenweg, zal de bereikbaarheid per wagen niet moeilijker
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 40 van 85
ARCADIS Gedas NV
-
-
Projectnummer:
07/3258
zijn dan op vandaag (huidige verkeersstremming Torhoutsesteenweg). Bovendien moet vooral de bereikbaarheid van de passagiersterminal met het openbaar en collectief vervoer verbeterd worden. - de fysieke verbinding tussen luchthaven en haven verloopt door hun gescheiden ligging noodgedwongen via de weg. Een toenemende activiteit aan de luchthaven en haven, en het toenemende belang van multimodale logistieke bedrijvigheid, kan leiden tot een sterkere relatie tussen luchthaven en haven. Voor goederentransporten tussen luchthaven en haven wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van de A10 i.p.v. de ring. Het ontstaan van sluiproutes, bv. langsheen het kanaal Plassendale – Nieuwpoort moet ten alle tijden vermeden worden. de ontsluiting van de verschillende bedrijvenzones met het openbaar vervoer wordt als belangrijke voorwaarde gesteld, zeker voor de ontwikkeling van de meer kantoorachtige (personeelsintensieve) bedrijvigheden. Enerzijds omwille van de afstand tot het station (waardoor het autogebruik onoverkomelijk lijkt) en anderzijds omdat door de afstand tot de stedelijke centrumfuncties een aantal versterkende potentiële wisselwerkingen tussen bedrijvigheid en stedelijk gebeuren (bv. nabijheid handel & horeca) verloren zouden gaan. om tot een ruimtelijk kwalitatief polderfront te komen, worden de verschillende bedrijvenzones landschappelijk afgewerkt met een groene inkleding.
De grenzen van het stedelijk gebied worden grotendeels door de belangrijke openruimtegehelen bepaald. - de Oudlandpolders. De grens van het landschappelijk waardevol agrarisch gebied (gewestplan 2001) dat deze Oudlandpolders omvat, vormt tevens de grens van het stedelijk gebied aan de zijde van Bredene. Aansnijding van dit poldergebied voor stedelijke uitbreiding wordt uitgesloten omwille van het landschappelijke en agrarische belang. - het ecologisch en landschappelijk waardevolle Krekengebied en Zwaanhoek. Het stedelijk gebied wordt begrensd door de natuurgebieden en het tussenliggende landschappelijke waardevolle agrarische gebied (gewestplan 2001). De ruimte tussen deze uiterste grens en het huidige stedelijke weefsel is grotendeels voorzien voor de ontwikkeling van een stadsrandbos en blijft ook in die hoedanigheid vooropgesteld. - de historische polders van Oostende. Omwille van de landschappelijke gaafheid en het agrarisch belang vormt het Provinciegeleed, dat deze landschappelijke eenheid begrenst, de uiterste grens van het compacte stedelijke gebied. In de randstedelijke ruimte tussen deze uiterste grens en het huidige stedelijke weefsel kunnen beperkte stedelijke uitbreiding voorzien worden, voorzover de betreffende gronden niet (meer) in landbouwgebruik zijn. Zo kan de ‘periferie’ als een volwaardig stadsdeel uitgebouwd worden met respect en benutting van de kwaliteiten van het landschap, en wordt een kwalitatieve overgangszone naar de polders gevormd. - de polders van het westelijk Middenland. In principe wordt de begrenzing van het stedelijk gebied gevormd door de afbakening van het agrarisch gebied (gewestplan 2001) en het luchthaventerrein. De eventuele uitbreiding van het bedrijventerrein/kleinhandelszone Nieuwpoortsesteenweg met een lokaal bedrijventerrein loopt maximaal tot tegen het Albertusgeleed en is van beperkte omvang (ca. 5 ha). - De campings/bungalowparken in de Kuststrook zijn functies die niet als stedelijk worden beschouwd. Ze maken deel uit van het toeristisch-recreatief netwerk van de Kust en zijn vooral ontstaan omwille van het toeristisch-recreatief gebruik en historisch belang van de buitengebiedstructuren (zee/strand/duinen als hoofdkenmerk van het kusttoerisme, en als natuurlijk onderdeel van de verdedigingslinie). Ze worden dan ook niet beschouwd als onderdeel van het stedelijk gebied. Vanuit deze gewenste ruimtelijke structuur kunnen een aantal strategische projectzones aangeduid worden. Het betreft: - de ontwikkelingszone Oosteroever - de reconversiezone Kop van ’t Sas Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 41 van 85
ARCADIS Gedas NV
-
Projectnummer:
07/3258
de overgangszone Stuiverstraat/Gistelsesteenweg de overgangszone Schorredijk/Torhoutsesteenweg
Kaart 5: hypothese gewenste ruimtelijke structuur
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 42 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
4.
STRATEGISCHE PROJECTGEBIEDEN, OVERGANGSZONES EN POORTEN
4.1.
Stategisch ontwikkelingsgebied Oosteroever
Het gebied Oosteroever is van strategisch belang: - om de westelijke en oostelijke lob van het stedelijk weefsel functioneel te binden - om het stedelijk gebeuren terug meer in contact te brengen met de haven - om ruimte te creëren voor het opvangen van een aanzienlijk deel van de taakstelling inzake wonen en voor verschillende bijkomende stedelijke en toeristisch-recreatieve activiteiten, zonder te raken aan de compactheid van het stedelijk gebied Deze plek heeft unieke potenties om uit te groeien tot een hoogwaardig en volwaardig stadsdeel met ruimte voor woon-, toeristische-recreatieve, tewerkstellings- en stedelijke functies: - de directe relatie met de zee die het land penetreert; - een uniek landschap in een stedelijke omgeving (zee, strand, duinen, ruigten); - de onmiddellijke nabijheid en verwevingsmogelijkheden met stedelijke centrumactiviteiten, toeristisch-recreatieve functies en het havengebeuren (m.a.w. de componenten die nu net de identiteit van de stad Oostende uitmaken); - de zeer goede ontsluitingsmogelijkheden (Kennedy-De Bolle/Koninklijke Baan, station) zonder te lijden te hebben van doorgaande verkeersstromen die de leefbaarheid bezwaren. Deze combinatie van potenties kan men haast nergens elders terugvinden. Tegelijkertijd heeft dit gebied echter verschillende functies, verschillende beheerders en leven er verschillende visies op de ontwikkeling ervan. Indien ieder vanuit een eigen logica (verder) delen ontwikkelt, renderen investeringen slechts ten dele en dreigen bovendien de unieke potenties verloren te gaan. Alhoewel de mogelijkheden van dit gebied al verscheidene malen ontwerpmatig werden onderzocht op zijn potenties en mogelijkheden, is er geen éénduidig, allesomvattend en vaststaand stedenbouwkundig plan. Het zijn evenwel belangrijke processen en documenten om krachtlijnen te kunnen vastleggen en ontwikkelingsstrategieën uit te werken. Vanuit het afbakeningsproces worden volgende aandachtspunten vooropgesteld: -
uitbouwen tot een volwaardig stadsdeel met een menging van stedelijk wonen, toerisme en recreatie, en tewerkstelling in een ruimtelijk samenhangend geheel. Hierbij dienen bestaande structurele elementen in het geheel geïncorporeerd worden (Fort Napoleon, vroeger Militair Hospitaal, gepland Frimoutcenter,…)
-
het verder onderzoeken van de mogelijkheid om een fysieke relatie met Westeroever (voor voetgangers, fietsers,…) te creëren, in samenhang met de haven. Het stadscentrum en de stationsomgeving zijn belangrijke aanknopingspunten op Westeroever voor deze verbinding.
-
respect voor de landschappelijke en ecologische kwaliteit van duinen/strand/zee. Deze moeten gevrijwaard blijven van bijkomende bebouwing, gemotoriseerd verkeer en overrecreatie, en tegelijkertijd een volwaardig (landschappelijk) onderdeel vormen van dit nieuwe stadsdeel (geen ‘achterliggend’ gebied).
-
een oplossing bieden voor de huidige bestaande bedrijfsactiviteiten. De aanwezige bedrijvigheid kan niet zomaar weggedacht worden.
Bijkomende voorwaarden en vereisten: Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 43 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
-
programmatorisch wordt vooropgesteld dat in het stadsdeel op middellange en lange termijn ca. 1.860 woongelegenheden voorzien zouden moeten worden. Alhoewel hier een grote vraag naar tweede verblijven te verwachten is, en ruimtelijk ook aanvaardbaar wordt geacht, mag dit gebied niet verworden tot een louter recreatief verblijfsgebied. Dan zou het gebied immers geen levendig stedelijk onderdeel, met een menging van verschillende functies, zijn. Daarom wordt vooropgesteld dat maximaal 40% van de voorziene woongelegenheden als tweede verblijf kan ingecalculeerd worden.
-
geen bijkomende bebouwing in de duinen
-
de bedrijven dient zo snel mogelijk duidelijkheid en rechtszekerheid geboden worden.
-
geen bijkomende ontsluitingen op de Koninklijke Baan
De realisatie van deze taakstelling en de stedelijke (her)ontwikkeling zal pas op lange termijn een feit kunnen zijn. In eerste instantie wordt gefocust op de omvorming van het vroegere militair hospitaal, de realisatie van het Frimoutcenter en de ontwikkeling van een marina met aan het Vuurtorendok met omliggende bebouwing. Tegelijkertijd komt het er ook op aan de aanwezige potenties en de (toekomtige) samenhang van deze ontwikkelingen tot een geheel, niet ongewild verloren te laten gaan. In hoeverre de huidige bestemmingen van het gebied hiertoe voldoende garanties bieden, dient nog verder te worden nagegaan. Daarnaast zal duidelijkheid gecreëerd moeten worden welke bijkomende concrete ontwikkelingen op lange termijn mogelijk en wenselijk zijn. Deze moeten niet alleen op een samenhangende wijze in beeld gebracht worden maar ook gekoppeld worden aan een ontwikkelingsstrategie (juridisch, technisch, financiëel, organisatorisch,…), die de basis vormt voor op te maken verordenende plannen, technische uitvoeringsstudies en plannen voor bouw- en infrastructuurprojecten, enz., waardoor een effectieve kwalitatieve ontwikkeling mogelijk wordt. Omwille van het belang en de complexiteit wordt het uitwerken van deze ontwikkelingsstrategie een onderzoek op zich, waartoe het Vlaamse Gewest het initiatief zal nemen in nauw overleg met de Stad Oostende.
4.2.
Herstructureringsgebied Kop van ’t Sas
Reconversie van de site Kop van ’t Sas is van strategisch belang: - om de taakstelling inzake wonen op te kunnen vangen - om de spuikom toeristisch-recreatief te kunnen optimaliseren - om het stedelijk wonen en leven meer op de haven en de Spuikom te betrekken Door het gebied ruimtelijk ten volle op de Spuikom, Noord-Ede en het kanaal te betrekken, wordt dit een zeer aantrekkelijk stedelijk woongebied (waterpartijen als aantrekkelijke woonomgevingscomponenten, levendigheid in haven en op Spuikom en toch enigszins ervan gebufferd door de tussenliggende waterpartijen). Door de ligging aan de Spuikom en de goede ontsluiting heeft het gebied ook (hoogdynamische) recreatieve potenties in relatie tot de Spuikom. Inspelen op het recreatieve karakter haakt in op bestaande ontwikkelingen en functies zoals de sporthal en het parkbos (laagdynamische recreatie). Het is wenselijk de toeristisch-recreatieve functie van de Spuikom zelf te versterken, waardoor deze grote waterpartij in het stedelijk gebied meer wordt ingeschakeld in het stedelijk en toeristisch-recreatief gebeuren. Hierbij wordt vooral gedacht aan watergebonden (sport)activiteiten en een volwaardig watersportcentrum op de oostelijke kop.4
4
Bij de uitwerking van het strategisch plan voor de haven en de gebiedsvisie voor de Spuikom (beide in opdracht van AWZ), zal duidelijk worden in hoeverre deze oostelijke kop hiertoe kan gebruikt worden.
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 44 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Bijkomende ondersteunende functies in deze reconversiezone kunnen de aantrekkelijkheid versterken (bv. cafés, restaurants,…). Vanuit de gewenste ruimtelijke structuur en de taakstellingen voor het stedelijk gebied worden volgende voorwaarden en vereisten gesteld: -
Programmatorisch wordt vooropgesteld dat deze zone ca. 600 woongelegenheden voorzien zouden moeten worden.
-
De toeristisch-recreatieve activiteiten moeten verzoenbaar zijn met de woonomgeving (geen overlast, bv. wél windsurfen, roeien, zeilinitiatie,.., niet jet-ski) en met de ecologische functie van de Spuikom.
-
Het gebied is een belangrijk scharnierpunt en zichtlocatie in het stedelijk gebied. Er moeten dan ook hoge eisen gesteld worden aan het architecturale en landschappelijke beeld.
-
De toeristische recreatieve optimalisatie van de Spuikom zal afhangen van de ontwikkelingen in het aangrenzende weefsel in het algemeen en van Kop van ’t Sas in het bijzonder. Deze omgevingen zijn gelegen op de gemeentegrens tussen Bredene en Oostende. Daarom is het van groot belang dat beide gemeentebesturen overleggen over de door hun geplande ontwikkelingen in deze omgeving en beiden actief betrokken worden indien vanuit hogere overheden initiatieven worden genomen.
-
een versterking van de toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht van de Spuikom mag geen bijkomende verkeersdruk in de omliggende wijken teweegbrengen. Hoogdynamische voorzieningen dienen zich aan Kop van ’t Sas te bevinden en worden rechtstreeks via Kennedy-De Bolle ontsloten.
Bijkomend kan gesteld worden dat: - de reconversie van de zone een aanzienlijke saneringsoperatie zal inhouden - de inrichting en ontwikkeling – zeker van de uiterste kop – niet los gezien kan worden van de relatie tussen het stedelijk weefsel en de haven, en de concrete opties m.b.t. het sluizencompex tussen het kanaal en de haven. Momenteel is deze zone deels bestemd als ‘zone voor milieubelastende industrie’ en een klein deeltje ‘woongebied’ (tussen Bredene-Sas en monding Noordede) op het grondgebied van Bredene. In eerste instantie dringt een herbestemming zich op om de woonontwikkeling en ontwikkeling van ondersteunende toeristisch-recreatieve voorzieningen mogelijk te maken. De uiterste oostelijke kop (het ‘eilandje’, grondgebied Oostende) is bestemd als ‘zone voor gemeenschapsvoorziening’. In hoeverre dit deel voor het versterken van de toeristisch-recreatieve activiteiten kan vrijgegeven, en eventueel herbestemd, kan worden, zal duidelijk worden bij de verdere uitwerking van het strategisch plan voor de haven.
4.3.
Overgangszone Stuiverstraat/Gistelsesteenweg
Tussen het bestaande stedelijke weefsel en het geplande stadsrandbos bevindt zich een randstedelijke zone waarbinnen ruimte gezocht kan worden om in bijkomende stedelijke recreatieve voorzieningen en woonmogelijkheden te voorzien. Concrete voorstellen zijn: - de uitbreiding van de sportterreinen (cfr. recent goedgekeurd BPA) - bijkomend randstedelijke woongebied en een structurele, groene overgang naar het stadsrandbos Volgende aandachtspunten worden vanuit het afbakeningsproces aan deze randstedelijke ontwikkelingen gesteld: -
de waardevolle landschapselementen en –componenten als absolute grens Het betreft het Provinciegeleed, de Historische Polders van Oostende, de dijk aan het
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 45 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Krekengebied, de Gauwelozekreek en het geplande stadsrandbos (de Stuiverstraat als grens er van). -
een ruimtelijk kwalitatieve overgang naar de open ruimte. Dit houdt in dat de ruimtelijke kenmerken van stedelijke uitbreiding zoveel mogelijk aansluiten bij deze van de aanpalende open ruimte zodat visueel een ‘geleidelijke’ overgang ontstaat. Een bijkomende meerwaarde wordt gecreëerd als ook functioneel een dergelijke geleidelijke overgang wordt bekomen (cfr. geplande kinderboerderij als recreatieve functie die refereert naar het buitengebied, woonbos dat ook recreatief gebruikt kan worden,…). Ook wonen in een groene omgeving vormt in die zin een overgang naar het stadsrandbos. In de zone waar nieuwe woonontwikkelingen worden gepland moet dan ook een structurele groenzone voorzien worden die de overgang maakt tussen het stedelijk gebied en het stadsrandbos.
-
recreatiezone als knooppunt tussen stad en stadsrandbos Omwille van de recreatieve functie van beide stedelijke componenten, de aanwezige en geplande infrastructuur (parking, cafetaria,..) in de recreatiezone en de bestaande ontsluitingsmogelijkheden via de weg, moet de recreatiezone functioneren als toegang tot het geplande stadsrandbos vanuit het stedelijke gebied en moet het stadsrandbos hier dan ook toegankelijk worden gemaakt.
-
Programmatorisch wordt vooropgesteld dat de woonontwikkeling op zich (in het gebied tussen de geplande uitbreiding van de sportterreinen en Gistelsesteenweg) ca. 200 woningen dient op te vangen. Daarnaast moet voorzien worden in een structurele groenzone die minstens 1/3de van dit gebied beslaat.
Momenteel is deze zone bestemd als ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied’. De herbestemming t.b.v. de uitbreiding van het sport- en recreatiedomein is via een BPA goedgekeurd. Herbestemming van het resterende deel van het gebied is nodig t.b.v. de woonontwikkeling.
4.4.
Overgangszone Schorredijk/Torhoutsesteenweg
Het gebied tussen Torhoutsesteenweg, Stene en de Historische Polders is een randstedelijk gebied met diverse bestemmingen en functies, en een onsamenhangend voorkomen op zichzelf maar ook t.o.v. het stedelijk gebied enerzijds en de open ruimte anderzijds (‘perifere conditie’). Enerzijds is er de Torhoutsesteenweg met kleinhandels- en bedrijfsontwikkelingen, het St.Andreasinstituut en de randstedelijke woonwijken, anderzijds het beschermde dorpsgezicht van Stene en het Historische Polderlandschap. Het gebied er tussen is een restgebied met diverse bestemmingen (gebied voor kleinhandel en KMO, lokaal bedrijventerrein, bufferzone, landschappelijk waardevol gebied) waarin zich nog een aantal kreken en beekjes met enige natuurlijke waarde bevinden. De landbouwactiviteit is er omzeggens nihil. Ontwikkeling van dit gebied zou moeten leiden tot: -
een kwalitatieve afwerking van het polderfront (duidelijke grens en kwalitatieve overgang tussen stedelijk gebied en polderlandschap)
-
ruimte om in beperkte mate bijkomende stedelijke ontwikkelingen mogelijk te maken
Concreet voorstel is: -
deels ontwikkelingsmogelijkheden voor grootschalige kleinhandel in een kwalitatief kader
-
deels een multifunctioneel randstedelijkgebied bestemd voor gebouwen waarin wonen/kleinschalige kantoren/vrije beroepen worden gecombineerd, in een groen omgevingskader
Randvoorwaarden vanuit het afbakeningsproces zijn: -
de Historische Polders als absolute grens van de stedelijke ontwikkelingen;
-
wat betreft de ontwikkeling van bijkomende handel: enkel handel die niet in de binnenstad verweefbaar is;
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 46 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
-
geen perifere, van de stad geïsoleerde kantoorlocatie creëren;
-
ontwikkeling in samenhang te zien met het verbeteren van de ontsluiting Torhoutsesteenweg.
-
een kwalitatieve afwerking van het polderfront. Dit betekent dat het gebied niet volgebouwd kan worden. Belangrijk is dat de visuele en fysieke relatie met het poldergebied bewaard blijft en zelfs versterkt wordt. Dit is ook voor de nieuwe stedelijke ontwikkelingen in dit gebied een belangrijke meerwaarde. Daarenboven is de zichtrelatie naar het polderlandschap vanuit Stene-dorp een structureel kenmerk van dit beschermde dorpsgezicht.
-
Bovendien zijn niet enkel een kwalitatieve afwerking van het polderfront en de verbetering van de ontsluiting Torhoutsesteenweg van belang, maar moet ook het beeld op de Torhoutsesteenweg zelf aantrekkelijker gemaakt worden. Dit is immers een belangrijke toegangsroute tot het stedelijk gebied.
Om tot een kwalitatieve samenhangende ontwikkeling te komen, is verder stedenbouwkundig onderzoek vereist. Dit is reeds in het kader van het gemeentelijk structuurplanningsproces opgestart. Om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken en ongewenste ontwikkelingen te voorkomen, dringt een herbestemming zich op. Figuur 1: mogelijks te herbestemmen gebied in de overgangszone Schorredijk/Torhoutsesteenweg
4.5.
Poort zeehaven
In opdracht van het Vlaamse Gewest wordt een strategisch plan voor de haven van Oostende uitgewerkt. Dit proces is sinds kort opgestart. Dit strategisch planningsproces zal duidelijkheid moeten verschaffen in de ontwikkelingsdoelstellingen voor de haven en de ruimte die hiervoor nodig is, op korte, middellange en lange termijn. Hierbij wordt uitgegaan van een geïntegreerde afweging tussen enerzijds de economische doelstellingen en anderzijds de relatie met de omgeving (de randvoorwaarden vanuit de leefbaarheid en het functioneren van het omliggend stedelijk weefsel en aansluitend buitengebied) en vanuit ecologische, milieu- en verkeersaspecten. Naast een actieplan met beleidsdoelstellingen en –maatregelen, omvat dit plan ook een visie op de Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 47 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
gewenste ontwikkelingen in het gebied. In dit streefbeeld zal een keuze gemaakt worden welke terreinen in de toekomst voor zeehaven- en de daarmee samenhangende activiteiten worden voorbehouden en ontwikkeld, en welke terreinen als (regionale) bedrijventerreinen worden ontwikkeld. De terreinen voor zeehaven- en aanverwante activiteiten behoren tot het zeehavengebied, de andere bedrijventerreinen moeten beschouwd worden als onderdelen van het stedelijk gebied. De ruimtelijke vertaling van de doelstelling zal leiden tot een afbakening van het zeehavengebied. Deze wordt vertaald in een ruimtelijk uitvoeringsplan voor het zeehavengebied. Hierbij kunnen de huidige vigerende gewestplannen in het ruimtelijk uitvoeringsplan gedifferentieerd worden (bufferzones, ontsluitingsinfrastructuur, ecologische infrastructuur,…). De uitwerking van het strategisch plan voor en de afbakening van het zeehavengebied van Oostende zeehaven maakt geen deel uit van het afbakeningsproces van het regionaalstedelijk gebied Oostende. Het onderzoek gebeurt in een afzonderlijk afbakeningsproces. Door de onderlinge verweving van zeehaven en stedelijk gebied is er echter een sterke interactie tussen beide gebieden en dus beide processen. In principe valt het zeehavengebied immers buiten de afbakening van het stedelijk gebied. Welke delen tot het zeehavengebied behoren en welke delen moeten beschouwd worden als onderdeel van het stedelijk gebied, moet echter bij de opmaak van het strategisch plan voor de haven nog uitgeklaard worden. Daarom wordt binnen de perimeter van het stedelijk gebied een ‘grijze zone’ gelaten waarvoor de opties pas duidelijk worden nà uitwerking van het strategisch plan voor de haven van Oostende. Van zodra in het strategisch planningsproces voor de haven duidelijk is welke delen voor havenactiviteiten moeten voorbehouden worden, en welke delen als stedelijke onderdelen moeten beschouwd worden (bv. regionale bedrijventerreinen), kan de grens tussen het stedelijk gebied en het havengebied vastgelegd worden in een ruimtelijk uitvoeringsplan, te samen met eventuele noodzakelijke bestemmingswijzigingen. Er wordt gestreefd om deze beleidskeuzes zo snel mogelijk uit te klaren in het strategisch planningsproces voor de haven. De ‘grijze zone’ moet dan ook begrepen worden als een onderzoeksgebied waarbinnen de opties nog uitgeklaard moeten worden bij de uitwerking van het strategisch plan voor de haven. Dit heeft geen juridische consequenties. Zolang geen herbestemmingen zijn doorgevoerd d.m.v. een ruimtelijk uitvoeringsplan, blijven het gewestplan en de bestaande BPA’s de juridische basis voor het vergunningenbeleid. Deze ‘grijze zone’ werd aangeduid op basis van het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 ter uitvoering van het havendecreet.5 en na bilaterale besprekingen. Delen van deze grijze zone kunnen, na verder onderzoek in het strategisch planningsproces voor de haven, eventueel bijkomend opgenomen worden in het stedelijk gebied (bv. als regionale bedrijventerreinen.
Kaart 6: begrenzing van de ‘grijze zone’ als onderzoeksgebied bij de uitwerking van het strategisch plan voor de haven van Oostende
5
“de delen van de oppervlakten, vastgelegd in het vigerende gewestplan als industriegebied en KMO’s en ambachtelijke bedrijventerreinen, die als toekomstige watergebonden regionale bedrijventerreinen in aanmerking komen, en die naar gelang van de verdere optie voor de uitbouw en de reconversie van de haven van Oostende aldus worden beschouwd en die gelegen zijn binnen de oppervlakte, omschreven in het koninklijk besluit van 2 februari 1993 houdende de vaststelling van de lijst van de havens en hun aanhorigheden, overgedragen van de Belgische Staat aan het Vlaamse Gewest.” (BVR, 13/07/2001).
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 48 van 85
ARCADIS Gedas NV
4.6.
Projectnummer:
07/3258
Poort luchthaven
Overeenkomstig de bindende bepalingen van het RSV moet het luchthaventerrein afgebakend worden en binnen de afbakening van het stedelijk gebied opgenomen worden. De ontwikkeling van de luchthavenactiviteiten is echter zeer onzeker. Naast de nodige ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden, zijn managementfactoren en vooral externe beslissingen (bv. regelgeving inzake geluidshinder, investeringen van private bedrijven,…) sterk bepalend voor de bedrijfseconomische ontwikkeling van de luchthaven. In het rapport Spiekermann wordt een gefaseerde ruimtelijke ontwikkeling voorgesteld die samenhangt met de bedrijfseconomische ontwikkeling van de luchthaven. Gelet op zeer recente ontwikkelingen (verbod luidruchtige vliegtuigen, recessie luchtvaart,…) is het waarschijnlijk dat de effectieve ontwikkeling aan een lager tempo zal liggen dan de prognoses in het masterplan van Spiekermann. Het ruimtelijk optimaliseren van de luchthaven gebeurt dan ook gefaseerd, teneinde onnodige inname van de open ruimte te voorkomen. In een eerste fase kunnen de nodige infrastructurele maatregelen genomen worden grotendeels binnen de perimeter van de op vandaag ingenomen oppervlakte (uitbreiding bestaand platform, interne verbindingsweg tussen bedrijvenzone en terminal/toegang, aanleg taxibanen, aanleg bijkomende parkings aan terminal, …). De verdere ruimtelijke ontwikkeling wordt afhankelijk gesteld van de bedrijfseconomische noodwendigheden, weliswaar tot een maximale ruimtelijke perimeter. De parameters m.b.t. passagiersaantallen, tonnage en aantal vliegbewegingen uit het rapport Spiekermann (inzake de fasering van de investeringen) kunnen als indicator aangehaald worden. Bijkomend worden in eerste instantie volgende ontwikkelingen vooropgesteld: - inname van het oostelijke deel van het luchthavengebonden bedrijventerrein voor luchthavengebonden (bedrijfs)activiteiten - waar nog mogelijk wordt het aantal bijkomende woningen in de hinderperimeter van de luchthaven beperkt teneinde het potentieel aantal bijkomend gehinderden te beperken en de werking van de luchthaven niet te bezwaren (cfr. voorwaarde milieuvergunning). Bovendien zal bij ontwikkelingen in de omgeving van de luchthaven steeds rekening gehouden moeten worden met de luchtvaarterfdienstbaarheden (hoogtebeperkingen), en voor gebouwen in het verlengde van de start- en landingspiste ook met aanbevelingen inzake geluidsisolatie en constructietechnieken (t.o.v. geluid en vortex van vliegtuigbewegingen). Als uiterste grens (maximale ruimtelijke perimeter) van de luchthavenontwikkeling op langere termijn wordt de huidige grens van de luchthavenzone zoals vastgelegd in het gewestplan (2002) aangehouden, mits volgende correcties en aandachtspunten: - creëren - de oostelijke punt van het luchthaventerrein loopt - omwille van veiligheidsredenen – in principe tot tegen de Torhoutsesteenweg. Een deel hiervan is bestemd tot woongebied en ingenomen door handelszaken. Dit kan aldus behouden blijven, op voorwaarde dat er geen woningen worden voorzien en rekening gehouden wordt met de luchtvaarterfdienstbaarheden. Een deeltje is bestemd als agrarisch gebied in gewestplan. Gelet op de beperkte oppervlakte heeft dit gebied geen relevantie meer voor de landbouw en bovendien moet het omwille van veiligheidsredenen bouwvrij blijven. In die zin wordt het beter in het luchthavengebied opgenomen. - de zonegrens tussen het luchthavengebondenbedrijventerrein (LHBO) en de zone voor kleine en middelgrote ondernemingen en kleinhandel (KMOK) in het gewestplan wordt best gecorrigeerd, rekening houdend met de Rolbaanstraat (LHBO westelijk en KMOK oostelijk). Om de doorstroming en verkeersleefbaarheid op de Torhoutsesteenweg te centrumactiviteiten. Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 49 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
-
verbeteren, kan de Rolbaanstraat immers een belangrijke rol spelen: voor de ontsluiting van enerzijds de LHBO-zone en anderzijds van de bedrijven en grootschalige kleinhandelszaken langs de Torhoutsesteenweg. Ondersteunende bedrijvigheid t.b.v. luchthavengebonden bedrijven kunnen ook in de KMOK-zone gevestigd worden, mits de ontsluitingsfunctie van de Rolbaanstraat niet gehypothekeerd wordt. - de bestaande woonbebouwing aansluitend bij de luchthaven (deeltje Raversijde ten zuiden van de Nieuwpoortsesteenweg) is volgens de gewestplanbestemming gelegen in de zone voor luchthaven. Deze woningen ervaren hinder van de luchthaven, maar ze worden reeds sinds lange tijd bewoond. Omdat ze zonevreemd zijn (in een specifieke zone), kunnen er geen stedenbouwkundige vergunningen worden verleend voor verbouwingen van deze woningen. Vanuit het standpunt van de luchthaven wordt steeds geopteerd om dit gebied in de zone voor luchthaven te laten (om ontwikkeling van luchthavenvoorzieningen - bv. een eventuele nieuwe ‘general aviation terminal’ – naar de toekomst mogelijk te houden). Hieraan is echter nooit een consequent verwervingsbeleid vanuit de luchthaven verbonden. Deze situatie, die reeds lang aansleept, leidt tot onduidelijkheid voor de bewoners en het lokale bestuur. Verder overleg tussen luchthavenmanagment, de betrokken Vlaamse ministeries en de Stad Oostende is nodig, om er voor te zorgen dat op korte termijn een duidelijke optie genomen kan worden en hieraan een consequente uitvoering wordt gegeven (hetzij herbestemmen naar woongebied indien de woningen kunnen blijven, hetzij een verwervingsbeleid indien ze dienen te verdwijnen). Het creëren van bijkomende woongelegenheden is er, gelet op de ligging en hinder, hoe dan ook absoluut uitgesloten. - wat betreft de camping De Kalkaert blijven de eerdere beslissingen (geen zonering als camping in het kader van overgangsregeling voor zonevreemde campings, opzeg consessie) gehandhaafd. Het voortbestaan van deze camping is o.a. vanuit veiligheidsoverwegingen niet verenigbaar met de luchthavenactiviteiten. Ook het luchthavengebonden bedrijventerrein wordt gefaseerd aangesneden, waarbij eerst de terreinen aan de oostzijde van de rolbaan (aansluitend aan bebouwing Torhoutsesteenweg) worden ingenomen. Indien deze voorziene zone effectief ingenomen wordt door bedrijvigheid, zal dit een aanzienlijke bijkomende belasting voor de Torhoutsesteenweg inhouden (kruispunt Rolbaanstraat/Torhoutsesteenweg), ten nadele van de bereikbaarheid van de terreinen zelf, de luchthaven én de stad. Daarom wordt voorzien in een mogelijkheid tot het verder trekken van de Rolbaanstraat ter ontsluiting van het luchthavengebonden bedrijventerrein op de Torhoutsesteenweg (heraanleg bestaand kruispunt Torhoutsesteenweg/Leffingestraat of groepering van deze wegen naar nieuw kruispunt aan Kromme Elleboog). Cfr. het rapport Spiekermann wordt evenwel een realisatienorm van ca. 75% van het luchthavengebonden bedrijventerrein als kritische grens vooropgesteld alvorens over te gaan tot realisatie van deze weg. Onder de huidige omstandigheden is de aanleg van deze weg is dan ook niet waarschijnlijk op korte en middellange termijn. Kaart 7: afbakening van de luchthaven en maatregelen ter optimalisatie
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 50 van 85
ARCADIS Gedas NV
DEEL 5:
1.
Projectnummer:
07/3258
INVULLING VAN DE TAAKSTELLING INZAKE WONEN
DE TAAKSTELLING VANUIT HET VLAAMSE GEWEST
De vooropgestelde taakstelling voor het stedelijk gebied Oostende werd bepaald op 7.331 à 7.780 bijkomende woningen voor de periode 1992-2007 (afhankelijk van de berekeningswijze). Deze taakstelling kan nagenoeg opgevangen worden binnen het voorgestelde stedelijke gebied, weliswaar heel krap en naar alle waarschijnlijkheid niet tegen 2007. Er wordt dan ook gekozen voor maximaal behoud van de open ruimte en een kwalitatieve woonontwikkeling die primeert op het kwantitatieve. Bovendien kan gesteld worden dat het realiseren van de taakstelling tegen 2007, binnen de perimeter van het stedelijk gebied, geen conditio sine qua non meer is, gelet op het voorstel van de Vlaamse Regering houdende de partiële herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.6 Deze taakstelling omvat enkel ‘reguliere woongelegenheden’; tweede verblijven zijn niet inbegrepen. Er moet rekening mee gehouden worden dat een deel van de ruimte voor woongelegenheden door tweede verblijven zal ingenomen worden. Naast de specifiek daartoe voorziene zones (campings, weekendverblijfsparken buiten het stedelijk gebied), is het beleidsmatig niet de bedoeling het globale aanbod aan tweede verblijven in het stedelijke (woon)weefsel nog te vergroten, wel de ontwikkeling er van ruimtelijk te sturen en te beheersen. Daarom wordt voor sommige gebieden een deel van het aantal woningen als tweede verblijf ingecalculeerd. Dit is evenwel als een maximum toe te laten aantal te beschouwen, niet als een streefcijfer.
2.
ACTUALISATIE VAN DE TAAKSTELLING
Aangezien reeds een deel van de planperiode voorbij is, dient de taakstelling geactualiseerd door ze te verminderen door het ondertussen reeds bijgekomen aantal woningen. De bouwstatistieken zijn onvoldoende acuraat om deze actualisatie te maken. Daarom worden de registraties van het aantal gezinnen per statistische sector genomen (Rijksregister 1991 & 2000) als benadering van het aantal bijgekomen woningen. Hiertoe moet de ruimtelijke afbakening vertaald worden naar statistische sectoren. Rekening houdend met de vooropgestelde stedelijke structuur (Kernstad, Bredense en Raversijde) leidt dit tot onderstaand resultaat. Tabel 4: actualisatie taakstelling wonen aantal woningen/gezinnen taakstelling 1992-2007 bijgekomen gezinnen 19912000 resterende taakstelling 2000-2007
6
7.331 à 7.780 2.121 5.210 à 5.659
Hierin wordt gesteld dat (rekenkundig) een kleiner deel van de ‘stedelijke taakstelling’ ook kan opgevangen worden in de als hoofddorp of woonkern geselecteerde kernen in het buitengebieddeel van de fusiegemeenten die in het RSV richtinggevend zijn aangegeven als gemeenten waarvan delen in het stedelijk gebied kunnen vallen (i.c. de gemeenten Bredene, Oostende, Middelkerke).
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 51 van 85
ARCADIS Gedas NV
3.
Projectnummer:
07/3258
ONTWIKKELINGEN VOOR HET OPVANGEN VAN DE TAAKSTELLING
Om deze behoefte aan bijkomende woongelegenheden op te vangen, kan gebruikt gemaakt worden van: - hergebruik van (langdurig) leegstaande/verkrotte woningen - onbebouwde percelen met een woonbestemming langs uitgeruste wegen en percelen in goedgekeurde verkavelingen - geplande projecten inzake bijkomende woongelegenheden in het Woonplan Oostende (voorzover nog niet opgenomen onder een andere categorie van aanbod) - in- en uitbreidingsgebieden met een woonbestemming - andere voorgestelde gebieden voor woonprojecten
3.1.
Langdurig leegstaande/verkrotte woningen
Er wordt vanuit gegaan dat langdurig leegstaande, onbewoonbaarverklaarde of als krot geïnventariseerde gebouwen in aanmerking komen om in de toekomst mee de behoefte aan bijkomende woningen op te vangen, mits renovatie of vervanging.7 Vervangingsprojecten uit het woonplan Oostende zijn niet meegerekend. Renovatie of vervanging van langdurig leegstaande of verkrotte woningen/gebouwen zou moeten leiden tot ca. 175 bijkomende woongelegenheden. Daarnaast worden de omvorming van het vroegere militair hospitaal, van een gedeelte van de vroegere kazerne aan het Maria Hendrika-park en van het vroegere hotel aansluitend bij het station en omgeving ingecalculeerd: -
wat betreft het militair hospitaal is reeds een gepland project (nu bestemd als ‘stedelijk ontwikkelingsgebied’ in het vigerende gewestplan). Deze ontwikkeling is ingecalculeerd bij de ruimere ontwikkeling van het gebied Oosteroever (zie pt. 3.5 ‘Bijkomende projectgebieden’).
-
wat betreft de kazerne is nog een formele bevestiging nodig van het Ministerie van Landsverdediging dat deze omvorming kan gebeuren. Momenteel is deze zone bestemd als militair gebied en dient dus herbestemd te worden. De vooropgestelde omvorming naar woongelegenheden is evenwel al ingecalculeerd als een inbreidingsgebied onder ‘bijkomende projectgebieden’ (zie pt. 3.5 ‘Bijkomende projectgebieden’’)
-
wat betreft het vroegere hotel aan het station leven er concrete ideeën vanuit de private sector. Deze ontwikkelingen zijn ingecalculeerd bij de ontwikkeling van het gebied tussen Montgomerydok en Havengeul, ten noorden van het station (zie pt. 3.5 ‘Bijkomende projectgebieden’).
3.2.
Onbebouwde percelen
Er wordt van uitgegaan dat 40% van de onbebouwde percelen langs uitgeruste weg en niet gelegen in een goedgekeurde verkaveling en 80% van de percelen in verkavelingen op een termijn van 10 jaar op de markt verschijnen. (Voor de planperiode 2000-2007 betekent dit resp. 28% en 56%)8
7
Bronnen: - woonbehoeftestudie Oostende, niveau fusiegemeente, inventaris 1997 en Woonplan Oostende 2001-2006 - startnota GRS Bredene, niveau fusiegemeente, inventaris 1997 - woonbehoeftestudie en startnota GRS Middelkerke, niveau deelgemeente, inventaris 1997
8
Bronnen: - woonbehoeftestudie Oostende, niveau fusiegemeente, inventaris 1997 en Woonplan Oostende 2001-2006
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 52 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Overeenkomstig onderstaand overzicht zou dit moeten leiden tot ca. 213 bijkomende woonmogelijkheden. Tabel 5: overzicht aanbod onbebouwde percelen onbebouwde percelen langs uitgeruste weg totaal aantal aandeel op markt 00-07 aantal op markt 00-07
350 28% 98
onbebouwde percelen in goedgek verkaveling totaal aantal aandeel op markt 00-07 aantal op markt 00-07
285 56% 160
Totaal totaal op markt 00-07
258
reeds opgenomen als gepland project (woonplan Oostende)
- 45
aanbod onb. percelen
213
3.3.
Geplande projecten (Woonplan Oostende)
De projecten uit het ‘Woonplan Oostende 2001-2006’ worden beschouwd als bijkomende woonmogelijkheden. (excl. projecten gelegen in een onder volgend punt opgenomen in- of uitbreidingsgebied). De realisatie van het Woonplan zou 406 bijkomende woongelegenheden (354 in de sociale sector en 52 door private initiatieven) moeten opleveren. Een overzicht van de geplande projecten in het Woonplan van Oostende is opgenomen in bijlage bij dit rapport.
3.4.
In- en uitbreidingsgebieden met een woonbestemming
In de tabel en bijhorende kaart op volgende pagina’s is een overzicht gegeven van de in- en uitbreidingsmogelijkheden op gronden met een woonbestemming of bestemd als woonuitbreidingsgebied (nr. 20 en 21). Ook de herbestemming van de voormalige kazerne tot woongelegenheden is hierin opgenomen. Bij de bepaling van de richtdichtheden/aantal woningen, werd vertrokken vanuit: - enerzijds de algemene uitgangspunten: verdichten in het Bredense, eerder lagere dichtheden in Kernstad - anderzijds een toets t.o.v. de plaatselijke omgeving (inpasbaarheid andere typologieën, …) Tegelijkertijd werd echter ook rekening gehouden met de juridisch-planologische context (reeds geplande of vergunde projecten (bv. verkavelingen, BPA-voorschriften). Deze dichtheden werden meestal overgenomen teneinde de realisatie van bijkomende woningen op korte termijn niet in het gedrang te brengen en omdat de impact van eventuele planwijzigingen naar een hogere dichtheid cijfermatig vaak minimaal is omdat het over eerder kleine gebieden/projecten gaat. - startnota GRS Bredene, niveau fusiegemeente, inventaris 1997 - woonbehoeftestudie en startnota GRS Middelkerke, niveau deelgemeente, inventaris 1997 Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 53 van 85
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Ontwikkeling van deze in- en uitbreidingsgebieden volgens vooropgestelde bruto-richtdichtheden zou moeten leiden tot ca. 3.064 bijkomende woongelegenheden. Ook de nodige ruimte voor wijkgroen, lokale open ruimtes zoals pleinen, e.d. – die belangrijk zijn voor de lokale woonomgevingskwaliteit – zitten vervat in de voorgestelde richtdichtheden. Een overzicht van deze in- en uitbreidingsgebieden is opgenomen op navolgende pagina’s.
3.5.
Bijkomende projectgebieden
Daarnaast zijn een aantal projectgebieden voorgesteld waar ook in bijkomende woongelegenheden voorzien kan worden: -
het strategisch gebied Oosteroever, uitgebreid tot tegen de Koninklijke Baan Dit zal ruimte moeten bieden aan verschillende stedelijke activiteiten: wonen, 2de verblijven, recreatie, voorzieningen, bedrijvigheid. Door ontwikkeling van Oosteroever zal op lange termijn voorzien moeten worden in ca. 1.860 bijkomende woongelegenheden (incl. de omvorming van het vroegere militair hospitaal), waarbij een maximum van 40% tweede verblijven wordt vooropgesteld. M.a.w. deze ontwikkeling moet minstens 1.110 bijkomende ‘permanente’ woongelegenheden opleveren. Op korte tot middellange termijn zal slechts een beperkt deel geconcretiseerd kunnen worden. Het verdwijnen van de aanwezige potenties dient echter te worden tegen gegaan, ook op korte termijn.
-
de reconversie van de bedrijvensites aan Kop van ’t Sas naar een (overwegende) woonfunctie. Gelet op de (te versterken) recreatieve functie van de Spuikom en het alomtegenwoordige water als omgevingskwaliteit kan ook hier een deel voorzien worden voor tweede verblijven. Deze reconversie zou moeten leiden tot ca. 600 bijkomende woongelegenheden, waarvan max. 20% als tweede verblijf. Hier zouden dus minstens 480 bijkomende woongelegenheden voor permanent wonen voorzien moeten worden.
-
in de overgangszone ‘Stuiverstraat/Gistelsesteenweg’ wordt naast de uitbreiding van het sport- en recreatiedomein ook ruimte voorzien voor ca. 200 bijkomende woongelegenheden. Dit zal gepaard moeten gaan met een structurele groenovergang t.o.v. het stadsrandbos, die minstens 1/3de van het gebied tussen Stuiverstraat, Rietmusstraat, Gistelsesteenweg en de Grauwelozekreek beslaat.
-
in de overgangszone ‘Schorredijk/Torhoutsesteenweg’ wordt een randstedelijke ontwikkeling van wonen gemengd met kleine kantoren voorgesteld. Omwille van de menging van functies en een kwalitatieve overgang naar het poldergebied (groen karakter, behoud kreken en waterloopjes,…) worden het aantal bijkomend te voorziene woningen eerder laag ingeschat op ca. 60.
-
de vroegere kazerne aan het Maria Hendrika-park. Een gedeelte hiervan wordt herontwikkeld tot plein met woongebouwen. Dit moet leiden tot 80 à 100 bijkomende woongelegenheden.
-
het gebied tussen Montgomerydok en Havengeul, ten noorden van het station (incl. de omvorming van het vroegere hotel aansluitend op het stationsgebouw). De realisatie van 180 bijkomende woongelegenheden wordt vooropgesteld. Hiervan kan maximaal 40% als tweede verblijf voorzien worden.
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 54 van 85
4,47
1,40
0,60
0,75
0,10
0,52
7,00
4,54
4,78
3,92
0,70
13,43
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
woonzone achter bebouwing Golfstraat
16
Kernstad (westelijk lob stedelijk gebied)
woongebied aan Keerweg
woonzone hoek Zandvoordestraat - Leegaerdsdijk
11
15
woonzone tss Znadvoordestraat en Koebrugstraat
10
woonzone aan Reigerstraat (ten N van parkbos)
woonzones aan kruising Steenovenstraat - Dageraadstraat
9
14
woonzone tss Kennedyrotonde en uiteinde Vijverstraat
8
woongebied aan Turkyenlaan
woonzone Korenbloemlaan, Paasbloemlaan
7
13
woonzone tss Cardijnplein, Chrysantenlaan, Brigade Pirron
6
woonzone tss Moreaulaan, Taboralaan, Groenedijkstraat (Vuurtorenwijk)
27,74
woonzone tss Stene-Dorp en sportvelden
5
12
0,50
woonuitbreidingsgebied ten N van Oefenrenbaan achter bebouwing Steense Dijk
4
6,76
woonuitbreidingsgebied ten O van Nieuwe Koerswijk (Roselaan)
3
2,19
woonzone tss Nieuwpoortsestwg, Mariakerkelaan, Derbylaan en Amandsberglaan
2.94
Raversijde (stedelijke satelliet)
2
2,94
woonzone ten O van Raversijde, ingenomen door camping
1
opp vr wonen
situering
nr
aantal
23
35
25
52
14
17
20
33
15
15
6
20
24
10
10
16
25
25
0%
0%
0%
30%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
40%
40%
90
25
336
161
20
465
10
20
25
5
3
140
110
48
68
36
44
44
Projectnummer:
07/3258
BPA: open & HO bebouwing
maart 2003 Pagina 55 van 1
BPA in herziening - grotendeels nr openbare bestemming, langs Keerweg nog vr woningen
open, HO en beperkt ook gesloten
stedenbouwkundig onderzoek gebeurd in kader van BPA in opmaak,
geplande sociale woningbouw
verkavelingsaanvraag
gewenste sociale woningbouw
deel vr wonen in realisatie
deels voor kantoren, ev. resterend deel voor wonen (max. 4 bouwlagen cfr BPA)
goedgekeurde verkaveling
sociale woningbouw
geplande sociale woningbouw
woonuitbr.gebied – geplande verkaveling
woonuitbr.gebied - geplande verkaveling
vergunde verkaveling
verkavelingsaanvraag in vooroverleg geweest
richtdichth. Tweede bijkomende opmerking verblijven ‘reguliere’ woningen
max. aandeel
Tabel 6: overzicht bijkomende woonmogelijkheden in in- en uitbreidingsgebieden met woonbestemming
ARCADIS Gedas NV
97,43
woonzone langsheen Frits Vinckestraat
woongebied tussen Noordedestraat, Sluizenstraat, Frits Vinckelaan
woonzone aan de Noord-Ede, verlengde Vredestraat
woonzone Buurtspoorwegstraat – Prinses Elisabethlaan - Wagenmakersstraat
Bredense (oostelijk lob stedelijk gebied)
19
20
21
22
23 w/ha indien ook het vooropgesteld (max.) aantal 2de verblijven wordt meegerekend
128,11
2,98
37,27
2,36
18,95
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
∗
TOTAAL
1,67
woongebied tussen Duinenstraat en Frits Vinckestraat
18
10,28
woonzone achter Duinenstraat en Zandstraat
17
opp vr wonen
situering
nr
aantal
22
∗
25
25
25
25
30
25
10
4%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
2.835
2.326
42
75
932
71
474
103
Projectnummer:
07/3258
BPA vervallen - woongebied gewestplan
deels goedgekeurde verkaveling
maart 2003 Pagina 56 van 1
gemengd project: sociale woningen en kavels
BPA: gesloten en HO bebouwing
BPA in herziening - gesloten, HO en open bebouwing, klein deel meergezinswoningen
BPA: handel & wonen (open, HO en gesloten)
richtdichth. Tweede bijkomende opmerking verblijven ‘reguliere’ woningen
max. aandeel
vervolg ‘overzicht bijkomende woonmogelijkheden in in- en uitbreidingsgebieden met woonbestemming’
ARCADIS Gedas NV
180 wooneenheden
50 w/ha
30 w/ha
3.040 à 3.060
gedeeltelijke 80 à 100 herontwikkeling woonnr wonen eenheden
ook andere stedelijke- en poortfuncties
ook beperkt toerrecr., handels- en horeca functies
ook andere functies
ca. 31%
0%
40%
20%
40%
0%
0%
0%
2.040
80
110
480
1.110
60
200
200
nu militair gebied
woongebied openbaar nut (BPA)
nu industriegebied (gewestplan)
nu zone vr stedelijk ontwikkeling en industriegebied
nu deels ldsch waardevol agrarisch gebied, lokaal bedrijventerrein, KMOKgebied
nu agrarisch gebied (gewestplan)
nu agrarisch gebied (gewestplan)
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
Kaart 8: situering in- en uitbreidingsgebieden en projectgebieden voor bijkomende woongelegenheden
TOTAAL
28 vroegere kazerne
27 gebied Montgomerydok/Havengeul, ten N vh station
26 Kop van ’t Sas
25 Oosteroever
slechts beperkt te bebouwen, ook andere functies
24 randstedelijk ontw. Schorredijk/Torhout -sesteenweg.
60 wooneenheden
slechts deels te 200 woonbebouwen, ook eenheden structureel groengebied
23 randstedelijk ontw. Stuiverstr/Gistelse steenweg
10 w/ha
richtdichth. max aandeel min. aantal huidige bestemming of tweede bijkomende richtaantal verblijven ‘reguliere’ woningen
excl. structureel groengebied
Opmerking
23 randstedelijk ontw. Stuiverstr/Gistelse steenweg
nr situering
Tabel 7: overzicht bijkomende woonmogelijkheden in andere projectgebieden
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
maart 2003 Pagina 57 van 1
07/3258
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
maart 2003 Pagina 58 van 1
07/3258
ARCADIS Gedas NV
3.6.
Projectnummer:
07/3258
Mogelijke daling van het huidige woonaanbod omwille van kwaliteitsvereisten
Omwille van woon- en/of woonomgevingsvereisten zouden een aantal nu bestaande woongelegenheden op termijn kunnen verdwijnen. Het betreft: -
woningen in de omgeving van de luchthaven (lawaai-/geurhinder) Beleidsmatig wordt gestreefd de hinder van de luchthaven te beperken door het opleggen van voorwaarden aan de luchthavenexploitant (cfr. milieuvergunning, wetgeving op diverse bestuursniveaus,…) i.p.v. deze af te schuiven op de omwonenden. Gezien de onderlinge nabijheid van luchthaven en de stedelijke woonomgeving is het ‘verplaatsen’ van gehinderden bovendien niet realiseerbaar.
-
woningen in het Haven- & Industriegebied Bij verdere ontwikkeling van het haven- en industriegebied kan de (verkeers)leefbaarheid in de historisch gegroeide woonkorrels en –linten in het gedrang komen. Beleidsmatig wordt echter geopteerd om bijkomende verkeershinder tot een minimum te beperken zodat een voldoende woonkwaliteit blijft gegarandeerd.
-
vermindering van de woningdichtheid in de dichtbebouwde stadswijken Vanuit het oogpunt van een gezinsgericht woonbeleid en een kwalitatieve woonomgeving wordt er naar gestreefd om meer gezinswoningen te voorzien ook in dicht bebouwde wijken (bv. bouwhoogte verlagen, geen appartementsbouw). Dit is echter een zeer geleidelijk en langdurig beleid. Rekening houdend met een normale woningrotatiecyclus (ca. 30-40 jaar) zal dit binnen de planperiode cijfermatig nauwelijks effect hebben.
Rekening houdend met bovenstaande kan gesteld worden dat een afname van het aanbod omwille van kwaliteitsvereisten niet verrekend moet worden t.o.v. de taakstelling inzake bijkomende woongelegenheden.
4.
CONCLUSIE
Tabel 8: samenvatting aanbod geraamd aantal bijkomende (reguliere) woonmogelijkheden sanering/vervanging langdurige leegstand en verwaarloosde gebouwen
ca. 175
onbebouwde percelen en kavels op de markt
ca. 213
uitvoering (andere) geplande projecten uit Woonplan Oostende
ca. 406
realisatie in- en uitbreidingsgebieden met woonbestemming
ca. 2.835
realisatie woonproject in overgangszone ‘Stuiverstraat/Gistelsesteenweg’
ca. 200
realisatie woonproject in overgangszone ‘Schorredijk/Torhoutsesteenweg.’
ca. 60
stedelijk ontwikkelingsgebied Oosteroever
ca. 1.110
herstructurering Kop van ’t Sas
ca. 480
stationsomgeving/Montgomerydok
ca. 110
omvorming Kazerne TOTAAL
ca. 80 ca. 5.669
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 59 van 1
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Het berekend aantal bijkomende woonmogelijkheden (45.669) ligt slechts iets hoger dan de resterende taakstelling (5.210 à 5.659). Aangezien het om benaderende ramingen van het aantal bijkomende woonmogelijkheden gaat en in een aantal gebieden reeds ruimte wordt ingecalculeerd voor een aanzienlijk aantal tweede verblijven (niet meegerekend t.o.v. de taakstelling), kan gesteld worden dat de taakstelling (tot 2007 !) in te vullen is in het stedelijk gebied. Hierbij moet weliswaar opgemerkt worden dat: - de vooropgestelde streefdichtheden (aantal woningen per gebied) eerder als een minimum na te streven dichtheid moeten gezien worden - zowat alle mogelijkheden binnen de vooropgestelde grenzen van het buitengebied benut moeten worden, uitgezonderd dan de gebieden die voorzien zijn voor de recreatieve open ruimten en voor andere stedelijke functies (bv. bedrijventerreinen) - het vooropgesteld aantal bijkomende woongelegenheden niet binnen de planperiode gerealiseerd kan worden, o.a. gelet op de gefaseerde ontwikkeling van Oosteroever, de noodzakelijke stedenbouwkundige onderzoeken, de op te maken uitvoeringsplannen,… . Een aanzienlijk deel zal dan ook pas op langere termijn gebouwd zijn. Daarnaast is het ook van belang dat de druk op de woningmarkt vanuit de vraag naar tweede verblijven ruimtelijk wordt gekanaliseerd en binnen de perken wordt gehouden. Hiertoe bestaat geen specifiek en sluitend instrumentarium. In het domein van het ruimtelijk ordeningsbeleid kunnen wel de nodige voorschriften opgenomen worden in RUP’s (hoofdverblijfplaats) en lasten opgelegd worden in stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingsvergunningen. Op zich zijn deze maatregelen waarschijnlijk onvoldoende, en te steunen met maatregelen vanuit andere beleidsdomeinen (bv. fiscaliteit). Een doorgedreven communicatiebeleid lijkt alvast een conditio sine qua non. Verder onderzoek naar geïntegreerde beleidsmogelijkheden is nodig. Bovendien is een gemeentegrensoverschrijdend beleid aangewezen, teneinde afschuiving van de druk naar andere kustgemeenten te voorkomen.
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 60 van 1
ARCADIS Gedas NV
DEEL 6:
Projectnummer:
07/3258
OPTIES INZAKE (RAND)STEDELIJKE OPENRUIMTE
De (rand)stedelijke open ruimten zijn gebieden die als niet-bebouwde ruimte van belang zijn voor het stedelijk functioneren omwille van hun recreatief, ecologisch of landschappelijk belang, en ook als dusdanig te behouden of te ontwikkelen zijn. Ze spelen een belangrijke rol in de aantrekkelijkheid van het stedelijk gebied als woonomgeving en in het toeristisch-recreatief functioneren van de badstad. Het zijn (overheersend) open ruimten met een recreatieve functie en/of van landschappelijk/ecologisch belang en van stedelijk niveau. Deze open ruimten maken onderdeel uit van het stedelijk functioneren en bevinden zich dan ook binnen de afbakening van het stedelijk gebied. -
het Maria Hendrikapark Afgebakend volgens de zonering als parkgebied in het gewestplan. Dit park wordt beschouwd als een park dat zowel voor al de inwoners als voor toeristen voor heel het regionaalstedelijke gebied functioneert en is in die zin van Vlaams belang.
-
het (te ontwikkelen) stadsrandbos Afgebakend volgens de zoneringen voor bosuitbreiding en ontginningsgebied met nabestemming bos in het gewestplan. Gelet op de omvang wordt dit bos beschouwd als een bos dat zowel recreatief als ecologisch een regionale functie heeft, en in die zin van Vlaams belang is.
-
het (te ontwikkelen) parkbos aansluitend bij de Spuikom Afgebakend volgens de zonering als parkgebied in het gewestplan. Gelet op de oppervlakte en de ligging (westelijke lob en aan de Spuikom) wordt dit nog te ontwikkelen park beschouwd als een park dat zowel voor al de inwoners als voor toeristen voor heel het regionaalstedelijke gebied functioneert en in die zin van Vlaams belang is.
-
het (te ontwikkelen) park aan de luchthaven Afgebakend volgens de zonering als buffer in het gewestplan. Omwille van de bufferende functie t.o.v. een regionale luchthaven en omwille van het potentiële belang als groene stedelijke recreatieve ruimte wordt dit gebied beschouwd als zijnde van stedelijk (dus Vlaams) belang. Een herbestemming naar parkgebied sluit beter aan bij de voorgestelde functie. Bij de effectieve realisatie (constructies, beplanting) dient rekening gehouden te worden met de luchtvaarterfdienstbaarheden (hoogte). De geplande woonontwikkeling ten noorden van dit park kan indien nodig doorheen de parkzone worden ontsloten.
-
het (te optimaliseren) parkgebied Noord-Ede Afgebakend volgens de zonering als parkzone in het gewestplan (excl. BPA Ambachtelijke Zone). Gelet op de potentiële functie als groene recreatieve ruimte voor de inwoners van minstens de oostelijke lob van het stedelijke gebied en de recreatieve functie van de viswaters voor een ruimere regio, wordt dit gebied beschouwd als zijn van stedelijk/regionaal (en dus Vlaams) belang.
-
de Spuikom en rondgang. Gelet op het landschappelijke belang als meerwaarde voor de stedelijke woonontwikkeling in de westelijke lob (vnl. Kop van ’t Sas), de waarde als wandelomgeving en potentie voor de versterking van het toeristisch-recreatief gebeuren in deze omgeving (mogelijkheden worden verder onderzocht in afstemming met ecologisch functioneren en eventuele opties m.b.t. nieuwe sluis in havengebied).
Aangezien bijzondere aandacht gevraagd wordt voor de ecologische aspecten in de duinen en bij de relatie strand/duinen in het RSV, worden de duinen en de openruimtecorridors in het stedelijk gebied, beschouwd als een materie van Vlaams niveau. Deze zijn dan ook te vrijwaren. Het betreft:
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 61 van 1
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
-
de openruimte corridor tussen Raversijde en Mariakerke Deze omvat het gedeelte dat als natuurgebied is gezoneerd in het gewestplan als ook het gedeelte in woongebied dat niet ingenomen is door de camping.9 (te herbestemmen)
-
de openruimtecorridor ten westen van Raversijde (over het Domein Prins Karel). Deze valt samen met de zone aangeduid als (bouwvrije) erfdienstbaarheidsgebied in het gewestplan.
-
de duinen aan Oosteroever en Bredene Afgebakend volgens de zonering als natuurgebied in het gewestplan.
-
de duinen in de TRP-zone Afgebakend volgens de zonering als natuurgebied in het gewestplan.
Kaart 9: (rand)stedelijke open ruimten van bovenlokaal belang in het stedelijk gebied Oostende
9
Het gedeelte ingenomen door de camping werd reeds in vorig hoofdstuk aangehaald als een zone waar ontwikkeling van bijkomende woongelegenheden te voorzien is.
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 62 van 1
ARCADIS Gedas NV
DEEL 7:
1.
Projectnummer:
07/3258
INVULLING VAN DE TAAKSTELLING INZAKE BIJKOMENDE BEDRIJVENTERREINEN
DE TAAKSTELLING VANUIT HET VLAAMSE GEWEST
-
De vooropgestelde taakstelling voor de stedelijkgebiedgemeenten werd vanuit het Vlaamse Gewest bepaald op 29 ha bijkomende bedrijventerreinzoneringen voor de periode 1994-2007 (gebaseerd op werkgelegenheidsverhoudingen tussen de economische knooppunten in WestVlaanderen en gelet op de keuze inzake de verdeling van de pakketten buitengebied vs. economische knooppunten in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan).
-
Deze taakstelling betreft lokale en regionale bedrijventerreinen voor het geheel van de fusiegemeenten. Eventuele bijkomende veranderingen in de zoneringen in het zeehavengebied (poort) vallen echter buiten deze taakstelling, aangezien de poorten van Vlaams belang niet in de pakketten aan bijkomende bedrijventerreinen ingecalculeerd zijn in het RSV
2.
ACTUALISATIE VAN DE TAAKSTELLING
De bijkomend terreinen die sinds 1994 gezoneerd werden of terreinen die ondertussen herbestemd zijn, worden t.o.v. de vooropgestelde taakstelling verrekend. Het betreft met name de nieuwe zoneringen in de gewestplanwijziging van 9/11/1994, 25/01/1995 en 13/07/2001. Zonering die bijgekomen zijn worden beschouwd als een invulling van de taakstelling en worden afgetrokken van de vooropgestelde taakstelling. Bestaande zoneringen die een andere bestemming hebben gekregen worden beschouwd als een bijkomende behoefte (compensatie t.o.v. referentiejaar 1994) en worden bijgeteld bij de vooropgestelde taakstelling. De wijziging van het gebied voor milieubelastende industrie naar ‘stedelijk ontwikkelingsgebied’ (gewestplanwijziging van 13/07/2001) wordt niet mee verrekend omdat dit beschouwd wordt als een wijziging in het zeehavengebied. (zoals ‘voorlopig afgebakend’ in het BVR van 13 juli 2001, houdende de aanduiding van de voorlopige afbakening van het havengebied. Tabel 9: actualisatie taakstelling bedrijventerreinen wijziging oppervlakte zoneringen vr bedrijventerreinen taakstelling 1994-2007
+ 29 ha
bijkomend gezoneerd in gewestplanwijzigingen
- 57 ha
bestaande zonering herbestemd in gewestplanwijzigingen
+ 23 ha
geactualiseerde taakstelling 2002-2007
3.
- 5 ha
VOORZIENE WIJZIGINGEN TIJDENS REST VAN DE PLANPERIODE
Te voorziene wijzigingen tijdens de resterende planperiode kunnen ook al ingecalculeerd worden. Het betreft wijzigingen in de ruimtebalans ten gevolge van de opmaak van BPA’s of RUP’s cfr. de gewenste ruimtelijke structuur op stedelijk of gemeentelijk niveau. Volgende elementen kunnen alvast in rekening gebracht worden: Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 63 van 1
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
-
de herbestemming van de op het gewestplan voorziene zone voor lokale bedrijventerrein aan Stene (ca. 11 ha). De Stad ziet af van een realisatie van dit lokaal bedrijventerrein. Deze zonering valt in de overgangszone Schorredijk/Torhoutsesteenweg, waar een ontwikkeling van enerzijds grootschalige kleinhandelszaken en anderzijds een woonfunctie gemengd met kleine kantoren wordt vooropgesteld, in een groene omgeving. Ook het nog niet ontwikkelde deel van KMOKzone valt in dit gebied. Verder stedenbouwkundig onderzoek in het kader van het gemeentelijk structuurplanningsproces zal uitwijzen hoe dit gebied geordend moet worden. Rekening houdend met de vooropgestelde ordening wordt ingecalculeerd dat de oppervlakte van het lokale bedrijventerrein een andere bestemming krijgt (niet voor bedrijvigheid) en dat de oppervlakte van het gedeelte KMOK-zone ongeveer behouden blijft (dus niet te verrekenen t.o.v. de geactualiseerde taakstelling), mogelijks weliswaar met een andere afbakening dan de huidige gewestplanzonering.
-
de zonering voor zonevreemde bedrijven in Middelkerke (sectoraal BPA). In totaal betreft het 20 bedrijven die momenteel samen ca. 8,7 ha beslaan (zonevreemd). Volgens een gemeentelijke bevraging wensen hiervan drie bedrijven nog uit te breiden, samen met ca. 2,7 ha. Indien deze bedrijven op hun huidige locatie kunnen blijven en tegemoet gekomen kan worden aan de uitbreidingswensen betekent dit dat in totaal ca. 11,4 ha een bedrijfsbestemming moet krijgen. Hierbij moet opgemerkt worden dat overeenkomstig het voorstel partiële herziening van het RSV de zonering van de huidige oppervlakte niet in de taakstelling verrekend moet worden, enkel de uitbreiding van de bestaande bedrijven.
-
de gemeente Middelkerke wenst een lokaal bedrijventerreinen te ontwikkelen binnen de planperiode. Overeenkomstig de bepalingen van het RSV en het PRS zal dit ca. 5 ha groot zijn.
Volgende (eventuele) herbestemmingen worden niet ingecalculeerd: -
de reconversie van het industriegebied Kop van ’t Sas (herbestemming t.b.v. vnl. woonfunctie). Dit is immers een herbestemming binnen de ‘voorlopige afbakening’ van het zeehavengebied (zoals aangeduid in het BVR van 13 juli 2001).
-
een eventuele herbestemming van (delen van) het industriegebied op Oosteroever. Ook dit is immers een herbestemming binnen de ‘voorlopige afbakening’ van het zeehavengebied (zoals aangeduid in het BVR van 13 juli 2001).
-
eventuele herbestemmingen van de industriegebieden die nu binnen de ‘voorlopige afbakening’(zoals aangeduid in het BVR van 13 juli 2001), hetzij naar ‘zeehavengebied’, hetzij naar ‘(gemengd of specifiek) regionaal bedrijventerrein.
4.
TOETSING VAN DE TAAKSTELLING AAN DE VOORZIENE WIJZIGINGEN
De geactualiseerde taakstelling wordt getoetst aan de reeds voorziene wijzigingen in de resterende planperiode. Bestaande bedrijfszoneringen die herbestemd worden, worden bij de taakstelling opgeteld (te compenseren), nieuwe voorziene zoneringen worden afgetrokken van de taakstelling (invulling van de taakstelling). Het uiteindelijke saldo leert in hoeverre – buiten de reeds voorziene wijzigingen – nog bijkomend bedrijventerrein gezoneerd zou moeten worden.
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 64 van 1
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Tabel 10: toetsing taakstelling bedrijventerreinen aan de voorziene wijzigingen wijziging oppervlakte zoneringen vr bedrijventerreinen geactualiseerde taakstelling
- 5 ha
herbestemming lokaal bedrijventerrein Stene
+ 11 ha
bijkomende zonering zonevreemde bedrijven
- 11 ha of – 3 ha*
bijkomend lokaal bedrijventerrein in Middelkerke
- 5 ha
herbestemmingen binnen voorlopige afbakening zeehavengebied
geen invloed
SALDO bijkomend te zoneren
- 10 of –2 ha
*ca. 11 ha in te calculeren voor de zonering van zonevreemde bedrijven indien geen rekening gehouden wordt met het voorstel van partiële herziening van het RSV (bestaande toestand + uitbreidingen), ca. 3 ha indien wel wordt gerekend volgens de voorgestelde partiële herziening.
5.
CONCLUSIE
Louter rekenkundig is de taakstelling - die tot 2007 werd vooropgesteld - volbracht, rekening houdend met de recente gewestplanwijziging, de zonering van zonevreemde bedrijven en de zonering van een lokaal bedrijventerrein in Middelkerke. Dit zelfs indien de herbestemming van de huidige zone voor een lokaal bedrijventerrein in Stene terug in rekening gebracht wordt als een te compenseren vermindering van het aanbod. Daarom wordt geopteerd om geen bijkomende bedrijventerreinen te zoneren in het stedelijk gebied Oostende, buiten een lokaal bedrijventerrein in de gemeente Middelkerke. Er resten immers ook nog heel wat reserves binnen de huidige gewestplanzoneringen.
Kaart 10: situering van de bedrijventerreinen
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 65 van 1
ARCADIS Gedas NV
6.
Projectnummer:
07/3258
PROFILERING VAN DE BEDRIJVENTERREINEN
Onderstaande ontwikkelingen inzake bedrijventerreinen zijn wenselijk, rekening houdend met de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur.
6.1.
Specifieke regionale bedrijventerreinen
Er wordt zoveel mogelijk gestreefd naar gemengd regionale bedrijventerreinen teneinde geen bijkomende ruimtebehoefte te genereren. Een aantal zones worden echter omwille van hun specifieke uitrusting of ontwikkelingsvoorwaarden als specifieke bedrijventerreinen ontwikkeld. Het betreft:
B. Luchthavengebonden bedrijventerrein Het luchthavengebonden bedrijventerrein, zoals gezoneerd in het gewestplan, is specifiek bestemd voor luchthavengebonden bedrijvigheid (koeriersdiensten, cargobehandeling, catering, bepaalde vormen van toeleveringsbedrijven en bijhorende kantoren). Een deel er van is reeds uitgerust met een rolbaan om vliegtuigen rechtstreeks tot bij de bedrijfsloodsen Indien de voorziene zone effectief ingenomen wordt door bedrijvigheid, zal dit een aanzienlijke belasting voor de Torhoutsesteenweg en Nieuwpoortsesteenweg, ten nadele van de bereikbaarheid van de terreinen zelf, de luchthaven én de stad. Daarom wordt voorzien in een mogelijkheid tot rechtstreekse ontsluiting van het luchthavengebonden bedrijventerrein op de Torhoutsesteenweg (Rolbaanstraat, op langere termijn aftakking Kromme Elleboog). Cfr. het rapport Spiekermann wordt evenwel een realisatienorm van ca. 75% van het luchthavengebonden bedrijventerrein als kritische grens vooropgesteld alvorens over te gaan tot realisatie van deze weg.
C. Kleinhandels- en KMO-zone Torhoutsesteenweg Het gebied is bestemd voor kleinhandel en KMO in het gewestplan. Omdat het wenselijk is dat kleinhandelsontwikkelingen zo veel mogelijk verweven worden in de binnenstad, kunnen op deze KMOK-zone enkel kleinhandelszaken toegelaten worden die zich omwille van grootschalige volumineuze handel en bereikbaarheid niet in de binnenstad kunnen vestigen. Om de verkeersleefbaarheid en de verkeersdoorstroming op de Torhoutsesteenweg niet verder in het gedrang te brengen, moeten afzonderlijke toeritten zoveel mogelijk beperkt worden en wordt gebruik van gegroepeerde parkings vooropgesteld. Bovendien moet de beeldkwaliteit t.o.v. de Torhoutsesteenweg en de landschappelijke inkleding naar de open ruimte sterk verbeterd worden. De herontwikkeling van de bestaande ingenomen percelen en de verdere aansnijding van de nog niet aangesneden delen, kunnen niet los gezien worden van de verbetering van de verkeerssituatie aan de Torhoutsesteenweg en van de ontwikkeling van de overgangszone Schorredijk/Torhoutsesteenweg. Eventueel kan de perimeter van de KMOK-zone anders getrokken worden n.a.v. de stedenbouwkundige opties, weliswaar met maximaal een vergelijkbare oppervlakte als de huidige zonering. Tussen het bedrijventerreinen voor luchthavengebonden bedrijvigheid en de kleinhandels- & KMOzone wordt een correctie van de zonegrens doorgevoerd rekening houdend met de recent gerealiseerd Rolbaanstraat. Hierdoor wordt terug een logische grens bekomen en kunnen de percelen tussen deze weg en de bedrijfs- en handelsgebouwen langs de Torhoutsesteenweg ook nuttig gebruikt worden, Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 66 van 1
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
voor toeleverende bedrijvigheid ten dienste van de luchthavengebonden bedrijven, en als bijkomende ontsluiting van de handelszaken en bedrijven langs de Torhoutsesteenweg.
6.2.
Gemengd regionale bedrijventerreinen
J. Industriepark Zandvoordestraat en Plassendale 4 De aanwezige bedrijvigheid (transport- en distributiebedrijven, bouwnijverheid,… daarnaast ook groothandelszaken, diensten voor de bevolking,…) kent reeds een grote menging qua aard. Verdere ontwikkeling als gemengd regionaal bedrijventerrein is aangewezen. Dienstverlening naar de bevolking en kleinhandel kunnen echter niet (verder) toegelaten worden. Het gebied is reeds grotendeels ingenomen. Inname van de nog resterende percelen, verdere verdichting en opvulling van de kleiputten zijn nog nodig om het grondgebruik te optimaliseren. Aandachtspunten voor verdere ontwikkeling zijn: - de leefbaarheid van de aanliggende woonwijk en het woonlint Stationstraat, ook en vooral wat betreft de verkeersleefbaarheid (alternatieve ontsluiting i.p.v. door aangrenzende wijk, lintbewoning bij ontsluiting via Stationstraat). - een landschappelijke inkleding en aandacht voor beeldkwaliteit van dit gebied dat fungeert als toegang tot de stad, ondersteunt een positief imago van Oostende en verdient dus voldoende aandacht. - doorheen het gebied loopt de oude spoorweg Oostende –Torhout. Bij de verdere inrichting van het gebied dient rekening gehouden worden met de toeristisch-recreatieve waarde én de natuurwaarde van deze spoorwegberm. De terreinen vallen in de gewestplanzonering voor milieubelastende industrie. De voorgestelde ontwikkelingen zijn mogelijk binnen de huidige gewestplanbestemming. K. Plassendale III Hier wordt geopteerd voor de ontwikkeling van een duurzaam bedrijventerrein met ondersteunende diensten en gemeenschappelijke voorzieningen t.b.v. de bedrijven. Door de aard van de bedrijvigheid en de ligging van het terrein worden volgende voorwaarden aan de ontwikkeling verbonden: -
de ondersteunende voorzieningen mogen geen ‘concurrentie’ betekenen t.o.v. stedelijke centrumactiviteiten. Afspraken wat kan en niet worden in overleg tussen ARP en Stad Oostende/Havenbedrijf gemaakt a.d.h.v. een concreet voorstel
-
er moet voorzien worden in een optimale verbinding naar het stedelijk weefsel met het openbaar of collectief vervoer en de fiets, gelet op de afstand tot het centrum en de personeelsintensieve bedrijvigheid
-
het bedrijventerrein moet een kwalitatieve landschappelijke/architecturale inkleding hebben t.o.v. de open ruimte en de A10, gelet op de afwerking t.o.v. polderfront en de ligging aan de belangrijkste toegang tot oostende (spoorweg en A10)
-
er is te voorzien in een overgang t.o.v. natuurgebied ‘Zwaanhoek’
Het gebied is, op een kleine zonering als regionaal bedrijfterrein na, bestemd voor milieubelastende industrie. Het wordt volledige herbestemd naar een gemengd regionaal bedrijventerrein of een specifieke bestemming t.b.v. de ontwikkeling van een hedendaags bedrijventerrein voor hoogtechnologische bedrijvigheid met ondersteunende gemeenschappelijke voorzieningen.
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 67 van 1
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
L. regionaal bedrijventerrein Torhoutsesteenweg Bij de recentste gewestplanherziening werd een regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter gezoneerd ten zuiden van de luchthaven aansluitend bij de Torhoutsesteenweg. Dit bedrijventerrein is nog niet in ontwikkeling. Gelet op de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden voor bijkomende bedrijventerreinen binnen de perimeter van het stedelijk gebied en aan alternatieve locaties, blijft de zonering van het regionaal bedrijventerrein langsheen de Torhoutsesteenweg behouden, alhoewel de ontwikkeling er van een aanzienlijke impact op het openruimtelandschap zal inhouden Er worden echter belangrijke voorwaarden gesteld bij een eventuele ontwikkeling: -
het bedrijventerrein kan pas ontwikkeld worden indien de nodige maatregelen zijn genomen opdat dit geen bijkomende doorstromingsproblemen zouden veroorzaken op de Torhoutsesteenweg: hetzij door de herinrichting van de Torhoutsesteenweg, hetzij door het bedrijventerrein te ontsluiten op de nieuwe rechtstreekse ontsluiting van het luchthavengebonden bedrijventerrein (die op zijn beurt pas aangelegd kan worden voorzover de luchthavengebonden bedrijfsontwikkelingen die noodzakelijk maken).
-
de ontwikkeling van dit bedrijventerrein zal de liggingshoek van een eventuele nieuwe piste voor de luchthaven bepalen. Hierdoor zou een aanvliegroute mogelijks over de buitengebiedkern Leffinge komen te liggen. Omwille van de leefbaarheid van deze kern is dit absoluut niet wenselijk. De Vlaamse Regering heeft zich op 19 juli 2002 uitgesproken tegen de aanleg van een tweede piste in de luchthaven en dit minstens tot 2013. Diverse redenen liggen aan de grondslag: kostprijs, ruimtebeslag, zeer beperkte bedrijfseconomische meerwaarde voor de luchthaven, groot capaciteitsoverschot en gunstige ligging t.o.v. windrichtingen van de huidige piste die daarom alsnog behouden zou moeten blijven. Vanuit de partners in het afbakeningsproces van het regionaalstedelijk gebied wordt hoe dan ook gesteld dat de ontwikkeling van het regionaalbedrijventerrein aan de Torhoutsesteenweg onder geen beding een eventuele nieuwe aanvliegroute die de leefbaarheid van Leffinge bezwaard, kan verantwoorden.
6.3.
(bedrijven)terreinen verder te onderzoeken t.o.v. de afbakening van de haven van Oostende zeehaven
Zoals reeds gesteld zal het strategisch plan voor de haven (afzonderlijk planningsproces dat recent is opgestart) mede moeten uitwijzen in hoeverre bedrijventerreinen in aanmerking komen voor zeehavengebonden activiteiten dan wel voor (regionale) bedrijvigheid. Pas bij de uitwerking van het strategisch plan voor de haven van Oostende zal duidelijk worden welke terreinen tot het zeehavengebied behoren, en welke terreinen als regionaal bedrijventerrein ontwikkeld zullen worden. Het betreft volgende gebieden, die binnen de inititiële afbakening van het zeehavengebied - zoals indicatief aangegeven in het RSV - vallen. D. Voorhaven E. Binnenhaven F. Achterhaven G. Plassendale 1 H. Plassendale Chemie I. Plassendale II
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 68 van 1
ARCADIS Gedas NV
6.4.
Projectnummer:
07/3258
Lokale bedrijventerreinen
De bestaande zones Noord-Ede (M), Konterdam-Noord (N), Konterdam-Zuid (O) en A10-Zuid (P) worden beschouwd als lokale bedrijventerreinen. Bij een herbestemming moet natuurlijk rekening gehouden worden met de bestaande toestand. Ook het bestaande bedrijventerrein aan de Oostendelaan (Q) wordt beschouwd als een lokaal bedrijventerrein (cfr bestemming BPA). Gelet op de ruimtelijke aansluiting bij de luchthaven en de aanwezige bovenlokale kleinhandelsfuncties op het huidige terrein, wordt het echter als onderdeel van het stedelijk gebied beschouwd. In de gemeente Middelkerke is nood aan een bijkomend lokaal bedrijventerrein. In het buitengebied zou dit overeenkomstig het provinciale ruimtelijke structuurplan enkel mogelijk zijn aan het polderdorp Slijpe. Dit zou evenwel het landelijke karakter van dit dorp ingrijpend wijzigingen, en wordt door de gemeente daarom niet wenselijk geacht. Daarom kan als alternatief het bestaande bedrijventerrein aan de Oostendelaan verder uitgebreid worden met een lokaal bedrijventerrein (ca. 5 ha). Hierbij wordt aangesloten aan de luchthaven (poort) en het stedelijk gebied, zodat de open ruimte en het toeristisch-recreatief functioneren ervan, wordt gevrijwaard. De ontwikkeling zal via gemeentelijk initiatief dienen te gebeuren. Hieraan worden wel volgende randvoorwaarden gesteld: - geen bijkomend lokaal bedrijventerrein elders in de gemeente (binnen de planperiode van het PRS) - uitbreiding beperkt (opp ca. 5 ha) - geen bijkomende kleinhandel (voldoende ruimte voorzien in KMOK-zone Torhoutsesteenweg, overaanbod zou in principe verweefbare handel uit de kernstad kunnen trekken) - uitbreiding landinwaarts en niet langsheen de Oostendelaan, - Garingatevliet met ruime buffer als uiterste landinwaartse grens, - landschappelijke inkleding t.o.v. polder - geen bijkomende rechtstreekse verkeersafwikkeling op de Oostendelaan Op basis hiervan werd door de gemeente een perimeter voor de uitbreiding voorgesteld, die opgenomen wordt in het stedelijk gebied. Figuur 2: voorstel perimeter uitbreiding lokaal bedrijventerrein Oostendelaan
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 69 van 1
ARCADIS Gedas NV
DEEL 8:
1.
Projectnummer:
07/3258
OPTIES M.B.T. DE LIJNINFRASTRUCTUUR EN WEGCATEGORISERING
GEWENSTE FUNCTIE VAN DE WEGENINFRASTRUCTUUR IN HET STEDELIJK GEBEUREN
De A10 met aansluitend de verbinding Kennedy-De Bolle blijft de belangrijkste toegang voor regionaal wegverkeer naar het stedelijke gebied (oostelijke en westelijke lob) verzorgen. De doorstroming is hier van primordiaal belang teneinde het functioneren van het stedelijk gebied (bereikbaarheid en onderlinge verbinding oostelijke en westelijke lob) te garanderen. Omdat dit de enige verbinding is tussen de oostelijke en westelijke lob van het stedelijk gebied voor alle modi en bovendien ook de voorhaven ontsluit, moet deze verbinding maximaal conflictvrij ingericht worden. Het verplaatsen van de trambedding kadert in deze optiek. Bovendien wordt hierdoor ruimte gecreëerd voor een veilige voetgangers/fietsersverbinding alhoewel dit ook via een goed alternatief kan voorzien worden (nieuwe verbinding voor voetgangers/fietsers doorheen de haven). Ook de bereikbaarheid van de poort (haven en luchthaven) van op het hoofdwegennet moet gegarandeerd blijven. Aangezien de regionale bedrijvigheid aan deze poorten wordt gekoppeld, wordt tegelijkertijd ook hun bereikbaarheid verzekerd. Voor het haven- en industriegebied wordt deze functie grotendeels verzorgd door A10/Kennedy-De Bolle/N34 (tot aan kruispunt Vismijnlaan/Voorhavenlaan) met een beperkt aantal aansluiting op interne verzamelwegen in het haven- en industriegebied. In tweede orde speelt ook de N9 een rol in de ontsluiting van het haven- en industriegebied, vooral met het oog op ontwikkelingen op het Plassendale I-terrein. Het vrachtverkeer naar de ontwikkelingen op de Plassendaleterreinen wordt zo snel mogelijk van deze verkeersdragers afgeleid naar interne industrie-/havenwegen (nieuwe industrieweg door Plassendale I aansluitend op N9, nieuwe aansluiting N358Plassendale I en II via N358 en nieuw afrittencomplex Oudenburg op A10, bestaande aansluiting Plassendale III en IV via afrit Zandvoorde). De Torhoutsesteenweg (N33) moet de ontsluiting van de luchthaven naar het hoofdwegennet verzorgen. Rekening houdend met de belangrijkste functie (aircargo) en de optie om de vrachtbehandeling te concentreren op het luchthavengebondenbedrijventerrein, kan een groot deel van de luchthavengebonden activiteiten via de Rolbaanstraat rechtstreeks op de Torhoutsesteenweg ontsloten worden. Hierdoor worden het noordelijke deel van de Torhoutsesteenweg – als stedelijke invalsweg en drager van kleinhandel en bedrijvigheid – en ook de Duinkerkseweg gevrijwaard van vrachtverkeer naar de luchthaven, en kunnen de nodige maatregelen genomen worden om tot een betere inrichting van deze drager van stedelijke activiteiten. Gelet op de onzekere ontwikkeling van de luchtvaartsector is het belangrijk dat de bereikbaarheid van de luchthaven gegarandeerd blijft. In een streefbeeldstudie zal er dan ook rekening mee gehouden moeten worden dat een decategorisering pas kan wanneer de goederenterminal daadwerkelijk verhuisd is naar het luchthavengebondenbedrijventerrein, en ontsloten wordt door de Rolbaanstraat. Bij een sterke groei van de luchthavengebondenbedrijvigheid kan een parallelweg aan de Torhoutsesteenweg overwogen worden om de regionale bedrijventerreinen (LHBO en RO) te ontsluiten (doortrekking en aanpassing Rolbaanstraat). Wat betreft passagiersactiviteiten blijft de Torhoutsesteenweg en Duinkerksesteenweg de ontsluitingsroute. De bereikbaarheid van de passagiersterminal mag niet in het gedrang gebracht worden, maar tegelijkertijd dient een afstemming gevonden met de bereikbaarheid van de stad via de Torhoutsesteenweg en de verkeersleefbaarheid langsheen deze weg. De aandacht richt zich dan ook vooral op het verbeteren van de toekomstige bereikbaarheid van de passagiersterminal met het openbaar vervoer. Zelfs indien (delen van) de Torhoutsesteenweg en de Duinkerksesteenweg worden heringericht om op een lager niveau te functioneren, blijft de bereikbaarheid van de passagiersterminal voldoende gegarandeerd. Bij een herinrichting van de Torhoutsesteenweg – die een betere afstemming Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 70 van 1
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
tussen de verkeersfunctie en de toeganggevende functie inhoudt – zal de bereikbaarheid trouwens beter zijn dan onder de huidige omstandigheden. De as Koninklijke Baan (N34) – Ring (R31) verankert het stedelijk gebied in het netwerk van de Kust. Te samen met de secundaire invalswegen staat dit wegencomplex in voor de bereikbaarheid van de stedelijke activiteiten vanuit het ommeland en voor de interne bereikbaarheid van de verschillende stedelijke componenten. Om de gewenste functie van deze wegen in de ruimtelijke structuur van het stedelijk gebied en het stedelijk mobiliteitsgegeven op elkaar af stemmen, worden volgende differentiaties vooropgesteld. -
de Koninklijke Baan (N34) heeft een belangrijke verbindende functie in het netwerk van de Kust (toeristisch-recreatief verkeer) en het oostelijke deel ook als verbinding tussen de stedelijke gebieden van Oostende en Blankenberge. Tegelijkertijd zijn het stedelijke invalswegen. Omwille van de rol als drager voor het netwerk Kust, wordt studie uitgevoerd t.b.v. een multimodaal toegankelijkheidsconcept voor het netwerk. De verbindende functie van de N34 doorheen het stadscentrum wordt nu evenwel opgevangen door de ring en de nieuw gerealiseerde verbinding Kennedy-De Bolle.
-
de Ring (R31) heeft een belangrijke verbindende functie (netwerk Kust, oostelijke en westelijke lob) en vormt dé verzamelas waarop alle belangrijke invalswegen (A10, steenwegen) op uit komen. De doorstroming blijven verzekeren is een belangrijk aandachtspunt om het functioneren van heel het stedelijk gebied te kunnen garanderen. Hierbij moet weliswaar rekening gehouden worden met de leefbaarheid (bv. geen barrièrewerking in het stedelijk weefsel). Om de doorstroming niet in het gedrang te brengen, worden bijkomende rechtstreekse ontsluitingen van aanliggende functies zoveel mogelijk voorkomen (bv. door ontsluiting via bestaande wegen van lagere categorie, ventwegen, ...). Omdat de stedelijke configuratie langsheen de ring niet overal gelijk is, is een streefbeeldstudie met een doorgedreven stedenbouwkundig onderzoek aangewezen. Op basis van de resultaten van de streefbeeldstudie kunnen suggesties tot wijziging van de categorisering gedaan worden.
-
de Brugsesteenweg (N9) is een belangrijke toegangsweg. Voor regionaal verkeer moet evenwel de toegang via de A10 benadrukt worden. Het is vooral een toegangsweg vanuit het stedelijk ommeland en ontsluit een deel van de westelijke lob naar de Ring. Bovendien vormt de N9 de verbinding voor vrachtverkeer tussen de voorhaven en Plassendale I. Dit verkeer wordt nog voor het bereiken van de bebouwing van Bredene-Sas afgeleid naar de overkant van het kanaal GentOostende (N358 Oudenburgsesteenweg), teneinde de leefbaarheid van Bredene-Sas en een kwalitatieve stedelijke ontwikkeling aan Kop van ’t Sas te bewerkstelligen. Hiertoe is een brug over het kanaal Gent-Oostende nodig.
-
via de Verenigde Natieslaan (N340) takt het systeem van de ‘bestemmingsboulevard’ van het stadscentrum10 aan op de Ring en de A10. De N340 is niet alleen een belangrijke as voor bestemmingsverkeer naar de binnenstad vanuit het stedelijk ommeland, maar ook dé as voor toeristisch-recreatief bestemmingsverkeer naar Oostende. Deze weg heeft bovendien, door het ruime profiel en de beperkte toeganggevende functie, een grotere capaciteit dan de andere steenwegen.
-
de Torhoutsesteenweg (N33 tot einde KMOK-zone), Nieuwpoortsesteenweg (N318 tot aan kleinhandels- en bedrijvigheidsconcentratie Oostendelaan) en ook het gedeelte van de N34 West (van R31 tot Koninginnelaan/Petit Paris) zijn stedelijke invalswegen vanuit het ommeland, waarlangs zich belangrijke stedelijke componenten hebben ontwikkeld (concentraties van kleinhandel, belangrijke recreatieve functies, …). Ze sluiten aan op de Ring en de ‘bestemmingsboulevard’ in de binnenstad, en hebben dus een belangrijke verbindende functie van
10
De ‘bestemmingsboulevard’ (N34 vanaf Koninginnelaan, N334 tot Petit Paris, N34g tot Vuurkruisenplein, Leopold IIlaan, Koninginnelaan van N34 tot Petit Paris) heeft vooral een bestemmingsfunctie naar de centrumparkings voor verkeer naar het stadscentrum en dagtoeristen. Vanuit het subsidiariteitsbeginsel wordt deze weg eerder als een lokale weg beschouwd. De vroegere doorgaande verkeersfunctie wordt nu opgevangen door de R31 (verbinding Kennedy-De Bolle).
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 71 van 1
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
het stedelijk gebied met zijn ommeland. Tegelijkertijd bepalen ze echter de bereikbaarheid van de aanpalende stedelijke functies en is de toeganggevende functie sterk bepalend. De verschillende functies van deze steenwegen moeten beter op elkaar afgestemd worden, vanuit het oogpunt van het stedelijk functioneren (bereikbaarheid), de verkeersveiligheid en de ruimtelijke kwaliteit langsheen deze wegen. Rekening houdend met een mobiliteitsbeleid waarin gestreefd wordt naar alternatieven voor het autoverkeer, wordt de nadruk op deze wegen als as voor openbaar vervoer en fietsverkeer gelegd. Dit komt de interne bereikbaarheid van het stedelijk gebied globaal ten goede. Ook voor deze wegen is een streefbeeldstudie aangewezen om de complexiteit van de gewenste functies van de weg en zijn omgeving op elkaar af te stemmen. -
de Gistelsesteenweg (N346) heeft een gelijkaardige rol als de Torhoutsesteenweg en Nieuwpoortsesteenweg. De aanliggende stedelijke functies zijn evenwel beperkt. Deze weg heeft dan ook vooral een functie als stedelijke invalsweg. Ook hier wordt echter het belang van het openbaar vervoer en de fiets in het (voor)stedelijk vervoer benadrukt.
De andere wegen worden beschouwd als lokale wegen (op verschillende niveaus en met verschillende functies) die niet bepalend zijn voor het functioneren van het stedelijk gebied als geheel.
2.
CATEGORISERING VAN DE WEGEN
In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en in het PRS West-Vlaanderen wordt een indeling en selectie gemaakt van de wegen die beschouwd worden als zijnde van bovenlokaal (stedelijk) belang. Rekening houdend met bovenstaande visie op de rol van de diverse wegen in de gewenste stedelijke structuur, wordt op basis van de vooropgestelde types, volgende selectie van wegen in het stedelijk gebied voorgesteld. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de wegen zoals gecategoriseerd in het RSV of PRS, met daarnaast een voorstel van categorisering gebaseerd op de visie uit het afbakeningsproces. Tabel 11: (voorstel tot herziening) selectie en categorisering wegennet selectie en categorisering
motivering
in RSV / PRS
voorstel vanuit afbakeningsproces
primair I A10
primair I
primair II Kennedy – De Bolle
primair II met verlenging tot kruispunt Vismijnlaan/Voorhavenlaan
ter ontsluiting van de (haven)bedrijvigheid in Voorhaven
primair II N9 van N320 richting Brugge
primair II doortrekken tot aansluiting nieuwe industriële verzamelweg
ontsluiting Plassendale I via nieuwe industriële weg op N9 i.p.v. via N320
secundair I N9 van N320 tot N34 (De Bolle)
secundair II van nieuwe industriële ontsluiting tot nieuwe brug over kanaal aansluitend N358 en in verlengde laatste deel N9 tot N34
cfr. RSV
regionaal verkeer prioritair via A10, interlokaal verkeer, en vrachtverkeer tussen Plassendale I en voorhaven, aftakken vóór Bredene Sas (leefbaarheid)
lokaal Prinses Elisabethlaan (van nieuwe brug tot aantakking N358) van nieuwe brug tot aantakking geen functie op stedelijk niveau meer N358
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 72 van 1
ARCADIS Gedas NV
selectie en categorisering in RSV / PRS
voorstel vanuit afbakeningsproces
secundair I N9 van N320 tot N34 (De Bolle)
secundair II van nieuwe industriële ontsluiting tot nieuwe brug over kanaal aansluitend N358 en in verlengde laatste deel N9 tot N34
Projectnummer:
07/3258
motivering
regionaal verkeer prioritair via A10, interlokaal verkeer, en vrachtverkeer tussen Plassendale I en voorhaven, aftakken vóór Bredene Sas (leefbaarheid)
lokaal Prinses Elisabethlaan (van nieuwe brug tot aantakking N358) van nieuwe brug tot aantakking geen functie op stedelijk niveau meer N358
secundair I N320 N358 van A10 tot Plassendalebrug
lokaal (industriële verzamelweg)
geen verbindende functie, enkel ter ontsluiting van Plassendaleterreinen (interne industrieweg) N320 bovendien vervangen door nieuwe industriële verzamelweg door Plassendale I
secundair I N320 N358 van A10 tot Plassendalebrug
industriële verzamelweg (van Plassendalebrug tot nieuwe industrieweg in Plassendale I)
geen verbindende functie, enkel ter ontsluiting van Plassendaleterreinen (interne industrieweg) N320 bovendien vervangen door nieuwe industriële verzamelweg door Plassendale I
lokaal (overige deel) primair II N 341 N33 (van N341 tot autosnelweg)
primair II N33 (van N341 tot autosnelweg)
primair II N33 van Rolbaanstraat tot autosnelweg
heroriëntering luchthavengebonden vrachtvervoer naar LHBO. LHBO rechtstreeks te ontsluiten op N33 via Rolbaanstraat (industriële ontsluiting) of ev. nieuwe parallelweg
lokaal N341
Bereikbaarheid passagiersterminal blijft gegarandeerd wegens verbetering bereikbaarheid met openbaar vervoer (N34 en N318). Stremming op N33 zal niet toenemen bij herinrichting.
secundair III van Rolbaanstraat tot Koninginnelaan
Luchthavengebonden vrachtverkeer wordt afgetakt. Belangrijke ontsluitingsfunctie aanliggende KMOK-zone en bereikbaarheid met openbaar vervoer/fiets benadrukken
primair II van Rolbaanstraat tot autosnelweg
heroriëntering luchthavengebonden vrachtvervoer naar LHBO. LHBO rechtstreeks te ontsluiten op N33 via Rolbaanstraat (industriële ontsluiting) (voorwaarde voor decategorisering)
secundair III van Rolbaanstraat tot Koninginnelaan
Luchthavengebonden vrachtverkeer wordt afgetakt. Stremming personenverkeer naar luchthaven op N33 zal niet toenemen bij herinrichting. Belangrijke ontsluitingsfunctie aanliggende KMOK-zone en bereikbaarheid met openbaar vervoer/fiets benadrukken
primair II N 341
lokaal
secundair I N34 Oost vanaf De Bolle richting Blankenberge
primair II De Bolle tot kruispt Vismijnln secundair I van kruispt Vismijnln/Voorhavenln richting Blankenberge
Bereikbaarheid passagiersterminal blijft gegarandeerd wegens in verhouding beperkte volumes autoverkeer en verbetering bereikbaarheid met openbaar vervoer (N34 en N318) Luchthavengebonden vrachtverkeer via Rolbaanstraat (voorwaarde voor decategorisering) ontsluiting (haven)bedrijvigheid (zie hoger) cfr. PRS
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 73 van 1
ARCADIS Gedas NV
selectie en categorisering in RSV / PRS
voorstel vanuit afbakeningsproces
secundair II N34 West
secundair II van R31 richting Middelkerke secundair III van R31 tot kruispt Koninginnelaan/N318
Projectnummer:
07/3258
motivering
cfr. PRS bestemmingsverkeer naar stadscentrum (aantakkend op bestemmingsboulevard) en tegelijkertijd centrum-as
secundair I N34g (Mercatorsluis tot N34) N34 (van N34g tot Vuurkruisenplein)
lokaal
verbindende functie opgevangen door R31 via ondertussen gerealiseerde verbinding Kennedy-De Bolle parkings voor ferry zijn anders georganiseerd en bereikbaar gemaakt via Kennedy-De Bolle geen doorgaand wegverkeer meer
secundair I R31 van Kennedy tot N34
secundair I
gedetailleerd onderzoek nodig vanuit plaatselijke stedenbouwkundige context (streefbeeldstudie) m.b.t. inrichtingsaspecten
secundair I N340
secundair II
geen verbindende functie, wel dé toegang voor regionaal verkeer tot stadscentrum (bestemmingsboulevard)
secundair III N33 van N341 tot kruispt N318/Koninginnelaan
secundair III van kruispt N318/Koninginnelaan verlengen tot Rolbaanweg
Belangrijke ontsluitingsfunctie aanliggende KMOK-zone en bereikbaarheid met openbaar vervoer/fiets benadrukken (Luchthavengebonden vrachtverkeer wordt eerder afgetakt: zie ook hoger)
secundair II N318 van Petit Paris richting Nieuwpoort
secundair III tot grens stedelijk gebied
verbindende functie op niveau netwerk Kust via N34 West/R31 deels centrum-as en functie in bereikbaarheid stedelijke componenten (KMO en kleinhandel Oostendelaan, passagiersterminal luchthaven, Raversijde) en as voor voorstedelijk vervoer openbaar vervoer en fietsverkeer benadrukken
secundair III N346 (tot spoorweg)
secundair III
binnen stedelijk gebied cfr. PRS
Kaart 11: voorstel selectie en categorisering wegen
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 74 van 1
ARCADIS Gedas NV
DEEL 9:
1.
Projectnummer:
07/3258
VOORSTEL VAN AFBAKENINGSLIJN VAN HET STEDELIJK GEBIED OOSTENDE
UITGANGSPUNTEN
Rekening houdend met de uitgangspunten en de gewenste ruimtelijke structuur, kan een afbakeningslijn voorgesteld worden zoals weergegeven op navolgende kaart. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen -
zekere grenzen, die logisch volgen uit de uitgangspunten en gewenste ruimtelijke structuur en éénduidig vastgelegd kunnen worden.
-
onzekere grenzen qua ligging, met name de begrenzing tussen het stedelijk gebied en het zeehavengebied (dat geen onderdeel kan vormen van het stedelijkgebied maar er wel door omsloten wordt)
-
onzekere grens qua statuut de uiterste grens van de ontwikkeling t.o.v. het buitengebied ligt wel vast, maar het statuut van deze grens (grens als zeehavengebied, dan wel grens als stedelijk gebied bv. als grens van regionaal bedrijventerrein) is nog niet duidelijk. Het betreft met name de zuidoostelijke grens, langs de N320 en Plassendale 2.
2.
VOORSTEL EN VERANTWOORDING
2.1.
Bredense
-
de campings/bungalowparken maken deel uit van het toeristisch-recreatief netwerk van de Kust en zijn vooral ontstaan omwille van het toeristisch-recreatief gebruik en historisch belang van de buitengebiedstructuren (zee/strand/duinen als hoofdkenmerk van het kusttoerisme). Ze worden niet beschouwd als onderdeel van het stedelijk (recreatief) gebeuren en vallen buiten het stedelijk gebied. De gronden van Toerisme Vlaanderen (waar het verkeerseducatief park is gepland) worden buiten het stedelijk gebied gehouden. Toeristisch-recreatieve ontwikkelingen waarvan de impact het lokale functioneren niet overschrijdt, kunnen immers in het buitengebied van het netwerk van de Kust voorzien worden. Ontwikkelingen waarvan de impact eerder stedelijk is, zijn er niet wenselijk omwille van de (verkeers)leefbaarheid van de directe omgeving.
-
in het uiterste noordoosten worden het woongebied (kusthoreca/handel tussen Kapellestraat en Koningin Astridlaan) en de tussenliggende parking (tussen Koninklijke baan en Kapellestraat) mee opgenomen in het stedelijk gebied als zijnde functies die de overgang vormen tussen enerzijds het stedelijk functioneren en anderzijds het toeristisch-recreatief functioneren van het buitengebied aan de Kust. Deze lijn sluit in het noorden aan op de duinen die als (rand)stedelijke open ruimte worden beschouwd.
-
de Oudlandpolders vormen de grens van het stedelijk gebied. Aansijding van dit poldergebied voor stedelijke ontwikkeling werd uitgesloten omwille van het landschappelijke en agrarische belang. De grens van het stedelijk gebied valt samen met de grens van het woongebied volgens het gewestplan. Vanaf het kruispunt Sluizenstraat/Noordedestraat vormt de Sluizenstraat de grens van het stedelijkgebied, waarbij de bestaande bebouwing aan de zuidzijde van de Sluizenstraat, het Noord-
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 75 van 1
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Edepark en de KMO-zone Noord-Ede (cfr. grenzen van het BPA) in het stedelijk gebied worden opgenomen.
2.2.
Haven- & Industriegebied
Het zeehavengebied valt principieel buiten de afbakening van het stedelijk gebied. Aangezien de haven ingesloten ligt tussen de twee stedelijke lobben (kernstad Oostende en Bredense), betekent dit dat er een zone binnen de afbakeningslijn van het stedelijk gebied moet ‘uitgesloten’ worden. Waar de grenzen van het zeehavengebied liggen, moet nog onderzocht worden vanuit het strategisch plan voor de haven van Oostende. De uitwerking hiervan is recent opgestart. Het onderzoeksgebied waarover dit planningsproces zich buigt wordt voorlopig aangeduid als een onzeker grens (grijze zone zoals bepaald in pt. 4.6. Poort luchthaven. Delen die uiteindelijk niet tot het zeehavengebied worden gerekend, moeten beschouwd worden als onderdeel van het stedelijk gebied. -
-
-
Rekening houdend met het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 houdende de aanduiding van de voorlopige begrenzing van het havengebied, kan wel vooropgesteld worden datde uiterste grens van het zeehavengebied/stedelijk gebied bepaald wordt door: - de N320 tot aan nieuwe brug over kanaal - de oostelijke grens van de effectief geplande ontwikkeling van Plassendale II. Voor een deel van de gewestplanbestemming als industriegebied (tot aan kanaal Plassendale-Ieper), heeft het havenbedrijf in overleg met de plaatselijk bewoners afgezien van onteigeningen. Dit gedeelte met enkele woningen wordt evenwel niet opgenomen in het stedelijk gebied, maar gelet op de ligging, beschouwd als buitengebied. - de spoorweg Gent-Oostende Vanaf deze spoorweg tot de A10 vormt de huidige gewestplangrens van de zone voor milieubelastende industrie de zuidoostelijke grens van het stedelijk gebied. Binnen deze grens kan het regionale bedrijventerrein Plassendale III ontwikkeld worden, er buiten ligt het natuurgebied van de Zwaanhoek dat alzo gevrijwaard wordt. De A10 is de zuidelijke grens van het stedelijk gebied tot aan het op- en afrittencomplex van Zandvoorde.
2.3.
Kernstad
-
het voorziene stadsrandbos wordt beschouwd als een (rand)stedelijke open ruimte binnen de begrenzing van het stedelijk gebied. De grens van het stedelijk gebied wordt dan ook gevomd door de uiterste zonegrenzen van de gebieden voor bosuitbreiding en het ontginningsgebied met nabestemming bos, zoals vastgelegd in het gewestplan.
-
t.o.v. de Historische Polders vormen de Schorredijk en Steensedijk de uiterste grenzen van het stedelijk gebied.
2.4.
Omgeving luchthaven
-
de begrenzing van het gemengd regionale bedrijventerrein met openbaar karakter, zoals gezoneerd in het gewestplan, vormt de uiterste grens van het stedelijk gebied t.o.v. de Middenlandpolders.
-
de huidige zonering van het luchthaventerrein in het gewestplan, kan als uiterste, zekere grens van de luchthaven worden vastgelegd. Hierbij moet evenwel de mogelijkheid open blijven om deze grens te overschreiden voor de aanleg van een alternatieve piste. Dit is echter vóór 2007 niet aan de orde.
-
de KMO-zone Oostendelaan wordt opgenomen in het stedelijk gebied omwille van de ligging aansluitend bij de luchthaven en een aantal bedrijven die op stedelijk niveau functioneren.(vnl.
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 76 van 1
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
kleinhandelszaken). De perimeter zoals vastgelegd in het BPA Bedrijvenzone Oostendelaan (MB 22/08/2001) en de voorziene uitbreiding met een lokaal bedrijventerrein bepalen de grens van het stedelijk gebied. -
de campings/bungalowparken worden buiten het stedelijk gebied gelaten. Ze worden beschouwd als elementen ontstaan en gericht op het toeristisch-recreatief gebruik en historisch belang van de buitengebiedstructuren (zee/strand/duinen als hoofdkenmerk van het kusttoerisme en als natuurlijk onderdeel van de verdedigingslinie). De TRP-zone Raversijde wordt echter opgenomen in het stedelijk gebied omwille van de (potentiële) hoogdynamische toeristisch-recreatieve activiteiten. De grens van het stedelijk gebied valt hier samen met de grens van de TRP-zone en de Oostendelaan/Nieuwpoortsesteenweg.
Kaart 12: voorstel van afbakeningslijn
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 77 van 1
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
DEEL 10: OVERZICHT VAN DE TE NEMEN ACTIES Vanuit voorgaande kunnen de acties aangegeven worden die nodig zijn om de voorgestelde gewenste stedelijke ontwikkelingen ook daadwerkelijk te realiseren. Een overzicht van de acties is opgenomen in bijgevoegde tabel. Hierbij is vertrokken van de verschillende doelstellingen van het stedelijk gebiedbeleid en de strategische projectzones. Om tot een uiteindelijke realisatie te komen van een bepaalde doelstelling, moeten soms meerdere acties (op verschillende beleidsniveaus) genomen worden. Per doelstelling werd getracht alle noodzakelijke acties op de diverse vlakken en bestuursniveaus te bundelen. Alhoewel vertrokken wordt vanuit het ruimtelijke denken, situeren niet alle acties zich (enkel) op planologisch gebied. Voor sommige realisaties volstaat het huidige juridisch-planologisch kader maar is uitvoering gewenst.
Kaart 13: localisering van de te nemen acties
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 78 van 1
afbakening van het stedelijk gebied
strategisch stedelijke projectgebied Oosteroever
strategisch stedelijk projectgebied Kop van ’t Sas
AROHM
AROHM
initiatief
AROHM of Stad Oostende
B. noodzakelijke herbestemmingen doorvoeren
AROHM
gemeente Bredene, AWZ
Stad Oostende, Havenbedrijf, AWZ
partners
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
Stad Oostende
projectgebied overgangszone Schorredijk/Torhoutsebaan
A. uitwerken ontwikkelingsvisie overgangszone
5.
AROHM
projectgebied overgangszone Stuiverstraat/Gistelsesteenweg
herbestemming agrarisch gebied tot stedelijk woongebied
4.
herbestemming van ‘zone voor milieubelastende industrie’ en AROHM van ‘zone voor gemeenschapsvoorzieningen’ en eventueel de ordening er van
3.
A. uitwerken van een strategisch actieplan
2.
vastleggen van de afbakeningslijn
1.
doelstelling/actie
Tabel 12: actieprogramma
ARCADIS Gedas NV
GeRUP of BPA/GRUP
gemeentelijk ruimtelijk structuurplan
GeRUP
GeRUP
opdracht tot uitwerking ontwikkelingsstrategie
GeRUP
instrumenten
07/3258
voorkooprecht opnemen
realisatie kwalitatief polderfront
maart 2003 Pagina 79 van 1
minimaal aantal te realiseren woningen en kwalitatieve overgang naar stadsrandbos voorkooprecht opnemen
ontwikkeling van hoogwaardig stedelijk wonen (mogelijkheid tot ontwikkeling watergebonden recreatie op uiterste kop (eilandje) nader af te stemmen met strategisch plan haven en gebiedsvisie Spuikom)
afstemming afbakening zeehavengebied
in beeld brengen van coherente ruimtelijke ontwikkelingsvisie en uitwerken ontwikkelingsstrategie (juridisch, planologisch, financiëel, technisch,…)
n.a.v. voorstel van afbakening uit voorbereidend afbakeningsproces
opmerking / voorwaardeng
Projectnummer:
optimalisatie poort haven
stad Oostende
sociale huisvestingsmij, autonoom gemeentebedrijf Stadsvernieuwing, PPSvennootschappen en private partners
OCMW
sociale huisvestingsmij
Stad Oostende
Havenbedrijf, Stad Oostende, AROHM, AWV, De Lijn, NMBS
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
realisatie voorgestelde projecten
c. realisatie Woonplan Oostende
stimulerende of ontmoedigende maatregelen
gemeenten
gemeenten, provincie, vlaams gewest
stimulerende en ontradende maatregelen
b. activeren onbebouwde percelen
gemeenten
actief ingrijpen
a. renovatie/vervanging langdurige leegstand
creëren van voldoende aanbod aan bijkomende woonmogelijkheden
AROHM
B. correctie grens luchthavengebied t.o.v. gewestplan: bouwvrije zone bestemmen tss Torhoutsesteenweg en startbaan (agrarisch gebiedje)
8.
AROHM, APL
optimalisatie poort luchthaven
AWZ
A. overleg m.b.t. opties woningen in luchthavengebied
7.
strategische ontwikkelingsvisie en afbakening zeehavengebied
6.
ARCADIS Gedas NV
-
-
-
-
belasting op onbebouwde percelen
voorkooprecht sociale huisvestingsmij gemeentelijk grond en pandenbeleid premie’s inventarisatie en heffing
GeRUP
strategisch plan & GeRUP
07/3258
geen bijkomende verdichtingsmogelijkheden
maart 2003 Pagina 80 van 1
afstemming afbakeningsvoorstel regionaalstedelijk gebied nodig
Projectnummer:
AROHM of Stad Oostende gemeente Bredene AROHM
2. herbestemming deel militair gebied (vroegere kazerne) tot stedelijk woongebied (+ onteigeningsplan)
3. bestemming als stedelijk woongebied
4. herbestemming gedeelte van zone voor gemeenschapsvoorzieningen ten noorden van station tot stedelijk woongebied
AMINAL
gemeente Bredene
B. realisatie parkbos Bredene
C. inrichting park Noord-Ede
AMINAL
AROHM
AROHM
Vlaams Gewest
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
AMINAL
A. realisatie stadsrandbos
10. bijkomende recreatieve voorzieningen op stedelijk niveau
provincie en gemeenten
sturend optreden inzake (bijkomende) tweede verblijven (kwalitatief/ruimtelijk)
uitwerken en toepassen normerend kader
9.
opvolgen verkavelingsaanvragen wat betreft woningdichtheid Stad Oostende, gemeente Bredene
e. behouden gewenste dichtheid
AROHM
1. herbestemmen woonuitbreidingsgebied tot stedelijke woongebieden
d. creëren en operationaliseren voldoende aanbod
ARCADIS Gedas NV
inrichting openbaar domein en beplanting, ontsluiting,…
inrichting openbaar domein en beplanting, ontsluiting,…
ev. verwerving
inrichting openbaar domein en beplanting, ontsluiting, beheer
ev. verwerving
nog te onderzoeken
verkavelingsaanvragen
GeRUP
BPA’s (in opmaak)
GeRUP of BPA
GeRUP
07/3258
ev. voorkooprecht in GeRUP
maart 2003 Pagina 81 van 1
eventueel aanduiding gebied met voorkooprecht in GeRUP
cfr richtdichtheid per gebied
deel gebied 27
gebieden 13, 15 en 18 cfr richtdichtheid per gebied
gebied 28
gebieden 3 en 4
Projectnummer:
AROHM AMINAL
stad Oostende
AWV, gemeenten, AROHM
provincie AWV i.s.m. Stad Oostende AWV
C. uitwerken globale visie op de Koninklijke Baan en omgeving
D. leefbaarheid verbeteren aan, en doorstroming op ring vrijwaren vanuit diepgaand stedenbouwkundig onderzoek
E. aftakking omlegging verkeer van N9 naar N 358
AROHM stad Oostende gemeente Middelkerke stad Oostende AROHM
B. vastleggen voorwaarden voor ontwikkeling regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter Torhoutsesteenweg
C. zones Konterdam en A10-Zuid bestemmen als lokale bedrijventerreinen
D. uitbreiding met lokaal bedrijventerrein
E. voorzien in goede ontsluiting met collectief of openbaar vervoer Plassendale terreinen
F. doorvoeren grenscorrectie tussen LHBO- en KMOK-zone
streefbeeldstudie & herinrichting
streefbeeldstudie & herinrichting
streefbeeldstudie & herinrichting
streefbeeldstudie & herinrichting
inrichting openbaar domein en beplanting, ontsluiting,…
GeRUP
WVI
De Lijn,
WVI
nv Plassendale
GeRUP
mobiliteitsconvenant
BPA/GRUP
BPA/GRUP
GeRUP
GeRUP of BPA
gemeente Bredene en realisatie Stad Oostende
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
AROHM en Stad Oostende
A. overleg m.b.t. voorschriften zone Plassendale III en bestemmen als gemengd regionaal bedrijventerrein of specifieke voorschriften voor duurzaam bedrijventerrein met ondersteunende voorzieningen
12. realisatie en optimalisatie effectief aanbod aan bedrijventerreinen
AROHM, provincie
B. afstemming doorstromingsfunctie en erfontsluitingsfunctie AWV i.s.m. Stad Nieuwpoortsesteenweg/Oostendelaan verbeteren Oostende, Bredene
AROHM, provincie
AROHM, provincie
A. afstemming doorstromingsfunctie en erfontsluitingsfunctie AWV i.s.m. Stad en straatbeeld Torhoutsesteenweg verbeteren Oostende
11. maatregelen inzake bereikbaarheid en verkeersleefbaarheid op niveau stedelijk gebied
D. herbestemming bufferzone aan luchthaven en inrichting tot park
ARCADIS Gedas NV
07/3258
maart 2003 Pagina 82 van 1
mits rekening houdend met bestaande toestand
afstemming streefbeeld Torhoutsesteenweg
overleg m.b.t. mogelijkheden voor ondersteunende voorzieningen en timing
ev. voorkooprecht in GeRUP
Projectnummer:
AROHM
B. herbestemming niet-ingenomen woongebied in ORcorridor ten oosten van Raversijde
AMINAL
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
AWZ
A. realisatie groeistrand
13. andere acties
ARCADIS Gedas NV
GeRUP
Projectnummer:
maart 2003 Pagina 83 van 1
07/3258
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
DEEL 11: BIJLAGEN
1.
GEPLANDE PROJECTEN WOONPLAN OOSTENDE BINNEN HET STEDELIJK GEBIED
De projecten uit het ‘Woonplan Oostende 2001-2006’ worden beschouwd als bijkomende woonmogelijkheden. (excl. projecten gelegen in een onder volgend punt opgenomen in- of uitbreidingsgebied). Hieronder is een overzicht gegeven van deze projecten. Projecten in de sociale sector Aantal bijkomende woningen
Ligging
project
Nr in woonplan Oostende
5 appartementen
Wellingtonstraat 5
vervanging vervallen pand
16
29 appartementen
Wittenonnenstraat 37
leegstaande stadsschool
18
19 appartementen
Nieuwpoortsesteenweg 687-679-681
vervanging 5 verkrotte gebouwen
24
2 woningen
Kaïrostraat
vervanging leegstaande gebouwen
25
4 appartementen
Sint -Paulusstraat 65
vervanging leegstaande gebouwen
26
12 appartementen
Antwerpenstraat 13-16
vervanging leegstaande gebouwen
27
6 appartementen
Koningsstraat 50
vervanging leegstaande gebouwen
28
6 appartementen
Koningsstraat 80
vervanging leegstaande gebouwen
29
6 appartementen
Torhoustesteenweg 117
vervanging leegstaande gebouwen
30
12 appartementen
Torhoutsesteenweg 314-316
vervanging leegstaande gebouwen
32
8 appartementen
Elisabethlaan 337
vervanging leegstaande gebouwen
33
13 appartementen
Nieuwpoortssteenweg 245-247
vervanging leegstaande gebouwen
35
5 appartementen
Nieuwpoortsesteenweg 205-207
vervanging leegstaande gebouwen
34
30 appartementen
Graaf de smet de Naeyer, sectie tss Oesterbankstraat en de Vrijhavenstraat
vervanging leegstaande gebouwen
37
10 appartementen
Wijk centrum (Oud Hospitaal ) - diverse lokaties
vervanging leegstaande gebouwen
38
25 appartementen
F. Van Maestrichtplein - edith Cavellstraat 5
vervangings-/invulbouw
41
12 appartementen
Fortuinstraat 18 en 20 en Lijndraaiersstraat 30
vervangings-/invulbouw
42
10 appartementen en/of wijk Westerkwartier- Timmermansstraat studio's Metselaarsstraat
vervangings-/invulbouw
43
6 appartementen
Christinastraat 138 - wijk centrum
vervangings-/invulbouw
45
3 appartementen
Christinastraat 131
vervangings-/invulbouw
85 woongelegenheden
deel van historisch stadscentrum, wijk Oud -Hospitaal, vervangingsbouw leegstaande gebouwen Conterdam, Deel tss Westerkwartier tss Wellingstonstr,...
48
20 woningen
Oesterbankstraat en Vrijhavenstraat
vervangingsbouw leegstand
02
6 appartementen
Wijk centrum - Perronstraat, Fortuinstraat
vervangingsbouw leegstand
04
20 appartementen
wijk centrum - Sint -Paulusstraat Sint Franciscusstraat, Pastoor Pypestraat
vervangingsbouw leegstand
05
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
46
maart 2003 Pagina 84 van 1
ARCADIS Gedas NV
Projectnummer:
07/3258
Projecten vanuit de private sector Aantal bijkomende woongelegenheden
Situering
project
Nr in Woonplan Oostende
8 loten voor open bebouwing
Wijk Mariakerke(Nieuwe koers zuidzijde van A. Chockeelstraat
verkaveling (nog in te dienen)
10
10 woningen, loten bestemd voor open bebouwing
Wijk Stene, Gistelsesteenweg, fase 1
4 vrijliggende percelen
13
4 woningen loten bestemd voor open bebouwing
Wjik Stene - Gistelsesteenweg fase 2
4 kavels
14
4 woningen, loten bestemd voor open bebouwing
Wijk Mariakerke(Nieuwe Koers), Prins Roselaanzuidzijde-
verkaveling ingediend
18
verkaveling (nog in te dienen)
40
4 woningen, loten Wijk Mariakerke(Nieuwe Koers) Onafhankelijkheidsstraat verkaveling bestemd voor open en Hoopstraat (nog in te dienen) bebouwing, te reliseren na herverkeveling met particuliet
23
4 woningen, loten bestemd voor gesloten bebouwing
verkaveling (nog in te dienen)
24
6 woningen, loten voor Vuurtorenwijk - Stanleylaan gesloten bebouwing
3 vrijliggende percelen
16
4 woningen, loten bestemd voor gesloten bebouwing
Vuurtorenwijk, Afrikalaan
4 vrijliggende percelen
17
2 woningen
Zandvoordestraat 357
vervangings-/invulbouw
44
6 woningen, loten Wijk Raversijde, Westlaan(zuidzijde) bestemd voor groepsbouw of gesloten bebouwing
Wijk Konterdam-Meibloem- Zandvoordestraat naast Garagebedrijf
Samenvatting geplande projecten Woonplan Oostende bijkomende woongelegenh. projecten sociale sector
354
bijkomende woongelegenh. projecten private sector
52
totaal geplande projecten
406
Kaart 14: situering geplande projecten (Woonplan Oostende)
Bestand: c:\documents and settings\ine\local settings\temporary internet files\olk10e\3258-rap-095a.doc Dossier: Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende ONTWERP – Versie A
maart 2003 Pagina 85 van 1