en ie r
Advocatenkantoor Renier
A
dv
R
strafbemiddeling
1
Advocatenkantoor Renier
INHOUDSTABEL
INHOUDSTABEL ......................................................................................................... 1 DEEL I: STUDIE BEMIDDELING IN STRAFZAKEN EN EEN KORTE BESPREKING VAN DE MINNELIJKE SCHIKKING ............................................................................ 5 A.
DE BEMIDDELING IN STRAFZAKEN .............................................................................. 5
B.
en ie r
1. Begrip ................................................................................................................ 5 2. Doel ................................................................................................................... 7 3. Voorwaarden ..................................................................................................... 7 4. Procedure.......................................................................................................... 8 5. Verval van de strafvordering.............................................................................. 9 6. Kritische kanttekeningen ................................................................................. 11 7. Beleid .............................................................................................................. 14 DE MINNELIJKE SCHIKKING……………………………………………………………….. 16
R
DEEL II HET RECHTSPROBLEEM IN HET ARREST VAN JANUARI 1998 ............ 17 A. KAN DE MINNELIJKE SCHIKKING ALS EEN MODALITEIT VAN STRAFBEMIDDELING WORDEN BESCHOUWD? ........................................................................................................... 17
dv
B. BESTAAT ER EEN WISSELWERKING TUSSEN DE MINNELIJKE SCHIKKING EN DE STRAFBEMIDDELING? ................................................................................................. 21
A
BESLUIT .................................................................................................................... 23
2
Advocatenkantoor Renier
INLEIDING EN BESPREKING: ARREST VAN HET HOF VAN BEROEP VAN GENT, 26 januari 1998 Vandaag genieten de alternatieve straf en de alternatieve afdoening in strafzaken een grote belangstelling. Het tijdskader is daar niet vreemd aan. Toch is dit niet altijd zo geweest.1 In de jaren ’70-’80 deed men weinig om het rechtsapparaat efficiënter te maken. Justitie duwde men in een vergeethoek terwijl sociaal-economische aspecten meer aandacht kregen. Alhoewel er meer aandacht werd besteed aan de reclassering en heropvoeding stelde men vast dat noch de criminaliteit noch de mens achter de criminaliteit veranderde.Verandering kon dus niet meer uitblijven! Geleidelijk aan
en ie r
groeide er een herwaardering voor justitie.
Dit resulteerde ondermeer in het pinksterplan, de uitwerking van het meerjarenplan in het regeerakkoord van 1992. Naar aanleiding hiervan werden veel vernieuwingen aangebracht zoals het snelrecht, de gemeenschapsdienst, slachtofferonthaal bij de parketten en de bemiddeling in strafzaken.2
Deze studie is opgebouwd op basis van een arrest dat op 30 oktober 1999
R
verschenen is in het rechtskundig weekblad en handelt over bemiddeling in strafzaken, verval van de strafvordering, naleving van alle door de dader aanvaarde voorwaarden. Eerst worden de principes van de strafbemiddeling uiteengezet. Daarna volgt er een bondige bespreking van de minnelijke schikking om zo op transversale
dv
wijze te komen tot een analyse van het rechtsprobleem. Hierna volgt een bondige schets van de feiten die zich op 12 november 1995 hebben
A
voorgedaan.
Tijdens een controle van de rijkswacht werd N.M. in het bezit gevonden van een
drietal gram marihuana voor eigen gebruik. De P.K. die een appreciatiebevoegdheid
heeft, besloot toepassing te maken van bemiddeling in strafzaken (art. 216ter Sv.)Na
1
B.DE RUYVER, “De alternatieve straffen. Een modetrend of een volwaardig instrument?”, in Liber amicorum J.D’Haensens,Gent, Mys en Breesch, 1993,91-92. 2 L.WEYTS,J. COOLSTAET en E .PODEVEYN, Bemiddeling in strafzaken, Panopticon, 1996,nr.1,3839. 3
Advocatenkantoor Renier
berisping werden aan de beklaagde verschillende maatregelen opgelegd voor de duur van zes maanden die door hem werden aanvaard. Deze bestonden uit: − het volgen van een vorming in verband met druggebruik − het contacteren van een psycholoog, zich laten behandelen voor de onderliggende problemen, zich houden aan de richtlijnen van de hulpverlener en hierbij op regelmatige tijdstippen het bewijs voorleggen − een minnelijke schikking van 4000BF betalen De beklaagde betaalde alleen het bedrag van 4000 frank. Hierdoor oordeelde het
en ie r
O.M. dat de bemiddeling was mislukt en werd N.M. gedagvaard voor de correctionele rechtbank. De eerste rechter oordeelde dat de publieke vordering vervallen was door de betaling van de geldsom.
Tegen dit vonnis tekende het openbaar ministerie hoger beroep aan om principiële redenen nopens de toepassing van het artikel 216ter Sv..
Krachtens dit artikel vervalt de strafvordering wanneer de dader voldaan heeft aan alle door hem aanvaarde voorwaarden. Vermits dit niet gebeurde heeft de eerste rechter
R
verkeerdelijk geoordeeld dat de strafvordering vervallen was. Immers het openbaar ministerie heeft toepassing gemaakt van de procedure bepaald in artikel 216ter Sv. en niet van de minnelijke schikking (art.216bis Sv.).Daar de beklaagde zelf de
dv
strafbemiddeling liet mislukken is het openbaar ministerie gerechtvaardigd de strafvordering verder uit te oefenen.
Verschillende rechtsvragen dringen zich in deze context op. Wanneer hebben we te
A
maken met een minnelijke schikking of een strafbemiddeling? Wanneer vervalt de
strafvordering? Is de minnelijke schikking een modaliteit van de strafbemiddeling?
Aansluitend hierbij moeten we onderzoeken of er een “wisselwerking” kan bestaan
tussen de bemiddeling in strafzaken en de minnelijke schikking.
4
Advocatenkantoor Renier
DEEL I: STUDIE BEMIDDELING IN STRAFZAKEN EN EEN KORTE BESPREKING VAN DE MINNELIJKE SCHIKKING
1. Begrip
en ie r
a. De bemiddeling in strafzaken
Bemiddeling in strafzaken dienen we te situeren in het kader van alternatieve maatregelen. Deze aanpak onderscheiden we van straffen die worden uitgesproken door de vonnisrechter. Komt het niet tot een vonnis , maar reageert men wel tegen het wangedrag dan spreken we van maatregelen. De modaliteiten tot
gerechtelijke afdoening
zijn aanwezig op de verschillende
R
niveaus van de strafrechtsbedeling ( niveau politiediensten, straftoemeting, …). Ook op het niveau van het openbaar ministerie zijn er heel wat mogelijkheden ter fine van de strafrechtelijke afhandeling: namelijk de minnelijke schikking, de praetoriaanse probatie3 en tenslotte kan het openbaar ministerie de bemiddeling in strafzaken
dv
initiëren.4
De wetgever definieert bemiddeling in strafbemiddeling als een alternatieve vorm van
tussenkomst door de gerechtelijke overheid om een conflictsituatie door een misdrijf
A
veroorzaakt op te lossen en waarbij men beroep doet op de medewerking van de
partijen5.
3
Een praetoriaanse probatie houdt in dat het parket voorwaarden gaat koppelen aan een seponering. Op de seponering van het openbaar ministerie kan steeds worden teruggekomen, de bemiddeling in strafzaken heeft een definitief verval tot gevolg. 4 B.DE RUYVER, J. MEESE en K.VAN IMPE, “Uitwerken van een model voor de alternatieve afdoening bij delinquente druggebruikers op de verschillende echelons van de strafrechtsbedeling. Praktijkevaluatie en wetenschappelijke begeleiding.”, in Het recht op het rechte pad, AntwerpenApeldoorn, Maklu, 1999, 65-116. 5 Gedr.St.Senaat, 1992-93,nr.652,Memorie van Toelichting, 3. 5
Advocatenkantoor Renier
De term bemiddeling is misleidend omdat bemiddeling verschillende mogelijkheden omvat. Vooreerst is er de bemiddeling zelf maar daarnaast omvat de bemiddeling eveneens de schaderegeling en de alternatieve sanctionering die afzonderlijk of gecombineerd door de Procureur des Konings kan worden gelast. De benaming van de wet was tevens ook voorwerp van kritiek bij de Raad van State.Van meet af aan deed zij opmerken dat “bemiddelen” betekent tussenbeide komen om een overeenkomst tot stand te brengen. Deze procedure beperkt zich tot het invoeren van nieuwe gevallen waardoor de strafvordering kan vervallen. De wetgever heeft uiteindelijk de benaming aangehouden doordat het een makkelijk in
en ie r
het oor klinkende term zou zijn.6 De bemiddeling in strafzaken beoogt twee aspecten: enerzijds een bemiddeling organiseren tussen dader en slachtoffer met het oog op herstel van de aan het slachtoffer toegebrachte schade en anderzijds een bemiddeling tussen dader en samenleving waarbij de dader zich akkoord verklaart met een vrijheidsbeperkende maatregel waardoor de strafvordering naderhand komt te vervallen.
Deze tweedeling vindt haar oorsprong in de wet zelf. Deze is een samensmelting van
R
de slachtofferwet aan de ene kant en een officialisering van de praetoriaanse probatie aan de andere kant.7
Bemiddeling kan op directe en indirecte wijze gebeuren zowel als een overleg tussen
dv
dader en slachtoffer als een contact tussen de parketmagistraat en de dader. Dit is het geval wanneer er geen slachtoffer is en de dader zich beroept op een
ziekteverschijnsel of op een drank-of drugsverslaving om zijn misdrijf te verklaren.8 Bemiddeling in strafzaken vat men op als een wettelijke regeling van op tegenspraak
A
uitgeoefende bevoegdheden van het openbaar ministerie die tot op heden op
inquisitoire en administratieve wijze gebeurde.9
6
A.DE NAUW., “Dienstverlening, bemiddeling, transactie en snelrecht: over de samenhang der dingen”, Panopticon, 1996,454. 7 B.DE RUYVER, K.VAN IMPE, “De minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken”, R.W., 20002001nr.11,451. 8 G. DEMANET, “La médiation pénale en droit belge ou le magistrat de liaison, un nouvel entremetteur”, R.D.P., 1995,230-234. 9 Gedr.St.Senaat, 1992-93, nr.652/1, Memorie van Toelichting, 4. 6
Advocatenkantoor Renier
De bemiddeling in strafzaken werd geïnstitutionaliseerd bij wet van 10 februari 1994.Deze wet voert een nieuw artikel 216ter Sv. en wijzigt de titel waarin de strafbemiddeling samen met de minnelijke schikking is opgenomen. De titel luidt nu: “Bepalingen betreffende het verval van de strafvordering voor sommige misdrijven onder bepaalde voorwaarden.10 De wet is het gevolg van een experiment dat vanaf 1991 plaatsvond in het ressort van het Gentse Hof van Beroep.11
2. Doel
en ie r
Met deze nieuwe procedure worden verschillende doelstellingen nagestreefd. De wet is een pleidooi voor een snelle en efficiënte reactie op veelvuldig voorkomende criminaliteit. Het cruciale aspect van de wet betreft de schadeloosstelling van het eventuele slachtoffer. De wet beoogt ook een betere resocialisatie door een beperking van de strafrechtsingang via een geïndividualiseerde afhandeling.Zo tracht men ook het gevoel van straffeloosheid tegen te gaan om het vertrouwen van de burger in de
R
gerechtelijke instellingen te behouden.12
dv
3. Voorwaarden
Het toepassingsgebied van de bemiddeling in strafzaken wordt begrensd door 2
formele voorwaarden en tevens een aantal materiële voorwaarden die vooraf dienen
vervuld te zijn. Strafbemiddeling is mogelijk voor zover het feit niet van die aard schijnt
A
te zijn dat het gestraft moet worden met een hoofdstraf van meer dan 2 jaar
correctionele gevangenisstraf of met een zwaardere straf (art.216ter Sv.).13
10
Art.216ter Wet 10 februari 1994 betreffende de bemiddeling in strafzaken, B.S., 27 april 1994, K.B. 24 oktober 1994 betreffende de bemiddeling in strafzaken, B.S., 1 november 1994. 11 Het is positief dat men de procedure zelf heeft uitgetest en op basis van deze bevindingen tot de wetgeving is gekomen. 12 A. DE NAUW, “Dienstverlening, bemiddeling, transactie en snelrecht: over de samenhang der dingen”, l.c., 444-445. 13 De plafondstraf wordt hier bepaald aan de hand van de straf die de P.K. in concreto ( dit is de straf die de P.K met aanneming van verzachtende omstandigheden) wenst te vorderen. Bij een minnelijke schikking wordt de plafondstraf in abstracto bepaald. 7
Advocatenkantoor Renier
Deze bovengrens moet samen gelezen worden met art.80Sw. waarin de strafvermindering bij toepassing van verzachtende omstandigheden is geregeld. Hieruit vloeit voort dat strafbemiddeling mogelijk is voor alle misdaden waarop de wet geen straf stelt die de vijftien tot twintig jaar dwangarbeid te boven gaat.14 De tweede prealabele voorwaarde is dat de zaak nog niet aanhangig mag zijn bij de strafrechter. De adiëring van de onderzoeksrechter door de burgerlijke partijstelling of rechtstreekse dagvaarding voor de correctionele rechtbank sluiten de bemiddeling in strafzaken eveneens uit. Daarnaast zijn er nog enkele materiële voorwaarden die vervuld moeten zijn maar die voortvloeien uit de finaliteit van de wet zelf. De belangrijkste zijn: de dader moet gekend zijn en bekend hebben; als er een slachtoffer arrondissementen.
4. Procedure
en ie r
is moet het gekend zijn,…15Deze materiële voorwaarden zijn niet gelijklopend in alle
Ten titel van inlichting is het hier onontbeerlijk te signaleren dat de wet van 12 april 1999 het gerechtelijk wetboek wijzigt door alle verwijzingen naar het personeel van de
R
bemiddelingsdiensten te schrappen16. De wet17 plaatst de bemiddelings-adviseurs, de bemiddelingsassistenten, de probatie-assistenten en de personeelsleden belast met
dv
het slachtofferonthaal over naar Justitiehuizen.18
14
A
Oorspronkelijk werd deze grens niet gesteld. Zie Gedr.St Senaat, nr.652/1,6 en nr.652/2, 15-17; Het doel dat men deze bovengrens moet lezen in samenhang met art.80. Sw. is om de banale feiten die onder een zware juridische kwalificatie vallen d.m.v. de strafbemiddeling aan te pakken. Voor kritiek zie: C.VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 1994, 2 uitgave, II, 447. 15 www.law.kuleuven.ac.be/jura/33n3/desouter.htm 16 Gemeenschappelijke Omzendbrief nr.COL 8/99 van het college van Procureurs-Generaal bij de Hoven van Beroep 17 Wet 7 mei betreffende wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Strafwetboek, van het Wetboek van strafvordering, B.S., 29 juni 1999. 18 De dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie is een buitendienst, deze wordt geleid door een adviseur-generaal en is gecreëerd door de wet van 7 mei 1999.Het doel is justitie en burger dichter bij elkaar brengen, daartoe werden verschillende diensten samengebracht. Zie ook A. DE NAUW, Strafprocesrecht,Brussel,VUBPRESS,2000,29. 8
Advocatenkantoor Renier
De selectie van de dossiers gebeurt door de bemiddelingsmagistraten.19 Daarna worden ze overgemaakt aan de dienst bemiddeling in strafzaken.Gedurende de hele procedure kunnen dader en slachtoffer zich laten bijstaan door een advocaat. Het slachtoffer kan zich bovendien laten vertegenwoordigen door een advocaat. Zijn rol bestaat vooral uit het verlenen van advies aan zijn cliënt betreffende de schaderegeling. Het is geenszins de bedoeling van de wetgever geweest dat hij op de bemiddelingszitting tot een pleidooi zou overgaan. Als het slachtoffer niet wordt vergoed komt om gelijk welke reden komt er een einde aan de bemiddeling.20 De wijze van vatting is verschillend in de gerechtelijke arrondissementen: de
en ie r
magistraat kan in het kantschrift de exacte maatregelen melden ofwel kan men deze later opleggen nadat de justitie-assistent de dader en het slachtoffer heeft ontmoet. Zodra de partijen een overeenkomst hebben bereikt moeten ze verschijnen op de bemiddelingszitting. Het is onvoorstelbaar om in deze fase nog nieuwe modaliteiten op te leggen. Een proces-verbaal wordt opgesteld en ondertekend door de Procureur des Konings, de betrokken partijen en het administratief personeel. Gedurende de opvolgingsfase houdt de justitie-assistent toezicht over een concrete uitvoering van de
R
overeengekomen afspraken.
Op het einde van de procedure, indien de voorwaarden correct zijn nageleefd beslist
dv
de bemiddelingsmagistraat over het verval van de strafvordering.21
A
5. Verval van de strafvordering Het opstarten van een strafbemiddeling garandeert niet altijd een goede afloop, en
dus ook geen automatisch verval van de strafvordering.
19
Hier duidt men de Procureur des Konings of de substituut van de Procureur des Konings aan belast met bemiddeling in strafzaken. 20 T.PETERS, J.GOETHALS, F.HUTSEBAUT, “Tussen dader en slachtoffer: Bemiddeling in de praktijk”,Brussel; Ministerie van Justitie,1996,90. 21 A.PIERS, Alternatieve maatregelen. Penologisch Vademecum, Volume I, Heule, UGA, 1997,42-48. 9
Advocatenkantoor Renier
De procedure wordt soms stopgezet voor de bemiddelingszitting. Stopzettingen moet men niet noodzakelijk interpreteren als mislukkingen ( oorzaken zijn divers: procedure is overbodig aangezien het conflict reeds is opgelost, de vermoedelijke dader ontkent de feiten,…) De procedure kan tevens mislukken na de zittingsfase. Dit is haast altijd te wijten aan de dader van het misdrijf zelf. Niettemin behoudt de P.K. in beide gevallen de volle vrijheid om te oordelen over het gevolg dat hij wil geven aan het dossier: hij kan seponeren, verwijzen naar de correctionele rechtbank, een minnelijke schikking
en ie r
voorstellen. In het besproken vonnis had de Procureur des Konings gemeend dat na het mislukken van de strafbemiddeling, wegens niet-naleving van alle afgesproken voorwaarden, de zaak diende verwezen te worden naar de strafrechter.
Tenslotte, eind goed al goed leidt een correcte naleving van de voorwaarden tot een verval van de strafvordering.22 Deze is definitief en onherroepelijk. Men kan nooit
R
terugkomen op deze feiten.
De processen-verbaal worden aan het strafdossier toegevoegd.
dv
Deze wet beoogt een efficiënte bescherming van de rechten van het slachtoffer:
indien de procedure resulteert in een verval van de strafvordering kan het slachtoffer
zich nog beroepen op het burgerlijk aspect . Slachtoffers die bij de procedure
betrokken waren kunnen een bijkomende schadevergoeding vragen. Slachtoffers en
A
derden die gesubrogeerd zijn in de rechten van het slachtoffer hebben de
mogelijkheid om een burgerlijke procedure aan te spannen om schadevergoeding te
krijgen, 23tegenover hen wordt de fout als onweerlegbaar vermoed.
22 23
Art.216ter §4. ibid.,49-52. 10
Advocatenkantoor Renier
6. Kritische kanttekeningen
De bemiddeling in strafzaken biedt veel voordelen zowel voor het slachtoffer, de dader als voor het gerecht zelf. De dader krijgt de kans om via een face-to-face situatie de gevolgen van zijn daad zelf in te zien omdat hij zelf rekenschap moet afleggen ten aanzien van het slachtoffer. Het parket kan snel reageren zonder dat de verdachte voor de rechtbank moet verschijnen.Zo vermijdt de verdachte de negatieve ruchtbaarheid die gepaard gaat met een openbare terechtzitting.Snelheid impliceert ook tijdswinst omdat het parket ontlast wordt een dagvaarding op te stellen, een
en ie r
gerechtelijke onderzoek te vorderen. Ook mijdt men de desocialiserende effecten van een korte gevangenisstraf en legt men het accent op een geïndividualiseerde realisatie.24
In dit opzicht klinkt bemiddeling in strafzaken veelbelovend… Niettemin zijn er een hoop kritische kanttekeningen en moeten we een aantal principes aan de kaak stellen. Een eerste knelpunt is zeker en vast de omkadering van de rol van de P.K..
R
Van meet af aan rezen tijdens de parlementaire voorbereidingen problemen: De senaat beweert absoluut dat het openbaar ministerie geen ruimere bevoegdheid krijgt.Strafbemiddeling kan immers als een voorwaardelijk sepot worden beschouwd,
dv
met het verschil dat in de nieuwe procedure een wettelijke controle is ingebouwd die meer garanties biedt dan de hiërarchische controle bij het voorwaardelijk sepot.
Tevens ontkennen zij dat er sprake is van een straf omdat de verdachte de
A
strafbemiddeling steeds kan weigeren.25 Fundamenteel is de kritiek dat de functie van de parketmagistraat zeer dichtbij de
rechtsprekende functie aanleunt aangezien hij rekening houdt met de straf waarmee
het feit moet worden gestraft en niet met de straf die de wet bepaalt. We kunnen
24
B.DE RUYVER, K. VAN IMPE, “De minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken”, o.c.,455456. 25 www.law.kuleuven.ac.be/jura/33n3/desouter.htm 11
Advocatenkantoor Renier
stellen dat hij handelt als een rechter terwijl de waarborgen (rechter wijst zijn beslissing onafhankelijk in het openbaar en moet deze motiveren) ontbreken.26 De positie van het O.M. wordt vooral bekritiseerd bij de dienstverlening omdat 120 uren onbezoldigd werken toch wel als een straf mag worden beschouwd. Kortom de bemiddeling in strafzaken kent aan het O.M. enorme machten toe die hem onduidelijke bevoegdheden geven die normaal aan de rechter toekomen.Het is aan het O.M. om deze verregaande macht op een redelijke en vooral efficiënte manier te hanteren!
en ie r
Vervolgens is de rechtspositie van de dader ook verwarrend. De vrije wil werd bij de invoering van de procedure als een soort “paswoord” gebruikt opdat er toch zeker en vast geen schending zou zijn van de rechten van de verdediging. Twijfels ontstaan wanneer we nagaan in hoeverre de vrije keuze een keuze is: bij een strafproces heeft hij wel procedurele waarborgen maar de onzekerheid over de uitspraak blijft bestaan (+ melding in het strafregister).In een bemiddeling heeft hij een zekerheid over de gestelde voorwaarden en vermijdt eveneens de nadelige gevolgen van een
R
strafrechterlijke veroordeling.
Tenslotte dient ook gewezen te worden op de vaststelling dat nog heel wat magistraten niet de reflex hebben, ondanks georganiseerde informatievergaderingen, om ook dossiers die betrekkelijk zwaar zijn op het vlak van de feiten of de
dv
antecedenten van de dader, door te verwijzen voor een bemiddeling. Dit vergroot het
risico van het net-widening effect en betekent dat de mogelijkheden van de
bemiddeling niet ten volle worden benut.27
A
De strafbemiddeling kan namelijk worden beschouwd als de laatste mogelijkheid tot
afdoening op het niveau van het parket. Bovendien verantwoorden de energieinvestering van de verschillende intervenanten en de aangewende middelen dat de
bemiddeling in strafzaken niet op de loutere lichte misdrijven wordt toegepast.
26
A.DE NAUW., “ Dienstverlening, bemiddeling, transactie en snelrecht: over de samenhang der dingen”, l.c.,463. 27 B.DE RUYVER, K. VAN IMPE, “ De minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken”, R.W., 2000-2001 nr.11, 455. 12
Advocatenkantoor Renier
In het besproken arrest is nochtans afgeweken van dit principe aangezien een strafbemiddeling op gang werd gebracht wegens het gebruik van 3 gram cannabis. Normaal is dergelijk dossier licht genoeg om te worden geseponeerd,en wanneer toch een bemiddeling wordt voorgesteld maar de voorwaarden niet worden nagekomen, leidt dergelijk “klein dossier” toch nog tot een sepot. Aldus boet de bemiddelingsprocedure aan geloofwaardigheid in, aangezien de dader er bij de bemiddeling op werd gewezen dat het niet naleven van de maatregel een dagvaarding tot gevolg heeft. Als na een mislukte bemiddeling toch wordt gedagvaard, is het bovendien te vrezen
en ie r
dat de rechter rekening zal houden met de vergeefse poging van het parket, wat zou leiden tot een hardere respons op eenzelfde feit.
Een laatste knelpunt handelt over de aanwending van de bemiddeling in drugszaken. De dossiers met een duidelijk geïdentificeerd slachtoffer, het is te zeggen misdrijven tegen personen en eigendommen, genieten voorkeur in een strafbemiddelingszitting, anders dan de dossiers met illegale druggebruikers waar meestal geen slachtoffer is. Volgens de circulaire COL.5/98 mag slechts toepassing gemaakt worden van de
R
strafbemiddeling in geval van druggerelateerde criminaliteit, terwijl het bezit en gebruik van cannabisproducten voor eigen gebruik niet strafrechterlijk mogen vervolgd worden via strafbemiddeling. In deze richtlijn wordt een onderscheid gemaakt tussen cannabis
dv
en andere illegale drugs.28
Het bezit van cannabis voor eigen gebruik is een wanbedrijf waaraan de laagste
prioriteit in het vervolgingsbeleid wordt gegeven en waarvoor een vereenvoudigd
proces- verbaal wordt opgesteld. Terwijl voor het bezit met het oog op eigen gebruik
A
van andere illegale drugs een gewoon proces-verbaal opgesteld wordt. 29 Het eerste geval leidt tot een sepot met politievermaning en eventuele informatie over
de hulpverlening of tot een minnelijke schikking.30
28
T.GOOSENS, A. SCHEPERS,l.c.,5. Parl.St. Kamer 1996-97,nr.1062/3, 1004. 30 A. DE NAUW,Drugs. Algemene Praktische Rechtsverzameling,Antwerpen, Kluwer,1998,104-106. 29
13
Advocatenkantoor Renier
Op 19 juni 2000 is een wetsvoorstel31 ingediend bij de Belgische kamer van volksvertegenwoordigers waarbij het verbod met betrekking tot het bezit van cannabis voor persoonlijk gebruik wordt opgeheven en uit het strafrecht dient gehaald te worden. De bedoeling is de met handel in cannabis gepaard gaande criminaliteit af te remmen, de kwaliteit van de op de markt gebrachte producten te verzekeren en de therapeutische benadering van cannabis op de voorgrond te plaatsen.
en ie r
7. Beleid Recente cijfers tonen aan dat het totaal aantal geselecteerde delicten voor strafbemiddeling in 1999 6583 bedraagt.32 Dit is reeds een aanzienlijke ontplooiing. Niettemin benut men deze alternatieve afhandeling ondermaats.
Uit interviews blijkt dat de beperkte toepassing hoofdzakelijk te wijten is aan de houding van de parketten tegenover een alternatief als bemiddeling. Sommige magistraten bezitten namelijk onvoldoende kennis over strafbemiddeling en hebben
R
weinig oog voor vernieuwing. De geringe toepassing koppelt men eveneens aan de complexe organisatie van parketten of de beperkte kwaliteiten van sommige bemiddelingsassistenten. Daarnaast dient men zeker en vast ook de externe
dv
oorzaken aan te halen want bepaalde dossiers kunnen wettelijk of feitelijk niet in aanmerking komen voor strafbemiddeling.33 De eerste prioriteit
aldus voor een bredere
en betere ontwikkeling van de
A
strafbemiddeling gaat naar een algemeen beleid inzake het toepassingsgebied:
wanneer en op welke schaal dient men strafbemiddeling toe te passen. Tevens moet
er voortdurend overleg plaatsvinden met de justitiehuizen.
31
Parl.St.,Kamer,1999, nr.0727/001. B.DE RUYVER, K. VAN IMPE, “De minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken”,o.c., 33 ste C.FIJNAUT, D. VANDAELE, S. PARMENTIER, Een Openbaar Ministerie voor de 21 eeuw, Leuven,Universitaire Pers Leuven,2000,82. 32
14
Advocatenkantoor Renier
Bovendien zou de toepassing van strafbemiddeling geoptimaliseerd kunnen worden door een aanpassing van het artikel 216ter Sv. zelf. Men zou de strafbemiddeling kunnen afslanken tot wat ze werkelijk is: een bemiddeling tussen dader en slachtoffer als interactionele wijze van afhandeling. Daardoor zou men de transactionele modaliteiten ( vorming, therapie, dienstverlening) kunnen opnemen in artikel 216bis Sv.34 Deze aanpassing zou kunnen leiden tot een verduidelijking van de wet: artikel 216ter kan worden beperkt tot de eigenlijke bemiddeling en is slachtoffergericht, 216bis Sv. is dadergericht. Vervolgens zou er meer gebruik kunnen gemaakt worden van de
en ie r
dienstverlening, bijvoorbeeld ten aanzien van de onbemiddelde verdachten.35
In het besproken arrest werd aan de beklaagde een minnelijke schikking opgelegd die gecumuleerd werd met andere modaliteiten van artikel 216ter Sv..Dit zorgt voor moeilijkheden bij het verval van de strafvordering aangezien het gaat over twee verschillende vormen van verval van de strafvordering. De strafvordering zelf kan slechts eenmaal vervallen. Door de transactionele modaliteiten onder te brengen in artikel 216bis Sv. lost men ook dit probleem op.
R
De idee van opname van de transactionele modaliteiten van de huidige strafbemiddeling in artikel 216bis Sv. vindt zijn oorsprong in het Duitse recht. De “ Einstellung nach Erfullung von Auflagen” ex § 153a I StPO vertoont overeenkomsten met de minnelijke schiking in het Belgische strafrecht. Het betalen van een geldsom
dv
kan leiden tot het verval van de strafvordering. Daarnaast kunnen op grond van
§ 153a I StPO nog
andere voorwaarden
zoals de Wiedergutmachung, de
gemeenschapsdienst, het volgen van een verkeerscursus, het Täter-Opfer-Ausgleich
en het vervullen van een onderhoudsplicht worden gesteld. De vier eerst vermelde
A
voorwaarden kan men in België opleggen in het kader van een strafbemiddeling.36
34
C.FIJNAUT, D. VANDAELE, S.PARMENTIER, o.c.,224. C.FIJNAUT, D. VANDAELE, S.PARMENTIER, o.c. 225. 36 C.FIJNAUT, D. VANDAELE, S.PARMENTIER, o.c., 208-209.; voor meer uitleg zie: Het Openbaar Ministerie en de afhandeling van strafzaken in Duitsland , D. Van Daele, Universitaire Pers Leuven 2000, 358p. 35
15
Advocatenkantoor Renier
b. De minnelijke schikking De minnelijke schikking is een eenzijdige, administratieve grond van verval van de strafvordering: de Procureur des Konings kan aan de verdachte voorstellen een geldsom te betalen. Hij kan ook vragen dat de dader van een misdrijf
waarop
verbeurdverklaring staat afstand doet van de te verbeurdverklaren goederen.37 Hierna worden summier de voorwaarden waaraan cumulatief moet worden voldaan vermeld opdat een strafbaar feit voor een minnelijke schikking in aanmerking kan komen.
zijn.
en ie r
− De strafvordering moet kunnen uitgeoefend worden en mag nog niet ingesteld − Strafplafond: Het misdrijf mag ten hoogste strafbaar zijn hetzij met een geldboete hetzij met een gevangenisstraf die niet hoger is dan maximum vijf jaar of met beide straffen.38
− De schade moet vergoed zijn: oorspronkelijk veronderstelde dit een volledige vergoeding van de benadeelde maar door de wet van 10 februari 1994 werd deze vereiste versoepeld. Het volstaat dat de dader in een geschrift zijn
R
burgerlijke aansprakelijkheid voor het schadeverwekkend feit erkent en het bewijs levert van de vergoeding van het niet-betwiste gedeelte.39 − Het openbaar ministerie dient van oordeel te zijn dat enkel een geldboete of
dv
een geldboete met verbeurdverklaring dient gevorderd te worden.
De minnelijke schikking hoeft als zodanig binnen de context van deze studie niet
verder worden onderzocht daar deze studie zich beperkt tot de vraag of de minnelijke
A
schikking een losstaande procedure is dan wel kan functioneren binnen een andere
procedure namelijk de strafbemiddeling, die in sub a is uiteengezet.
37
C.VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht en strafprocesrecht. In hoofdlijnen,Antwerepen, Maklu, 1998, 548-549. 38 Het valt op dat het toepassingsgebied van de strafbemiddeling veel groter is. Bij een minnelijke schikking komen alleen wanbedrijven maar geen misdaden in aanmerking. 39 S.DEMET, “Minnelijke schikking”, in X., “Penologisch Vademecum”,o.c.21-25. 16
Advocatenkantoor Renier
DEEL II HET RECHTSPROBLEEM IN HET ARREST VAN JANUARI 1998 a. Kan de minnelijke schikking als een modaliteit van strafbemiddeling worden beschouwd? Deze vraag dient ontkennend te worden beantwoord. De redenering is gebouwd op het principe dat men de kritische reflectie dient te ontwikkelen om zich in eerste
en ie r
instantie te richten naar de wét zelf. De modaliteiten zijn helder en duidelijk weergegeven en dus niet voor interpretatie vatbaar. De wet biedt een amalgaam van mogelijkheden.Deze zijn evenwel limitatief opgesomd en nergens is er hier sprake van een minnelijke schikking.
Deze maatregelen of modaliteiten die dus voorkomen in de wet kunnen ingedeeld worden in twee categorieën al naargelang ze al dan niet betrekking hebben op het
R
slachtoffer.40
De eerste categorie betreft de bemiddeling tussen de dader en het slachtoffer. Enkel binnen deze categorie kan men met recht en rede van “bemiddeling” spreken. Bemiddeling veronderstelt hier een communicatieproces waarbij dader en slachtoffer
dv
over een akkoord tot schadeloosstelling onderhandelen via een rechtstreekse of
onrechtstreekse ontmoeting (justitie-assistent treedt hier op als bemiddelaar). Het
akkoord kan verschillende vormen aannemen. Wél is de schadevergoeding een
conditio-sine-qua-non van de procedure: enerzijds kan het bestaan uit een financiële
A
regeling anderzijds kan het een wederzijdse uitleg betreffen, excuses, herstel in
natura, concrete engagementen aangepast aan de eigenheid van de individuele
situatie.41 Het unieke voordeel dat de bemiddelingsassistent biedt is de mogelijkheid tot een gezamenlijke oplossing te komen die voor beide partijen bevredigend is. Bij een gerechtelijke procedure wordt slechts 1 partij in het gelijk gesteld.
40 41
B. DE RUYVER, K. VAN IMPE, “De minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken”, l.c.,451. www.law.kuleuven.ac.be/jura/33n3/desouter.htm 17
Advocatenkantoor Renier
Met de term “in voorkomend geval”42 wil men duidelijk maken dat telkens het slachtoffer bekend is men deze persoon moet uitnodigen. Het slachtoffer kan nog altijd weigeren om deel te nemen, daar de bemiddeling een vrijwillige procedure is: de instemming en de actieve medewerking van alle betrokkenen is vereist.43 De tweede categorie in art.216ter betreft maatregelen waarbij enkel de dader van het misdrijf betrokken is, deze categorie omvat drie modaliteiten: •
De geneeskundige behandeling of iedere passende therapie bestaat uit het volgen van een begeleiding of een therapie gedurende maximaal 6 maanden. Er moet
en ie r
een oorzakelijk verband aangetoond worden tussen het delinquent gedrag en de probleemsituatie van de betrokkene. De toepassing van deze maatregel kan slechts voorgesteld worden indien de dader zichzelf beroept op een ziekte, verslaving, gedrags en
relationele problematiek. De dader gaat hier geen
resultaatsverbintenis aan, hij dient enkel op geregelde tijdstippen het bewijs te leveren dat hij de afspraken nakomt.44 •
Dienstverlening is een “maatregel” waarbij men de dader voorstelt een aantal uren
R
onbetaalde arbeid ten dienste van de gemeenschap te presteren gedurende maximaal 120 uren binnen een termijn van 6 maanden. We kunnen dit opvatten
dv
als een symbolisch herstel aan de gemeenschap. •
Vorming bestaat uit het volgen van een cursus of training gedurende maximaal
120 uren binnen een termijn van 6 maanden. Deze maatregel is eerder van socio-
educatieve aard. Men beoogt hier vooral veranderingen teweeg te brengen in de
A
kennis, de houding, gedrag van de dader. Voor de efficiëntie van deze maatregel moet een verband bestaan tussen de aard van de voorgestelde vorming en de gepleegde feiten om overdreven gebruik van deze maatregel tegen te gaan.
42
216terSv. §1. www.moniteur.be/html-nl/198001/n.htm. 44 Gedr.St.,Senaat,1992-93,nr.652/2,36. 43
18
Advocatenkantoor Renier
Dienstverlening en vorming dienen voorafgegaan te zijn door een maatschappelijk onderzoek.45 De P.K. heeft de mogelijkheid om de hierboven beschreven maatregelen afzonderlijk voor te stellen of te cumuleren.46 Men moet echter zeer behoedzaam zijn in het aanwenden van meerdere maatregelen per persoon. Zoniet kan men een sanctie creëren die zwaarder is dan die welke de dader vermoedelijk van de strafrechter zou hebben gekregen. Een combinatie van maatregelen resulteert ook in een toename van de mislukkingen van de procedure.
en ie r
Indien de Procureur des Konings het aangewezen acht maatregelen te cumuleren moet hij er de voorkeur aan geven de dader-slachtofferbemiddeling te combineren met
een
andere
maatregel.Combinaties
tussen
maatregelen
van
therapie,
dienstverlening en vorming dient vermeden te worden aangezien deze andere finaliteiten beogen.47
Bekijken we de maatregelen nu eens in het besproken arrest opgelegd door de Procureur des Konings in het kader van strafbemiddeling. Deze zijn gedoemd om te
R
mislukken: een vorming, een behandeling bij een psycholoog cumuleren met andere modaliteiten zoals de minnelijke schikking en de berisping voor 3 gram marihuana voor eigen gebruik!
dv
Een minnelijke schikking op zich voorstellen bij drugdelicten is ongepast aangezien zij
vaak reeds te kampen hebben met financiële problemen en zo alleen maar verder
verstrikken in deze neerwaartse spiraal van maatschappelijke kwetsbaarheid.48
A
De berisping als supplementaire creatieve maatregel die de Procureur des Konings
had gegeven in het besproken geval houdt in dat men het dossier openlaat gedurende
een periode van 6 maanden tijdens dewelke de dader zich moet gedragen en geen 45
216ter Sv.§1., Gedr.St.Senaat,1992-93,nr.652/1,5. 47 Gemeenschappelijke Omzendbrief nr. COL 8/99 van het college van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep. 48 B.DE RUYVER, J.MEESE EN K.VAN IMPE, “ Uitwerken van een model voor de alternatieve gerechtelijke akdoening bij delinquente druggebruikers op de verschillende echelons van de strafrechtsbedeling. Praktijkevaluatie en wetenschappelijke begeleiding.”,o.c.,80-83. 46
19
Advocatenkantoor Renier
nieuwe feiten mag plegen. Dit is alweer niet voorzien door de wet. De meerwaarde van deze maatregel is onduidelijk. Het feit, namelijk zich aanbieden op een bemiddelingszitting is reeds een berisping op zich. Het komt voor dat er alleen een niet-wettelijke modaliteit wordt geacteerd in het proces-verbaal van de zitting. Dan rijst de vraag of de strafvordering kan vervallen. De wet stelt immers dat de strafvordering vervalt na vervulling van de door dader aanvaarde voorwaarden49, terwijl berisping of iedere andere creatieve maatregel niet expliciet in artikel 216ter is vermeld.
en ie r
We kunnen concluderen dat de voorgestelde maatregelen moeten aangepast zijn aan de ernst en de ernstgraad van de gepleegde feiten. Iedere andere maatregel die de Procureur des Konings voorstelt is in principe niet conform aan de filosofie van de wet zelf. Men verwijst hier naar de creatieve maatregelen, de berisping en de minnelijke schikking.
De minnelijke schikking is onverenigbaar met de bemiddeling in strafzaken aangezien strafvordering50!
R
dat deze procedure bij een correcte uitvoering eveneens leidt tot een verval van de
Creatieve maatregelen (zoals de urinetest) zijn ook voorwerp van kritiek aangezien
A
dv
een urinetest niet als een therapie of vorming kan beschouwd worden.51
49
C.DEWULF,E.FIEUWS, T.GOOSENS, C.HANOZIN, A.PIERS, A.SCHEPERS,e.a.,Evaluatie van de toepassing van de wet houdende regeling van een procedure voor de bemiddeling in strafzaken in België van 1 januari tot 31 december 1997, Brussel, Ministerie van Justitie, 1998,38. 50 Gemeenschappelijke Omzendbrief nr. COL 8/99 van het college van Procureurs-generaal 51 B.DE RUYVER, J. MEESE EN K. VAN IMPE, “Uitwerken van een model voor de gerechtelijke afdoening bij delinquente druggebruikers op de verschillende echelons van de strafrechtsbedeling. Praktijkevaluatie en wetenschappelijke begeleiding.”, o.c.,91. 20
Advocatenkantoor Renier
b. Bestaat er een wisselwerking tussen de minnelijke schikking en de strafbemiddeling?
De meningen zijn verdeeld. Mijns inziens is dit ontoelaatbaar. Dit standpunt kan
en ie r
gemotiveerd worden door te wijzen op de grote verschillen tussen beide procedures. Allereerst is de overstap van strafbemiddeling naar een minnelijke schikking eigenaardig
omwille
van
de
verschillende
toepassingsgebieden
van
beide
rechtsinstituten. Bij een minnelijke schikking gaat het meestal niet om ernstige misdrijven die zich lenen tot een transactie aangezien betaling van een geldsom reeds voldoening schenkt( zij kan zelf betaald worden door een derde). Meer ernstige delicten waarbij de persoonlijkheid en omstandigheden die dader hebben aangezet tot
R
dit delinquent gedrag staan centraal bij de bemiddeling in strafzaken.
Vervolgens bestaat er een verschil wat de bevoegdheden van het parket betreft. In een strafbemiddeling zal het parket meestal optreden als een tussenpersoon tussen dader en slachtoffer en zal het soms experimenteren met alternatieve behandelingen
dv
of sancties. Bij een minnelijke schikking beslist de P.K.zonder overleg en louter van
ambtswege dat men de mogelijkheid heeft om de instelling van de strafvordering te
vermijden wanneer men althans de opgelegde geldsom betaalt.
A
Een derde duidelijk verschil betreft de methoden tot het afdoen van strafbare feiten: bij
transactie kan men alleen voorwaarden met een financieel karakter stellen. De
strafbemiddeling daarentegen heeft een bredere waaier van mogelijkheden: naast
voorwaarden met een financieel karakter kunnen nog andere voorwaarden worden geformuleerd52.
52
A.DE NAUW., “ Dienstverlening, bemiddeling, transactie en snelrecht: over de samenhang der dingen”, o.c.,451-452. 21
Advocatenkantoor Renier
Mijn stelling dat wisselwerking (of overstap) uitgesloten is impliceert dat de minnelijke schikking niet functioneert als modaliteit of onderdeel van de strafbemiddeling, maar daarvan volledig losstaand is, hetgeen nochtans niet verhindert dat de Procureur des Konings in hoofde van zijn beoordelingsvrijheid, een minnelijke schikking kan opleggen na een stopzetting of mislukking van bemiddeling in strafzaken. Nochtans zijn sommigen van mening dat wisselwerking mogelijk is. Voorstanders van deze visie verwijzen naar de parlementaire voorbereidingwerken: ”Niets verhindert de Procureur des Konings eerst de procedure van de strafbemiddeling op gang te minnelijke schikking”.53
en ie r
brengen om tot een schaderegeling te komen en daarna te opteren voor een
Anderen voorstanders van de overstap beroepen zich op de wet zelf:”De Procureur des Konings onverminderd de bevoegdheid hem toegekend bij artikel 216bis Sv.,…” Hieruit leiden zij af dat de bevoegdheid van de Procureur des Konings blijft bestaan om een minnelijke schikking op te leggen en achten aldus de wisselwerking mogelijk.54
R
Bovendien zijn zij van mening dat er een verschil is tussen de minnelijke schikking onder 216bis en 216ter Sv.: deze laatste mogelijkheid wordt niet langs de administratieve weg geregeld maar wel ter strafbemiddelingszitting en bovendien
A
dv
mondeling opgelegd door de bevoegde magistraat.55
53
Gedr.St., Senaat, 1992-93, nr.652/2, 21 en 31. V.DE SOUTER, “Strafbemiddeling. De wet van 10 februari 1994”, Jura Falconis, 1996-97,516. 55 Omzendbrief nr.23/94-9/94 van de heer Procureur-Generaals bij de Hoven van beroep te Antwerpen,12. 54
22
Advocatenkantoor Renier
BESLUIT We kunnen vaststellen dat de Procureur des Konings bevoegd is om een minnelijke schikking (art.216bis Sv.) of een strafbemiddeling (art.216ter Sv.)voor te stellen. De minnelijke schikking is niet als een modaliteit opgenomen in art.216ter. Inzake de wisselwerking tussen beide procedures zijn de meningen verdeeld. Wel is er eensgezindheid over het feit dat een wisselwerking eigenlijk niet past in de
en ie r
filosofie van de wet zowel wat betreft het toepassingsgebied als het doel en de bevoegdheden van het parket.
Uit evaluatierapporten blijkt dat er parketten zijn die de wet strict hanteren. Eveneens zijn er parketten waar de minnelijke schikking binnen de bemiddeling in strafzaken wordt opgelegd ondanks het feit dat men dit in evaluatierapporten betreurt en al jaren ijvert om de minnelijke schikking buiten de bemiddelingsprocedure te houden.
R
In het besproken arrest werd mijns inziens gans ten onrechte de minnelijke schikking als modaliteit voor de strafbemiddeling beschouwd, terwijl dit standpunt van het Hof van Beroep te Gent achterhaald is door de omzendbrief COL 8/99 waarin staat dat het is
de
minnelijke
schikking
dv
wenselijk
niet
op
te
leggen
in
een
strafbemiddelingsprocedure daar de minnelijke schikking juridisch niet verzoenbaar is
A
met de strafbemiddeling.
23
Advocatenkantoor Renier
Bibliografie
Wet 7 mei betreffende wet tot wijziging van sommige bepalingen van het Strafwetboek, van het Wetboek van Strafvordering, B.S., 29 juni 1999. Wet 10 februari 1994 betreffende de bemiddeling in strafzaken, B.S.,1994. K.B. 24 oktober 1994betreffende de bemiddeling in strafzaken, B.S., 1 november 1994.
en ie r
Ontwerp van wet houdende regeling van een procedure voor de bemiddeling in strafzaken, Memorie van Toelichting, Parl.St., Senaat1992-93, nr.652/1. Ontwerp van wet houdende regeling van een procedure voor de bemiddeling in strafzaken, voorstel van wet betreffende de strafrechtelijke schikking, Parl.St., Senaat 1992-93, nr.652/2.
R
Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, teneinde het gebruik van cannabis uit het strafrecht te halen, Parl.St., Kamer 2000, nr.0727/001.
DE NAUW, A.,Strafprocesrecht, Brussel, VUBPRESS,2000,155p.
dv
DE NAUW, A., Drugs. Algemene Praktische Rechtsverzameling, Antwerpen, Kluwer,1998. DE RUYVER, B., “ De alternatieve straffen. Een modetrend of een volwaardig instrument?”, in Liber Amicorum J.D.’Haensens, Gent,Mys en Breesch, 1993,88-115.
A
DE RUYVER, B., MEESE, J. en VAN IMPE K., “ Uitwerken van een model voor de alternatieve afdoening bij delinquente druggebruikers op de verschillende echelons van de strafrechtsbedeling. Praktijkevaluatie en wetenschappelijke begeleiding”, in Het recht op het rechte pad,Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 1999, 65-116.
FIJNAUT, C, VAN DAELE, D, PARMENTIER, S, Een O.M. voor de 21ste eeuw, Leuven, Universitaire Pers Leuven,2000, 358p. MEYVIS, W, MARTIN, D, DESMET, S, Alternatieve Maatregelen en Straffen, Penelogisch Vademecum, Heule, UGA, 1997,2v. DEWULF, C, FIEUWS,E, GOOSENS,T, HANOZIN, C, PIERS,A, SCHEPERS, A, e.a..,Evaluatie van de toepassing van de wet houdende regeling van een procedure
24
Advocatenkantoor Renier
voor de bemiddeling in strafzaken in België van 1 januari tot 31 december 1997, Brussel, Ministerie van Justitie, 1998. VAN DEN WYNGAERT C., Strafrecht en Strafprocesrecht. Antwerpen, Maklu,1998.
DEMANET, G, “ La médiation pénale en droit belge ou le magistrat de liaison, un nouvel entremetteur”, R.D.P.,1995,230-236. DE NAUW, A, “ Dienstverlening, bemiddeling, transactie en snelrecht : over de samenhang der dingen" Panopticon, 1996,437-473.
en ie r
DE RUYVER, B,VAN IMPE, K, “ DE minnelijke schikking en de bemiddeling in strafzaken”, R.W.,2000-2001 nr.11,445-463. WEYTS L., COOLSTAET, J en Panopticon,1996, nr.1.
PODEVEYN, E, “ Bemiddeling in strafzaken”,
www.law.kuleuven.ac.be/jura/33n3/desouter.htm www.moniteur.be/html-nl/198001/n.htm.
R
Gemeenschappelijke Omzendbrief nr.COL 8/99 van het college van ProcureursGeneraal bij de Hoven van Beroep
A
dv
Omzendbrief nr.23/94-9/94 van de heer Procureur-Generaals bij de Hoven van Beroep te Antwerpen
25