Adviezen stimulatie taalontwikkeling
2
| Inhoud
1 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3. 3.1 3.2 3.3 3.4
Inleiding Taalontwikkelingsniveau van uw kind Uw kind zegt nog geen woordjes Uw kind zegt een paar woordjes en de woordenschat breidt zich uit Uw kind maakt tweewoordzinnetjes Uw kind maakt eenvoudige drie- tot vijfwoordzinnetjes Uw kind spreekt moeilijk verstaanbaar Informatie Websites Folders Boeken Vragen
3
4 5 5 6 7 8 9 10 10 10 10 11
| Inleiding
Leren praten is net als leren lopen: het ene kind leert het sneller dan het andere en het leerproces gaat met vallen en opstaan. Voor alle kinderen is het belangrijk dat er tegen hen gepraat wordt over dingen die op dat moment de belangstelling van het kind hebben. Bij een baby gaat het dan bijvoorbeeld over het rammelaartje dat hij in zijn handje heeft, bij een peuter over het autootje waarmee hij speelt en bij een kleuter over de tekening die hij maakt. De taal die de ouder of verzorger gebruikt, is eigenlijk vanzelfsprekend aangepast op wat het kind kan begrijpen. Het kind kan die woordjes en zinnetjes meestal zelf nog niet zeggen, maar door de eenvoudige taal die hij hoort, leert hij nieuwe woorden en leert tevens de taalregels te doorgronden. In deze folder staan adviezen voor ouders om de spraak- en taalontwikkeling van hun kind te ondersteunen. Hierbij nemen we het actieve taalontwikkelingsniveau van het kind als uitgangspunt.
4
| 2. Taalontwikkelingsniveau van uw kind
2.1 Uw kind zegt nog geen woordjes • Luisteren is een voorwaarde voor de spraak- en taalontwikkeling. Maak luisteren interessant voor uw kind met behulp van geluidmakend speelgoed en door het maken van gekke geluidjes. • Herhaal de klankjes die uw kind uit zichzelf maakt. Kijk uw kind hierbij aan en lach tegen uw kind. Zo stimuleert u uw kind om nog meer geluidjes te maken. • Praat tegen uw kind terwijl u met hem bezig bent. Maak daarbij korte, eenvoudige, maar goede zinnen. Bijvoorbeeld: ‘Daar ben ik weer! Kijk, nu doet papa even je sokjes aan. Klaar! Nu mag je met papa mee.’ • Zing eenvoudige wiegeliedjes en kinderversjes. Neem uw kind op schoot en kijk elkaar daarbij aan. Maak de bewegingen die bij het liedje of versje horen. • Vermijd overbodig achtergrondlawaai, zoals de radio of televisie. Dit geeft uw kind de kans geluidjes en woorden beter waar te nemen. • Praat steeds over dingen die het kind kan waarnemen, niet over dingen die niet aanwezig zijn. Woorden en hun betekenissen worden het makkelijkst geleerd in het hier-en-nu en met concreet materiaal. • Probeer elke poging die het kind doet om te communiceren te belonen met uw aandacht en begrip. Laat merken dat u uw kind begrepen heeft, ook al uit het kind zich met een gebaartje of een klank of is het woordje niet goed uitgesproken. U herhaalt of ‘vertaalt’ het woordje of korte zinnetje dan rustig en duidelijk. • Gebruik intonatie, spreek langzaam en verhoog uw stem om de aandacht van uw kind te trekken bij het zeggen van een woordje en herhaal het woordje vaak in verschillende contexten. Een voorbeeld: bij spelen ‘bal, ja, daar komt de bal, kom we gaan de bal pakken’ en bij boekje kijken ‘ik zie een bal. Waar is de bal?’
5
2.2 Uw kind zegt een paar woordjes
• G un uw kind voldoende tijd en geef het voldoende aandacht in zijn pogingen u in taal iets duidelijk te maken. • S luit met uw spreektaal aan bij wat uw kind kan begrijpen. Het begrip van uw kind is meestal iets verder ontwikkeld dan het spreken. Stel dat uw kind in één-woordzinnetjes praat dan kunt u het beste praten in korte zinnetjes van twee à drie woorden die uw kind al kent. • Houd de taal die u gebruikt zo concreet mogelijk. Praat over wat een kind op dat moment ziet of doet. Maak er een gewoonte van om alle handelingen van taal te voorzien als u met uw kind bezig bent en gebruik daarbij zoveel mogelijk dezelfde woorden. Kinderen houden van vaste rituelen met de bijbehorende steeds terugkerende woordjes en zinnetjes of liedjes. • Zing eenvoudige wiegeliedjes of kinderliedjes met uw kind. Neem uw kind op schoot en kijk elkaar aan. Als u de liedjes langzaam voor zingt, zult u merken dat uw kind er plezier in krijgt om mee te zingen. Begeleidende bewegingen en overdreven intonatie maken het onthouden makkelijker. • U kunt uw kind ook uitlokken tot het aanvullen van zinnetjes bij plaatjes die het kind al vaak gezien heeft, bijvoorbeeld: ‘Dit is een…’ Kind: ‘Koe.’ ‘De koe staat in de…’ Kind: ‘wei.’
6
2.3 Uw kind maakt tweewoordzinnetjes
• H et kind leert dat hij zich kan uitdrukken met behulp van taal. Hij begint plezier te beleven aan het praten met anderen. In deze fase kan het belangrijk zijn niet te snel genoegen te nemen met alleen maar gebaren. • Luister naar wat uw kind te vertellen heeft en probeer uw kind te begrijpen. Door antwoord te geven en vragen te stellen ontstaan gesprekjes, zoals: Kind: ‘Boek weg!’ Ouder: ‘Ja, het boek is weg. Weet jij waar het boek is?’ • Als het kind iets zegt waarbij hij de taal niet helemaal juist gebruikt, herhaal dit dan in de goede vorm en breidt eventueel uit, bijvoorbeeld: Kind: ‘Niet hond!’ Ouder: ‘Ja, dat is geen hond, dat is een leeuw.’ • Zing liedjes met uw kind en moedig hem aan mee te zingen. Laat uw kind bijvoorbeeld het laatste woord aanvullen. Het onthouden gaat makkelijker met begeleidend bewegen. • Bekijk plaatjesboeken en vertel er eenvoudige verhaaltjes bij, zoals: ‘Dat meisje doet haar jasje aan. Het is koud buiten. Het sneeuwt. Wat gaat ze doen? Ja, ze gaat op de slee zitten.’ • Praat over dingen die u samen ziet als u bijvoorbeeld op de fiets zit, op straat loopt of in het bos wandelt. Maak uw kind attent op dingen in de omgeving, bijvoorbeeld: ‘Hoor je het vliegtuig?’ ‘Kijk eens, een mooie bloem!’
7
2.4 Uw kind maakt eenvoudige drie- tot vijfwoordzinnetjes
• S preek rustig en duidelijk wanneer u met uw kind praat. Zo kan hij rustig en geconcentreerd luisteren en de verschillen horen tussen wat u zegt en hij zelf zegt. • Neem niet de kindertaal over, maar blijf uw kind geduldig het goede voorbeeld geven. Herhaal de woorden op de goede manier zonder uw kind terecht te wijzen. Bijvoorbeeld: Kind: ‘Mamma is tout!’ Moeder: ‘Vind jij mamma stout?’ • Plaag uw kind niet met zijn praten en lach hem niet uit als hij een woord nog niet goed uitspreekt of een zin nog niet goed vormt. Het gaat erom wat uw kind zegt, niet hoe hij het zegt. • Neem de tijd om naar uw kind te luisteren en toon interesse door gericht vragen te stellen. Praat met uw kind over dingen die u samen ziet of doet. • Lees regelmatig voor uit boekjes met veel plaatjes. Kinderen vinden het meestal fijn om regelmatig een bekend boek te bekijken. Zij kunnen na verloop van tijd uw zinnen aanvullen of zelf het verhaaltje vertellen. • Zing liedjes met uw kind. Ook is het leuk om samen te luisteren naar een cd met kleuterliedjes. Dwing uw kind niet tot praten als hij daar geen zin in heeft. • Kinderen herhalen en haperen vaak in deze periode van de taalont- wikkeling. Dit is een normaal verschijnsel, dat meestal van voorbijgaande aard is. Geef uw kind de tijd om uit te spreken en laat merken dat u hem begrepen heeft. • Het is in deze fase nog te moeilijk voor uw kind om al een gebeurtenis of een verhaal op een samenhangende manier te vertellen. Help uw kind door het stellen van vragen die het verhaal structureren, bijvoorbeeld: Ouder: ‘En wat gebeurde er toen? Weet je nog wat er daarna gebeurde?’
8
2.5 Uw kind spreekt moeilijk verstaanbaar
• H et kan wel tot een jaar of vijf duren, voordat uw kind alle spraakklanken goed kan uitspreken. Met name de /l/ en de /r/ zijn vaak lastig en ook de medeklinkercombinaties, zoals /str/, /kw/ en /gl/. Rustig spreken waarbij het kind uw mondbeeld goed kan zien, kan hem helpen de klanken onder de knie te krijgen. • Ga na of uw kind goed hoort. Als u hier onzeker over bent, laat het dan onderzoeken door het audiologisch centrum van VUmc. • Maak er een spelletje van om samen om de beurt geluiden te maken, bijvoorbeeld dierengeluiden, zoals ‘zzzzz’ (bij), ‘ssssss’ (slang), klakken (paard), snurken (varken), geluiden uit het dagelijks leven, zoals ‘mmmm!’ (lekker), ‘brrr’ (koud) en speelgeluiden als ‘bwwww’ (met de lippen; auto) en ‘pfff” (band die leeg loopt). • Corrigeer uw kind niet expliciet als hij een woord niet goed zegt, maar herhaal het woord rustig en duidelijk op de goede manier en laat merken dat u uw kind begrepen heeft. • Als u uw kind niet kunt verstaan, zeg dan: ‘Ik versta het niet goed. Kun je het nog een keer zeggen?’ Als hij dan onverstaanbaar blijft, zeg dan ‘Sorry, maar ik kan je niet verstaan, kun je het ook anders zeggen of aanwijzen?’; als u dan begrijpt wat hij bedoelt, zegt u het woord rustig en duidelijk op de goede manier. Blijft hij onverstaanbaar? Probeer dan op een andere manier achter zijn bedoelingen te komen. • Kijk samen naar plaatjesboeken en laat, als u zelf een paar keer de geluiden heeft voorgedaan, uw kind de geluiden aanvullen die bij de plaatjes horen.
9
| 3. Informatie
3.1 Websites:
www.kindentaal.nl Informatie over taal en taalontwikkeling met voorbeelden, tips en verwijzing naar boeken/websites en instanties als ouders meer info willen. www.oudersonline.nl Allerlei informatie over de ontwikkeling van kinderen van baby tot en met de pubertijd.
3.2 Folders: Een kind met taal-/spraakproblemen, informatie over kinderen met taal-/ spraakproblemen. Bevat adviezen over hoe het kind geholpen kan worden. Herziene versie 2008. Federatie van Nederlandse Audiologische Centra (www.fenac.nl) Taalontwikkeling bij baby’s, peuters en kleuters voor ouders met kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar. Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) (www.kindentaal.nl).
3.3 Boeken:
De taal van je kind, een uitgebreide beschrijving van de taalontwikkeling. M. Verrips, Kosmos Z&K, Utrecht/Antwerpen, ISBN 90 215 3385 Taalontwikkeling en taalstimulering van peuters en kleuters. S.M. Goorhuis-Brouwer, uitgeverij SWP, ISBN 97 890 6665 8776 Praten doe je met z’n tweeën. A. Manolson, NIZW uitgeverij, ISBN 90 5050 368 3
10
3.4 vragen
Als u nog vragen heeft, neem dan gerust contact op met het SpraakTaalteam van het Universitair Audiologisch Centrum VUmc. Telefoonnummer: (020) 444 0969 E-mail:
[email protected]
11
205030
VU medisch centrum© januari 2014 www.VUmc.nl
12