CRB 2008-1600 DEF COB 08.10.50 LG bijzondere raadgevende commissie Bouw
ADVIES VAN DE BRC BOUW BETREFFENDE HET WOONBELEID IN BELGIË: HOE HET RECHT OP WONEN WAARMAKEN?
Stapstenen naar een duurzaam woonbeleid in België
Brussel, 9 december 2008
2
CRB 2008-1600 DEF COB 08.10.50
ADVIES VAN DE BRC BOUW BETREFFENDE HET WOONBELEID IN BELGIË: HOE HET RECHT OP WONEN WAARMAKEN?
Stapstenen naar een duurzaam woonbeleid in België
Inleiding Op haar vergadering van 8 oktober 2007 nam de bijzondere raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf kennis van de onderzoeksresultaten uit de monografie ‘Wonen en woonomgeving in België’, gerealiseerd op basis van de gegevens uit de Socio-Economische Enquête (SEE) 2001 werd. Het betrof een multidisciplinair onderzoek dat kaderde binnen het ATLAS-programma van het Federaal Wetenschapsbeleid en werd uitgevoerd onder leiding van de professoren Dominique VANNESTE (K.U. Leuven), Luc GOOSSENS (Universiteit Antwerpen) en Isabelle THOMAS (Université Catholique de Louvain-La-Neuve). Het rapport omvat een verklarende (sociaal-economische, demografische en ruimtelijke) sociologische en sociaal-geografische procesanalyse van de ontwikkeling van het Belgische woningbestand. Gezien de rijkdom aan woning- en bewonerskenmerken beschouwt de bijzondere raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf de monografie als een bijzonder waardevol document, van waaruit enkele nuttige beleidssuggesties kunnen worden geformuleerd. De raadgevende commissie wil, op eigen initiatief, door middel van dit advies daartoe een aanzet geven en enkele principes op de voorgrond plaatsen, die beantwoorden aan de invulling van een ambitieus en doeltreffend woonbeleid met respect van de huidige bevoegdheidsverdeling over de verschillende beleidsniveaus.
Basisprincipes PLEIDOOI VOOR EEN WOONBELEID AFGESTEMD OP DE BEHOEFTEN Tal van studies signaleren voor het overgrote deel van de bevolking kwaliteitsvolle tot erg comfortabele woonomstandigheden. Toch resten er (opvallend) ontoereikende woonvoorwaarden voor omvangrijke bewonerscategorieën. Die situatie impliceert extra inspanningen inzake het recht op behoorlijk wonen voor de betrokken doelgroepen (bijvoorbeeld de kansarme huishoudens, ouderen, …). Zonder afbreuk te doen aan het beleid ter bevordering van eigendomsverwerving bepleit de bijzondere raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf in dit verband een efficiënt gebruik van de (federale fiscale) begrotingsmiddelen: meer overheidssteun ter bevordering van individueel woningbezit moet ten goede komen van bewonerscategorieën die er echt nood aan hebben. Bescheiden inkomenscategorieën moeten dankzij de overheidssteun effectief eigenaar kunnen worden. En ook huurders die geen eigenaar kunnen worden, moeten substantiële overheidssteun kunnen genieten. Gezien de geschetste situatie, bepleit de raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf een woonbeleid dat uitdrukkelijk tegemoet komt aan de behoeften en mogelijkheden van de zwakste bewonerscategorieën.
CRB 2008-1600 DEF COB 08.10.50
3
PLEIDOOI VOOR EEN BETERE COÖRDINATIE
VAN DE BEVOEGDHEDEN INZAKE WOONBELEID
Voor niet ingewijden lijkt huisvesting als beleidsmaterie sinds de hervorming van de Belgische staat ten onrechte een bij uitstek regionale aangelegenheid. Nochtans betreft de woningsector een gedeelde bevoegdheid tussen de federale, regionale en lokale overheden. Deze situatie maakt het niet eenvoudig om een doeltreffend woonbeleid te voeren. Rekening houdend met de huidige politieke ontwikkelingen vraagt de raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf voor het woonbeleid een betere coördinatie van de bevoegdheden tussen de verschillende beleidsniveaus. PLEIDOOI VOOR EEN DUURZAAM WOONBELEID Onder meer op de achtergrond van de wereldwijde kwetsbaarheid van het milieu en de problematisch stijgende energiebehoeften, maar ook gezien het vergrijzingsprobleem vertoont het Belgische woningpark opvallende lacunes. Die kwetsbaarheid veroorzaakt zowel algemeen maatschappelijke kosten (cfr. Kyoto-verdrag: onnodige CO2-uitstoot) als individuele meerkosten (onder meer onvoldoende isolatie en onaangepaste woonsituatie voor ouderen), vooral voor de meer bescheiden huishoudens. De raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf vraagt een intensief en gecoördineerd federaal en regionaal duurzaam woonbeleid. *** In wat volgt schetsen we per deelaspect eerst bondig de betrokken ‘probleemsituatie’. Vervolgens formuleren we op basis van de vermelde basisprincipes een aantal beleidssuggesties.
DOELSTELLINGEN 1. PLEIDOOI VOOR EEN GEÏNTEGREERD WOONBELEID (Ook) het woonbeleid blijkt erg verkokerd uitgevoerd, zonder veel doordachte en effectieve inspanningen tot onderlinge kruisbestuiving met andere relevante beleidsterreinen zoals energie, inkomen, leefmilieu, ruimtelijke ordening, zorg, … De raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf komt op voor een geïntegreerd woonbeleid dat optimaal rekening houdt met het multidimensioneel karakter van de woonproblematiek, en zodoende: -
kwaliteitsbewaking en renovatie integreert met energievriendelijke steunmaatregelen; huisvestingsinspanningen kadert in de context van buurt en wijk en van stad en dorp; wonen en zorg combineert vanuit een selectieve bekommernis om de noden en behoeften van de (zwakke en kwetsbare) bewonerscategorieën.
4
CRB 2008-1600 DEF COB 08.10.50
2. PLEIDOOI VOOR EEN BELEID VAN KWALITEITSBEWAKING EN –VERBETERING Hoewel het Belgische woningbestand overwegend behoorlijk van kwaliteit is, vertoont het in de drie regio’s behoorlijk wat kwalitatief minderwaardige en onaangepaste woningen die afbreuk doen aan het recht op volwaardig wonen voor iedereen. De raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf vraagt een beleid van doordachte en sociaal verantwoorde kwaliteitsbewaking en –verbetering met prioriteit voor: -
de slechtste segmenten van de woningmarkt, te weten de private huurwoningmarkt in de stedelijke gebieden; energievriendelijke woninginvesteringen die voldoende toegankelijk zijn voor bewoners met een bescheiden inkomen, waaronder private huurders; de afbraak en vervangende nieuwbouw van (oude) woningen die technisch gesproken niet voor energievriendelijke ingrepen in aanmerking komen; de bouw van nieuwe woningen die noodzakelijk zijn om de huidige vraag naar aangepaste kleine woningen (bestemd voor ondermeer kleinere huishoudens en bejaarden) op te vangen.
3. PLEIDOOI VOOR BETAALBAAR WONEN Hoewel België bij uitstek een land van eigenaars is, kampen heel wat huishoudens met problemen van betaalbaarheid. De raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf bepleit in dat verband extra inspanningen voor: -
-
de bouw van voldoende sociale huurwoningen door de drie regio’s; substantiële regionale huursubsidies voor alle huishoudens met een te hoge woonlast; een fiscale korting voor particuliere verhuurders die investeren in de bouw en de renovatie van particuliere huurwoningen, en die deze woningen voor een voldoende lange tijd tegen een redelijke huurprijs verhuren aan de prioritaire doelgroepen voor een sociaal woonbeleid; overheidstegemoetkomingen (onder meer voor onderhoud en renovatie) waarop ook bescheiden inkomenstrekkers (waaronder huurders) reëel aanspraak kunnen maken; tegemoetkomingen die de toegang tot water, gas en elektriciteit voor iedereen waarborgen; een BTW-tarief van 6% voor de bouw en renovatie van de enige gezinswoning, woningen bestemd voor de huurmarkt en de sociale woningbouw.
4. PLEIDOOI VOOR EEN TERRITORIAAL SELECTIEF WOONBELEID Het woonbeleid in België vertoont opvallend sterke centralistische trekken. De raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf bepleit voldoende aandacht voor specifieke regionale, subregionale en lokale behoeften en mogelijkheden. De raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf bepleit een territoriaal selectief woonbeleid waarin:
5
-
-
CRB 2008-1600 DEF COB 08.10.50
de specifieke woningmarktsituaties gekaderd worden in een beleid van stads- en dorpsvernieuwing; de gemeentebesturen voldoende middelen en gekwalificeerd personeel ter beschikking krijgen om op hun territorium een hoogstaand aangepast lokaal woonbeleid te voeren in nauw overleg met de plaatselijke woonactoren; de huidige werkgebieden van publieke woonactoren (intercommunales, ocmw’s, sociale huisvestingsmaatschappijen, sociale verhuurkantoren, …) geëvalueerd worden in functie van een beredeneerde afbakening van woningmarktgebieden als basis voor intergemeentelijke samenwerking; de hogere overheden (provinciebesturen en regionale en federale overheden), complementair aan het lokale beleid de bovenlokale woningmarktprocessen voor hun rekening nemen.
5. PLEIDOOI VOOR EEN WOONBELEID MET LANGE TERMIJNPERSPECTIEVEN Het woonbeleid in België heeft uitdrukkelijk nood aan de economische en maatschappelijke ontwikkelingen op de middellange en lange termijn. Zo moeten de effecten van de huidige vergrijzingsprocessen uitdrukkelijk in rekening worden gebracht en moeten de implicaties van de daarop volgende mortaliteitsgolf de nodige aandacht krijgen. De raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf bepleit bij het woonbeleid op alle bestuurlijke niveaus uitdrukkelijke aandacht en inspanningen ter bevordering van: -
visievorming en planning op de korte, middellange en lange termijn; en bijbehorend, voldoende (gekwalificeerd) personeel en budgettaire middelen; structurele en complementaire samenwerking tussen de verschillende woningmarktactoren.
6. PLEIDOOI VOOR EEN WETENSCHAPPELIJK ONDERBOUWD WOONBELEID De complexe en volatiele maatschappelijke bedding die de woningmarkten mee vorm geeft, verplicht de overheden onafgebroken tot een objectieve, d.w.z. wetenschappelijke inschatting van de gang van zaken, van noden en behoeften, en van mogelijkheden en hindernissen. Zeker in de mate dat aan lokale besturen wordt gevraagd een eigen woonbeleid op poten te zetten, moet de stroomlijning van het onderzoek bewaakt worden. In dit verband mag worden verondersteld dat alle gemeenten alvast een beroep kunnen doen op een gemeenschappelijke dataset en dat ook de criteria en de methodologie onderlinge vergelijking en bovenlokale inzichten garanderen. De bijzondere raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf vraagt een woonbeleid gebaseerd op een systematische en nauwgezette wetenschappelijke analyse van de sociaal-economische determinanten en karakteristieken van de ontwikkelingen op de woningmarkt. De uitkomsten van die studies moeten fungeren als verantwoording van de beleidsbeslissingen inzake wonen. Meer bepaald vraagt de bijzondere raadgevende commissie voor het Bouwbedrijf in dit verband de uitdrukkelijke garantie dat de ontwikkelingen op de woningmarkt tot op het niveau van de statistische sectoren in kaart gebracht blijven (zoals tot nu toe in de volks- en woningtellingen en in de Sociaal-Economische Enquête 2001 het geval was). __________________