ADVIESRAAD PARTICIPATIE EN INTEGRATIE / ADVIES STAGEPLAATSEN ALLOCHTONE JONGEREN 15 juli 2011
INLEIDING Bij een deel van de allochtone leerlingen in het voortgezet (beroeps)onderwijs, bij hun ouders en in hun omgeving bestaat het beeld dat het voor deze groep leerlingen moeilijker is om een stageplaats te vinden dan voor autochtone leerlingen. De Adviesraad heeft besloten te onderzoeken of deze beeldvorming terecht is; om bij een bevestigende uitkomst te onderzoeken welke maatregelen genomen moeten worden om dit onderscheid op te heffen en meer stageplaatsen voor allochtone jongeren te creëren. Blijkt de heersende beeldvorming binnen de allochtone gemeenschap onterecht te zijn, dan dient aangegeven worden hoe deze kan worden bijgesteld. De Adviesraad heeft diverse betrokkenen 1gesproken om een goed beeld te krijgen van de problematiek. In dit advies verwoorden wij onze bevindingen, stellen wij een oplossing voor; alles samengebracht in een aantal aanbevelingen en een ‘Tenslotte’. ANALYSE Het antwoord op de onderzoeksvraag: ‘ vinden allochtone leerlingen moeilijker een stageplaats dan autochtone leerlingen?’ is niet eenduidig. De zelforganisaties herkennen het beeld dat allochtone jongeren soms lastig een stageplaats kunnen regelen. Zij ervaren regelmatig dat jongeren écht geen stageplaats vinden; soms met het gevolg dat zij hun opleiding niet kunnen afronden. Sommige geïnterviewde professionals merken geen verschil tussen allochtone en autochtone leerlingen bij het vinden van een stageplaats; allochtone jongeren kost het echter vaker aanzienlijk meer moeite om de stage te houden en deze succesvol te doorlopen en af te ronden. Anderen zien wel dat allochtone leerlingen meer moeite moeten doen om een geschikte stageplaats te vinden dan autochtone leerlingen. Daarnaast heeft een aantal midden- en kleinbedrijven een voorkeur voor studenten met een christelijke levensovertuiging; allochtone stagiaires worden daar niet voorgesteld door de scholen.
1
Gesprekspartners: (vertegenwoordigers van) Regionaal Meldpunt Schoolverlaters RMC, Adviesgroep Marokkaanse Nederlanders Ede( AMNE), ROC A12, Scholengemeenschap ’t Streek, Edese Turkse Sociale Culturele Vereniging, Service Punt Jongeren Ede-Wageningen. Ook is met een aantal studenten gesproken over hun ervaringen met stageplaatsen.
1
Alle betrokkenen zijn het over eens dat een deel van de allochtone leerlingen tijdens de stageperiode meer problemen ervaart dan hun autochtone medeleerlingen. Die problemen vinden hun oorsprong vooral in de houding en het gedrag van de jongeren, maar ook de aanpak van de stages binnen onderwijsinstellingen en stagebedrijven draagt zeker bij aan deze problematiek. Tenslotte blijkt uit de interviews dat ook de ouders vaker hun verantwoordelijkheid moeten nemen, omdat zij een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het laten slagen van de stage van hun kind. De leerling Vrijwel alle betrokkenen zijn het erover eens dat een allochtone leerling bij het zoeken naar een stageplaats regelmatig tegen problemen aanloopt, maar dat tijdens de stage het vooral de eigen houding van de student is die problemen veroorzaakt. Allochtone jongeren zoeken soms onvoldoende pro-actief naar een stageplaats. Ook ontbreekt het hen vaker dan autochtone jongeren aan een netwerk binnen de familie- of kennissenkring, waarbinnen zij een stageplek kunnen vinden. Leerlingen die er niet in slagen om zelf een stageplek te regelen, worden door de school bij een werkgever voorgesteld. Zij zijn dan vaak minder gemotiveerd dan de leerlingen die zelf hun stage hebben geregeld. Jongeren maken vaak een weinig doordachte studiekeuze en hebben weinig oog voor het baanperspectief van hun studierichting of –niveau. Zij laten zich vaak leiden door wat vrienden doen en sommigen kiezen voor een opleiding die onder hun niveau ligt. Hieruit volgt dat de leerlingen vaker een irreëel, geromantiseerd beeld hebben van wat zij tijdens de stage kunnen verwachten en dan valt de werkelijkheid tegen. Ook in praktische zin hebben leerlingen zelden een goed en helder beeld van wat de stage inhoudt en wat dan van ze verwacht wordt. Tijdens een stage moeten immers ook werkzaamheden worden verricht die de leerlingen als minder leuk ervaren en die oninteressant zijn (koffie halen, kopiëren). Leerlingen ervaren het soms als oneerlijk dat stages niet betaald worden; ze vinden dan dat het bedrijf daarom niet te veel van hen kan vragen. Ook verwachten ze dan dat het bedrijf rekening houdt met hun wensen of omstandigheden, zoals aangepaste werktijden in verband met betaalde bijbaantjes e.d. Al deze factoren zorgen ervoor dat de motivatie om de stage goed te volbrengen afneemt. Ongemotiveerde leerlingen komen steeds vaker te laat, komen afspraken niet na en zetten zich niet meer in voor een goed resultaat. Bedrijven die eerder negatieve ervaringen hebben gehad met slecht functionerende allochtone stagiaires zullen daardoor soms nieuwe stagiaires terughoudend ontvangen. Zodra allochtone jongeren merken dat zij anders bejegend worden dan hun autochtone medestagiaires, leidt dit tot het gevoel gediscrimineerd te worden. Waar vorige generaties discriminatie als een voldongen feit beschouwden waar ze weinig aan konden veranderen, reageert de huidige generatie hier wel heftig op. Het idee gediscrimineerd te worden heeft uiteraard een negatieve weerslag op de motivatie en inzet van de stagiaire. Veel jongeren gaan ervan uit dat je voor alles wat je doet iets terug moet krijgen. Maar cruciaal is dat jongeren er goed bewust van moeten worden gemaakt hoe belangrijk een succesvolle stage voor hen kan zijn. Een goede stage levert namelijk zeker iets op: kennis van het vak waarvoor men studeert, sociale vaardigheden op de werkplek, betrokkenheid bij een bedrijfsproces. Vaak is een goed afgeronde stage ook noodzakelijk om de studie te kunnen voortzetten en zorgt een stage voor de uitbreiding van hun netwerk , met soms zelfs kans op een vast baan. 2
De onderwijsinstellingen Scholen bereiden leerlingen in de lessen voor op hun stage en op het solliciteren naar een stageplaats. Voor tachtig procent van de leerlingen is deze voorbereiding voldoende. Voor de overigen is extra begeleiding vereist, waarbij vooral het verwachtingspatroon ten aanzien van de stage moet worden bijgesteld. Het doel van de stage moet duidelijk zijn en ook wat het bedrijf van de stagiaire verwacht en wat de stage hen oplevert. Aandacht voor sociale en communicatieve vaardigheden is van groot belang. In het verleden zijn leerlingen van het VMBO door ROC-studenten gecoacht tijdens hun stage. Dit was voor alle betrokkenen succesvol. De school wijst leerlingen die zelf geen stageplaats kunnen regelen toe een plek toe bij een bedrijf. Het komt voor dat leerlingen stage lopen bij een bedrijf dat geen duidelijke stageopdracht voor hen heeft. Stagiaires die (nog) niet gewend zijn om hier zelf initiatieven in te nemen zullen hier vastlopen. De school moet bij de matching tussen leerling en een stagebedrijf veel meer rekening houden met de talenten, attitude, vaardigheden en gebreken van de individuele leerling. Voor leerlingen die wat minder stevig in hun schoenen staan is het juist van groot belang dat de eisen van de stage aansluiten bij wat de leerling kan, zodat de stagiaire zijn kennis kan benutten. De stagiaire ‘groeit’ hierdoor en het bedrijfheeft dan maximaal profijt van de tijd en energie die men in de begeleiding van de stagiaire steekt. Jongeren maken hun opleiding om diverse redenen soms niet af. Regelmatig is de oorzaak hiervan een foute schoolkeuze. Het aannamebeleid is hier vaak debet aan. Vaak worden jongeren voor studierichtingen aangenomen waar weinig of geen baanperspectief voor is, en waar vaak ook geen stageplaatsen te vinden zijn. Dit geldt vooral voor de BOL. Voor de BBL moet een jongere bij aanmelding voor de opleiding aantonen dat er al een werkplek is bij een werkgever. Voor beide opleidingen geldt , dat als door welke oorzaak ook een stage niet volbracht kan worden, de opleiding soms niet voortgezet kan worden. Voor jongeren die daardoor vastlopen is er een vangnet onder de noemer ‘ de wet WIJ’ , uitgevoerd door het Service Punt Jongeren. Jongeren tot 27 jaar worden hier geholpen bij een school- of beroepskeuze en alles wat daarbij komt kijken. Scholen zijn verplicht leerlingen die hun studie niet af (kunnen) maken uit te schrijven, anders kunnen ze geen beroep doen op de wet WIJ. Deze uitschrijving laat soms erg lang op zich wachten, wat verband houdt met de financiering van het onderwijs. Pas na uitschrijving kan het Servicepunt de hulpverlening in het kader van de wet WIJ beginnen en kan de doorstart naar een nieuwe opleiding of werk gemaakt worden, vaak met ernstige vertraging. Zowel met leerlingen van ’t Streek als ROC A12 is gesproken. Zij zien zeker het belang van een stage in, maar vinden de stages vaak te kort en zouden graag meer en langer stage willen lopen. Bedrijven laten scholen weten dat zij graag zien dat het onderwijs veel meer investeert in lessen in het Nederlands. Het taalgebruik van jongeren wordt steeds slechter, mede door de invloed van straattaal en MSN. Dit geldt zowel voor allochtone als autochtone jongeren.
De ouders Tijdens de stage is ouderbetrokkenheid belangrijk, zeker wanneer de leerlingen kampen met een gebrek aan motivatie. Ouders van allochtone leerlingen zijn vaker (te) weinig betrokken. Zij komen 3
minder vaak naar informatie-avonden. Dit geldt niet alleen voor de minderjarige leerlingen, van wie de ouders direct benaderd worden, maar zeker ook voor de ouders van meerderjarige leerlingen, die de informatie van de kinderen moeten krijgen. Leerlingen informeren hun ouders niet of nauwelijks over wat er speelt op school of houden voor ouders bestemde informatie achter. Gebrek aan informatie leidt dan weer tot nog minder betrokkenheid. Behalve dat scholen merken dat niet alle informatie de ouders bereikt, ervaren zij ook dat het onderwerp van de informatie invloed heeft op het al of niet reageren door de ouders. Als er bijvoorbeeld een werkweek wordt georganiseerd reageren ouders soms wel snel om te laten weten dat hun dochters om culturele of religieuze redenen niet mogen deelnemen. De mindere ouderbetrokkenheid is nadelig voor allochtone leerlingen, bijvoorbeeld bij het maken van de schoolkeuze en het doorlopen van een stage. Zelforganisaties onderkennen het belang van ouderbetrokkenheid zeker en proberen hun achterban hiervan bewust te maken. De werkgevers De Rabobank heeft in samenwerking met ROC A12 een project opgezet om stagiaires op een stage voor te bereiden. Jongeren lopen een aantal dagdelen met een medewerker mee om te leren hoe je je moet gedragen op een werkplek en wat er ten aanzien van sociaal gedrag, houding en communicatie van de stagiaire verwacht kan worden. Vaardigheden die algemeen gelden voor diverse stageplekken. Dit geeft goede resultaten. Negatieve ervaringen met minder gemotiveerde allochtone stagiaires kan bij bedrijven tot een negatieve bejegening van een volgende stagiaire leiden. Dit is begrijpelijk. Maar het is belangrijk dat men stagiaires als individu blijft zien, benaderen en beoordelen. Alleen dan kan de in de stagiaire te investeren tijd en energie voor beide partijen profijt opleveren. Bedrijven moeten in de voorbereiding, tijdens en na afloop van de stage deze met zowel de leerling als de school evalueren. Bedrijven kunnen zo aangeven of de aansluiting tussen opleiding en stage goed is. De school kan de afstemming desgewenst verbeteren. Conclusie Allochtone stagiaires ondervinden tijdens hun stages vaker problemen dan hun autochtone collega’s. Alle direct betrokkenen: de leerlingen, de onderwijsinstellingen, de ouders en de stagebedrijven kunnen en moeten activiteiten ontwikkelen die bijdragen aan een succesvolle stage.
AANBEVELINGEN Onderwijsinstellingen Leerlingen maken te vaak een foute school- en beroepskeuze. Onderzoek waar dit fout gaat: Schooldecanen van middelbare scholen moeten beter de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt volgen. Dit om te voorkomen dat leerlingen op grond van verkeerde verwachtingen een beroepsopleiding gaan volgen.
4
Sluit de door beroepsopleidingen verstrekte informatie aan bij wat de studenten echt willen weten? Wordt bij het vullen van de diverse beroepsopleidingen voldoende rekening gehouden met het baanperspectief? En als een aantal studenten groepsgewijs van opleiding verandert, wat is dan de echte motivatie? Het aannamebeleid op de ROC’s moet beter aansluiten bij de vraag op de arbeidsmarkt. Als de prognoses voor stageplaatsen en banen voor een studierichting slecht zijn, zouden hiervoor geen leerlingen moeten worden toegelaten. Leerlingen die het niet redden in de BBL moeten tijdig het advies krijgen om over te stappen naar de BOL. Scholen moeten leerlingen tijdig uitschrijven, zodat zij vanuit de wet WIJ tijdig begeleiding kunnen krijgen.. Scholen moeten direct bij de eerste gesprekken over de schoolkeuze jongeren en ouders goed informeren over wat de opleiding inhoudt , wat het betekent en vraag van de jongeren en van de begeleiding van de ouders. Ook moet duidelijk zijn wat het belang is van alle aspecten van de opleiding, zoals het volgen van de lessen en van het goed doorlopen van de stageperiode(s). Daarbij moet informatie verstrekt worden over wat een leerling en een werkgever in een BBL-traject of tijdens een stage van elkaar kunnen verwachten. Leerlingen moeten ervan doordrongen worden dat zij het zonder inzet en de juiste motivatie niet redden en dat bij een goede stageplaats het salaris (BBL) of de stagevergoeding van ondergeschikt belang zijn. Van groot belang is wél een goede stagebegeleiding door de werkgever. Vooral ouders van meerderjarige studenten missen veel informatie. Onderzoek of en op welke manier het mogelijk is hen direct te informeren en monitor of de te nemen maatregelen tot het gewenste resultaat leiden, nl. dat hun kinderen hun opleiding met een goede stage succesvol afronden. Een mogelijkheid om ouders direct te informeren is om de ouders aan het begin van het schooljaar een jaarkalender te geven waarop de bij te wonen ouderavonden, informatieavonden, uitreiken van studieresultaten e.d. vermeld staan. Ouders kunnen dan aan de bel trekken als hun kind de aangekondigde informatie achter houdt. Ga bij het koppelen van een leerling aan een stagebedrijf uit van de leerling. Zijn/haar capaciteiten en beperkingen moeten hierin richtinggevend zijn. Maak goede afspraken met de werkgever over de invulling van de stage, zodat de werkzaamheden passen bij opleiding en het niveau van de stagiaire en beide partijen profijt van hun inzet hebben. Bedrijven zullen dan vaker bereid zijn stagiaires te plaatsen. Leerlingen moeten goed voorbereid worden op hun stage. Inventariseer waar bij welke leerling de pijnpunten zitten in houding, gedrag, motivatie en verwachtingen t.a.v. de stage. Breng de leerlingen in contact met afgestudeerde, inmiddels succesvolle allochtone jongeren. Zij kunnen als rolmodel fungeren en over hun ervaringen vertellen; óók dat zij tijdens een stage zijn begonnen met koffie halen. Investeer in de coaching en begeleiding van leerlingen. Het project waarin studenten van ROC A12 vmbo-leerlingen coachten was voor beide partijen succesvol. Omdat werkgevers vaak klagen dat de taal niet goed beheerst wordt, moet hier waar nodig extra aandacht aan besteed worden.
5
Werkgevers Onderzoek of het eerder genoemde één op één coachen van studenten door medewerkers van bedrijven (zoals hierboven vermeld de Rabobank) als voorbereiding op een praktijkstage door meer bedrijven wordt opgepakt, zodat alle studenten dit traject minimaal eenmaal kunnen doorlopen. Werkgevers moeten stagiaires alleen accepteren als men ze ook kan begeleiden en passend werk voor hen heeft. De leerlingen moeten ervaren dat men op hen rekent en dat ze verantwoordelijkheden krijgen die ze kunnen dragen. Voor bedrijven zijn stages van 1 of 2 weken of stages met maar een paar dagen per week gedurende een langere periode vaak lastig in te vullen en daardoor minder interessant. Werkgevers moeten dit bij de scholen bespreekbaar maken. Stages moeten immers voor zowel de leerlingen als de bedrijven zin hebben. Werkgevers moeten bewust gemaakt worden dat elke stagiaire een kans verdient. Negatieve ervaringen moeten met de scholen besproken worden, zodat deze in de toekomst voorkomen worden. Daarnaast moet een meldpunt worden ingericht waar leerlingen en docenten kunnen aangeven welke bedrijven geen allochtone stagiaires aannemen, zodat zij daarop aangesproken kunnen worden. Ouders Onder de kop ‘scholen’ hebben wij aangegeven dat de onderwijsinstellingen een aantal maatregelen moeten ontwikkelen om ouders meer en directer bij alle aspecten van de opleiding van hun kinderen te betrekken. Daarnaast zijn de zelforganisaties zich goed bewust van de noodzaak van die ouderbetrokkenheid, maar ervaren hoe moeilijk het is hier iets aan te doen. Zoek met alle betrokkenen naar wegen om de benodigde informatie op een goede manier bij de ouders over te brengen. Organiseer bijvoorbeeld een presentatie bij de zelforganisaties om de ouders te informeren hoe het systeem (school en stage) werkt en hoe de ouders hun kinderen kunnen steunen. Met steun van hun ouders presteren leerlingen beter. Tenslotte: Het PARTNERPLAN Hierboven staat een groot aantal aanbevelingen voor de diverse betrokkenen, die moeten leiden tot een oplossing van de geschetste stageproblematiek. . Veel aanbevelingen overlappen elkaar en raken elkaar. Als niet alle partijen dit probleem aanpakken en bijvoorbeeld de school wel iets oppakt, maar de werkgever niet thuis geeft, blijft het gewenste resultaat uit. Daarom zet de Adviesraad in op de ontwikkeling van een Partnerplan waarin ouders, stagebedrijf en school samenwerken. Dit plan bevat haalbare doelen, actiepunten voor de verschillende partijen en stelt instrumenten voor om deze te bereiken. Het plan waarborgt een goede samenwerking tussen de partijen om gezamenlijk de randvoorwaarden voor een succesvolle stage te creëren. Een partnerplan wordt voor elke leerling opgemaakt en zal door alle partijen, zeker ook de leerling, als een committent beschouwd moeten worden. Het Partnerplan moet gemaakt worden aan de hand 6
van een checklist waarin alle mogelijke aandachtspunten aan bod komen. Voor de ene leerling zal meer aandacht en begeleiding nodig zijn dan voor de andere. Voor allen geldt dat er tijdens de studie een aantal meet- en evaluatiemomenten in opgenomen moeten worden. De Adviesraad beveelt de Gemeente Ede stellig aan een stuurgroep samen te stellen die de uitwerking en invoering van het Partnerplan realiseert. In de stuurgroep moeten stagebedrijven, scholen en zelforganisaties (ouders) zitting nemen. Mogelijk dat ook Edese Uitdaging hierbij betrokken kan worden. De hierin actieve, sociaal betrokken werkgevers hebben immers een uitgebreid netwerk in de Edese regio.
7