ADVIES Jongeren en (geen) centen
1
Anno 2009 raken steeds meer jongeren in financiële problemen. Op 15 oktober 2009 organiseerde de Vlaamse Jeugdraad een studiedag over “Jongeren en (geen) centen” samen met Steunpunt Jeugd en Vleva. Jongeren, OCMW’s, financiële instellingen en de overheid verkenden samen hoe we jongeren kunnen leren omgaan met geld. Het advies is gericht aan de betrokken Vlaamse en federale ministers. 1
Bron: website EW32, Serious Urban Games i.s.m school in Gent. Een cartoon van jongeren gemaakt over hun schulden. Het is voor jongeren niet altijd simpel om de overvloed aan reclame te weerstaan. Het kan zelfs zo ver gaan dat ze andere mensen willen overvallen omdat ze niet opgewassen zijn tegen de verleiding van de “koopjes”.
1
VLAAMSE JEUGDRAAD 04 november 2009
ADVIES 09/16
Jongeren en (geen) centen De Vlaamse Jeugdraad in vergadering op 4 november 2009 onder voorzitterschap van Stijn Jacobs en waarbij aanwezig waren: Tim Barbaix, Dagmar Beernaert, Hakim Benichou, Lieven Casteels, Lies Corneillie, Joris De Bleser, Lieke De Jans, Kara Eestermans, Kwinten Fort, Helen Henrioulle, Nele Van Gils, Koen Verbruggen, Caroline Verschueren Brengt unaniem het volgende advies uit:
1.
Situering
Steeds meer jongeren verdienen al op jonge leeftijd hun eigen geld. Ze staan zelf in voor hun studies of kot, pikken in hun vrije tijd graag een concert mee of hebben de centen simpelweg nodig om op eigen benen te staan. Zeker in tijden van economische crisis halen jongeren ‘het vinden van een job om geld te verdienen’ aan als belangrijkste droom voor de toekomst.2 Een niet mis te verstane boodschap… Maar zijn jongeren gewapend om op een verstandige manier met geld om te gaan? Reclame van banken en grote bedrijven richt zich alsmaar meer op jongeren en verleidt hen om allerhande dure dingen te kopen. Kopen op krediet is bovendien ook makkelijk, en financiële instellingen promoten het als een vanzelfsprekend betaalmiddel voor grote en kleine aankopen. Op dat moment moet je als consument sterk in je schoenen staan om aan deze verleidingen te weerstaan. Het wordt een hele klus om je geld op een goede manier te beheren. En als het fout loopt, riskeer je schulden te maken. Het aantal jonge mensen met budgettaire problemen is de laatste jaren fel toegenomen. Bijna 1 op 5 mensen in de schuldbemiddeling is jongvolwassen (tussen 20 en 29 jaar). Daarbij is er een oververtegenwoordiging van jongeren met een lager secundair diploma, BSO of BuSO‐diploma.3 Hoe komt het nu dat jongeren steeds meer schulden hebben? De redenering “eigen schuld, dikke bult” gaat zeker niet altijd op. Er zijn diverse oorzaken van schuldoverlast waarbij de jongeren niet altijd zelf schuld treft. Dit komt ook duidelijk naar voren in onderstaande citaten die we hebben uit gesprekken met jongeren in schulden en medewerkers van OCMW’s4: 2
Resultaten van het participatieproject KLETS!‐on‐Tour van de Vlaamse Jeugdraad, zomer 2009. Cijfers van het Vlaams Centrum Schuldbemiddeling. 4 Deze verhalen zijn afkomstig van jongeren in schulden in het kader van de campagne Budget Survival Kids van het Vlaams Centrum Schuldbemiddeling. Andere verhalen zijn verzameld op de studiedag “Jongeren en (geen) centen” op 15 oktober 2009, georganiseerd door Vlaamse Jeugdraad, Steunpunt Jeugd en Vleva. 3
2
‐
‐
‐
“OCMW’s worden vaak geconfronteerd met jongeren die gebukt gaan onder overmatige schuldenlast, huisvestingsproblemen, sociale en psychische moeilijkheden.” (een OCMW‐ medewerker) “Het leven wordt te duur: mijn inkomsten dekken niet meer voldoende de uitgaven. Ik heb een startersinkomen en moet daarmee op eigen benen staan. Met dit inkomen kan ik echt niet de grote kosten zoals de aankoop van meubelen, een huurwaarborg, een eigen wagen, dure energierekeningen en dergelijke aan.” (een jongere) “De huidige maatschappij is er één waar materialisme en consumeren een belangrijke rol spelen. Jongeren komen voortdurend in de verleiding om dure dingen aan te schaffen die ze zich soms niet kunnen veroorloven. Internet, mobiele telefoons, laptops, mp3‘s, games, digitale tv,… zijn zeer populaire producten geworden. Deze sector gaat zich via reclames vaak richten op jongeren als belangrijkste doelgroep. Het is een erg concurrentiële markt waarbij men soms heel agressief en misleidend te werk gaat, enkel om klanten te ronselen en te binden. Daar zijn jongeren vaak het slachtoffer van.” (een OCMW‐medewerker)
Op 15 oktober 2009 organiseerde de Vlaamse Jeugdraad samen met Steunpunt Jeugd en het Vlaams Europees verbindingsagentschap (Vleva) een studiedag∙ rond jongeren en (geen) centen. Meer dan 80 deelnemers, waaronder OCMW’s, financiële instellingen, beleidsmakers uit Europa en Vlaanderen en vooral jongeren, discussieerden samen over het hoe en waarom van financiële geletterdheid. Het materiaal dat uit deze studiedag kwam, gebruiken we als basis voor dit advies.
1. Motivering De economische en financiële crisis toont steeds duidelijker de problemen die al een tijdje aan het sudderen zijn. Jongeren die sneller in de schulden terecht komen, jongeren die niet gemakkelijk uit de schulden raken, te weinig informatie over hoe je met geld moet omgaan, … De ultieme vraag blijft of jongeren genoeg bagage hebben om zich verantwoordelijke en geïnformeerde consumenten te noemen en of ze voldoende gewapend zijn tegen het opbouwen van een schuldenlast.
2.1
Voor, door en met jongeren! Jongeren: onderschatte krachtpatsers
Het beleid voor schuldbemiddeling zit op verschillende niveaus en bij verschillende ministers. De Vlaamse ministers van Welzijn en Armoede zijn verantwoordelijk voor het preventiebeleid, met bijhorende campagnes en informatie. De federale minister van Ondernemen en Europese Commissie zijn dan weer verantwoordelijk voor de wettelijke bescherming van de consumenten. En op lokaal vlak ondernemen de OCMW’s zelf actie. Deze versnippering van verantwoordelijken maakt het niet gemakkelijk om een eenduidig en begrijpbaar beleid te maken. Laat staan dat dit op maat van jongeren gebeurt. Als je wil dat de beslissingen die je neemt aanslaan bij je doelgroep, is het noodzakelijk dat je de doelgroep betrekt en vertrekt vanuit hun leefwereld. Jongeren zijn ervaringsdeskundigen in het jong zijn en weten beter dan geen ander wat hun problemen zijn en hoe ze deze kunnen oplossen. Een goed beleid vertrekt dan ook vanuit deze kracht van jongeren. Een goed beleid problematiseert hen niet, maar versterkt hen. Financiële geletterdheid uitwerken in goed en globaal beleid betekent dat je samen met jongeren beslissingen voorbereidt, uitwerkt en uitvoert en dit op de verschillende niveaus (Europees, federaal, Vlaams en lokaal) en met de verschillende betrokken actoren (financiële instellingen, OCMW’s, …).
3
Dit betekent ook dat je op maat van de jongeren werkt. Betrek hen op laagdrempelige manieren en geef de stem van jongeren het nodige gewicht. Ga naar plekken waar jongeren zijn (school, jeugdorganisatie, jeugdcentrum, OCMW, festivals, …), werk doelgericht en informeer en communiceer in jongerentaal. Het zijn enkele voorbeelden hoe het beter kan.
2.2
Bescherming versus eigen verantwoordelijkheid
Financiële geletterdheid is ook een vraagstuk van bescherming versus eigen verantwoordelijkheid. Moet de overheid meer bescherming bieden aan jongeren die (nog) niet bewust omgaan met hun geld of is het hun eigen verantwoordelijkheid als ze schulden maken? Volgens ons is het een en‐en verhaal. De overheid kan uiteraard kaders creëren waarbinnen de jongeren zich kunnen bewegen, maar we willen niet dat het te betuttelend overkomt. Er is nood aan een bottom‐up benadering waarbij jongeren voldoende experimenteerruimte krijgen om te leren uit hun eigen ervaringen en fouten. 2.2.1.Wie is dan verantwoordelijk? Het beleid moet de klemtoon leggen op jongeren weerbaar maken en versterken, op ‘leren omgaan met’ en niet alleen op ‘beschermen tegen’. En dit is een verantwoordelijkheid van de ganse maatschappij. Iedereen in onze samenleving heeft de taak om onze kinderen en jongeren bewust te laten omgaan met geld. In de eerste plaats de ouders, maar ook school, jeugdwerk, begeleiders van kinderen en jongeren en de overheid. Iedereen moet zich bewust zijn van zijn voorbeeldfunctie en/of functie als vertrouwenspersoon voor de jongeren. 2.2.2.Wat heb je vandaag op school geleerd? Als je jongeren iets wil meegeven op jonge leeftijd, dan is het onderwijs een logische partner. Vanaf het schooljaar 2010‐2011 zal er in de eindtermen meer aandacht besteedt worden aan o.a. socio‐ economische vaardigheden. Onder andere het kopen van goederen, het gebruiken van financiële diensten, het kunnen beheren van eigen budget en persoonlijke administratie, het weten van mogelijke oorzaken en de gevolgen van armoede komen aan bod. We hopen wel dat dit initiatief: ‐ vertrekt vanuit de leefwereld of problemen van de jongeren zelf; ‐ speciale aandacht heeft voor de risicogroepen van jongeren uit technisch, beroeps en deeltijds onderwijs; ‐ voldoende informatie geeft over wat te doen als je afgestudeerd bent (VDAB, job zoeken, eerste tewerkstelling), over inkomsten en uitgaven, over wonen (bouwen, huren, kopen), over verzekeringen en over eventuele valkuilen; ‐ niet enkel in één les behandeld wordt en dat deze eindtermen als vakoverschrijdend gezien worden; ‐ er een duidelijke link is naar het latere leven en de actualiteit. ‐ ook ondersteund wordt door de privésector.
4
2.2.3. De privémarkt Ook banken, kredietkaartuitgevers, telecomoperatoren, … hebben een verantwoordelijkheid in dit verhaal. Als zij geld lenen of een krediet ter beschikking stellen aan iemand die niet solvabel is, zijn zij medeverantwoordelijk. Van deze instellingen verwachten we ook duidelijke en juiste informatie over de intrest die je betaalt op leningen, over hoeveel je betaalt voor een kredietkaart of de proton op de bankkaart, over de abonnementen.
2.3
Begin op tijd
2.3.1. Informatie en preventie Jongeren zijn een belangrijke consumentendoelgroep voor marketeers en daar wordt vaak op ingespeeld. Zolang er geen misleidende informatie of reclame aan te pas komt, hebben we hier geen problemen mee. Maar jammer genoeg duikt dit soort informatie en reclame vaak op. “Jong geleerd is oud gedaan”, blijft een toepasselijk spreekwoord in deze context. Als men in een vroeg stadium gerichte informatie of hulp kan bieden aan kinderen en jongeren die in een financieel ongeletterde omgeving zitten of behoren tot de risicogroep, dan kunnen er al een heel aantal problemen uitgesloten worden. Kleine geldproblemen hoeven niet automatisch te leiden tot hoge schulden als men er maar op tijd bij is om actie te ondernemen. Een eerste stap is meer toegankelijke informatie. Jongeren hebben specifieke informatiebehoeften. De informatie die ze momenteel vinden is vaak tamelijk ingewikkeld en niet aangepast aan hun leefwereld. Op deze “te ver van mijn bed show” gaan ze bijgevolg vaak niet verder in. Maar niet enkel de inhoud van de informatie is belangrijk, ook de manier van presenteren en de vindplaatsen van informatie zijn van tel. Hierin is het worldwideweb een heel belangrijke tool. Het merendeel van de jongeren vinden hun informatie via deze weg. Maar internet kan naast een zegen, evenzeer een vloek zijn. Jongeren moeten de tools krijgen om verstandig om te gaan met internet, bewust zijn dat niet elke website de juiste informatie bevat, onderscheid kunnen maken tussen een valse en juiste bron en bewust zijn van het “big brother”‐gehalte van internet. Het stimuleren van financiële geletterdheid gaat dus hand in hand met het stimuleren van media‐ en digitale geletterdheid bij jongeren. Om dergelijk informatiebeleid voor, met en op maat van jongeren te voeren is het essentieel om jongeren te betrekken bij het opstellen van informatiestrategieën zowel op het vlak van de overheid als privé. Jongeren hebben daarnaast ook nood aan ondersteuning in hun zoektocht naar antwoorden. Die ondersteuning kan aangeboden worden in verschillende contexten. Zoals op school, in het gezin, tijdens een spel in het jeugdwerk. En soms hebben jongeren ook hulp nodig. Ook hier vragen we om hulpverlening en een ondersteuningsaanbod dat toegankelijk is voor en op maat is van jongeren. Tot slot is het nodig dat jongeren tools aangeboden krijgen om als kritische consumenten door het leven te gaan. Tools die op een eenvoudige manier de jongeren prikkelen om de (soms wat saaie) informatie op te slaan en te beheersen.
5
2.4
Nood aan cijfers
Cijfers en onderzoek helpen beleidsmakers om de juiste beslissingen te nemen. Vandaar roept de Vlaamse Jeugdraad op om meer onderzoek te doen naar jongeren en geld en de schuldenproblematiek. Zeker in tijden van financiële en economische crisis is er nood aan recente informatie om in te spelen op de problemen alvorens de situatie escaleert. Hierbij is het belangrijk dat ook deze onderzoekers vertrekken vanuit de leefwereld van jongeren. Concreet denken we aan volgende onderzoeken: ‐ onderzoek bij, naar en over de meest kwetsbare groepen; ‐ onderzoek naar de aanpak van de schuldproblematiek en het effect van vaardigheden inzake budgetbeheer op langere termijn. Onderzoeksmateriaal geeft deze problematiek een duidelijker zichtbare plaats in onze samenleving wat helpt om dit topic uit de taboesfeer te halen. Bovendien biedt het de kans om samen met de doelgroep te zoeken naar passende oplossingen.
3. Advies De Vlaamse Jeugdraad adviseert de betrokken beleidsmakers op Vlaams, federaal en Europees niveau om: ‐ jongeren te betrekken bij het uitdenken en uitvoeren van een breed beleid rond financiële geletterdheid; ‐ jongeren kaders te bieden om verstandig en veilig om te gaan met geld; ‐ zowel het onderwijs en iedereen die met jongeren bezig is (ouders, jeugdwerk, begeleiders van kinderen en jongeren) als de privémarkt te responsabiliseren in deze problematiek; ‐ financiële educatie als eindterm op school vakoverschrijdend en breed in te vullen; ‐ correcte en relevante informatie , ondersteuning, hulpverlening en tools op maat van jongeren te voorzien; ‐ internet te zien als een volwaardige bron van informatie te zien op voorwaarde dat de inspanningen rond financiële geletterdheid hand in hand gaan met inspanningen voor meer digitale en mediageletterdheid; ‐ meer onderzoek te verrichten naar jongeren en geld en de schuldproblematiek vanuit de leefwereld van jongeren.
6