Advies over een toekomstbestendig peuterspeelzaalwerk en peuteropvang in Teylingen
Colofon Uitgever: Tekst: Datum uitgave: Bezoekadres:
JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling Drs. Theo Blom (Expertisecentrum JSO) en Ir. Chris Posma (Syneff Consult) juli 2014 JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling Nieuwe Gouwe Westzijde 1, 2802 AN Gouda Postbus 540, 2800 AM Gouda T 0182 547888 F 0182 547889 E
[email protected] www.jso.nl
Copyright © 2014 JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling Uit deze uitgave mag niets worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, retrieval systemen of op welke andere wijze dan ook zonder toestemming van JSO.
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
Inhoudsopgave
1. Inleiding ............................................................................................................................................... 3 1.1 Aanleiding ...................................................................................................................................... 3 1.2 Aanpak en werkwijze ..................................................................................................................... 3 1.3 Opbouw van het rapport ................................................................................................................ 3 2. Ontwikkelingen op het terrein van het peuterspeelzaalwerk en kinderopvang ................................... 4 2.1 Geschiedenis peuterspeelzaalwerk ............................................................................................... 4 2.2 De kinderopvang ............................................................................................................................ 5 2.3 Harmonisering peuterspeelzaalwerk en kinderopvang .................................................................. 6 2.4 De Wet OKE en VVE ..................................................................................................................... 7 2.5 Verdere harmonisering .................................................................................................................. 7 2.6 Peuteropvang ................................................................................................................................. 8 3. Het peuterspeelzaalwerk in Teylingen .............................................................................................. 10 3.1 Stichting Peuterspeelzaalwerk De3Kernen ................................................................................. 10 3.2. Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) .................................................................................... 10 3.3 Financiën van De3Kernen in vergelijking landelijke kengetallen ................................................. 11 4. De scenario’s ..................................................................................................................................... 13 4.1 Model A, B en C ........................................................................................................................... 13 4.2 Tussentijdse conclusie A, B en C ................................................................................................ 13 4.3 Scenario’s D, E, F en G ............................................................................................................... 14 4.4 Tussentijdse conclusie A, F en G ................................................................................................ 15 4.5 Consequenties voor ouders ......................................................................................................... 15 5. Het meerjarenscenario ...................................................................................................................... 17 Bijlage 1 Leeswijzer kengetallen ........................................................................................................... 18 Bijlage 2 Scenario Modellen .................................................................................................................. 20 Bijlage 3 Scenario voor Ouderbijdrage 2014 ......................................................................................... 24 Bijlage 4 Meerjaren scenario G ............................................................................................................. 25
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
2
1. Inleiding 1.1 Aanleiding De gemeente Teylingen kent een organisatie voor peuterspeelzaalwerk: Stichting Peuterspeelzaalwerk De3Kernen. Deze organisatie exploiteert zes peuterspeelzalen in Sassenheim, Voorhout en Warmond. De3Kernen voert een actief beleid op het terrein van de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) met het programma Peuterpraat. De Raad heeft op basis van de nota ‘Back to basics’ besloten € 100.000,00 te bezuinigen op het peuterspeelzaalwerk in drie jaar tijd. In 2013 en 2014 wordt deze korting verzacht door een eenmalige bijdrage van € 40.000,00. Door de gemeente Teylingen en De3Kernen is gekeken hoe het peuterspeelzaalwerk in de gemeente Teylingen toekomstbestendig kan worden georganiseerd en wat daar de financiële consequenties van zijn. Hierbij is het zogeheten Noordwijkse model aan de orde geweest waarbij tweeverdieners die gebruik maken van de peuterspeelzaal een beroep doen op de kinderopvangtoeslag, en kostwinnersgezinnen gebruik maken van een door de gemeente gefinancierde peuterplaats, met instandhouding van de Voor- en Vroegschoolse Educatie. De gemeente en De3Kernen hebben aan JSO en Syneff Consult gevraagd om in co-creatie een plan te ontwerpen waarin de consequenties van een combinatie van kinderopvangtoeslag-plaatsen en gesubsidieerde peuterplaatsen worden geschetst, inclusief de financiële gevolgen daarvan.
1.2 Aanpak en werkwijze Er is: een financiële analyse gemaakt op basis van de jaarstukken 2013 en aanvullende gegevens over huisvesting, personeelssamenstelling, openingstijden en andere productkenmerken; een bespreking geweest met De3Kernen omtrent de eerste resultaten van de analyse over 2013 in conceptvorm, hiervan was het doel om naast het bieden van inzicht ook verificatie en correctie van de gegevens te realiseren; een interview met de gemeente geweest over de gemeentelijke beleidsuitgangspunten betreffende het peuterspeelzaalwerk en de Voor- en Vroegschoolse Educatie. De gemeente heeft aanvullende informatie verschaft, bijvoorbeeld op demografisch gebied; door de adviseurs een aantal toekomstscenario’s opgesteld inclusief de financiële doorrekening. Deze zijn vervolgens gepresenteerd en besproken op een bijeenkomst waar zowel de gemeente als De3Kernen vertegenwoordigd waren; een huidig rapport opgesteld.
1.3 Opbouw van het rapport In hoofdstuk 1 zal kort (de geschiedenis van) het peuterspeelzaalwerk worden geschetst, en de relatie peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. Daarna wordt ingegaan op de plannen van het kabinet om deze twee werksoorten te harmoniseren en welke stappen daarvoor al zijn gezet. In hoofdstuk 2 wordt het peuterspeelzaalwerk in Teylingen beschreven en wordt de financiële situatie afgezet tegen landelijke kengetallen. In hoofdstuk 3 worden een aantal toekomstscenario’s beschreven en toegelicht inclusief de financiële consequenties van de verschillende scenario’s. In hoofdstuk 4 zullen wij beargumenteerd weergeven wat in onze optiek het voorkeursscenario is. In de bijlagen zijn een aantal financiële aspecten gedetailleerd uitgewerkt.
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
3
2. Ontwikkelingen op het terrein van het peuterspeelzaalwerk en kinderopvang 2.1 Geschiedenis peuterspeelzaalwerk Het peuterspeelzaalwerk is de oudste werksoort van de kinderopvang. Het is in het midden van de jaren zestig ontstaan. De initiatiefneemsters waren vooral moeders ‘die in de gordijnen vliegen omdat ze met hun handen en voeten aan hun schoongepoetst huis en kleine kinderen zijn gekluisterd’ (De Speelzaal, Arnhem, 1969). De speelzalen werden aanvankelijk door moeders gerund. Vervolgens doen de eerste betaalde leidsters hun intrede. Het speelzaalwerk neemt al snel een grote vlucht. Lag het accent eerst op de ontwikkeling van moeders, gaandeweg komt het accent op de peuter te liggen. De peuterspeelzaal levert een bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen op cognitief, sociaalemotioneel en motorisch gebied. Het stelt kinderen tevens in staat – met de steeds kleiner wordende gezinnen - met leeftijdsgenootjes te spelen en wordt gezien als een nuttige voorbereiding op het basisonderwijs. De functies van het peuterspeelzaalwerk worden omschreven als: “spelen, ontwikkelen en ontmoeten”. Momenteel kent elk dorp of wijk één of meerdere speelzalen. Landelijk bezoeken gemiddeld 60% van de peuters in de leeftijdscategorie 2(½) - 4 jaar een speelzaal. Dit percentage loopt momenteel wel terug. Decentralisatie In 1975 stelt het Rijk via een interim-regeling voor het plaatselijk jeugd- en jongerenwerk, subsidie beschikbaar. In 1981 komt de rijksregeling te vervallen en worden de middelen gedecentraliseerd naar gemeenten. Vanaf dat moment is het speelzaalwerk een puur gemeentelijke aangelegenheid. De inkomsten van het overgrote deel van de peuterspeelzalen bestaat uit de ouderbijdragen en de gemeentelijke subsidie. De decentralisatie van het peuterspeelzaalwerk heeft er toe geleid dat er grote verschillen bestaan tussen peuterspeelzalen in verschillende gemeenten of zelfs ook binnen één en dezelfde gemeente. Dat kunnen verschillen zijn in groepsgrootte, werken met vrijwilligers op de groep of met één of twee betaalde en gekwalificeerde krachten, ouderbijdrage (verschil in hoogte en een vaste dan wel inkomensafhankelijke ouderbijdrage), regels over binnen- en buitenruimte, de hoogte van de gemeentelijke subsidie en de subsidiegrondslag, enzovoort. Er is in de jaren tachtig weinig specifieke aandacht voor het peuterspeelzaalwerk. Het vormt onderdeel van het welzijnswerk en wordt elk jaar trouw opgenomen in de gemeentelijke begroting. Voor –en Vroegschoolse Educatie In de loop van de jaren tachtig en later treedt een kentering op. Er wordt geconstateerd dat een aantal kinderen – al dan niet van allochtone afkomst – op de basisschool komt met een taal- en /of ontwikkelingsachterstand. In het kader van het preventief jeugdbeleid wordt gesteld dat het wenselijk is het bestrijden van die ontwikkelingsachterstand eerder aan te pakken: je kunt er niet vroeg genoeg bij zijn. Vanuit deze optiek wordt de peuterspeelzaal een belangrijke vindplaats voor kinderen met (een potentiële) ontwikkelingsachterstand. Gemeenten ontwikkelen daar zelf beleid op, maar ook het Rijk zet zich daar actief voor in. Naast de basisfuncties ‘spelen, ontwikkelen en ontmoeten’ voor het peuterspeelzaalwerk, komen daar ‘taalstimulering en achterstandsbestrijding’ bij. Dit uit zich in de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). Dit is een landelijke regeling waarbij het Rijk middelen ter beschikking stelt aan gemeenten voor het werken aan betere ontwikkelingskansen voor Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
4
kinderen in de leeftijd van 0 – 6 jaar. Een essentieel onderdeel daarvan vormt de sluitende aanpak en doorgaande lijn. De sluitende aanpak houdt in dat alle instellingen binnen een wijk of gemeente die zich richten op kinderen van 0 - 6 jaar en hun ouders, zich er samen voor inspannen om een vraaggericht, preventief en vooral samenhangend aanbod te creëren, zodat kinderen optimaal worden ondersteund in hun ontwikkeling en ouders optimaal worden ondersteund bij de opvoeding. De gemeente is als regisseur van de sluitende aanpak bestuurlijk verantwoordelijk voor het scheppen van samenhang en samenwerking, binnen en tussen de verschillende voorzieningen. Gemeenten ontvangen – geoormerkte – middelen van het rijk voor de voorschoolse educatie. Deze aanpak gericht op preventie en vroegsignalering sluit naadloos aan op de doelstellingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
2.2 De kinderopvang Zoals eerder beschreven is het peuterspeelzaalwerk in de loop van de jaren uitgegroeid tot een basisvoorziening: overal aanwezig en financieel laagdrempelig. De kinderopvang was daarentegen – zeker in vergelijking met omringende landen – karig ontwikkeld. Eind jaren tachtig werd de kinderopvang politiek gezien een hot item. Om werkende ouders in staat te stellen zorg en arbeid te combineren was uitbreiding van kinderopvang noodzakelijk: de kinderopvang als arbeidsmarktinstrument. Vanaf 1990 zijn er verschillende stimuleringsmaatregelen kinderopvang geweest, waarbij het Rijk aan gemeenten middelen ter beschikking stelde om de kinderopvang uit te breiden. In 1991 telde de kinderopvang 20.000 kindplaatsen, anno 2014 zijn dat 460.000 kindplaatsen. Daar is de forse krimp die de sector de laatste jaren kende, in verdisconteerd. Vanaf ongeveer 2000 vindt een discussie plaats over een stelselwijziging wat in 2005 leidde tot invoering van de Wet kinderopvang. Kinderopvangtoeslag Essentie van de Wet kinderopvang is vraaggestuurde financiering. Ouders maken gebruik van kinderopvang en krijgen een factuur van de kinderopvangorganisatie voor het aantal uren dat zij van de opvang gebruik maken. Met die factuur kunnen ouders naar de belastingdienst en ontvangen zij kinderopvangtoeslag afhankelijk van hun inkomen. Hoe lager het inkomen, des te hoger de kinderopvangtoeslag. Om voor kinderopvangtoeslag in aanmerking te komen dienen beide ouders te werken (of bij eenoudergezinnen de betreffende ouder). Kostwinnersgezinnen – waarbij dus één ouder werkt – komen niet in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Verder is het aantal uren dat ouders gebruik kunnen maken van kinderopvangtoeslag, aan een maximum gebonden. Het maximum aantal uren bedraagt (voor hele dagopvang) 140% van het aantal arbeidsuren van de ouder die het minste aantal uren werkt. Stel de minst werkende ouder werkt twintig uur dan ontvangen de ouders kinderopvangtoeslag over maximaal 28 uur. Met de invoering van de Wet kinderopvang is de financiële band tussen kinderopvang en gemeente (als subsidiegever) doorgesneden. GGD De Wet kinderopvang kent een aantal kwaliteitseisen waaraan de kinderopvang moet voldoen. Dat betreft de groepsgrootte, de beroepskracht-kind-ratio (BKR), de buiten- en binnenruimte, het vierogen-principe, medezeggenschap van ouders enzovoort. Het is aan gemeente toe te zien op deze eisen. Een taak die is uitbesteed aan de GGD. Verder dienen gemeente te handhaven als regels niet worden nageleefd.
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
5
2.3 Harmonisering peuterspeelzaalwerk en kinderopvang Na de invoering van de Wet kinderopvang in 2005 ontspon zich een discussie of financiering en weten regelgeving van het peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, niet meer met elkaar in lijn konden worden gebracht: harmonisering. Schema 1: Verschillen kinderopvang – peuterspeelzaalwerk Kinderopvang Financiering
Ouders betalen (kostendekkend) uurtarief met tegemoetkoming rijksoverheid (kinderopvangtoeslag)
Kwaliteitseisen
Kwaliteitseisen (landelijk) geregeld in Wet kinderopvang
Peuterspeelzaalwerk Gemeenten financieren (veelal) peuterspeelzaalwerk en ouders betalen vaste of inkomensafhankelijke ouderbijdrage die per gemeente verschillend is Gemeentelijke verordening
Deze discussie leidt er toe dat per 1 augustus 2010 de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE) van kracht wordt. Deze wet heeft tot doel een aantal kwaliteitseisen voor het peuterspeelzaalwerk landelijk vast te leggen. De financiering van het peuterspeelzaalwerk en kinderopvang blijft met de Wet OKE zoals die in schema 1 is weergegeven. Wat behelst de Wet OKE en waaraan dienen peuterspeelzalen te voldoen? Dat zijn de volgende zaken: leidster-kind ratio is 1:8; de maximale groepsgrootte is 16; minimaal één leidster heeft SPW3 diploma en wordt betaald conform CAO Welzijn; pedagogisch beleid is vastgelegd; vrijwilligersbeleid is vastgelegd; er is een risico-inventarisatie uitgevoerd; alle leidsters en vrijwilligers beschikken over een VOG; instellen van een vorm van oudervertegenwoordiging, inclusief klachtenregeling. De GGD houdt toezicht op de kwaliteitseisen in het peuterspeelzaalwerk. Verder zijn peuterspeelzalen verplicht zich in te schrijven in het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen. Er blijven een paar wezenlijke verschillen tussen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. Schema 2: verschillen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang Kinderopvang
Peuterspeelzaalwerk
Groepsgrootte horizontale groep 2- en 3-jarigen
14 kinderen
16 kinderen
Beroepskracht-kind-ratio
Twee beroepskrachten op een groep van veertien kinderen
Minimaal één beroepskracht op zestien kinderen
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
6
Bij de invoering van de Wet OKE waren er peuterspeelzalen die met twee vrijwilligers op de groep werkten. Na invoering van de Wet OKE moet er minimaal één beroepskracht op de groep staan. Dat leidt tot hogere kosten. Omdat de hogere kosten het gevolg zijn van landelijke wet- en regelgeving is het Rijk gemeenten tegemoet gekomen door extra middelen in het Gemeentefonds te storten. Het gaat in totaal om € 35 miljoen. De gemeente Teylingen krijgt jaarlijks € 81.927,28 op basis van deze uitkering. Deze middelen zijn niet geoormerkt.
2.4 De Wet OKE en VVE Als gevolg van de Wet OKE krijgen gemeenten een inspanningsverplichting om te zorgen voor voldoende gespreid aanbod van voorschoolse educatie, voor die kinderen die een risico lopen op een achterstand in de Nederlandse taalontwikkeling. Daarbij zijn gemeenten vrij om te definiëren wat een doelgroepkind is. Het Rijk legt als het ware wel een bodem voor wat een doelgroepkind is: dat zijn de zogeheten gewichtenkinderen uit het onderwijs. Maar een gemeente mag deze groep uitbreiden met bijvoorbeeld kinderen die een achterstand dreigen op te lopen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Voor peuterspeelzalen die voorschoolse educatie aanbieden worden aanvullende kwaliteitseisen gesteld. Deze zijn: aanbod van vier dagdelen of tien uur per week per kind; twee beroepskrachten per groep die tevens geschoold zijn in het werken met een VVEprogramma; het VVE-programma waarmee gewerkt wordt is gericht op het gestructureerd en samenhangend stimuleren van de ontwikkeling op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling; peuterspeelzalen dragen gegevens over aan de schoolbesturen van de kinderen die hebben deelgenomen aan de voorschoolse educatie (de zogeheten overdracht in het kader van de doorgaande lijn). Verder stelt deze regeling dat de ouderbijdrage van doelgroepkinderen moet worden vastgesteld op het niveau dat overeenkomt met de netto kosten voor kinderopvang van ouders die in aanmerking komen voor de hoogste toeslag kinderopvang van de belastingdienst. Ouders betalen dan een ouderbijdrage voor twee dagdelen, waarbij de overige twee dagdelen gefinancierd worden uit de VVE-middelen die de gemeente van het Rijk ontvangt, om de opvang van doelgroepkinderen zo laagdrempelig mogelijk te houden.
2.5 Verdere harmonisering Op 17 juni 2014 heeft minister Asscher een brief naar de Tweede Kamer gestuurd getiteld: ‘Een betere basis voor peuters’. Hier worden plannen ontvouwd voor een verdere harmonisering van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Wij lichten er één punt uit dat relevant is voor dit rapport en inmiddels is omgezet in wetgeving. Het gaat er hierbij om dat de groepsgrootte van horizontale groepen van 2- en 3-jarigen in de kinderopvang van veertien naar zestien is opgehoogd met ingang van 1 januari 2015. De groepsgrootte uit schema 2 is nu zowel in het peuterspeelzaalwerk als in de kinderopvang zestien geworden.
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
7
2.6 Peuteropvang Tot slot willen wij in dit hoofdstuk waarin wij de context van het peuterspeelzaalwerk in Teylingen schetsen, ingaan op een ontwikkeling die gaande is en die vergaande gevolgen – nu al – heeft voor de sector en ook de aanleiding vormt van dit onderzoek: peuteropvang. Tweeverdieners en kostwinnersgezinnen Er werd er lange tijd van uit gegaan dat kinderopvang voor werkende ouders is en peuterspeelzaalwerk voor kostwinnergezinnen. Die veronderstelling bleek een aantal jaren geleden niet (meer) op te gaan. Leidsters merkten het op. Ouders brengen ’s ochtends hun kind naar de peuterspeelzaal, maar komen het niet zelf ophalen om ongeveer 12.00 uur. Dat doet de buurvrouw of opa en oma. Vervolgens haalt één van de ouders hun kind om 13.00 uur op bij de buren of opa en oma. Kortom: ouders combineren de peuterspeelzalen met informele opvang, omdat zij werken, zorg en arbeid combineren. De reden waarom werkende ouders hun kind naar de peuterspeelzaal brengen (en niet naar de kinderopvang) kan divers zijn: vanwege verschil in kosten, kinderopvang biedt geen halve dagopvang, de speelzaal is dichterbij, ouders geven de voorkeur aan een peuterspeelzaal (beeldvorming), enzovoort. Gaandeweg werd dit duidelijk voor gemeenten en een aantal gemeenten verbond daar consequenties aan. Gemeenten stelden zich op het standpunt dat werkende ouders een beroep kunnen doen op de kinderopvangtoeslag. Deze gemeenten stelden zich de vraag waarom zij peuterplaatsen zouden subsidiëren voor werkende ouders die een beroep kunnen doen op de kinderopvangtoeslag. Kinderopvangtoeslag voor tweeverdieners Een aantal gemeenten nam het besluit dat tweeverdieners gebruik moeten maken van de kinderopvangtoeslag. Kostwinnersgezinnen kunnen gebruik maken van door de gemeente gefinancierde peuterplaatsen. Vervolgens is de vraag wat er met doelgroepkinderen gebeurt. Als sprake is van een doelgroepkind, vallen ouders dan onder de ouderbijdrageregeling zoals geschetst is aan het einde van paragraaf 2.4 (laagste tarief uit kindertoeslagtabel voor twee dagdelen), of is het feit dat beide ouders werken van doorslaggevend belang en dienen zij een beroep te doen op de kinderopvangtoeslag. De meeste gemeenten kiezen er voor dat bij doelgroepkinderen ouders gebruik kunnen maken van de gemeentelijke regeling en geen beroep hoeven te doen op de kinderopvangtoeslag. Het doel om kinderen vier dagdelen dan wel minimaal tien uur op te vangen prevaleert dan boven kostenoverwegingen. Voor peuterspeelzalen die zowel met kinderopvangtoeslag werken als ook door de gemeente gefinancierd werden, kwam de term peuteropvang in zwang. Eisen kinderopvang Echter, peuterspeelzalen staan geregistreerd in het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen als peuterspeelzaalwerk en niet als kinderopvang. Dat laatste is een vereiste voor ouders om een beroep te kunnen doen op de kinderopvangtoeslag. Peuterspeelzalen schreven zich vervolgens in als kinderopvang in het landelijk register, met als consequentie dat zij aan de landelijk geldende kwaliteitseisen voor kinderopvang moeten voldoen. Zo geldt voor peuterspeelzalen een maximale groepsgrootte van zestien kinderen en voor kinderopvang van zestien kinderen (tot 1-12015) Peuterspeelzalen zijn zo’n 3 tot 3,5 uur per dagdeel open. Omdat speelzalen merkten dat ouders het bezoek aan de speelzaal combineren met informele opvang, zoals geschetst aan het begin van deze paragraaf, hebben zij besloten hun openingstijden te verruimen zodat ouders met één arrangement
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
8
van doen hebben. In sommige gemeenten blijkt dit succesvol, in andere gemeenten slaat het totaal niet aan en zijn ouders tevreden met kortdurende opvang. Verder volgen peuterspeelzalen de vakanties van het onderwijs, d.w.z. zijn twaalf weken in het jaar gesloten. De peuteropvang werkt in het algemeen ook met deze twaalf weken sluiting.
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
9
3. Het peuterspeelzaalwerk in Teylingen 3.1 Stichting Peuterspeelzaalwerk De3Kernen De Stichting Peuterspeelzaalwerk De3Kernen is de aanbieder van peuterspeelzaalwerk in Teylingen, waarmee de gemeente gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk en Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) aanbiedt. De3Kernen is in 2008 ontstaan als gevolg van een fusie van drie organisaties voor peuterspeelzaalwerk in Voorhout, Sassenheim en Warmond. De gemeente heeft destijds de aanzet tot deze fusie gegeven. De3Kernen biedt regulier peuterspeelzaalwerk aan VVE in geïntegreerde groepen. De3Kernen exploiteert 244 peuterplaatsen op zes locaties: De Peuterkorf (twee locaties) in Sassenheim Dribbel, Kiekeboe en Olleke Bolleke in Voorhout De Woezel in Warmond De gemeente Teylingen stuurt naar alle ouders van jonge peuters een informatiebrief over de peuterspeelzalen. Dit heeft een positief effect op het aantal aanmeldingen. Uitgangspunten van De3Kernen zijn: kwalitatief goede opvang voor kinderen van 2 tot 4 jaar; het kind staat centraal, de opvang moet aansluiten bij de ervaring en behoefte van het kind; sterke betrokkenheid van ouders en leidsters bij de voortgang van hun kinderen; veel aandacht voor creatieve uitingen voortkomend uit projectgericht werken; stimulering van de communicatie en de woordenschat ontwikkeling van het kind (VVE).
3.2. Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) De gemeente Teylingen heeft afspraken met De3Kernen over de Voor- en Vroegschoolse Educatie. Van het Rijk ontvangt Teylingen € 63.635,00 aan (geoormerkte) middelen voor VVE. Het VVE-budget wordt ingezet voor: tutoring, aanvulling ouderbijdragen en scholing van leidsters. Een deel gaat naar de Ambulante educatieve dienst Leiden (AED). De gemeente Teylingen hanteert een brede definitie van doelgroepkinderen. Doelgroepkinderen zijn kinderen die een (eventuele) achterstand hebben of dreigen op te lopen in hun ontwikkeling. De3Kernen indiceert kinderen in nauw overleg met het Centrum voor jeugd en gezin (CJG). Alle locaties van De3Kernen zijn VVE-locaties. Er wordt onder leiding van gediplomeerde leidsters gewerkt met het programma Peuterpraat. Er zijn negen leidsters opgeleid tot tutor. Een tutor kan een kind extra begeleiding geven. Peuterpraat is een programma voor de brede ontwikkeling van peuters. Het biedt een leidraad om de verschillende ontwikkelingsgebieden bij jonge kinderen (2-4 jaar) te stimuleren en in te spelen op eventuele ontwikkelingsachterstanden. Peuterpraat beschrijft activiteiten om de zes verschillende ontwikkelingsgebieden systematisch te stimuleren: spraak- en taalontwikkeling, luistervaardigheid, sociaal-emotionele ontwikkeling, (ontluikende) rekenvaardigheid, motorische ontwikkeling en spelvaardigheid. Bovendien helpt Peuterpraat de pedagogisch medewerkers een goede planning te maken, zodat er kansen worden gecreëerd en gegrepen om kinderen te stimuleren in hun ontwikkeling.
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
10
In het kader van de doorgaande lijn tussen voorschoolse voorzieningen en het (basis)onderwijs vindt er overdracht plaats van De3Kernen naar de basisscholen. Bij doelgroepkinderen is sprake van zogeheten warme overdracht: er vindt een gesprek plaats tussen de leidster waar het kind bij op de groep zit en de toekomstige leerkracht en/of intern begeleider. Bij niet-doelgroepkinderen vindt (koude) overdracht plaats in de vorm van een overdrachtsformulier. Dit krijgen de ouders mee die het dan kunnen inleveren op de school waar hun kind naar toe gaat. Doelgroepkinderen bezoeken de speelzaal minimaal drie dagdelen. De openingstijden bedragen 3,5 uur per dagdeel, waarmee men aan de wettelijke eis voldoet dat een doelgroepkind de speelzaal vier dagdelen dan wel 10 uur per week bezoekt (zie par. 1.4) De ouderbijdrage voor een doelgroepkind bedraagt € 118,00 op jaarbasis.
3.3 Financiën van De3Kernen in vergelijking landelijke kengetallen Wij hebben de financiële situatie bij De3Kernen geanalyseerd en vergeleken met de resultaten van een landelijk kengetallenonderzoek. In bijlage 1 zijn de resultaten daarvan schematisch weergegeven. De landelijke kengetallen bieden een handvat om een vergelijking te kunnen maken op uiteenlopende terreinen, zoals: openingstijden, inzet van pedagogisch personeel, overhead, huur, inkomsten uit ouderbijdrage en inkomsten uit subsidie. De landelijke kengetallen bieden een handvat om te kunnen vergelijken, maar vormen geen keurslijf waaraan een peuterspeelzaal zou moeten voldoen. Een ‘afwijking’ boven of beneden min, betekent niet dat men maatregelen moet gaan treffen om aan het gemiddelde te gaan voldoen. Een zogeheten afwijking vraagt in de eerste plaats om een verklaring hoe het komt dat een organisatie onder of boven een gemiddelde zit. Op veel punten scoort De3Kernen gemiddeld, zoals in het schema terug te zien is. Daar gaan wij verder niet op in. Wij gaan nu in op de punten waarbij De3Kernen boven dan wel onder het gemiddelde zit. Openingstijden De3Kernen heeft een openingstijd van 3,5 uur per dagdeel. Dit is 17% meer dan de landelijk gemiddelde waarde. Deze (langere) openingstijd heeft tot gevolg dat met drie dagdelen kan worden voldaan aan de VVE-eis van tien uur per week. Bezettingsgraad De kindbezetting is met 99% aan de hoge kant. Wij komen hierop terug bij de toekomstscenario’s. Het aantal uren professionele inzet per groep bedraagt 19,6 formatie-uren in 2013 (bijlage 1, KG5.3), waarbij opgemerkt moet worden dat dit in 2014 terug is gebracht tot 18,7 uur, waarmee wij verder rekenen. Personele inzet De inzet van het aantal uren van pedagogisch medewerkers vormt een gevoelig punt binnen de sector. Als basis kan dienen dat een leidster een arbeidsovereenkomst krijgt voor de uren dat een peuterspeelzaal open is. Dat zijn de groepgebonden uren. Vervolgens is er de discussie over de nietgroepsgebonden uren, ook wel aangeduid met taakuren. Dan gaat het om voorbereidingstijd, opruimen na sluitingstijd, observeren van kinderen en bijhouden van de observatielijsten, invullen overdrachtsformulier, oudergesprekken, contact met het CJG en onderwijs, etc. Als het om taakuren gaat zijn er grote verschillen tussen peuterspeelzalen. Dat blijkt ook uit de kengetallen, waarbij de bandbreedte ligt tussen 10,1 uur en 15,3 uur (bijlage 1, KG5.3). De 18,7 uur van De3Kernen ligt dus aan de hoge kant. Dit komt deels door de langere openingstijd van 17% en deels vanwege kwaliteitskeuzes die door De3Kernen zijn gemaakt. Zo is er bewust
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
11
gestreefd naar beperkte overheadkosten opdat er meer financiële ruimte is voor leidsterinzet op de groepen. Verder maken leidsters zelf schoon. Bij uitbesteding van schoonmaak zouden de kosten daarvan uitkomen op € 20.000,00 hetgeen gelijk staat aan 1,0 formatie-uren per groep. Deze werkwijze functioneert naar ieders tevredenheid en wij zien geen argument om hier iets aan te willen veranderen. Binnen de formatie-tijd besteden de leidsters gemiddeld ook nog ongeveer 0,9 formatie-uren aan specifieke overhead taken van administratieve aard. Overhead Het aantal uren overhead personeel bedraagt 2,2 formatie-uren per groep. De landelijke bandbreedte (bijlage 1, KG5.5.1) ligt tussen de 1,6 en 4,0. Voor het geboden product van De3Kernen zouden wij op 3,3 uur uitkomen. De ‘besparing’ van 1,1 formatie-uren per groep wordt door De3Kernen overgeheveld naar extra leidsteruren op de groep. Kostprijs Bij de kengetallen ligt de kostprijs per uur (bijlage 1, KG6.6) tussen de € 1.540,00 en € 2.079,00. Bij De3Kernen ligt de kostprijs per uur op € 2.082,00. Langere openingstijden en een hoge inzet van leidsters vormen daarvoor dus de verklaring. Er is geen reden de openingstijden aan te passen gezien de VVE-eis van tien uur per week.
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
12
4. De scenario’s Er zijn zeven modellen/scenario’s ontwikkeld. De eerste drie scenario’s vormen varianten op de huidige situatie, waarbij financiering plaatsvindt op basis van ouderbijdragen en gemeentelijke subsidie. Verder zijn er vier scenario’s ontwikkeld, waarbij tweeverdieners een beroep op de kinderopvangtoeslag doen en de resterende peuterplaatsen gefinancierd worden door ouderbijdrage en gemeentelijke subsidie.
4.1 Model A, B en C We nemen eerst de modellen/scenario’s A, B en C door (zie ook bijlage 2). Model A = situatie 2014 € 292.441,00
Scenario B
Scenario C
€ 254.441,00
€ 254.441,00
Eenmalige extra subsidie
€ 40.000,00
geen
geen
Fte per groep
0,52
0,52
0,47
Eenmalige reorganisatiekosten Saldo
Geen
geen
€ 35.798,00
- € 9.940,00
- € 50.260,00
- € 52.491,00
Kostprijs per uur
€ 7,62
€ 7,63
€ 7,10
Subsidie
Een korte toelichting Model A beschrijft de huidige situatie over 2014. De totale subsidie - inclusief de € 40.000,00 eenmalig over 2014 - bedraagt € 292.441,00. Het saldo van de bedrijfsvoering op basis van de huidige aannames bedraagt € 9.940,00 negatief. Scenario B is gelijk aan scenario A minus de eenmalige € 40.000,00 subsidie. Het eindsaldo is een verlies van ongeveer € 50.000,00. Hiermee is duidelijk dat De3Kernen het niet ‘gered’ zou hebben zonder de eenmalige subsidie in 2014. De subsidie in dit model bedraagt € 254.441,00. Scenario C is gelijk aan scenario B, maar dan met een bezuiniging van 10% op de personeelskosten. Het eindsaldo is dan een verlies van ongeveer € 17.000,00. De subsidie blijft op € 254.441,00 staan. Een bezuiniging van 10% op de personeelskosten gaat gepaard met gedwongen ontslagen. Dat brengt op basis van de CAO Welzijn reorganisatiekosten met zich mee: eenmalige ontslagvergoeding en aanvulling op WW. Deze kosten bedragen € 36.000,00. Dat resulteert dan in een feitelijk negatief saldo van meer dan € 50.000,00. Een gedetailleerde uitwerking is te vinden in bijlage 2.
4.2 Tussentijdse conclusie A, B en C Bij model A hebben wij het format van het landelijk kengetallen onderzoek gebruikt en daar de gegevens van het peuterspeelzaalwerk in Teylingen ingevoerd. Daarmee is het eenvoudig geworden een vergelijking te maken tussen Teylingen en de landelijke kengetallen, zoals in paragraaf 3.3 is gebeurd. Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
13
Model A biedt geen perspectief voor de toekomst gezien het raadsbesluit op basis van de nota ‘Back to basics’ om in totaal € 100.000,00 op het peuterspeelzaalwerk te bezuinigen. De ‘reparatie’ van dat besluit in 2014, is slechts eenmalig geweest. Uit scenario B blijkt dat als we model A continueren voor bijvoorbeeld 2015, zonder de eenmalige € 40.000,00 De3Kernen tegen een exploitatietekort van € 50.000,00 aanloopt. Dit is dus geen hanteerbaar scenario. Uit de vergelijking met de kengetallen is een relatief hoge inzet van pedagogisch personeel door De3Kernen zichtbaar. Als wij hier 10% op korten leidt dat tot lagere kosten. Echter, de kosten die zo’n reorganisatie met zich meebrengt leidt tot een negatief saldo van circa € 50.000,00. Dit is dus ook geen hanteerbaar scenario.
4.3 Scenario’s D, E, F en G We hebben een viertal andere toekomstscenario’s ontworpen (zie ook bijlage 2). Dit zijn scenario’s met een geharmoniseerd aanbod. Daarbij maken tweeverdieners gebruik van de kinderopvangtoeslag en kostwinnersgezinnen maken gebruik van een door de gemeente gefinancierde peuterplaats. In scenario D en E zijn wij uitgegaan van een groepsgrootte van veertien peuters conform vigerende wet- en regelgeving. In scenario F en G zijn wij uitgegaan van een groepsgrootte van zestien peuters, zoals deze naar verwachting zou kunnen worden. Lopende dit onderzoek is de groepsgrootte van zestien peuters wettelijk geregeld (paragraaf 2.5). Daarmee zijn scenario D en E komen te vervallen en zijn deze scenario’s ook niet meer in de bijlagen terug te vinden. Wij zetten de wezenlijke verschillen tussen model A (huidige situatie) en de door ons ontwikkelde scenario’s F en G in schema (zie ook bijlage 2). Model A
Scenario F
Scenario G
Openingstijden
3,45 uur
3,45 uur
3,45 uur
Bezettingsgraad
95%
95%
95%
Inzet fte per groep
0,52
0,47
0,49
Aantal bezette plaatsen gemeente-subsidie/inkoop Aantal bezette plaatsen met VVE-subsidie Aantal bezette plaatsen van ouders met kinderopvangtoeslag Gemiddelde kostprijs per uur Totale subsidie/jaar
91%
31%
31%
9%
9%
9%
0%
60%
60%
€ 7,62
€ 7,46
€ 7,74
€ 292.441,00
€ 178.385,00
€ 178.385,00
Reorganisatiekosten
geen
€ 35.798,00
geen
Saldo/bedrijfsresultaat De3Kernen
€ 9.940,00 negatief
€ 21.859,00
€ 4.068,00
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
14
Een korte toelichting De openingstijd van 3,5 uur wordt gehandhaafd. Het zou voor werkende ouders handig kunnen zijn de openingstijden te verruimen. Een peiling onder ouders uitgevoerd door De3Kernen, geeft aan dat ouders hier geen behoefte aan hebben. Wij hebben als uitgangspunt genomen dat 60% procent van de ouders tweeverdiener is en in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag. Dit uitgangspunt is allereerst gestoeld op een aanname van De3Kernen. Verder is deze aanname gebaseerd op ervaringsgegevens van andere gemeenten, waar men ook de overstap heeft gemaakt naar een geharmoniseerd aanbod. Bij invoering bleek 60% een goede inschatting. Het essentiële verschil tussen scenario F en G, is dat wij in scenario F 10% bezuinigen op inzet pedagogisch personeel en in scenario G ‘slechts’ met 5%. Deze scenario’s zijn met De3Kernen besproken en zij zijn van mening dat een bezuiniging van 5% op de formatie-uren, bij zorgvuldige afstemming mogelijk is zonder frictiekosten door een betere planning en inroostering van het pedagogisch personeel. Bij een bezuiniging van 10% zijn reorganisatiekosten niet te vermijden. Deze bedragen volgens onze berekeningen € 36.000,00 die over twee jaar gespreid worden.
4.4 Tussentijdse conclusie A, F en G Al eerder is de conclusie getrokken dat scenario’s die gebaseerd zijn op de huidige situatie geen perspectief bieden. Het meest in het oog lopende verschil tussen scenario F en G, is de bezuiniging in de formatie-uren: in scenario F met 10% en scenario G met 5%. In beide scenario’s is geen variatie aangebracht in de subsidiebehoefte. Een forsere bezuiniging op loonkosten leidt tot een wat lagere kostprijs. Verder leidt een bezuiniging van 10% tot kwaliteitsverlies. Daarbij brengt een bezuiniging van 10% op personeel, forse reorganisatiekosten met zich mee die de bezuiniging de komende jaren gedeeltelijk ongedaan maken. Scenario G lijkt het beste scenario voor de toekomst met een lichte daling van personeelskosten zonder dat dit met kwaliteitsverlies gepaard gaat en tot een acceptabele kostprijs leidt.
4.5 Consequenties voor ouders Ouders die hun kind naar één van de peuterspeelzalen van De3Kernen brengen, betalen nu een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. Deze ouderbijdragetabel bevat veertien inkomenscategorieën. Ouders in de laagste categorie met een gezinsinkomen tot € 17.575,00 betalen een ouderbijdrage van € 44,00 per maand en dat elf keer per jaar. Ouders in de hoogste categorie met een gezinsinkomen vanaf € 100.742,00 betalen een ouderbijdrage van € 118,00 per maand en dat elf keer per jaar. In scenario F en G gaat 60% van de ouders te maken krijgen met een tegemoetkoming van het Rijk voor de kosten van peuteropvang, de kinderopvangtoeslag. Als we de ouderbijdragetabel die door De3Kernen wordt gehanteerd en in overleg met de gemeente Teylingen is vastgesteld, vergelijken met de kinderopvangtoeslagtabel dan blijkt het volgende. Bij de inkomens tot circa € 60.000,00 zijn de ouders die gebruik maken van de kinderopvangtoeslag iets goedkoper uit. Bij de inkomens vanaf € 60.000,00 en daarboven zijn de kinderopvangtoeslag ouders wat duurder uit. Nemen we gemiddelden over alle categorieën dan blijkt het volgende.
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
15
Rekenbedrag per uur 7,00
Peuteropvang (kinderopvangtoeslag)
Peuterspeelzaal (gemeentelijke subsidie)
Gemiddelde ouderbijdrage per uur
€ 3,44
€ 3,63
Gemiddelde ouderbijdrage per jaar
€ 962,54
€ 1.017,35
In bijlage 3 worden de gevolgen voor de ouderbijdrage voor zowel peuteropvang (tweeverdieners) als peuterspeelzaalwerk (kostwinnergezinnen) gedetailleerd weergegeven.
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
16
5. Het meerjarenscenario
Scenario G lijkt het beste scenario voor de toekomst, met een lichte daling van personeelskosten zonder dat dit met kwaliteitsverlies gepaard gaat en ook tot een acceptabele kostprijs leidt. De3Kernen geeft ook de voorkeur aan scenario G. Dit scenario is voor de periode 2015-2018 doorgerekend als voorkeurscenario (bijlage 4). In het meerjarenscenario zijn een aantal variabelen iets aangepast. De capaciteit in peuterplaatsen bedroeg 266 in 2013 en is teruggebracht naar 244 in 2014, doordat een aantal locaties zijn omgezet van peuterspeelzaal naar kindercentrum, waarbij aan de huidige maximale groepsgrootte van de Wet kinderopvang wordt voldaan. In de financiële bijlagen is daarom met 244 gerekend. Met de voorziene harmonisering per 2015 rekenen wij in het toekomstscenario G (weer) met 266 peuterplaatsen. Verder heeft de harmonisering tot gevolg dat leidsters onder de CAO Kinderopvang gaan vallen, wat op termijn tot wat lagere loonkosten leidt. De minister heeft in zijn brief van 17 juni 2014 maatregelen aangekondigd meer HBO-geschoolden in te willen zetten. Daar is qua loonkosten op geanticipeerd in de meerjarenbegroting. Het resultaat van de doorrekening is dat bij een constant all-in subsidieniveau van € 188.000,00/jaar gedurende die periode het in principe mogelijk is 266 peuterplaatsen te exploiteren met 9% VVEkinderen en 60% kinderen van werkende ouders. Met het oog op een beheersbare overgang van CAO en financieringswijze, is het aan te bevelen aan De3Kernen het perspectief van een meerjarensubsidie te bieden, bijvoorbeeld voor de periode 20152018. Tot slot adviseren wij om de gevolgen van de invoering van peuteropvang nauwlettend te monitoren en deze gevolgen halfjaarlijks gezamenlijk te evalueren door de gemeente Teylingen en De3Kernen.
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
17
Bijlage 1 Leeswijzer kengetallen
Het spreadsheet met de kengetallen kent vier kolommen. De eerste drie kolommen tonen de resultaten van het kengetallenonderzoek. Er zijn drie kolommen met daarboven 25, 50 en 75. De middelste kolom (50) is de mediaanwaarde. De mediaanwaarde geeft het getal aan waar 50% van de respondenten boven zit en waar 50% van de respondenten onder zit. Dit is een gemiddelde, waarbij de grootte van een organisatie niet van invloed is op het gemiddelde. Ook vreemde ‘uitschieters’ zijn niet van invloed op de mediaanwaarde, waardoor dit kengetal robuust is. In de linker kolom (25) staat de 25%-percentiel waarde, ofwel de ondergrens waaronder 25% van de organisaties nog een lagere waarde heeft. In de rechter kolom (75) staat de 75%-percentiel waarde, ofwel de bovengrens waarboven 25% van de organisaties een hogere waarde heeft. Tussen de ondergrens en de bovengrens ligt de bandbreedte, waarbinnen de helft van de onderzochte organisaties valt. De rechterkolom bevat de waarden bij De3Kernen.
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
18
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
19
Bijlage 2 Scenario Modellen
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
20
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
21
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
22
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
23
Bijlage 3 Scenario voor Ouderbijdrage 2014
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
24
Bijlage 4 Meerjaren scenario G
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
Advies peuterspeelzaalwerk Teylingen JSO Expertisecentrum voor jeugd, samenleving en ontwikkeling
26