Peuterspeelzaalwerk in Diemen
Afdeling Samenleving
maart 2013
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
Aanleiding Opdracht Proces
Hoofdstuk 2
Ontwikkelingen
6 6 8
Belanghebbenden
10
Peuterspeelzalen Kinderopvang Onderwijs
Hoofdstuk 4
4 4 4 4
Landelijke ontwikkelingen Gemeentelijke ontwikkelingen
Hoofdstuk 3
Aanleiding en inleiding
10 10 11
Scenario’s en overwegingen
Scenario 1 Scenario 2 Scenario 3 Scenario 4
12 12 13 13 13
Hoofdstuk 5
Conclusies en advies
15
Bijlage I:
Criteria
18
Bijlage II:
Overzicht locaties
19
3
Hoofdstuk 1
Aanleiding en inleiding
Aanleiding In de notitie Onderwijsachterstandenbeleid 2011 – 2014, vastgesteld door de raad op 26 mei 2011, wordt beschreven hoe de gemeente Diemen invulling gaat geven aan de Wet Ontwikkelingskansen 1 door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE) . Het doel van het Wet OKE is “om voor jonge kinderen in peuterspeelzalen en kindercentra een veilige, stimulerende omgeving te creëren waarbij medewerkers in staat zijn om een risico op een taalachterstand in het Nederlands te signaleren en dat effectief aan te pakken.” De ambitie van de wet is dat gemeenten alle kinderen die dat nodig hebben (doelgroepkinderen) voorschoolse educatie aanbieden. De gemeente draagt zorg voor: afdoende kwaliteit van het regulier peuterspeelzaalwerk; een dekkend en hoogwaardig aanbod VVE in de voorschoolse periode; toezicht en handhaving op de kwaliteit van peuterspeelzalen en voorschoolse educatie; en het voeren van jaarlijks overleg en het maken van afspraken over kernpunten van voor – en vroegschoolse educatie met de partners in de gemeente. Een tweede aspect van de wet OKE betreft de samenwerking en afstemming van peuterspeelzaalwerk en kinderdagverblijven. Het Rijk streeft naar harmonisering van de regelgeving van voorzieningen voor kinderen van 0 tot 4 jaar. Uitgangspunt is zoveel mogelijk integreren van beide werkvormen waarbij volledige integratie geen wettelijke verplichting is. In de notitie Onderwijsachterstandenbeleid 2011 – 2014 is aangekondigd dat de gemeente gaat 2 onderzoeken hoe de harmonisatie verder vorm gegeven en gestimuleerd kan worden . Opdracht: onderzoek gevolgen harmonisatie en toekomst peuterspeelzalen De wet OKE biedt mogelijkheden voor harmonisatie van kinderopvang. Deze harmonisatie kan gerealiseerd worden door 1. Een lichte vorm van samenwerking, met zelfstandig blijvende partners en aparte huisvesting, een VVE-aanbod op peuterspeelzalen en zo mogelijk ook op de kinderopvang. 2. Een intensieve samenwerking tussen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, waarbij de partners zelfstandig blijven maar streven naar samenwerking door gezamenlijke scholing personeel, afstemming pedagogische visie en vooral een zorgvuldig afgestemd gezamenlijk aanbod. 3. Toewerken naar één ongedeelde voorziening waarbij peuterspeelzaal en kinderdagverblijf volledig geïntegreerd zijn in één organisatie, een zogenaamd Integraal Kindcentrum (IKC). Er bestaat in Diemen al een lichte vorm van samenwerking. Voor de middenlange termijn is intensievere vorm van samenwerking de ambitie. De schoolbesturen in Noord hebben aangegeven op termijn naar een IKC te streven, evenals bij brede school de Kersenboom. In de notitie aangaande de positionering van de Stichting Welzijn Diemen (SWD), de huidige houder van de peuterspeelzalen, door de raad op 28 juni 2012 vastgesteld, wordt hierover het volgende gesteld: “De invoering van de Wet OKE en de harmonisatie van de kinderopvang en peuterspeelzalen is aanleiding om 2011 en 2012 te gebruiken om meer zicht krijgen welke mogelijkheden deze regeling in Diemen biedt op de middenlange- en de lange termijn. Eind 2012 wordt de keus gemaakt of de huidige voorschoolse educatie op de peuterspeelzalen wordt gecontinueerd of dat wordt ingezet op harmonisatie van de voorziening met kinderopvang of met het onderwijs. Deze keuze kan consequenties hebben voor de organisatorische setting waarin de peuterspeelzalen worden ondergebracht.” Door een onvoorziene extra consultatieronde is de oorspronkelijke planning niet gehaald. Proces Op het Lokale Educatieve Agenda overleg (LEA) van 26 juni 2012 zijn bovengenoemde drie modellen gepresenteerd die de stadia van samenwerking en harmonisatie kinderopvang – 1 2
http://wetten.overheid.nl/BWBR0027956/geldigheidsdatum_18-02-2013 Notitie Onderwijsachterstandenbeleid 2011 – 2014, gemeente Diemen, blz. 25
4
peuterspeelzaal/kinderdagverblijf en peuterspeelzaal/basisschool weergeven. Doel van de LEA bijeenkomst was om aan de hand van een aantal vragen met de belanghebbenden (vertegenwoordigers van kinderopvang, peuterspeelzalen en onderwijs) van gedachten te wisselen over de mogelijke harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang. In vervolg op dit LEA overleg is er met alle belanghebbenden afzonderlijk in de periode juni/juli 2012 overleg gevoerd. De vragen die onder andere aan de gesprekspartners zijn gesteld zijn: heeft u voorkeur voor één van de mogelijke scenario’s; hoe denkt u een en ander te realiseren en welke vragen heeft u voor de gemeente? Op 2 oktober 2012 is, op verzoek van de raad, voor de raad een thema avond georganiseerd met als onderwerp de harmonisatie en de toekomst van het peuterspeelzaalwerk. Op deze avond waren zowel de raad als het veld uitgenodigd. Het veld was vertegenwoordigd door de bovenschoolse- en schooldirecteuren, regiomanagers van de kinderopvangorganisaties en bestuurs- en directieleden van Stichting Welzijn Diemen voor het peuterspeelzaalwerk. Tijdens de thema avond, bezocht door de fracties van Groen Links, D66, VVD, PvdA en DD, is door enkele raadsleden verzocht de peuterspeelzaalleidsters, kinderopvangleidsters en onderbouwschooldocenten ook te betrekken in het visie- en besluitvormingsproces. Er zijn derhalve in de periode november/december 2012 een aantal leidsters/docenten van 1 school, 2 peuterspeelzalen en 1 kinderdagverblijf gevraagd hun mening te geven over VVE, harmonisatie, organisatievorm van peuterspeelzaalwerk, etc. De uitkomsten van de interviews zijn meegenomen bij het opstellen van deze notitie. Door deze extra consultatieronde is de oorspronkelijke planning niet gerealiseerd. De gemeenteraad zal een besluit naar aanleiding van de voorliggende notitie nemen in het voorjaar van 2013. Het is vervolgens de intentie dat een eventuele nieuwe organisatorische vormgeving van het peuterspeelzaalwerk zijn beslag krijgt op 1 januari 2014.
5
Hoofdstuk 2
Ontwikkelingen
Landelijke ontwikkelingen Er spelen momenteel veel ontwikkelingen, zowel landelijk als gemeentelijk, die de discussie over de toekomst van het peuterspeelzaalwerk en harmonisatie beïnvloeden. De voornaamste ontwikkelingen worden hieronder geschetst. Politiek Het ministerie van OCW is over de periode 2011 – 2014 een pilot gestart onder de naam 3 Startgroep . De Startgroep Voorschoolse educatie voor alle peuters vanaf 2,5 jaar is gekoppeld aan het onderwijs; één van de doelen is professionalisering van de voorschoolse medewerkers in opbrengstgericht werken onder begeleiding van hbo-ers. Aan het eind van de periode moet duidelijk worden of de prestaties van (doelgroep)peuters verbeteren door opbrengstgericht werken in een doorlopende leer- en ontwikkellijn met de basisschool. In de Kamerbrief Bestuursafspraken G4 en G33 van de minister van OCW van 25 november 4 2011 staat o.a. het volgende over hbo-ers: “ik wil het aantal hbo-gekwalificeerde begeleiders in VVE verhogen. Zij zijn nodig om het opbrengstgericht werken op de groep verder vorm te geven en de kwaliteit op de werkvloer te verhogen. Het gaat juist daarbij om het observeren en weten welke spelactiviteiten nodig is om een kind verder in zijn ontwikkeling te stimuleren. Ik verwacht met deze maatregel een forse stap te kunnen zetten in de kwaliteit van VVE en daarmee de resultaten van dit beleid...” Medio 2011 startte een kopgroep van wethouders (wethouder Grondel maakt hier sinds kort ook deel van uit) uit 20 gemeenten het debat over IKC’s. De wethouders willen de ontwikkeling van IKC’s in hun gemeenten stimuleren zolang de wet- en regelgeving hier nog geen kader voor biedt. De kopgroep van wethouders heeft de landelijke politiek opgeroepen de ontwikkeling van kindercentra als basisvoorziening van kinderen van 0-12 jaar op te nemen in hun 5 verkiezingsprogramma’s . In het regeerakkoord uit 2012 staat het volgende: “…Onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie moeten op elkaar afgestemd zijn. In de voorschoolse periode is dat van belang om ontwikkelingsachterstanden te voorkomen, te signaleren en tijdig aan te pakken. Het leren van de Nederlandse taal door jonge kinderen verdient daarbij bijzondere aandacht. Dit stelt ook eisen aan de vaardigheden van de beroepskrachten in de sector. Bij buitenschoolse opvang is afstemming noodzakelijk om waar mogelijk een sluitend dagarrangement te realiseren, bijvoorbeeld in het 6 kader van de brede school of integrale kindcentra….” Vraaguitval kinderopvang De afgelopen maanden is uitgebreid bericht over de vraaguitval bij de kinderdagopvang door de vermindering van de kinderopvangtoeslag per 2013 (volgens de Brancheorganisatie 7 Kinderopvang gemiddeld 15% in 2012 ). Door deze bezuinigingen op de kindertoeslag nemen veel ouders minder dagdelen of geen kinderdagopvang meer af. Het merendeel van de ondernemers ziet de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag dan ook als belangrijkste oorzaak voor de teruglopende vraag. Gevolgen hiervan zijn echter, zo constateert de MO groep en de VNG, dat: in veel gemeenten weer wachtlijsten voor peuterspeelzalen ontstaan; de segregatie toeneemt doordat er peuterspeelzalen ontstaan met alleen doelgroeppeuters; en de gezinnen waarvan 1 ouder werkt de dupe dreigen te worden doordat zij geen recht hebben op een belastingtoeslag voor dagopvang. De afnemende vraag bij de kinderdagopvang lijkt de kwaliteit van de opvang niet ten goede te komen. Er zijn signalen, zowel landelijk als in Diemen, dat sommige houders van kinderdagverblijven de randen van de wet opzoeken in een poging om rendabel te blijven. Er wordt bijvoorbeeld geschoven met kinderen tussen verschillende groepen en gerommeld met leidster-kind-ratio’s. Ook wordt beknibbeld op de gewenste en benodigde ontwikkelingsondersteuning van kinderen. 3
http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2011/01/24/peuters-naar-het-basisonderwijs.html http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/11/25/kamerbrief-bestuursafspraken-g4-eng33.html 5 http://www.poraad.nl/sites/www.poraad.nl/files/wethouders_voor_kindcentra.pdf 6 http://www.kabinetsformatie2012.nl/actueel/documenten/regeerakkoord.html 7 http://www.kinderopvang.nl/nieuws/nieuwsbericht/?newsId=26e416ac-ccfc-4e9f-93c1-013df2a45fad
4
6
Gemeenten vormen peuterspeelzalen om tot peuteropvang Veel gemeenten hebben met de invoering van de wet OKE ervoor gekozen om de peuterspeelzalen onder te brengen bij de kinderopvang. Hiermee werden tegelijkertijd soms bezuinigingen gerealiseerd omdat de betreffende gemeenten geen peuterspeelzalen meer wilden subsidiëren. De gemeente Ouder-Amstel is hier een voorbeeld van (zie ook blz. 12 voor een nadere toelichting). Ook de gemeente Almere is bezig d.m.v. een openbare aanbesteding met kwaliteitseisen ten aanzien van VVE de peuterspeelzalen onder te brengen bij kinderopvangorganisaties. Ruim 10 procent van de gemeentelijke peuterspeelzalen is vanaf begin 8 2012 omgezet in peuteropvang onder de Wet kinderopvang . Financiën Het Rijk heeft weliswaar extra budget gereserveerd voor voorschoolse educatie, schakelklassen en zomerscholen (95 miljoen tot 2015) maar dit geld wordt alleen beschikbaar gemaakt voor de G37 (G4+G33) gemeenten. De VNG heeft haar teleurstelling uitgesproken over dit besluit van de minister. Tevens blijkt uit recent onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) dat de extra investeringen in de VVE in Oost-Groningen zich juist in resultaten vertalen die op vele punten een 9 positiever zijn dan in de grootste steden .
Aangezien het aantal gewichtenleerlingen in Diemen lijkt te dalen, zal dat de komende jaren ook consequenties gaan hebben voor de te ontvangen OAB-middelen. De hoogte van de rijksbijdrage voor OAB/VVE is namelijk gebaseerd op de aantallen gewichtenleerlingen per gemeente. De daling lijkt te maken te hebben met de gehanteerde definitie (van een ‘brede’ naar een ‘smalle’ doelgroep) en een verandering in de populatie.
Dwang en drang 10 Er spelen landelijk discussie over het eventueel verlagen van de leerplichtige leeftijd . De invulling die de gemeente Rotterdam geeft aan de eerdergenoemde pilot ‘Startgroep’ (zie voetnoot ³) lijkt op een vervroeging van de leerplichtige leeftijd naar 2 jaar. Rotterdam is in augustus 2011 dertig zogenaamde groepen nul gestart in het basisonderwijs, voor peuters vanaf twee jaar gestart. Elk van deze groepen heeft naast de mbo-leidster een medewerker op hbo-niveau. Groep nul is een intensivering van de voorschool, voor peuters vanaf 2 jaar, die 5 dagdelen per week deelnemen en waarbij naast mbo-ers ook hbo-ers worden ingezet.
Vooruitlopend op een eventuele verlaging van de leerplichtige leeftijd wordt bekeken of peuters met achterstanden op andere manieren verplicht kunnen worden om aan VVE-programma’s deel te nemen. Begin 2012 is bijvoorbeeld door voormalig wethouder Asscher in Amsterdam geopperd om ouders van doelgroepkinderen te beboeten indien deze niet aan VVE-programma’s 11 meedoen . Minister Bussemaker laat momenteel onderzoek doen naar de juridische mogelijkheden om dwang bij voorschoolse educatie toe te passen om zo ieder kind met een taalachterstand VVE te bieden. De G4 gemeenten hebben in een brief aan de minister aandacht gevraagd voor de kinderopvang en peuterspeelzalen. In de brief geven zij onder andere aan dat: “…Gezien de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten in relatie tot het opgroeien van jonge kinderen, borging van de regierol voor gemeenten; Garantie van de toegankelijkheid van VVE voor alle doelgroepkinderen, onder meer door: Elk kind van 2,5 – 4 jaar een wettelijk recht te geven op een plek op een voorschoolse voorziening; De gemeenten de wettelijke taak te geven een aanbod te organiseren met een pedagogische en educatieve doorlopende leerlijn voor kinderen van 2,5 – 12 jaar en hiervoor de middelen uit Kinderopvangtoeslagen van alle kinderen tussen de 2,5 – 4 jaar oud toe te voegen aan de gemeentelijke middelen voor peuterspeelzalen en VVE;…” In de Volkskrant van 15 maart wordt over deze brief het volgende geschreven: “… Nu al hebben gemeenten enige vrijheid om onderwijs, peuterspeelzalen, kinderopvang op elkaar af te stemmen.
8
http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/47/496.html http://www.vng.nl/onderwerpenindex/onderwijs/nieuws/vng-betreurt-kabinetsbeleid-onderwijsachterstanden http://www.maastrichtuniversity.nl/web/Main1/SiteWide/SiteWide4/LeerplichtVanafVierJaarVoorkomtAchterstand1.htm 11 http://www.parool.nl/parool/nl/4/AMSTERDAM/article/detail/3121141/2012/01/13/Asscher-wil-boete-voor-ouders-dievoorschool-negeren.dhtml?goback=.gde_1867427_member_89511946 9
10
7
Utrecht biedt voor- en vroegschoolse educatie alleen aan op peuterspeelzalen die nauw samenwerken met basisscholen. Den Haag geeft alleen subsidie aan opvang als er een link is met de basisschool. Rotterdam bouwt peuterspeelzalen onder leiding van basisscholen om tot ‘groepen nul’.” Passend onderwijs Kinderen met een handicap of gedragsproblemen hebben recht op een passende onderwijsplek. Dat kan in het speciaal onderwijs of met extra begeleiding op een gewone school. Vanaf 2014 komt er een nieuw stelsel voor passend onderwijs. Dit verplicht scholen een passende onderwijsplek te bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Deze ontwikkeling heeft invloed op onder andere de VVE omdat deze de noodzaak van samenwerking tussen scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen versterkt. Doorgaande lijnen en warme overdrachten worden nog belangrijker aangezien dit de scholen helpt bij het bepalen van de juiste zorg en school voor de kinderen. Ook kunnen in samenwerking met het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang achterstanden eerder gesignaleerd en in gezamenlijkheid aangepakt worden. Veranderende lestijden Er wordt tevens verwacht dat de komende jaren de discussie over ‘andere schooltijden’ breder gevoerd zal gaan worden. Door het toenemend aantal werkende ouders, de behoefte aan dagarrangementen en resultaten van onderzoeken bij kinderen naar bioritmen en het effect op leerresultaten lijkt een overgang van het oude schooltijdenmodel naar een nieuw model een kwestie van tijd. Deze discussie wordt ook in Diemen gevoerd waarbij het goed denkbaar is dat vanaf schooljaar 2014 – 2015 een aantal scholen zullen overgaan op het zogenaamde ‘5-gelijke-dagen model’. Gemeentelijke ontwikkelingen Bovengenoemde, landelijke, ontwikkelingen hebben natuurlijk invloed op de Diemense situatie. Daarnaast spelen ook nog een aantal specifiek Diemense ontwikkelingen. Financiën In 2012 bedroeg het budget voor het OAB-beleid (VVE en peuterspeelzaalwerk) ca. € 456.000,-. Hiervan waren ca. € 343.000,- Rijksmiddelen en ca. €112.000,- gemeentelijke middelen. Voor 2013 en 2014 zullen de Rijksmiddelen dezelfde hoogte behouden. Het is waarschijnlijk dat, gezien de afname is de aantallen doelgroepkinderen, de inkomsten uit de Rijksmiddelen na 2014 zullen afnemen. Bezuinigingen De rijksbijdrage OAB/VVE is voor de beleidsperiode 2011 – 2014 aanzienlijk lager dan voor de beleidsperiode 2006 – 2010. Hierdoor hebben beleidswijzigingen plaatsgevonden die beschreven staan in de notitie Onderwijsachterstandenbeleid 2011 – 2014. Kort samengevat is de gemeentelijke bijdrage voor de schakelklassen stopgezet, is de doelgroepdefinitie aangepast (van ‘breed’ naar ‘smal’) en is betaling van het derde dagdeel peuterspeelzaal door de gemeente afgeschaft.. Vraaguitval bij kinderopvang Ook in Diemen is sprake van vraaguitval bij de kinderdagverblijven. Bij sommige locaties is in oktober 2012 een afname van bijna 50% te constateren in deelname door peuters aan de kinderdagopvang ten opzichte van 2011. Zoals hierboven ook al toegelicht lijkt dit de kwaliteit van de kinderopvang niet ten goede te komen. Er is sprake van een toenemende hoeveelheid overtredingen van de Wet kinderopvang geconstateerd door de GGD, wat leidt tot meer gemeentelijke handhaving. Toename wachtlijsten psz In Diemen is een toename van inschrijvingen en wachtlijsten bij peuterspeelzalen ontstaan. Per februari 2013 staan 3 doelgroeppeuters op de wachtlijst en een verdere 6 wachten op uitbreiding van het aantal dagdelen. Voor niet-doelgroeppeuters zijn de wachtlijsten nog langer, respectievelijk 25 peuters om überhaupt een plaatsing te krijgen en 23 voor een uitbreiding van hun aantal dagdelen. Een reden hiervoor lijkt te liggen in het feit dat peuterspeelzalen voor veel ouders een goedkopere vorm van dagopvang zijn dan de commerciële kinderdagopvang. Ook in andere gemeenten, waar de peuterspeelzalen zijn opgeheven, lijkt de vraag naar weer peuteropvang toe te nemen. Een andere reden is de door de ouders herkende hoge kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk in Diemen.
8
Brede problematiek bij niet-doelgroep peuters en kleuters De gemeente heeft noodgedwongen moeten kiezen voor het versmallen van de doelgroepdefinitie. Hierdoor hebben alleen smalle doelgroeppeuters recht op een deelname van 4 dagdelen. In Diemen is daarnaast ook sprake van vrij ernstige taalachterstanden en/of (opvoed)problematiek bij nietdoelgroeppeuters. De gemeente heeft inmiddels een aantal instrumenten ingezet om deze bredere problematiek aan te pakken maar een verdere en betere samenwerking tussen gemeente, consultatiebureau, jeugdzorg, oudercontactfunctionaris, peuterspeelzaalwerk, kinderopvang en scholen is nodig. Brede schoolontwikkeling In de afgelopen jaren heeft de gemeente ingezet op brede schoolontwikkeling. Dat heeft er mede toe geleid dat een aantal scholen in Diemen reeds ‘brede school’ is en een aantal zich in die richting ontwikkelt. De brede schoolontwikkeling speelt een belangrijke, versterkende rol in de steeds verdergaande samenwerking tussen het onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. De meeste scholen in Diemen hebben inmiddels een inpandige peuterspeelzaal en/of kinderdagverblijf wat de samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van VVE, aanzienlijk vergemakkelijkt. De te bouwen brede school in Diemen Noord lijkt zelfs de contouren te hebben van een IKC.
9
Hoofdstuk 3
Belanghebbenden
In Diemen zijn de volgende belanghebbenden geconsulteerd: het onderwijs, de peuterspeelzalen, de kinderopvangorganisaties en de ouders. Onderstaand wordt een beeld geschetst van de individuele gesprekken met vertegenwoordigers van deze belanghebbenden (juni - juli 2012), aangevuld met opmerkingen die uit de gesprekken met peuterleidsters, pedagogisch medewerkers van kinderdagverblijven en leerkrachten voortkwamen. Deze notitie zal tevens aan ouders voorgelegd gaan worden voor commentaar. Dit commentaar zal worden teruggekoppeld aan de raad. Peuterspeelzalen De peuterspeelzalen zijn in 2007 ondergebracht bij SWD in het kader van de noodzakelijk geachte bestuurlijke professionalisering. In een gesprek op 15 mei 2012 heeft de directeur van de SWD te kennen gegeven het peuterspeelzaalwerk te willen behouden voor de SWD. De SWD constateert dat zij al een kwalitatief goed voorzieningenniveau biedt en dat er al samenwerking is met kinderopvang en basisonderwijs. De SWD gaf aan zo snel mogelijk geïnformeerd te willen worden over de voorkeur van de gemeente zodat SWD hier haar beleid tijdig op kan aanpassen. De geraadpleegde peuterleidsters gaven te kennen het liefst met onderwijs samen te willen gaan wegens de doorgaande pedagogische lijn en constateerden dat samen in één gebouw samenwerking gemakkelijker maakt. Men heeft veel interesse in samenwerking maar de beschikbare tijd en financiering hiervan zijn knelpunten. Kinderopvang De Stichting KMN Kind & Co heeft sinds 2010 vestigingen in Diemen. KDV de Kersjes werkt samen met basisschool de Kersenboom in één gebouw, KDV de Zeesterren werkt samen met basisschool de Octopus in één gebouw. Daarnaast biedt Kind & Co Buitenschoolse Opvang aan (BSO de Kersenbende, BSO de Vogeltuin, BSO Octopus). -
Stichting KNM Kind & Co staat open voor verschillende scenario’s, zo dicht mogelijk bij de praktijk. Voorkeur heeft de koppeling peuterspeelzaal – kinderdagverblijf en niet aan het onderwijs. Kind & Co is eventueel bereid alle speelzalen over te nemen. Kind & Co heeft een visie op de IKC-ontwikkeling en ervaring met fusies. Men weet dat het overbruggen van cultuurverschillen tijd kost. Kind & Co is doende een VVE-structuur op te tuigen.
Stichting Kinderdagverblijf De Kinderkorf is sinds 1994 actief in Diemen, en sinds 2005 op 2 locaties. De Kinderkorf is vanaf OAB/VVE-periode 2006 - 2010 betrokken bij de VVE en is bereid samen te werken met het basisonderwijs en de peuterspeelzalen in Diemen-Noord, maar niet in de vorm van het samengaan in een IKC. Stichting Kinderopvang Diemen (SKD) is sinds 1982 actief in Diemen. Kinderdagverblijf Hakim werkt samen met peuterspeelzaal Het Speelhuis en basisschool De Nieuwe Kring in Brede school de Meridiaan. De andere vestiging in Diemen Zuid, kinderdagverblijf Pino, werkt niet met een basisschool samen. -
De Kinderkorf en de SKD zijn eventueel voorstander van overname van een peuterspeelzaal waar al mee wordt samengewerkt in brede schoolverband. De voorwaarde die ze hieraan stellen is een gemeentelijk garantie dat deze de komende jaren niet bezuinigt op het peuterspeelzaalwerk. De Kinderkorf en SKD bieden VVE aan op hun locaties.
Kinderdagverblijf Jelletje (Stichting Prokino) heeft sinds 2009 een vesting in Diemen. Het kinderdagverblijf vormt geen natuurlijk koppel met een basisschool aangezien vrijwel alle basisscholen al een koppel vormen met een speelzaal of kinderdagverblijf. -
KDV Jelletje kan op basis van ervaring binnen Stichting Prokino peuterspeelzaalwerk overnemen maar heeft in Diemen zoals gezegd, één vestiging die geen samenwerkingsverband heeft met een peuterspeelzaal of basisschool. Op KDV Jelletje wordt ook geen VVE-programma aangeboden.
Estro Kinderopvang BV (voorheen Catalpa) is met de vestigingen Diemino en de Toversteen sinds 2004 actief in Diemen. Ook Estro Kinderopvang BV heeft geen samenwerking met peuterspeelzalen en basisscholen en heeft lokaal geen ervaring met VVE.
10
-
Er is getracht met Estro een gesprek aan te gaan over het feit dat Estro in Diemen geen VVE aanbiedt. Overleggen hierover werden bemoeilijkt wordt door steeds wisselend management bij de kinderdagverblijven van Estro. Bovendien lopen er af en aan handhavingstrajecten wegens overtredingen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
De geraadpleegde kinderdagverblijfmedewerkers zien kansen wanneer peuter en kleuters bij elkaar in één voorziening zitten. Als je naast elkaar zit is doorstroom makkelijker, de drempel lager, dan weet een peuter en de ouders wat hun te wachten staat. Onderwijs Vrijwel alle basisscholen werken al sinds 2006 met verschillende partners samen aan het realiseren van VVE. Scholen van Stichting Openbaar Onderwijs Primair (St. OOP) en Stichting Spirit Basisscholen (St. Spirit) werken nauw samen in de volgende koppels: basisschool de Ark en basisschool de Venser werken samen met de speelzalen de Peuterboot en ’t Ros Beyaerdt; basisschool de Octopus met kinderdagverblijf Zeesterren en peuterspeelzaal de 4 Heemskinderen en in Diemen Noord werken de basisscholen samen met de peuterspeelzalen de Tuimelaar en ’t Kloddertje. St. OOP en St. Spirit hebben een gezamenlijke voorkeur voor: 1. onderbrengen per peuterspeelzaal (en kinderopvang) in bredeschool-verband, dat wil zeggen in de brede school Diemen-Noord, bij basisschool de Octopus en eventueel in Diemen-Zuid. Deze samenwerking die er al is kan het beste worden vormgegeven middels een coöperatieve vereniging. St. OOP en St. Spirit hebben inmiddels een coöperatie opgericht waarin ruimte is voor het organisatorisch onderbrengen van alle peuterspeelzalen; 2. peuterspeelzaalwerk onderbrengen bij één organisatie voor kinderopvang: Kind & Co. St. OOP/St. Spirit formuleert als voorwaarde dat de gemeente garantie geeft voor de voortzetting van het peuterspeelzaalwerk voor tenminste 2 jaar. Mocht de gemeente kiezen voor het ‘model Ouder-Amstel’ dan dient eerst gesaneerd te worden voordat zij een beslissing nemen. Basisschool de Nieuwe Kring is sinds 2009 verbonden in brede school verband met kinderdagverblijf Hakim en peuterspeelzaal het Speelhuis. Basisschool de Nieuwe Kring heeft als éénpitter voorkeur voor het voortzetten van de bestaande samenwerking in brede schoolverband en dus het (eventueel) onderbrengen van de reeds inpandige peuterspeelzaal (het Speelhuis) bij de inpandige kinderopvangpartner (SKD). De Sint-Petrus basisschool is eveneens éénpitter en doet als enige school in Diemen niet aan VVE. De Sint-Petrus basisschool werkt niet samen met een peuterspeelzaal en/of kinderdagverblijf maar zou wel graag verbonden zijn met een peuterspeelzaal (bijvoorbeeld de 4 Heemskinderen). Onderbouwleerkrachten merkten op dat samenwerking en afstemming met de speelzaal helder is en de overdracht van kindgegevens goed verloopt. Dicht bij elkaar zitten draagt hiertoe in belangrijke mate bij. Ook de leerkrachten hadden oog voor knelpunten; extra tijd voor overleg, die de leidsters nauwelijks hebben en voegden hier als knelpunt aan toe dat de tijden van de peuterspeelzaal niet passen op de schooltijden. Wellicht ten overvloede maar in ieder geval ter verduidelijking is in bijlage II een visueel overzicht van alle scholen, kinderdagverblijven en peuterspeelzalen in Diemen, per wijk bijgevoegd. Wat opvalt is dat de meeste scholen reeds een ‘inpandige’ peuterspeelzaal hebben. Slechts enkele scholen hebben ook een ‘inpandig kinderdagverblijf’.
11
Hoofdstuk 4
Scenario’s en overwegingen
In de gesprekken rondom de toekomst van het peuterspeelzaalwerk en de harmonisatie is uitgegaan van een aantal mogelijke scenario’s. De gehanteerde scenario’s lijken, gezien de ervaringen elders in het land. de plaatselijke omstandigheden en de 3 modellen van samenwerking, de meest voor de hand liggende opties om de harmonisatie en het peuterspeelzaalwerk in Diemen vorm te geven. Hieronder een kort overzicht van de 4 mogelijke scenario’s. Scenario Scenario 1: Peuterspeelzalen binnen een zelfstandige organisatie Scenario 2: Geïntegreerde peutervoorziening
Scenario 3: Geïntegreerde Voor- en Vroegschoolse voorziening
Scenario 4: Opheffen peuterspeelzaalwerk
Opties a. peuterspeelzalen blijven onderdeel van de SWD b. peuterspeelzalen worden overgenomen door een andere welzijnsorganisatie a. integratie van het peuterspeelzaalwerk in koppels van 1 peuterspeelzaal en 1 kinderdagverblijf b. onderbrengen van alle peuterspeelzalen bij 1 kinderdagverblijforganisatie a. integratie van 1 peuterspeelzaal – kinderdagverblijf en basisschool (1 rechtspersoon) b. koppelvorming peuterspeelzaal – basisschool (als voorschool onder leiding van de basisschool) c. overnemen van alle peuterspeelzalen door een bestuur basisonderwijs model zoals gehanteerd door de gemeente OuderAmstel. VVE onder verantwoordelijkheid van een (of meer) kinderopvangorganisatie(s)
Hieronder wordt kort in beeld gebracht wat de voor- en nadelen zijn van alle scenario’s. Voor de eerste 3 scenario’s geldt dat alle belanghebbenden financiële continuïteit vanuit de gemeente een absolute voorwaarde achten. Criteria zijn: - Draagt de organisatie bij aan behoud van of verbetering van VVE - Voert de organisatie VVE uit of is men bereid deze te implementeren? - Sluit de organisatievorm aan bij eerder geschetste landelijke ontwikkelingen? - Sluiten de culturen op elkaar aan? - Is het draagvlak en de draagkracht voldoende? - Financiële aspecten? Scenario 1 Het handhaven van de status quo, dus van de SWD als houder van de peuterspeelzalen heeft als voordeel van de peuterspeelzalen zich verder kunnen professionaliseren binnen de eigen beroepsgroep en is een optie wanneer de landelijke ontwikkelingen op korte termijn te onvoorzien zijn. Dus als overgangssituatie. Het nu overplaatsen van de peuterspeelzalen naar een andere welzijnsorganisatie is niet praktisch, gezien de te verwachten ontwikkelingen. Scenario 1a: Voordelen: verantwoordelijkheid bij 1 centrale organisatie, continuïteit, aanwezigheid peuterspeelzaalcoördinator, doorgaande lijn programmatisch aanwezig en in ontwikkeling,meer dan 90% van de doelgroeppeuters wordt op de peuterspeelzalen bereikt, de peuterspeelzalen voldoen aan de VVE-condities voor uitvoering VVE, gezien de vele landelijke ontwikkelingen een ‘veilige’ keuze. Nadelen: visie van SWD m.b.t. peuterspeelzaalwerk niet goed uitgewerkt, kleine organisatie waarin gewenste professionalisering moeizaam van de grond komt, kwaliteitszorg- en beleid niet aanwezig, tot nu toe niet in geslaagd om de peuterspeelzalen kostendekkend te kunnen laten opereren. Scenario 1b: Voordelen: verantwoordelijkheid bij 1 centrale organisatie, professionalisering, indien bij een grote welzijnsorganisatie meer zekerheid en wellicht meer kwaliteit, gezien de vele landelijke ontwikkelingen een relatief veilige keuze. Nadelen: is geen direct antwoord op harmonisatie, is niet de landelijke trend. Minder verbinding met het lokale veld.
12
Scenario 2 Integratie van peuterspeelzaal – kinderdagverblijf in koppels is niet wenselijk gezien de verscheidenheid aan kinderdagverblijforganisaties en het grote verschil in didactische professionaliteit van leidsters en pedagogisch medewerkers (pm-ers). Dit scenario zou mogelijk worden wanneer peuterspeelzaal en kinderdagverblijf al samen VVE uitvoeren, in brede school verband. Onderbrengen van peuterspeelzalen bij 1 kinderopvangorganisatie is een optie, mits de organisatie VVE uitvoert en samenwerkt met het basisonderwijs. Knelpunt maar mogelijk ook kans is de terugloop van de bezetting kinderdagverblijven én de landelijke ontwikkeling die eerder voor- met vroegschool wil verbinden. Scenario 2a: Voordelen: biedt vooral een kans indien er doelgroepkinderen op het kinderdagverblijf zitten, door kleinschaligheid makkelijke uitwisseling en leren van elkaar, uitbreiding VVE-deskundigheid naar kinderdagverblijf, potentiële bezuiniging voor gemeente. Nadelen: ontbrekende kennis over VVE bij veel kinderdagverblijven, vraagt om zorgvuldige afstemming en planning, vergt relatief veel tijd van kleine organisaties, vergt leiding en coördinatie, , financiële situatie van kinderdagopvang. Scenario 2b: Voordelen: uitbreiding VVE-deskundigheid naar kinderdagverblijven, gelegenheid toegroeien naar één voorschoolse voorziening voor opvang en ontwikkeling, mogelijk meer HBOers om de educatie en de kwaliteit van de zorg te verbeteren, professionalisering, schaalvergroting, potentiële bezuiniging voor gemeente. Nadelen: ontbrekende kennis over VVE bij veel kinderopvangorganisaties, vraagt om zorgvuldige afstemming en planning, kwaliteit van VVE-aanbod bij kinderopvangorganisaties, financiële situatie van kinderdagopvang
Scenario 3 Integratie van 1 speelzaal – 1 kdv – 1 basisschool is optie bij brede schoolvorming. Er zijn zoals eerder genoemd een aantal kandidaten mogelijk die brede schoolvorming nastreven. Nadeel is versnippering en als gevolg de lastige regievoering door de gemeente. Ook is het niet mogelijk op alle locaties deze koppels te vormen. Bovendien bestaat een duidelijk verschil in professionaliteit en zijn cultuurverschillen moeilijker te managen bij een kleine organisatie, vooral door tijd en geldgebrek. Vergelijkbare bezwaren kleven aan koppels van 1 speelzaal en 1 basisschool. Overname van peuterspeelzalen door een onderwijsbestuur is vanuit de te verwachten landelijke tendens om de voorschool structureel binnen de basisschool te positioneren een verstandige optie. Door de jarenlange samenwerking tussen alle peuterspeelzalen met vrijwel alle basisscholen in Diemen is er geen knelpunt vanuit kwaliteitszorg of verschil in cultuur. Scenario 3a: Voordelen: traditie in overleg voor- en vroegschools, delen en leren van elkaar inherent aan organisatie, VVEdoelen makelijker te bereiken, ruimere beschikbaarheid (HBO-)professionals, sluit aan bij brede schoolgedachte. Nadelen: versnippering, niet mogelijk op alle locaties deze koppels te vormen, lastige regievoering door gemeente. Scenario 3b: Voordelen: traditie in overleg voor- en vroegschools, delen en leren van elkaar inherent aan organisatie, VVEdoelen makelijker te bereiken, ruimere beschikbaarheid (HBO-)professionals, sluit aan bij brede schoolgedachte. Nadelen: versnippering, niet mogelijk op alle locaties deze koppels te vormen, lastige regievoering door gemeente. Scenario 3c: Voordelen: traditie in overleg voor- en vroegschools, delen en leren van elkaar inherent aan organisatie, VVEdoelen makelijker te bereiken, ruimere beschikbaarheid (HBO-)professionals, sluit aan bij brede schoolgedachte, schaalvoordeel, professionaliteit. Nadelen: niet mogelijk voor alle huidige peuterspeelzalen (het Speelhuis).
Scenario 4 Dit scenario verdient een iets uitgebreidere toelichting. In de gemeente Ouder-Amstel is besloten met ingang van het schooljaar 2011-2012 de subsidie op de exploitatiekosten voor het peuterspeelzaalwerk af te schaffen (een besparing van ca. € 70.000,-). De 2 peuterspeelzalen waren al eerder ondergebracht bij Stichting voor Kind en Ouder in Ouder-Amstel (SKOO), een commerciële aanbieder van kinderopvang.
13
De peuterspeelplaatsen in Ouder-Amstel kregen tot en met schooljaar 2010-2011 subsidie. Ouders betaalden hiervoor een inkomensafhankelijke bijdrage. Bij kinderopvang ontvangen veel werkende ouders (o.a. tweeverdieners en alleenstaanden) voor de kosten van de kinderopvang een tegemoetkoming (kinderopvangtoeslag) van de Belastingdienst. Dit volgt uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko), die bedoeld is om werk met kinderen te combineren. Eenverdieners (kostwinnersgezinnen en alleenstaande niet-werkende ouders) ontvangen geen kinderopvangtoeslag. Het alternatief voor de peuterspeelzaal is de kinderopvang. Echter, voor sommige ouders (de eerdergenoemde eenverdieners) brengt dit alternatief hoge kosten met zich mee. Daarom heeft de gemeente Ouder-Amstel in 2012 besloten om voor 2 jaar een bedrag van € 20.000,te reserveren voor de kosten die voortvloeien uit het besluit om de subsidie voor het peuterspeelzaalwerk af te schaffen. Dit om de ouders te compenseren die niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kinderopvangkosten van de belastingdienst maar wel overstappen van peuterspeelzaalwerk naar de kinderopvang. De peuterspeelzalen bestaan met ingang van het schooljaar 2011-2012 niet meer. De gemeente Ouder-Amstel ontvangt, net zoals de gemeente Diemen, een rijksbijdrage voor de bestrijding van onderwijsachterstanden. Aangezien het aantal doelgroepkinderen (gebaseerd op de gewichtenregeling) in Ouder-Amstel aanzienlijk lager ligt dan in Diemen (17 doelgroepkinderen tegenover 78 in Diemen) is de rijksbijdrage voor Ouder-Amstel ook lager (€ 92.500,- in 2011 tegenover € 343.630,- voor Diemen). Omdat er in Ouder-Amstel per augustus 2011 geen peuterspeelzaalwerk meer bestaat worden deze rijksmiddelen ingezet ten behoeve van de voor- en vroegschoolse educatie. Er is € 40.000,- ingezet voor een project ‘taalactivering’ op de basisscholen in Duivendrecht. De overige gelden worden ingezet voor VVE-scholing van leidsters, aanschaf materialen en een bijdrage aan SKOO voor VVE-coördinatie. Op dit moment worden de eerste leidsters getraind in het VVEprogramma Ko-totaal. De verwachting is dat juni 2014 alle leidsters geschoold zijn. Dat betekent dat de groepen in Ouder-Amstel op dit moment niet voldoen aan de voorwaarde dat voor elke groep twee VVE-gecertificeerde leidsters staan. De scholen werken niet met het Ko-totaal programma. In die zin is dus ook geen sprake van een doorgaande lijn van voor- naar vroegschools. Wel is er in OuderAmstel een zgn. ‘peuterestafette’ ontwikkeld voor de ‘warme overdrachten’. De gemeente Ouder-Amstel heeft een VVE-convenant gesloten met alle belanghebbenden. Toezicht en regie op de VVE is belegd in een werkgroep en de coördinatie bij SKOO. Overigens zijn in 2012 slechts 6 leerlingen door de GGD al doelgroepkind geïndiceerd. Het is niet duidelijk of er meer doelgroepkinderen zijn en, zo ja, waar die zijn. De doelgroeppeuters zitten verspreidt op de diverse kinderdagverblijven en in gemengde groepen met andere niet-doelgroeppeuters.
14
Hoofdstuk 5
Conclusies en advies
Overwegende de wettelijke kaders, het staande gemeentelijke beleid op het gebied van jeugd, onderwijs en VVE en de input van alle belanghebbenden kunnen een aantal conclusies worden getrokken. De voornaamste conclusie is dat VVE in Diemen waardevol wordt geacht en een belangrijk instrument in de strijd tegen achterstanden bij kinderen. Alle VVE-partners zien tevens een belangrijke rol voor de eigen organisaties binnen de VVE-structuur zoals die in Diemen is opgebouwd. We gaan uit van een regievoerende rol van de gemeente op het gebied van de VVE. i) Er wordt ook geconstateerd dat er verbeteringen mogelijk zijn. De benodigde verbeteringen zullen alleen gerealiseerd worden indien de samenwerking tussen de VVE-partners verder bestendigd, uitgewerkt en geborgd wordt. Kortom, er zullen nog verdere stappen gezet dienen te worden om de reeds bestaande samenwerking (vaak alleen op praktisch niveau) te verankeren in gezamenlijk ontwikkeld en gedragen beleid. De peuterspeelzalen spelen momenteel een belangrijke rol in het gemeentelijke VVE-beleid. In principe is dat de plaats waar onze doelgroeppeuters VVE-programma’s aangeboden krijgen. Er zitten ook doelgroeppeuters op kinderdagverblijven maar dat zijn juist de kinderdagverblijven in Diemen die geen volwaardig VVE-programma aanbieden. De afgelopen jaren is in Diemen aanzienlijke kennis en kunde opgebouwd op de peuterspeelzalen over VVE en aanpak van brede (opvoed)problematiek. Deze investering teniet doen is niet logisch en contraproductief. Dit werd in vrijwel alle gesprekken en tijdens de thema avond benadrukt. Uit onderzoek blijkt tevens dat investeren in peuterspeelzaalwerk niet alleen wenselijk is vanuit sociaalmaatschappelijk oogpunt maar maatschappelijke waarde creëert (Een investering in het reguliere peuterspeelzaalwerk levert maatschappelijk toegevoegde waarde op. Elke euro die gemeente, ouders en samenwerkingspartners investeren wordt terugverdiend waarbij €0,48 maatschappelijk 12 toegevoegde waarde wordt gecreëerd (Social Return On Investment ratio is €1,48) . ii) Tegelijkertijd lijkt een harmonisatie met de kinderopvang in de Diemense context niet de juiste weg om de doelstellingen te realiseren. Er zijn in Diemen een tweetal, relatief kleine, lokale aanbieders van kinderopvang (de Kinderkorf en de SKD). Beide organisaties hebben aangegeven alleen geïnteresseerd te zijn om 1 of maximaal 2 peuterspeelzalen over te nemen, of in ieder geval de bestaande samenwerking met de nabijgelegen peuterspeelzalen te versterken. Daarnaast kan betwijfeld worden of beide organisaties organisatorisch of financieel in staat zijn om alle peuterspeelzalen over te nemen (als ze dat al zouden willen). Er zijn ook 3 grote, landelijke aanbieders van kinderopvang actief in Diemen. Estro en Prokino hebben beide landelijk ervaring met peuterspeelzaalwerk maar niet in Diemen. Tevens wordt op de kinderdagverblijven in Diemen van beide organisaties geen VVE-programma aangeboden. Ook bestaan geen concrete plannen om in de nabije toekomst VVE-programma’s aan te gaan bieden. Aan de hand van de inspecties door de GGD van de afgelopen jaren kan tevens gesteld worden dat kwaliteit van de kinderopvang die door de organisaties geboden wordt te wensen overlaat. De andere aanbieder is Kind & Co. Zij hebben ervaring met peuterspeelzaalwerk en zijn begonnen met het implementeren van VVE-programma’s in hun kinderdagverblijven in Diemen. Tevens hebben ze aangegeven eventueel geïnteresseerd te zijn de overname van alle peuterspeelzalen. Op basis van de inspectierapporten van de afgelopen jaren kan geconcludeerd worden dat Kind & Co in Diemen kwalitatief hoogwaardige kinderopvang aanbiedt. Voor alle commerciële aanbieders van kinderopvang geldt op dit moment dat zij kampen met behoorlijke tot vrij ernstige vraaguitval. Het valt nog te bezien in hoeverre alle organisaties de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslagen zullen overleven en in hoeverre de kwaliteit niet verder aangetast zal worden. De gemeente zal blijven inzetten op verdere samenwerking tussen kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, vooral op het gebied van de VVE en zorg. iii) Er kan helaas geconstateerd worden dat de gewenste professionalisering van het
12
http://www.nji.nl/digitaalmagazijn/RapportageSROIAnalysesPSZNunspeetZwolle.pdf
15
peuterspeelzaalwerk, zoals die beoogd was toen de peuterspeelzalen in 2008 onder werden gebracht bij de SWD, niet het gewenste resultaat heeft gehad. De SWD heeft bij herhaling aangegeven zowel beheersmatig als financieel tegen problemen aan te lopen bij het peuterspeelzaalwerk. Ook kan geconstateerd worden dat de algemene financiële situatie van de SWD, zoals ook eerder besproken door de raad, van invloed is op de beheersmatige capaciteit en financiële situatie van het peuterspeelzaalwerk. iv) En waarom niet de ‘optie Ouder-Amstel’? Hieronder de argumenten waarom het onderbrengen van het peuterspeelzaalwerk bij de kinderopvang niet de meest optimale oplossing is. Historisch gezien is het zo dat het peuterspeelzaalwerk in Diemen van een kwalitatief hoog niveau is. Dit als gevolg van jarenlange investeringen in het peuterspeelzaalwerk door de gemeente en de kwaliteit van de peuterspeelzaalleidsters. De gewenste ontwikkelingen zoals verwoord in de Wet OKE waren in feite al grotendeels gerealiseerd in Diemen. Zoals al eerder gememoreerd was een veel gehoorde opmerking tijdens de thema avond en de interviews dat eventuele veranderingen niet ten koste moeten gaan van de kwaliteit (“gooi het kind niet met het badwater weg”). Diemen heeft bovendien een wettelijke taak om VVE aan te bieden aan doelgroepkinderen. De peuterspeelzalen spelen daar een essentiële rol in, ook gezien het feit dat niet op alle kinderdagverblijven in Diemen een VVE-programma wordt aangeboden. Door de bank genomen kan ook gesteld worden dat de geboden pedagogische kwaliteit en zorg in de peuterspeelzalen hoger ligt dan bij de kinderdagverblijven. Gemeenten hebben tevens de wettelijke taak een integraal jeugdbeleid te voeren. Peuterspeelzalen zijn hierin een belangrijke schakel. Vooral bij het vinden en doorverwijzen van zorgkinderen en – ouders het geven van opvoedingsondersteuning in de preventieve sfeer, wegwerken van taal- en ontwikkelingsachterstanden en het zorgdragen voor een doorgaande leerlijn. Basisscholen merken het verschil tussen leerlingen die wel en geen voorschoolse educatie hebben gevolgd. VVE leidt tot betere leerprestaties van leerlingen uit een kansarme omgeving. Ze krijgen zo een betere start op de basisschool. Met het wegvallen van de peuterspeelzalen wordt een gat geslagen in de ontwikkeling van het kind bij de voorbereiding op de basisschool. Dat valt niet te rijmen met de wettelijke opdracht van de gemeente om mede te investeren in doorlopende leerlijnen en een dekkend aanbod van onder andere lees / taalonderwijs. Tenslotte zijn peuterspeelzalen betaalbaar en toegankelijk voor iedereen. Dit in tegenstelling tot kinderdagverblijven waar kinderen over het algemeen alleen naar toe gaan als beide ouders werken. Voor de niet-tweeverdieners, die geen gebruik kunnen maken van de Wet Kinderopvang, is deze vorm van opvang onbetaalbaar. Als je peuterspeelzalen sluit, sluit je een laagdrempelige wijkvoorziening. Zo wordt de kloof vergroot tussen draagkrachtige en minder draagkrachtige ouders en kinderen. Als je daarvoor financiële compensatie wil bieden, aan ouders of kinderdagverblijven is er geen sprake van een besparing. v) Vanuit het Rijk wordt verwacht dat de gemeente een regisserende rol speelt in de uitvoering van het VVE-beleid. Dat is ook een ambitie van de gemeente Diemen. We willen derhalve de samenhang en uniforme kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk in Diemen behouden. Die wens wordt ook benadrukt door de peuterspeelzaalleidsters. Indien mogelijk worden de peuterspeelzalen dus zoveel mogelijk in 1 organisatie ondergebracht. vi) Diemen verkeert in de gelukkige omstandigheid 2 schoolbesturen binnen de gemeentegrenzen te hebben die al jarenlang de samenwerking zoeken en daarop ook reeds voorgesorteerd hebben, o.a. door het oprichten van een coöperatie. Deze 2 schoolbesturen (St. OOP en St. Spirit) hebben aangegeven dat zij een rol zien voor het onderwijs voor de peuterspeelzalen. Beide schoolbesturen hebben reeds een coöperatie opgericht waaronder de peuterspeelzalen ondergebracht zouden kunnen worden. Tevens benadrukken zij de overeenkomsten in de pedagogische insteek van zowel peuterspeelzaalwerk als onderwijs, iets wat wordt gedeeld door de peuterspeelleidsters. Op praktisch niveau wordt reeds intensief samengewerkt tussen onderwijs en peuterspeelzalen. Uitzonderingen daargelaten geldt dit minder voor de kinderopvang. De meeste scholen hebben reeds
16
een inpandige peuterspeelzaal. De 2 vrijstaande peuterspeelzalen zouden ondergebracht kunnen worden bij scholen die aan VVE doen en nog geen inpandige peuterspeelzaal hebben. De SintPetrusschool heeft er in het verleden, als enige school in Diemen, voor gekozen niet deel te nemen aan de gekozen doorgaande lijn in de VVE. De ‘nieuwe’ school de Kersenboom werkt samen met een kinderdagverblijf aan de realisatie van een doorgaande lijn. Dit zou een situatie in Diemen creëren waarbij vrijwel alle scholen een inpandige peuterspeelzaal hebben die ook organisatorisch, hiërarchisch en financieel valt onder de betreffende schoolbesturen. Op sommige locaties bevindt zich ook inpandige kinderdagverblijven waardoor het IKC als stip op de horizon al aanzienlijk dichterbij begint te komen. Gezien de ontwikkelingen op het gebied van het passend onderwijs, de jeugdzorg, leerplichtige leeftijd, IKC-vorming én in het belang van de verdere ontwikkeling van de doorgaande lijnen in Diemen is het onderbrengen van het peuterspeelzaalwerk bij het onderwijs een logische, wenselijke en efficiënte keuze. Diemen sluit hiermee ook aan bij de trend zoals die is ingezet in de G4 gemeenten (zie ook blz. 7). Het volgende voorstel wordt derhalve voorgelegd: De gemeente stelt criteria (zie bijlage I) vast waaraan het peuterspeelzaalwerk in Diemen dient te voldoen. Het collega stelt aan de raad voor het principebesluit te nemen aan de besturen van St. OOP en St. Spirit te vragen om in gezamenlijkheid en in afstemming met De Nieuwe Kring te komen met een voorstel hoe zij het peuterspeelzaalwerk in Diemen vorm kunnen geven (op basis van de voorgenoemde criteria). Zij zullen dit voorstel doen onder organisatorische en financiële voorbehouden. Het college zal vervolgens op basis van het voorstel van St. OOP/St. Spirit een besluit nemen. Een belangrijk punt van uitwerking is derhalve de bewaking van de samenhangende kwaliteit van de VVE. Dat zal een toetsingselement zijn bij de uitwerking van de voorstellen. Hierbij dient aangetekend te worden dat het de intentie is dat peuterspeelzaal Het Speelhuis onderdeel zal gaan en blijven uitmaken van brede school de Meridiaan.
Tot slot: Gelet op het voorgaande en gezien de inzet op doorgaande lijnen en verdere integratie van peuterspeelzalen en onderwijs lijkt het logisch en gewenst om de 2 ‘losstaande’ peuterspeelzalen (’t Ros Beyaerdt en de 4 Heemskinderen) te verhuizen naar de nabijgelegen basisschool (de Venser en de Octopus). Aangezien e.e.a. ook de nodige financiële consequenties zal hebben (bv. gederfde huurinkomsten het Kruidvat en de Schakel en kosten verbouwing schoollokalen), wordt voorgesteld dit verder uit te laten zoeken en door het college hier een apart besluit over te laten nemen.
17
Bijlage I
(concept) Criteria waaraan het peuterspeelzaalwerk moet voldoen
Kwaliteit: 1. Peuterspeelzalen (met doelgroeppeuters) voldoen aan de wettelijke VVE-eisen. Indicatoren: werken met een volwaardig (erkend) VVE-programma deelname van 4 dagdelen doelgroeppeuters of minimaal 10 uur per week twee leidster op 16 peuters leidsters zijn VVE-gecertificeerd aanwezigheid GGD-rapporten. 2.
Garantie voor Kwaliteitbeleid (verbeteren en borgen van de kwaliteit van de VVE en leidstercompetenties op basis van Toetsingskader VVE zoals gehanteerd door de Inspectie van het Onderwijs en/of periodiek gebruik van NCKO monitor). Indicatoren: visie op en planning van het verbeteren en borgen van de kwaliteit van de VVE aantoonbare begeleiding, coaching van leidsters op basis van een professionaliseringsplan training van leidsters in resultaatgericht werken: koppeling gegevens peutervolgsysteem en ontwikkelingsaanbod er zijn afspraken over resultaten en hoe die gemeten worden
3.
Planmatig werken vanuit een ontwikkelplan voor doorgaande leerlijnen van het voorschoolse naar het vroegschoolse. Indicatoren: er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool de voorschool zorgt voor een warme overdracht het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd de manier om met de ouders om te gaan op de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd de interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd er bestaat een duidelijke visie op het vergroten van de ouderbetrokkenheid
4.
Bereik van 90% doelgroeppeuters met een volwaardig VVE - aanbod.
Visie en Beleidsmatig 5. De houder van de peuterspeelzalen onderschrijft het kader van waaruit de harmonisatie plaatsvindt . Dat wil zeggen: de maatregelen die de wet OKE voorstaat (harmonisatie kinderopvang én realiseren VVE-aanbod aan alle smalle doelgroeppeuters) de doorontwikkeling van de VVE en/of de brede schoolvorming, het veilig stellen van peuterspeelzaalwerk in Diemen ten behoeve van smalle, brede en niet doelgroeppeuters en van de kwaliteit van het huidige VVE-aanbod op de peuterspeelzalen Beheer en organisatie 6. De houder van de peuterspeelzalen voorziet in adequate randvoorwaarden: er wordt voorzien in de management- en beheer (minimaal regelen van organisatorische condities die het peuterspeelzaalwerk mogelijk maken; regelen personeelszaken, salarisadministratie, inschrijvingen, inning ouderbijdragen e.d.) Financieel 7. De houder van de peuterspeelzalen zorgt voor financiële continuïteit binnen de door de gemeente gestelde kaders. Regie 8. De gemeente voert regie op (de kwaliteit van) de uitvoering van de VVE in Diemen.
18
Bijlage II
Overzicht van locaties
19