Doc. nr. E2:14006C09
Brussel, 13.11.1997
MH/BL/MDP/LC
ADVIES OP EIGEN INITIATIEF betreffende DE INVOERING VAN DE EURO ______________________________
***
VERANTWOORDING Bij de goedkeuring van het advies betreffende het Groenboek over de handel van de Europese Commissie (doc. nr. E2:14005C05 van 5.6.1997) heeft de Hoge Raad beslist dat, gezien het belang van de invoering van de euro voor de ondernemingen, hij hierover op eigen initiatief een advies zou uitbrengen. Vermits alle beslissingen inzake de invoering van de eenheidsmunt nog niet werden genomen, wenst de Hoge Raad in dit advies het standpunt van de Middenstand te uidelijken en alzo mee richting te geven aan het algemeen debat dat in de schoot van diverse instanties gevoerd wordt. Hij behoudt zich het recht voor zich zo nodig in de toekomst nog uit te spreken over deze problematiek. Na zijn gezamenlijke commissies en meerdere deskundigen terzake te hebben geraadpleegd, brengt de Hoge Raad voor de Middenstand tijdens zijn plenaire vergadering op 13 november 1997 volgend advies uit : Werkwijze De paragrafen van het advies, ingedeeld per thema, geven een overzicht van de ingewonnen informatie en worden vervolledigd met de elementen die naar voren werden gebracht tijdens het debat in de Hoge Raad. Opdat de lezer een duidelijk onderscheid zou kunnen maken tussen enerzijds de informatieve elementen en, anderzijds, de mening van de Raad werd een visueel onderscheid aangebracht in de tekst. De informatieve elementen staan in cursief in de tekst gedrukt terwijl de standpunten in een normaal lettertype worden afgedrukt. In de cursieve paragrafen worden de passages die uit officiële teksten werden overgenomen, met name uit de verordening nr. 1103/97 van 17 juni 1997 van de Raad van de Europese Unie, tussen aanhalingstekens hernomen. Voor alle duidelijkheid wordt in het advies onder “overgangsperiode” de periode verstaan die loopt van 1.1.1999 tot 31.12.2001 en onder “periode van dubbele muntcirculatie” de periode tijdens dewelke de euro en de nationale munt gelijktijdig in omloop zullen zijn, namelijk van uiterlijk 1.1.2002 tot uiterlijk 30.6.2002. I. ALGEMENE BEMERKINGEN De Hoge Raad dringt erop aan dat de invoering van de euro een neutrale operatie moet zijn, wat betekent dat zij geen economische onevenwichten, met name op het vlak van mededinging of kosten, voor gevolg mag hebben. Verder bevestigt de Raad, in het perspectief van een grotere doorzichtigheid der prijzen over de grenzen door de invoering van de euro, de noodzaak van een verdere harmonisatie van het fiscaal (in het bijzonder inzake BTW en accijnzen), parafiscaal en sociaal beleid in de lidstaten van de Europese unie. De Raad dringt er tevens op aan dat de bevoegde overheden snel duidelijke en nauwkeurige informatie zouden verstrekken over alle aspecten van de invoering van de euro zodat de ondernemingen er zich zo snel mogelijk zouden op kunnen voorbereiden.
II. SPECIFIEKE BEMERKINGEN 1. De organisaties die de invoering van de euro begeleiden Teneinde de invoering van de euro voor te bereiden, werd een Commissariaat-generaal voor de euro opgericht ingevolge de beslissing van de Ministerraad van 22 november 1996. In de stuurgroep van deskundigen van die instelling zetelt een vertegenwoordiger van de Middenstand. De beslissingen worden medegedeeld aan de regering en aan alle betrokken instanties. Het Commissariaat omvat vier groepen : 1. 2. 3. 4.
FIN-EURO behandelt de financiële aspecten. ADMIN-EURO bespreekt de relaties tussen de administraties en de burgers. COM-EURO behandelt de communicatie, de voorlichting en de reclamecampagnes. ECO-EURO omvat een aantal commissies, subgroepen en cellen die zich op het niveau van het Departement van Economische Zaken situeren. Deze werkgroepen onderzoeken problemen zoals de relatie tussen onderneming en consument, de doorzichtigheid van de prijzen, de relaties tussen ondernemingen onderling, de boekhoudkundige problemen, de statistieken, enz.
De Hoge Raad stelt vast dat de Belgische Regering een Commissariaat-generaal heeft opgericht om de invoering van de euro te begeleiden. De K.M.O. zijn vertegenwoordigd in alle werkgroepen. Uit het geheel van overleg, raadpleging en bezinning mogen een aantal beslissingen worden verwacht die zullen uitmonden in reglementeringen onder verantwoordelijkheid van verschillende Ministers. De Hoge Raad voor de Middenstand dringt erop aan dat alle werkgroepen in synergie zouden werken en hun informaties zouden uitwisselen, ook met de externe instanties buiten het Commissariaat-generaal. Hij vraagt verder dat de standpunten van de kleine en middelgrote ondernemingen, van de zelfstandigen en van de kleinhandel voor bepaalde specifieke aspecten duidelijk zouden opgenomen worden in de resultaten van de besprekingen binnen de werkgroepen en dat de Ministers bij hun initiatieven in dit verband evenveel rekening zouden houden met de belangen van die groep als met die van de verbruikers. 2. De continuïteit van de contracten De verordening nr. 1103/97 van 17 juni 1997 van de Raad van de Europese Unie over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro stelt “dat als algemeen aanvaard rechtsbeginsel geldt dat de invoering van een nieuwe munteenheid de continuïteit van contracten en andere rechtsinstrumenten niet aantast; dat het beginsel van de contractvrijheid moet worden geëerbiedigd; dat het beginsel van continuïteit verenigbaar moet zijn met hetgeen de partijen overeengekomen kunnen zijn in verband met de invoering van de euro; dat het om de rechtszekerheid en duidelijkheid te vergroten, dienstig is expliciet te bevestigen dat het beginsel van de continuïteit van contracten en andere rechtsinstrumenten, van toepassing is ten aanzien van de voormalige nationale munteenheden en de euro en ten aanzien van de ecu (...) en de euro;
dat dit inzonderheid betekent dat in het geval van vastrentende instrumenten de invoering van de euro geen wijziging brengt in de door de debiteur verschuldigde nominale rente; dat de bepalingen over de continuïteit alleen als zij zo spoedig mogelijk in werking treden, kunnen beantwoorden aan het doel de economische subjecten, met name de consument, rechtszekerheid en doorzichtigheid te verschaffen” (overweging nr. 7). Artikel 3 van de verordening bepaalt dat “de invoering van de euro niet tengevolge heeft dat wijziging wordt gebracht in enige bepaling in een rechtsinstrument of dat een partij wordt ontslagen of ontheven van de uitvoering van enig rechtsinstrument, en geeft een partij niet het recht een rechtsinstrument eenzijdig te wijzigen of te beëindigen. Partijen mogen bij overeenkomst afwijken van deze bepaling.” De Hoge Raad neemt vooreerst akte van het principe van een absolute continuïteit van de bestaande contracten en stelt vast dat de overgang naar de euro in geen enkel geval mag worden aangegrepen om bestaande contracten eenzijdig open te breken of te herzien. Voor de nieuwe contracten dringt de Hoge Raad erop aan dat geen herzieningsclausule zou worden aanvaard die enkel gebaseerd is op de invoering van de euro. De Raad vestigt er de aandacht op dat de zelfstandigen en de K.M.O. het risico lopen dat onder meer grote ondernemingen, maar ook de financiële sector hen hinderlijke voorwaarden zouden opleggen die verbonden zijn met de invoering van de euro zonder dat zij ze kunnen verhalen op hun klienteel. De Hoge Raad herinnert ook aan zijn bekommernis om de neutraliteit van de overgangsoperatie naar de euro en meent dat het principe van rechtszekerheid dat voor de consumenten wordt verdedigd, met name in de Europese beschikking, ook moet gelden voor de kleine en middelgrote ondernemingen in hun contractuele relaties met grote ondernemingen. Hij is van oordeel dat de K.M.O. en de zelfstandigen die tegenover de grote ondernemingen in een zwakke positie staan evenveel aandacht en waarborgen verdienen als de consumenten. 3. Omrekeningskosten bij de financiële instellingen De banken hebben er zich toe verbonden girale verrichtingen in euro te kunnen uitvoeren vanaf 1 januari 1999. Vanaf dat moment zal het voor elke consument, handelaar of onderneming mogelijk zijn te betalen of betaald te worden in euro (bankoverschrijving, cheque, debet- of creditcard, protonkaart) en , volgens het principe “geen verplichting, geen verbod”, zal elkeen vrij zijn de munteenheid van zijn boekhouding of van zijn rekeningen (BEF of euro) te kiezen. De banken zullen zich gelasten met de vereiste transacties en hebben er zich toe verbonden zowel de oorspronkelijke (éénmalige) omzetting van de rekeningen als het dagelijks beheer van de nodige omzettingsverrichtingen op de rekening gratis uit te voeren. Bovendien zullen de rekeninguittreksels gratis de bedragen in de twee munteenheden vermelden. Er werd nog geen beslissing genomen over de eventuele kosten, tijdens de periode waar beide munten in omloop zijn, veroorzaakt door de omwisseling van nationale munt in euro, noch over het feit wie die kosten zal dragen.
De Raad bevestigt nogmaals het principe van een neutrale operatie en dringt erop aan dat de omzetting, zowel tijdens de overgangsperiode als tijdens de periode van dubbele omloop, gratis zou zijn voor de rekeninghouders. Verder moet er volgens de Raad vermeden worden dat de financiële instellingen die trachten hun kosten te recupereren technieken zouden aanwenden die van aard zijn de financiële lasten van de K.M.O. en de verbruikers te verhogen. 4. Datum van de overschakeling naar de euro Tijdens de overgangsperiode kan iedereen vrij het ogenblik kiezen waarop hij voor zijn rekeningen en boekhouding overschakelt naar de euro. Een initiatief van de grote facturisten, dat aangemoedigd wordt door het Commissariaatgeneraal voor de euro, strekt ertoe het gebruik van de euro zo snel mogelijk te stimuleren door het aanbod van betalingsformulieren in euro te coördineren. De overheidsadministraties van hun kant schakelen intern en onderling slechts op het laatste ogenblik over op de euro, m. a. w. op het einde van de overgangsperiode. Met het oog op de neutraliteit van de operatie, zowel op het vlak van de mededinging als op dat van de kosten, vestigt de Hoge Raad er de aandacht op dat een gecoördineerde overschakeling naar de euro door de grote facturisten in het nadeel dreigt uit te vallen van de kleine en middelgrote ondernemingen. Enerzijds zullen de K.M.O. ertoe aangezet worden op de euro over te schakelen met alle gevolgen van dien ingeval zij hiervoor niet helemaal klaar zouden zijn doordat zij niet over dezelfde deskundigheid en technische mogelijkheden beschikken als de grote ondernemingen. Anderzijds zullen de zelfstandigen en de K.M.O. afgeremd worden in hun aanpassing vermits de overheidsadministraties slechts aan het einde van de overgangsperiode zullen overschakelen. Die tegenstrijdigheden dreigen een invloed te hebben op de K.M.O. De Raad vestigt de aandacht op de talloze aanpassingsproblemen van de K.M.O. vermits niet iedereen op hetzelfde ogenblik zal overschakelen. De Raad vraagt dat de overheid corrigerend zou tussenkomen. Een gecoördineerde overschakeling naar de euro door alle grote facturisten zou volgens de Raad immers zo dicht mogelijk bij de start van de periode van dubbele muntcirculatie moeten liggen. 5. Betalingsmiddelen Voor de bankoverschrijvingen zal een nieuw formulier beschikbaar worden voor de betaling in euro en er wordt gedacht aan de uitwerking van een derde formulier zonder muntaanduiding geschikt voor betalingen in BEF of in euro. Wat de cheques betreft zal een nieuw model van cheque voor nationaal gebruik worden uitgewerkt. De eurocheques zullen geen wijzigingen ondergaan. Alleen zal de munteenheid waarin wordt betaald duidelijk moeten aangeduid worden.
De electronische kaarten moeten niet gewijzigd worden. De betaalterminals daarentegen zullen vervangen of aangepast moeten worden om de dubbele aanduiding van de verrichtingen en het afdrukken van een ticket in twee munteenheden mogelijk te maken. Die aanpassing van de betaalterminals is voorzien vanaf 1 januari 1999 door de maatschappij die de toestellen beheert. De eventuele kosten van die aanpassing zijn nog niet gekend. Wat de overschrijvingen betreft, is de Raad van mening dat meerdere overschrijvingsformulieren tot verwarring zullen leiden. De Raad pleit er dan ook voor dat vanaf 1.1.1999 een enig en neutraal overschrijvingsformulier wordt gebruikt, in navolging van de eurocheque, dat de debiteur naar keuze kan invullen in BEF of in euro. Hij vraagt verder dat die formulieren automatisch en zonder meerkost ter beschikking zouden worden gesteld van de gebruikers. De Raad wijst op het gevaar voor betwistingen tussen handelaars en consumenten wanneer vergeten wordt de munteenheid (euro of BEF) in te vullen. De klant moet verantwoordelijk blijven voor een correcte betaling in BEF of euro. Wat de betaalterminals voor electronische kaarten betreft, meent de Raad dat de zelfstandigen, de K.M.O. en specifiek de kleinhandelszaken dringend moeten voorgelicht worden over de eventuele aanpassingskosten van de apparatuur. Die aanpassingskosten zijn momenteel nog niet gekend en zullen blijkbaar afhangen van de ouderdom van de toestellen. 6. De afronding van de prijzen De verordening nr. 1103/97 van 17 juni 1997 van de Raad van de Europese Unie legt bepaalde regels vast inzake de afronding van te betalen of te boeken bedragen na omzetting. Artikel 5 preciseert het volgende : “Te betalen of te boeken geldbedragen die na omrekening in de euro-eenheid volgens artikel 4 afgerond worden, moeten naar boven of naar beneden worden afgerond op de dichtstbijzijnde cent. Te betalen of te boeken geldbedragen die in een nationale munteenheid worden omgerekend, moeten naar boven of naar beneden worden afgerond op de dichtsbijzijnde ondereenheid of, indien die niet bestaat, op de dichtstbijzijnde eenheid, of naar de nationale wetgeving of het nationaal gebruik op een veelheid of fractie van de ondereenheid of eenheid van de nationale munt. Als toepassing van de omrekeningskoers tot een resultaat leidt dat precies de helft van een (onder)eenheid is, wordt het bedrag naar boven afgerond.” De Raad vestigt er de aandacht op dat men in België niet meer gewoon is te werken met getallen in centiemen en dat voor iedereen een aanpassing nodig zal zijn. Wat het kasticket betreft, is de Hoge Raad van mening dat de afronding enkel zou moeten gebeuren op het totaal.
7. Prijsaanduiding Vanaf 1 januari 1999 zullen betalingen in euro mogelijk zijn. Het probleem van de informatie over de prijzen in BEF en euro stelt zich dus vanaf die datum. Tijdens de overgangsperiode zullen de prijzen aangeduid blijven in BEF en ter informatie in euro. Tijdens de periode van dubbele muntomloop zullen de prijzen aangeduid worden in euro en ter informatie in BEF. De Europese Commissie beveelt een systeem van dubbele prijsaanduiding aan zonder dat dit idee in een wettekst of reglement is opgenomen. Noch de periode waarin die maatregel moet worden toegepast, noch de toepassingsmodaliteiten werden tot nu toe bepaald. Het lijkt evenwel vast te staan dat de maatregelen tot omkadering van de voorlichting van de consument op nationaal vlak zullen moeten worden genomen. Momenteel gaat de administratie ervan uit dat de handelaar tijdens de overgangsperiode vrij is alle prijzen in euro aan te duiden of niet. Indien de handelaar evenwel opteert voor een systeem van dubbele aanduiding moet hij zich houden aan de bepalingen van de wet inzake de handelspraktijken. Tot op heden is de vraag nog open en er schijnt zich geen duidelijke koers af te tekenen op het vlak van een eventuele reglementering. De Hoge Raad wenst zich over dit aspect duidelijk uit te spreken. De Raad stelt vooreerst voor te spreken over “informatie over de prijzen” in plaats van over “dubbele prijsaanduiding” vermits het begrip “informatie” breder is en het mogelijk maakt een groter aantal situaties te dekken. De Hoge Raad kant zich tegen een verplicht systeem van dubbele prijsaanduiding. Hij pleit voor de invoering van een systeem dat zo weinig mogelijk hinderlijk is en dat een minimum aan investeringen vereist. Hij is van mening dat de handelaar vrij de middelen moet kunnen kiezen om zijn klanten prijsinformatie te verstrekken en dat die informatieverstrekking moet kunnen gebeuren met alle beschikbare passende middelen. Hij is van mening dat de dubbele prijsaanduiding bepaalde nadelen heeft : ! zij dreigt verwarring te scheppen bij de consumenten die zich aldus trager zullen aanpassen aan het gebruik van de euro; ! zij verhoogt de administratieve kosten en dit slechts voor een korte toepassingsperiode; ! zij stelt technische problemen zoals bijvoorbeeld in benzinestations en bij automatische distributieapparaten; ! zij is een bron van conflicten tussen handelaars en consumenten; ! het gevaar bestaat dat bepaalde handelaars stoppen met hun activiteiten gezien de complexiteit van het systeem.
De Hoge Raad denkt dat het mogelijk moet zijn de prijzen op een alternatieve wijze aan te duiden : ! door middel van conversietabellen of rekenmachines die ter beschikking worden gesteld van de consument; ! door middel van centraal geplaatste borden waarop de prijs van de voornaamste producten wordt aangeduid in beide munteenheden. De Raad is van mening dat er dringend een duidelijke uitspraak moet komen over de dubbele prijsaanduiding vermits betalingen in euro vanaf 1.1.1999 mogelijk zijn (overschrijving, debet- en creditcard, protonkaart, cheque). De Raad onderstreept dat de onzekerheid over de keuzes die de Belgische overheid zal maken de K.M.O. benadeelt en hen op het vlak van de mededinging in een zwakke positie plaatst. De Raad vraagt dat een einde zou worden gemaakt aan die onzekerheid. De ondernemingen moeten zo snel mogelijk worden voorgelicht. Vermits de datum van 1 januari 1999 snel nadert moeten zij nu reeds de nodige schikkingen kunnen treffen om hun informatieverstrekking op een doordachte wijze te kunnen organiseren. 8. Kosten voor de ondernemingen De Raad vestigt de aandacht op de diverse kosten die de onderneming door de invoering van de euro zullen moeten dragen. Zo moeten zij onder meer de computerprogramma’s, de handelsdocumenten en de boekhouding aanpassen, hun personeel opleiden en dit vanaf de overgangsperiode en zelfs vroeger. Prijsinformatie in beide munten vanaf 1 januari 1999 en de aanpassing van de electronische betaalterminals zal eveneens investeringen vergen. De Raad dringt erop aan dat niet alleen financieringsfaciliteiten (eventueel expansiesteun) uitdrukkelijk zouden voorzien worden, maar ook verhoogde en versnelde afschrijvingen voor investeringen uitgevoerd omwille van de invoering van de euro en zelfs de mogelijkheid om provisies aan te leggen voor die gelegenheid. 9. Timing Overgang van frank naar euro Januari 1999 2000 2001 Contante betalingen in Belgische frank Girale betalingen in Belgische frank
Januari 2002
Juli 2002
Girale betalingen in euro Contante betalingen in euro
Onder “overgangsperiode” wordt verstaan de periode die ingaat op 1 januari 1999 en eindigt op uiterlijk 31 december 2001 (artikel 1 van het ontwerp van verordening 96/0250 CNS). Vanaf uiterlijk 1 januari 2002 worden de biljetten en muntstukken in euro in omloop gebracht.“Bankbiljetten en muntstukken die in een nationale munteenheid (…)luiden, blijven tot uiterlijk zes maanden na de overgangsperiode binnen hun territoriale grenzen wettig betaalmiddel; de periode kan door nationale wetgeving worden bekort.” (artikel 15 van het ontwerp van verordening 96/0250 CNS). Verschillende organisaties op Europees vlak pleiten ervoor de datum van invoering van de eenheidsmunt te vervroegen of te verlaten, maar het gaat om een Europese beslissing en de Europese Commissie kan dit slechts overwegen indien men tot een consensus komt. Wat de duurtijd van de periode betreft waarin beide munten in omloop zijn en waarover op nationaal vlak een beslissing moet genomen worden, is de algemene tendens in de lidstaten om die termijn maximaal in te korten en te beperken tot enkele weken. De Raad meent dat de datum van 1.1.2002 voor de invoering van de biljetten en muntstukken in euro niet gunstig is voor de zelfstandigen, de K.M.O. en met name de kleinhandel want die datum valt samen met een intense activiteitsperiode (eindejaarsfeesten, koopjes, inventarissen, afsluiten van het boekjaar, ...). De Raad vraagt dan ook met aandrang dat de invoering van de euro onder vorm van baar geld niet op 1.1.2002 zou plaatsvinden. De Raad heeft een voorkeur voor maandag 4.2.2002, maar kan in tweede instantie ook met een maandag in september of oktober 2001 instemmen. Wat de periode betreft waarin beide munten in omloop zijn, wenst de Hoge Raad dat deze zo kort mogelijk zou zijn. De Raad vraagt dat die beslissingen snel genomen en bekendgemaakt wordt zodat de ondernemingen er zich daadwerkelijk kunnen op voorbereiden. 10. Boekhouding van de ondernemingen en economische statistieken De Raad maakt zich zorgen over de weerslag van de invoering van de euro op de boekhouding van de ondernemingen en volgt aandachtig de werkzaamheden die aan de gang zijn in de Commissie voor de Boekhoudkundige Normen. Wat de statistieken betreft, dringt de Raad erop aan dat de statistiekformulieren duidelijk zouden zijn en dat de ondernemingen ze zouden kunnen invullen in de munteenheid van hun keuze naargelang hun boekhouding.
11. Voorlichting en vorming van de ondernemingen en hun personeel De Raad dringt erop aan dat de ondernemingen snel zouden voorgelicht worden door de bevoegde overheden zodat zij zich daadwerkelijk kunnen voorbereiden op de wijziging. De Raad wenst ook de aandacht te vestigen op de nood aan vorming die ontstaat door de invoering van de euro en op de kostprijs van dergelijke vormingen.
III. BESLUITEN De Raad beklemtoont het basisprincipe dat hij nadrukkelijk verdedigt, namelijk dat de invoering van de euro een neutrale operatie moet zijn zowel op het vlak van de mededinging als op het vlak van de kosten die zij meebrengt. Vanuit tewerkstellingsoogpunt vreest de Raad dat de invoering van de euro aanleiding kan geven tot een groter aantal vervroegde stopzettingen van activiteiten en een ontradend effect op nieuwe ondernemers om een zaak op te starten tijdens die periode van overgang en onzekerheid. De Raad dringt erop aan dat inzake de rechtszekerheid evenveel aandacht zou besteed worden aan de belangen van de zelfstandigen en de K.M.O. als aan die van de consumenten. De Raad bevestigt nogmaals de noodzaak van een harmonisatie van het fiscaal, parafiscaal en sociaal beleid tussen de lidstaten van de Europese unie. De Raad dringt er ook op aan dat de professionele en interprofessionele organisaties van K.M.O. en zelfstandigen snel over de nodige beslissingen en informatie zouden beschikken om hun rol te kunnen spelen en hun leden voor te lichten en eventueel te begeleiden. De Raad : ! dringt erop aan dat de beslissingen die zullen voortvloeien uit de aan de gang zijnde besprekingen maximaal rekening zouden houden met de standpunten van de zelfstandigen en de K.M.O., beschreven in dit advies en verdedigd in de verscheidene werkgroepen van het Commissariaat voor de euro; ! sluit zich aan bij het principe van de absolute continuïteit van de bestaande contracten en beklemtoont dat de invoering van de euro geen aanleiding mag zijn voor herzieningsclausules in nieuwe contracten; ! dringt erop aan dat de omzetting van de munten voor rekeninghouders gratis zou zijn; ! wenst dat een gecoördineerde overschakeling naar de euro bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de start van de dubbele muntcirculatie zou plaatsvinden en vestigt de aandacht op de aanpassingsmoeilijkheden die de zelfstandigen en de K.M.O. zullen ondervinden en die te wijten zijn aan het feit dat iedereen niet tegelijkertijd overschakelt naar de euro; ! acht het onontbeerlijk dat de ondernemingen dringend voorgelicht worden over de mogelijkheid van girale betalingen in euro en de gevolgen hiervan om de nodige aanpassingen en de eventuele kosten te voorzien; ! dringt erop aan dat de verplichtingen die aan de ondernemingen worden opgelegd zo beperkt mogelijk zouden zijn; ! dringt erop aan financieringsfaciliteiten (eventueel expansiesteun) en verhoogde en versnelde afschrijvingen te voorzien; ! meent dat de prijsafronding enkel zou moeten gebeuren op het totaalbedrag;
! verzet zich tegen een verplicht systeem van dubbele prijsaanduiding; hij pleit voor de invoering van een eenvoudig systeem dat aan de ondernemers een zeker initiatief zou laten en wenst dat de eventuele verplichtingen en reglementen rekening houden met de kleinste ondernemingen; ! vraagt met aandrang dat de invoering van de euro in biljetten en munten zou plaatsvinden bij voorkeur op maandag 4 februari 2002 of zo niet op een maandag in september of oktober 2001 en dat de periode van dubbele muntcirculatie zo kort mogelijk zou zijn. De Hoge Raad behoudt zich tenslotte het recht voor op het gepaste ogenblik andere aspecten van de invoering van de euro te behandelen. Dit advies op eigen initiatief werd eenparig goedgekeurd door de Hoge Raad voor de Middenstand tijdens zijn plenaire vergadering op 13 november 1997.
____________