Dossier Vanaf 1 juli 2008 kan iedereen, een burger, een bedrijf, maar ook een bestuursorgaan, zoals bijvoorbeeld een waterschap, op eigen initiatief vragen om wijziging van een bestemmingsplan door een nieuw vast te stellen bestemmingsplan. Als een burger of een bedrijf bijvoorbeeld een activiteit wil ondernemen die in strijd is met het vigerende bestemmingsplan of wanneer hij op andere gronden van mening is dat het bestemmingsplan moet worden aangepast (bijvoorbeeld een verouderd bestemmingsplan), of hij wil dat ten aanzien van zijn perceel geen beheersverordening gaat gelden maar een bestemmingsplan van toepassing is, dan kan hij een aanvraag indienen om het bestemmingsplan geheel of gedeeltelijk te herzien. Vóór 1 juli 2008 stond het weigeren van om een bestemmingsplan (gewijzigd) vast te stellen, op de zogenaamde ‘negatieve lijst’ van de Awb. Dat betekende dat tegen een afwijzing om een bestemmingsplan te herzien, geen bezwaar - en beroep kon worden ingesteld. Vanaf 1 juli 2008 staat deze aanvraag niet meer op de negatieve lijst en is bezwaar en beroep tegen een afwijzing van de aanvraag om wijziging van een bestemmingsplan wel mogelijk. De uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV) is op de afwijzing om een bestemmingsplan op eigen initiatief vast te stellen, niet van toepassing.
- De nieuwe Wet ruimtelijke ordening: wat is er veranderd?
Bestemmingsplanwijziging op eigen initiatief
©
3.4.3.
Artikel 3.9. lid 2 Wro bepaalt daarbij dat de gemeenteraad zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag om vaststelling van het bestemmingsplan moet hebben beslist. Het besluit van de gemeenteraad om op het verzoek een bestemmingsplan vast te stellen moet deugdelijk zijn gemotiveerd. Als de gemeente kosten moet maken om op deze manier een bestemmingsplan vast te stellen, dan kunnen de kosten hiervan eventueel via een legesheffing op de initiatiefnemer worden verhaald. Als de gemeente op basis van het individuele verzoek overgaat tot het geheel of gedeeltelijk vaststellen van een bestemmingsplan, dan wordt de bestemmingsplanprocedure van artikel 3.8. doorlopen.
3.4.4.
Praktische tips voor een bestemmingsplanwijziging
Wat moet u zeker doen? 1. Let goed op de gemeentelijke publicaties, want daarin staat dat een bestemmingsplan wordt voorbereid. 2. Let u ook goed op de termijn waarbinnen een bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd, dat moet altijd zes weken zijn! 3. Als u een schriftelijke zienswijze indient, zorgt u er dan voor dat u dit op tijd, dus binnen de termijn, doet waarbij u ook moet aangeven waarom u het niet eens bent met (een bepaald onderdeel van) het bestemmingsplan. 4. Als u plannen heeft om uw woning of bedrijf te wijzigen dan wel een andere bestemming aan te vragen, let u dan goed op of het nieuwe bestemmingsplan dat mogelijk maakt. U moet daarbij niet alleen in de toelichting en/of de voorschriften kijken, maar ook op de
32
Dossier 5. Ook als u geen plannen tot wijziging van de bestemming van uw eigendom heeft, moet u toch de toelichting en voorschriften, maar vooral de plankaart goed bekijken, want het komt vaak genoeg voor dat de gemeente uw eigendom niet goed heeft ingetekend op de kaart of een verkeerde bestemming heeft gemeld. Ook kan het zijn dat de gemeente uw huidige bestemming bewust of onbewust heeft wegbestemd. In al deze gevallen moet u tijdig en gemotiveerd een zienswijze indienen. 6. Let u ook goed op andere meer grootschalige ontwikkelingen in een bestemmingsplan, zoals het aanleggen van een nieuwe weg, de aanleg van een nieuw industrieterrein, e.d. Ook deze ontwikkelingen kunnen gevolgen hebben voor uw bestemming. 7. Als u tijdig een zienswijze bij de gemeenteraad heeft ingediend, en de gemeenteraad wijzigt niets in het vastgestelde bestemmingsplan, let er dan op dat u belanghebbend bent voordat u beroep instelt bij de Raad van State.
©
8. Als een nieuwe bestemming op uw perceel is toegekend op basis van een nieuw bestemmingsplan, let dan op dat u pas op zijn vroegst met de uitvoering volgens deze nieuwe bestemming kunt beginnen op het moment dat het nieuwe bestemmingsplan is gaan gelden.
- De nieuwe Wet ruimtelijke ordening: wat is er veranderd?
plankaart en de bijbehorende agenda.
9. Nog veiliger is het, met de uitvoering volgens deze nieuwe bestemming te beginnen nadat het nieuwe bestemmingsplan onherroepelijk is geworden; dus in geval er geen beroep is ingesteld of de Raad van State over het beroep heeft beslist. 10. Als u op eigen initiatief om herziening van een (deel van) een bestemmingsplan vraagt, doet u dat dan schriftelijk en gemotiveerd, dan heeft u de grootste kans op succes. Als de gemeenteraad uw verzoek namelijk zou afwijzen, dan moet zij op haar beurt, op uw goed gemotiveerde verzoek antwoorden. 11. In alle gevallen geldt: als er iets onduidelijk is, vraagt u dan om uitleg aan een gemeenteambtenaar die bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan betrokken is. Op die manier kan veel onduidelijkheid worden voorkomen.
3.5. Wijziging en/of uitwerking van het bestemmingsplan De voorbereiding van een bestemmingsplan kan erg tijdrovend zijn. De Wro kent dan ook nog steeds verschillende mogelijkheden om aan de behoefte van flexibiliteit tegemoet te komen. Flexibiliteit houdt in dat er verschillende mogelijkheden zijn om binnen de 10 jaarstermijn de bestemming van een deel van het bestemmingsplan te wijzigen of uit te werken. Er zijn twee soorten bestemmingsplannen, de zogenaamde ‘globale eindplannen’ en de ‘gedetailleerde plannen’.
3.5.1. Globaal bestemmingsplan Een globaal bestemmingsplan herkennen we door een beschrijving van de toekomstige bestemmingen in hoofdlijnen. Een dergelijk plan bevat geen of weinig gedetailleerde bestemmingen en meestal ook geen gedetailleerde bouw- en gebruiksvoorschriften. De
33
Dossier Bij een globaal eindplan met uitwerkingsplicht en/of wijzigingsbevoegdheid wordt op de plankaart aangegeven welke gebieden nog moeten worden uitgewerkt dan wel kunnen worden gewijzigd, nadat het plan is gaan gelden. Een uitwerking of wijziging van een bestemmingsplan kunnen we vergelijken met een soort ‘minibestemmingsplan’. Dat minibestemmingsplan moet altijd binnen de grenzen van het onderliggende bestemmingsplan blijven. Een dergelijk onderliggend bestemmingsplan wordt ook wel het ‘moederplan’ genoemd. De grenzen van het moederplan kan men herkennen door speciale voorschriften waarin de woorden ‘wijziging’ en/of ‘uitwerking’ voorkomen. Als deze voorschriften niet in het ‘moederplan’ voorkomen, dan kan men geen gebruik maken van deze mogelijkheid om van het bestemmingsplan af te wijken.
- De nieuwe Wet ruimtelijke ordening: wat is er veranderd?
normale bestemmingsplannen is op de beide soorten plannen van toepassing. Dit betekent dat belanghebbenden tegen een dergelijk plan beroep kunnen instellen bij de Raad van State. Nadat het (globale of gedetailleerde) bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, moeten verzoeken om een bouwvergunning die dan binnenkomen bij de gemeente, direct aan het globale plan worden getoetst.
In artikel 3.6. Wro is flexibiliteit op vier wijzen te herkennen, die het college van B en W kan inzetten.
©
3.5.2. Flexibiliteit in de Wro
1. De wijzigingsbevoegdheid. 2. De verplichting tot uitwerking. 3. De bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing. Deze bevoegdheid was tot 1 juli 2008 bekend onder de naam ‘binnenplanse vrijstelling’ in de zin van artikel 15 WRO. Deze ontheffingsregeling regelt iets soortgelijks, men moet daarbij denken aan bijvoorbeeld een afwijking van een bouwblok. Verschil met een wijzigingsplan betreft het feit dat bij een wijzigingsplan een nieuwe bestemming wordt gegeven, terwijl in het geval van een ontheffing de bestaande bestemming intact blijft, maar een deel van een voorschrift bijvoorbeeld bebouwing, veranderd wordt. Deze bevoegdheid om ontheffing te verlenen is niet onbegrensd: het college van B en W moet hierover beleid maken. Ook de zogenaamde ‘toverformule’ kan bij dit soort gevallen terugkeren: ‘er kan ontheffing worden verleend indien strikte toepassing van het bestemmingsplan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd’. Dit is een erg cryptische omschrijving van een soort ‘vangnetconstructie’: als niets werkt, dan kan men hierop terugvallen. Een voorbeeld Stel dat in een agrarische omgeving in het verleden verschillende agrariërs een uitbreiding van hun bouwblok hebben gehad in verband met reconstructiebeleid, dan kan aan de laatste agrariër die dit vraagt, dit niet worden geweigerd, anders zou het in strijd zijn met het meest doelmatige gebruik.
4. De bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen t.a.v. bepaalde onderwerpen/ onderdelen van het bestemmingsplan.
34
Dossier Voorbereiding van een ontheffing en /of het stellen van nadere eisen. Ten aanzien van deze mogelijkheden is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure niet voorgeschreven. Een gemeente kan hiervoor de gemeentelijke inspraakverordening of een procedure die in het bestemmingsplan zelf is beschreven, gebruiken. Beroep. Zoals gezegd, kan tegen een uitwerkings- of wijzigingsplan door belanghebbenden beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State. De Wro heeft daarnaast een nieuwe mogelijkheid om een aangevraagde uitwerking of wijziging, zolang de nieuwe bestemming nog niet is gaan gelden, te vervangen door een nieuwe wijziging of uitwerking (art. 3.6. lid 3 Wro). Deze bevoegdheid kan handig zijn als men wil inspringen op nieuwe ontwikkelingen die zich tijdens de voorbereiding en/of de procedure voordoen. Op die manier is het niet nodig om eerst de ingezette procedure helemaal te doorlopen en daarna weer een nieuw wijzigingsplan te maken. De gemeenteraad is bevoegd de uitwerking aan zichzelf voor te behouden, maar kan deze ook in het plan aan het college van B en W delegeren.
- De nieuwe Wet ruimtelijke ordening: wat is er veranderd?
De voorbereiding van een wijzigings- of uitwerkingsplan. Op de voorbereiding van artikel 3.6. Wro is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4. Awb van toepassing. Een besluit over uitwerking of wijziging wordt binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging door het college van B en W genomen (art. 3.6. lid 5 Wro).
©
Ook dit is een soort vangnetconstructie, maar de globale eisen moeten wel terug te voeren zijn tot het bestemmingsplan zelf.
Overgangsrecht voor wijzigings- en/of uitwerkingsplannen Als een ontwerp wijzigings- of uitwerkingsplan voor 1 juli 2009 ter inzage is gelegd, dan blijft de ‘oude’ WRO van toepassing. Dat kan in sommige gevallen gunstiger zijn dan de nieuwe wet. Dit betekent dat in geval van zo’n plan zienswijzen zijn ingediend, het college van Gedeputeerde Staten van de provincie het wijzigings/of uitwerkingsplan moeten goedkeuren. Als het ontwerp na 1 juli 2009 ter inzage wordt gelegd, is die goedkeuring niet nodig. Voorbeeld wijzigingsplan Mevrouw De Laat exploiteert in het buitengebied van de gemeente Achthoven een agrarisch bedrijf. In het geldende bestemmingsplan hebben de boerderij en de aangrenzende landerijen een agrarische bestemming. Deze bestemming laat geen andere dan agrarische activiteiten toe. Mevrouw De Laat heeft al de mogelijkheid om in beperkte mate, gasten te laten ‘kamperen bij de boer’. Mevrouw De Laat heeft plannen om deze nevenactiviteiten bij haar boerderij uit te breiden door een minicamping bij de boerderij te beginnen en verzoekt het gemeentebestuur medewerking aan die plannen te geven. Het gemeentebestuur wil binnen het geldende bestemmingsplan gebruik gaan maken van een wijzigingsbevoegdheid. In deze wijzigingsbevoegdheid staat opgenomen: ‘Het is mogelijk om van dit bestemmingsplan af te wijken, indien ten behoeve van het kamperen bij de boer niet meer dan 25 kampeerplaatsen worden gerealiseerd, waarbij bovendien alleen in de periode tussen 1 april en 1 oktober van elk jaar mag worden gekampeerd.’ Mevrouw De Laat dient een bouwaanvraag in. Volgens deze aanvraag wil zij 25
35
Dossier De gemeente wijzigt het bestemmingsplan en verleent de bouwvergunningen voor het verbouwen van de voormalige stal en de interne verbouwing om een bar te maken. De bouwvergunning wordt gepubliceerd in het plaatselijke huis-aan-huisblad. De buren vrezen overlast, met name van de zogenaamde ‘schuurfeesten’ en menen dat mevrouw De Laat niet zomaar de toepasselijke wetgeving op het gebied van ruimtelijke ordening, recreatie en horeca aan haar laars kan lappen. Ook zijn enkele boeren in de directe omgeving bang dat de uitbreidingsmogelijkheden van hun agrarische bedrijven door de komst van de minicamping zullen worden beperkt. Zij willen juridische stappen tegen de besluiten van de gemeente ondernemen. Is de gemeente bevoegd om via een wijzigingsplan medewerking te verlenen aan de plannen van de boerin? Dat kan gedeeltelijk. De plannen om 25 kampeerplaatsen te realiseren, is mogelijk binnen de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan, want het kamperen blijft kamperen bij de boer en gezien de ruime omschrijving van het wijzigingsartikel, is een minicamping mogelijk. De bouwplannen om de stal te verbouwen en in een andere stal een bar te bouwen, vallen niet onder de wijzigingsbevoegdheid. Voor deze werkzaamheden zal dus een aparte bestemmingsplanwijziging, projectbesluit of ontheffing moeten worden gevolgd.
- De nieuwe Wet ruimtelijke ordening: wat is er veranderd?
Naast deze bouwplannen verhuurt mevrouw De Laat een deel van het weiland aan een paardenfokker. Deze paardenfokker gebruikt dat deel van het weiland als oefenen trainingsruimte. Om het terrein ook ’s avonds te kunnen gebruiken, plaatst de paardenfokker er een 15 meter hoge lichtmast met drie grote lampen.
©
kampeerplaatsen in de vorm van een minicamping realiseren. Verder wil zij in een van de leegstaande stallen van de boerderij naast sanitaire voorzieningen voor de kampeerders ook nog slaap-, verblijfs- en eetruimten voor groepskamperen maken. Daarnaast wordt in een andere verbouwde stal een bar gemaakt.
Heeft de gemeente met het verlenen van de bouwvergunning volgens de spelregels van de Wro gehandeld? Nee, de gemeente heeft niet volgens de regels van artikel 44 Woningwet gehandeld. De bouwvergunningen voor het bouwen van de stal tot verblijfsruimte en het verbouwen van de andere stal tot bar zijn in strijd met het geldende bestemmingsplan. Voor deze beide verbouwingen had dus geen bouwvergunning mogen worden verleend. Zowel de buren als de boeren zullen op dit onderdeel dus succesvol kunnen zijn in hun bezwaren. Vallen de activiteiten van de paardenfokker ook onder het wijzigingsplan? Nee, de activiteiten van de paardenfokker vallen buiten de omschrijving van de wijzigingsbevoegdheid en vallen dus buiten de aanvraag van de boerin. De vraag of de paardenfokker op het weiland activiteiten mag uitoefenen en of hij in overeenstemming met het bestemmingsplan handelt, valt buiten de aanvraag van de boerin. De buren kunnen in ieder geval bij de gemeente om handhaving vragen. De gemeente kan dan nagaan of de paardenfokker legaal is en of hij in overeenstemming met eventuele vergunningen handelt.
36