ADVIES COMMISSIE DOCENTPROFESSIONALITEIT MEI 2010
Samenvatting Kwaliteit van Onderwijs en Onderzoek Doel van dit advies is de verbetering van de onderwijskwaliteit door meer aandacht voor de professionele ontwikkeling van docenten. Binnen de Rijksuniversiteit Groningen hebben leden van de wetenschappelijke staf in het algemeen zowel een onderzoektaak als een onderwijstaak. Dit betekent dat in principe doceerkwaliteit in alle stadia van een loopbaan concreet beoordeeld wordt en net als onderzoekskwaliteit toetspunt is bij het aantrekken, werkinhoud vaststellen, (vast) aanstellen en bevorderen van de wetenschappelijke staf. Op dit moment zijn in de meeste gevallen alleen aantoonbare prestaties in onderzoek leidend wanneer besloten moet worden iemand aan te nemen, werkinhoud vast te stellen, een vaste positie te geven en een bevordering toe te kennen. Dergelijke beslissingen zijn veel minder gekoppeld aan de onderwijskwaliteiten en prestaties. Wat ondenkbaar is binnen onderzoek, namelijk dat onderzoeksprestaties geen bepalende rol spelen bij een wetenschappelijke carrière, moet volgens de commissie ook gemeengoed worden waar het onderwijs en onderwijsprestaties betreft. Het aantonen en zichtbaar maken van doceerkwaliteit en ook docentprofessionaliteit is tot nu toe te sterk onderbelicht geweest. De reden hiervoor is, aldus de commissie, niet gelegen in het gegeven dat kwaliteit en professionaliteit ontbreken. Echter, binnen de universiteit ligt de focus voornamelijk op de kwaliteit van de onderzoeker. Vanaf nu zal doceerkwaliteit een plaats moeten krijgen naast onderzoekskwaliteit. Deze fundamentele System Change rechtvaardigt een bijzondere maatregel die het gewenste proces vaart geeft. Advies: kwalificatie en versnelling De commissie pleit voor een verplichting tot kwalificatie van iedereen die onderwijs verzorgt en in dat kader stelt zij voor een RUG-brede mogelijkheid te creëren voor een versnelde kwalificatie. De versnelde kwalificatie toont de bestaande kwaliteit op een betrekkelijk eenvoudige manier aan en zorgt er voor dat dit bij de jaarlijkse ontwikkelingsgesprekken standaard onderwerp van gesprek en vervolgactiviteit is. De commissie heeft zich in haar advies voornamelijk bezig gehouden met kwaliteitseisen, kwalificatie en de verbinding met onderwijskwaliteit. Ook doet zij een voorstel ten aanzien van de versnelde kwalificatie. Wanneer het advies wordt overgenomen is een implementatieplan noodzakelijk om de voorgestelde maatregel binnen het universitaire en facultaire beleid te beleggen. Externe eisen Het is belangrijk dat binnen de RUG de kwaliteit van docenten 1 verder geëxpliciteerd wordt, onder meer door middel van een landelijk erkende en compatibele certificering. Dat is gunstig en nuttig voor de instelling in het kader van haar maatschappelijke verantwoordingsplicht. Tevens is het goed voor de docenten zelf voor hun positie binnen de RUG, omdat een dergelijke certificering erkend wordt door alle andere universiteiten in Nederland.
1
deze notitie gebruikt de aanduiding docenten voor iedereen met een onderwijstaak
1
UITWERKING VAN HET ADVIES I Inleiding De Rijksuniversiteit Groningen kan op dit moment geen onderbouwd antwoord geven op de vraag hoe het staat met de kwaliteit van haar docenten. Er bestaan persoongebonden indicatoren voor de kwaliteit van het onderzoek en deze zijn inmiddels gemeengoed geworden, ook vanwege de eisen die extern gesteld worden. Eenzelfde type persoongebonden indicatoren voor de kwaliteit van het onderwijs is op dit moment binnen de RUG niet voor handen. Wel worden binnen opleidingen cursussen geëvalueerd, mede op basis van studentoordelen en spelen deze oordelen een rol bij de beoordeling van individuele docenten. Op 24 september 1996 is op instellingsniveau besloten dat startende docenten een Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) in hun bezit moeten hebben teneinde in aanmerking te komen voor een vaste aanstelling. Eveneens is op instellingsniveau een minimumniveau Engelse taalvaardigheid vastgelegd voor docenten om in Engelstalige opleidingen onderwijs te verzorgen. Inmiddels kunnen we constateren dat er binnen alle faculteiten duidelijke afspraken bestaan over het behalen van een BKO voor beginnende docenten, voor Tenure Track-kandidaten, en voor bevorderingen. Zo heeft FWN besloten dat BKO als voorwaarde voor bevordering kan gelden. Veel faculteiten hebben in hun Tenure Track-criteria de BKO opgenomen. Landelijk gezien wordt het hebben van een BKO op dit moment beschouwd als een kwaliteitslabel. De gemaakte afspraken rond het BKO en de verwachte afspraken in het kader van de Seniorkwalificatie Onderwijs (SKO) zijn te beschouwen als start op weg naar kwaliteitsborging. Die kwaliteit wordt tijdens het proces bewaakt door evaluaties van allerlei aard. Als evaluaties slecht uitvallen, worden verbetermaatregelen genomen, zo is althans het principe. In het geval van zittende docenten wordt op dit moment echter nog weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheid de BKO-kwalificatie te verwerven. Om de kwaliteit van zittende docenten te beoordelen wordt wel gebruik gemaakt van evaluaties, maar dat betreft voornamelijk studentenevaluaties. Afgaan op slechts één type evaluatie voor de beoordeling van docenten wordt in het algemeen te eenzijdig gevonden. Meestal zijn verschillende soorten evaluaties de norm. Het College van Bestuur acht nu het moment gekomen op instellingsniveau een steviger beleidsrichting vast te stellen voor docentkwaliteit en - professionaliteit. Daartoe heeft het College een breed samengestelde commissie ingesteld 2, die het verzoek gekregen heeft een advies te formuleren. De commissie heeft haar overwegingen geformuleerd in de nu voorliggende notitie en besluit met enkele concrete adviezen. II
Vraagstuk docentkwaliteit en -professionaliteit
II.1
Ordening van het vraagstuk
Op verzoek van het College van Bestuur heeft de ad hoc Commissie Docentprofessionaliteit zich in de afgelopen twee maanden gebogen over de volgende vier hoofdvragen uit haar opdracht 3: 1 welke kwaliteitseisen moeten aan een universitaire docent en zijn/haar professionaliteit gesteld worden? 2 hoe moet deze professionaliteit worden onderhouden? 3 welke centrale/facultaire organisatie hoort hierbij? 4 hoe moet de verbetering van de professionaliteit: a) worden ingezet? b) duurzaam draagvlak verwerven? c) worden uitgevoerd? De commissie heeft deze hoofdvragen besproken en herordend in drie onderdelen:
2 3
opdracht aan en samenstelling van commissie zie bijlage 1 bij dit advies zie bijlage 1 bij dit advies
2
Waarom? De motivatie van en voor het werken aan docentprofessionaliteit gaat in op de vraag hoe de verbetering en borging van docentprofessionaliteit kan worden ingezet. De commissie heeft dit geïnterpreteerd als de manier waarop mensen die het onderwijs uitvoeren op allerlei niveaus, overtuigd kunnen worden van noodzaak en urgentie om kwaliteit van het onderwijs inclusief (bijbehorende) kwalificaties serieus te nemen. Daarmee wordt ook draagvlak verworven (de vraag waarom is sterk gekoppeld aan bovenstaande vraag 4). Wat? Het antwoord op deze vraag gaat in op de kwaliteitseisen en het onderhoud ervan (de oorspronkelijke vragen 1 en 2). Hoe? Wanneer helder is wat docenten moeten kunnen, kan ingegaan worden op de vraag hoe we dat kunnen uitvoeren en organiseren: a) binnen de bestaande mogelijkheden, en/of b) op een andere manier/met een andere organisatie (de vraag hoe is gekoppeld aan vraag 3 en 4). II.2 Waarom? Op dit moment zijn verschillende externe ontwikkelingen gaande die van invloed zijn op de Rijksuniversiteit Groningen. Het is een gegeven dat de RUG i.c. haar faculteiten en opleidingen op dit moment of op heel korte termijn geconfronteerd worden met het volgende: instellingsaccreditatie; Meerjarenafspraken en prestatieafspraken die gemaakt zijn met MOCW; internationale kwaliteitseisen in de vorm van Europese en/of mondiale accreditatie-eisen; internationale kwaliteitseisen vanwege Joint Degree Programma's, op master- en PhDniveau; operationalisatie van de ambities in het RUG Strategisch Plan. Het verder expliciteren van onderwijskwaliteit is noodzakelijk teneinde aan de ene kant verantwoording af te leggen als overheidsgefinancierde instelling, en anderzijds om nationaal en internationaal een belangrijke positie in te nemen in het wetenschappelijke onderwijs. In haar Strategisch Plan heeft de Rijksuniversiteit ambities geformuleerd ten aanzien van onderzoek en onderwijs. Die ambities laten zien dat ook in onderwijs excellentie wordt verlangd, onder meer in de kwaliteit en het niveau van haar opleidingen, docenten en de begeleiding die daarbij past. In het RUG Strategisch Plan 2010-2015 zijn de ambities als volgt geformuleerd: Van goed naar beter De Rijksuniversiteit Groningen heeft ambities die passen bij haar positionering als researchuniversiteit. Ambities hebben betekent: verbeteren, hogerop komen. Onderwijs geven centraal Eisen stellen aan de kwaliteit van de docent en van het onderwijs geven vraagt ook: de docent ondersteunen en regelmatig aandacht hebben voor kwaliteit, scholing en training voor docenten. Want het gezamenlijk gedragen ideaal moet worden geoefend en doorgegeven. Kwaliteitszorg Kwaliteitszorg is cruciaal om het niveau en het realiseren van de gestelde doelen te meten. Op alle niveaus wordt de kwaliteit van het onderwijs getoetst. Voor 2012 is de RUG gereed voor een systeem van instellingsaccreditatie, waarmee een geïntegreerd stelsel van kwaliteitszorg een feit zal zijn. Ook in het onderwijs is excellentie een vereiste, ten einde een rol van betekenis te kunnen spelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau. Kern van onderwijskwaliteit is de kwaliteit van docenten. Bovenstaande maakt duidelijk dat er een sterke noodzaak is om aandacht te besteden aan de bestaande en toekomstige kwaliteit van het onderwijs en van docenten. Die kwaliteit moet vooral zichtbaar (en daarmee dus meetbaar) zijn, zodat er gericht aan verbetering kan worden gewerkt. Dit vraagt om duidelijke en expliciete kwalificaties voor docenten, die aantonen dat de kwaliteit aanwezig is.
3
Die kwalificaties zijn inmiddels voor docenten op verschillende niveaus gemeengoed: namelijk de BKO- en SKO-kwalificatie. Echter, het is voor veel stafleden binnen de RUG een ver-van-mijn-bedshow: ‘De organisatie moet een aantal doelen halen, maar wat heeft dat met mij te maken, ik ben toch een prima docent?’. En in veel gevallen heeft de docent daar misschien ook wel gelijk in. Tegelijkertijd zal die docent zelf ook erkennen dat het professionaliseren van de eigen onderwijskwaliteit de afgelopen jaren niet hoog op de agenda binnen de RUG heeft gestaan, en daarmee ook niet op de eigen agenda. Er werken topprofessionals aan de RUG, maar de professionalisering lijkt de afgelopen jaren vooral in het teken te hebben gestaan van onderzoek en onderzoeksoutput. De commissie maakt zich in dit advies sterk voor het herwaarderen en verder professionaliseren van de onderwijstaak van de staf binnen de RUG. We willen die staf met dit advies ondersteunen en faciliteren, zodat het werken aan je eigen onderwijsprofessionalisering de plek krijgt die het bij een professional op een onderwijsinstelling als de RUG verdient. Het verkrijgen van de benodigde kwalificaties (zoals een BKO) is daarbij een belangrijke stap; hieronder wordt beschreven wat de commissie als kwalificaties benoemt, en hoe die kunnen worden vastgesteld. II.3 Wat? Kwaliteitseisen & Basiskwalificatie Onderwijs De Commissie Docentprofessionaliteit heeft haar gedachten laten gaan over de kwaliteitseisen die generiek en op instellingsniveau - aan docenten moeten worden gesteld. Bij het formuleren van de kwaliteitseisen is de commissie uitgekomen bij eisen op een hoog aggregatieniveau, die door faculteiten c.q. opleidingen(-clusters) geconcretiseerd moeten worden.. Deze breed geformuleerde eisen voor docentkwaliteit zijn te vergelijken met de Dublin Descriptoren voor opleidingen, algemene beschrijvingen voor het eindniveau voor Bachelor, Master en PhD, en internationaal compatibele referentiepunten in het accreditatiekader van de NVAO. Voor beide beschrijvingen geldt dat de basisformulering heel algemeen is en in alle gevallen pas betekenis kan krijgen wanneer de eisen geconcretiseerd zijn. Voor de Dublin Descriptoren is dit een individuele opleiding. Voor de kwaliteitseisen voor docenten is dat de individuele docent. Deze kwaliteitseisen liggen ook ten grondslag aan de Basiskwalificatie Onderwijs en als vervolg daarop de Seniorkwalificatie Onderwijs. Algemeen: de kwaliteitseisen zijn alle gerelateerd aan de context van opleiding en vakgebied. Uitwerking: context in dit kader betekent het volgende: Vakinhoudelijke deskundigheid en onderzoeksexpertise inzetten in het academisch onderwijs Bijdrage leveren aan de realisatie van de doelstellingen van opleiding, faculteit en universiteit Verantwoordelijkheid nemen voor het opleidingsprogramma De commissie stelt voor om de volgende vier generieke kwaliteitseisen voor docenten te hanteren: 1) Onderwijs verzorgen en studenten begeleiden: breed inzetbaar zijn in de voornaamste werkvormen van het academisch onderwijs Uitwerking: Een hoorcollege/presentatie/instructie verzorgen Interactieve werkvormen gebruiken (diverse werkcollegevormen, practica) Studenten begeleiden bij groepswerk (procesbegeleiding) Individuele studenten begeleiden, zoals scriptiebegeleiding (procesbegeleiding) Het inrichten van innovatieve onderwijsomgevingen (Digitale leeromgevingen, ICT toepassingen of vernieuwende werkvormen) 2) Onderwijs ( her-)ontwerpen:
4
voor een studieonderdeel/cursus/vak: kiezen en ontwikkelen van passende leerdoelen, werkvormen en toetsvormen, aansluitend bij de leeruitkomsten van de opleiding Uitwerking: Ingebed binnen onderwijsvisie van de faculteit en het curriculum Doelgericht en uitdagend vormgegeven: geconstateerde knelpunten opgelost en de verbeterpunten worden gerealiseerd Aansluitend op de voorkennis van studenten Gebruik van activerende werkvormen/onderwijsleermiddelen die bijdragen aan de te behalen leerdoelen Rekening houden met randvoorwaarden als studielast, aantal studenten, beschikbare menskracht, ICT-voorzieningen en ondersteuning 3)Toetsen en beoordelen: samenstellen en hanteren van toetsvormen die qua inhoud, vorm en beoordeling consistent zijn met de leerdoelen en gehanteerde werkvormen. Uitwerking: Het ontwikkelen en toepassen van toetsen die goed aansluiten bij het beoogde leergedrag van de studenten in de opeenvolgende fasen van het curriculum Het verzorgen van tijdige feedback aan studenten betreffende de vorderingen Het zorgen voor een zo groot mogelijke validiteit, betrouwbaarheid en transparantie van toetsen en beoordelingsprocedures Het toepassen van peer review bij het construeren van een beoordelende toets 4) Evalueren: evalueren van gegeven onderwijs met het gebruik van verschillende databronnen om te komen tot een onderbouwd verbetervoorstel Uitwerking: Analyseren van studieresultaten (tentamens, werkstukken e.d.) Analyseren van oordelen van studenten over de cursusuitvoering (schriftelijke evaluaties, studentenpanels) Onderwijsactiviteiten/leeractiviteiten realiseren/vaststellen en reflecteren op de (eigen) uitvoering Voor het verwerven van de Basiskwalificatie Onderwijs dienen docenten aan deze vier kwaliteiteisen te voldoen, uitgewerkt naar het relevante vakgebied c.q. relevante opleiding(-en). Onderhoud Huidige situatie Onderdeel van onderzoek- en onderwijsvisitaties was en is de kwaliteit van de wetenschappelijke staf. Bij onderzoek wordt kwaliteit aangetoond door diverse outputindicatoren. Bij onderwijs wordt tot dusver de kwaliteit van de docent nog onvoldoende aangetoond, anders dan door zijn of haar kwaliteit als onderzoeker. Meer en meer wordt het echter noodzakelijk ook de kwaliteit van het verzorgde onderwijs expliciet aan te tonen. Daarbij zijn studentenoordelen - en evaluaties belangrijke instrumenten, naast het hebben van landelijk wederzijds erkende kwalificaties, zoals de BKO en de SKO. Het ziet ernaar uit dat op dit moment het kunnen rapporteren over de kwaliteit van startende docenten redelijk gewaarborgd is, als gevolg van het hanteren van de BKO-norm, in combinatie met een vrij precieze monitoring van de resultaten. Deze kwaliteit kan worden aangetoond en indien onvoldoende, bestaan er veel mogelijkheden voor een verbetertraject.
5
Voor andere docenten 4 ligt dat lastiger. Er bestaat een systeem van jaargesprekken waarin medewerker en leidinggevende werk en kwaliteit bespreken. In principe komen tijdens deze gesprekken ook onderwijsresultaten aan de orde. Er is een gevarieerd aanbod aan cursussen en/of scholing. Daarnaast is begeleiding op maat eveneens mogelijk. Faculteiten hebben hiervoor geoormerkte budgetten. Hiermee is er in feite een compleet systeem dat zou kunnen voldoen aan bijvoorbeeld de eisen die de komende instellingsaccreditatie stelt aan kwaliteit en kwaliteitzorg in een cyclus van Plan, Do, Check, Act. Voor zittende docenten is de werkelijkheid echter een weerbarstige. De RUG kan niet garanderen dat onderwijsprestaties worden gemonitord en evenmin dat actie wordt ondernomen wanneer de prestaties minder goed zijn. De commissie gaat ervan uit dat de kwaliteit van deze docenten in het algemeen naar behoren is, maar dit kan niet goed worden aangetoond. Alleen op basis van studententevredenheid kan enig zicht worden gegeven op het punt van kwaliteit. II.4 Hoe? In de samenvatting is globaal geschetst dat binnen alle stadia van de HRM-cyclus docentprofessionaliteit en -kwaliteit belangrijke criteria moeten worden. Het is betrekkelijk eenvoudig een en ander te formuleren en op te nemen in formats van gesprekken en beoordelingscriteria. De grootste verandering zal zijn leidinggevenden op alle niveaus ervan te overtuigen dat hun omgang met het ijkpunt onderwijs bij het aantrekken, begeleiden, beoordelen en bevorderen van WP, doorslaggevend is. Om de kwaliteit van met name docenten aan te kunnen tonen, is het noodzakelijk een procedure te schetsen waarin wordt aangegeven op welke wijze docenten zich voor een BKO (en/of SKO) kunnen kwalificeren. In deze procedure wordt uitgegaan van een beoordeling op basis van een door de docent opgesteld zelfevaluatie. Die procedure leidt in elk geval tot een beoordeling. Een beoordeling kan verschillende uitkomsten hebben, zowel qua eindoordeel als aantal eisen waaraan voldaan is. Het kan immers zijn dat een docent met een geringe onderwijstaak zich nog niet op alle onderdelen van de BKO hoeft of wenst te kwalificeren, Als het eindoordeel tenminste voldoende is, is de kwaliteit van de docent op dat moment evident gemaakt en kan ter markering een BKO worden toegekend. Als dat (nog) niet het geval is, zal er maatwerk moeten volgen, om de betreffende docent alsnog te kwalificeren. Als indicatoren voor kwaliteit kunnen dienen: studententevredenheidsonderzoeken, onderwijscurriculum vitae en peer-beoordeling. De beoordeling dient een compact voorbereidingstraject te krijgen. Opzet beoordeling 5 De commissie heeft uitvoerig gesproken over de inrichting van het beoordelingsproces. Uitgangspunt daarbij is volgens de commissie dat het een helder, eenvoudig en gemakkelijk te doorlopen proces moet zijn, met een compacte voorbereiding, zowel voor de organisatie binnen de faculteit als ook voor de individuele docenten. Het proces kent de volgende onderdelen: 1 uitnodiging aan docent om ‘op te gaan’ voor kwalificatie 2 helder overzicht van de benodigde informatie (door de docent aan te leveren), met behulp van gemakkelijk in te vullen format, aan facultaire beoordelingscommissie 3 gesprek tussen docent en commissie, waarin de informatie wordt toegelicht 4 toekenning kwalificatie, of vaststellen wat er nog aan kwalificatie ontbreekt De commissie stelt voor dat de faculteit zorgt voor: Criteria en format voor de benodigde informatie 6 Format voor uitkomsten studentevaluaties, peer review/referentenoordeel, oordeel (onderwijs-)leidinggevende 4
deze notitie gebruikt de aanduiding docenten voor iedereen met een onderwijstaak in Bijlage II van dit advies wordt een voorbeeld beoordeling(-procedure) geschetst 6 het is gewenst voor een zelfevaluatie een RUG-breed basisformat op te stellen i.p.v. negen facultaire formats 5
6
Format voor zelfevaluatie, waarin beargumenteerd en gemotiveerd is op welke gronden een docent denkt aan de kwaliteitseisen (van het BKO) te voldoen De commissie stelt voor dat de informatie die de docent moet aanleveren in elk geval de volgende elementen omvat: Lijst met onderwijs(-onderdelen) die uitgevoerd zijn, en andere onderwijsgerelateerd werk zaamheden zoals begeleiding scripties, ontwikkeling van onderwijs en toetsen, en dergelijke. Uitkomst van evaluaties, met gebruik van verwijzingen naar bestaande documenten en rapportages Zelfevaluatie: dat is een beknopte schets van de eigen rol als docent, met gebruik van verwijzingen naar bestaande documenten, rapportages en beoordelingen Per faculteit dient er een beoordelingscommissie te zijn. Het lijkt verstandig om een ‘pool’ samen te stellen met stafleden die in deze commissie kunnen fungeren. Daarbij valt te denken aan opleidingsdirecteuren, gekwalificeerde onafhankelijke vakcollega’s, onderwijskundige experts (als adviseur of als commissielid), en indien gewenst ook een studentadviseur. Bovenstaand procedure geldt voor alle docenten 7. Dit betekent dat het verkrijgen van onderwijskwalificaties ook mogelijk gemaakt wordt voor docenten met een kleine of tijdelijke aanstelling, waarbij ook gedacht kan worden aan promovendi en studentassistenten met een onderwijstaak. Voor deze docenten wordt door de leidinggevende vastgesteld aan welke van de vier kwaliteitseisen van het BKO zij moeten voldoen. Op basis hiervan wordt een bijpassende zelfevaluatie opgesteld. Deelnemers kunnen een modulecertificaat krijgen met als mogelijkheid deze op termijn te gebruiken voor een volledige BKO. Bevoegdheid toekenning kwalificaties Faculteiten zijn verantwoordelijk voor het format van de zelfevaluatie, de beoordeling en de beoordelingscommissie. Tevoren dienen zij hun formats, procedure en criteria laten toetsen aan tevoren afgesproken criteria door experts. Deze experts worden aangewezen door het College van Bestuur. Op dit moment is het toekennen van het BKO-certificaat gemandateerd aan het UOCG. Om te blijven voldoen aan landelijke normen en kwaliteitsborging van het werk van de beoordelingscommissies wordt een regeling getroffen waarbij de facultaire commissies worden geauditeerd/ gevisiteerd. Bijvoorbeeld door een commissielid van een andere faculteit en een onderwijskundig adviseur van het UOCG. Seniorkwalificatie Onderwijs Het denken in termen van een Seniorkwalificatie Onderwijs is binnen de RUG een nog grotendeels onontgonnen terrein. Teneinde kwaliteit op een hoger niveau dan de BKO aan te tonen, en te werken aan het ontwikkelen van de SKO, is het net als bij de BKO nodig eerst vast te stellen wat het doel en het nut van een SKO is, voor wie de SKO binnen de Rijksuniversiteit Groningen bedoeld kan zijn en waarom dat zo is. De Commissie Docentprofessionaliteit is mening dat als vervolg op de implementatie van de BKO nagedacht moet worden over de seniorkwalificatie, dat willen zeggen: onderwijskundig leiderschap, innovatie, visie, ontwerp, coördinatie en begeleiding van juniordocenten dienen opgenomen te worden in een nog op te stellen implementatieplan BKO en het vervolg op BKO, bijvoorbeeld een route die kan leiden tot een SKO. Een onlangs verschenen nota Onderwijsloopbaanperspectief van het UMCG/FMW biedt interessante gezichtspunten over docentprofessionaliteit, ook in de zin van HRM. Deze gezichtspunten kunnen ook inspirerend zijn voor andere faculteiten binnen de RUG.
7
deze notitie gebruikt de aanduiding docenten voor iedereen met een onderwijstaak
7
III Conclusie Ten aanzien van docentprofessionaliteit moet eerst overeenstemming bereikt worden over de doelen, de inhoud en de richting. De ad hoc commissie heeft hiervoor adviezen geformuleerd, die als startpunt bedoeld zijn. Op basis van overeenstemming op instellingsniveau kan door faculteiten een implementatieplan worden opgesteld, waarin de kwaliteitseisen voor de BKO, de beoordeling en de beoordelingscommissie een facultaire invulling kunnen krijgen, die dichtbij de praktijk van het onderwijs kan blijven. De verdere vormgeving en implementatie zijn aan het College van Bestuur en de faculteiten. De ad hoc commissie heeft daartoe een aantal aanbevelingen geformuleerd: snel duidelijkheid geven over het advies op hoofdlijnen: de kwaliteitseisen en de (verkorte) beoordelingsprocedure; vastleggen dat ook bij de versnelde BKO het niveau en de kwaliteitseisen gezekerd zijn (in relatie tot de wijze waarop elders de BKO wordt vormgegeven); termijn afspreken voor implementatie per faculteit, binnen RUG-parameters; per faculteit een implementatieplan te ontwikkelen, ondersteund door bijvoorbeeld P&Oafdelingen op centraal en decentraal niveau, facultaire onderwijs en HRM-professionals en UOCG; einddatum afspreken voor de beoordeling van docenten via de beschreven procedure: de commissie stelt voor om daarvoor tot 1 januari 2013 de tijd te nemen; het eerste doel is zoveel mogelijk docenten zo snel mogelijk op een ordentelijk wijze een BKO te laten behalen. Parallel moet het mogelijk zijn op een vergelijkbare manier te markeren dat een docent aan alle kwaliteitseisen voor een Seniorkwalificatie Onderwijs (SKO) voldoet; UCO verzoeken RUG-parameters en implementatieplannen in de komende jaren speciaal te monitoren.
8
BIJLAGE 1 OPDRACHT EN SAMENSTELLING VAN DE COMMISSIE DOCENTPROFESSIONALITEIT
Startnotitie Studiesucces en Professionaliteit van Docenten
Inleiding Het College van Bestuur beschouwt professionaliteit van docenten als een must en wil daarom in 2010 twee resultaten bereiken: hoofddoel: de kwaliteit van RUG-docenten moet worden verhoogd; instrumenteel: de effectiviteit van het huidige systeem van beoordeling en scholing van docenten moet aanzienlijk worden verbeterd. Route Ten einde deze twee resultaten te bereiken, heeft het College van Bestuur besloten een speciale universiteitsbrede commissie te installeren met als opdracht voor beide hoofdzaken een breed gedragen en concreet advies te formuleren. Dit advies zal uiteindelijk leidend zijn bij het vaststellen en implementeren van het instellingsbeleid in de nabije toekomst op het terrein van professionaliteit van docenten. De commissie is als volgt samengesteld: Prof. dr. M.J. Goedhart, FWN/UOCG, directeur Instituut voor Didactiek & Onderwijsontwikkeling Prof. dr. H.A.L. Kiers, GMW, decaan Prof. dr. J.Knoester, FWN, decaan Prof. dr. W.D. Kolkman, FR, hoogleraar notarieel recht/Docent van het Jaar 2008 Publieksprijs Mw. prof. dr. W.M. Molenaar, UMCG/FMW, hoofd Centrum Docentprofessionalisering Mw. prof. dr. J.I. Stoker, FEB, vicedecaan, voorzitter Drs. R. Wagenaar, FdL, directeur onderwijsinstituut Mw. G. Groen, FRW, PH Middelen Dhr. S, Schokker, studentgeleding Universiteitsraad/SOG-Fractie Drs. B.A.A. Beijer, personeelgeleding Universiteitsraad/FR Adviseurs: Mw. drs. D.A. Tamminga, Mobiliteit & Opleiding/P&O-RUG Drs. J.A. Mulder, UOCG, coördinator docentprofessionalisering Hoger Onderwijs Mw. drs. A. van Arragon, AZ, tevens secretaris Opdracht aan de commissie: Het College van Bestuur verzoekt de commissie een advies te formuleren dat betrekking heeft op het verbeteren van de professionaliteit van RUG-docenten. Er zijn vier kernvragen die beantwoord moeten worden: 5 6 7 8
welke kwaliteitseisen moeten aan een universitaire docent en zijn/haar professionaliteit gesteld worden? hoe moet deze professionaliteit worden onderhouden? welke centrale/facultaire organisatie hoort hierbij? hoe moet de verbetering van de professionaliteit: a) worden ingezet? b) duurzaam draagvlak verwerven? c) worden uitgevoerd?
Daarbij dienen bij voorkeur de volgende elementen aan de orde te komen:
9
verschillende soorten en niveaus van bekwaamheden: wanneer is welke bekwaamheid vereist? Bijvoorbeeld: BKO, BKO+, SKO, beoordeling/portfolio aansluiting tussen scholing/BKO en praktijk van het onderwijs effectiviteit:verband tussen professionaliteit en studiesucces onderwijsprofessionaliteit en instellingsbeleid functie en effectiviteit van jaargesprekken voor onderwijsprofessionaliteit kwaliteit, vorm en inhoud van BKO en andere scholing scholing/beoordeling voor (beurs-)promovendi stand van zaken aan andere universiteiten in Nederland. Termijn Het College van Bestuur stelt prijs op een advies in hoofdlijnen rond 1 mei 2010. Het onderwerp heeft de bijzondere aandacht van de Rector Magnificus, Hij zal hierover regelmatig contact onderhouden met de commissie.
10
BIJLAGE II VOORBEELD VAN EEN VERSNELDE KWALIFICATIE VOOR DOCENTEN De beoordeling vindt plaats op basis van een door de docent ingediend dossier/-portfolio. Tijdsindicatie: 1 dag voor het opstellen van een zelfevaluatie c.q. dossier, 1 dag voor de beoordeling. Uitgangssituatie: criteria en/of format van de zelfevaluatie en vorm en criteria van de beoordeling zijn bekend. Het opstellen van een CV kan gefaciliteerd worden, afhankelijk van de criteria/het format. Vooraf De leidinggevende heeft een belangrijke rol, en de inhoud dient gescheiden te worden van het proces. Onderscheid tussen een beginnende en gevorderde docent ligt bij vijf jaar ervaring of meer. Aanvankelijke doelgroep: >5 jaar ervaring en in een bevorderingstraject. De essentie van een verkort BKO voor gevorderde docenten (= gelijkwaardige kwalificatie) ligt bij de aansluiting van wat er al ligt, wat al in de portfolio van de docent aanwezig is. Resultaat Beoordeling Tijdens een beoordeling wordt vastgesteld wat de docent kan tonen aan bewijsmateriaal met betrekking tot de basiskwaliteitseisen van docenten voor de Rijksuniversiteit Groningen. Het vervolgtraject bestaat uit vier opties: Niets. De docent heeft voldoende en overtuigend bewijsmateriaal laten zien op alle van de vier kwaliteitseisen. Wat extra werk: zo veel als mogelijk gebaseerd op het huidige takenpakket: bijvoorbeeld het maken van een betrouwbare, valide toets, het analyseren van studentenenquêtes en het beschrijven van een verbeteraanpak, het maken van een vakontwerp etc. Een volwaardig BKO traject: het begeleid opstellen van een complete portfolio Een volwaardig BKO traject met te volgen cursussen (bijvoorbeeld enkele modules toetsen of zelfs de cursus “Basisvaardigheden”). Stappen: 1 Intakegesprek. Om de kandidaat optimaal voor te bereiden op de vervolgstappen (optioneel begeleiding hierbij). Alternatief is een korte workshop voor meerder docenten. 2 De kandidaat bereidt de beoordeling voor, te beginnen met een zelfevaluatie. Deze bestaat uit een persoonlijk sterkte zwakte analyse (aan de hand van een zelfevaluatie-instrument); het opstellen van een onderwijs CV; recente bewijsmaterialen (sheets, opdrachten, toetsen), driepartijen feedback over het verzorgde vak (studenten, collega’s, leidinggevende/ onderwijsdirecteur); expert oordeel over de toetsing (bijvoorbeeld toetsanalyses van het UOCG). 3 Ontwikkel-assessment. Toetscommissie bepaalt of het vervolgtraject nodig is en wat het vervolg is. Samenstelling toetscommissie: facultair leider op het gebied van onderwijs, facultair specialist, expert op het gebied van onderwijs. 4 Follow-up door kandidaat. Bijvoorbeeld: (her)ontwerp maken voor eigen vak, cursus volgen, bijwonen colleges van collega’s, peer reviews, toetsplan, etc. 5 Erkenning GK en uitreiking BKO certificaat. Ondersteuning: Zelfevaluatieinstrument en boekje/ handleiding voor beoordeling Voorbeeldmateriaal (good practices) en aanvulling op de UFO profielen. E-portfolio voor docenten wordt ingericht op Nestor Facultair contactpunt. Nodige kennis: vakinhoudelijke kennis, onderwijskundige kennis, personeelszaken. Toetsing en begeleiding van kandidaten. Centrale kadersetting/ facultaire uitwerking Opleiding voor assessoren Basisprogramma als follow-up (modulair vormgegeven), faculteiten kunnen aangeven wat de specifieke aandachtpunten zijn.
11
BIJLAGE III GEBRUIKTE DOCUMENTEN 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Beoordelingsprocedure BKO-traject, 13 januari 2010, UMCG BKO-bekwaamheden RUG BKO-brochure UMCG Docentontwikkelplan (DOP), 2008-12-12, UMCG Idem, bijlage: BKO-competenties: producten en bewijsstukken Docentprofessionaliteit in het Nederlandse hoger onderwijs, mei 2009, Van Alst e.a. Onderwijsloopbaanperspectief, nota van het UMCG/FMW, februari 2010 Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning basiskwalificatie onderwijs, januari 2008, VSNU Raamplan voor docentcompetenties binnen het medisch opleidingscontinuüm: beschrijving van de competenties Radboud Universiteit BKO-regeling RUG: inhoud BKO RUG: overzicht stand van zaken BKO-praktijk (PP), Mulder/UOCG, maart 2010 RUG: schema BKO-regeling RUG Strategisch Plan 2010-2015 Toetsen van docentcompetenties: professionaliseringsbeleid voor docenten, mei 2004, Thema, Gerritsen e.a., IOWO Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, oktober 2009 | Vol. 28, nr. 5, p. 201-211, Een raamplan voor docentcompetenties binnen het medisch opleidingscontinuüm, W.M. Molenaar e.a. Idem, bijlage: beschrijvingen van docentrollen VSNU-rapport Docentprofessionaliteit 2009 VSNU-Review BKO-regelingen universiteiten Universiteit Utrecht en Universiteit Leiden BKO-regeling UL-eindtermen BKO UU-kaders BKO: voorbeeld Geesteswetenschappen UU-kaders SKO: voorbeeld Geesteswetenschappen UU: Leergang Onderwijskundig Leraarschap
12
BIJLAGE IV INVENTARISATIE DOCENTPROFESSIONALITEIT VOORJAAR 2010 Fac.
Hoe kwaliteit Onderwijspersoneel vastgesteld?
1 FdL
In de ontwikkelingsgesprekken en de vakevaluaties
2 FEB
student evaluaties oordeel opleidingsdirecteur(en) ontwikkelingsgesprekken, oordelen en afspraken over onderwijs met de leidinggevende De faculteit gaat in de komende tijd deze evaluatiemethoden verder professionaliseren van d.m.v. bijvoorbeeld peer review en/of expertoordelen
3 FGG
Sinds 2000 wordt van alle nieuwe ud’s/docenten verwacht dat ze binnen twee jaar BKO moeten hebben behaald. Docenten die al enige ervaring hebben, hebben een intakegesprek met UOCG om te kijken of er deficiënties zijn. Er vinden na elk blok onderwijsevaluaties plaats; kwaliteit wordt bewaakt door opleidingsdirecteur Jaarlijks zijn er 5 docentenvergaderingen waarin aandacht wordt besteed aan onderwijsorganisatie, vernieuwing en –kwaliteit. Promovendi en studentassistenten volgen een basiscursus bij UOCG als ze worden ingezet in het onderwijs
4 GMW
In de ontwikkelingsgesprekken en de vakevaluaties
5 FR
In de ontwikkelingsgesprekken en de vakevaluaties. Overleg op vakgroep- en sectieniveau over curriculum en evaluaties. Promovendi en studentassistenten volgen een basiscursus bij UOCG als ze
Onderwijs aantal FTE
BKO aantal FTE
BKO %
fte op cursus in 0910
BKO in TT: ja / nee
m.i.v. 01-012005 in dienst: 46 7 (al eerder in dienst of vertrokken)
21 (8 af en 13 bijna)
40 % (21 van 53)
13
ja, concrete criteria tav de BKO in de Tenure track van FEB: aanstelling als UD onder TT, in tijdelijke dienst: -Taanstelling als UHD/adjunctHGL/HGL (onder TT) in vaste dienst:
24 gekwalificeerd of nvt 11 hgl 7 docenten DT 6 medewerkers met nulaanstelling 8 geen BKO
9,8 fte
1,9 fte Daarnaast zijn nog docenten met een eerstegraads lesbevoegdheid
88 %
0,8 fte
ja
74,8
onbekend
onbekend
3 deelnemers
(nog) niet
13
worden ingezet in het onderwijs
6 FRW
7 FWB
In de ontwikkelingsgesprekken en de vakevaluaties
Aantal (ud/uhd/hl) 35
Aantal BKO: 13 Mee bezig: 7
37 %
Nieuwe procedure: jaarlijks voorafgaande aan de ontwikkelingsgesprekken heeft de personeelsadviseur overleg met de vz van de basiseenheid. Hierin wordt de BKO voortaan meegenomen. In de ontwikkelingsgesprekken en de vakevaluaties
8 FWN
In de ontwikkelingsgesprekken en de vakevaluaties
9 UMCG
In de ontwikkelingsgesprekken en de vakevaluaties
Aantal (ud/uhd/ hl): 6
nee
ja Circa 110 fte (excl. conversie van middelen in affiliaties en excl. circa 10 fte externe inhuur en studentassistenten) Opleidingen GNK, THK, BW
4 UMCGdocenten en 1 farmaciedocente hebben binnen het UMCG de BKO
Voor UMCG is de noemer niet duidelijk. (klinische stafleden UMCG meetellen ? stafleden affiliaties? Externe inhuur huisartsen en sociaal geneeskun digen?)
51 UMCG docenten , 10 farmacie docenten en 27 studente n
ja
14
BIJLAGE V CONCEPT: KWALITEITSEISEN SENIOR DOCENT RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN De senior docent draagt binnen de context van de faculteit, het curriculum en het vakgebied bij aan beleid en zorgt voor samenhang en afstemming in de uitvoering van onderwijs. Heeft een diepgaande kennis van het eigen vakgebied en de bijbehorende vakdidactiek. Ontwikkelt een onderwijsvisie en draagt deze binnen en buiten de eigen organisatie uit. Onderwijs herontwerpen Vernieuwingen aanbrengen in zowel de inhoud als vormgeving van het curriculum om dit in overeenstemming te brengen met nieuwe inzichten en de eisen van het werkveld, de maatschappij & de universiteit. Onderwijs organiseren Coördineren van cursussen of samenhangende onderwijsonderdelen waarbij meerdere collega’s betrokken zijn. Begeleiden van junior docenten bij de uitvoering. Zorgen voor de juiste randvoorwaarden, materialen en middelen. Toetsen Aansturen van een volledig toetsprogramma en fungeren als vraagbaak voor anderen. Adviseren, coachen en/of leiding geven aan een docententeam tijdens de ontwikkeling van een toetsprogramma van een (vervolg)opleiding. Evalueren Bewaken en handhaven van de kwaliteit van uitvoering. Voorstellen doen voor verbetering van cursussen of samenhangende onderwijsonderdelen waarbij meerdere collega’s betrokken zijn. Afstemmen met alle belanghebbenden: collega’s, leidinggevenden, studenten, commissies, etc.
15