Protocol Advies Commissie PTSS Politie 29 november 2013
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Inleiding ........................................................................................................................................ 3 Begripsbepaling............................................................................................................................. 4 Opdrachtomschrijving en taken van de commissie ........................................................................ 6 Samenstelling commissie en werkwijze ......................................................................................... 7 De procedure ................................................................................................................................ 8 Toetsing validiteit dossier............................................................................................................ 10 Beperkte toetsing van de diagnose PTSS...................................................................................... 11 Verschijnselen van de PTSS, tijdlijn en documentatie................................................................... 13 Beoordelingskader beroepsgerelateerdheid ................................................................................ 14 Advies van de commissie........................................................................................................... 15 Communicatie & vertrouwelijkheid ........................................................................................... 16 Doorlooptijd en evaluatie .......................................................................................................... 17
Bijlage 1: Namenlijst........................................................................................................................... 18 Bijlage 2: Checklist dossier.................................................................................................................. 19
2
1.
Inleiding
Politiekorpsen zijn tot nu toe verschillend omgegaan met het beoordelen van de relatie tussen de medisch vastgestelde PTSS en het juridisch erkennen van de PTSS als beroepsziekte. Onder beroepsziekte wordt in de rechtspositie verstaan: ‘Een ziekte, welke in overwegende mate haar oorsprong vindt in de aard van de aan de medewerker opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en die niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten’.1 In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie (2012-2014), d.d. 31 mei 2012, hierna te noemen Arbeidsvoorwaardenakkoord, is afgesproken dat met ingang van 1 januari 2013 een regeling van kracht wordt, waarin is beschreven op welke wijze de Nederlandse Politie omgaat met vastgestelde gevallen van PTSS. Hierin is tevens afgesproken dat de tot op heden uit jurisprudentie voortgekomen term ‘buitensporigheid’ geen beoordelingscriterium meer is. Deze regeling is vastgelegd in de Circulaire PTSS Politie van 18 december 2012 en is vanaf 1 januari 2013 in werking getreden. In de Circulaire is de volgende procedure voor de vaststelling PTSS als beroepsziekte opgenomen: 1. De medewerker die zijn ziekte PTSS als beroepsziekte wil laten aanmerken, dient een schriftelijk verzoek in bij het bevoegd gezag; 2. Voordat op de aanvraag van de medewerker wordt beslist, vraagt het bevoegd gezag advies aan de Adviescommissie PTSS Politie, hierna de commissie, over het verband tussen de PTSS en het beroep en/of de werkomstandigheden (beroepsgerelateerdheid); 3. Nadat het bevoegd gezag het advies van de Commissie heeft ontvangen, deelt het bevoegd gezag de medewerker zijn beslissing mede in de vorm van een besluit. Het advies van de Commissie wordt bij dit besluit gevoegd. De commissie PTSS stelt een protocol op omtrent haar werkwijze, met daarin opgenomen een beoordelingskader, dat als meetlat dient voor het beoordelen of de bij de indiener vastgestelde PTSS in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de medewerker opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht (beroepsgerelateerdheid). Bij de totstandkoming van het hier voorliggende protocol is gebruik gemaakt van de adviezen van een brede groep experts (zie bijlage 1) en van recente literatuur.
1
ex artikel 1 eerste lid, onderdeel y van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp).
3
2.
Begripsbepaling
1.
PTSS: Posttraumatische Stressstoornis
2.
Medewerker: de politieambtenaar en gewezen politieambtenaar zoals genoemd in artikel 1 lid 1, onder c, d en i van het Barp en artikel 1 lid 1 onder gg van het Bbp.
3.
Verzoek: het verzoek van de medewerker aan het bevoegd gezag om de ziekte PTSS te erkennen als beroepsziekte.
4.
Indiener: de medewerker die bij het bevoegd gezag een verzoek indient om haar/zijn PTSS erkend te krijgen als beroepsziekte.
5.
Dossier: alle stukken die gebruikt worden door de Commissie en waarop het advies is gebaseerd.
6.
Circulaire: de ‘Circulaire PTSS Politie’ van 18 december 2012 van de minister van Veiligheid en Justitie.
7.
Korpschef: de korpschef als bedoeld in artikel 27 van de Politiewet.
8.
Directeur HRM: het als zodanig benoemde hoofd van de directie Human Resourcemanagement.
9.
Bevoegd gezag: de Directeur HRM, door de Korpschef gemandateerd als bevoegd gezag om de besluiten erkenning beroepsziekte PTSS te nemen.
10.
Commissie: de Adviescommissie PTSS Politie zoals genoemd in hoofdstuk 5 van de Circulaire.
11.
Meldpunt PTSS: het meldpunt is ingericht door het bevoegd gezag om (onder meer) (ex-)politiemedewerkers te ondersteunen in hun aanvraag om de bij hen medisch vastgestelde PTSS erkend te krijgen.
12.
CGOP: Centraal Georganiseerd Politie Overleg over de arbeidsvoorwaarden en de algemene regels voor het HRM-beleid voor de Nederlandse Politie. Het overleg wordt gevoerd door of namens de Minister van Veiligheid en Justitie met de vier politievakorganisaties.
13.
Barp: het Besluit algemene rechtspositie politie.
14.
Bbp: het Besluit bezoldiging politie.
15.
DSM IV: Diagnostic and Statistical manual of Mental Disorders (edition 4thTR); Nederlandse editie “beknopte handleiding bij de diagnostische criteria van de DSM-IV-TR” (2001) Lisse: Swets en Zeitlinger.2
16.
Incident: gebeurtenis die voldoet aan het A1-criterium van de DSM versie die ten tijde van de
2
Onlangs is door de American Psychiatric Association DSM V uitgebracht (Engelse versie) ter vervanging van DSM IV. DSM 5 zal naar verwachting in 2014/2015 gebruikt gaan worden als standaard in Nederland voor de diagnose van PTSS. Daar waar in dit protocol gesproken wordt over DSM IV zal de commissie het voortschrijdend inzicht, zoals met name opgenomen in het A criterium in DSM 5, in haar overwegingen meenemen.
4
diagnose gangbaar was.
5
3.
Opdrachtomschrijving en taken van de commissie
Het bevoegd gezag vraagt voordat over het verzoek van de medewerker wordt beslist advies aan de commissie. De commissie brengt advies uit aan het bevoegd gezag op de vraag of de bij indiener gediagnosticeerde ziekte PTSS in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de medewerker opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht. In een aantal specifieke situaties zal de commissie geen advies uitbrengen, zie hoofdstuk 5. De commissie neemt de diagnose van een daartoe gekwalificeerde deskundige3 als eerste uitgangspunt om tot een beoordeling van de beroepsgerelateerdheid te komen. Om te kunnen komen tot een goede beoordeling van de beroepsgerelateerdheid is het noodzakelijk dat het dossier een goede beschrijving geeft van de verschijnselen van de PTSS van de indiener, dat er een duidelijk verband te leggen is tussen deze verschijnselen en een eerder incident (of eerdere incidenten) dat voldoet (die voldoen) aan de DSM IV criteria en dat er een duidelijke beschrijving is van dit (deze) incident(en). Hieruit volgt dat de commissie de volgende hoofdtaken heeft: 1. Valideren van het dossier: toetsen of de door de indiener beschreven incidenten overeenstemmen met de (vastgelegde) beschrijving van deze incidenten door het bevoegd gezag (zie verder hoofdstuk 6); 2. Beperkte Toetsing van de PTSS diagnose: vastgesteld dient te worden of de diagnose op de juiste wijze tot stand is gekomen, dit betekent dat de diagnose is opgemaakt volgens de eisen die in de gezondheidszorg aan de diagnose en de rapportage worden gesteld4 (zie verder hoofdstuk 7); 3. Vaststellen of de PTSS in overwegende mate door het beroep en/of werkomstandigheden zijn veroorzaakt (zie verder hoofdstuk 9); 4. Een advies uitbrengen aan het bevoegd gezag waarin de commissie aangeeft of zij de PTSS wel of niet beroepsgerelateerd acht. De commissie brengt geen advies uit aan het bevoegd gezag inzake eigen schuld of onvoorzichtigheid aan de kant van de desbetreffende medewerker. Tevens beoordeelt en adviseert de commissie niet omtrent schade en/of aansprakelijkheid.
3
Hieronder wordt verstaan degene die bekwaam en wettelijk bevoegd is om de diagnose te stellen volgens de wet BIG, te weten: Artsen, Gezondheidszorgpsychologen en Psychotherapeuten. 4 Volgens jurisprudentie van Centraal Tucht College voor de Gezondheidszorg, zoals in uitspraak C2010.305 d.d. 30.8.2012
ter bevestiging van beslissing van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 022/2009, d.d. 26.8.2010 (bron: tuchtrecht.nl)
6
4.
Samenstelling commissie en werkwijze
De commissie wordt ingesteld door het CGOP en bestaat uit de volgende 5 leden: Een externe voorzitter, benoemd op gezamenlijke voordracht van het bevoegd gezag en de vakorganisaties; Een lid en een plaatsvervangend lid voorgedragen door het bevoegd gezag; Een lid en een plaatsvervangend lid voorgedragen door de vakorganisaties. De commissie wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris (hierna secretaris) en heeft beschikking over secretariële ondersteuning. De commissie kan om advies te vragen aan (een) externe expert(s), bijv. op het gebied van beroepsziekten. In geval van afwezigheid van de voorzitter, wijst de voorzitter een lid aan als plaatsvervangend voorzitter. Het plaatsvervangend lid neemt in dat geval de plaats in van het lid. De behandeling van een zaak geschiedt steeds ten minste door drie leden, te weten: de voorzitter (of plaatsvervangend voorzitter), een lid (of plaatsvervangend lid) aangewezen door het bevoegd gezag en een lid (of plaatsvervangend lid) aangewezen door de vakorganisaties. Daarnaast is de secretaris aanwezig bij iedere commissievergadering. De behandeling van een zaak vindt alleen doorgang als de voorzitter (of plaatsvervangend voorzitter) en twee leden (of plaatsvervangend leden) aanwezig zijn. Indien een lid van de commissie op enigerlei wijze - professioneel dan wel in de relationele sfeer anders dan in de beoordelingsprocedure - betrokken5 is bij indiener van het verzoek dan dient het lid zich voor de behandeling van het desbetreffende verzoek te laten vervangen door zijn plaatsvervangend lid. De commissie streeft naar consensus in haar advies. Indien er geen consensus is, zal er worden gestemd. Geen van de leden onthoudt zich van stemming. Ieder lid in de commissievergadering (inclusief de voorzitter) heeft één stem, de meerderheid van stemmen bepaalt het uiteindelijke advies. De voorzitter beslist in die gevallen waarin het protocol niet heeft voorzien.
5
De plaatsvervanger treedt in de plaats van het lid van de commissie om de schijn van partijdigheid en mogelijke onvrijheid in beslissing te voorkomen.
7
5.
De procedure
Met betrekking tot de behandeling van het verzoek wordt de volgende procedure gehanteerd: 1. Het meldpunt bevestigt de ontvangst van het verzoek aan de indiener; 2. Tegelijkertijd vraagt het meldpunt aan de indiener om schriftelijk toestemming te geven: aan de arts van het meldpunt, de commissie en de secretaris: - om kennis te nemen van alle op het verzoek betrekking hebbende stukken, waaronder de medische gegevens (zie bijlage 2 onderdeel 1 tot en met 4); aan het meldpunt: - om kennis te nemen van de stukken met betrekking tot de incidenten; - voor het verstrekken van informatie over de incidenten aan het bevoegd gezag; - voor het opvragen van informatie over de incidenten bij het bevoegd gezag . (zie bijlage 2, onderdeel 2) 3. Na ontvangst van deze toestemming controleert het meldpunt of de stukken zoals vermeld in de checklist dossier (zie bijlage 2) aanwezig zijn. Indien er stukken ontbreken, verzoekt het meldpunt aan de indiener om (indien mogelijk) aanvullende informatie te verstrekken; 4. Het meldpunt verzoekt aan het bevoegd gezag om de beschrijving van het/de incident(en) (zie bijlage 2, 1d) in het verzoek en de status van diens dienstverband ten tijde van het/de incident(en) (tijd, plaats, aanwezigheid, beschrijving, was de medewerker in dienst, etc.) te beoordelen en te bevestigen (zie hoofdstuk 6). 5. De indiener en/of het bevoegd gezag is vrij om andere informatie toe te voegen indien zij van mening is dat dit relevant is voor de behandeling van het verzoek. Deze informatie wordt toegevoegd aan het dossier; 6. Als bovengenoemde informatie compleet is wordt het verzoek aan de commissie gestuurd; 7. De secretaris kan namens de commissie om andere of aanvullende informatie vragen bij de indiener en/of het bevoegd gezag indien zij van mening is dat dit relevant is voor de behandeling van het verzoek. Deze informatie wordt toegevoegd aan het dossier; 8. De commissie heeft de mogelijkheid om de indiener uit te nodigen om in een hoorzitting een mondelinge toelichting te geven op het verzoek. Indien de indiener hieraan gehoor geeft, is hij vrij om een 2e persoon mee te nemen naar deze zitting. Uitsluitend indien indiener niet in staat is ter zitting toelichting te geven op het verzoek, mag de 2e persoon na toestemming van de commissie het woord voeren namens de indiener. De commissie stelt tijdens de hoorzitting met name vragen ter verduidelijking of ter toelichting van het verzoek en ter verduidelijking van de informatie uit het dossier. Van deze zitting wordt een samenvattend verslag gemaakt. De indiener krijgt een kopie van dit verslag ter kennisneming. Dit verslag wordt toegevoegd aan het dossier; 9. De commissie toetst de validiteit van het dossier (zie hoofdstuk 6); 10. De commissie voert beperkte toetsing van de diagnose uit (zie hoofdstuk 7); 11. De commissie beoordeelt of de verschijnselen van de PTSS in overwegende mate door het beroep en/of werkomstandigheden zijn veroorzaakt (zie hoofdstuk 9); 12. De commissie legt haar bevindingen, overwegingen en oordeel vast in een advies (zie hoofdstuk 10), het advies wordt namens de commissie ondertekend door de voorzitter en de secretaris; 13. De commissie stuurt het advies schriftelijk per post toe aan de indiener met het verzoek schriftelijk toestemming te geven om dit advies uit te brengen aan het bevoegd gezag (N.B. het advies is op dit moment definitief, de indiener heeft geen mogelijkheid om aanpassingen te laten aanbrengen in het advies, hij/zij beantwoordt uitsluitend de vraag of hij/zij toestemming geeft het advies uit te brengen aan het bevoegd gezag);
8
14. Na toestemming door de indiener wordt het advies schriftelijk per post uitgebracht aan het bevoegd gezag; 15. Indien door de indiener geen toestemming voor doorzending aan het bevoegd gezag wordt gegeven, stelt de voorzitter van de commissie het bevoegd gezag hiervan op de hoogte. De indiener kan te allen tijde zijn verzoek bij het bevoegd gezag intrekken. Als de commissie de behandeling van een verzoek moet staken zonder advies uit te brengen, dan doet zij daarvan schriftelijk melding met opgave van redenen aan de indiener en het bevoegd gezag. Deze situatie doet zich voor als: De indiener schriftelijk laat weten dat hij/zij het verzoek intrekt; De commissie constateert dat niet kan worden vastgesteld dat het incident of de incidenten zich hebben voorgedaan; De commissie van mening is dat de diagnose onvoldoende onderbouwing geeft dat aan de criteria van DSM IV wordt voldaan en indien indiener besluit geen her-diagnose of reconstructie te laten maken (zie hoofdstuk 7); De indiener niet instemt met doorsturen van het eindadvies naar het bevoegd gezag. De verzoeken worden in behandeling genomen in volgorde van binnenkomst.
9
6.
Toetsing validiteit dossier
Zoals in de procedure is aangegeven gaat de commissie uit van het dossier dat door de indiener is ingeleverd ter onderbouwing van het verzoek met daarin opgenomen de gedetailleerde beschrijving van die incidenten die belangrijk zijn voor het ontstaan van de PTSS (zie bijlage 2, onderdeel 2). Van de indiener wordt verwacht dat deze aannemelijk maakt dat de in het dossier aangegeven incidenten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden (aangegeven plaats, aangegeven datum, aanwezigheid personen, etc.), dat de indiener daarbij betrokken was en dat de indiener ten tijde van het incident politieambtenaar was. Dit kan onder meer door: Kopieën van het politiedossier Verklaringen van aanwezigen, collega’s, etc. De secretaris vraagt aan het bevoegd gezag om de beschrijving van het/de incident(en) in het verzoek (tijd, plaats, aanwezigheid, beschrijving, was de medewerker in dienst, etc.) te bevestigen. Indien het bevoegd gezag de beschrijving van de incidenten tegenspreekt, verzoekt de secretaris het bevoegd gezag dit schriftelijk te onderbouwen. De indiener krijgt een kopie van alle schriftelijke communicatie waarop de commissie haar advies baseert. Deze stukken worden toegevoegd aan het dossier. Indien het bevoegd gezag de beschrijving van de incidenten (deels) tegenspreekt (schriftelijk onderbouwd), zal de indiener worden verzocht om zijn/haar zienswijze op de informatie te geven, indien mogelijk met stukken onderbouwd. Ook deze toelichting inclusief stukken wordt aan het dossier toegevoegd. De indiener en/of het bevoegd gezag is/zijn vrij om andere informatie toe te voegen indien zij van mening is/zijn dat dit relevant is voor de behandeling van het verzoek. Deze informatie wordt toegevoegd aan het dossier. De commissie is vrij om andere informatie op te vragen bij de indiener en/of het bevoegd gezag indien zij van mening is dat dit relevant is voor de behandeling van het verzoek. Deze informatie wordt eveneens toegevoegd aan het dossier. De commissie beoordeelt de (beschrijving van de) incidenten als volgt: 1. De indiener is niet in staat om de incident(en) aannemelijk te maken en Het bevoegd gezag is niet in staat om aanvullende informatie te geven ter onderbouwing van de incident(en): het verzoek kan niet verder door de commissie behandeld worden; Het bevoegd gezag heeft voldoende aanvullende informatie: de aanvullende informatie van het bevoegd gezag wordt als leidend beschouwd. 2. De indiener heeft in het dossier de incident(en) aannemelijk gemaakt en Het bevoegd gezag is niet in staat om de beschrijving van de incidenten te bevestigen of tegen te spreken: de commissie gaat uit van de beschrijving van de incident(en) door de indiener; Het bevoegd gezag bevestigt de beschrijving van de incidenten: de commissie gaat uit van de beschrijving van de incidenten door de indiener; Het bevoegd gezag spreekt de beschrijving van de incidenten (deels) tegen (onderbouwd met bewijsstukken): de commissie weegt de door de indiener en het bevoegd gezag aangedragen stukken en baseert mede daarop haar advies.
10
7.
Beperkte toetsing van de diagnose PTSS
Alvorens de commissie een advies geeft over de beroepsgerelateerdheid, vergewist de commissie zich ervan of de diagnose PTSS op juiste wijze tot stand is gekomen en of de rapportage van de diagnose voldoet aan de daaraan gestelde eisen. De diagnose moet op de juiste wijze tot stand zijn gekomen, wat betekent dat de diagnose is opgemaakt volgens de eisen die in de gezondheidszorg aan de diagnose worden gesteld. De diagnose moet daarbij gesteld zijn door een daartoe gekwalificeerde deskundige6, die o.m. een anamnese heeft afgenomen, de DSM-IV-systematiek7 heeft gevolgd en indien van toepassing aanvullend gebruik heeft gemaakt van gevalideerde meetinstrumenten. Het rapport van de diagnose moet daarbij voldoen aan de volgende eisen 8: 1. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen; 2. De gronden vinden aantoonbaar steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen vermeld in het rapport; 3. Die gronden kunnen de daaruit getrokken conclusies rechtvaardigen; 4. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheidsgebied; 5. De methode van onderzoek teneinde tot de beantwoording van de voorgelegde vraagstelling te komen kon tot het beoogde doel leiden, dan wel de rapporteur heeft daarbij de grenzen van redelijkheid en billijkheid niet overschreden. De commissie gaat uit van een diagnose van een daartoe gekwalificeerde deskundige. Belangrijk om te melden is dat de commissie niet zelf een diagnose stelt. De commissie vergewist zich er uitsluitend van of de gestelde diagnose voldoende onderbouwing geeft dat aan de criteria van DSM IV wordt voldaan. Omdat verschijnselen van de PTSS vaak gepaard gaan en ten dele gelijkend zijn aan verschijnselen van andere stoornissen, is een differentiaal diagnose hierbij van belang. “Partiële PTSS” en “voorlopige diagnose PTSS” zijn geen in DSM IV opgenomen diagnostische categorieën en worden om deze redenen daarom door de commissie niet erkend als PTSS. Indien de indiener meerdere keren is gediagnosticeerd, dient de indiener de rapportages van de eerdere diagnoses toe te voegen. Indien de commissie van oordeel is dat de rapportage van de diagnose onvoldoende onderbouwing geeft aan de diagnose PTSS, i.c. dat daarin niet helder is dat aan de criteria van DSM IV wordt voldaan, dan laat de commissie aan de indiener weten dat er drie opties zijn: 1. De indiener kan aanvullende informatie geven (al dan niet middels een verklaring van de deskundige die de diagnose heeft gesteld); 2. De indiener kan desgewenst opnieuw een diagnose laten stellen die voldoet aan de hierboven door de commissie gestelde eisen. Het meldpunt PTSS kan de indiener hierbij ondersteunen; 6
Hieronder wordt verstaan degene die bekwaam en wettelijk bevoegd is om de diagnose te stellen volgens de wet BIG, te weten: Artsen, Gezondheidszorgpsychologen en Psychotherapeuten. 7 Onlangs is door de American Psychiatric Association DSM V uitgebracht (Engelse versie) ter vervanging van DSM IV. DSM 5 zal naar verwachting in 2014/2015 gebruikt gaan worden als standaard in Nederland voor de diagnose van PTSS. Daar waar in dit protocol gesproken wordt over DSM IV zal de commissie het voortschrijdend inzicht, zoals met name opgenomen in het A criterium in DSM 5, in haar overwegingen meenemen. 8 Volgens jurisprudentie van Centraal Tucht College voor de Gezondheidszorg, zoals in uitspraak C2010.305 d.d. 30.8.2012) bij bevestiging van uitspraak van Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 022/2009 d.d. 26.8.2010. (bron: tuchtrecht.nl)
11
3. Indien het niet mogelijk is opnieuw een diagnose te laten stellen (bijv. PTSS is inmiddels (deels) hersteld, etc.), kan onderzocht worden of een onafhankelijke deskundige een reconstructie kan maken van een (eerder bestaande) PTSS. Indien de indiener geen keuze maakt voor één van de hierboven genoemde drie opties, zal de commissie zich onthouden van advies op grond van onvoldoende onderbouwing van de PTSS diagnose. Indien de indiener kiest voor één van de drie opties, zal de commissie, nadat de aanvullende informatie is ontvangen, het totale dossier opnieuw toetsen aan de hierboven gestelde criteria.
12
8.
Verschijnselen van de PTSS, tijdlijn en documentatie
Om te kunnen komen tot een goede beoordeling van de beroepsgerelateerdheid, is het noodzakelijk dat het dossier een goede beschrijving geeft van de incidenten, van de verschijnselen van de PTSS van de indiener en dat er een duidelijk verband te leggen is tussen deze verschijnselen en een eerder incident (of eerdere incidenten). In alle gevallen is het noodzakelijk dat de verschijnselen van de PTSS (de herbelevingen, het vermijdingsgedrag, het significant lijden) duidelijk te koppelen zijn aan een er aan voorafgaand incident dat voldoet aan --of er aan voorafgaande incidenten die voldoen aan-- het A1 criterium van DSM IV (‘betrokkene heeft ondervonden, is getuige geweest van of werd geconfronteerd met één of meer gebeurtenissen die een feitelijke of dreigende dood of een ernstige verwonding met zich meebracht, of die een bedreiging vormde voor de fysieke integriteit van betrokkene of van anderen’). Van groot belang is dat er in het dossier een heldere tijdlijn9 is opgenomen vanaf het incident (de incidenten) tot het ontstaan van PTSS en een daarbij behorende beschrijving van de tussenliggende periode inclusief alle aanwezige verschijnselen. De volgende documentatie is noodzakelijk voor de commissie om tot een beoordeling van de beroepsgerelateerdheid te kunnen komen (zie ook bijlage 2): Tijdlijn: wanneer heeft/hebben het incident/de incidenten plaatsgevonden en wanneer zijn de verschijnselen begonnen of verergerd; Duidelijke beschrijving van de verschijnselen: 1. Herbeleving: wat is de inhoud van de herbelevingen, in welke situaties en op welke momenten komen deze voor en op welk(e) incident(en) heeft (hebben) deze herbeleving(en) betrekking? 2. Vermijdingsgedrag: wat is de inhoud van de vermijdingsreacties, welke situaties worden vermeden, hoe vaak komt dit voor? 3. Verhoogde prikkelbaarheid: hoe uit zich de prikkelbaarheid , in welke mate is er sprake van slaapproblemen, irritatie of woede uitbarstingen, concentratieproblemen, verhoogde waakzaamheid of overdreven schrikreacties? 4. Significant lijden: wat zijn de beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren en/of in het functioneren op andere belangrijke terreinen? Verslag van een eventuele medische en/of psychologische behandeling van de PTSS (optioneel). De gehele levensloop van de indiener is niet noodzakelijk; wel de levensloop voor zover die relevant is om inzicht te krijgen in de hierboven genoemde tijdlijn. De indiener is vrij om informatie toe te voegen indien hij/zij van mening is dat dit relevant is voor de behandeling van het verzoek. Indien het dossier onvoldoende informatie bevat over de hierboven genoemde punten, zal de commissie zich onthouden van advies.
9
Een overzicht van alle relevante incidenten, zowel in de werk- als ook in de privécontext, chronologisch uitgezet in de tijd.
13
9.
Beoordelingskader beroepsgerelateerdheid
Voor het oordeel of de gediagnosticeerde PTSS in overwegende mate veroorzaakt wordt door incidenten tijdens het beroep (d.w.z. in de aard van de aan de medewerker opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht), wordt met name gekeken naar de verschijnselen van de PTSS en op welke incidenten deze verschijnselen betrekking hebben. Er kunnen zich 4 situaties voordoen: 1. De verschijnselen verwijzen in hun geheel naar een incident / meerdere incidenten die beroepsgerelateerd zijn; 2. De verschijnselen verwijzen grotendeels naar incidenten die beroepsgerelateerd zijn; 3. De verschijnselen verwijzen grotendeels niet naar incidenten die beroepsgerelateerd zijn; 4. De verschijnselen verwijzen in hun geheel niet naar een incident / incidenten die beroepsgerelateerd zijn. De volgende vuistregels worden gehanteerd, maar ieder dossier wordt individueel beoordeeld en de vuistregels gelden enkel in zijn algemeenheid waardoor de commissie gemotiveerd kan afwijken van onderstaande als de situatie daartoe aanleiding geeft: Als de verschijnselen in hun geheel verwijzen naar een incident / meerdere incidenten die beroepsgerelateerd zijn, dan acht de commissie het aannemelijk dat de PTSS beroepsgerelateerd zal zijn; Als de verschijnselen grotendeels verwijzen naar incidenten die beroepsgerelateerd zijn, dan acht de commissie het waarschijnlijk dat de PTSS beroepsgerelateerd zal zijn; Als de verschijnselen grotendeels niet verwijzen naar incidenten die beroepsgerelateerd zijn, dan acht de commissie het waarschijnlijk dat de PTSS niet beroepsgerelateerd zal zijn; En als de verschijnselen in hun geheel niet verwijzen naar een incident / incidenten die beroepsgerelateerd zijn, dan acht de commissie het aannemelijk dat de PTSS niet beroepsgerelateerd zal zijn. In de situaties 1 en 4 zal de conclusie in het algemeen redelijk eenvoudig te trekken zijn. De situaties 2 en 3 zijn complexer. Hierbij maakt de commissie een weging van de mate waarin de verschillende zowel beroepsgerelateerde als niet beroepsgerelateerde incidenten hun bijdrage leveren aan de verschillende verschijnselen van de PTSS en zal zij (mede) op basis van de mate van de beroepsgerelateerdheid van de verschijnselen van de PTSS haar advies geven.
14
10. Advies van de commissie In het advies van de commissie wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het advies omtrent beroepsgerelateerheid gebaseerd zijn. De advies heeft de volgende opbouw: 1. 2. 3. 4. 5.
Korte samenvatting van het dossier; Conclusies over de validiteit van het dossier; Conclusies onderbouwing diagnose; Conclusies tijdlijn, incidenten en verschijnselen; Conclusie beroepsgerelateerheid.
Het advies zal transparant zijn ten aanzien van de uiteindelijke conclusie, hiertoe zal de volgende indeling gebruikt worden: bevindingen, overwegingen en conclusie. Nadat het advies is afgerond wordt het namens de commissie ondertekend door de voorzitter en de secretaris. Na toestemming van de indiener wordt het advies schriftelijk per post uitgebracht aan het bevoegd gezag.
15
11. Communicatie & vertrouwelijkheid Zoals in hoofdstuk 5 is aangegeven vraagt het meldpunt aan de indiener om schriftelijk toestemming te geven: 1. aan de arts van het meldpunt, de commissie en de secretaris (zie bijlage 2 onderdeel 1 tot en met 4): - om kennis te nemen van alle op het verzoek betrekking hebbende stukken. 2. aan het meldpunt (zie bijlage 2, onderdeel 2): - om kennis te nemen van de stukken met betrekking tot de incidenten - voor het verstrekken van informatie over de incidenten aan het bevoegd gezag - voor het opvragen van informatie over de incidenten bij het bevoegd gezag. Alle informatie genoemd in bijlage 2 wordt door de commissie vertrouwelijk behandeld. De informatie zoals genoemd in bijlage 2, punten 1, 3 en 4 is niet toegankelijk voor het bevoegd gezag en eventuele andere derden, met uitzondering van de arts van het meldpunt. Ieder commissielid (inclusief de secretaris en de secretariële ondersteuning) heeft, behoudens de hierboven genoemde communicatie met het bevoegd gezag, volledige geheimhoudingsplicht. Tevens is ieder commissielid er verantwoordelijk voor dat derden op geen enkele wijze toegang hebben tot de aan het commissielid toevertrouwde informatie, zowel mondelinge als schriftelijke informatie inclusief elektronische (e-mail, etc.) informatie. De geheimhoudingsplicht blijft van kracht, ook nadat ieder commissielid, de secretaris en de secretariële ondersteuning hun functie in de commissie niet langer vervullen. Voor eventueel ingeschakelde expert(s) is dezelfde geheimhoudingsplicht van toepassing. Van iedere commissievergadering wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt verspreid aan de leden van de commissie. Als een lid van de commissie zich heeft laten vervangen voor de behandeling van een verzoek (omdat hij op enigerlei wijze - professioneel dan wel in de relationele sfeer anders dan in de beoordelingsprocedure - betrokken is bij indiener van het verzoek) dan heeft het betrokken lid geen enkele betrokkenheid bij de beoordeling van dit verzoek, heeft hij geen inzage in het dossier en wordt het betreffende deel van het verslag niet aan hem verspreid. Tevens zal het advies van de commissie aan het bevoegd gezag uitsluitend worden uitgebracht na toestemming van de indiener. Na uitbrengen van het advies zal het dossier gedurende een periode van 10 jaar vertrouwelijk bewaard worden door de secretaris van de commissie. De voorzitter van de commissie rapporteert periodiek aan het bevoegd gezag over de voortgang van de behandeling van de ingediende verzoeken en over organisatorische aspecten. Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor alle interne en externe communicatie.
16
12. Doorlooptijd en evaluatie De commissie is van oordeel dat het gewenst is om afspraken te maken over de doorlooptijd van een verzoek (vanaf het moment dat de documentatie van een verzoek compleet is) tot het advies aan het bevoegd gezag. Gezien de grote hoeveelheid voorliggende dossiers is dit op dit moment niet mogelijk. De commissie zal haar uiterste best doen, met in acht neming van alle zorgvuldigheid, om de doorlooptijd zo kort mogelijk te houden. De commissie zal maandelijks aan het bevoegd gezag management informatie verstrekken met daarin opgenomen het aantal afgewikkelde verzoeken, het aantal in behandeling zijnde verzoeken en het aantal verzoeken dat nog niet in behandeling is. De commissie zal een jaar na goedkeuring van het protocol haar werkwijze en voortgang evalueren en bespreken met het CGOP.
17
Bijlage 1: Namenlijst Dit protocol is opgesteld door: ir. M.W. La Haye (voorzitter Adviescommissie PTSS) drs. W. Amptmeijer (lid Adviescommissie PTSS) Prof. dr. M.J.M. Van Son (lid Adviescommissie PTSS) drs. G.N.R. Priem (vervangend lid W. Amptmeijer) Prof. dr. P.M.G. Emmelkamp (vervangend lid M. Van Son) Mevr. mr. A.M.M. Rademaker: Coördinator Meldpunt PTSS Politie Mevr. mr. P.H.M.E. van de Ven: secretaris Adviescommissie PTSS Met de ondersteuning van: H.R. Passchier: Senior beleidsmedewerker, Ministerie van Veiligheid en Justitie drs. E. Klaver: Senior beleidsmedewerker, Ministerie van Veiligheid en Justitie drs. R. G.E. Nieuwenhuijs: Senior beleidsmedewerker, Ministerie van Veiligheid en Justitie Met advies van de volgende experts: N.R.R. Burger Msc: Beleidsadviseur Impact, ARQ drs. T. Driessen MHA: Algemeen Directeur Stichting Centrum ‘45 Prof. dr. B.G.R. Gersons: Psychiater, Emeritus hoogleraar, AMC, Universiteit van Amsterdam J.G.M. van der Heijden MBA-H: Manager Psychotraumacentre, Psychotraumacentre Zuid Nederland Reinier van Arkel groep Prof. dr. R.J. Kleber: Professor of Psychotraumatology, Utrecht University drs. A. van Norden: Klinisch psycholoog, Psychotherapeut, Psychotraumacentre Zuid Nederland Reinier van Arkel groep drs. R. van de Pol: Head of the Social Medical Department APG drs. J. Schaart MHA: Raad van bestuur Stichting ARQ Prof. dr. W. Schaufeli: Professor of work and organizational psychology, Utrecht University Prof. dr. P.G. van der Velden: Professor Victimology at INTERVICT, Tilburg University Prof. dr. E. Vermetten: Professor of Psychiatry Leiden UMC, Head of Research Military Mental Health drs. G. de Groene: bedrijfsarts Nederlands Centrum voor Beroepsziekten mr. H.A. van Gameren, rechtbank Oost Brabant
18
Bijlage 2: Checklist dossier Om te kunnen komen tot een goede beoordeling van de beroepsgerelateerdheid van de PTSS is de volgende documentatie benodigd: 1. Tijdlijn: een beschrijving van het ontstaan van de PTSS in de tijd Opgenomen in de anamnese van de diagnose, door de indiener op te vragen bij de deskundige die de diagnose gesteld heeft. Graag hierin de volgende punten toelichten: a) Wat is het oudste incident dat van belang is voor het ontstaan van PTSS; b) Welke incidenten hebben daarna plaatsgevonden (zowel in de privé sfeer alsook in de werk sfeer); c) Wat is de impact van de incidenten voor de betrokkene en zijn of haar directe omgeving; d) Wanneer zijn de verschijnselen van de PTSS ontstaan en hoe hebben deze zich in de loop van de tijd ontwikkeld; e) Wanneer is (zijn) de diagnose(s) gesteld en welke behandeling heeft er plaatsgevonden. 2. Gedetailleerde beschrijving van die incidenten die belangrijk zijn voor het ontstaan van de PTSS Op te stellen door de indiener. Graag beperken tot de meest relevante incidenten (maximaal 5), er kan gebruik gemaakt worden van het standaard template. a. Voor ieder incident een duidelijke beschrijving: in welke periode heeft het incident plaatsgevonden, beschrijving van het incident, waar heeft het plaatsgevonden, wat was de rol van de indiener bij het incident, wie waren erbij aanwezig, is er een politierapport van het incident beschikbaar, etc. 3. De rapportage van de diagnose Door de indiener op te vragen bij de deskundige die de diagnose gesteld heeft (gaarne het volledige rapport inclusief bijlagen). Indien er meerdere diagnoses zijn gaarne alle rapportages toevoegen. De rapportage(s) dient (dienen) inzicht te geven in de onderbouwing van de diagnose: a) Door wie is de diagnose PTSS gesteld (BIG registratie); b) De diagnose moet inzichtelijk zijn en voldoende onderbouwing geven dat aan de criteria van DSM IV is voldaan. Hierbij kan een differentiaal diagnose veel inzicht geven; Tevens dient de rapportage inzicht te geven in de verschijnselen van de PTSS: a) Herbeleving: Wat is de inhoud van de herbelevingen, in welke situaties en op welke momenten komen deze voor? Op welk(e) incident(en) heeft of hebben deze herbeleving(en) betrekking? b) Vermijdingsgedrag: wat is de inhoud van de vermijdingsreacties, welke situaties worden vermeden, hoe vaak komt dit voor? c) Verhoogde prikkelbaarheid: hoe uit zich de prikkelbaarheid , in welke mate is er sprake van slaapproblemen, irritatie of woede uitbarstingen, concentratieproblemen, verhoogde waakzaamheid of overdreven schrikreacties? d) Significant lijden: wat zijn de beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren en/of in het functioneren op andere belangrijke terreinen? e) Hoe hebben al deze verschijnselen zich in de loop van de tijd ontwikkeld? (wanneer ontstaan, wanneer verergerd/verminderd)? 4. Behandelverslag De commissie is van oordeel dat verslagen van geneeskundige/psychologische behandeling relevante informatie kunnen toevoegen. De indiener is echter vrij om deze verslagen wel of niet toe te voegen.
19
De indiener is vrij om andere informatie toe te voegen indien hij/zij van mening is dat dit relevant is voor de behandeling van het verzoek.
20