ADVIES A100033 Omissie wetgeving Aanvraag nr. N00033
Datum: 4 oktober 2007 Aanvrager: KLPD/Nationale Rechercher via de voorzitter dan het LPVL Onderwerp: Anpassing voorwaarden verlof i.v.m. criminele verlofhouders
ADVIES VAN Sub-werkgroep
—
Juridisch
DATUM
ADVIES M.B.T. Omissie In wetgeving m.b.t. te vernietigen wapens door een erkenninghouder.
03-11 -2009
Ontvangen stukken. Een memo van 4 oktober!, van Recherche Noord-Oost Nederland (EVE). -
van de Nationale
Adviesaanvraag In de memo wordt verzocht om maatregelen te treffen rond het proces van te vernietigen vuurwapens die bij een erkenninghouder 2ijn ingeleverd. Maatregelen omtrent de registratie maar ook omtrent de feitelijke vernietiging van vuurwapens en de controle hierop Behandeling De behandeling van het verzoek vond plaats binnen de vergadering van de subwe, ,, namen deel: .
Pro cesverloop De sub werkgroep juridisch heeft in haar vergaderingen van 28juli 2009 en 3 november 2009 de vraag beoordeeld op basis van de juridische kaders van de Wet Wapens en Munitie. Juridisch kader. Ingevolge artikel 9 van de Wet wapens en munitie, zijn de volgende handelingen erkenningp!ichtig: vervaardigen transformeren of in de uitoefening van een beroep of bedrijf uitwisselen verhuren anderszins ter beschikking te stellen herstellen beproeven verhandelen -
-
-
-
-
-
-
-
-
De erkenninghouder is verplicht een register te houden waarin alle door deze onder enige titel verkregen of overgedragen wapens en munitie in aantekent. De Minister geeft regels over dit register. (art 42 Wwm) Het register van een erkenriinghouder dient doorlopend te zijn en gegevens te vermelden waarin alie door de erkenninghouder onder enige titel verkregen of overgedragen (art l2Rwm) wapensenmunitie onderdelen en huipstukken als bedoeld in artikel 3 van de Wet, daaronder -
-
mede begrepen m.u.v. patroonhouders en —magazijnen, lucht- gas en veerdrukwapens van categorie IV en van die wapens of munitie waarvoor ingevolge één van de artikelen 18,19,20,21 en 22 een vrijstelling geldt.
-
Het register dient uit de volgende afzonderlijke registraties te bestaan: inkomende wapens bestemd voor de handel (art 12,2 a Rwm) inkomende munitie bestemd voor de handel (art 12,2 b Rwm) uitgaande wapens bestemd voor de handel (art 12,2 c Rwm) uitgaande munitie bestemd voor de handel (art 12,2 d Rwm) in bewaring of ter reparatie gegeven wapens en munitie (art 12,2 e Rwm) ter beproeving gegeven wapens en munitie (art 12,2 fRwm) -
-
-
-
-
-
Conclusie De sub werkgroep Juridisch komt tot de conclusie dat het huidige wetgevingskader onvoldoende duidelijk regels bevat omtrent het vernietigen van wapens het vernietigen’niet als handeling expliciet opgenomen is in de begripsdefinitie van artikel 9 van de wet transformeren’naar taalkundige interpretatie inhoudt dat een voorwerp door een bepaalde wijziging te ondergaan, verandert in een ander voorwerp (vorm of gebruikersdoel) ‘vernietigen’ tot doel heeft het door totale vernietiging aan het maatschappelijk verkeer onttrekken van het voorwerp. De registerplicht g,jj afzonderlijke registratieverplichting kent van wapens die ter vernietiging zijn ingeleverd. -
-
-
-
Het vernietigen van vuurwapens niet is geregeld en als handeling ook niet aan enige vorm van controle onderhevig is. In de praktijk zal een wapenhandelaar zelf zorg dragen voor vernietiging. Vanwege het ontbreken van heldere beleidskaders, kent het proces een afbreukrisico in relatie tot de veiligheid. Ook de wapenhandelbranche kan hierdoor in een verkeerd daglicht komen te staan als wapens die in geleverd zijn uit registers verdwijnen omdat ze vernietigd (zouden) zijn. Beoordeling en overwegingen De productie van vuurwapens staat ingevolge internationale regelgeving onder toezicht van de overheid. Het in circulatie brengen van vuurwapens binnen de Europese Unie, dient te geschieden met inachtneming van hetgeen hierover is bepaald in het C.I.P.—verdrag van 1969. (wapens dienen door middel van een keuring bij proefbank gekeurd te zijn alvorens ze in circu!atie mogen worden gebracht). De wapenhandelaar staat aan het begin van de circulatieketen. Voor de wapenhandel is geen bepaling opgenomen met betrekking tot het vernietigen van vuurwapens. Nu de productie van vuurwapens op grond van internationale regelgeving onder toezicht staat van de overheid, is het voor het sluiten van het proces (productie handel bezit vernietiging) de meest voor de hand liggende keuze om de overheid ook het toezicht te geven op het vernietigen van vuurwapens. —
—
—
Vernietiging van vuurwapens dient dermate grondig uitgevoerd te worden dat herstel van een vernietigd vuurwapen onmogelijk is. Bij voorkeur is totale vernietiging en verwerking tot metaalschroot het meest doeltreffende proces. Voor het vernietigen van vuurwapens (waaronder ook lopenstaal, zijnde een van de meer taaie metaalsoorten) dient speciale apparatuur gebruikt te worden. De investering in dergelijke apparatuur vergt relatief hoge kosten in relatie tot het incidenteel vernietigen van een vuurwapen. Om die reden kan van de branche van wapenhandelaren niet verwacht worden dat zij hierin kunnen voorzien. Ook omwille van de schijn van belangenverstrengeling of de kans op integriteitproblemen ten aanzien van een betrouwbaar imago van de vuurwapenhandelbranche, verdient het de voorkeur om het vernietigen van vuurwapens centraal bij de overheid onder te brengen. De Divisie Logistiek van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) is als overheidsinstantie ingericht op het vernietigen van vuurwapens die op justitiele
gronden worden onttrokken aan het verkeer. Overwogen zou kunnen worden om de Divisie Logistiek ook het vernietigen van legale vuurwapens te laten uitvoeren.
Advies Het advies inzake het vernietigen van vuurwapens is meerledig, vanwege de verschillende belangen die spelen. 1. Wettelijk kader. In verband met het ontbreken van een wettelijk kader inzake het vernietigen van vuurwapens, wordt geadviseerd de begripsdefinitie ‘vernietigen’ op te nemen in de wet. Tevens wordt geadviseerd een afzonderlijke registerplicht voor het vernietigen van vuurwapens in te richten in de Regeling wapens en munitie. 2. Proces verantwoordelijkheid Het vernietigen van vuurwapens kent een hoog afbreukrisico met de veiligheid in de maatschappij. Het niet op een afdoende wijze vernietigen van een vuurwapen kan tot gevolg hebben dat dit vuurwapen weer gaat circuleren in het (meestal criminele) verkeer. De toezichtrol van de overheid bij het in circulatie komen van vuurwapens, rechtvaardigt de stelling dat de overheid ook een rol heeft bij het uit circulatie halen van vuurwapens. Ter voorkoming van de schijn van belangenverstrengeling of het ontstaan van in tegriteitvraagstukken, wordt geadviseerd om de wapenhandelbranche hier niet procesverantwoordeljk te maken. De branche kan wel een rol spelen bij de inname en aanlevering van te vernietigen vuurwapens. De Divisie Logistiek zou als centraal overheidsorgaan, in aansluiting op het vernietigingsproces van justitiële vuurwapens, ook rechtstreeks het centraal overheidsorgaan kunnen zijn inzake het complete logistieke- en vernietigingsproces van legale vuurwapens. 3. Beleidsmogeljkheden De werkgroep adviseert om in samenwerking met de Divsfe Logistiek onderzoek te doen naar de rechtsreeks rol inzake het innemen van wapens en het vernietigen hiervan; het ministerie van Vrom, onderzoek te doen naar de mogelijkheid tot het inrichten van een beteidskader inzake een verwijderingsbijdrage, welke bijdrage als middel gebruikt kan worden voor de inrichting van het vernietigingsproces bij de Divisie Logistiek. -
-
Werkgroep Advies Wet wapens en munitie ADVIES A/00053 Schuifkolf
Aanvraag nr. A/000053
Datum: 30 maart 2010 Aanvrager: Regiopolitie Limburg Noord. Onderwerp: Schuifkoif wel of niet vallende onder categorie II
ADVIES VAN
Sub-werkgroep techniek
DATUM
ADVIES: 30 maart2010
30-11-06
Ontvangen stukken: 1. Proces-verbaal VTSpn 2. e-mailbericht secretariaat Adviesgroep 3. verzoek politie Regiopolitie Limburg Noord 4. Mail wisseling met Ministerie van Justitie Adviesaanvraag In de praktijk bestaan schuifkolven. Krachtens onderdeel 2.7.1 van de Cwm 2005 zijn wapens met klapkolven, schuifkoven of telescopische kolven verboden, tenzij deze kolven zodanig duurzaam zijn vastgezet dat ze als vaste kolven kunnen worden beschouwd. Deze bepaling lijkt te berusten op hetgeen wordt gesteld in artikel 2, categorie II, onder 3, van de Wwm: vuurwapens die zodanIg zijn vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is dan wel de aanvalskracht wordt verhoogd. Bij de dienst Justis is de vraag binnengekomen of een wapen met een lengte van bijvoorbeeld 87 cm dat een verstelbare kolf met maximale verschuiving van 8 cm heeft al dan niet een categorie II wapen is. Naar aanleiding hiervan heb ik de volgende praktijkvragen: 1.
Hoe bepaalt de politie of een gemonteerde schuifkolf valt onder artikel 2, categorie II, onder 3, van de Wwm?.
2.
Wordt hierbij een maximale verstelbare afstand van de kolf in verhouding tot de totale lengte van het wapen gehanteerd waarbij de kolf nog is toegestaan?
Behandeling Onderzoek: De aanvraag voor dit advies is via het secretariaat van de Adviesgroep Wet wapens en munitie binnengekomen bij de sub-werkgroep Techniek. Op donderdag 25maart2010 werd deze advies aanvraag in de vergadering van de adviesgroep behandeld, Afgesproken werd om deze aanvraag op verzoek van het ministerie met spoed te behandelen. De adviesaanvraag is door middel van mailwisseling behandeld, eerst door de subwerkgroep techniek en na 1 april door de subwerkgroep juridisch.
2708 0200-27
Op 30 maart 2010 hebben de leden van de sub werkgroep techniek aan een onderzoek onderworpen: een enkelloops kogelgeweer, merk Colt, type M4 Carabine, kaliber .22. Het wapen, dat de status van inbeslaggenomen voorwerp draagt, werd aangeleverd dooi van de regio Politie Limburg Noord. Ook de foto’s werden digitaal door deze collega aangeleverd en geven het onderzochte voorwerp weer. Stand 1
2
Stand 2
... •&-ø •wH. •
,
a
*d
•
if
3
Stand 3
-
Waarneming: Tijdens het technisch onderzoek werd waargenomen dat de kolf van dit vuurwapen op hefboomwerking eenvoudig en snel telescopisch kon worden verlengd met acht centimeter. Weergegeven op de afbeeldingen hierboven. Opmerking: Het heeft niet de karakter van een kalf van een schietsportgeweer, waarbij met stelschroeven op millimeterniveau de kolf kan worden verlengd of ingekort naar achteren en omhoog, naar behoefte van de schutter.
4
Op 31 maart werden deze bevindingen aan de leden van de subwerkgroep techniek rondgezonden per mail voor commentaar. Wet en regelgeving. Wet wapens en munitie: o
Categorie 11 30•
vuurwapens die zodanig zijn vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is dan wel dat de aanvalskracht wordt verhoogd
CIRCULAIRE WAPENS EN MUNITIE 2005! BIJZONDER DEEL (B) 27. Verboden en ongewenste wapens Er zijn bepaalde wapens die niet ten behoeve van de schietsport op een verlof mogen worden bijgeschreven. Een en ander hierover is opgenomen in de hierna volgende opsomming (zie ook de overgangsmaatregelen in B 2.8.1). 2.7.1. Verboden wapens Het is verboden vuurwapens die beantwoorden aan de navolgende algemene kenmerken voorhanden te hebben. Een verlof kan niet worden verleend. Het betreft hier immers wapens die onder categorie II vallen. ••Wapens met klapkolven, schuifkolven of telescopische kolven, tenzij deze kolven zodanig duurzaam zijn vastgezet dat ze als vaste kolven kunnen worden beschouwd; •Wapens waarmee (vol)automatisch kan worden geschoten en wapens waaraan het (vol)automatische karakter onvoldoende duurzaam is ontnomen; .Wapens waarvan de loop of de kolf is afgezaagd of op andere wijze ingekort, anders dan ter verbetering van de schietprestaties. Deze opsomming van kenmerken is niet uitputtend en is slechts bedoeld als hulpmiddel. Aan de hand van de omschrijving van de categorieën in artikel 2 van de WWM moet worden nagegaan onder welke categorie het betrokken wapen valt en of het al dan niet is verboden. Het aanbrengen van aanpassingen aan wapens met als doel verbetering van de resultaten in de schietsport (gedacht kan worden aan het aanbrengen van speciale richtmiddelen, terugstoot- en opslagcompensatoren e.d,) leidt er niet toe dat een wapen als verboden moet worden aangemerkt. -.
—
5
Advies: Binnen de schietsport wordt tegenwoordig veel gebruik gemaakt van wedstrijd schietsport geweren waarvan de kolven dusdanig zijn geëvalueerd dat zij over een afstand van ongeveer 5 tot 8 centimeter zijn te verstellen. Dit verstellen kan door middel van een inbussieutel geschieden of door een simpele draaiknop aan de zijkant van de kalf. Deze verstelbare kalf is bestemd om het wapen aan te passen aan verschillen in lichaams- en arrnlengte, verschillende schiethoudingen (liggend, knielend of staand) en kleding (schietjas of overhemd) De vraag is nu of deze kalf bedoeld is om het wapen te verbergen, het dragen niet of minder zichtbaar te maken of om de kalf verstelbaar te maken aan de lichaamslengte en/of kleding van de schutter. De geldende wet- en regelgeving bevat geen definitie van klapkolven, schuifkolven en telescopische kolven. Al geruime tijd komt het voor dat vuurwapens die bij KNSA disciplines worden gebruikt kolven hebben die kunnen worden versteld, ook in lengte richting. De kennelijke intentie daarbij is niet om het dragen minder zichtbaar te maken maar de inschuifbaarheid is gedaan ten behoeve van verbetering van de schietprestaties doordat men het wapen naar eigen lichaam kan instellen. De regelgeving ten aanzien van wapens die bij het dragen niet of minder zichtbaar zijn (o.a. artikelen 1 onder 3; 2 lid 1 categorie II onder 3 WWM) en het daarover bepaalde in de circulaire Wapens en munitie 2005 (art.2.7.1. verboden wapens) is onvoldoende helder ten aanzien van de exacte criteria op basis waarvan een wapen met een dergelijke kalf in categorie 2 danwel 3 dient te worden geclassificeerd. Het hier betreffende vuurwapen, een enkelloops kogelgeweer, merk Colt, type M4 Carabine, kaliber .22 is voorzien van een verstelbare kalf, een zogenaamde schuifkolf, die maximaal 8 centimeter kan worden versteld, om het wapen gemakkelijk in overeenstemming te brengen met de lichaamsafmetingen van de desbetreffende sportschutter. Deze schuifkolf, met een maximale verstelbaarheid van 8 centimeter is niet gericht op een minder zichtbare en/of heimelijke draagwijze. Daarom moet deze kalf worden geclassificeerd binnen categorie 3 WWM. Tevens adviseren wij om de onduidelijke regelgeving op dit punt te verbeteren. Dit kan worden meegenomen in de aanpassing van de circulaire Wapens en munitie. Conclusie: Het hier betreffende vuurwapen, een enkelloops kogelgeweer, merk Colt, type M4 Carabine, kaliber .22, voorzien van een verstelbare kalf, een zogenaamde schuifkolf, die maximaal 8 centimeter kan worden versteld, moet worden geclassiticeerd binnen categorie 3 WWM. Vervoigbehandeling SWG Juridisch Op woensdag 14 april2010 vond binnen de subwerkgroep Juridisch een vervolgoverleg plaats op het door de SWG-techniek uitgebrachte advies. Bij de behandeling van dit overleg waren aanwezig:
De subwerkgroep Juridisch heeft eveneens kennisgenomen van de ingebrachte stukken. De subwerkgroep merkt aansluitend hierover op dat de vraagstelling zich kennelijk niet alleen richt tot de categorisering van het betreffende wapen, maar dat in tevens de vraag besloten ligt, of het proces-verbaal dat is opgemaakt door de wijze waarop de kalf duurzaam kan woroen vijezet, voldoet aan het wettelijk criterium met betrekking tot het begrip ‘duurzaam’. Gelet op het feit dat de focus is .,
6
gelegd op de vraag in welke categorie het wapen omwille van de schuifkolf ingedeeld dient te worden, wordt de beantwoording van het begrip ‘duurzaam in dit advies niet nader behandeld. De subwerkgroep Juridisch merkt in vervolg op het advies van de subwerkgroep techniek nog wel het volgende op. Maatvoering van het vuurwapen. De maatvoering van vuurwapens die krachtens een vergunningstelsel voorhanden gehouden kunnen worden vloeit voort uit de Europese overeenkomst inzake de controle op de verwerving en het bezit van vuurwapens door particulieren, Trb. 1980, 123. In de Bijlage 1 wordt aangegeven dat onder lang wapen wordt verstaan een wapen waarvan de loop langer is dan 30 centimeter en waarvan de totale lengte meer dan 60 centimeter bedraagt. Onder een kort wapen wordt verstaan een wapen waarvan de loop niet langer is dan 30 centimeter, of waarvan de totale lengte niet meer bedraagt dan 60 centimeter. Deze maatvoering is overgenomen in de Europese Vuurwapenrichtlijn, 91/477 in bijlage 1 onder punt 1V, sub a en b. De maatvoering wordt in deze relevant geacht aangezien in de Circulaire wapens en munitie hierover bepalingen zijn opgenomen, in het bijzonder deel B, punt 2.7.2 ten aanzien van wapens die als ongewenst voor de schietsport worden beschouwd. (Vgl, brief van de KNSA, datum: 18-03-2010, kenmerk: A09.41/A03.07 SD/MS, betreffende onder andere een uiteenzetting van een standpunt van de KNSA ten aanzien van klapkolven, schuifkolven en telescopische kolven.) De volgende vragen zijn relevant: -
Is de maatvoering van lengte wapen en lengte loop in overeenstemming met de uitgangspunten van de EU-regelgeving?
Het wapen is beoordeeld op de werking van de schuifkolf. Bij de beoordeling van het wapen is niet gemeten wat de totale lengte van het wapen is. Uit naslagwerken is vastgesteld dat het wapen (Walther Colt M4 Carabine) verstelbaar is in lengte van 79 cm tot 87,5 cm. Het wapen is daarmee In beginsel aan te merken als een lang wapen. De Iooplengte is in deze beoordeling niet meegenomen.
-
Is het cat. 3 wapen een ‘verboden wapen’ als bedoeld in 2.7.1 Cwm?
Blijkens het advies van de SWG-T is het geen verboden wapen als bedoeld in artikel 2.7.1 van bijzonder deel B van de Circulaire wapens en munitie
-
Is het cat. 3 wapen een ‘ongewenst wapen’ als bedoeld in 2.7.2 Cwm?
Een schouderwapen met een totale lengte van 60 centimeter of minder, of een looplengte van 30 centimeter of minder is ongewenst voor de schietsport. Het wapen Walther Colt M4 Carabine is verstelbaar in lengte van 79 cm tot 87,5 cm. Daarmee voldoet het wapen aan het criterium dat het langer is dan 60 centimeter. De looplengte van het wapen is niet beoordeeld. Daarmee is vooralsnog niet vast te stellen of dit wapen voldoet aan de Europese maatvoering. Wapens 2.8.2 Cwm In de Circulaire wapens en munitie is een overgangsregeling opgenomen voor wapens die voor het in werking treden van de Circulaire in 2005, reeds op verloven voorhanden werden gehouden. Deze overgangsmaatregel is op deze behandeling
7
niet van toepassing, aangezien de vraagstelling komt van de regio Limburg-Noord, eind 2009 Zo nee, is het wapen dan toegestaan voor de schietsport? De KNSA is de instantie die de takken van de schietsport erkent (CWM B 2,6). Op de vraag of dit wapen toegestaan is voor de schietsport (met andere woorden, kan het wapen voor een specifieke tak van schietsport worden aangewend) zal door de KNSA op grond van de Circulaire Bijzonder deel 8, punt 2.6 aanvullend dienen te worden verklaard. -
Eindadvies. Mits het wapen door de KNSA wordt toegelaten voor de schietsport en voldoet aan de technische eisen van de KNSA is het, ook met deze schuifkolf, toegestaan.
8
ADVIES / 00056
Herladen / Transtoreren munitie
AANVRAAGNR. A00056
Datum
21juni2010
Aanvrager : Ministerie van Justitie, Dienst Justis Onderwerp: herladen / Transformeren
ADVIES VAN
Subwerkgroep Juridisch en Techniek
ADVIES-DATUM
01-07-2010
ADVIES 1.
Ontvangen stukken Schrijven van Dienst Justis, Ministerie van Justitie
Adviesaanvraag Het verzoek een tweetal technische vragen te beantwoorden t.w. 1) In een kluis werd munitie kal. .400 Corbon aangetroffen, Deze munitie is vervaardigd met behulp van originele .45 ACP huizen. Deze zijn voorzien van een zogenaamde flessenhals. Op deze wijze zijn de lege .45 huis getransformeerd met behulp van een kogelpuntlslaghoedje en nitromunitie tot .400 Corbon munitie welke geschikt is voor een .400 Corbon loop. Deze loop betreft een wisselloop voor een Coltpistool. Vraag: Valt deze handeling onder het herladen voor eigen gebruik nu getransformeerd wordt naar een ander kaliber? 2) Cowboyshooting/Coachgun shooting is geen door de KNSA erkende discipline. Kan munitie kaliber 12 zwartkruit, voorzien van slugs en dubbel 00 projectielen met 1 van de hieronder genoemde wapens binnen een door de KNSA erkende dscipline verschoten worden? Enkelloops kogelgeweer, merk Imi, kal. .308 Win Pistool, merk Colt. Kal. 45 ACP Pistool, merk Glock, kal. 40 S&W Pistool, merk Imi, .357M/.38SP Revolver, merk Ruger, kal.44M!.44SP -
-
-
-
-
Behandeling Van wege het verzoek om binnen 3 weken een advies uit te brengen, is besloten deze aanvraag via de mail door de subwerkgroepen Techniek en Juridisch te behandelen . .
De adviesgroep adviseert de aanvrager informeel om: Antwoord op Vraag 1 • Uitgangspunt is primair dat men bevoegd moet zijn tot het voorhanden hebben. Uit de stukken blijkt dat men bevoegd voorhanden heeft (.45 en .400 Corbon). Nu die bevoegdheid aanwezig is, kan men terugvallen op reikwijdte van art 17 Rwm
Antwoord op Vraag 2 • Een verlof geldt voor wapens en munitie, vermeld op het verlof. Om wapens en munitie op een verlof vermeld te krijgen, dient het ‘redelijk belang’ aangetoond te worden (art 28 wwm). De Minister heeft bepaald dat schietsport een redelijk belang is, met de restrictie dat alleen die takken van schietsport een redelijk belang opleveren als de takken door de KNSA zijn erkend. Geen erkenning, is geen redelijk belang, is geen bevoegdheid. Conclusie is dat als men dus een bepaalde soort munitie voorhanden heeft, dan moet men deze bevoegdheid tot voorhanden hebben ontlenen aan een verlof. M.a.w. men heeft een vuurwapen voorhanden wat geschikt is om met deze munitie te schieten en dit vuurwapen en de munitie worden primair gebruikt voor een door de KNSA-erkende tak van schietsport. Als men de munitie bevoegd voorhanden heeft, dan staat het een verlofhouder vrij om deze naast de reguliere erkende discipline, ook te gebruiken voor een andere tak van schietsDort. BIJLAG EN
Ter ondersteuning van dit informeel advies wordt Advies A-00044 hierbij gevoegd. Het betreft een ongevraagd advies welke recent door de Werkgroep Advies Wwm aan het Ministerie van Justitie is uitgebracht. De onderliggende vraagstelling, behorende bi] dit advies, was te adviseren of een verlofhouder in het kader van herladen van munitie, andere patroonhulzen voorhanden mag houden om deze te trans formeren naar de munitiesoort die men bevoegd is voorhanden te hebben krachtens het verlof. Advies A-00044 is ook aangeleverd aan de werkgroep Circulaire Wwm van het Ministerie van Justitie die zich momenteel bezighoudt met de herziening van de Circulaire
-2-
Jiistii:ie
Werkgroep Advies Wet wapens en munitie
ADVIES / 00060 Wil sniper gun
AANVRAAG NR. A00060
Datum
: 22 november2010
Aanvrager: Overheidsorgaan:Ministerie van Veiligheid en Justitie Werkadres contactpersoon: Postbus 20300, 2500 EH Den Haag Mail contactpersoon: Telefoonnummer contactpersoon: 070 Onderwerp: Wij snjper gun
ADVIES VAN
Subwerkgroep Techniek.
ADVIES-DATUM
16 januari 2011
ADVIES
Ontvangen stukken Adviesaanvraag 22 november 2010 aan de werkgroep.
De is fysiek aangeleverd aan de werkgroep. Door genoemde leden is de Wil sniper gun, kleur wjt, onderzocht. Adviesaanvraag 1—let verzoek te adviseren inzake de Wii sniper gun: Is de Wij sniper gun een voorwerp dat valt onder artikel 2, categorie 1, onder sub 7, van de Wet wapens en munitie Behandeling In de vergadering van 2 december 2010 is door de werkgroep het voorwerp beoordeeld. Standpunt aanvrager n.v.t.
Wettelijk kader Onder artikel 2 lid 1, Categorie 1 sub 70 WWM vallen: andere door Onze Minister aangewezen voorwerpen die een ernstige -
—1— 2708 0308-27
bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn.
Artikel 3 Regeling wapens en munitie (RWM): Als voorwerpen van Categorie 1 sub 70, die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, worden aangewezen: a. voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen; b. voorwerpen vermeld op lijst A of lijst B van de bij deze Regeling behorende Bijlage 1, alsmede niet in die bijlage genoemde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen daarmee een sprekende gelijkenis vertonen; c. lucht-, gas- en veerdrukwapens die zodanig zijn gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is; d. stiletto’s, valmessen en vlindermessen, waarvan het heft van een stootplaat is voorzien; e. laserwapens die specifiek zijn ontworpen om permanente blindheid te veroorzaken; f. werppennen; g, alle voorwerpen die een sprekende gelijkenis vertonen met wapens, niet zijnde vuurwapens, en die door de aard en de samenstelling van het materiaal waaruit zij zijn vervaardigd, niet dan wel slecht detecteerbaar zijn door metaaldetectoren of andere elektronische detectieapparatuur, met uitzondering van voorwerpen die specifiek zijn vervaardigd voor reguliere maatschappelijk aanvaarde gebruiksdoeleinden. -
Artikel 13 lid 1 WWM: Het is verboden een wapen van categorie 1 te vervaardigen, te transformeren, voor derden te herstellen, over te dragen, voorhanden te hebben, te dragen, te vervoeren, te doen binnenkomen of te doen uitgaan. Beoordeling vraag Het gaat hierbij om een min of meer bewuste nabootsing van een vuurwapen. De voorwaarden die gelden om te voldoen aan het criterium “sprekende gelijkenis” zijn primair de vorm van het wapen c.q. het voorwerp en in mindere mate de afmetingen ervan. De vorm moet voldoen aan die van vuurwapens in het algemeen. Bij de beoordeling ervan dient men zich te realiseren dat voor wapens c.q. voorwerpen van Categorie 1 zeer strenge regels gelden en dat op het bezit ervan zware straffen zijn gesteld. Dat in de tekst van Artikel 3, lid a van de RWM gesproken wordt van “vuurwapens” (meervoud), geeft aan dat het niet per sé hoeft te gaan om een nabootsing van één specifiek type vuurwapen. Bepalend is of het wapen c.q. het voorwerp gelijkt op een vuurwapen in het algemeen en als zodanig voor bedreiging of afdreiging geschikt is.
De Wii is te verkrijgen in het wit en zwart. Sinds december 2001 is het criterium van de kleur van een wapen c.q. een voorwerp niet meer bepalend voor het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een sprekende gelijkenis. Reden hiervoor is dat het criterium “kleur”in de loop der tijd geen onderscheidend criterium meer is gebleken. Dit was het gevolg van de ontwikkeling van vuurwapens, welke zijn uitgevoerd -2-
in andere dan voor vuurwapens gebruikelijke kleuren, zoTdie sinds het begin van de ontwikkeling ervan worden gebruikt, Het betreft hier vuurwapens die gedeeltelijk, grotendeels of nagenoeg uitgevoerd zijn in bijvoorbeeld de kleuren rood, groen of geel. Lucht-, gas- en veerdrukwapens werden reeds eerder uitgevoerd in deze voorheen ongebruikelijke kleuren. Deze wapens waren op grond van Artikel 3 RWM, zoals dat gold vôôr 1 december 2001, in eerste instantie niet te categoriseren als Categorie 1 en werden destijds derhalve aangemerkt als een Categorie IV wapen. Het kleurcriterium is dus na 1 december 2001 komen te vervallen. De afmetingen moeten in het algemeen overeenkomen met de afmetingen van bestaande vuurwapens. Een verschil van enkele centimeters is niet van belang. Het criterium “afmetingen’ is ondergeschikt aan het criterium “vorm’, vanwege het feit dat steeds meer vuurwapens op de markt zijn verschenen met totaal uiteenlopende afmetingen. Door de volgorde van de onderdelen van Artikel 3 RWM wordt benadrukt dat bij het bepalen of een wapen c.q. een voorwerp een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen eerst gebruik moet worden gemaakt van het in onderdeel a neergelegde algemene criterium en pas in tweede instantie van de in bijlage 1 van de RWM opgenomen lijsten a en b. Lijst a bevat nabootsingen van vuurwapens die eveneens zodanig zijn vervaardigd dat ze voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn. Het gaat dan meestal om luchtdrukwapens die zijn voorzien van voor dat wapen niet-functionele onderdelen met de bedoeling aan het voorwerp het uiterlijk van een vuurwapen te geven. (De lijsten a en b worden overigens al geruime tijd niet meer bijgehouden, maar door de Minister beschouwd als referentielijsten.) Hetzelfde onderdeel a van Artikel 3 RWM zegt vervolgens dat voorwerpen voor wat betreft hun vorm en afmetingen daarmede een een sprekende gelijkenis vertonen, wapens zijn van Categorie 1 sub 70 In de praktijk komt het namelijk vaak voor dat fabrikanten na het opnemen van een bepaald voorwerp op een van de lijsten nogal eens identieke voorwerpen op de markt brengen met een gewijzigde merknaam of een gewijzigd typenummer, zodat het (nieuwe) voorwerp niet aan de omschrijving van Bijlage 1 voldoet en daardoor vrij verkocht zou mogen worden. Door deze toevoeging in Artikel 3 onder b is die mogelijkheid evenwel uitgesloten. Gelet op het bovenstaande beoordeelt de Subwerkgroep het voorwerp als volgt: De Wij sniper gun, in alle voorkomende kleuren vertoond een sprekende gelijkenis met een met een vuurwapen, namelijk een militair aanvalsgeweer. Het is geen exacte nabootsing van een bestaand merk of model vuurwapen maar men heeft een samenstelling van modellen van onderdelen gebruikt van diverse modellen en militaire aanvals en sniper geweren. Een skeleton kolf gebruikt welke veelal in gebruik is bij militaire aanvals- en snipergeweren, een patroonmagazijn welke ook bij militaire aanvals- en snipergeweren wordt gebruikt en een tweepoot welke eveneens bij militaire aanvals- en sniper geweren in gebruik is. De richt kijker welke op het voorwerp zit is eveneens in gebuik bij militaire aanvals- en sniper geweren. Derhalve heeft het geweer een uiterlijk van een militair aanvals snipergeweer dient daarom te worden gezien als een voorwerp vallende onder artikel 2 lid 1-Categorie 1 sub 7°WWM. En is als zodanig voor bedreiging of afclreiging geschikt. Advies -3-
Gelet op de huidige Wetgeving adviseert de Werkgroep Advies Wet wapens en munitie als volgt: Om de Wil sniper gun, in alle voorkomende kleuren, te beschouwen als een wapen, vallend onder Artikel 2 lid 1- Categorie 1 sub 7° Wet Wapens.
BIJ LAG EN Bijlage 1: Foto Wil Sniper Gun Wit Bijlage 1: Foto Wii Sniper Gun zwart Bijlage 1: Foto Sniper Gun gelijkend op Wii Sniper Gun
-4-
Bijlage 1: Foto Wij Sniper Gun Wit
1
(
4 •
••
-5-
Bijlage 3: Foto Sniper Gun gelijkend op Wil Sniper Gun
J
-7-
-
ADVIES A161 (Laserpointers en lasergadgets) Aanvraag nr. A/61
Datum : 24-2-2011 Aanvrager Werkgroep Laserpointers Probleemstelling: Laserpointers (tot en met type 2) zijn Vrij verkrijgbaar. Er is sprake van een toenemend aantal incidenten met aanstraling door lasers of laserpointers (Van alle typen) waardoor verblinding en (tijdelijk) oogletsel ontstaat/kan ontstaan.
ADVIES VAN
Sub-werkgroep
DATUM 26-4-2012
ADVIES M.B.T. OPTREDEN TEGEN ONGEWENST GEBRUIK LASERPOINTERS EN GADGETS
—
Juridisch -
Ontvangen stukken (tevens bijlagen) 1. Omvang laseraanstralingen Nederland, rapportage december 2009 2. Motie De Rouwe/Boelhouwer over het strafbaar stellen van het met een laser beschijnen van vliegtuigen (Kamerstukken II 2009-2010, 31 936, nr. 27. Motie is aangenomen.) 3. Brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu ii. Atsma (Kamerstukken II 20102011, 31 936, nr. 40) 4. Verslag IVW bijeenkomst laseraanstralingen luchtvaart in Nederland (4 oktober 2010) met bijlagen 1 en II Adviesaanvraag Kunnen laserpointers via (de regelgeving die is gebaseerd op) de Wet wapens en munitie verboden worden zodat de handhaving meer handvatten krijgt om op te treden? Kunnen bepaalde handelingen met laserpointers verboden worden zoals het vervoeren of het voorhanden hebben van laserpointers?
Wettelijk kader Wet wapens en munitie (hierna: WWM) voor zover hier relevant. Artikel 2 “Wapens in de zin van deze wet zijn de hieronder vermelde of overeenkomstig dit artikellid aangewezen voorwerpen (...)“ Categorie IV onder 7 “Voorwerpen waarvan, gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder ze worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij voor geen ander doel zijn bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen en die niet onder een van de andere categorieën vallen.” Categorie 1 onder 7 “Andere door Onze Minister aangewezen voorwerpen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn.” Regeling wapens en munitie (hierna: RWM) Artikel 3 letter e “laserwapens, die specifiek zijn ontworpen om permanente blindheid te veroorzaken.”
Standpunt aanvrager Volgens de Iaserpointerwerkgroep zijn de mogelijkheden om handhavend op te treden bij de genoemde incidenten met laserpointers (-gadgets) op dit moment te summier.
Informatievergaring met betrekking tot de belangen Op 5 april 2011 is door een afvaardiging van de werkgroep advies overleg gevoerd met twee leden van de zogenoemde laserpointerwerkgroep. De vraag die binnen deze werkgroep is opgekomen is of het bezit van lasers van type 3 en hoger strafbaar moet! kan worden gesteld. Het ministerie van V&J onderzoekt de mogelijkheid en wenselijkheid van de aanpassing van het wetboek van strafrecht. Daarnaast zou onderzocht moeten/kunnen worden of de WWM en de daar op gebaseerde regelgeving moet/kan worden aangepast.
Beoordeling vragen Inleiding In de WWM zijn twee categorieën wapens waar laserpointers afhankelijk van de omstandigheden van het geval onder geschaard zouden kunnen worden. We zullen de twee categorieën hierna afzonderlijk bespreken. Voor de goede orde vermelden we dat onder de WWM met een wapen van categorie IV veel meer handelingen mogen worden verricht dan met een wapen van categorie 1. Bij indeling in categorie IV is alleen het dragen van het wapen verboden. Bij indeling in categorie 1 zijn in beginsel alle handelingen met het wapen verboden. -
-
Vraag 1 In categorie 1 onder 7 wordt de mogelijkheid geboden om voorwerpen aan te wijzen die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt in artikel 3 onder e van de RWM. In die bepaling worden laserwapens genoemd. Deze wapens zijn specifiek ontworpen om permanente blindheid te veroorzaken en zijn onder categorie 1 gebracht. Bij raadpleging van de toelichting bij dit artikel (Vermande W27) wordt duidelijk dat hier daadwerkelijk oorlogswapens worden bedoeld. We zullen hier op deze plaats dan ook verder niet op in gaan en volstaan met de stelling dat de laserpointers waarop dit advies ziet geen wapens zijn als bedoeld in categorie 1 onder 7 WWM in samenhang met artikel 3 onder e RWM. In categorie IV onder 7 worden voorwerpen genoemd waarvan gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder zij worden aangetroffen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ze voor geen ander doel zijn bestemd dan het toebrengen_van letsel aan personen of om te en
• •
•
1 1
— — —
ADVIES A1062 Quickscan knelpunten Wwm
AANVRAAG NR. A/062
Datum:2012 Aanvrager: Onderwerp: wijziging Wwm
ADVIES VAN
Werkgroep Advies Wwm
ADVIESDATUM
13-02-2014
ADVIES
Ontvangen stukken Adviesaanvraag Het stellen van deze adviesaanvraag is gebaseerd op een aantal recente gebeurtenissen en ontwikkelingen, waarbij het beeld is ontstaan dat wetstechnische gebreken en leemtes in de huidige WWM er toe leiden dat de doelstelling van deze wet niet meer gerealiseerd worden.
Behandeling Onderwerp is diverse malen plenair tijdens de vergaderingen besproken. Werkgroep Advies heeft input geleverd voor de bijgevoegde Quickscan De quickscan WWM beschrijft slechts op hoofdlijnen de knelpunten van de de WWM en is bedoeld als eerste aanzet tot het inventariseren en analyseren van de probleemstelling. Conclusie/Advies Is aangegeven in bijgevoegde Quickscan
BIJLAGEN
A/062 Quickscan
7
ADVIES A/00067 Regeling Airsoft en herziening regelgeving luchtdrukwapens
Aanvraag nr.
Aanvrager: M V&J
A/ 0 0 0 0 67
(
Onderwerp: Concept-nota Regeling airsoft en herziening regelgeving luchtdrukwapens
ADVIES VAN
Subwerkgroep techniek
DATUM
ADVIES: 14 november 2011
30-11-06
Ontvangen stukken:
1.
2
AANVRAAGFORMULI ERA-00067.doc
CONCEP-Regeling eirsoft en herziening
i
Bijlage 2 Uitwerking absolute opties net v
Bijlage 1 Regelgeving nepwapens en Iuchtd
Schema optie 2.doc
5. Adviesaanvraag Aanleiding nota De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft toegezegd aan de Tweede Kamer van de Staten-Generaal om voor 1 januari 2012 onder stringente voorwaarden een regeling te willen scheppen voor de beoefenaars van de airsoftsport. Hij heeft toegezegd eveneens de regelgeving op het 1 gebied van luchtdrukwapens te zullen bezien. Recent is er meer aandacht van politiek en media voor airsoft, evenals voor luchtdrukwapens. Naar aanleiding van de ‘snelwegschutter’, die vermoedelijk met een luchtdrukwapen schiet hebben zowel de SP als de VVD uitspraken ciedaan in de media over de wenseliikheid het bezit en ciebruik van 1
Zie Handelingen II 2010/11, nr. 53, item 9, p. 9.
luchtdrukwapens verdergaand te reguleren. De Europese Commissie heeft Nederland vragen gesteld over airsoft met als toonzetting de onredelijkheid van het huidige absolute verbod. Tot slot is de regelgeving niet meegegroeid met laatste ontwikkelingen. De technische ontwikkeling van luchtdrukwapens heeft een vlucht genomen en deze wapens krijgen een steeds grotere vuurkracht. Bovendien is de airsoftsport opgekomen en hebben vele vuurwapenfabrikanten licenties afgeven om hun vuurwapens in airsoftvorm exact na te laten maken. In voorbereiding op deze nota is overleg gevoerd met wapenverzamelaars, wapenhandel, KNSA, airsoftbelangenvereniging, Landelijk Platform Vuurwapens en de Dienst Justis. Behandeling en Wet en regelgeving.
Op donderdag 3 november plenair overleg sub werkgroep techniek van de werkgroep advies WWM te Amsterdam. Tijdens het bestuderen van de stukken en discussie over het onderwerp werd vastgesteld dat een advies wordt uitgebracht over twee onderwerpen. 1: Schotkracht van lucht, gas of veerdrukwapens die nu vallen onder cat. 4 sub 4 WW M. 4°. lucht-, gas- en veerdrukwapens, behoudens zulke door Onze Minister overeenkomstig categorie 1, sub 70, aangewezen die zodanig gelijken op een vuurwapen dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn; 2: Over voorwerpen die nu vallen onder cat. 1 sub 7 in verband met artikel 3 RWM Als voorwerpen van categorie T, onder 7°, die een ernstige bedreiging van personen kunnen vormen of die zodanig op een wapen gelijken dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, worden aangewezen: o
a. voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen;
o
b. voorwerpen vermeld op lijst a of lijst b van de bij deze regeling behorende bijlage T, alsmede niet in die bijlage genoemde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm
Opmerking: De WWM kent de term airsoft niet. In de discussie is ervan uit gegaan dat onder airsoftwapens wordt verstaan: lucht-, veer- of gasdrukwapens die vallen onder cat. 1 sub 7 WWM jo. Art. 3 RWM en die gebruikt worden in de paintbali- en airsoftsport. Op dit moment worden met name in de luchtschietsport, onder het regiem van de KNSA, luchtgeweren en pistolen gebruikt die lijken op vuurwapens en dus in principe onder cat. T sub 7 vallen.
Zwaardere luchtdrukwapens zijn licentieplichtig. Een licentie wordt op de persoon voor een periode van 5 jaar afgegeven. Semi-automaten en pump-action luchtdrukgeweren zijn niet toegestaan. Zwaardere luchtdrukwapens (o.a. PCP’s) moeten een voorziening hebben die het voor een leek moeilijk maakt om het wapen te openen. Dit om wijzigingen te voorkomen. Deze voorziening wordt de “anti-Tamper” genoemd, inhoudende dat het sluitstuk wordt voorzien van AT boutjes. Dit zijn boutjes met afgeplatte kop. Onderhoud mag alleen gebeuren door de erkende vakhandel. Bij wijzigingen of beschadiging aan de AT boutjes volgt afkeur en wordt het wapen meteen tot wapen van categorie 5 verklaard (wordt dan als vuurwapen aangemerkt). Uit de discussie met Mark Murray-Flutter zijn de volgende opties naar voren gekomen.
Mogelijke oøties voor Nederlandse wetgeving
A Het meest eenvoudige is om alle luchtdrukwapens vergunningplichtig te maken. De luchtdrukwapens mogen dan alleen fysiek in persoon via de vakhandel afgeleverd worden (niet via internet of de postbus). Zo’n regeling is voor iedereen duidelijk en eenvoudig in de handhaving.
B Alle sportwapens volgens de reglementen van de KNSA of de Olympische disciplines zijn vrij. Dit betekent een kaliber beperking tot 4,5 mm. Of: Alle lucht, gas —en veerdrukwapens tot kaliber 5.5 mm vrij laten.
c Vrijgave, maar met uitsluiting van bepaalde typen luchtwapens, zoals semi automaten, pumpaction en PCP’s. Voor handhavers is deze optie beheersbaar.
D Het stellen van energiegrenzen. Dit is het meest objectieve, maar vereist een wetenschappelijke onderbouwing van de te stellen waarden. Het Nederlands Forensisch Instituut kan bij een wetenschappelijke onderbouwing behulpzaam zijn. De faciliteiten voor proefnemingen en literatuurstudie zijn aanwezig.
Justitie
Werkgroep Advies Wet wapens en munitie ADVIES A1071 UJTSCHUIFBARE WAPENSTOK
1 Aanvraag nr A.00071
Datum Advies over uitschuifbare wapenstok
Indiener:
Ministerie van Defensie,, Juridische Dienstverlening, op verzoek van Rechtbank ‘s-Gravenhage
Probleemstelling
Moet de uitschuifbare wapenstok van het type: . ESP EXB-16H (EXPENDABLE BATTON -16’HARDENED) . ESP EXB ISH (EXPENDABLE BATTON -18’HARDENED) Worden aangemerkt als ploertendoder In de z\in van de Wet Wapens en Munitie, of als wapenstok?
Doelstelling:
Het advies is nodig opdat de rechtbank in een aanhangige zaak kan vaststellen of er sprake was van voorgenomen invoer van een wapen dat illegaal is, of niet.
Wie is geconsulteerd Wat was het antwoord
W apenspecialisten en opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee
Fysieke beoordeling Voorwerp aanleveren DEADLINE
Het betreft ploertendoclersl Aangeleverd door Koninklijke Marechaussee op 6 augustus 2012 bij het secretariaat Werkgroep Advies Wwm 25 juni 2012
Actoren
Werkgroep Techniek. Bepalen onder welke categorie het voorwerp valt.
Actie
Werkgroep techniek zal het voorwerp onderzoeken
Afspraken
Vz Werkgroep Techniek zet de vraag uit bij 2 Werkgroep Techniek leden om de aanvraag nader uit te werken
Onderzoek: Techniek
Hieronder afbeeldingen van het ingebrachte voorwerp.
Loci Forcnsio
De ingeschoven wapenstok.
v9
De sluitdop.
uitgeschoven wapenstok.
2700 0308-27
Het betreft een zogenaamde: “Baton’ identiek aan de door de aanvrager opgeven modellen: • ESP EXB -16H (EXPENDABLE Baton 16” HARDENED) en •
ESP EXB-18H (EXPENDABLE Baton 18” HARDENED).
Volgens opgaaf vestigd
leverancier van deze producten) ge
-
Is het verschil tussen de ESP EXB-15H en de ESP EXB-18H, 2 inch verschil. Hetgeen in de type aanduidingen 16’en 18” tot uitdrukking wordt gebracht.
Het aangeleverde model bestaat uit drie in elkaar geschoven metalen segmenten (buisvormig) voorzien van een metalen kop aan het uiteinde van het eerste segment en een metalen sluitdop aan het uiteinde van het derde segment. Het derde segment ( geheel links) is het handvat en voorzien van een rubbergrip. Segment 1: lengte 15.5 cm, gewicht; 79,1 gr. inclusief de metalen sluitkop. De sluitkop weegt 16,5 gr. Segment 2: lengte 13,5 cm, gewicht; 66,3 gr. Segment 3: lengte 23,5 cm, gewicht; 184, 5 gr. inclusief de metalen sluitdop met vouwveer.
O 1 2 3 4
5 6
7 8 8 10 ii 12 13 14 iS is
is 2021 22 2324 25 25 21 2& 2 30313233.343
I,I! I:i:Ij!,Jl
De sluitkop op het eerste segment is van metaal en door middel van schroefdraad en een hechtmiddel in de schroefdraad, vast in het eerste segment gemonteerd. De metalen sluitkop aan het uiteinde van het eerste segment zorgt er voor dat, in geheel ingeschoven toestand, het buisvormig lichaam van segment 3 aan de voorzijde is afgesloten. In geheel ingeschoven toestand voorziet de vouwveer in de sluitdop van segment 3 voor de borging van het geheel. Middels een zwaal beweging (slaande beweging) overwint men de veerkracht van de vouwveer in de sluitdop en schuift de stok, door middel van de middelpuntvliedende kracht uit.
Zoals op de foto is te zien zijn de segmenten een (1) en twee (2) conisch (taps toelopend). Dit om te zorgen dat deze delen bij de zwaaibeweging geborgd worden.
(U ontstane bascule). Bij het bepalen van het evenwichtspunt van het eerste segment (1), voorzien van de opgeschroefde metalen kop, blijkt dat het evenwicht wordt gevonden 6.5 cm gemeten vanaf de voorzijde. Dit terwijl de totale lengte van dit voorwerp inclusief de kop 15 cm is. Bij een evenwichtige gewichtsverdeling zou het midden 7.5cm, het evenwichtpunt moeten zijn. Ten aanzien van de evenwichtige gewichtsverdeling is deze 1cm richting de kop opgeschoven. Dat wil zeggen dat het uiteinde van het eerste segment ( buisvormig deel met kop) is verzwaard. Als we naar de segmenten kijken zien we tevens dat; Het handvat —segment-3 een gewicht van 184,5 gram, het midden —segment 2- een gewicht van 66,3 gram en het uiteinde segment 1- een gewicht van 79,1 gram heeft. Ook hieruit bijkt dat het uiteinde verzwaard is. —
Conclusie Een ploertendoder wordt nader in de Regeling wapen en Munitie omschreven als; ‘Een verende of uitschuifbare staaf met een verzwaard uiteinde”. Conclusie: Het aangeboden voorwerp voldoet in zijn geheel aan deze definitie en moet beschouwd worden als zijnde een ploertendoder zoals bedoeld in de wet. Datum onderzoek;
17 augustus 2012.
Onderzoekers
2 leden van de Subwerkgroep Techniek van de Werkgroep Advies Wwm
fust it i(
Werkgroep Advies Wet wapens en munitie
ADVIES A1073 TIPPMANN FT-12 (rental-marker)
Aanvraag nr
A1073
Catagorisering Tippmann FT-12 (rentalmarker)
Indiener: Probleemstelling
Is de Tippmann FT-12 een Categorie IV wapen?
Doelstelling:
Kan de Tippmann FT-12 in Nederland worden geïmporteerd en verkocht aan klanten ( te weten: huurvelden)
Fysieke beoordeling voorwerp aanleveren
Wapen is op 17 september bij Dienst Justitie opgehaald.
DEADLINE
15 november 2012
Actoren
Werkgroep Techniek. Bepalen onder welke categorie het voorwerp valt.
Actie
In overleg met vz SWG T opdracht neergelegd bij Subwerkgroep Techniek
Afspraken
Voorzitter SWG Techniek verzoekt 2 SWG Techniek leden de aanvraag verder uit te werken.
Onderzoek:
De Tippmann FT 12 is zwart van kleur met een gele greep. De Tippmann FT-12 heeft aan de linkerzijde een zilverkleurige plaat met het opschrift RENTAL. Het voorwerp heeft een lengte van 47.5 cm en een hoogte van circa 22cm. Het draagt het serienummer: 0010675.
Techniek
De Tippmann FT-12 is een lucht! gasdrukwapen. Door middel van een natuurkundig proces, namelijk een gasdrukcilinder gevuld met lucht/gas, wordt de druk verkregen om een projectiel door de loop te verschieten. De Tippmann heeft een los niervormig magazijn, waarin de te verschieten projectielen worden opgeborgen. Dit magazijn wordt aan de bovenzijde van het wapen op de daartoe aangebrachte opening ingebracht. Aan de onderzijde van de greep is de aansluiting van de drukcilinder. De Tippmann FT-12 is dus constructief een lucht! gasdrukwapen vallende onder de categorie IV onder 4° van de WWM. .
Doch gelet op de uiterlijke kenmerken van dit model is er sprake van een
2708 0308-27
sprekende gelijkenis met een bestaand vuurwapen zijnde: • lMl, model Uzi kaliber 9xl9mm. lengte 47cm • IMI, model Mini Uzi, kaliber 9mm, lengte 36cm • RS3M Veresk (Rusland) • Brugger+Thomet MP9 (Zwitserland) • Steyer TMP (Zwitserland) • PM 84 (Polen) • Singapore STK WPC Met dien verstande dat de Uzi niet is voorzien van een voorste handgreep. Doch met naar voren geklapte schoudersteun kan de kolfplaat van de schoudersteun als handgreep worden aangezien. Als bijlage zal een fotoblad worden toegevoegd waaruit de gelijkenis met genoemde vuurwapens blijkt.
Conclusie
Sprekende gelijkenis: Het voorwerp hoeft niet een gelijkenis te vertonen met één specifiek vuurwapen of voor ontploffing bestemd voorwerp. Bepalend is of de voorwerpen gelijken op vuurwapens of voor ontploffing bestemde voorwerpen in het algemeen en in zoverre voor bedreiging en afdreiging geschikt zijn. Tevens is een vereiste dat er sprake is van een “sprekende gelijkenis” De voorwaarden die hiervoor gelden om te voldoen aan het criterium zijn primair de vorm van het voorwerp in mindere mate de afmetingen. De vorm moet voldoen aan die van een vuurwapen of voor ontploffing bestemde voorwerpen in het algemeen De afmetingen moeten in het algemeen overeen komen met met de afmetingen van bestaande vuurwapens of voor ontploffing bestemde voorwerpen van dit soort. Dat wil zeggen dat het verschil van enkele centimeters niet van belang is. Het criterium afmetingen is ondergeschikt aan het criterium vorm. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1 categorie 1 onder 7 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling Wapens Munitie.
Datum onderzoek:
12 november 2012
Onderzoekers
2 leden van de SWG Techniek
Jistit ie
Werkgroep Advies Wet wapens en munitie
ADVIES A1074 EVANIX MAX
Aanvraag nr A1074
Catagorisering;
Indiener:
Dienst Justis n.a.v. verzoek Regiopolitie lJsselland
Probleemstelling
Is dit een Categorie IV wapen?
Doelstelling:
Onder welke categorie van de Wet Wapens en Munitie valt het voorwerp.
Wie is geconsulteerd
Politeregio lJsselland,
Wat was het antwoord
Het betreft een voorwerp categorie onder 7 van de Wet wapens en munitie gelet op artikel 3 onder a van de Regeling Wapens en Munitie.
Fysieke beoordeling voorwerp aanleveren
Wapen is op 17 september bij Dienst Justitie opgehaald.
DEADLINE
15 november2012
Actoren
Werkgroep Techniek. Bepalen onder welke categorie het voorwerp valt.
Actie
In overleg met vz SWG T opdracht neergelegd bij Subwerkgroep Techniek
Afspraken
Voorzitter SWG Techniek verzoekt 2 SWG Techniek leden de aanvraag uit te werken
Onderzoek: Techniek
Het voorwerp heeft een lengte van 73cm en een hoogte van circa 22cm. Het draagt het serienummer: 0512H011611. Het kaliber bedraagt .25 (inch) De gasdruk cilinder heeft een maximum druk van 200 bar.
27O 0308-27
De Evanix Max is een voorwerp, voorzien van een bruine houten kolf met een pistool greep een grijsbruin metalen opengewerkte kast en twee zwarte buizen. De bovenste zwarte buis is de loop. De er onder gelegen buis is de drukcilinder met een vulopening en ventiel. De maximaal op te bouwen druk bedraagt 200 bar met een overloop tot 250 bar. De Evanix Max heeft een elektrisch bedienbaar ventiel dat door middel van een rode wipschakelaar aan de linkerzijde wordt geactiveerd. Aan de rechterzijde van de kast bevindt zich de vuurregelaar, Hierdoor kan met automatisch en enkel schots vuren. Bovendien bevindt zich hier de veiligheidsvergrendeling voor het ventiel en de trekker. Onder de drukcilinder, aan de voorzijde is ruimte voor het onderbrengen van de accupack. (5 batterijen) Evanix Max heeft een magazijn -rondsel- geschikt voor het plaatsen van maximaal 10 te verschieten projectielen (diabolo’s).Dit magazijn wordt aan de bovenzijde van het wapen in de daartoe aangebrachte opening ingebracht. De Evanix Max is een lucht! gasdrukwapen. Door middel van een natuurkundig proces, namelijk een gasdrukcilinder gevuld met lucht/gas, wordt de druk verkregen om een projectiel door de loop te verschieten. De Evanovix Max is dus constructief een lucht! gasdrukwapen vallende onder de categorie IV onder 40 van de WWM. Doch gelet op de uiterlijke kenmerken van dit model is er sprake van een sprekende gelijkenis met een bestaand vuurwapen zijnde een bulipup: • De Walter WA 2000. (lengte 90,5cm) • SA 80 (lengte 76,2 cm)
Walther WA 2000
SA8O
Conclusie
Sprekende gelijkenis: Het voorwerp hoeft niet een gelijkenis te vertonen met één specifiek vuurwapen of voor ontploffing bestemd voorwerp. Bepalend is of de voorwerpen gelijken op vuurwapens of voor ontploffing bestemde voorwerpen in het algemeen en in zoverre voor bedreiging en afdreiging geschikt zijn.
Tevens is een vereiste dat er sprake is van een sprekende gelijkenis’ De voorwaarden die hiervoor gelden om te voldoen aan het criterium zijn primair de vorm van het voorwerp in mindere mate de afmetingen. De vorm moet voldoen aan die van een vuurwapen of voor ontploffing bestemde voorwerpen in het algemeen De afmetingen moeten in het algemeen overeen komen met de afmetingen van bestaande vuurwapens of voor ontploffing bestemde voorwerpen van dit soort. Dat wil zeggen dat het verschil van enkele centimeters niet van belang is. Het criterium afmetingen is ondergeschikt aan het criterium vorm. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1 categorie 1 onder 7 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling Wapens Munitie.
Datum onderzoek:
12 november2012
Onderzoekers
2 SWG Techniek leden
Werkgroep Advies Wet wapens en munitie
ii 15 i i ti
ADVIES N076 BUGASALT Aanvraag nr. A!076 Indiener:
Categorisering BUG A SALT Sportsball,
Doelstelling
Valt de BUG A SALT onder de werking van de Wet Wapens en Munitie.
Wie is geconsulteerd:
N.v,t
Wat was het antwoord:
N.v.t.
Fysieke beoordeling voorwerp aan leveren:
Voorwerp/wapen is op 20-12-2012 opgehaald bij de dienst Justis te ‘s-Gravenhage.
DEADLINE
17-01-2013
Actoren:
Werkgroep Techniek. Bepalen of de BUG A SALT onder de werking van de WWM valt.
Actie: Afspraken:
Vz. SWG Techniek verzoekt 2 leden van de subwerkgroep bovenstaande te onderzoeken.
Onderzoek: Techniek:
Het voorwerp heeft een lengte van +/- 56 centimeter en een hoogte van +1-17 centimeter. Doorsnede van de loop, betreft +1- 4,5 mm. Het voorwerp is van plastic en bestaat uit een kast. Bovenop deze kast bevindt zich een doorzichtig plastic potje met een deksel (zoutvaatje). Hierin bevindt zich een hoeveelheid zout. Onder de kast bevindt zich een beweegbare handgreep. Aan de voorzijde is het voorwerp voorzien van een loop en aan de achterzijde van een pistoolgreep.
Linkerzijde wapen.
270e 0308-27
Binnenwerl< wapen.
De BUG A SALT werkt als volgt: De handgreep onder het voorwerp wordt naar achteren (richting pistooigreep) bewogen en vervolgens weer in zijn oorspronkelijke positie gebracht.
Hierdoor wordt het voorwerp: A: “gespannen” (veerdruk) B: het vizier komt omhoog C: de “kamer” in het “zoutvaatje” komt omhoog D: de veiligheidspal wordt geactiveerd. Nadat de veiligheidspal (links op de pistoolgreep) omgezet is, is het voorwerp gereed tot vuren. Door middel van de trekker over te halen wordt het voorwerp afgevuurd. De opgespannen veer wordt vrijgegeven. De eerder genoemde “kamer” in het zoutvaatje wordt naar beneden getrokken en neemt een kleine hoeveelheid zout mee, dat voor de loop komt te liggen. Deze hoeveelheid zout wordt vervolgens door de loop verschoten. De kracht waarmee het zout wordt verschoten is zeer gering. Onderzocht werd of het mogelijk was om gangbare projectielen van het kaliber 4,5 mm, bedoeld voor lucht, gas en veerdruk wapens, met de BUG A SALT te verschieten. Hierbij bleek dat het niet mogelijk was deze op de gebruikelijke manier te laden. Het bleek wel mogelijk te zijn om een projectiel in de loop te stoppen en deze te verschieten. Het projectiel werd met zeer geringe kracht verschoten. Tevens werd onderzocht of het voorwerp (BUG A SALT) qua vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen. Door de onderzoekers werd vooralsnog geen bestaand model gevonden. Conclusie:
De BUG A SALT, is niet een lucht, gas- of veerdruk wapen dat door Onze Minister overeenkomstig categorie 1, sub 7 is aangewezen als een voorwerp dat zodanig op een vuurwapen lijkt dat het voor be- of afdreiging geschikt is.
Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie IV sub 4 van de Wet wapens en munitie. (Veerdruk wapen) En dient er overeenkomstig de wet geHandeld te worden.
Datum Onderzoek: Onderzoekers:
Subwerkgroep Techniek
ADVIES van de Werkgroep Advies Wet wapens en Munitie Onderwerp: Advies Markeringsplicht Adviesnummer: A/077 Datum vaststelling advies: 03-07-2014
Adviesaanvraag (informatie overnemen van formulier adviesaanvraag)
Ontvangstdatum adviesaanvraag: 01-11-2013 Overheidsorgaan dat advies aanvraagt: OM Amsterdan Adviesaanvraagnummer: N077 Weergave adviesaanvraag Wat is de reikwijdte van de markeringsplicht? Voor welke onderdelen geldt die Standpunt aanvrager Uitspraak Staatssecretaris op Kamervragen dat markeringsplicht geldt voor één onderdeel, maar niet voor alle onderdelen.
Adviesverzoek Ministerie van Justitie
Ontvangstdatum verzoek van het Ministerie van Justitie om de adviesaanvraag in behandeling te nemen: n.v.t.
ADVIES
Adviesvraag Op welke onderdelenis de markeringsplicht van toepassing? Behandeling Mailconsultaties vanaf november 2013 tlm april 2014 Wetteliik kader Artikel 32a Wwm Beoordeling vragen Zie bijlage Conclusie Markeringsplicht is van toepassing op meerdere onderdelen, namelijk de benoemde essentiële onderdelen
Bijlagen advies
Rapport inzake markeringsplicht
Rapport betreffende de markeringsplicht van vuurwapens, onderdelen en munitie
Ministeriele Werkgroep Advies wapens en munitie Voorzitter sub-werkgroep Juridisch
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 1
Inhoudsopgave 1. Inleiding
Pag.
03
2. Wettelijke bepalingen en internationale regels
04
3. Algemene conclusie
05
Paragraaf 1 C.I.P.
06
Test, Markering en registratievoering C.I.P.
07
Record keeping
08
Ongemarkeerde vuurwapens zijn illegale vuurwapens
09
Conclusies Paragraaf 1
10
Paragraaf 2 VN-protocol tegen illegale vuurwapens
11
Artikel 3 Onderdelen en componenten -
12
Conclusie Paragraaf 2
13
Paragraaf 3 Europese Verordening i.v.m. VN-protocol
14
Doel, Definities en toepassingsgebied art 2 Onderdelen
14
Doel, Definities en toepassingsgebied art 15 Illegale handel
14
Bijlage 1 Beschrijving onderdelen
15
-
-
Conclusie Paragraaf 3
16
Paragraaf 4 Richtlijn 2008/51 (Europese vuurwapenrichtlijn)
17
Illegale vervaardiging zonder markering -
18
Conclusie Paragraaf 4
20
Paragraaf 5 Wijziging Wet wapens en munitie
21
Markeringsplicht van toepassing op meerdere onderdelen
22
Conclusie Paragraaf 5
22
Paragraaf 6 Markeringsplicht niet van toepassing
23
Conclusie Paragraaf 6
24
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 2
1.
Inleiding
De in- en uitvoer van vuurwapens, hun onderdelen en munitie, vindt plaats onder het regiem van verschillende wettelijke kaders of internationale regelingen. Bepalingen inzake vuurwapens en munitie dateren al van begin vorige eeuw op basis van The Convention regarding the Establishment of Uniform Regulations for the Reciprocal Recognition of Official Proof Marks on Fire-arms, and its annexes 1 and II, signed at Brussels on 15 july 1914. Deze conventie werd later vervangen door het C.l.P.-verdrag van 1 july 1969 dat voorziet in een wederzijds erkenning van proefbanktekens en het beschrijven van de testeisen en registratievereisten aan vuurwapens en munitie. Aanvullende regels met betrekking tot vuurwapens en munitie zijn opgenomen in het VN-protocol, de Europese vuurwapenrichtlijn en de Wet wapens en voor wat betreft Nederland, de Wet wapens en munitie. In dit rapport zal worden stil gestaan bij alle relevante wettelijke of regel stellende bepalingen aangaande de markering van vuurwapens, hun onderdelen en munitie. Vuurwapens vormen een potentieel gevaar voor de samenleving. Het misbruik van een vuurwapen kan dodelijk letsel ten gevolge hebben. Het illegaal bezit en gebruik van vuurwapens kent zware sancties ingevolge de wapenwetgeving. Illegale vuurwapens worden ook vaak gebruikt bij criminele activiteiten c.q de georganiseerde misdaad. Aan vuurwapens zit ook een gevaaraspect inzake het gebruik, namelijk de technische werking ervan. Ingevolge de wettelijke definitie, is een vuurwapen een voorwerp dat bestemd of geschikt is om projectielen of stoffen door een loop af te schieten waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie. De ontploffing die in de kamer van een vuurwapen tot stand komt, veroorzaakt de benodigde druk om het projectiel (meestal een kogel) door de loop af te schieten. De vervaardiging van vuurwapens en het gebruik van kruit in vuurwapens, leverde het inzicht dat de materialen waaruit de vuurwapens werden gemaakt, voldoende sterk dienden te zijn om die krachten aan te kunnen. Het gebruik van een vuurwapen diende voldoende veilig uitgevoerd te kunnen worden. Om die reden dienden vuurwapens onderworpen te worden aan een stresstest, oftewel de proefbanktest. Bij het ondergaan van een proefbanktest, wordt een vuurwapen voorzien van stempels die aanduiden dat de test met succes is uitgevoerd. Voorts worden ter identificatie van vuurwapens eisen gesteld aan identificerende kenmerken die nodig zijn voor de registratie van de vuurwapens op het moment dat ze worden getest, maar die ook nodig zijn in het belang van de opsporing (tracing van vuurwapens). Voor vuurwapens gelden verschillende (inter)nationale wet- en regelgeving bepalingen die gezamenlijk er voor zorg moeten dragen dat vuurwapens aan een keuring zijn onderworpen en dat de in- en uitvoer alsmede de verkrijging van vuurwapens, controleerbaar is aan de hand van de
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 3
identificerende gegevens. Deze doelstelling is in de C.l.P.-regelgeving onder andere bekrachtigd door de stelling dat vuurwapens die niet zijn voorzien van de vereiste proefbanktekens, beschouwd worden als illegale vuurwapens. 2. Wettelijke bepalingen en internationale regels De regelgeving die betrekking heeft op illegale vuurwapens, dan wel maatregelen die illegaliteit van vuurwapens dienen te voorkomen, betreffen: 1.
De Brusselse Conventie inzake het C.l.P.-verdrag aangaande de keuring van vuurwapens en munitie en het voorzien van vuurwapens en munitie van identificerende kenmerken
II.
Het VN-protocol tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York 31 mei 2001
III. Verordening van het Europees Parlement en de Raad, tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van maatregelen betreffende uitvoervergunningen en munitie en betreffende de invoer en doorvoer ervan (2010/0147 (COD) PECONS 41/11 jo. COM(2001)397 Ondertekening van het protocol van de Verenigde Naties, gehecht aan het verdrag ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit, betreffende de bestrijding van illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, onderdelen ervan en munitie IV. Richtlijn 2008/51 van 21 mei 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van vuurwapens V.
Wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de implementatie van de richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 mei 2008 tot wijziging van de richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (Tweede Kamer, vergaderjaar 20102011, 32 721, nr 2, 3 en 4)
Per onderwerp zal in afzonderlijke paragrafen worden stilgestaan bij de bepalingen inzake de markeringsplicht en wordt de paragraaf afgesloten met een of meerdere conclusies.
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 4
3.
Algemene conclusie
Bepalingen aangaande de markeringsplicht vertonen grote overeenkomsten binnen de verschillende regelingen. De omschrijving van de vereiste markeringsgegevens vertonen een gelijkluidende normering (fabrikant, serienummer etc) De verplichting van de markering van vuurwapens, zijn ook van toepassing op onderdelen en componenten. Ter verduidelijking is aangegeven dat op bepaalde onderdelen de markeringsplicht wel geldt, maar dat tevens uit praktische uitvoerbaarheid dit niet voor alle onderdelen geldt. De onderdelen waarvoor de markeringsplicht geldt zijn limitatief in de verschillende regelingen opgenomen. De Wet wapens en munitie kende de bepalingen voor de onderdelen al in artikel 3. De (registratieve) norm was daarmee reeds aanwezig binnen de Wet wapens en munitie. De sanctionering hiervan is geëffectueerd met de wijziging van de Wet wapens en munitie ter implementatie van het de Richtlijn 2008/51. In administratief en registratief opzicht gold op basis van de Richtlijn 91/477/EG en het C.I.P. Verdrag van 01-07-1969 de markeringsplicht voor zowel lidstaten van het CIP-verdrag als ook de lidstaten van de Europese Gemeenschap. Er gold tot de wijziging van de Wet wapens en munitie geen specifieke sanctionering voor het invoeren of uitvoeren van ongemarkeerde vuurwapens en hun onderdelen.
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 5
Paragraaf 1. CIP
Op 1juli 1969 werd de ‘Commission Internationale Permanente pour l’Epreuve des Armes â Feu Portatives’ ingesteld, kortweg genoemd de C.l.P. Het C.I.P. is een internationale Organisatie van dertien landen die met elkaar de wederzijdse erkenning van de proefbanktesten vuurwapens en munitie, die de veiligheidstest hebben doorstaan, accepteren.
—
en merktekens op
De leden van de CIP bestaan (momenteel) uit, Oostenrijk, België, Chili, Tsjechië, Finland, Frankrijk, Duitsland, Engeland, Ierland, Hongarije, Italië, Rusland, Slowakije en Spanje. De hoofdoelstellingen van de C.I.P. zijn als volgt: 1.
To select test pressure barrels to measure firing pressure and define the measurement procedures for use by official Proof House to determine pressure generated by test cartridges and the commercial cartridges fired by hunting, sport and defensive firearms and machine tools;
2.
To establish the kinds of procedures to be followed in the official tests used for firearms and machine tools to guarantee every degree of safety
3.
To adopt the most modern measuring techniques for the arms and ammunition testing procedures;
4.
To encourage standardization of chamber and cartridge dimensions, testing methods and ammunition testing procedures;
5.
To examine laws and regulations issued by member states regarding official tests for firearms and a mm u n ition;
6.
To declare which countries act in accordance with standard test and publish a schedule of the proof test marks applied bythe official testing centres of these countries;
7.
In accordance with paragraph 6 above, to retract declarations when necessary, and modify the schedule when conditions are no longer valid.
Proefbanken van de lidstaten zijn verplicht om de testen uit te voeren in overeenstemming met de besluiten van de C.I.P.. Deze besluiten beogen gelijkwaardige eisen voor vuurwapenonderdelen die onder hoge spanning kunnen staan. Proefbanktekens mogen alleen op vuurwapens worden gezet als zij de test met goed gevolg hebben doorstaan.
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 6
Test De test bestaat uit: -
-
-
Een controle voor het afvuren Proefschoten maken Controle van het vuurwapen na de proefschoten
De controle voor het afvuren omvat tevens de veiligheidsaspecten en verificatie van de volgende identificerende markeringen •
Naam fabrikant, handelsnaam of geregistreerd handelsmerk van de fabrikant, of enig ander merk dat de identificatie van het vuurwapen mogelijk maakt
•
Het serienummer van een vuurwapen
•
Het kaliber
Markering en registratievoering De volgende details worden geregistreerd na het afronden van de test •
Testnummer en testdatum
•
Deaardvandetest
•
Identificerende kenmerken van de vuurwapenfabrikant en de persoon die de test heeft verzocht
•
Identificerende details van het vuurwapen
•
In geval van weigering, de reden en de aard van de fout
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 7
In het CIP-verdrag is voorts het volgende bepaald: “the operational sequence of the test procedure prescribed by C.I.P. (Decision XVII-11 which came into force 15.10.83) may be summarised as follows: a)
ldentification marks check (firearm identification): the following marks must be present on at east one of the main firearm pieces:
b) Name, trade name or registered trademark; c)
Serial number;
d) Firearm caliber according tot C.I.P. denomination (for example, 12-70, 243 Win, 9.3x74R)
Proof-test marks and data registration In accordance with C.l.P. Decision XVII-11, the firearm is marked by the proof house with the internationally proof-test marks if it has successfully passed all the previously mentioned test: 1) On all firearms with the exception of revolvers: on each barrel action body, frame or essential item of the closing mechanism; 2) For revolvers: on the barrel, cylinder and frame; 3) An identification mark showing the year of manufacture will also be indicated on all firearms (thus makes it easier to trace the firearm in subsequent years); 4) The barrel weight, internal diameter of each barrel and length of cartridge chamber must also be marked on smooth-bore firearms These data provide what is necessary to check, in the event of an accident, whether the firearm has been modified after the marking.
Record keeping All the data relevant to each firearm tested by the Proof House (serial number, manufacturer’s name and or company presenting it for testing, caliber, dimensions, date, origin) are shown on the certificate which the testing authority issues, and a copy is kept in the archives of the proof house. In this manner, the testing authority hoids a record with the history of all firearms tested in the last 100 years. It is very important to underlirie the importance of these records, since the generally represent the first step along the investigative path concerning a firearm if it has been used for criminal purposes.
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 8
.1... It is possible in this manner to perform the following in real time: -
Check that registration on a firearm is unequivocal (double registration or same registration on different items
-
-
-
-
—
e.g barrel and action body)
Check the type of firearm registered Chronological recording of all operations performed on firearms Immediate tracing of firearm Statistical analysis of registered data
Also every part of the firearrn present in the proof house is immediately traceable and it is possible in real time tot prepare a record card with all the related information: manufacturer, customer, type of firerarm, entry-date, exit-date, billing date and any reasons for rejection. Thus it can be seen that the function of the proof house does not begin and end with the user’s safety check, but it also provides precautionary checks on the manufacture and circulation of firearm which are suppiementary to those made by the police force. In this respect it is worth recalling the importance which the proof house must carry out regarding the correct presence of the serial number and the manufacturer’s mark which enable the product to be identified. 1f firearms come from abroad, the importer must submit them to the proof authority tot perform the same operations envisaged for arms produced within the C.l.P. country.
.1... 1f the serial number is missing from the firearm (which is often the case for foreign firearms), the proof authority punches in a progressive number, which is recorded in a register held at the proof house.
Firearms which do not have testing marks impressed by the testing authority as internationally recognized on the basis of the Brussels Convention are considered to be illegal arms. Brussels Convention and European Directive No. 91/477 C.E.E. Dated 18.06.91 The obligation to test firearms at proof house in the respective States is precisely and uneciuivocally tF, 18 June, 1991, regarding ‘control of the purchase and confirmed in EU Directive No. 91/477 dated possession of arms’.
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 9
Conclusies paragraaf 1. OP basis van de vorenstaande bepalingen van het CIP, zijn de volgende conclusies te trekken. 1.
Op vuurwapens en hun onderdelen kunnen verschillende markeringstekens voor komen, waaronder de fabrikantgegevens, de gegevens met betrekking tot het kaliber, een serienummer en proefbanktekens.
2.
De markeringstekens dienen ter vaststelling dat het gaat om (goed)gekeurde vuurwapens en hun onderdelen en ter identificatie van vuurwapens en hun onderdelen in het belang van de opsporing.
3.
De bepalingen van het CIP-verdrag gelden voor de bij het CIP-verdrag aangesloten partijen EN gelet op de verbindende verklaring va dit verdrag aan de Richtlijn 91/477/EG, tevens voor alle lidstaten binnen de EEG.
4.
De markering dient te zijn aangebracht op elke loop, slede, frame of essentieel onderdeel van het schietmechanisme en bij revolvers op de loop, de cilinder en het frame.
5.
Van elk vuurwapen wat op de proefbank is getest worden gegevens geregistreerd. Het belang van deze registratie vertegenwoordigt de eerste stap voor een onderzoek naar het illegaal gebruik van een vuurwapen.
6.
De registratie kan direct voor het onderzoek inzake tracing van vuurwapens worden benut.
7.
Als vuurwapens vanuit het buitenland worden geiriporteerd, dan is de importeur verplicht deze vuurwapens aan een keuring te onderwerpen, zoals oor de CIP voorgeschreven.
8. Als er geen serienummer in het vuurwapen zit, dan wordt door de proefbank een progressief nummer hierin geslagen. Van dit nummer houdt de proefbank eveneens een register bij. 9.
Vuurwapens die niet zijn voorzien van de vereiste markeringen, worden beschouwd illegaal te zijn.
10. De verplichting om vuurwapens te testen is exact en onmiskenbaar bevestigd in de Europese Vuurwapenrichtlijn 91/477 van 18juni 1991
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 10
Paragraaf 2 Het VN-protocol tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, corn ponenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York 31 mei 2001 Het op 31 mei 2001 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de illegale productie van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie vormt een kader 1 dat de Verdragsluitende Partijen in staat stelt samen te werken bij de preventie en bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit in het algemeen. De Europese Commissie heeft het VN Vuurwapenprotocol op 16januari 2002 ondertekend.
De controle van de grensoverschrilding van vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, en de strafbaarstelling van elke transactie die in strijd is met het protocol, staan centraal in het VN Vuurwapenprotocol. Het protocol beoogt zijn doelstelling te bereiken door de Verdragsluitende Partijen te verplichten bepaalde gedragingen in hun nationale wetgeving strafbaar te stellen.
Het protocol voorziet ten eerste in een uitgebreide procedure met betrekking tot de invoer, uitvoer en doorvoer van vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie. Alvorens grensoverschrijding van een vuurwapen plaatsvindt, dienen de beide Verdragsluitende Partijen hiervoor door middel van het verlenen van een vergunning dan wel autorisatie toestemming te verlenen.
Ter verwezenlijking van zijn doelstelling voorziet het VN Vuurwapenprotocol voorts in de verplichting tot het markeren van vuurwapens. Elk vuurwapen dient na vervaardiging of bij invoering te worden voorzien van een uniek, op mechanische wijze aan te brengen, merkteken, met als doel het vuurwapen en de herkomst van het vuurwapen onmiddellijk te kunnen identificeren en tevens eenvoudig te kunnen traceren, oftewel het systematisch volgen van het vuurwapen en, indien mogelijk, van aanverwante voorwerpen vanaf de fabrikant tot aan de verkoper. Zowel op nationaal als op internationaal niveau is men in de strijd tegen de illegale handel afhankelijk van de mogelijkheden tot het identificeren en traceren van afzonderlijke vuurwapens. Het markeren van vuurwapens draagt aldus in belangrijke mate bij aan de preventie en bestrijding van illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie.
1
Dit kader bevat tevens het Verdrag tegen grensoverschrijdende criminaliteit; het Protocol inzake preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel en het Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht.
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 11
Naar verwachting noopt het protocol daarom slechts tot een beperkte aanpassing van de Nederlandse wetgeving. Met name de bepalingen met betrekking tot de markering van vuurwapens, zullen moeten worden uitgewerkt in de Wet wapens en munitie. (Wwm)
Artikel 3 Onderdelen en componenten Deze begripsbepaling is opgenomen om te voorkomen dat regels betreffende grensoverschriiding van een vuurwapen, kunnen worden omzeild door het vuurwapen simpelweg te demonteren. Daarom is het merendeel vereist (zie artikel 8)
—
het markeren van de onderdelen en componenten van vuurwapens is niet van de voorschriften en strafbepalingen, voortvloeiende uit het protocol, —
eveneens van toepassing op onderdelen en componenten van vuurwapens. Slechts voorwerpen of vervangende voorwerpen die speciaal zijn ontworpen voor een vuurwapen en essentieel ziin voor de werking van een vuurwapen, vallen onder de noemer « onderdelen en componenten». Voorwerpen met andere en bredere toepassingsmogelijkheden vallen aldus niet binnen de begripsbepaling. Ter verduidelijking wordt in het artikel een aantal speciaal voor een vuurwapen ontworpen en voor de werking essentiële voorwerpen genoemd. Artikel 5
Het illegaal verhandelen omvat twee strafbare feiten: de overdracht van of via het grondgebied van een Verdragsluitende Partij naar het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij zonder vergunning of autorisatie, en de overdracht van of via het grondgebied van een Verdragsluitende Partij naar het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij van ongemarkeerde vuurwapens.
Artikel 8 Zonder markering is het individualiseren en daarmee het traceren van een vuurwapen een onmogelijkheid. Daarentegen is het markeren van onderdelen en componenten van vuurwapens om redenen van praktische onuitvoerbaarheid, niet vereist. (Opmerking TM: zie bepaling artikel 3 hiervoor voor de nuancering)
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 12
Conclusies paragraaf 2 1.
Het VN-protocol maakt een onderscheid tussen vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie.
2.
De controle van de grensoverschrijding van vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, en de strafbaarstelling van elke transactie die in strijd is met het protocol, staan centraal in het VN Vuurwapenprotocol
3.
Elk vuurwapen dient na vervaardiging of bij invoering te worden voorzien van een uniek, op mechanische wijze aan te brengen, merkteken, met als doel het vuurwapen en de herkomst van het vuurwapen onmiddellijk te kunnen identificeren en tevens eenvoudig te kunnen traceren
4. Ter voorkoming dat regels betreffende grensoverschrijding van een vuurwapen, kunnen worden omzeild door het vuurwapen simpelweg te demonteren, is het merendeel van de voorschriften en strafbepalingen, voortvloeiende uit het protocol, eveneens van toepassing op onderdelen en componenten van vuurwapens. 5.
Het gaat hierbij om voorwerpen of vervangende voorwerpen die speciaal zijn ontworpen voor een vuurwapen en essentieel zijn voor de werking van een vuurwapen, vallen onder de noemer « onderdelen en componenten».
6.
Voorwerpen met andere en bredere toepassingsmogelijkheden vallen aldus niet binnen de begripsbepaling «onderdelen en componenten».
7.
Het illegaal verhandelen omvat twee strafbare feiten, waarvan één strafbaar feit zich kenmerkt door de overdracht van ongemarkeerde vuurwapens
8.
Artikel 8 stelt dat het markeren niet geldt voor onderdelen, componenten, zij het dat artikel 3 hierbij een wezenlijk onderscheid maakt, zoals vervat in de voorgaande conclusie 5 en 6
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 13
Paragraaf 3 Verordening van het Europees Parlement en de Raad, tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, corn ponenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van maatregelen betreffende uitvoervergunningen en munitie en betreffende de invoer en doorvoer ervan (2010/0147 (COD) PE-CONS 41/11 Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, -
-
-
-
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, Gezien het voorstel van de Europese Commissie Na toezending van het ontwerp van een wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Handelend volgend de gewone wetgevingsprocedure
Overwegende hetgeen volgt:
(3) Teneinde de tracering van vuurwapens te vergemakkelijken en de illegale handel in vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie doelmatig te kunnen bestrijden, (11) Vuurwapens, hun onderdelen en essentiële en munitie, indien geinporteerd uit derde landen, vallen onder het Unierecht en in het bijzonder onder de voorschriften van Richtlijn 91/477/EEG
Hoofdstuk 1: Doel, Definities en Toepassingsgebied Artikel 2 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: 2) “onderdelen”: elk voorwerp of vervangend voorwerp als vermeld in bijlage 1 dat speciaal is ontworpen voor een vuurwapen en essentieel is voor de werking daarvan, met inbegrip van een loop, kast of magazijn, slede of cilinder, grendel of afsluiter, en elke voorziening die is ontworpen of aangepast om het geluid dat door het afvuren van een vuurwapen wordt veroorzaakt, te dempen; 15) ‘illegale handel’: invoer, uitvoer, verkoop, aflevering, vervoer of overbrenging van vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten of munitie vanaf of over het grondgebied van een lidstaat naar het grondgebied van een derde lidstaat, waarbij een van de volgende voorwaarden van toepassing is: a) Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 14
b) c) de ingevoerde vuurwapens op het ogenblik van de invoer niet zijn gemarkeerd met ten minste een eenvoudige markering, waarmee het eerste land van invoer in de Europese Unie kan worden gedentificeerd, of, wanneer de vuurwapens geen dergelijke markering dragen, een unieke markering ter identificatie van de ingevoerde vuurwapens;
Artikel 12 Overeenkomstig hun nationale wetgeving of de heersende praktijk bewaren de lidstaten, gedurende ten minste twintig jaar, alle gegevens met betrekking tot vuurwapens en, waar passend en praktisch uitvoerbaar, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie, welke nodig zijn om die vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie, te traceren en te identificeren en om illegale handel daarin te voorkomen en op te sporen.
Bijlage 1 Volgnr
BESCHRIJVING
GN-CODE
13
Onderdelen die speciaal voor een vuurwapen zijn ontworpen en essentieel zijn voor de werking daarvan, met inbegrip van een loop, kast of magazijn, slede of cilinder, grendel of afsluiter, en elke voorziening die
Ex 9305 10 00
is ontworpen of aangepast om het geluid dat door het afvuren van een
Ex 9305 2900
Ex 9305 21 00
vuurwapen wordt veroorzaakt, te dempen. Ex 9305 99 00 Essentiële componenten van deze vuurwapens: het sluitingsmechanisme, de kamer en de loop van vuurwapens die, als afzonderlijke voorwerpen, vallen onder de categorie waarin het vuurwapen waarvan zij deel uitmaken of waarvoor zijn bestemd zijn, is ingedeeld.
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 15
Conclusies paragraaf 3 1. Vuurwapens, hun onderdelen en essentiële en munitie, indien gernporteerd uit derde landen, vallen onder het Unierecht en in het bijzonder onder de voorschriften van Richtlijn 91/477/EEG 2.
Als onderdelen worden aangemerkt: elk voorwerp of vervangend voorwerp als vermeld in bijlage 1 dat speciaal is ontworpen voor een vuurwapen en essentieel is voor de werking daarvan, met inbegrip van een loop, kast of magazijn, slede of cilinder, grendel of afsluiter, en elke voorziening die is ontworpen of aangepast om het geluid dat door het afvuren van een vuurwapen wordt veroorzaakt, te dempen
3.
De invoer, uitvoer, verkoop, aflevering, vervoer of overbrenging van vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten of munitie vanaf of over het grondgebied van een lidstaat naar het grondgebied van een derde lidstaat, waarbij de ingevoerde vuurwapens op het ogenblik van de invoer niet zijn gemarkeerd met ten minste een eenvoudige markering, waarmee het eerste land van invoer in de Europese Unie kan worden getlentificeerd, of, wanneer de vuurwapens geen dergelijke markering dragen, een unieke markering ter identificatie van de ingevoerde vuurwapens, wordt aangemerkt als illegale handel
4.
Gegevens met betrekking tot vuurwapens en, waar passend en praktisch uitvoerbaar, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie, welke nodig zijn om die vuurwapens, hun onderdelen en essentiële componenten en munitie, te traceren en te identificeren en om illegale handel daarin te voorkomen en op te sporen, dienen twintig jaar opgeslagen te worden
5.
In Bijlage 1 zijn de onderdelen benoemd die onder de markeringsplicht vallen, namelijk de onderdelen die speciaal voor een vuurwapen zijn ontworpen en essentieel zijn voor de werking daarvan, met inbegrip van een loop, kast of magazijn, slede of cilinder, grendel of afsluiter, en elke voorziening die is ontworpen of aangepast om het geluid dat door het afvuren van een vuurwapen wordt veroorzaakt, te dempen
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 16
Paragraaf 4 Richtlijn 2008/51 van 21 mei 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van vuurwapens. Richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving van het voorhanden hebben van vuurwapens. Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
Overwegende hetgeen volgt (1) Richtlijn 91/477/EEG vormt een begeleidende maatregel van de interne markt. De richtlijn brengt een evenwicht tot stand tussen de verplichting een zekere mate van vrij verkeer voor bepaalde vuurwapens binnen de Europese Gemeenschap te waarborgen. En anderzijds de noodzaak deze vrijheid in te perken door bepaalde aan dit type producten aangepaste beveiligingsmaatregelen. (2) Overeenkomstig Besluit 2001/748/EG van de Raad van 16 oktober 2001 betreffende ondertekening namens de Europese Gemeenschap van het Protocol betreffende bestrijding van illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie, gehecht aan het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit, heeft de Commissie namens de Gemeenschap dat protocol (hierna ‘het protocol’) ondertekend op 16januari 2002 (3)
.../...
(4)
.../...
(5) Vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie, indien gernporteerd uit derde landen, vallen onder communautaire wetgeving en bijgevolg onder de voorschriften van Richtlijn 91/477/EEG (6) Met het oog daarop dient verduidelijkt te worden wat in de zin van Richtlijn 91/477/EEG verstaan wordt onder de begrippen illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, onderdelen daarvan en tracering (7) Bovendien bepaalt het protocol dat vuurwapens gemarkeerd dienen te worden bij de vervaardiging, en ook wanneer uit staatsvoorraden afkomstige vuurwapens met het oog op permanent civiel gebruik op de civiele markt worden gebracht, terwijl Richtlijn 91/477/EEG alleen een indirecte verwijzing naar verplichte markering bevat. Teneinde de tracering van vuurwapens te vergemakkelijken, is het noodzakelijk alfanumerieke codes te gebruiken en in de markering het jaar van vervaardiging van het vuurwapen op te nemen (indien dit niet reeds onderdeel uitmaakt van het serienummer). In de gehele Gemeenschap dient zoveel
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 17
mogelijk gebruik te worden gemaakt van het Verdrag van 1juli 1969 inzake wederzijdse erkenning van keurmerken op handvuurwapens als referentie voor het markeringssysteem
Artikel 1 Amendementen op Richtlijn 91/477/EEG a)
.../...
b)
De volgende leden worden ingevoegd: 1 bis, in de zin van deze richtlijn wordt onder ‘onderdeel’ verstaan elk element of vervangingselement dat specifiek voor een vuurwapen is gemaakt en van essentieel belang is voor de werking ervan, met inbegrip van een loop, een frame- of kastgroep, slede of cilinder, grendel of afsluiterblok, en enig hulpstuk dat is ontworpen of aangepast om het geluid van het vuren van een vuurwapen te verminderen.
c) .1... d) De volgende leden worden ingevoegd: 2 bis. In de zin van deze richtlijn wordt onder illegale vervaardiging verstaan de vervaardiging en assemblage van vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie: i)
Op basis van ongeacht welk essentieel onderdeel van dergelijke illegaal verhandelde vuurwapens;
ii)
Zonder een in overeenstemming met artikel 4 afgegeven vergunning van een bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de vervaardiging of assemblage plaatsvindt
iii)
Zonder de geassembleerde vuurwapens bij de vervaardiging te markeren overeenkomstig artikel 4, lid 1
Artikel 4 1.
De lidstaten zorgen ervoor dat een op de markt gebracht vuurwapen of onderdeel daarvan wordt gemarkeerd en geregistreerd in overeenstemming met deze richtlijn, dan wel onbruikbaar wordt gemaakt.
2. Ten hoeve van de identificatie en tracering van elk geassembleerd vuurwapen stellen de lidstaten bij de vervaardiging van elk vuurwapen de volgende eisen: a.
Dat er een unieke markering met de naam van de fabrikant, het land of de plaats van vervaardiging, het serienummer en het jaar van vervaardiging (indien dit niet reeds onderdeel uitmaakt van het serienummer) wordt aangebracht. Zulks onverminderd de aanbrenging van de merknaam van de fabrikant. Hiertoe kunnen de lidstaten
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 18
ervoor kiezen de bepalingen van het Verdrag van 1juli 1969 inzake wederzijdse erkenning van keurmerken op handvuurwapens toe te passen, dan wel b.
De enig andere unieke en gebruikersvriendelijke markering wordt gehandhaafd met een nummer of alfanumerieke code aan de hand waarvan alle staten het land van vervaardiging eenvoudig kunnen vaststellen.
De markering wordt aangebracht op een essentieel onderdeel van het vuurwapen dat van dien aard is dat het vuurwapen bij vernietiging van deze component onbruikbaar zou worden.
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 19
Conclusies paragraaf 4 1. Vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie, indien gernporteerd uit derde landen, vallen ingevolge de Richtlijn 91/477 onder communautaire wetgeving en bijgevoig onder de voorschriften van Richtlijn 01/477/EEG 2.
Richtlijn 91/477 bevat een indirecte verwijzing naar de markeringsplicht (verwijzing naar de CIP-regelgeving) welke met de aanpassing in 2008/51 is verduidelijkt.
3.
Onder illegale vervaardiging verstaan de vervaardiging en assemblage van vuurwapens, onderdelen daarvan en munitie, zonder de geassembleerde vuurwapens bij de vervaardiging te markeren overeenkomstig artikel 4, lid 1
4.
De markering dient te worden aangebracht op een essentieel onderdeel van het vuurwapen dat van dien aard is dat het vuurwapen bij vernietiging van deze component onbruikbaar zou worden.
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 20
Paragraaf 5 Wijziging van de Wet wapens en munitie in verband met de implementatie van de richtlijn 2008/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 mei 2008 tot wijziging van de richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010-2011, 32 721, nr. 2, 3 en 4) Kamerstukken 32 721, nr. 2 Artikel 32a 1.
Een vuurwapen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, in samenhang met biilage 1, van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van vuurwapens (PbEG L256) dat wordt vervaardigd of op de markt gebracht is, voorzien van een unieke markering of is voor gebruik als zodanig ongeschikt gemaakt.
2.
3.
De markering bevat: a.
De naam van de fabrikant
b.
Het land of de plaats van vervaardiging
c.
Het serienummer en het jaar van vervaardiging (indien het jaar van vervaardiging niet reeds onderdeel uitmaakt van het serienummer.)
De markering is aangebracht op een wezenlijk onderdeel van het vuurwapen dat van dien aard is dat het vuurwapen bij vernietiging van dit onderdeel onbruikbaar zou worden.
Kamerstukken 32 721, nr. 3 Transponeringstabel in verband met de implementatie van de bepalingen van Richtlijn 2008/51/EG Richtlijn 2008/51
Te implementeren in
Beleidsruimte
Toelichting invulling beleidsruimte
de Wet wapens en munitie, tenzij anders vermeld Artikel 1, eerste lid
Behoeft geen
onderdeel b, nieuw artikel 1 bis
implementatie (volgt
(onderdeel van een
Wwm)
Nvt
Nvt
uit art 3, eerste lid
vuurwapen)
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 21
Arti keisgewijs
c Artikel 32a
In artikel 4, tweede lid, van de Vuurwapenrichtlijn (nieuw) is bepaald dat de markering dient te worden aangebracht op een essentieel onderdeel van het vuurwapen dat van dien aard is dat het vuurwapen bij vernietiging van deze component onbruikbaar zou worden. Deze verplichting is gernplementeerd in het derde lid van dit artikel. Niet uitgesloten is dat er meerdere wezenlijke onderdelen gemarkeerd zijn. Bij een pistool zijn de wezenlijke onderdelen: de loop, de kast en de slede. Bij een revolver zijn dit: de loop, de kast en de cilinder. Bij een geweer tot slot, zijn het: de loop, de grendel en het staartstuk.
Conclusies paragraaf 5 1.
De markeringsplicht gold in de Nederlandse wetgeving al voor de onderdelen, aangezien de implementatie van Richtlijn 2008/51 geen nadere wijziging van de Wet wapens en munitie vergde. Artikel 3, eerste lid van de Wwm stelde al dat regels aangaande vuurwapens van toepassing zijn op essentiële onderdelen hiervan.
2.
De markering moet aangebracht worden op een essentieel onderdeel dat invloed heeft op de werking van het vuurwapen. Ingevolge artikel 4, tweede lid van de Richtlijn 2008/51 irt 91/477/EG is dit bepaald. Niet uitgesloten is dat er meerdere wezenlijke onderdelen gemarkeerd zijn. De markeringsplicht op vuurwapens dient dus op meerdere wezenlijke onderdelen doorgevoerd te worden.
3.
Gelet op de bepaling van het VN-Protocol
immers ter voorkoming dat regels betreffende grensoverschrijding van een vuurwapen, kunnen worden omzeild door het vuurwapen —
simpelweg te demonteren, is het merendeel van de voorschriften en strafbepalingen, voortvloeiende uit het protocol, eveneens van toepassing op onderdelen en componenten van vuurwapens.
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 22
Paragraaf 6 Markeringsplicht niet van toepassing op...
In de voorgaande paragrafen zijn de verschillende regelgevingen met betrekking tot de markeringsplicht benoemd. De markeringsplicht kent ook uitzonderingen. In deze paragraaf worden de uitzondering benoemd. Het C.l.P.-verdrag van 1juli 1969. Het C.l.P. verdrag normeert de gegevens en de onderdelen (limitatief) van vuurwapens waarop deze gegevens aanwezig moeten zijn. De limitatieve benoeming houdt tevens in dat op overige onderdelen van de vuurwapens geen markeringsplicht van toepassing is. VN-protocol tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens In artikel 3 is bepaald dat slechts voorwerpen of vervangende voorwerpen die speciaal zijn ontworpen voor een vuurwapen en essentieel zijn voor de werking van een vuurwapen vallen onder de noemer
. Voorwerpen met een andere en brede toepassingsmogelijkheden vallen aldus niet binnen de begripsbepaling. Voorts is in artikel 3 bepaald dat antieke vuurwapens en nabootsing hiervan zijn uitgesloten van de werking van het protocol, met dien verstande dat de definitiebepaling de verdragsluitende partijen de mogelijkheid biedt de begrippen en overeenkomstig hun nationale rechten te definiëren. In artikel 8 van het VN protocol is bepaald dat het markeren van onderdelen en componenten niet vereist als dit markeren om redenen van praktische onuitvoerbaarheid niet uitgevoerd kan worden. Verordening Europees Parlement (2010/0147(COD)PE-CONS 41/11) In artikel 3 van de verordening is bepaald in welke gevallen deze verordening niet van toepassing is. Buiten de transacties tussen lidstaten, militaire en politievuurwapens, is ten aanzien van verzamelaars en instellingen bepaald dat de verordening niet van toepassing is op: ‘verzamelaars en instellingen die zich bezig houden met culturele en historische aspecten van vuurwapens, hun onderdelen, essentiële componenten en munitie, en die als zodanig erkend zijn voor de toepassing van deze verordening door de lidstaat waarin zij gevestigd zijn, op voorwaarde dat traceringsmaatregelen zijn genomen’ (art 3 lid 1 onder d) Onbruikbar genaakte vuurwapens (art 3 lid 1 onder e) Antieke vuurwapens of nabootsingen hiervan zoals gedefinieerd overeenkomstig de nationale wetgeving, met dien verstande dat na 1899 vervaardigde vuurwapens niet onder antieke vuurwapens vallen (art 3 lid 1 onder f)
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 23
Richtlijn 2008/51 tot wijziging van richtlijn 91/477 Krachtens artikel 2 lid 2 van de Richtlijn 91/477 is de richtlijn (dus ook de markeringsplicht) niet van toepassing op onder meer de verwerving en het voorhanden hebben, overeenkomstig de nationale wetgeving van vuurwapens en munitie door verzamelaars en instellingen met een cultureel of historisch oogmerk op vuurwapengebied, die als zodanig erkend zijn in de lidstaat waarin zij gevestigd zijn. Wijziging Wet wapens en munitie Alleen vuurwapens die kwalificeren als vuurwapen in de zin van de Wet wapens en munitie hoeven gemarkeerd te worden wanneer ze op de markt worden gebracht of worden e e e, vervaardigd. N de zin van de Wwm zijn dat categorie II onder 1 tot en met 4 en 7 categorie III e 1 e 4 onder en niet zijnde een wapen als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onder b tot en met e
van de Rwm. Voorgoed onbruikbaar gemaakte vuurwapens, alarm- of signaalpistolen, vuurwapens voor reddingsactiviteiten en antieke vuurwapens of nabootsingen daarvan hoeven niet gemarkeerd te worden
Conclusies paragraaf 6 De markeringsplicht -
-
-
-
-
-
is niet van toepassing op militaire vuurwapens en politievuurwapens beperkt zich tot met name genoemde onderdelen hoeft niet te worden toegepast als dit niet uitvoerbaar is is niet van toepassing op onderdelen met een brede toepassingsmogelijkheid is niet van toepassing op antieke vuurwapens en nabootsingen is niet van toepassing op onklaar gemaakte vuurwapens
Rapport inzake de markeringsplicht vuurwapens
Pagina 24
ADVIES A/078 Onderdelen en huipstukken van het airsoftapparaat
AANVRAAG NR. A1078
Datum
: 5september2013
Aanvrager : Ministerie van Veiligheid en Justitie Dienst Justis Casus Airsoftapparaten worden geschaard onder categorie l sub 7 wapens. Bepaalde handelingen zijn onder voorwaarden vrijgesteld. Hetgeen in de Regeling is bepaald omtrent airsoftapparaten geldt ook voor onderdelen van airsoftapparaten, voor zover deze als onderdelen in de zin van artikel 3 lid 1 WWM zijn aan te merken. Op onderdelen van airsoftapparaten die niet als onderdelen in de zin van voornoemd artikel zijn aan te merken, zijn de bepalingen van de WWM betreffende categorie 1 onder 7° wapens niet van toepassing. De wijziging van de Regeling is daarop dan ook niet van toepassing (toelichting op wijziging Regeling). Artikel 3 lid 1 WWM regelt dat “de bepalingen betreffende wapens mede van toepassing zijn op onderdelen en hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor die wapens en van wezenlijke aard zijn.” Vraag Douane. In verband met het toezicht op het in- en uitvoeren in en uit de Europese Unie van onderdelen van airsoftapparaten wil de Douane weten welke onderdelen van airsoftapparaten specifiek en wezenlijk zijn in de zin van artikel 3 WWM. Die onderdelen vallen dan immers ook in categorie 1, sub 7.
ADVIES VAN
Subwerkgroep Techniek.
ADVIES-DATUM
December 2013
ADVIES
Ontvangen stukken Adviesaanvraag Adviesaanvraaci Welke onderdelen van het airsoftapparaat zijn specifiek en wezenlijk in de zin van artikel 3 WWM? Behandeling December 2013, digitaal overleg leden werkgroep advies, subwerkgroep techniek. Plenaire bespreking in de Werkgroep Advies WWM, februari 2014.
—1—
Standpunt aanvrager Onderdelen die onder de werking van de WWM vallen zijn onderdelen en hulpstukken van een categorie 1 onder 7 voorwerp airsoftapparaat welke specifiek en wezenlijk zijn in de zin van artikel 3 WWM, waardoor het voorwerp op een echt vuurwapen gaat lijken. Te denken valt aan (niet limitatief) de kast (frame), de loop, slede, cilinder, magazijn, de grendel of afsluiter of een combinatie van die onderdelen, ongeacht het materiaal waaruit deze onderdelen zijn vervaardigd. -
Beoordeling vragen Artikel 3 WWM De bepalingen betreffende wapens zijn mede van toepassing op 1. onderdelen en huipstukken die specifiek bestemd zijn voor die wapens en van wezenlijke aard zijn. De bepalingen betreffende munitie zijn mede van toepassing op 2. onderdelen van die munitie, voor zover geschikt om munitie van te maken. Artikel 1 RWM 1. In deze regeling wordt verstaan onder: h. airsoftapparaat: lucht-, gas-, of veerdrukwapen met een maximum schotkracht van 3,5 joules, welk wapen voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis toont met vuurwapens;
Gezien het bovenstaande is een airsoftapparaat een voorwerp dat valt onder categorie 1 onder 7. Munitie welk met dit voorwerp wordt verschoten is geen munitie in zin van de wet omdat het niet door middel van een vuurwapen wordt afgeschoten. Alleen munitie voor categorie II en III wapens valt onder de WWM. Artikel 3 lid 1 WWM is ook van toepassing op onderdelen van airsoftapparaten (toelichting op wijziging Regeling: Hetgeen in de Regeling is bepaald omtrent airsoftapparaten geldt ook voor onderdelen van airsoftapparaten, voor zover deze als onderdelen in de zin van artikel 3, eerste lid, van de WWM zijn aan te merken.). Over huipstukken meldt de toelichting niets. Hulpstukken voor airsoftapparaten vallen in de visie van de Werkgroep dan ook niet onder de WWM. 1.2.3.CWM De Circulaire Wapens en Munitie 2013 Onderdelen en hulpstukken van wapens Artikel 3 lid 1 WWM stelt dat de bepalingen betreffende wapens mede van toepassing zijn op onderdelen en hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor die wapens en van wezenlijke aard zijn.
Uitgaande van deze bepaling kunnen met betrekking tot vuurwapens de hierna genoemde onderdelen worden aangemerkt als onderdelen waarop de WWM van toepassing is, als deze onderdelen: onontbeerlijk zijn voor het functioneren als vuurwapen; in sterke mate de werking van het vuurwapen mede bepalen: de werking van het vuurwapen kunnen wijzigen: het vuurwapen identificeren, hetzij door ingeslagen nummers hetzij door bij het afvuren sporen achter te laten op de patroonhuls of de kogel. -
-
-
-
-7-
Onderdelen van airsoftapparaten Op onderdelen van het airsoftapparaat is de omschrijving van onderdelen in de CWM niet van toepassing omdat deze gaat over onderdelen van vuurwapens. Maar wel kan uit deze omschrijving worden geconcludeerd dat een onderdeel van een wapen als specifiek bestemd en van wezenlijke aard kan worden aangemerkt als het onderdeel: • onontbeerlijk is voor het functioneren; • de werking van het wapen mede bepaalt; • de werking van het wapen kan wijzigen of; • het wapen kan identificeren (in de vorm van bijvoorbeeld een merkteken). Het bijdragen van een onderdeel aan het uiterlijk van een airsoftapparaat wordt in de WWM en de CWM niet aangemerkt als specifiek bestemd of van wezenlijke aard. Als enig onderdeel dat eventueel als specifiek bestemd en van wezenlijk karakter voor de werking van een airsoftapparaat kan worden beschouwd is het mechanisme waarmee de balletjes worden afgeschoten. Maar dat mechanisme kan ook dienen voor een categorie IV wapen, waardoor het niet specifiek bestemd is voor een airsoftapparaat. Advies: Artikel 3 lid 1 WWM is van toepassing op onderdelen van airsoftapparaten als deze onderdelen specifiek bestemd en van wezenlijke aard zijn voor een airsoftapparaat. Er zijn de Werkgroep geen onderdelen bekend die hieraan voldoen. Hulpstukken voor airsoftapparaten vallen niet onder de Wwm. Artikel 3 lid 1 WWM is in de huidige vorm niet van toepassing op onderdelen die alleen bijdragen aan de uitstraling van een wapen, Als dat wenselijk geacht zou worden is een aanpassing van het betreffende artikel noodzakelijk. De Werkgroep ziet hiertoe echter geen aanleiding. Conclusie: Onderdelen van airsoftapparaten zijn niet aan te merken als onderdelen in de zin van artikel 3 lid 1 WWM.
BIJLAG
EN
-3-