Met de steun van:
Actuele situatie van Roma in Schaarbeek Ann Trappers Regionaal Integratiecentrum Foyer Brussel, 3/6/2014
Inhoud 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 2 1.1 Spreken over Roma ................................................................................................................... 2 1.2 Gestrande Romafamilies in en om het station Brussel-Noord.................................................. 3 2. Roma in Schaarbeek ............................................................................................................................ 4 2.1 Aantallen, evolutie en spreiding ................................................................................................ 4 2.2 Groepen ..................................................................................................................................... 7 3. Dagelijks leven van Roma in Schaarbeek .......................................................................................... 12 3.1 Specifieke situatie en noden ....................................................................................................... 12 3.2 Samenleven in de buurt .............................................................................................................. 20 4. Tot slot ............................................................................................................................................... 28
1
1. Inleiding De samenstelling van de bevolking in een stad als Brussel is aan voortdurende evoluties en verschuivingen onderhevig. Eén van de demografische trends sinds de eeuwwisseling is de sterke toename van het aantal Oost-Europeanen, in het gehele gewest en zeker ook in Schaarbeek. Voorliggend document brengt de actuele situatie van de Oost-Europese Romabevolking in Schaarbeek in kaart. Deze analyse maakt deel uit van het project “Etude – Formation – Action Roms” van de gemeente Schaarbeek (Programme de Prévention Urbaine). Dit onderzoek peilde naar demografische gegevens over de aanwezige Romabevolking, naar haar specifieke noden en naar de relatie tussen de Romabevolking en de gemeente. In de periode januari – april 2014 bevroegen we een reeks Schaarbeekse diensten en organisaties1 naar hun ervaringen met Roma. We peilden daarbij vooral naar drempels en opportuniteiten. Gaandeweg werd duidelijk dat bepaalde ervaringen en ideeën rond Roma steeds terugkwamen. We kozen daarom voor een thematische structurering van de analyse, en niet voor een overzicht per dienst, wat een repetitief beeld zou opleveren. Naast de diensten en organisaties bevroegen we bijkomend 22 Romafamilies van Roemeense, Bulgaarse en Ex-Joegoslavische origine2. De bevragingen werden uitgevoerd door een medewerker van Foyer in samenwerking met het team bemiddelaars; bij huisbezoeken aan Romafamilies was steeds een Roma-bemiddelaar aanwezig.
1.1 Spreken over Roma Als we het in deze analyse hebben over de Oost-Europese Roma als etnische categorie, over wie spreken we dan? Kunnen we wel over hen als groep spreken? Is dit niet discriminerend? Tijdens de gesprekken die we met de gemeentelijke en andere diensten voerden in het kader van dit onderzoek, kwam deze vraag vaak al snel spontaan naar boven. Medewerkers gaven aan Roma niet als zodanig te kunnen of willen definiëren. Dat men niet geneigd is snel een label op mensen te plakken uit angst dat dit stigmatiserend overkomt, is op zich een positieve reflex. Echter, wanneer aan een etnische identiteit een dergelijk stigma kleeft, en wanneer mensen dat aspect van hun identiteit bewust gaan verbergen uit angst om te worden afgewezen of uitgesloten, is er iets aan de hand waaraan we niet zomaar mogen voorbijgaan. Het is een signaal dat deze mensen hoe dan ook als groep worden gepercipieerd en dat aan het behoren tot deze groep een negatieve connotatie kleeft. De Raad van Europa pleit als onderdeel van haar tien basisprincipes voor het werken met Roma voor een beleid dat “expliciet maar niet exclusief” is. Dit wil zeggen dat Roma expliciet als doelgroep 1
Coördinatie Gemeenschapswachten, Maison des Médiations (coördinatie, schoolbemiddeling, huisvestingsbemiddeling), Straathoekwerkers (coördinatie, Gaucheretplein, Dupontstraat), Prévention de la Récidive, Dienst Bevolking, Dienst Urbanisme, Nabijheidspolitie, Contrat de Quartier Coteaux-Josaphat, Harmonisation Sociale Schaerbeekoise, Espace P, Soleil du Nord (coördinatie, juridische dienst), 2 schoolbemiddelaars. 2 Bulgaarse families gevestigd in: Rue Robiano (2), Rue Philomène, Rue Josaphat, Avenue de la Reine, Rue des Palais (2), Rue Masui, Rue Gaucheret (2), Rue Vandermeersch. Roemeense families gevestigd in : Rue de la Poste, Rue du Progrès, Rue Dupont, Avenue de la Reine, Boulevard Général Wahis, Rue du Pavillon, Chaussée d’Helmet (3). Ex-Joegoslavische families gevestigd in : Rue Vandeweyer, Rue des Coteaux.
2
worden omschreven, zodat op maat kan worden gewerkt, maar dat andere groepen voor wie de aanpak in kwestie relevant is omdat ze met vergelijkbare socio-economische problemen te maken hebben, niet worden uitgesloten. Dit lijkt ons een goed vertrekpunt. De benaming “Roma” (wat in het Romanes ‘(gehuwde) man’ betekent) wordt, in verschillende varianten, door veel Romagroepen voor zichzelf gebruikt, ook in Schaarbeek. Hoewel niet alle Roma dezelfde benaming gebruiken, en ook de interne diversiteit zeer groot is wat betreft traditionaliteit en mate van integratie in de samenleving, blijft toch steeds notie aanwezig van een duidelijk onderscheid tussen de Roma enerzijds en de Gadjé (burgers, boeren) anderzijds. Verschillende Roma-groepen organiseren zich op niveau van hun (uitgebreide) families, die zich kenmerken door bepaalde gewoontes, gebruiken, regels en waardensystemen. Naast de term “Roma” worden nog andere benamingen gebruikt voor deze bevolking, zowel door de families en groepen zelf als door de niet-Roma. De veelheid aan termen (Roms, Manouche, Gypsies, Tsiganes, Gitans,…) zorgt wel eens voor verwarring. We houden het hier daarom op de internationaal erkende term “Roma”. Een belangrijk onderscheid dat we wel willen benadrukken, is het onderscheid tussen de doorgaans sedentaire Roma die recent (gedurende de laatste decennia) naar België zijn gekomen, en de Woonwagenbewoners (ook Roms, Manouche of Sinti genoemd) die (gedeeltelijk) wonen of rondtrekken in woonwagens. Zij zijn meestal al generaties lang in WestEuropa. Aangezien de interne diversiteit groot is binnen de Romabevolking, gaan we in een eerste deel wat dieper in op de verschillende groepen Oost-Europese Roma in Schaarbeek. Maar we kunnen ons verhaal niet beginnen zonder op zijn minst even te verwijzen naar de crisis van 2011/2012 en de sporen die zij naliet.
Gestrande Romafamilies in en om het station Brussel-Noord Tijdens onze gesprekken met gemeentediensten en Schaarbeekse organisaties over de Roma, kwamen de gebeurtenissen uit 2011/2012 in en om het Station Brussel-Noord steevast spontaan ter sprake. Tientallen Roma zonder vaste verblijfplaats kampeerden toen in het station. Eerst ging het om een aantal Slowaakse families uit Kosice; later sloten zich Roemeense, Kosovaarse, Bulgaarse en Servische families bij hen aan. Een kleine vijftig Roma verbleef ook gedurende enige tijd vóór de gebouwen van Soleil du Nord op het Gaucheretplein en vervolgens in een pand aan de Haachtsesteenweg. De problematiek van ronddolende gezinnen startte in feite al met de grootschalige opvangcrisis van 2009, toen Fedasil ten gevolge van het capaciteitsprobleem families die niet meer in aanmerking kwamen voor een asielaanvraag uit de onthaalcentra moest verwijderen. Het ging dan vooral om Roma uit EU-lidstaten. In de daaropvolgende maanden en jaren verbleven thuisloze Romafamilies tijdelijk her en der in Brussel; niet alleen in Schaarbeek, maar ook in Elsene, Anderlecht, Sint-Joost,… Ook de uitwijzingen van Roma uit Frankrijk in 2010 leverden een aantal dolende families op, waarvan sommigen in Brussel terechtkwamen.3
3
Bron: “Histoire de l’Errance des Familles dites Roms Migrantes à Bruxelles de 2009 à Aujourd’hui”. Rapport van CIRE en Médecins du Monde, oktober 2013
3
De problematiek van families die kampeerden in het Noordstation werd chronisch en de situatie werd na verloop van tijd onhoudbaar. Door mensen die er van nabij bij betrokken waren, werd deze toestand “een schok” genoemd of “een trauma”. De situatie was alleszins “ongezien”. “Er was niet alleen de confrontatie met de ellende van de gezinnen op zich, maar ook met een totaal andere manier van denken,” aldus een gemeenschapswacht. Een straathoekwerker van Soleil du Nord wees op het grote verschil tussen de families uit de buurt en de “familles en errance”. In de periode van de problemen met de dakloze families in het Gaucheretpark werd het team voor het eerst in zijn carrière geconfronteerd met de ellende van de gestrande families enerzijds en anderzijds conflicten tussen de kamperende Roma en Roma uit de buurt. Het is zeer belangrijk om goed voor ogen te houden dat het hier ging om een specifieke groep Roma in een uitzonderlijke situatie en daarbij nog eens om een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Hoewel anno 2014 nog Romafamilies op de dool zijn in Brussel – waarvan we er sporadisch nog enkele kunnen aantreffen in het Noordstation – was de grootschaligheid van de crisis in 2011-2012 geen fenomeen dat zich vaak voordoet. Ook commissaris Remue van de Nabijheidspolitie stelt vast dat families niet meer massaal en totaal onvoorbereid in Brussel neerstrijken, wellicht doordat “men heeft ingezien dat dit geen goede manier is om naar België te komen” (gesprek op 13/02/2014).
2. Roma in Schaarbeek 2.1 Aantallen, evolutie en spreiding Aan het einde van de 20e en het begin van de 21e eeuw is het aantal inwoners in Schaarbeek van Oost-Europese herkomst sterk gestegen, net als in de rest van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Een eerste golf Oost-Europeanen bestond hoofdzakelijk uit mensen die asiel aanvroegen; vervolgens kwamen, mede onder invloed van de uitbreiding van de EU, steeds meer arbeidsmigranten. De grootste groep Oost-Europeanen in het BHG (en in schaarbeek) zijn de Polen, maar onder hen zijn er weinig Roma. De meeste Roma die men in Brussel aantreft, komen uit Roemenië, Bulgarije, of de opvolgerstaten van Ex-Joegoslavië. Een kleinere, maar significante groep is afkomstig uit Slowakije. Roemeense en Bulgaarse onderdanen vormen de sterkst stijgende Oost-Europese nationaliteiten in Brussel: het aantal (geregistreerde) Bulgaren verdrievoudigde tussen 2006 en 2010 en het aantal Roemenen verviervoudigde. Deze tendens stellen we ook vast in Schaarbeek, maar er dient wel te worden opgemerkt dat de nieuwe Oost-Europese bevolking niet erg standvastig is. Er zijn bij deze groep enorm veel ambtshalve schrappingen (radiations d’office), naar aanleiding van politiecontroles op aangeven van huiseigenaars of buren. We weten natuurlijk niet waar deze mensen heen gaan, enkel dat ze hun woning hebben verlaten. Ambtshalve schrappingen zijn belangrijk om de registers goed up to date te houden, anders ontstaat al snel een vertekend beeld. Tijdens huisbezoeken hoorden we vaak over Romafamilies die verhuisden, niet alleen binnen Brussel, maar ook naar andere Belgische of Europese steden, afhankelijk van kansen op werk en/of de aanwezigheid van familie of kennissen ter plaatse. 4
Met de toetreding van Slovakije tot de EU in 2004 en van Roemenië en Bulgarije in 2007 was het vrij verkeer in Europa ook voor Roma uit deze landen van herkomst een feit. Voor Roemenen en Bulgaren bleef de Belgische arbeidsmarkt echter gesloten, op uitzonderlijke gevallen en de knelpuntberoepen na. Een oplossing om toch legaal in België te kunnen werken, was voor velen het zelfstandigenstatuut. Tussen 2007 en 2011 maken de Roemenen maar liefst 45% uit van de groei van het aantal zelfstandigen en helpers in het BHG. In absolute cijfers komt dit neer op een stijging van 6.410 zelfstandige ondernemers en helpers, de meeste in de bouwsector. Ook het aantal Bulgaarse ondernemers stijgt in deze periode, iets minder spectaculair, maar toch nog zeer sterk (cijfers: RSVZ). We weten dus dat we hier te maken hebben met een grote en actieve groep nieuwkomers. Exacte cijfers over het aantal Roma in Schaarbeek of in het BHG zijn uiteraard niet voorhanden, doordat er geen etnische registratie gebeurt. We kunnen ons dus enkel baseren op schattingen. Een eerste indicatie is het aantal inwoners uit de belangrijkste landen van herkomst van de aanwezige Roma. Voor de Bulgaren en de Roemenen zie we in Schaarbeek (net als in de rest van het BHG) een exponentiële stijging gedurende de laatste jaren, waarbij we kunnen zien hoe de Bulgaren de Roemenen voorbijsteken: Grafiek: Aantallen Bulgaarse en Roemeense onderdanen, geregistreerd in Schaarbeek (bronnen: ADSEI voor cijfers 2008 en 2010, gemeente voor cijfers 2012)
Het aandeel van de Roma in dit totaal kunnen we slechts schatten en daarvoor zijn we aangewezen op mensen die de gemeenschap zeer goed kennen – in de eerste plaats mensen uit de gemeenschap zelf.
5
De schatting werd uitgevoerd eind 2013 en begin 2014. We baseerden ons in de eerste plaats op gesprekken met Roma-informanten die vanwege hun positie binnen de eigen gemeenschap (religieus leider, bemiddelaar, winkelier,...) of de duur van hun verblijf in Brussel een zeker overzicht hadden van het totaal van de Roma-bevolking uit de eigen streek of het eigen land en van de evolutie van die bevolking. Daarnaast werden mensen bevraagd die professioneel met Roma in contact komen (sociaal werkers, OCMW-medewerkers, lokale politie, verenigingen,…). Roma-respondenten werd telkens gevraagd een schatting te maken van het aantal aanwezige Romafamilies uit de eigen herkomstregio en, indien ze daar kennis van hadden, uit andere regio’s. We vroegen om zo gedetailleerd mogelijk groepen op te delen volgens kleinere entiteiten als familieclans of religieuze gemeenschappen. Door al deze schattingen naast elkaar te leggen, ontstond een globaal beeld van het geschatte aantal Roma in Schaarbeek en het BHG als geheel. Het totale aantal Roma in Brussel, ongeacht land van herkomst, schommelt rond de 10.000. Schaarbeek is anno 2014 één van de Brusselse gemeenten met de grootste Oost-Europese Romabevolking. We mogen uitgaan van een totaal van zo’n 3.500 à 4.200 Roma van diverse origine4 volgens deze verdeling: 1.600 à 1.800 Roemenen, 1.600 à 2.000 Bulgaren en 300 à 400 ExJoegoslaven. Roma concentreren zich in een aantal buurten, waarbij sommige groepen echter een meer geconcentreerd vestigingspatroon vertonen dan anderen. Roemeense Roma treffen we in heel Schaarbeek aan, met duidelijke concentraties in de buurten waar men goedkoper kan huren (Noordwijk, Liedtsplein, Koninginneplein, Haachtsesteenweg,…). Men probeert in de buurt te gaan wonen van verwanten en bekenden. Bij Roma uit voormalig Joegoslavië zien we een gelijkaardig vestigingspatroon, maar waar Schaarbeek voor Roemeense Roma één van de belangrijkste woongemeenten is, zijn de Macedonische, Servische en Kosovaarse Roma gelijkmatiger verspreid over een hele reeks gemeenten. Bulgaarse Roma spreken vaak Turks (zie hieronder) en zoeken hoofdzakelijk de Turkse buurten op in Brussel. Ook Bulgaarse Roma gaan doorgaans wonen op plaatsen en in gemeentes waar reeds familieleden of mensen uit dezelfde regio wonen. Velen van hen vindt men terug in specifieke straten en soms op specifieke adressen van Turkse huiseigenaars waar eventueel verschillende Bulgaarse Romafamilies aanwezig zijn. In Schaarbeek zijn dit vooral de omgeving rond het Koninginneplein (‘Klein Anatolië’ genoemd) en de hele omgeving van de Noordwijk, de stationsbuurt, het Liedtsplein, de Haachtsesteenweg en het Verboekhovenplein. Het grensgebied tussen Schaarbeek en Sint-Joost-ten-Node in de Brabantwijk (Rue des Plantes, Rue Linné, Rue Verte, Rue de la Poste, Rue des Coteaux) is, wat de vestiging van Roma betreft, duidelijk één zone (waarbij men ook makkelijk van de ene naar de andere gemeente verhuist). Wat de globale vestiging van Roma in Schaarbeek betreft, tekent zich een zone af waarin zich een concentratie van Roma voordoet, terwijl bepaalde andere delen van de gemeente nauwelijks Roma
4
Wanneer we hier spreken over de Romabevolking van Schaarbeek, bedoelen we de personen die Schaarbeek daadwerkelijk als hun vaste verblijfplaats hebben. Een deel van de Romabevolking is als ‘toerist’ aanwezig voor een verblijf van enkele weken of maanden of komt sporadisch of eenmalig (seizoens)arbeid verrichten. Dit mobiele deel van de bevolking hebben we in de schatting niet meegerekend.
6
herbergen. Deze concentratiezone bestrijkt grofweg de BISA-sectoren: L’Olivierstraat-PaleizenstraatBrabantstraat-Noordstation-Koninginnelaan-Colignonplein-Houffalizeplein-Josaphatstraat.
2.2 Groepen Roemeense Roma in Schaarbeek Het aantal Roemeense Roma in het BHG bedraagt minstens 3.100, maximaal 5.000. Eén van de belangrijkste streken van herkomst van Roemeense Roma in Brussel is het district Arad, en daarbinnen vooral het stadje Sântana. De meeste Roma in Brussel die uit deze streek komen, wonen precies in Schaarbeek. De Roma uit Sântana behoorden eveneens tot de pioniers van de Romamigratie naar België, samen met de kleinere groep Roma uit de stad Timişoara en omgeving. De migratie van de Roma uit Sântana kreeg een sterke impuls toen velen hun werk kwijtraakten bij de sluiting van de plaatselijke treinfabriek na de val van het communisme. Samen met de Roma uit Timişoara trokken ze naar Duitsland, Frankrijk, België en iets later ook in groten getale naar Portugal. De eerste bronnen van inkomsten van deze groep Roma in Brussel waren straatmuziek en het verkopen van de daklozenkrant. In de daaropvolgende jaren bleven er nieuwe families toekomen. Naast de toetreding tot de Europese Unie van Roemenië in 2007 heeft ook de financiële crisis van 2008 geleid tot een toename van het aantal Roma uit Sântana in Schaarbeek. De Portugese economie werd immers sterk getroffen door de crisis. Een aantal families uit Sântana besloot daarop Portugal te verlaten en aansluiting te zoeken bij familie of bekenden in Brussel. Andere regio’s van herkomst van Roemeense Roma in Schaarbeek zijn Cluj, waaruit een groep meer traditionele en traditioneel geklede Roma naar België kwam, en de streek rond de hoofdstad Boekarest. Roma uit de streek van Cluj zijn doorgaans handelaars en ook in Brussel hebben ze vaak een kleinschalig handeltje, bijv. in keukenmessen of juwelen. Vaak dragen ze ook de traditionele Romakledij. De armsten onder de Roemeense Roma in Schaarbeek zijn ongetwijfeld de Roma uit Boekarest en omgeving (Giurgiu, Ţăndărei, …). Zij leven al generaties lang in armoede, waardoor het hen ontbreekt aan scholing en werkervaring. Velen onder hen zijn analfabeet. Het is ook in deze groep dat men veel bedelaars aantreft en ook wel zogenaamde ‘toeristen’, die enkele maanden in Brussel komen bedelen of muziek maken op straat en daarna terugkeren. Dit fenomeen kadert in het steeds ‘transnationaler’ worden van migraties: we hebben lang niet meer altijd te maken met een definitieve migratie van A naar B, maar heel vaak ook met mensen die heen en weer reizen en hun leven op meer dan één plaats uitbouwen.
Een aanzienlijk deel van de Roemeense Roma behoort tot de Pinksterkerk. Brussel telt enkele Pinksterkerken van en voor Roma, waarvan er momenteel twee in Schaarbeek zijn. Een gemeenschap van Roma uit Sântana (waar de meerderheid van de Roma sinds de jaren ’90 tot de Pinksterkerk behoort) heeft een kerk in de Rogierstraat, en op de Haachtsesteenweg bevindt zich een kerk van Roma van meer diverse herkomst (Sântana, maar ook Timişoara, Cluj, Boekarest en daarnaast nog allerlei dorpjes). 7
Beide Romakerken trekken twee duidelijk onderscheiden generaties migranten uit Sântana, aldus de pastors: de oudste een groep die in de jaren ’90 naar België kwam en veelal een asielaanvraag indiende; de jongste een recentere groep die vooral vanaf 2010 is toegekomen, met de expliciete doelstelling om in Brussel als zelfstandige te werken (vaak als autohandelaar of de bouw). Andere Roemeense Roma zijn Roemeens-Orthodox of behoren niet tot een specifieke godsdienst.
Bulgaarse Roma in Schaarbeek Het aantal Bulgaarse Roma in Brussel ligt tussen de 3.100 en 4.000. Meer dan de helft van hen woont in Schaarbeek. Een groot aantal van de Bulgaarse Roma in Schaarbeek, en in het BHG als geheel, is afkomstig uit Silistra, een provincie in het Noordoosten van Bulgarije, grenzend aan Roemenië. Het is een provincie die veel agrarische dorpsgemeenschappen telt. De meeste Roma uit deze streek komen uit SilistraStad, maar sommigen zijn afkomstig uit het kleinere stadje Tutrakan en dorpen als Glavinitsa en Iskra. Het zijn vooral deze Roma uit Silistra die hebben gezorgd voor een sterke stijging van het aantal Bulgaarse Roma in Schaarbeek na 2007. Hoewel de instroom stilaan over het hoogtepunt heen is, komen wekelijks nog een drietal minibussen met pendelaars en soms met nieuwkomers uit Bulgarije toe op het Koninginneplein. Kenmerkend voor de Roma uit Silistra is hun sterke Turkse identificatie. Heel Noordoost Bulgarije kent een grote Turkssprekende minderheid en onder invloed van deze groep zijn ook veel Roma uit deze streek Turks gaan spreken. Veel Roma uit Silistra waren vóór hun komst naar België bovendien werkzaam als migrant in Turkije, vooral in de sectoren horeca, onderhoud en zorg. De Turkssprekende Roma zijn meestal moslim. Andere Roma noemen hen xoraxane Roma (moslim Roma). Zelf noemen ze zich vaak eenvoudigweg millet, wat ‘volk’ of ‘natie’ betekent in het Turks. Sommigen trachten zich voor Turk te laten doorgaan en verbergen naar buiten actief hun Romaidentiteit uit angst voor discriminatie of als gevolg van negatieve ervaringen daarmee. Net zoals bij de hierboven beschreven Roemeense Roma uit Arad, die massaal begonnen te emigreren na het verlies van hun arbeidersjobs, was ook bij de Bulgaarse Roma uit Silistra-Stad een plotse terugval van de werkgelegenheid in Turkije een belangrijke ‘push-factor’ in de migratie naar België. Ten gevolge van een wetswijziging verloren veel Bulgaren immers in 2007 hun verblijfsrecht in Turkije. Net op dit moment waren door de toetreding van Bulgarije tot de EU nieuwe migratiemogelijkheden ontstaan. De Turkse gemeenschap van Brussel werd één van de nieuwe aantrekkingspolen voor deze groep, want daarbinnen deden zich meteen kansen op tewerkstelling voor, zoals werk in de bouw en renovatie, als keukenhulp in snackbars, in de schoonmaak, enz.
Behalve Roma uit Silistra, treffen we in Schaarbeek ook Bulgaarse Roma aan die afkomstig zijn uit de Noordoostelijke provincies Razgrad, Dobrich, Targovishte en Shumen, en uit het aangrenzende maar centraler gelegen Sliven.
8
Ex-Joegoslavische Roma in Schaarbeek Roma uit voormalig Joegoslavië vormen een veel kleinere groep in Schaarbeek dan de Bulgaarse of Roemeense Roma. Een meerderheid onder hen is afkomstig uit Kosovo of Macedonië. Een kleine groep ex-Joegoslavische Roma kwam reeds decennia geleden als gastarbeider naar België. Deze groep is inmiddels goed geïntegreerd en soms ook nog moeilijk als Roma herkenbaar. Vanaf de late jaren negentig dan vroegen Kosovaarse oorlogsvluchtelingen massaal asiel aan. De aanvragen piekten in het jaar 2000 en namen daarna weer af. Het aandeel van de Roma in de groep van asielzoekers steeg echter. Aanvankelijk ging het om minder dan de helft van het totaal aantal aanvragen, maar in 2004 was het gestegen tot 85%. Roma werden verdacht van collaboratie met de Serviërs en liepen daardoor gevaar. Het onderscheid tussen Servische en Kosovaarse Roma is in de praktijk soms moeilijk te maken. Servische Roma gaven zich immers wel eens uit voor Kosovaren om meer kans te maken als asielzoeker. Anderzijds gebruikten sommige Kosovaarse Roma Servische papieren om makkelijker te kunnen reizen vanaf de visumliberalisering voor Serviërs in 2009. Dezelfde visumliberalisering gold voor een reeks landen, waaronder Macedonië. Ook uit Macedonië kwam er een nieuwe migratiestroom van Roma op gang. Echter, doordat de EU tegelijk aandringt op het ‘uitfilteren’ van onrechtmatige asielzoekers aan de grens, krijgen Macedonische Roma die het land willen verlaten geregeld te maken met discriminatie en etnische profilering. Paspoorten van vermoedelijk onrechtmatige asielzoekers (meestal Roma) kunnen in beslag worden genomen of door middel van een teken gemarkeerd, waardoor ze bij een toekomstige uitreispoging meteen worden teruggestuurd. Macedonische Roma in Brussel zijn voornamelijk moslims, maar niet steeds praktiserend. Slechts een deel van hen bezoekt af en toe een moskee. Zij wonen erg verspreid over Brussel; in Schaarbeek gaat het wellicht om enkele honderden personen. Ook Bosnische, Kosovaarse en Servische Roma leven erg verspreid over het gehele gewest. Zij zijn moeilijk in kaart te brengen doordat veel recente migranten geen wettig verblijf hebben en nogal wat families slechts een tijdje in Brussel blijven om vervolgens naar elders te verhuizen. Schattingen lopen ook binnen het milieu sterk uiteen. Wellicht morgen we uitgaan van zo’n 200 à 300 gezinnen. Met gemiddeld 5 personen per aparte gezinskern is dit 1000 à 1500 personen in totaal voor het hele gewest. Een schatting specifiek voor Schaarbeek bleek hier niet mogelijk. In totaal schatten we het aantal aanwezige Roma uit Ex-Joegoslavië in Schaarbeek op minder dan 500 personen.
Roma uit Slovakije Roma uit Slovakije vormen een kleine groep binnen het geheel van de Romabevolking, maar wel één die een speciale vermelding verdient vanwege de omstandigheden in 2010-2012. De gestrande Romafamilies in het station Brussel-Noord waren immers in eerste instantie vooral Slovaken.
9
Slovakije kent een relatief grote Romabevolking (2 tot 9,6 % van de bevolking, afhankelijk van de bron5) en sinds 1989 zijn de levensomstandigheden van die bevolking er sterk op achteruitgegaan. De Slowaakse Romafamilies in Brussel zijn hoofdzakelijk afkomstig uit de streek rond de steden Košice en Prešov, die gekenmerkt wordt door een voortschrijdende segregatie en concentratie van Roma in getto’s, waarvan het meest beruchte let het Luník IX-district is. Deze families zijn in België soms al jaren op de dool: ze verbleven in een Fedasil-opvangcentrum, in een andere Belgische stad (vaak Gent), of verbleven te Brussel al in een kraakpand, park, station,… Zij bevinden zich in een zeer precaire situatie en rekenen op steun, maar ze zijn doorgaans slecht geïnformeerd over de Belgische samenleving en hoe aan werk of huisvesting te raken. Toch geldt ook hier weer dat er binnen de groep verschillen zijn wat betreft de precariteit van de situatie, migratieparcours en eventuele ervaringen met werk, scholing of opleiding.
Samenstelling families Roemeense Romagezinnen zijn vaak kroostrijk, met gemiddeld een viertal kinderen per ouderpaar. De eer van de familie (in het Romanes pativ of pachiv genoemd) wordt groter naarmate er meer kinderen zijn. Bovendien wordt door de Pinksterkerken het gebruik van voorbehoedsmiddelen afgekeurd. Bulgaarse Romafamilies tellen gemiddeld wat minder kinderen dan de Roemeense. We mogen uitgaan van een gemiddelde van twee kinderen per gezin. Wel woont vaak een grootouder in. Deze oudere mensen brengen soms de winter door in Brussel, maar keren in de lente terug naar Bulgarije. Ex-Joegoslavische Romagezinnen hebben gemiddeld een drietal kinderen; we rekenen dus met een gemiddelde van vijf personen per aparte gezinskern. Vooral bij de Roma uit Cluj en Boekarest treffen we het traditionele gebruik aan van het huwelijk volgens de gewoonte van de eigen gemeenschap, op heel jonge leeftijd, met als gevolg (zeer) jonge tienermoeders. Ook andere Romagroepen hebben de neiging jong te trouwen, namelijk vóór het 20e levensjaar. Er zijn echter eveneens groepen die het huwelijk op jonge leeftijd afwijzen. Een jong gehuwd paar gaat normaal gezien bij de schoonfamilie inwonen. In de landen van herkomst gaat het steeds om de familie van de echtgenoot, maar in de migratiecontext worden daar geregeld uitzonderingen op gemaakt. Een probleem waarmee de Dienst Bevolking wel eens wordt geconfronteerd bij registratie, is dat een schoonfamilie minderjarige ‘schoonkinderen’ ten laste wil nemen, maar dat dit wettelijk gezien niet kan. Men komt zich aanmelden aan het loket met een minderjarige en zegt: “C’est le copain de ma fille; je le prends en charge”. Om dit te kunnen doen, zou men echter moeten beschikken over een autorisation de garde, wat meestal niet het geval is. Vaak zal de jongere toch komen inwonen, ook al kan het wettelijk gezien niet. Een meertalige bevolking De meerderheid van de uit Oost-Europa afkomstige Roma is van huis uit meertalig. Men spreekt immers vaak zowel Romanes, de eigen taal van de Roma, als één of meer officiële talen van het land van herkomst. 5
CIA World Factbook; Rechel, Bernd, Minority Rights in Central and Eastern Europe. London: Routledge, 2008, p. 62.
10
Roemeense Roma spreken zo bijvoorbeeld vaak Romanes en Roemeens. Roma uit Noordoostelijk Bulgarije spreken vaak zowel Bulgaars als Turks, en sommigen spreken ook nog Romanes. Bij anderen is het Romanes dan weer verloren gegaan. Eenmaal aangekomen in Brussel, moet men ook Frans en/of Nederlands leren. Gebrek aan kennis van de Franse of Nederlandse taal wordt immers door zowel die diensten als de families zelf frequent aangehaald als een drempel. Gebrek aan taalkennis belet mensen bijvoorbeeld werk te gaan zoeken buiten hun eigen netwerk en maakt hen kwetsbaarder voor uitbuiting. het maakt het ook moeilijk voor straathoekwerkers om contacten te leggen, en zorgt voor allerhande administratieve moeilijkheden. Op de Dienst Bevolking gaf men het voorbeeld van mensen die noch Frans, noch Nederlands begrijpen, in een procedure van gezinshereniging stappen en achteraf zeggen dat het helemaal niet hun bedoeling was een gezinshereniging op te starten. Volgens de Nabijheidspolitie verschuilt men zich ook wel eens achter anderstaligheid: agenten die bijvoorbeeld een huisbezoek doen omdat een kind hardnekkig spijbelt, krijgen enkel te horen “je ne comprends pas”. Zij vermoeden dat dit voornamelijk een manier is om de discussie over de spijbelproblematiek uit de weg te gaan. De politie is dan ook vragende partij voor een professionele Romabemiddelaar die hulp kan bieden bij communicatieproblemen. Ondanks het feit dat mensen het belang van een goede taalkennis wel degelijk beseffen, zijn er heel wat Roma die geen taalcursus volgen, er vroegtijdig mee stoppen, of pas laat starten (na enkele jaren van verblijf). Meestal is de reden dat men andere prioriteiten heeft die het volgen van een cursus moeilijk maken, zoals zorgen voor het gezin, werken of zoeken naar werk. Een medewerker van Latitude Nord suggereerde dat het interessant zou kunnen zijn voor Roma om één laagdrempelig aanspreekpunt in de buurt te hebben waar ze met al hun problemen terecht kunnen en ook taalhulp kunnen krijgen. Op het gemeentehuis wordt in dezelfde richting gedacht: de dienst Primo-arrivants vaardigt twee medewerkers af om nauw samen te werken met de dienst Bevolking met het oog op een vlotte communicatie en doorstroom van informatie. Harmonisation Sociale Schaerbeekoise bereikt met haar cursussen FLE zeker ook Oost-Europese Roma (hoewel de vraag natuurlijk niet wordt gesteld tot welke etnische groep een cursist precies behoort). Een medewerker van HSS schat dat er begin 2014 een 60 à 70 Bulgaren en een 15-tal Roemenen waren op een cursistentotaal van 450. Het aantal Oost-Europese cursisten – vooral Bulgaren maar ook wel Roemenen en Kosovaren – is vooral de afgelopen 5 tot 6 jaar opvallend gestegen. Bulgaren zijn niet alleen talrijker dan Roemenen of Kosovaren, maar zijn gemiddeld ook meer geneigd hun cursus consequent bij te wonen en af te werken (gesprek op 26-03-2014). We moeten er overigens voor opletten dat we het probleem van de taalbarrière ook niet overschatten. Veel Roma zijn immers opmerkelijk flexibel, ook wat betreft het spreken van vreemde talen. Een straathoekwerker uit de Brabantwijk noemt het zich snel aanpassen aan een nieuwe taal ook als een element van de kenmerkende flexibiliteit van veel Roma. In de jaren 2009-2010 is immers een groep Roma (zowel van Roemeense als van Bulgaarse origine) na een verblijf van enkele jaren in Spanje naar Brussel gekomen. Zij vinden in de Noordwijk door hun taalkennis vlot aansluiting bij de Spaanssprekende Marokkanen (gesprek op 20-03-2014). Een schoolbemiddelaarster die zowel met Turkse als met Romaleerlingen werkt en beide groepen en hun ouders kan vergelijken, merkt op dat Roma-moeders vaak opmerkelijk snel hun plan leren 11
trekken, op korte tijd Frans leren en zich in het algemeen snel uit de slag weten te trekken. Ook veel Romakinderen geven blijk van een groot aanpassingsvermogen. Mits een juiste toepassing van deze flexibiliteit, zo meent de bemiddelaarster, zouden de Roma wel eens alle anderen voorbij kunnen steken, wat integratie betreft (gesprek op 04-03-2014).
3. Dagelijks leven van Roma in Schaarbeek 3.1 Specifieke situatie en noden Huisvesting De meeste Schaarbeekse Roma, van welke origine ook, wonen in een appartement. Ze zijn meestal huurder. Sommige Romafamilies wonen met veel personen samen in één appartement. Klachten over overbevolking en daaraan gekoppelde overlast komen vaak van buren. Ze worden gegroepeerd op het kabinet van de burgemeester en overgemaakt aan de dienst Urbanisme. Ook de wijkagenten doen soms vaststellingen van overbevolking of onveiligheid tijdens een controle. Het is echter zeer moeilijk te bewijzen dat alle aanwezigen ook daadwerkelijk in de woning in kwestie wonen. Voor de Wooncode telt enkel het aantal mensen ingeschreven in de huurovereenkomst. Binnen de dienst Bevolking is er wel een medewerker die systematisch de dienst Urbanisme verwittigt wanneer er bovenmatig veel inschrijvingen zijn op één adres. We dienen hier op te merken dat een aantal Romafamilies ook in het land van herkomst in een vergelijkbare woonsituatie verkeerde en de huidige woonomstandigheden dus niet ervaart als negatief. Integendeel, het kan zelfs een stap vooruit betekenen.6 Roma worden daarnaast ook geregeld het slachtoffer van echte wanpraktijken in de verhuur. Sommigen komen terecht in al te kleine, ongezonde woningen, soms aan in verhouding zeer hoge huurprijzen. Ook worden kamers verhuurd zonder ramen – hetgeen niet toegelaten is – of zeer krappe kelder- en zolderwoningen. Een gesprek met de Dienst Urbanisme leert ons dat er de afgelopen jaren een toename is van het fenomeen van huisjesmelkerij: woningen worden opgedeeld en verhuurd per kamer, of eigenaars bieden ongeschikte kelder- en zolderverdiepingen te huur aan. Een beperkt aantal straten en buurten staat bekend om slechte woonkwaliteit en soms ernstige overbevolking van panden: Rue de la Poste, Rue du Pavillon, Rue Navez en een deel van de Noordwijk. Ondanks de toename van wanpraktijken op de huurmarkt is er geen toename van klachten in verband met overlast veroorzaakt door Romafamilies. Deze klachten komen af en toe voor, maar nemen geen grote proporties aan. Ook als ze legaal verhuurd worden, laat het comfort in nogal wat woningen van Schaarbeekse Roma te wensen over. Schaarbeek kent een groot aantal oudere woningen (gemiddeld dateert 80% van het
6
Op de site van het FRA (Fundamental Rights Agency) kan men een uitgebreide gegevensset over Roma
raadplegen en verschillende landen vergelijken. http://fra.europa.eu/DVS/DVT/roma.php
12
huizenbestand van vóór 19617 en de Roma komen als nieuwkomers vaak terecht in de slechtst onderhouden woningen hiervan. Belangrijk is dat ook kwetsbare groepen, zoals een deel van de Romafamilies, gesensibiliseerd worden rond de rechten en plichten van de huurder. Het is dan uiteraard belangrijk dat families erop staan dat ze een officiële, geregistreerde huurovereenkomst krijgen. Momenteel gebeurt het immers nog veel te vaak dat mensen enkel een mondelinge overeenkomst sluiten, of dat men niet kan lezen, maar dit uit schaamte verzwijgt en dus maar om het even wat ondertekent. Vaak leeft er bij deze mensen ook angst om hulp te vragen of om een situatie aan te klagen. Men is bijvoorbeeld bang op straat terecht te zullen komen of anderszins in de problemen te komen. Een medewerker van de dienst Urbanisme achtte het wenselijk dat wanpraktijken vaker zouden worden gerapporteerd, dat de families die hiervan het slachtoffer worden “beseffen dat wij aan hun kant staan”. Echter, de drempel blijkt zeer hoog te zijn. Een Bulgaars Romabemiddelaar van Foyer bevestigt dit: Mensen komen inderdaad niet gemakkelijk met klachten naar een dienst of de politie. Er waren verschillende problemen met misbruik van Bulgaarse huurders (Roma) in de Geefsstraat. Zo was er een familie die de huur niet meer kon betalen en door de eigenaar uit het appartement werd gezet. Hun computer en alle documenten, inclusief identiteitskaarten en uittreksels uit geboorteakte van de kinderen, bleven binnen. Dit gebeurde op een moment dat de kinderen werden voorbereid op inschrijving in een school. De bemiddelaar organiseerde een gesprek met de familie en de lokale politie. De politie begon echter vragen te stellen over de bestelwagentjes op Place de la Reine: waar kwamen ze vandaan, wat kwamen ze doen, enz. Als gevolg daarvan werd de familie bang om nog samen te werken met de politie. (gesprek op 09-04-2014)
Gezondheid en welzijn Zorg voor zieken en hulpbehoevenden speelt zich bij de meeste Roma in de eerste plaats - en bij voorkeur – af in de eigen gemeenschap en vaak binnen het eigen gezin. Zo zien we ook in Brussel heel wat alleenstaande grootouders die bij hun kinderen inwonen. Soms brengen ze enkel de koude wintermaanden in België door, en de lente en zomer in Bulgarije of Roemenië. Recent toegekomen families weten soms niet goed wat gedaan bij ziekte. Agenten van de Nabijheidspolitie worden wel eens aangesproken door mensen uit Oost-Europa die een briefje bij zich hebben met de naam van een medicijn dat ze innamen in het land van herkomst en waarnaar ze op zoek zijn. Dit doet vermoeden dat ook de communicatie met artsen, vooral bij nieuwkomers, niet goed verloopt, of dat men niet zo snel naar een arts toegaat.
Tijdens een huisbezoek aan een Bulgaars Romagezin dat sinds 2,5 jaar in België is, vernamen we dat de vader van het gezin in het zwart werkt en geen OCMW-steun ontvangt. Niemand in het gezin is aangesloten bij een ziekenfonds, wat toegang tot de gezondheidszorg problematisch maakt. Als de
7
http://www.observatbru.be/documents/graphics/fiches-communales/2010/15_schaerbeek_fr.pdf
13
kinderen ziek zijn, gaan ze echter wel naar een Turkse huisarts in de buurt. Ze maken gebruik van de SIS-kaart van een neef. Bij een ander Bulgaars gezin, bijna twee jaar in België, was nog niemand naar een dokter geweest in België. Als er iemand ziek is, laten ze medicijnen opsturen of meebrengen uit Bulgarije. (gesprekken op 31-03-2014) Een Roemeense alleenstaande moeder die sinds zes jaar zonder wettig verblijf in België is, kreeg gedurende de hele periode van haar verblijf enkel dringende medische hulp via het OCMW. Verder wist ze zich met huis-, tuin- en keukenmiddeltjes te behelpen. (gesprek op 25-02-2014)
De toegang tot gezondheidszorg is vanzelfsprekend eenvoudiger voor personen met legaal verblijf, en steeds meer Roma zijn effectief legaal aanwezig in Schaarbeek. Voor wie toch zonder wettig verblijf is, liggen de zaken veel moeilijker. Door gezondheidsproblemen kan een kettingreactie ontstaan waardoor mensen snel in een precaire situatie terechtkomen. Een goede gezondheid is immers een basisvoorwaarde om volwaardig aan de samenleving deel te nemen. Gezondheidsproblemen in de familie belemmeren soms het naar school gaan van de kinderen, aldus een bemiddelaar. Bepaalde problemen worden niet opgevolgd door wie er geen middelen voor heeft: gezichts- en gehoorproblemen, logopedie,… Sommige kinderen kunnen door een ernstige beperking niet mee op school, maar tegelijk wordt er soms niets aan gedaan. Ouders zouden beter moeten worden geïnformeerd over behandelingsmogelijkheden en aangepaste scholen voor kinderen met een beperking, zo stelt de bemiddelaar (gesprek op 04-03-2014). Ook ziekte van een familielid leidt wel eens tot schoolverzuim: kinderen die gedurende een bepaalde periode worden thuisgehouden om een ziek familielid te verzorgen. Een twaalfjarig meisje van Roemeense origine bleef bijvoorbeeld zelfs definitief van school weg om haar moeder te verzorgen die aan een chronische aandoening leed. Een 35-jarige man uit Macedonië vertelde dat hij mensen van zijn eigen leeftijd had zien ten onder gaan aan stress ten gevolge van aanslepende asiel- en/of regularisatieprocedures en de jarenlange onzekerheid of men nu al dan niet zou mogen blijven: “Tegen de tijd dat de papieren kwamen, waren deze mensen te ziek om te werken.”
Schaarbeekse Roma en de school Ook als drempels naar gemeentelijke diensten, gezondheidsvoorzieningen e.d. hoog blijven, is school zonder twijfel één van de belangrijkste contactpunten tussen de Romafamilies en de ontvangende samenleving. Zelfs ouders die heel sterk binnen hun eigen netwerk blijven, komen binnen de school immers occasioneel in contact met leerkrachten, medeleerlingen van hun kinderen en met andere ouders. Een Roemeense alleenstaande moeder zonder wettig verblijf legde bijvoorbeeld haar eerste sociale contacten buiten de eigen kleine kring via de school van haar zoontje: een groepje moeders maakt nu onderling afspraken om kinderen bij elkaar thuis te laten spelen of mee op uitstapjes te nemen (gesprek op 25-02-2014).
14
Ook een Bulgaarse moeder vertelde dat ze buiten haar eigen sociale netwerk is gekomen dankzij vriendschappen die haar zoontje sloot met klasgenootjes van andere origine. Zo leerden ze niet alleen Bulgaarse en Turkse, maar ook Marokkaanse en Roemeense mensen kennen. De beste vriend van hun zoontje is nu een Roemeens kindje en doordat de kinderen bij elkaar thuis komen spelen, is er ook een vriendschap ontstaan tussen de Roemeense en de Bulgaarse ouders (gesprek op 20-032014). Het omgekeerde geldt ook voor de medewerkers van la Maison des Médiations. Zij komen vooral via de schoolbemiddelaars met Romafamilies in aanraking en veel minder via andere vormen van bemiddeling (gesprek op 20-03-2014). De ervaringen van de gezinnen bij wie huisbezoeken werden afgelegd in het kader van deze studie, bleken overwegend positief wat betreft de school van de kinderen. De vriendelijkheid en het respect van het schoolpersoneel werden vaak ter sprake gebracht. Bij aankomst in Brussel worden wel geregeld problemen ervaren om kinderen in een school in te schrijven. Slechts één schoolgaande jongere meldde discriminatie door klasgenoten: Roma op de school werden door sommigen sales Gitans genoemd. Schaarbeekse scholen waar we veel Romaleerlingen aantreffen zijn Ecole n°8, met een grote Romapopulatie (ook weer hoofdzakelijk uit Sântana), die aanvankelijk vooral uit Roemeense Roma bestond, maar waar sinds 2012 ook heel wat Bulgaarse Romaleerlingen worden ingeschreven (46 nieuwe inschrijvingen in 2012-2013). Daarnaast is er Ecole n°1 met ca. 30% leerlingen van Bulgaarse origine (van wie de meesten Roma zijn) en in mindere mate Ecole n° 6 en de secundaire scholen Institut Frans Fischer, Lycée Emile Max en Sainte-Marie-la Sagesse. Vaak terugkerende problematieken bij Romafamilies (zij het zeker niet bij allemaal), die door de ondervraagde diensten worden weergegeven en die een impact hebben op de schooldeelname, zijn: -
Spijbelen Weinig interesse van de ouders in de schoolloopbaan Geldproblemen in het gezin Algemene behoeftigheid
Verschillende straathoekwerkers signaleren dat zij tijdens hun buurtwerk regelmatig in contact komen met kinderen die niet naar school gaan of zelfs helemaal nooit zijn ingeschreven. Vooral de kleuterschool is nog niet zo ingeburgerd. Bij gezinnen die langer hier zijn en waar de kinderen wat ouder worden, is wel vast te stellen dat eerst de jongens en daarna de meisjes toch naar school worden gestuurd. Bij de overgang naar de middelbare school haken velen dan weer vroegtijdig af. Een straathoekwerkster vertelt: Het moeilijkste aan deze problematiek is dat je met je eigen kaders en ideeën komt naar mensen die vaak een totaal andere mentaliteit hebben. Je wil ze niet totaal afschrikken, maar tegelijk wil je wel dat ze zich aan bepaalde gebruiken aanpassen en zeker de school is heel belangrijk. Hoe maak je hen duidelijk dat ze naar school moeten gaan, dat dit verplicht is, zonder afbreuk te doen aan de waarde van het hechte gezin en de solidariteit binnen de familie die zij zo belangrijk vinden? (gesprek op 2702-2014) 15
Bemiddeling is een vaste waarde geworden op een aantal scholen met Romaleerlingen en blijft onmisbaar voor nieuwkomers. Tolken kunnen, wat de Roma betreft, een Romabemiddelaar niet vervangen. Zo had een school tijdens een bemiddeling een slechte ervaring met een Roemeense tolk, die niet dicht bij een Roma-ouderpaar wilden zitten omdat “ze stonken” en die zei dat “het zinloos was te proberen met deze mensen te werken.” (gesprek op 20-03-2014) Vanaf de leeftijd van ongeveer twaalf jaar zet zoals gezegd de tendens van spijbelen en schooluitval sterker door bij Romaleerlingen, omdat meisjes nogal eens worden thuisgehouden om zich voor te bereiden op een huwelijk binnen de gemeenschap en jongens beginnen een beroep te leren onder de hoede van de vader of een ander familielid. Desondanks is de onderwijssituatie van Romakinderen het afgelopen decennium merkbaar verbeterd. De inzet van bemiddelaars zorgde voor een betere communicatie tussen scholen en ouders en versterkte het onderlinge vertrouwen. Daarnaast verbeterde de verblijfssituatie van de meerderheid van de Roma, zoals aangegeven in de inleiding. Meer zekerheid en stabiliteit betekent dat gezinnen zich minder moeten bekommeren om het overleven van dag tot dag en zich makkelijker engageren om de kinderen op regelmatige basis naar school te sturen. Dit heeft dan weer aanleiding gegeven tot het ontstaan van precedenten en van succesvolle voorbeeldfiguren die een motiverende werking hebben. We wezen bovendien hierboven al op de grote interne diversiteit binnen de Romapopulatie in Brussel. Het land van herkomst (en de onderwijssituatie van Roma aldaar), het migratieverhaal en de mate van traditionaliteit van de familie hebben allemaal een impact op de houding die men aanneemt ten opzichte van het onderwijs. De generatie van Bulgaarse Roma uit Silistra die tussen 20 en 30 jaar oud is, bijvoorbeeld, heeft vaak zijn jeugd in Turkije doorgebracht, waar ze niet naar school gingen. Ze hebben nu zelf kinderen en hebben nauwelijks schoolervaring (enkel basisschool afgemaakt tot 12 jaar). Van hen werkt het grootste deel enkel in de informele economie. Veel van hun kinderen vinden we terug in Ecole n°1. Deze ouders moeten stap voor stap met de school vertrouwd worden gemaakt. Andere Bulgaarse Romaleerlingen, van wie de ouders wel de nodige ervaring hebben met de school, vinden sneller de weg naar school en laten veel minder ongewettigde afwezigheden registreren. We onderstrepen hier dan ook dat onderwijs bij een meerderheid van de Romaleerlingen onder 12 jaar geen noemenswaardig probleem vormt. Gezien het feit echter dat de schoolsituatie van de Romakinderen in het algemeen nog steeds niet optimaal is, stelt de vraag zich hoe het best met Roma-ouders en hun kinderen kan worden gewerkt om de situatie te verbeteren. We sommen enkele tips op, gebaseerd op de ervaring van schoolbemiddelaars, zowel van de dienst Roma & Woonwagenbewoners van Foyer als van schoolbemiddelaars met wie we in Schaarbeek spraken. Vervolgens bespreken we enkele goede praktijken gericht op het versterken van de band tussen families en scholen.
Hoe de scholarisatie van Romaleerlingen stimuleren? 1. Werken aan interne motivatie: ervoor zorgen dat kinderen graag naar school gaan. Eerst en vooral wil dit zeggen dat er moet worden gestreefd naar een wederzijdse vertrouwensrelatie tussen de school en de familie. Zowel de jongere als zijn of haar ouders moeten zich op hun gemak voelen in de 16
school en moeten zich door de school aanvaard voelen. Heel wat Roma gaan er immers van uit dat vele scholen hen door hun maatschappelijke stigma op voorhand al niet graag zien komen. Oprechte interesse in de leefwereld van de jongere, in zijn persoon (los van zijn etnische afkomst) en zijn specifieke situatie, toont betrokkenheid en wordt erg geapprecieerd. Het gaat vooral om een positieve basishouding. Ruimte voor persoonlijk en informeel contact, aanspreekbaar zijn, luisterbereidheid, respect, geduld en discretie versterken de vertrouwensrelatie. 2. Bij bepaalde families leeft ook sterk de angst dat de kinderen iets zal overkomen op het moment dat zij zich buiten de eigen gemeenschap begeven. Om deze angst weg te nemen, is wederzijds vertrouwen ook essentieel. Wanneer echter één kind uit een gezin succesvol een schoolcarrière heeft opgestart, volgen de anderen meestal veel makkelijker. 3. Binnen de klas kan stimulerend worden gewerkt door het zelfvertrouwen van Romaleerlingen, dat soms zeer laag is, actief te versterken. Ook ervaringsgericht onderwijs blijkt een interessante aanpak in het werken met Romaleerlingen. Kennis wordt in deze methode stelselmatig opgebouwd en ervaren door de leerling. Dit sluit perfect aan bij de pragmatische ingesteldheid van veel Roma. Voor oudere leerlingen kan een combinatie van leren en werken interessant zijn. Brugprojecten waarbij de jongere concrete werkervaring opdoet, kunnen niet alleen motiverend werken, maar ook effectief een klein inkomen genereren, wat vooral voor jongeren die al een eigen gezin hebben welkom kan zijn. (Deze aanpak werkt overigens ook voor het volwassenenonderwijs. Harmonisation Sociale Schaerbeekoise zorgt in de lessen Frans als vreemde taal voor een aangepaste leermethode: er wordt niet ex cathedra lesgegeven, maar gewerkt in kleine groepjes van mensen met diverse achtergronden waarin aan ‘co-construction de savoir’ wordt gedaan: de leden van de groep vullen elkaars kennis aan. Grammatica wordt doorgaans spelenderwijs aangebracht.) 4. Indien interne motivatie (in eerste instantie) te hoog gegrepen is, kan men er via externe motiverende factoren voor zorgen dat leerlingen ten minste naar school komen (o.a. gratis schoolgerief, een maaltijd, erop wijzen dat de kinderen warm en droog zitten in de klas,…). De bedoeling is dat op deze manier op termijn ook de interne motivatie van leerlingen en ouders voor het schoolgebeuren toeneemt.
Goede praktijk: Ontbijt met ouders In een kleuterschool in Schaarbeek wordt maandelijks, telkens voor een andere klas, een ‘Ouderhoek’ georganiseerd. Ouders worden in de klas uitgenodigd om te ontbijten en om over de klasactiviteiten te praten. De leerkracht geeft uitleg terwijl de kinderen koffie, thee en gebak serveren dat ze de dag voordien zelf in de klas hebben gemaakt. De kinderen doen een presentatie over de activiteiten op school, de ouders kunnen werkjes bekijken enz. Dit toonmoment is een laagdrempelige manier om ouders te betrekken bij het reilen en zeilen in de klas. De bemiddelaar mobiliseert actief Roma-ouders om deel te nemen. Soms brengen de ouders ook zelf versnaperingen mee die ze delen met de anderen.
Stimuleren van de deelname door Roma-ouders aan oudervergaderingen door bemiddeling In de begindagen van de Romadienst van Foyer hadden veel scholen te klagen over gebrek aan interesse voor de schoolloopbaan van de kinderen bij Roma-ouders. Een directrice noemde de Roma17
cultuur “niet compatibel met het onderwijs”. Vanaf de inschakeling van Roma-bemiddelaars werd dan ook nadrukkelijk op de mobilisatie van ouders ingezet. Niet met briefjes die niet werden gelezen, maar met direct contact per telefoon of via huisbezoek. De bemiddelaar is eveneens aanwezig op de oudercontacten om te vertalen indien nodig, maar vooral om de (interculturele) info-uitwisseling te faciliteren. Zijn aanwezigheid geeft tevens extra vertrouwen aan de ouders. In de loop der jaren is door de inzet van deze bemiddelaars de situatie in deze scholen grondig veranderd. De meerderheid van de Roma-ouders heeft de weg gevonden naar de school, naar oudercontacten of rapportuitreikingen. Momenteel zijn het eerder de uitzonderingen die niet komen. In sommige scholen is de aanwezigheid van de bemiddelaar zelfs niet meer nodig. Een Romaouder werd zelfs lid van het oudercomité op de school van zijn kinderen. Men kan Roma-ouders extra motiveren door bij het begin van het schooljaar speciaal voor hen een startvergadering te organiseren, waarbij alle belangrijke informatie nog eens duidelijk op een rijtje wordt gezet door het schoolteam. Indien nodig kan hiervoor ook een Romabemiddelaar worden ingeschakeld.
Tewerkstelling Vanaf de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU werd het statuut van zelfstandig ondernemer bij mensen afkomstig uit deze landen, onder wie ook Roma, een populaire manier om legaal in België te wonen en te werken. Allerlei vormen van handel, klusjesdiensten, schoonmaak en dergelijke zijn de sectoren waarin heel wat Oost-Europeanen als zelfstandige actief zijn. Sommigen pleegden echter fraude door als ‘schijnzelfstandige’ de facto voor een werknemer te werken. Om deze reden werden de afgelopen jaren een groot aantal verblijfsvergunningen ingetrokken. De dienst Bevolking stelt vast dat sommigen van wie de E-kaart was ingetrokken na 1 januari 2014 – openstelling van de gehele arbeidsmarkt voor Roemenen en Bulgaren – opnieuw een aanvraag voor een verblijfsvergunning indienen, maar nu als werkzoekende. Toch is werk vinden voor Roma niet eenvoudig. Een nog grotere barrière dan de taal is het gebrek aan opleiding en werkervaring bij een groot deel van de bevolking. Dit maakt dat velen ondanks de nieuwe mogelijkheden blijven vasthouden aan het statuut van zelfstandige. We wezen eerder al op een nieuwe groep Roma uit Sântana die sinds 2010 naar Brussel zijn gekomen met de doelstelling om als zelfstandige (veelal in de bouw) te gaan werken. Bij de families bij wie we huisbezoeken aflegden waren de meeste werkende vrouwen actief in de schoonmaak, de horeca of de verkoop en de mannen in de bouw en renovatie, de horeca of als chauffeur. Een verschil tussen de Bulgaarse en Roemeense Roma in Schaarbeek is dat Bulgaarse Roma veel vaker een eigen zaak uitbaten of in een zaak werken (kruidenierszaak, kapsalon, kledingwinkel,…). Zo is er de keten van een tiental Bulgaarse winkels “Sofia” (waarvan de meeste in schaarbeek gevestigd zijn), beheerd door een Turkse eigenaar, maar doorgaans uitgebaat door Bulgaarse Roma. Indien men via zijn eigen netwerk aan het werk gaat in de informele economie kan dit leiden tot allerlei vormen van uitbuiting. Een terugkerende vorm van uitbuiting is een situatie waarin een persoon of familie wordt gehuisvest in een pand dat eigendom is van iemand die hen ook tewerkstelt tegen een zeer laag loon, of inschakelt voor allerlei gratis klusjes, zoals schoonmaak en 18
herstellingswerken. Sommigen die het slachtoffer worden van dergelijke praktijken, ondergaan de situatie omdat ze die als een opstap zien naar een betere situatie. Anderen zijn dan weer onvoldoende op de hoogte van hun rechten en hebben baat bij een sensibilisering hierrond. Er zijn ook Roma met een professioneel diploma, met name onder de Bulgaren. Zij zien zich echter vaak geconfronteerd met een probleem dat veel migranten treft: het diploma wordt niet erkend en/of men vindt enkel werk onder zijn niveau. Hieronder sommen we enkele inspirerende goede praktijken op rond het thema van tewerkstelling. Vormingscentrum Foyer: Project Roma + In het Vormingscentrum Foyer worden maatschappelijk kwetsbare jongeren tussen 15 en 18 jaar begeleid naar het meest geschikte vervolgtraject: door een gedifferentieerde, individuele aanpak, veel vorming en indien mogelijk via werkervaringen, wordt ervoor gezorgd dat zo veel mogelijk jongeren na een Persoonlijk Ontwikkelingstraject (weer) aansluiting vinden bij het stelsel van Leren en Werken (het vroegere "deeltijds beroepsonderwijs"). Gezien de leerachterstand blijft doorstroming van deze jongeren naar bestaande opleidingen en/of tewerkstelling moeilijk. VCF wil deze doorstroming toch de hoogte in en schakelt hiervoor in het kader van een Foundation P&V-project een coach in. Die dient een aantal instrumenten te ontwikkelen die bestaande trajectbegeleidingen kan optimaliseren en bestendigen. De coach krijgt als taak het VCF-team van vormingswerkers daarbij te coachen en ook de individuele jongeren een dynamische houding bij te brengen om voor zichzelf de lat hoog genoeg te leggen en ook de weerbaarheid en zelfredzaamheid te vergroten. Tevens gaat hij met alle partners op zoek naar bijkomende vormingsmogelijkheden. Daar worden ook de Romabemiddelaars van de Romadienst van Foyer actief bij ingezet. De coach tracht ook nazorg op te zetten voor jongeren die het VCF-aanbod zijn ontgroeid: het VCF mag enkel jongeren van 15 tot 18 jaar begeleiden (decretaal vastgelegd). 18-plussers kunnen dus geen beroep meer doen op hulp of nazorg, terwijl dit echt geen overbodige luxe is. Jongeren die positieve stappen hebben gezet, maar nog niet klaar zijn voor een CDO-traject of voor het zelfstandig vinden van een job, kunnen nog bijkomende begeleiding en/of opvolging op maat gebruiken. Het project loopt over het ganse jaar 2014 en partners zijn o.a. Dienst Roma & Woonwagenbewoners Foyer, CDO Brussel, CLW Castor, T-Impact, Huis van het Nederlands en Tracé Brussel.
Werkhaven Antwerpen : socio-professionele inschakeling Werkhaven Antwerpen is een bedrijf dat via sociale economie en lokale diensteneconomie mensen aan het werk zet. Het is een dochter-vzw van de Stad Antwerpen, bestuurd door Stad en OCMW. Ze worden voor 25% gesubsidieerd, en moeten 75% eigen inkomsten genereren. Ze werken samen met partners die al actief zijn in de sociale economie, de hogere overheden en de bedrijfseenheden van Stad en OCMW. Ze hebben een nauwe link met bedrijven want ze moeten concurrentieel zijn om onze inkomsten te genereren. De doelgroep zijn arbeiders die er aan de slag zijn. Om te kunnen starten, moeten ze één jaar werkzoekend zijn en kortgeschoold. 80% zijn personen met een migratieachtergrond, van zo’n 70 verschillende nationaliteiten. Opmerkelijk is dat zo’n 30% van de mensen in dienst van werkhaven 19
Antwerpen Roma zijn. Veel Roma hebben interesse omdat het een makkelijke job lijkt die reële kansen biedt. Werkhaven Antwerpen vzw voert diverse activiteiten uit in opdracht van de Stad. Een ploeg arbeiders voert de werken uit onder begeleiding van ervaren, vakbekwame instructeurs. De arbeiders worden opgeleid op de werkvloer, doen werkervaring op en verhogen zo hun kansen op een job bij de Stad, het OCMW of op de reguliere arbeidsmarkt. Het gaat vaak om personen die moeten gaan werken omdat ze dreigen hun uitkering te verliezen.
3.2 Samenleven in de buurt Problematieken Over Roma wordt vaak gesproken in termen van problematieken. De Romabevolking loopt over het algemeen niet in de kijker, maar wordt op een paradoxale manier juist heel zichtbaar door een aantal praktijken die bij de rest van de bevolking aanleiding kunnen geven tot een onveilig gevoel. Hoewel het hier telkens slechts gaat over de praktijken van een klein deel van de totale Romabevolking, hebben mensen de neiging aan te nemen dat dit algemene praktijken zijn.
Bedelen Bedelarij is niet noodzakelijk een ernstig probleem of misdrijf, maar het is wel zeer zichtbaar en kan buurtbewoners en voorbijgangers hinderen. De Nabijheidspolitie van de zone Schaarbeek-Evere-SintJoost voert hierin een gedoogbeleid dat voor een groot stuk analoog is aan de manier waarop ze ook omgaat met prostitutie: het fenomeen moet in kaart worden gebracht en opgevolgd, zodat de echte misdrijven die in dit kader worden gepleegd, efficiënt kunnen worden bestraft. De politie tilt vooral zeer zwaar aan mensenhandel en uitbuiting. Van uitbuiting kunnen we bijvoorbeeld spreken wanneer mensen met handicaps of minderjarige kinderen worden ingezet om te bedelen. Echter, bij het bedelen met zuigelingen is niet noodzakelijk sprake van uitbuiting: veel moeders houden de kinderen namelijk liever bij zich, ook al gaan ze urenlang de straat op. De meeste Romabedelaars zitten niet in een netwerk van mensenhandelaars, maar bedelen op eigen houtje of om hun familie te onderhouden. Gemeenschapswachten worden regelmatig geconfronteerd met opdringerige bedelaars op markten. Ook bedelen met kinderen en handicaps ten toon spreiden doet zich vaker voor op markten. Op de grens van Schaarbeek en Sint-Joost en ter hoogte van het Liedts- en het Daillyplein vinden bovendien veel gauwdiefstallen plaats die worden toegeschreven aan Roma. . De gemeenschapswachten zijn verplicht te rapporteren aan de politie over bedelarij. Zo helpen zij ook het fenomeen preciezer in kaart te brengen. Het fenomeen van bedelen door Roma beperkt zich in Schaarbeek grotendeels tot een aantal vaste plaatsen: in het Noordstation en in de straten errond (Aarschotstraat, Vooruitgangstraat, Bolivarplein), in de drukke Brabantstraat en ook wel op en om de pleinen (Liedtsplein, Koninginneplein). Daarnaast wordt er gebedeld op momenten dat er markten worden gehouden of diensten zijn in kerken en moskeeën. Het bedelen is ook een mobiel fenomeen, waarbij bedelaars achtereenvolgens verschillende werkterreinen uitproberen (ook in andere gemeentes) en 20
verschillende technieken toepassen. De gemeenschapswachten zagen in 2013 bijvoorbeeld op het Liedtsplein vaak mannen die hun vrouwen uitstuurden om te bedelen en van tijd tot tijd het geld verzamelden. Dit gebeurt momenteel veel minder vaak (gesprek op 18-02-2014). Zowel de politie als de gemeenschapswachten stellen de laatste jaren een duidelijke toename van het aantal bedelaars vast. Verwacht wordt dat deze trend zich nog enkele jaren zal doorzetten, om dan weer af te nemen eens een zeker punt van verzadiging is bereikt. Bedelen gebeurt in Brussel vooral door Roemeense Roma, slechts zelden door Roma uit voormalig Joegoslavië of Bulgarije. De enige Bulgaarse Roma die bedelen in Brussel, zijn afkomstig uit het dorp Iliyno in de provincie Targovishte.
Prostitutie Zowel Bulgaarse als Roemeense Roma zijn soms betrokken bij prostitutie in Schaarbeek. In enkele gevallen is er ook sprake van mensenhandel. De politiedossiers in kwestie bevinden zich momenteel echter op federaal niveau, omdat dezelfde figuren ook actief waren buiten Brussel (Luik, Charleroi). Een recent probleem gesignaleerd door de bemiddelaars van Foyer is een toename van het aantal jonge jongens dat zich prostitueert, o.m. in bepaalde Brusselse parken, om op een snelle manier aan geld te raken. Met dit geld worden vaak luxeartikelen en in sommige gevallen ook drugs aangekocht. We spraken met Espace P en met Latitude Nord, die weet hebben van een prostitutieproblematiek bij bepaalde Roma in de Brabantwijk, maar deze organisaties hebben nauwelijks contact met de Roma uit de buurt, omdat ze zeer moeilijk te benaderen zijn. De organisaties zijn vragende partij om met de Roma te werken. Espace P, bijvoorbeeld, zou graag expliciet met hen werken rond de problematiek van minderjarigen in de prostitutie. De Roma uit de Noordwijk zeggen meestal Bulgaar of Turk te zijn. Als Espace P al weet dat ze Roma zijn, is dat omdat anderen uit de buurt dat zeggen (gesprek op 04-02-2014). Roma die in de prostitutie werken vindt men momenteel ook meer terug op straat, in de omgeving van metrohalte IJzer en de Alhambrawijk, dan in de Aarschotstraat, waar de meeste Bulgaarse prostituees geen Roma zijn. Wat mensenhandel betreft, kunnen we de Franse socioloog Olivier Peyroux bijtreden: het zijn vooral systemen van dienstbaarheid die, ook in Brussel, een risico op mensenhandel en uitbuiting in zich dragen.8 Mensen raken bijvoorbeeld totaal overgeleverd aan schuldeisers die ze niet meer kunnen betalen; jonge meisjes worden verleid door zogenaamde loverboys, of worden door hun man of schoonfamilie verplicht zich te prostitueren (en zo eventueel het kapitaal dat de familie in de bruid investeerde, ‘terug te verdienen’). De eerste Bulgaarse Roma in Brussel waren zo pooiers en meisjes die vaak via familie in de onderste geledingen van de prostitutie verzeilden. Nog steeds vindt de prostitutie onder Bulgaarse Roma in Brussel veeleer op kleine schaal plaats dan georganiseerd in grote netwerken. Bij de dienst Prévention de la Récidive zijn de dossiers van Roma op één hand te tellen. Onder de Schaarbeekse gevangenen van Oost-Europese herkomst die door de dienst worden opgevolgd, zijn de Polen veruit het sterkst vertegenwoordigd, en zij zijn doorgaans geen Roma.
8
Peyroux, Olivier, Délinquants et Victimes. La traite des enfants d’Europe de l’Est en France. Paris, Editions Non Lieu, 2013.
21
Burenruzies Bij gemeente en politie lopen af en toe klachten van buren tegen Roma binnen wegens overlast. De klachten die het vaakst worden ingediend bij de politie hebben te maken met het ‘op straat leven’, een gewoonte meegebracht uit het land van herkomst maar vaak ook ingegeven door de krappe behuizing. Enkele straten waar zich burengeschillen met Roma voordeden zijn Rue de la Poste, waar een kraakpand was bewoond door Roma (deze familie is intussen vertrokken), Rue Vandeweyer (burenruzie), Rue Navez en Rue du Pavillon (beide overbevolking); Place Liedts, Place Gaucheret en Place de la Reine (overlast zoals lawaai en afval door op straat rondhangende bevolking) . In de omgeving van de Aarschotstraat doen zich, aldus Espace P, sinds 2012 bijna voortdurend conflicten voor tussen de Romabevolking en de Turkse en Poolse gemeenschappen in de buurt. Disputen hebben ook hier meestal te maken met hygiëne, leven op straat, nachtlawaai e.d. Buurtbewoners maken zich bijvoorbeeld zorgen over kinderen die tot middernacht op straat spelen. Dit is wellicht gelinkt aan een zeker gebrek aan structuur, maar ook weer aan overbevolking van de woningen. De gemeenschapswachten zijn als geen andere gemeentedienst vertrouwd met wat zich in de straten afspeelt. Eén van de prioriteiten van deze dienst is het sensibiliseren van jongeren die al rondhangend overlast en een onveiligheidsgevoel veroorzaken. De Romajongeren zijn echter geen typische adolescente ‘hangjongeren’; men is eerder in familieverband of met de (kleinere) kinderen op straat. De gemeenschapswachten nemen ook deel aan werkgroepen om het fenomeen van groepering op pleinen beter te leren kennen en de problemen die daarmee soms samenhangen, zoals alcoholmisbruik in de openbare ruimte. Ook dit is echter geen specifiek Roma-fenomeen; het drinken op pleinen als Place de la Reine houdt o.m. verband met de aanwezigheid van dagloners (vaak van Poolse of Roemeense origine, maar meestal geen Roma) die er wachten op hun baas of er weer afgezet worden na de werkdag.
De Roma over hun buurt: tevreden maar weinig contact Wanneer we de Roma zelf aan het woord laten over hun buurt, zeggen zij over het algemeen tevreden te zijn. Schaarbeek wordt een aangename en veilige gemeente genoemd. Uit alle bevraagde gezinnen heeft slechts één moeder een echt onveiligheidsgevoel in haar buurt en dit als gevolg van de aanwezigheid van druggebruik in het straatbeeld. Opvallend is de positieve perceptie van de gemeenschapswachten bij vrijwel alle gezinnen. Vooral hun aanwezigheid in de buurt van de scholen wordt door heel wat ouders spontaan genoemd als een factor die een gevoel van veiligheid geeft. De ongemakken die Roma vermelden hebben vaak betrekking op de aanwezige horecazaken in de buurt (lawaai, openbare dronkenschap, drugproblematiek). Ook zeggen veel Romafamilies dat ze weinig contact hebben met buren, maar ze zijn niet altijd vragende partij voor meer contact. Straathoekwerkers uit de stationsbuurt (Gaucheretplein, Rue Dupont) omschrijven de Roma als een veeleer discrete bevolking, die zelf slechts sporadisch contact zoekt. Wanneer men met hen wil werken, moet men proactief handelen en aanklampend werken. Dit vraagt een tijdsinvestering die 22
niet altijd mogelijk is. De straathoekwerkers van de Dupontstraat hebben de weinige Romajongeren die spontaan met een vraag of probleem naar hen toe kwamen, doorverwezen naar AtMOsphères AMO (gesprek op 20-03-2014).
Discriminatie Hoe komt het dat veel Roma zich zo sterk op zichzelf en de eigen gemeenschap terugplooien? Angst voor of ervaring met discriminatie speelt hierbij zeker een rol. Zeer vaak worden activiteiten als bedelen, kleine criminaliteit als zakkenrollerij en ernstige feiten als mensenhandel en uitbuiting op een hoopje gegooid en geassocieerd met “de” Roma, terwijl de ervaring in Brussel ons leert dat bijvoorbeeld bedelaars enerzijds en jonge diefjes anderzijds in de praktijk vaak niets met elkaar te maken hebben, ook als beide groepen Roma zijn. Het gaat om contexten en mentaliteiten die soms sterk van elkaar verschillen. Discriminatie op basis van etniciteit, dus het Roma-zijn op zich, treffen we vooral aan in de buurt, in de publieke ruimte. Het is vooral hier dat zich negatieve vooroordelen tegenover Roma kristalliseren: Roma die in de buurt wonen, worden geregeld verdacht van inbreuken als sluikstort of inbraken in auto’s en woningen. De Nabijheidspolitie geeft echter aan dat de frequente betrokkenheid van Roma bij woninginbraken een urban legend is: het gaat hier vrijwel steeds om rondtrekkende daderbendes, die geen Romafenomeen zijn (gesprek op 13-02-2014). Ook sluikstorters treft men in alle Brusselse bevolkingsgroepen aan. Wel klopt het dat Romafamilies, zeker nieuwkomers, vaak slecht op de hoogte zijn van gebruiken en reglementen rond omgaan met en recycleren van afval. Hieraan zou zeker moeten worden gewerkt. De straathoekwerkers van het Gaucheretplein stellen vooral onder de jongeren in de buurt een zekere dagdagelijkse stigmatisering van Roma vast. De manier waarop Romajongeren worden behandeld of toegesproken door de andere jongeren getuigt soms van discriminatie. De straathoekwerkers zullen hier echter altijd tegen in proberen te gaan (gesprek op 27-03-2014). De straathoekwerkers van de Dupontstraat signaleren enkele gevallen waarbij discriminatie werd aangehaald als reden om de buurt te verlaten door Romajongeren met wie zij in het kader van hun werking contact hadden. Vooral een deel van de Turkse gemeenschap is zeer anti-Roma, aldus de plaatselijke Romajongeren. Bij de Roma die naar de werking kwamen, was er een sterke tendens om zich als Turks voor te doen. Dat is, aldus de straathoekwerkers, een reden te meer waarom Roma in deze buurt niet zo opvallen in het straatbeeld, maar in sterke mate ‘opgaan in het decor’ (gesprek op 20-03-2014).
Contacten met diensten Aan het begin van dit rapport werd de taalbarrière al aangehaald als een obstakel in het contact tussen Schaarbeekse Roma en de gemeentelijke en andere diensten. Er blijken echter nog andere obstakels te bestaan: ook wantrouwen en misverstanden door een gebrekkige kennis over elkaar spelen een rol.
23
Sommige Roma krijgen informatie of advies via zelforganisaties – zoals het Belgisch-Roemeens Cultureel Huis Arthis in Brussel-Stad, dat onder meer infosessies rond tewerkstelling en alfabetiseringscursussen aanbiedt. Ook de sociale media spelen een groeiende rol in de verspreiding van informatie binnen persoonlijke netwerken. Veruit de best bekende diensten bij Roma zijn het OCMW, de dienst bevolking van het gemeentehuis en Actiris. Twee families uit de omgeving van het Gaucheretplein die we thuis bezochten, waren vertrouwd met de werking van Soleil du Nord en hadden er ook al administratief of juridisch advies ingewonnen. Dit zijn echter uitzonderingen. Zo was er op de juridische dienst van Soleil du Nord een Roma-man die betrapt was op diefstal en heel verbaasd was dat hij een pro deo-advocaat kon krijgen. Veel nieuwkomers (Roma en anderen) zijn totaal niet op de hoogte van hun rechten en plichten (verblijfswetgeving, huurwetgeving). Ze hebben wel hun eigen netwerken waarbinnen ze in zekere mate hun plan kunnen trekken, maar dit volstaat niet (gesprek op 19-02-2014). Inzetten op bemiddeling, het wegnemen van wederzijds wantrouwen en op een goede communicatie tussen de diensten onderling zijn aangewezen. Aan de onderlinge communicatie tussen diensten wordt al gewerkt – uiteindelijk past dit volledig in de idee achter de oprichting van het PPU. We kunnen dit beschouwen als een bestaande goede praktijk waarop kan worden voortgebouwd. De Nabijheidspolitie signaleert dat er nood is aan een werkplatform waarop concrete dossiers kunnen worden besproken – een vorm van casusbespreking met verschillende betrokken partners, zoals nu al gebeurt in de jeugdhulp (gesprek op 13-02-2014). Ook de gemeenschapswachten benadrukken dat acties rond integratie die succesvol willen zijn altijd op verschillende aspecten van integratie tegelijk moeten inzetten, waarbij verschillende instanties moeten worden betrokken. Mensen hebben immers nood aan verschillende vormen van ondersteuning: informatie, educatie, oriëntering, taalonderwijs, enz. Dit alles samen is gericht op een redevenir sujet: men weet waar men aan toe is en kan zijn lot in eigen handen nemen. Men zou zelfs een soort charter met rechten en plichten kunnen opstellen, om mensen meer inzicht te laten krijgen in hun situatie en wat zij zelf kunnen/moeten doen. Een lange termijnvisie zou daarin centraal moeten staan (gesprek op 18-02-2014) . La Maison des Médiations trekt de kaart van de « wijkcel » waarbinnen één persoon de verantwoordelijkheid heeft bij een klacht de situatie te analyseren om te bekijken welke dienst in dit concrete geval het best kan worden ingeschakeld. Ter inspiratie geven we nog twee voorbeelden van goede praktijken op dit vlak, waarvan er één reeds werd gerealiseerd op het grondgebied van Schaarbeek.
Antwerpen: Ketenaanpak CO3 “CO3” is een Antwerps project van “cliëntcentrale organisatie”. De 3 in “CO3” staat voor de 3 partners: lokaal bestuur, justitie/politie en hulpverlening. Deze ketenaanpak is gericht op het efficiënt handelen in gevallen van intrafamiliaal geweld door cliëntgericht overleg tussen de drie partners. Het overleg zorgt ervoor dat inspanningen niet versnipperd raken. Justitie, ordehandhaving en preventie en hulpverlening stemmen hun acties op elkaar af.
24
De bedoeling is de methodiek in de toekomst ook toe te passen in andere sectoren, zoals bijv. de spijbelproblematiek. Dit is dus geen methodiek die specifiek of exclusief op Roma toe te passen is, maar waar alle families in een complexe situatie baat bij kunnen hebben. De voorbereiding startte in 2011 in Antwerpen met een pilootproject op basis van een uitgebreide casusanalyse. Vervolgens bereidden werkgroepen het proces van ketenaanpak voor (CAW Metropool en andere). Er werd ook een bovenlokale stuurgroep opgericht (op niveau van de kabinetten van Welzijn en Justitie) om het werkkader duidelijk te krijgen en een lokale stuurgroep die de uitvoering superviseert. In 2013 won dit project de Europese Veiligheidsprijs.
Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Task Force Gestrande Families Naar aanleiding van steeds terugkerende problemen met de specifieke groep gestrande Romafamilies in een precaire verblijfs- en huisvestingssituatie, schreef een consortium van NGO’s een manifest, waarna een conferentie over dit onderwerp werd georganiseerd (23-10-2013). Minister-president Vervoort en Staatssecretaris voor Huisvesting Doulkeridis beslisten daarop een Task Force op te richten rond de problematiek van deze specifieke families. Deze Task Force verenigt Brusselse Burgemeesters en OCMW’s, kabinetten van Brusselse ministers en NGO’s met relevante expertise. Doelstellingen van de Task Force, die voor het eerst vergaderde op 14/01/2014, zijn: - het gecoördineerd aanpakken van de problematiek van de families op middellange termijn tussen de verschillende beleidsniveaus en gemeentes; - een gecoördineerde oplossing bieden aan acute problemen; - een principiële stellingname over de vragen die de opvang van dergelijke families oproept. Op de eerste vergadering werd beslist om de conferentie van burgemeesters en de OCMW’s aan te schrijven om de Task Force als officieel platform te erkennen en te gebruiken in de aanpak van de problematiek. Zo wordt aan de burgemeesters en OCMW’s gevraagd zich te engageren, te handelen en de problematiek te collectiviseren via de Task Force. Maakten deel uit van het NGO-consortium: Foyer, Ciré, Médecins du Monde, Amnesty International, Ligue des Droits de l’Homme, Rom en Rom). Ook het betrekken van Roma bij de gemeentediensten en het lokale beleid kan in grote mate bijdragen tot meer wederzijds begrip en de onderlinge vertrouwensband versterken. Tegelijk versterkt deze aanpak de autonomie van de Roma, zodat het besef kan groeien dat ze in staat zijn een echte bijdrage aan de samenleving te leveren. Hieronder geven we nog twee voorbeelden van goede praktijken.
Stem voor Roma – Minderhedenforum Vlaanderen Het project “Stem voor Roma” was een initiatief van het Minderhedenforum met als doel de beleidsparticipatie van Roma te bevorderen. Roma worden via vormingen, debatten e.d.
25
gestimuleerd om het lokale beleid te leren kennen en ontwikkelen de vaardigheden die nodig zijn om een actieve(re) rol op te nemen in dat beleid. Er werd een brochure opgemaakt met 20 tips, van Roma, voor diensten of lokale besturen die met Roma willen werken. Via overlegmomenten met lokale beleidsmakers en maatschappelijke partners breiden de Roma hun netwerk uit en kunnen er bruggen gebouwd worden. Roma die deelnemen aan het project gaan fungeren als voorbeeldfiguren binnen hun gemeenschap en dragen er mee toe bij dat zelforganisaties hun potentieel als motor van politieke en sociale participatie vergroten. Lokale partners worden op hun beurt gestimuleerd om meer ondersteuning van Roma op te nemen in thematieken die relevant zijn voor deze groep. De werking wordt op deze manier meer intercultureel. Dit project vond plaats in Gent, Sint-Niklaas, Temse en Hasselt. (brochure: via www.tsteunpunt.be)
Project “Bedankt, burgemeester!” – ERGO Network & Integro, Bulgarije In 2010-2011 liep in de stad Kavarna, in de Bulgaarse regio Dobrich (aan de zwarte Zee), het project “Bedankt, burgemeester!”, gericht op het nauwer betrekken van Roma bij lokale besturen. Het ging om een partnerschap van het stadsbestuur met de organisatie Integro, onder auspiciën van ERGO Network (European Roma Grassroots Organizations). Er werd geïnvesteerd in het verbeteren van de infrastructuur en voorzieningen (inclusief een kleuteren lagere school) in de Romawijk Hristo Botev, die zo’n 4.000 inwoners telt. Roma-integratie was al een focus van bij het begin van het mandaat van burgemeester Tsonko Tsonev, die meteen een afdeling “integratie van minderheden” oprichtte binnen het lokale bestuur, met drie Roma-medewerkers. Zij kregen de verantwoordelijkheid voor het uitwerken van concrete maatregelen ter implementatie van het nationale minderhedenbeleid. De verschillende initiatieven op het gebied van infrastructuur en huisvesting – waarbij de Roma actief werden betrokken - en het introduceren van lessen over Romatradities in de plaatselijke scholen, droegen veel bij tot het wegnemen van spanning en verdeeldheid tussen verschillende etnische groepen in Kavarna.
Ontmoetingsplaatsen en vrijetijdsbesteding Uit wat voorafging tekent zich een beeld af van een bevolking voor wie het vinden van ontmoetingsplaatsen en van een aangename vrijetijdsbesteding ‘problematisch’ zijn: er was al sprake van huisvestingsproblemen, burenruzies, isolement en discriminatie. Dit is echter maar een stuk van het plaatje. Wanneer we de Roma zelf bevragen over hun ideeën over vrijetijdsbesteding, krijgen we een veel genuanceerder beeld, dat meer mogelijkheden blijkt te bieden.
‘Familieleden en vrienden bezoeken’ wordt steeds weer genoemd als één van de meest populaire en belangrijke vormen van vrijetijdsbesteding. Heel wat gezinnen kennen nauwelijks andere vormen van vrijetijdsbesteding. Meestal vinden bezoeken bij elkaar thuis plaats (of bijv. op een plein in de buurt). 26
Voor Roemeense Roma die behoren tot de Pinksterkerk zijn de kerken onmiskenbaar belangrijke ontmoetingsplaatsen. Naast religieuze vieringen vinden hier overigens ook verschillende socioculturele activiteiten plaats, zoals bijvoorbeeld activiteiten speciaal voor jongeren, Bijbelstudie voor jonge echtparen enzovoort. Bij het plannen van activiteiten gericht op Roemeense Roma dient er dan ook rekening mee te worden gehouden dat het deel van deze Roma dat tot de Pinksterkerk behoort, gemiddeld tweemaal per week naar de kerk gaat. Kenmerkend voor de Bulgaarse Roma zijn de hoger genoemde Bulgaarse winkels en cafés die we op verschillende plaatsen in Schaarbeek aantreffen. Dit zijn ook belangrijke referentiepunten om elkaar te ontmoeten en informatie uit te wisselen zoals nieuwtjes of werkaanbiedingen. Het is opnieuw vooral via de school dat ouders in contact komen met een ruimer aanbod van buitenschoolse activiteiten voor kinderen en jongeren. Hoewel niet veel Romakinderen vandaag deelnemen aan dergelijke activiteiten - van alle gezinnen die we bevroegen, was er slechts één waar een kind een hobby beoefende, nl. muziekschool -, wordt de interesse wel gewekt. Heel wat ouders drukten de wens uit dat hun kind een dergelijke activiteit zou kunnen hebben, maar de stap bleek vaak te groot, om praktische of financiële redenen. Tijdens een huisbezoek aan een Bulgaarse familie in de Rue Robiano vertelt een Bulgaarse vrouw die sinds 12 jaar in België is, werkt als schoonmaakster en intussen grootmoeder is geworden, dat ze graag zou willen deelnemen aan activiteiten met andere vrouwen zoals een handwerkatelier, samen koken om nieuwe recepten aan te leren, of gewoon andere sociale activiteiten om de vrouwen uit de buurt te leren kennen. Ze heeft echter nooit over iets dergelijks gehoord. (gesprek op 25-02-2014) Een Roemeense moeder van twee jongeren die sinds 13 jaar in België is, vindt het wel jammer dat de kinderen geen buitenschoolse activiteiten hebben. Zij wil graag samen met haar kinderen gaan sporten, maar weet niet goed hoe of waar te beginnen. Tot nu toe heeft ze niets ondernomen. (gesprek op 25-02-2014) Uit gesprekken met straathoekwerkers blijkt duidelijk dat vrijetijdsactiviteiten zeker voldoende laagdrempelig moeten zijn, willen ze Roma aanspreken. Ook moet voldoende tijd worden uitgetrokken om een vertrouwensband tot stand te brengen. Roma uit de omgeving van het Gaucheretplein, bijvoorbeeld, hebben in het verleden meermaals deelgenomen aan activiteiten en evenementen die laagdrempelig genoeg waren. Dit zijn vaak eenmalige activiteiten die gericht zijn op ‘consumptie’ van de actie (bijv. een feest) en minder op actieve participatie. Het bleek heel wat moeilijker om de families te motiveren om steeds op een bepaalde dag en een bepaald uur naar Soleil du Nord te komen om daar deel te nemen aan een activiteit (bijv. activiteiten voor kinderen, de ontmoetingsgroep voor moeders, enz.). Ook excursies, waarbij kinderen de eigen vertrouwde omgeving verlaten, liggen vaak heel moeilijk. In de loop der jaren hebben slechts een drie à vier Romajongeren er deelgenomen aan een gestructureerde activiteit. Romameisjes zijn bijzonder moeilijk te betrekken bij vrijetijdsactiviteiten omdat zij al jong verantwoordelijkheden hebben in het gezin, zoals voor de kleinere kindjes zorgen. Het contact dat de straathoekwerkers met de families hebben, is over het algemeen goed, maar het blijft heel oppervlakkig. De kinderen zouden een toegangspoort moeten zijn om ook contact te krijgen met de ouders, maar de straathoekwerkers hebben nog geen goede methode gevonden om 27
hen te benaderen. Dit zorgt soms voor frustratie doordat er geen echt contact of uitwisseling tot stand komt. Straathoekwerkers uit de Dupontstraat bijvoorbeeld, geven expliciet aan geen vragende partij te zijn om meer in te zetten op werken met Roma, alleen al door de grote tijdsinvestering die dit zou vergen. De prioriteit voor het team is het managen van het publiek dat momenteel naar Salle 58 komt - meer dan 100 jongeren (en een aantal volwassenen). Er leeft wel een sterke interesse bij het team om meer over de Roma te weten te komen. Bij concrete vragen m.b.t. Roma richt men zich momenteel meestal tot de Foyer (gesprek op 20-03-2014). In de buurthuizen horen we hetzelfde verhaal: Roma komen zelden of nooit op eigen initiatief naar het buurthuis, tenzij er een zeer zichtbare en toegankelijke activiteit plaatsvindt. Hier zou extra motivering en omkadering van jongeren en/of hun ouders door een bemiddelaar wel resultaten kunnen opleveren. Er wordt momenteel nagegaan of de Romavrouwen uit de Gaucheretbuurt aansluiting kunnen vinden bij de moedergroep van Soleil du Nord. Samenvattend kunnen we zeggen dat, hoewel Roma weinig betrokken zijn in vrijetijdsinitiatieven in de gemeente, er bij Romagezinnen en aanbieders van vrijetijdsactiviteiten allerhande een wederzijdse interesse voor deelname bestaat. Momenteel vraagt het deelnemen aan gestructureerde activiteiten echter teveel, zowel van de Roma als van de diensten. Voor een succesvolle deelname van Roma lijkt bijkomende ondersteuning nodig.
4. Tot slot Met de Oost-Europese Roma heeft zich op relatief korte tijd een nieuwe bevolkingsgroep in Schaarbeek gevestigd. Door haar soms gemarginaliseerde situatie - doorgaans meegebracht vanuit het land van herkomst – stellen zich enkele specifieke problematieken voor een aantal families. We mogen deze problematieken echter niet generaliseren. Roma hebben te kampen met een negatief imago en heel wat vooroordelen binnen de samenleving, die worden versterkt door gebrekkige wederzijdse kennis. Er is sprake van een zekere mate van bewust isolement en van wederzijds wantrouwen. Inzetten op informatie, bemiddeling en een goede doorstroom van informatie, zowel tussen diensten en organisaties onderling als in de communicatie met Romafamilies, zal ongetwijfeld vruchten afwerpen. Belangrijk daarbij is ook dat men dit proces voldoende tijd geeft. Idealiter worden de Roma van Schaarbeek ook nauwer betrokken bij het uittekenen en implementeren van het lokale beleid. Op die manier wordt hun autonomie gestimuleerd en een stuk wederzijds wantrouwen weggewerkt. Bemiddelaars, al dan niet verbonden aan de gemeente, kunnen zeker in een eerste fase een cruciale rol spelen hierbij. Gezien de positie van de bemiddelaar als tussenpersoon, is een goede omkadering en coaching wel essentieel. (Kans)armoede en de factoren die een dergelijke situatie bestendigen (gebrek aan scholing en werkervaring, niet-behandelde ziekten, uitbuiting e.d.) moeten worden bestreden op een zo efficiënt mogelijke manier. Ook hier is, zeker in het geval van multi-problematische situaties, een goede communicatie tussen alle betrokkenen een zeer groot pluspunt.
28