ACTUALISATIE TRIPLE P STUDIE DE KEMPEN Eindversie, 30 maart 2015
Inleiding Aanleiding en doelstelling De samenwerkende gemeenten in Het Huis van de Brabantse Kempen bepalen de komende tijd de agenda voor het samenwerkingsverband voor de komende jaren. Daarvoor discussiëren zij met elkaar over de vraag wat de relevante duurzaamheidsthema’s in regionale samenwerking in de Brabantse Kempen moeten zijn, die betrekking hebben op economische vitaliteit, leefbaarheid en natuur en milieu. Daarnaast verkennen zij de mogelijkheden de thematische agenda te vertalen naar een programmatische invulling. Om de discussie te voeden en tot een gerichte invulling van de agenda en een programma te komen, is behoefte aan inzicht over de huidige duurzaamheidsstaat van het gebied. In 2007 is in opdracht van de Kempen-gemeenten de Triple P studie ‘Duurzame Kempen?’ opgesteld, die als onderlegger heeft gediend voor de oprichting van het Huis van de Brabantse Kempen. Huis van de Brabantse Kempen heeft Bureon gevraagd om in kort tijdsbestek een update uit te voeren van de cijfers die in de studie uit 2007 zijn gebruikt en de resultaten daarvan in een notitie uit te werken en te presenteren. In aanvulling op de Triple P update heeft Bureon een analyse uitgevoerd naar de functionele relaties tussen De Kempen en de omliggende regio’s MRE en Tilburg. Dit om de discussie te voeden over de positionering van het samenwerkingsverband in de omgeving.
Aanpak Het Triple P model dat in de studie van destijds is gebruikt, is inmiddels niet meer beschikbaar en op deze korte termijn voor de update niet opnieuw met geactualiseerde gegevens te vullen. De uitgevoerde actualisatie betreft daarom een cijfermatige update van een groot deel van de indicatoren van destijds, aangevuld met een aantal nieuwe indicatoren/onderwerpen. Dat laatste deels vanwege het niet meer voorhanden zijn van een aantal van de oorspronkelijke indicatoren, deels om de thema’s van het huidige samenwerkingsverband –zoals de vrijetijdssector- cijfermatig voldoende af te dekken. De update beperkt zich (vooralsnog) tot deskresearch, zonder een inventarisatie van beleidsstukken, literatuur en gesprekken en bijeenkomsten met stakeholders. De update kan dan ook worden gezien als een uitgebreide ‘quick scan’ over een veelheid aan cijfers, die bijdraagt aan een feitelijk inzicht in de huidige staat van de regio. De analyse naar de functionele relaties tussen De Kempen en MRE en regio Tilburg is een nieuwe, aanvullende exercitie. De analyses hebben betrekking op de oorspronkelijke Kempen-gemeenten in het samenwerkingsverband, aangevuld met de gemeenten Hilvarenbeek en de Oisterwijk (vanwege Moergestel). De data-analyse is zo consequent mogelijk uitgevoerd door voor op elk terrein de meest actueel beschikbare cijfers (rond 2013) in de Kempen te vergelijken met die van een aantal jaren geleden (rond 2008) en de situatie en ontwikkeling in de Kempen te vergelijken met die in Nederland als geheel. Een overzicht van de uitgevoerde cijfermatige analyses is uitgewerkt in een afzonderlijk bestand met sheets met grafieken (zie de bijlage met sheets met grafieken).
1
Belangrijke constateringen uit de studie ‘Duurzame Kempen?’ De Triple P studie uit 2007 liet een positief beeld zien voor de staat van de regio. Zowel op de dimensie People (sociale staat) als de dimensie Planet (natuur en milieu) scoorde de regio gunstig. Op economisch gebied (Profit) stond de regio er vrij gemiddeld voor – niet goed, niet slecht. De regio, was de conclusie, had daarom vooral veel te verliezen, aldus de studie van toen. Aandachtspunten (bedreigingen) betroffen onder andere: •
Sociaal: Bevolkingskrimp, vergrijzing, individualisering en schaalvergroting (van voorzieningen);
•
Economisch: de (kwetsbare) eenzijdige productiestructuur, een gebrek aan huisvestingsmogelijkheden voor bedrijven en het lage opleidingsniveau van de (beroeps)bevolking;
•
Ecologisch: ruimtedruk op natuur en landschap vanwege wonen, landbouw, bedrijventerreinen en de toeristisch-recreatieve sector.
Een belangrijk sociaal vraagstuk betrof volgens de studie van destijds dus vooral het behoud en organiseren van draagvlak voor initiatieven, activiteiten en voorzieningen in het gebied. In deze update is daarvoor gekeken naar indicatoren als bevolkingskrimp en vergrijzing, participatie, het voorzieningenaanbod en de afstand tot voorzieningen. Het economische vraagstuk omvatte de diversiteit van de economische activiteiten in de regio, expansiemogelijkheden van bedrijven en opleiding/scholing. Indicatoren in deze actualisatie, die hierop aansluiten, zijn de economische dynamiek per sector en de sectorstructuur, de ontwikkelingen in de markt voor commercieel vastgoed en de ontwikkelingen in de beroepsbevolking en op de arbeidsmarkt. Het ecologische vraagstuk richtte zich vooral op de ruimtelijke inpassing en kwaliteit. De actualisatie gaat hierop slechts gedeeltelijk in. Deels vanwege het feit dat ruimtelijke ontwikkelingen zich doorgaans niet snel voltrekken, deels van wege het ontbreken van actuele gegevens over ruimtelijke indicatoren die in de studie uit 2007 zijn gebruikt (ruimtelijke en landschappelijke indicatoren). Relevante indicatoren in deze actualisatie zijn: de functiesamenstelling van het bodemgebruik, de intensiteit van het grondgebruik, de groei van het areaal natuurgebied en de mestproductie door de landbouw. De vraag is in hoeverre, afgaande op de analyses die in deze actualisatie zijn uitgevoerd, voornoemde aandachtsgebieden nog altijd actueel zijn. Op die vraag wordt hierna, per duurzaamheidsdimensie, antwoord gegeven. Daarna volgt een analyse van twee thema’s die in het Huis van de Brabantse Kempen spelen: de vrijetijdssector en de landbouw.
Sociale staat Bevolkingsontwikkeling Het aandachtspunt van het maatschappelijk draagvlak is grotendeels ingegeven door demografische ontwikkelingen. Recente cijfers over de bevolkingsontwikkeling in de Kempen laten zien dat het proces van vergrijzing voortschrijdt en dat niet de totale maar wel de beroepsbevolking de komende jaren gaat krimpen. En dat ondanks de relatief hoge levensverwachting voor Kempenaren. Het aandeel 65plussers stijgt van 20% nu naar 29% in 2030. Het aantal 75-plussers groeit tot 2030 zelfs met 70%. Tegelijkertijd krimpt de potentiële beroepsbevolking met 14%. Dit zorgt voor een forse druk op de draagkracht van de actieve bevolking. Een structureel demografisch aandachtspunt is het vertrek van jongeren (15-24 jarigen) uit de regio. Het migratiesaldo van jongeren is in Hilvarenbeek en Oisterwijk nog ongunstiger dan dat in de vijf oorspronkelijke Kempen-gemeenten. Wel is tussen 2008 en 2012 de regio in trek gebleven voor zich vestigende jonge gezinnen met kinderen.
2
Woningmarkt De economische en financiële crisis heeft de woningmarkt in de Kempen niet harder of minder geraakt dan die in Nederland als geheel. Indicaties voor de huizenprijsontwikkeling geven een daling weer die de landelijke trend volgt. Ook is het percentage te koop staande woningen hier niet wezenlijk hoger dan landelijk. Kempenaren zijn bovengemiddeld tevreden over hun eigen woonsituatie en woonomgeving. Tegelijkertijd blijft de afstemming van het woningaanbod aan de demografische ontwikkelingen relevant aandachtspunt. De gemiddelde huishoudensomvang neemt tot 2030 met 8% af, terwijl het aantal huishoudens met ongeveer eenzelfde percentage zal groeien. En dat terwijl de regio een relatief grote voorraad (64% tegenover 36% landelijk) aan grote woningen (>120 m2 woonoppervlak) telt.
Sociale cohesie Het ‘sociale weefsel’ is van groot belang voor de leefbaarheid van een gebied en wordt alleen maar groter, vanwege de terugtredende overheid ten gunste van meer burgerinitiatief en sociaal ondernemerschap. Indicatoren voor de sociale cohesie in de Kempen wijzen op een relatief gunstige uitgangssituatie, maar ook op enige druk op die cohesie. Zo wordt in deze regio relatief veel aan vrijwilligerswerk gedaan en voelen Kempenaren zich meer thuis in hun buurt en waarderen ze de omgang met buren en buurtgenoten beter dan Nederlanders. Kempenaren hebben ook relatief vaker contact met familie en vrienden en zijn vaker actief in verenigings- en clubverband. Bovendien is de criminaliteit hier lager dan landelijk en is het aantal misdrijven en verdachten van misdrijven de afgelopen jaren gedaald. Het zijn allemaal indicaties dat men hier naar verhouding goed met elkaar samenleeft en van elkaar op aan kan. Tegelijkertijd blijkt uit cijfers dat het gevoel van veiligheid tussen 2006 en 2012 eerder is verslechterd dan verbeterd. Het gaat dan om de veiligheid in de buurt en de verkeersveiligheid. Bovendien neemt, evenals elders in ons land, de politieke betrokkenheid in de Kempen af.
Voorzieningen Bij krimpvraagstukken wordt de leefbaarheid van een gebied al snel in verband gebracht met de aanwezigheid van voorzieningen. Enerzijds gaat het om de beschikbaarheid van voorzieningen (diversiteit), anderzijds om de bereikbaarheid ervan. Het winkelaanbod per inwoner ligt rond het landelijk gemiddelde en in Hilvarenbeek en Oisterwijk daar zelfs boven. En dat ondanks de directe nabijheid van de regio Eindhoven. De winkelleegstand is echter hoger dan die in Nederland (15% versus 10%) en - gemeten naar leegstaande meters vloeroppervlak - bijzonder hoog in Bergeijk en Reusel-De Mierden. Dat lijkt in elk geval niet te komen door een lage koopkrachtbinding van de eigen bevolking. De binding van Kempenaren aan de regionale detailhandel lag in 2011 op 83%. 1 In de niet-dagelijkse winkelsegmenten was de regionale koopkrachtbinding meer dan 70%. Het grootste deel van het koopkrachtverlies is op conto te schrijven van de steden in de grotere regio: Eindhoven en Tilburg. Omgekeerd is de Kempense detailhandel voor 75% afhankelijk van klanten uit de regio zelf, 25% van de omzet is afkomstig van consumenten van buiten de regio. In het niet-dagelijkse segment is de klandizie van buiten de regio voor bijna 30% van de omzet verantwoordelijk. En in de recreatieftoeristische sectoren voor 50 tot 70%. De consumentenrelaties tussen De Kempen en de omliggende regio’s komen verderop nog uitgebreider ter sprake.
1
Blijkens koopstroomgegevens van Rabobank Nederland/KEO. Hierin zijn internationale koopstromen, zoals die naar Turnhout niet meegenomen.
3
De regio telt een gemiddeld aantal eerstelijns zorgvoorzieningen, theaters, onderwijsinstellingen en sportvoorzieningen. Het horeca-aanbod (restaurants, cafés en hotels) is in verhouding tot de bevolkingsomvang, vrij groot. Het aanbod tandartsen, fysiotherapeuten en aan plaatsen in verzorgingshuizen is wat lager. Filmhuizen en bioscopen telt de regio niet. De aanwezigheid van voorzieningen is nog iets anders dan de afstand ertoe. De gemiddelde afstand tot dagelijkse voorzieningen als een supermarkt en een basisschool is hier niet wezenlijk langer dan landelijk. De afstand tot niet-dagelijkse voorzieningen, zoals een ziekenhuis en een bioscoop, is naar verhouding wel groot. Ook een treinstation is niet op een gemiddelde afstand te vinden. De bereikbaarheid van voorzieningen heeft ook te maken met de verkeersbereikbaarheid, zoals die over de weg en de aanwezigheid van OV-verbindingen. Gemiddelde leggen Kempenaren een wat langere afstand af naar een winkel (7 in plaats van de landelijke 5 kilometer), maar ze doen er niet langer over (16 minuten, even lang als landelijk). Dit geeft aan dat een grotere afstand niet zonder meer hoeft te leiden tot een langere reisduur. De keuze uit vervoerwijzen is echter wel beperkter. Zo is het gebruik van OV in De Kempen een stuk lager dan in Nederland en de beschikbaarheid van OV-haltes in de buurt is volgens de bevolking tussen 2008 en 2012 licht afgenomen.
Natuur en milieu Natuur en landschap Zoals in de inleiding is aangegeven, zijn diverse landschapsindicatoren uit de 2007-studie niet meer voorhanden. Kwaliteitsaspecten van het landschap, zoals reliëf en cultuurlandschappelijke waarden veranderen door de tijd heen echter niet of nauwelijks. Wel kunnen horizonvervuiling en verrommeling van het landschap optreden. Een indicatie daarvoor is het aandeel intensief gebruikt en bebouwd gebied in het totale grondgebruik. Het aandeel bebouwd en intensief gebruikt gebied is hier lager dan landelijk. Wel is het aandeel bebouwd gebied tussen 2006 en 2010 met 10% gestegen en de adressendichtheid is tussen 2010 en 2014 eveneens aanzienlijk toegenomen. Bovendien zijn er indicaties voor verdere intensivering van het agrarisch grondgebruik, in termen van toegevoegde waarde per hectare en een grotere milieubelasting per hectare.2 Verder is de bedrijvendichtheid gegroeid en tegelijkertijd de gebruiksintensiteit van bedrijventerreinen gedaald. De Kempen herbergen een omvangrijk areaal aan natuurgebied. Circa 30% van het oppervlak bestaat uit bos en ander natuurgebied, een percentage dat bijna drie maal hoger ligt dan landelijk. In het vorige decennium is het areaal natuurgebied echter nauwelijks gegroeid (vergelijk Nederland: +8%). In Oisterwijk is zelfs sprake geweest van een lichte afname van het areaal. Over de kwaliteit van de natuur zijn lastig uitspraken te doen. De in 2007 gebruikte cijfers van WUR/Alterra over de kwaliteit van het landschap (Belevingskaart van het landschap) gaf wel een gunstige score aan voor deze regio.
Milieudruk en -gedrag Uit het voorgaande blijkt dat de druk op het ruimtegebruik stijgt en de productieruimte de laatste jaren intensiever wordt gebruikt. De milieudruk op het totale oppervlak van de regio, in termen van CO2belasting, is beperkter dan landelijk; jaarlijks 13 ton per hectare versus 31 ton in Nederland. De grootste bijdrage aan de CO2-uitstoot wordt normaliter geleverd door woningen/gebouwen en de
2
Inmiddels bedraagt de bruto toegevoegde waarde per hectare agrarische grond in de vijf Kempen-gemeenten gemiddeld € 7.100 en in Oisterwijk zelfs € 7.900, tegenover € 6.200 landelijk. De benuttingsgraad van cultuurgrond door bemesting is voor fosfaten sinds 2008 nauwelijks gedaald, terwijl die voor stikstof fors is gestegen. Deze ontwikkeling is ongunstiger dan die gemiddeld in Noord-Brabant en de benuttingsgraad is ook fors hoger dan landelijk.
4
energiesector. De energiesector is in deze regio nauwelijks vertegenwoordigd en de woningdichtheid is betrekkelijk laag. De CO2-uitstoot van woningen is per inwoner iets hoger dan het landelijke gemiddelde, wat niet vreemd is gezien de gemiddeld grote woningen in dit gebied. De uitstoot van het verkeer (per kilometer weg) en van de industrie (per baan in de industrie) is zelfs kleiner dan landelijk. Een ander milieuaspect is de afvalproductie. De productie van huishoudelijk afval ligt in De Kempen per huishouden lager dan landelijk en een kleiner deel ervan is (niet gescheiden of herbruikbaar) restafval. De afgelopen jaren is de productie van restafval verder afgenomen. Bewust milieugedrag is in de studie uit 2007 onder andere gemeten aan de hand van het gebruik van groene energie en de betrokkenheid bij natuur- en milieuorganisaties. Deze indicatoren zijn niet langer voorhanden. Wel zijn gegevens beschikbaar over enkele vormen van feitelijk/effectief
milieugedrag: de energiezuinigheid van woningen, het gebruik van zonnepanelen en het gebruik van elektrische auto’s. De Kempen loopt op die drie terreinen respectievelijk iets voor op, duidelijk voor op en achter bij de Nederlandse ontwikkeling.
Economische vitaliteit Structuur In de studie uit 2007 is economische (structuur)verbreding als aandachtspunt naar voren gekomen. Een voor de hand liggende reden daarvoor zou een eenzijdige sectorstructuur zijn, een zeer sterke specialisatiegraad in een of enkele sectoren, of een beperkt aantal grote bedrijven. Op basis van cijfers over de werkgelegenheid en de toegevoegde waarde over 2013, lijkt de specialisatiegraad mee te vallen. Productiesectoren als de landbouw, de industrie en de bouwnijverheid zijn, naast de horeca en het openbaar bestuur, relatief belangrijke werkverschaffers. De zakelijke dienstverlening en de zorgsector zijn in werkgelegenheidstermen ondervertegenwoordigd.3 In termen van toegevoegde waarde is de bijdrage van de zakelijke dienstverlening nog wat lager, de oververtegenwoordiging van de industrie en de bouw kleiner en zijn het openbaar bestuur en vooral de groothandel sterker oververtegenwoordigd. Op basis van beschikbare statistieken is niet vast te stellen hoe kwetsbaar de sterk vertegenwoordigde sectoren, gelet de precieze samenstelling van de bedrijvigheid binnen die sectoren, zijn. Sinds 2008 is de totale werkgelegenheid in deze regio gegroeid (dus geen neergang als gevolg van de crisis), wat enerzijds komt door een minder sterke krimp in sterk vertegenwoordigde sectoren (industrie, bouw) en anderzijds door een positieve(re) ontwikkeling van de werkgelegenheid in minder sterk vertegenwoordigde sectoren. De economie is dus minder kwetsbaar gebleken dan misschien gedacht én is iets verbreed. Ongeacht de sectorstructuur kan economische vernieuwing wel een aandachtspunt in deze regio zijn. Signalen daarvoor zijn een lager percentage startende ondernemers en een lagere investeringsgraad. Het aantal starters als percentage van de bedrijvenpopulatie lag in 2014 op een kleine 6% (met Oisterwijk als positieve uitschieter: 7,2%), wat circa 1,5%-punt lager is dan het landelijk gemiddeld. De investeringsgraad van het bedrijfsleven was tussen 2008 en 2013 gemiddeld 15%, 2%-punt lager dan het landelijk gemiddelde. Tegenover de lagere score op vernieuwingsindicatoren staat dat de Kempen relatief minder stoppende bedrijven telt en dat het aandeel zelfstandigen hier (met 13% van alle werkzame) duidelijk hoger ligt dan landelijk (10%). Hierdoor ontstaat het beeld van een vrij degelijke ondernemersmentaliteit, die voor een relatief grote stabiliteit in het bedrijfsleven zorgt, maar innovatie 3
Het werkgelegenheidsaandeel van de agrarische sector en de horeca is in de Kempen twee maal zo hoog als landelijk, die van de industrie en het openbaar bestuur anderhalf maal zo hoog. Het aandeel van de zorgsector en kennisdiensten ligt grofweg anderhalf keer zo laag.
5
in de weg kan staan.
Bedrijfshuisvesting De studie ‘Duurzame Kempen?’ is voor het uitbreken van de financiële en vastgoedcrisis opgesteld. In een tijd waarin landelijk de schaarste aan vastgoed, ook dat voor bedrijven, als punt van zorg werd gezien. Inmiddels zijn de omstandigheden landelijk drastisch gewijzigd. Bovendien is in deze regio het Kempisch Bedrijvenpark beschikbaar gekomen. Hierdoor is de urgentie voor voldoende bedrijfsruimte een stuk afgenomen. Afgaande op het uitgiftetempo sinds 2008, kan de regio nog 13 jaar vooruit met het direct uitgeefbare areaal bedrijventerrein en De Kempen inclusief Hilvarenbeek en Oisterwijk zelfs 18 jaar.4 Wel is lokaal, zoals in Eersel en Oirschot, sprake van volledig uitgegeven bedrijventerreinen. Kwaliteitsindicaties voor de bedrijventerreinen tonen een beeld dat de terreinen in deze regio er wat beter voor staan dan die in de provincie Noord-Brabant als geheel. Er zijn minder verouderde terreinen en terreinen met een slechte bereikbaarheid. Wel hebben minder terreinen in deze regio parkmanagement en is de parkeerdruk op een meerderheid van de terreinen hoog.5 Wellicht bestaat nog wel schaarste in commercieel vastgoed in bepaalde nichemarkten, zoals flexibele en kleinschalige kantoor en ruimten voor experimentele activiteiten (proefstations e.d.). Of in die segmenten van schaarste sprake is, kan op basis van beschikbare data niet worden vastgesteld.
Arbeidsmarkt De arbeidsmarkt is in de meeste regio’s een thema dat structureel veel aandacht krijgt. Terecht, aangezien het ‘sociaal kapitaal’ in een regio een cruciale conditie vormt voor economische groei, welvaart en leefbaarheid. Een pluspunt in deze regio is de hoge arbeidsparticipatie. Sinds 2008 is de participatie gedaald, vanwege de economische crisis en de stijgende werkloosheid. In de Kempen is de daling echter geringer geweest dan landelijk; hier van 71% naar 69%, landelijk van 69% naar 66%. De hoge participatiegraad kan deels worden verklaard door de redelijk hoge werkfunctie. Anderzijds functioneert de regio niet als een hecht arbeidsmarktgebied. Op werkenden woonachtig in Reusel-De Mierden na, zijn werkende Kempenaren sterk op de eigen gemeente, maar vooral ook op gemeenten buiten de Kempen gericht: de regio’s Tilburg en Eindhoven. Het aantal werkzoekenden is in de Kempen minder snel gestegen dan landelijk.5 Het aandeel lager opgeleiden in de groep werkzoekenden is hier lager dan gemiddeld in Nederland. Dat is des te opvallender, aangezien lager opgeleiden in deze regio zijn oververtegenwoordigd en die oververtegenwoordiging in de studie uit 2007 is geduid als een kwetsbaar punt van de regionale economie. Tussen 2008 en 2014 is het opleidingsniveau van de regionale beroepsbevolking fors gestegen. Het aantal lager opgeleiden is zelfs in absolute zin gedaald, terwijl het aantal middelbaar en hoger opgeleiden met respectievelijk 10% en 18% is gegroeid.
4
Uit cijfers van IBIS blijkt dat sinds 2008 75 hectare bedrijventerrein is uitgegeven, terwijl er in 2013 nog 5 125 hectare direct uitgeefbaar terrein voorhanden was. Provincie Noord-Brabant: www.brabant.databank.nl 5 Volgens cijfers van het UWV is tussen januari 2013 en september 2014 het aantal werkzoekenden in de Kempen met 22% toegenomen, tegenover 32% landelijk. In Hilvarenbeek en Oisterwijk groeide het aantal werkzoekenden wel sneller dan landelijk.
6
Nieuwe inzichten Vrijetijdssector De vrije tijdssector is een belangrijk thema binnen het samenwerkingsverband van het Huis van de Brabantse Kempen. Een analyse van een aantal actueel beschikbare cijfers, laat het volgende zien:
Werkgelegenheid Het aandeel van de horeca in de regionale werkgelegenheid is fors (circa 8%) te noemen en ook hoger dan dat van de horeca op nationaal niveau (circa 4%). Het belang van de vrije tijdssector in de regionale werkgelegenheid is bescheiden en ligt rond het landelijk gemiddelde, met Hilvarenbeek als positieve uitzondering. Tussen 2008 en 2013 is de werkgelegenheid in de vrijetijdssector in De Kempen gegroeid, maar minder snel dan landelijk; +6 versus +15%. De werkgelegenheid in de horeca is, conform de landelijke ontwikkeling, stabiel gebleven.
Toegevoegde waarde
In termen van waardecreatie is het belang in de regionale economie van zowel de horeca als de vrije tijdssector bescheiden; respectievelijk 3 en 1% van het regionaal product. Het belang van de horeca is in verhouding tot die op nationaal niveau groter en ook qua toegevoegde waarde steekt Hilvarenbeek positief af.
Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit van zowel de horeca als de vrije tijdssector ligt rond het landelijke gemiddelde (een toegevoegde waarde van respectievelijk €45.000 en €55.000 per arbeidsjaar). Wederom is Hilvarenbeek en daarnaast Oisterwijk een positieve uitschieter.
Investeringsgraad en solvabiliteit
De investeringsgraad (investeringen als percentage van de toegevoegde waarde) ligt in de horeca en de vrijetijdssector lager dan landelijk. En dat terwijl de solvabiliteit op een niveau ligt dat vergelijkbaar is met die van de sectoren in Nederland als geheel.
Agrarische sector Een ander thema in het samenwerkingsverband is de land- en tuinbouw. Hierover zijn de volgende cijfermatige inzichten te geven:
Het aantal agrarische bedrijven in de Kempen is sinds 2008 met 10% gekrompen, iets minder snel dan de sector landelijk. Vooral het aantal bedrijven in de glastuinbouw en de varkenshouderijsector is fors afgenomen.
Het agrarisch areaal minder snel gekrompen dan het aantal bedrijven, wat duidt op een verdere schaalvergroting (+10%).
Qua grondgebruik zijn agrarische bedrijven in de Kempen (nog altijd) een derde kleiner dan die in Nederland.
Bedrijven in de veehouderijsector zijn hier groter dan landelijk; bedrijven hebben hier meer melkkoeien, varkens en kippen. Bovendien is het proces van schaalvergroting in de melkveehouderij- en de varkenshouderijsector hier sinds 2008 sneller verlopen.
De agrarische sector is in deze regio van wezenlijk groter belang voor de werkgelegenheid (aandeel van 7%) en de toegevoegde waarde (5%) dan landelijk.
Indicatoren wijzen op een verhoudingsgewijs gezonde/sterke sector in deze regio: een hogere arbeids- en grondproductiviteit, een hogere investeringsgraad en een gemiddelde solvabiliteit.
Wel varieert de bedrijfseconomische staat van de sector naar bedrijfstype. De glastuinbouw en de varkenshouderijsector hebben het relatief zwaar (gehad) met respectievelijk krimp en stagnatie in
7
areaal en productie als gevolg. Daar staat een redelijke gunstige ontwikkeling in de akkerbouw en de melkveehouderijsector tegenover.
Functionele relaties met MRE en Regio Tilburg Om de toekomstige agenda van het samenwerkingsverband te kunnen bepalen, is het relevant zicht te hebben op de functie die de Kempen heeft voor de omliggende regio’s Eindhoven en Tilburg. In het kader van deze actualisatie van de Triple P studie, heeft Bureon daarom enkele analyses uitgevoerd naar interacties tussen de Kempen (inclusief Hilvarenbeek en Oisterwijk) en de overige regio’s Eindhoven en Tilburg. ‘Overige’ aangezien dit gebied feitelijk onderdeel uitmaakt van de regio’s MRE (Zuidoost-Brabant) en Tilburg (Midden-Brabant). Voor deze analyse is het gebied van De Kempen als het ware uit het totale gebied van de beide stedelijke regio’s gelicht en zijn functionele relaties met de rest (wat ook het overgrote deel is) van die regio’s in beeld gebracht. Hierna wordt met MRE dan ook overig MRE (exclusief de Kempen-gemeenten) bedoeld en met Regio Tilburg de overige regio Tilburg, exclusief de gemeenten Hilvarenbeek en Oisterwijk. Naar de volgende functionele relaties is gekeken:
Arbeidsmarkt: wat betekenen De Kempen als leverancier van arbeid voor het bedrijfsleven in/ de economie van MRE en Regio Tilburg?
Inzicht in pendelstromen vanuit De Kempen naar MRE en Regio Tilburg
Leisure: welke betekenis hebben De Kempen als recreatie- en verblijfsgebied voor inwoners van MRE en Regio Tilburg?
Inzicht in koopstromen vanuit MRE en Regio Tilburg naar De Kempen
Handel: welke betekenis hebben –de bedrijven in- De Kempen als toeleverancier voor het bedrijfsleven in MRE en Regio Tilburg?
Inzicht in business-to-business stromen tussen het bedrijfsleven van De Kempen en dat van
MRE en Regio Tilburg.6
Arbeidsmarkt Zoals eerder opgemerkt, vindt tussen De Kempen en de omliggende regio’s veel pendel plaats. 16% van de in MRE werkzamen woont in De Kempen en van de werkenden in Regio Tilburg is dat zelfs 17%. In verhouding tot de omvang van de beroepsbevolking levert De Kempen daarmee een forse bijdrage aan de regionale arbeidsmarkt. Het opleidingsniveau van Kempenaren die werkzaam zijn in MRE en Regio Tilburg doet niet onder voor dat van de andere daar werkzamen. En dat terwijl het opleidingsniveau van de totale beroepsbevolking in De Kempen lager ligt dan dat van MRE en Regio Tilburg. Nemen we het inkomensniveau als kenmerken van de werkzamen, dan zien we eenzelfde beeld, maar dan nog wat versterkt: Kempenaren die in MRE en Regio Tilburg werken hebben een beduidend hoger inkomen dan Kempenaren die in de eigen regio werken. Kempenaren in MRE en Regio Tilburg hebben bovendien een fors hoger inkomen dan de overige in die regio’s groepen werkzamen. Eén verklaring is dat Kempenaren die buiten de eigen regio werken relatief goede functies bekleden. Ook of daarnaast is het mogelijk dat De Kempen een goede uitvalsbasis is voor tweeverdieners, waarvan of beiden in de stedelijke regio’s werken of in elk geval een van beiden (die met de beter betaalde baan). In elk geval ontstaat het beeld van De Kempen als relatief grote leverancier van talent aan de regio’s MRE en Tilburg.
6
De functie van De Kempen als woongebied voor de bevolking van MRE en Regio Tilburg kon in het kader van dit onderzoek helaas niet uitgebreid worden geanalyseerd. Daarvoor ontbraken voldoende betrouwbare onderzoeksgegevens.
8
Leisure Eerder is al opgemerkt dat de vrijetijdssector in De Kempen sterk leunt op consumenten van buiten het gebied. Volgens cijfers over financiële transacties tussen consumenten en de consumentensector van Rabobank besteden inwoners van MRE circa 40% van hun binnenlandse recreatieve uitgaven buiten de eigen woonregio. Inwoners van Regio Tilburg zijn voor recreatie nog wat minder sterk op de eigen regio gericht: 50% van de uitgaven wordt buiten de woonregio gedaan. Gemeten naar bestedingen is, afgezien van de eigen woonregio, De Kempen de belangrijkste binnenlandse recreatieve bestemming voor de inwoners van MRE en Regio Tilburg. Voor de bevolking in MRE heeft De Kempen zelfs deze prominente rol voor alle vormen van leisure: winkelen, restaurantbezoek, cultuur, sport en recreatie. Voor de consumenten uit Regio Tilburg moet De Kempen zwaarder concurreren met andere delen van Noord-Brabant. Zeker op het gebied van winkelen legt De Kempen het af tegen –waarschijnlijk- steden als Breda en Den Bosch. Al met al is De Kempen dus een aantrekkelijke vrijetijdsregio voor de bevolking van Regio Tilburg en MRE.
Handel Voor binnenlandse7 zakelijke relaties richt het bedrijfsleven in Regio Tilburg en met name ook dat in MRE zich primair op bedrijven in de eigen regio. Uit financiële transactiegegevens van Rabobank blijkt dat het bedrijfsleven in MRE 70% van zijn inkopen bij bedrijven in de eigen regio doet, het intraregionale aandeel van de inkoop van het Tilburgse bedrijfsleven bedraagt 62%. De Kempen is goed voor circa 8% van alle leveranties die MRE-bedrijven van buitend de eigen regio haalt. In verhouding tot de economische omvang van De Kempen, is dat een forse bijdrage aan de totale inkoop van het bedrijfsleven in MRE. Zoomen we in op de maakindustrie in MRE dan blijken bedrijven in De Kempen een nog sterkere positie als toeleverancier te hebben: 11% van de interregionale inkopen door maakbedrijven in MRE is afkomstig van bedrijven in De Kempen. Daarmee heeft het bedrijfsleven De Kempen een groter deel van de koek dan bedrijven in de regio’s Tilburg en West-Brabant en een vrijwel even groot deel als het bedrijfsleven in de regio Den Bosch. Kortom, de handelsrelatie van De Kempen met MRE is verhoudingsgewijs sterk. Het Kempisch bedrijfsleven doet ook volop mee als leverancier voor industriële bedrijven in de Regio Tilburg. Het marktaandeel is redelijk vergelijkbaar met dat van het bedrijfsleven in de andere Brabantse regio’s; Eindhoven, West-Brabant en Den Bosch.
Conclusie Resultaten actualisatie Triple P De Kempen heeft zich sinds 2008 redelijk gunstig ontwikkeld. Op sociaal gebied is de afstand tot bepaalde voorzieningen wel een aandachtspunt, maar me de auto zijn voorzieningen goed (lees: vlot) bereikbaar. Het OV is minder sterk ontwikkeld en de waardering van de beschikbaarheid ervan lijkt af te nemen. De criminaliteitscijfers zijn laag en verder gedaald, maar het gevoel van veiligheid lijkt –al is het nog altijd relatief hoog- wat af te nemen. Niettemin zijn Kempenaren tevreden met hun woon- en leefsituatie. De woningmarkt heeft tot dusver ook niet meer te lijden gehad van de crisis. De Kempen zijn aantrekkelijk gebleven voor gezinnen met kinderen. Jongeren blijven de regio verlaten. De vergrijzing en de krimp van de beroepsbevolking leiden wel tot de vraag hoe het draagvlak van voorzieningen en vrijwilligersinzet in de regio voor de toekomst veilig te stellen. Is het mogelijk jongeren beter vast te houden, meer gezinnen en ouderen van buiten aan te trekken, of ligt de sleutel
7
De analyse is uitgevoerd op basis van databestanden van financiële b2b-stromen van Rabobank Nederland/KEO. Het betreft hier alleen stromen tussen bedrijfsvestigingen in Nederland. Internationale handelsstromen zijn niet voorhanden.
9
vooral bij het (verder) verhogen of in elk geval handhaven van de economische en maatschappelijke participatie van de huidige inwoners?
Natuur en milieu dragen sterk bij aan de leefbaarheid van de regio. Wel is de druk op de ruimte gegroeid, zowel door verdere bebouwing en verstedelijking als door een intensiever gebruik van de agrarische ruimte (in termen van productiviteit en milieubelasting). Het areaal natuurgebied is de laatste jaren stabiel gebleven. De totale milieubelasting per km2 is hier betrekkelijk laag en de regio loopt eerder voor dan achter op het gebied van verduurzaming: zonnepanelen, energie-efficiency van woningen en afvalproductie- en scheiding. Vooral het spanningsveld tussen agrarische productieruimte en natuur lijkt een aandachtspunt te zijn. Verduurzaming en inpassingen van de agrarische sector blijven een belangrijk vraagstuk, zeker gezien het vrij grote belang van de sector voor de economie. Op economisch gebied heeft de Kempen het de afgelopen crisisjaren relatief goed gedaan. De werkgelegenheid is verder gegroeid, het aantal stoppende bedrijven was verhoudingsgewijs laag en op veel bedrijfseconomische indicatoren scoort het bedrijfsleven gemiddeld tot bovengemiddeld goed. Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking is duidelijk gestegen en de arbeidsparticipatie nauwelijks gedaald. Ten opzichte van 2007 lijkt niet zozeer een krapte, maar een overschot aan bedrijfsruimte een aandachtspunt te zijn geworden. Zeker regio-breed qua bedrijventerreinen en in specifieke gemeenten qua voorraad aan winkelruimte. Verder kan de innovatiekracht van het bedrijfsleven een aandachtspunt zijn. Hiervoor zijn geen duidelijke indicaties gevonden, maar wel is bekend dat de investeringsgraad achter blijft bij die landelijk. Ook stelt de vergrijzing en de toekomstige krimp van de beroepsbevolking het bedrijfsleven voor uitdagingen: hoe de productiviteit te verhogen en talent te behouden en aan te trekken, in licht van een toenemende concurrentie op de arbeidsmarkt?
Positie van De Kempen in de regio In verhouding tot de omvang van de regionale economie speelt De Kempen een aanzienlijke rol in de grotere regio. Als leverancier van arbeidskrachten en goederen en diensten aan het bedrijfsleven en als gebied waar de bevolking uit andere regio’s zich kan vermaken. Op basis van de beschikbare gegevens zijn geen harde uitspraken te doen over de exacte waarde van die rol, maar het lijkt erop dat De Kempen kwaliteit toevoegt aan de omliggende gebieden: hoger opgeleide werknemers, niet dagelijkse goederen en horeca aan recreanten en goederen en diensten aan de hoog ontwikkelde maakindustrie van MRE. Het voert te ver te stellen dat MRE en Regio Tilburg grotendeels ‘leven’ of sterk afhankelijk zijn van De Kempen. Omgekeerd is dat eerder het geval: MRE en Regio Tilburg dragen fors bij aan de economie, het verdienvermogen van De Kempen. Het is dan ook niet meer dan logisch dat het samenwerkingsprogramma aandacht schenkt aan het onderhouden en verder versterken van de relatie van het gebied met de aanpalende stedelijke regio’s. De relatie met het Belgische buurgebied is in dit kader niet onderzocht, maar het ligt voor de hand die bij de positiebepaling van De Kempen niet uit het oog te verliezen.
Aanknopingspunten voor thema’s De toekomstige agenda van het samenwerkingsverband Huis van de Brabantse Kempen kan mede worden bepaald aan de hand van de feitelijke situatie en ontwikkelingen in de regio, zoals die in deze actualisatie naar voren zijn gekomen. De analyseresultaten zijn evenwel niet dekkend genoeg om alle huidige thema’s van het samenwerkingsverband volledig te kunnen beoordelen op hun relevantie voor de toekomst. De basis van deze actualisatie voor een themakeuze is in het bijzonder smal voor de thema’s landschap en energie. De beschikbare (duurzame) energie-indicatoren en CO2-gegevens laten zien dat de regio zeker niet slecht scoort. Maar dat spreekt het belang van verdere
10
verduurzaming van het gebied niet tegen. Voor wat betreft landschap lijkt de afstemming tussen natuur, recreatie, landbouw en stedelijk ruimtegebruik een aandachtspunt, gericht op het tegengaan van verrommeling en een groeiende ruimtedruk op natuur en landschap. De economische uitgangspositie van de agrarische sector is, in vergelijking tot die in Nederland, niet ongunstig. Wel blijkt uit de analyses dat de glastuinbouw en de intensieve veehouderij meer economisch perspectief behoeven. Vanuit het perspectief van leefbaarheid en ecologische duurzaamheid is de milieubelasting van de grond en de ruimtelijke afstemming met natuur en recreatie een aandachtspunt. Afgaande op het huidige, beperkte belang ervan voor de regionale economie, lijkt de
vrijetijdseconomie een minder belangrijk thema te zijn. De sector is niet de kip met de gouden eieren waar een aanzienlijk deel van de toekomstige economische groei vandaan zal komen. Dat neemt niet weg dat de sector groeikansen heeft en van belang is voor de economie van en de leefbaarheid in het landelijk gebied. Bovendien is in de analyse vastgesteld dat De Kempen een belangrijke functie heeft als leisure-bestemming voor de bevolking van Regio Tilburg en MRE. De sector levert daarmee een exportproduct en is een promotor van deze regio. Daarnaast is de vrijetijdssector van invloed op de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied, als ruimtegebruiker en doordat ze mede het draagvlak vormt voor investeringen in behoud van natuur en landschap.
Leefbaarheid komt uit de analyses naar voren als een zeer relevant thema. Weliswaar zal de bevolking in De Kempen de komende 15 jaar niet of nauwelijks krimpen, het draagvlak voor en de bereikbaarheid van voorzieningen komen wel onder druk te staan. De regio heeft qua leefbaarheid veel te verliezen, aangezien ze gunstig scoort op zaken als ruimtelijke kwaliteit, veiligheid, het verenigingsleven en de woonkwaliteit van het gebied. Deze situatie behouden zal een hele uitdaging worden, gelet de verwachte krimp van de beroepsbevolking en het gegeven dat de overheid zich terugtrekt en het voorzieningenaanbod steeds verder wordt ‘gerationaliseerd’. Dat laatste gebeurt in de vorm van ruimtelijke concentratie, bundeling, virtualisering en hogere eigen bijdragen van en zelfbeheer door de bevolking. Hierdoor dreigt de bereikbaarheid (financieel en fysiek) van voorzieningen –voor bepaalde bevolkingsgroepen- te verslechteren. Eveneens een belangrijk thema blijft de economie. Alhoewel moeilijk meetbaar zijn er indicaties (minder starters, minder investeringen door het bedrijfsleven) dat de regionale economie meer vernieuwing kan gebruiken. Dat is van wezenlijk belang, aangezien De Kempen een exportgerichte regio is (veel maakindustrie, landbouw en leisure-activiteiten), waarvoor continu aandacht nodig is voor de concurrentiekracht van het bedrijfsleven. Meer innovatie is verder nodig vanwege de voorziene krimp van de beroepsbevolking, in combinatie met de nu al sterke gerichtheid van die beroepsbevolking op de arbeidsmarkten van omliggende regio’s. De concurrentie tussen werkgevers om talent op de arbeidsmarkt zal daardoor toenemen. Dit vergt van ondernemers een verhoging van de productiviteitsgroei en meer investeringen in hun aantrekkelijkheid als werkgever, bijvoorbeeld door middel van sociale innovatie.
11