ACTIVITEITENVERSLAG 2006
REGULERINGSBELEID
Vooruitgangstraat, 50 B-1210 Brussel Ondernemingsnummer : 0314.595.348 http://economie.fgov.be
ACTIVITEITENVERSLAG 2006
Reguleringsbeleid
2
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt North Gate III Koning Albert II-laan 16 B - 1000 BRUSSEL Ondernemingsnr. : 0314.595.348 http://economie.fgov.be tel. (02) 277 51 11 Voor buitenlandse telefoons: tel. + 32 2 277 51 11 Verantwoordelijke uitgever : Robert GEURTS Directeur generaal Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt North Gate III Koning Albert II-laan 16 B - 1000 BRUSSEL Wettelijk depot : D/2007/2295/74 S4-07-0017/0524-07
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
INHOUDSTAFEL I.
WOORD VOORAF........................................................................................... 9
II.
INLEIDING ................................................................................................. 13
2.1. De missie van de FOD Economie .................................................................. 13 2.2. De Algemene Directies ................................................................................. 13 2.3. Organigram .................................................................................................. 15 III.
De Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt................ 17
IV.
ACTIVITEITEN VAN DE ALGEMENE DIRECTIE REGULERING EN ORGANISATIE VAN DE MARKT.............................................................. 19
4.1. Het vrije verkeer van goederen en diensten aanmoedigen door een omkadering van de markt die de concurrentie behoudt en stimuleert ................................................................................................. 19 4.1.1.
De verbetering van het institutionele kader .............................. 19
4.1.2.
Dossiers...................................................................................... 21
4.1.3.
Internationale activiteiten .......................................................... 22
4.2. Omkadering van de markt om deze evenwichtig te maken voor eenieder .. 23 4.2.1.
De handelspraktijken ................................................................. 23
4.2.1.1.
De oneerlijke handelspraktijken ................................................ 23
4.2.1.2.
De evaluatie van de wet op de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument ............. 23
4.2.1.3.
De andere wijzigingen van de wet betreffende de handelspraktijken ................................................................. 23
4.2.1.4.
De commerciële samenwerkingsakkoorden ............................. 24
4.2.1.5.
De betalingsdiensten ................................................................. 24
4.2.2.
De Verzekeringen ....................................................................... 25
4.2.2.1.
Een geschikte verzekering tegen terreurdaden: een sociale en een economische doelstelling ........................... 25
4.2.2.2.
Een adequate dekking in de B.A. autoverzekering: evenwichtig antwoord op verwachtingen van verzekerden en verzekeraars ......................................................................... 26
4.2.2.3.
De natuurrampenverzekering: eindelijk beschikbaar voor iedereen.............................................................................. 26
4.2.2.4.
De ziekteverzekering: naar een grotere transparantie ............. 27
4.2.2.5.
Betere transparantie op het gebied van de B.A. autoverzekering ...................................................... 28
3
4.3. Stabiliteit van de prijzen verzekeren ............................................................. 28
4
4.3.1.
Activiteiten op reglementair vlak ............................................... 28
4.3.1.1.
In de sector van de geneesmiddelen die als generieken geregistreerd zijn en op basis van wetenschappelijke literatuur .. 28
4.3.1.2.
In de sector van de geneesmiddelen in vrije verkoop (geneesmiddelen die niet-terugbetaalbaar en niet-voorgeschreven zijn) ........................................................... 29
4.3.1.3.
In de sector van de innoverende geneesmiddelen .................... 30
4.3.2.
Lopende activiteiten ................................................................... 30
4.3.2.1.
Geneesmiddelen voor menselijk gebruik .................................. 30
4.3.2.2.
Implantaten ................................................................................ 31
4.3.2.3.
Instellingen voor bejaardenopvang............................................ 31
4.3.2.4.
Waterdistributie.......................................................................... 32
4.3.2.5.
Teledistributie ............................................................................ 32
4.3.2.6.
Afvalverwerking.......................................................................... 33
4.4. Het de consument mogelijk maken een efficiënte rol te spelen op de goederen- en dienstenmarkt .............................................................. 34 4.4.1.
Niveau van de Europese Unie .................................................... 34
4.4.2.
Federaal niveau .......................................................................... 35
4.4.3.
De financiële diensten ................................................................ 40
4.4.3.1.
Reclame voor financiële producten ........................................... 40
4.4.3.2.
Krediet & schuldenlast .............................................................. 41
4.4.3.2.1
Collectieve schuldenregeling – Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast ............................................... 41
4.4.3.2.2
Consumentenkrediet ................................................................. 44
4.5. De markt stimuleren door een adequate wetgeving en reglementering ..... 45 4.5.1.
Wettelijke controle van de jaarrekening (audit) ......................... 45
4.5.2.
Boekhoudrecht en cijferberoepen ............................................. 46
4.5.3.
Administratieve geldboetes voor het niet of laattijdig neerleggen van de jaarrekening ................................................ 47
4.5.4.
De erkenning van coöperatieven - Nationale Raad voor de Coöperatie ..................................................................... 49
4.6. Bijdragen tot de ontwikkeling van de digitale economie ..................................... 49 4.6.1.
Creatie van een pseudo-commerciële website met educatieve inslag ................................................................ 50
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
4.6.2.
Opmaken van een algemeen juridisch kader voor de derde vertrouwenspersonen ......................................... 50
4.6.3.
Nationale en internationale initiatieven in de strijd tegen spam ................................................................................. 51
4.6.3.1.
Voorlichting en sensibilisering van het publiek......................... 51
4.6.3.2.
Samenwerking tussen de publieke en privé-actoren................ 52
4.6.3.3.
Positionering en samenwerking op internationaal vlak ........... 52
4.6.4.
Studie in verband met het creëren van een platform voor alternatieve geschillenregeling ......................................... 53
4.6.5.
Observatorium van de Rechten op het Internet ........................ 54
4.7. De ontwikkeling van de kenniseconomie begunstigen door de bescherming en de valorisatie van de intellectuele eigendom in België te onwikkelen ................................................................ 55 4.7.1.
Het uitwerken van regelgeving inzake intellectuele eigendom .. 55
4.7.1.1.
Ratificatie van internationale verdragen inzake intellectuele eigendom .................................................................................... 55
4.7.1.1.1.
Ratificatie van de herziening van november 2000 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien. .............. 56
4.7.1.1.2.
Ratificatie van het WIPO-Verdrag inzake het auteursrecht en van het WIPO-Verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen, opgemaakt te Genève op 20 december 1996. ... 57
4.7.1.1.3.
Ratificatie van het Benelux-verdrag inzake intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), gedaan te Den Haag op 25 februari 2005 ............................................... 58
4.7.1.2.
Europees recht ........................................................................... 59
4.7.1.2.1.
Verordening 816/2006 van 17 mei 2006 betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen ......................... 59
4.7.1.2.2.
Omzetting van Europese richtlijnen voor de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake intellectuele eigendom .............................................................. 60
4.7.1.2.2.1. Richtlijn nr. 98/44/EG van 6 juli 1998 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen. .......................................... 60 4.7.1.2.2.2. Richtlijn van 27 september 2001 nr 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk .. 60
5
4.7.1.2.2.3. Richtlijn nr. 2004/48/EG van 29 april 2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten ......................................... 61
6
4.7.1.3.
Ontwerpen ingeleid door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom (DIE)........................................................................... 62
4.7.1.3.1.
Wet van 6 maart 2007 tot wijziging van de regeling betreffende de aflevering van het uitvindingsoctrooi en het takssysteem inzake uitvindingsoctrooien en inzake aanvullende beschermingscertificaten .......................... 62
4.7.1.3.2.
Ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, wat het statuut en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft ..................................... 63
4.7.1.3.3.
Wet van 15 mei 2007 betreffende de beteugeling van namaak en piraterij inzake rechten van intellectuele eigendom. ........... 64
4.7.2.
Vertegenwoordiging van België binnen de Benelux, de Europese en internationale organisaties .............................. 64
4.7.2.1.
Benelux-organisatie voor de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen)......................................... 65
4.7.2.2.
Europese Unie ............................................................................ 65
4.7.2.2.1.
Raad van de Europese Unie ....................................................... 65
4.7.2.2.1.1. Octrooirecht................................................................................ 65 4.7.2.2.1.2. Auteursrecht .............................................................................. 65 4.7.2.2.2.
Bureau voor Harmonisatie binnen de Interne Markt ................ 68
4.7.2.2.3.
Communautair Bureau voor Plantenrassen.............................. 68
4.7.2.3.
Europese octrooiorganisatie ...................................................... 69
4.7.2.4.
Wereldorganisatie van de Intellectuele Eigendom .................... 69
4.7.2.4.1.
Octrooirecht................................................................................ 70
4.7.2.4.2.
Merkenrecht ............................................................................... 70
4.7.2.4.3.
Permanent Comité Auteursrecht en Naburige rechten (SCCR) .. 71
4.7.2.4.4.
Intergouvernementeel Comité inzake Genetische Rijkdommen, Traditionele Kennis en Folklore .......................... 72
4.7.2.4.5.
Voorlopig Comité inzake de voorstellen betreffende een ontwikkelingsactieplan van WIPO (PCDA) .......................... 72
4.7.2.5.
Wereldhandelsorganisatie ......................................................... 73
4.7.2.6.
Wereldgezondheidsorganisatie.................................................. 73
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
4.7.2.7.
Organisatie van de Verenigde Naties voor Opvoeding, Wetenschap en Cultuur.............................................................. 73
4.7.3.
Secretariaat van advies- en beslissingsorganen inzake intellectuele eigendom ................................................... 74
4.7.3.1.
Raad voor de Intellectuele Eigendom ........................................ 74
4.7.3.1.1.
Naleving van de intellectuele-eigendomsrechten ..................... 74
4.7.3.1.2.
Octrooirecht................................................................................ 75
4.7.3.1.3.
Merkenrecht ............................................................................... 75
4.7.3.1.4.
Auteursrecht en naburige rechten ............................................ 75
4.7.3.2.
Commissie tot erkenning van gemachtigden ............................ 76
4.7.3.3.
Commissies ingesteld door of op grond van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten ........ 76
4.7.3.3.1.
Commissie opgericht door artikel 42 van de AW....................... 76
4.7.3.3.2.
Raadgevende commissies ......................................................... 77
4.7.3.3.2.1. Raadgevende commissie voor kopiëren voor eigen gebruik ..... 77 4.7.3.3.2.2. Raadgevende Commissie voor de vergoeding voor reprografie.. 78
V.
4.7.4.
Registratie, verlening en publicatie van industriële eigendomstitels.......................................................................... 79
4.7.5.
Inning van taksen ....................................................................... 83
4.7.6.
Informatie over en promotie van de intellectuele eigendom .... 84
CONTACTPERSONEN ................................................................................. 85
7
8
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
I.
WOORD VOORAF
De Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt (E3) heeft als opdracht een wettelijk en reglementair kader uit te werken voor een geharmoniseerde werking van de goederen- en dienstenmarkt, in het belang van alle actoren (ondernemingen - grote en kleine - en consumenten). De missie van deze directie is dus hoofdzakelijk van normatieve aard. In tegenstelling tot wat soms gedacht wordt, omvat deze opdracht niet uitsluitend het «opstellen» van wetteksten of besluiten. Het nationaal recht is hoe langer hoe meer een voortvloeisel van het Europees recht; het is dan ook belangrijk om de totstandkomingsprocedure van communautaire richtlijnen en verordeningen op de voet te volgen, en dit vanaf het moment waarop de Commissie haar eerste intenties meedeelt. Groenboeken, witboeken, mededelingen, aanbevelingen, voorstellen voor richtlijnen of verordeningen worden dan ook minutieus onderzocht teneinde de Europese regels te begrijpen, en indien mogelijk, te beïnvloeden met inachtname van de nationale belangen. Het is heel vaak noodzakelijk de betrokken milieus in verband met deze Europese initiatieven te raadplegen, aangezien ze in België gevolgen hebben (via de officiële adviesorganen of langs meer informele weg). De medewerkers van E3 nemen dan ook regelmatig deel aan de vergaderingen van diverse Adviesraden, waarvan ze overigens vaak het secretariaat waarnemen. De voorbereiding van de Belgische teksten sluit gewoonlijk aan bij de internationale werkzaamheden; voor een goede efficiëntie is het gewenst dat de personen die de werkzaamheden op internationaal niveau hebben gevolgd, zich ook ontfermen over de omzetting in intern recht. De nationale taken vallen over het algemeen uiteen in verschillende deeltaken. de eigenlijke voorbereiding van de teksten; de bespreking en goedkeuring ervan binnen de FOD, waarbij meerdere algemene directies betrokken kunnen zijn, maar ook binnen adviserende instanties; het voorstellen ervan aan de politieke overheid; de voorbereiding van het dossier voor de Ministerraad, en de voorstelling en verdediging ervan voor de Raad van State;
9
tijdens de bespreking in het parlement moet de minister worden bijgestaan bij het voorbereiden van zijn interventies (inleidende uiteenzetting, beantwoorden van de parlementaire interpellaties en amendementen, en, indien nodig, voorbereiden van regeringsamendementen) en moet worden meegewerkt aan het opstellen van het verslag van de parlementaire commissie; zodra de tekst is aangenomen en gepubliceerd, begint de «dienst naverkoop»: verstrekken van informatie over de nieuwe bepalingen, commentaren en interpretaties meedelen aan de Algemene Directie Controle en Bemiddeling en aan elke belanghebbende persoon, en aldus de «administratieve rechtspraak» tot stand brengen, antwoorden op de parlementaire vragen en interpellaties (meer dan honderd schriftelijke vragen en meer dan honderd mondelinge vragen in 2006), enz.
10
Al deze taken houden nauw verband met elkaar; men kan vaststellen dat de taak die betrekking heeft op de sensu stricto opstelling van de norm niet los kan worden beschouwd van de andere taken die zowel upstream als downstream worden verricht. Een jaarlijks activiteitsverslag houdt niet helemaal rekening met al deze taken waarvan er vele zich achter de schermen afspelen. Een jaarlijkse balans opmaken van de nationale of Europese wetgevende werkzaamheden waaraan de ambtenaren van de algemene directie hebben deelgenomen, is ook geen gemakkelijke zaak. De meeste van deze werkzaamheden spreiden zich immers uit over verschillende jaren. Zo werd het grootste gedeelte van de ontwerpen van wetten en besluiten, die in dit verslag aan bod kwamen, ruim vóór 2006 voorbereid en uitvoerig besproken. Ze konden echter pas definitief worden goedgekeurd in de eerste weken van 2007, net vóór het einde van de legislatuur. De lezer zal merken dat er hierdoor uitzonderlijk veel wetten en besluiten tot stand kwamen in alle aan E3 toevertrouwde materies. Sommige van deze wetshervormingen zijn fundamenteel zowel omwille van onze verplichtingen ten aanzien van de Europese Unie als van de wil om wetgeving tot stand te brengen ter ontwikkeling van de economie.
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
We citeren heel willekeurig de omzetting van zeer belangrijke Europese richtlijnen, zoals die welke betrekking hebben op de oneerlijke handelspraktijken, de wettelijke controles van jaarrekeningen, het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk, de naleving van de intellectuele eigendomsrechten, maar ook de verbetering van het institutionele kader van de mededinging, de wet tot hervorming van het stelsel van taksen verschuldigd inzake uitvindingsoctrooien, de wet betreffende de bestraffing van namaak en piraterij, enz. Eén spijtige zaak echter: de niet-goedkeuring door het parlement van het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten inzake het statuut en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten, een wetsontwerp dat nochtans werd neergelegd in de Kamer op 11 mei 2006. De Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt is niet enkel belast met de normatieve taken. Ze heeft heel wat ondernemingsdossiers te behandelen op het gebied van de mededinging, prijzencontrole, consumentenkrediet, het neerleggen en voorstellen van jaarrekeningen, enz. Verder zijn ook de activiteiten waarbij ondernemingen en consumenten dagelijks worden geïnformeerd over hun rechten en verplichtingen belangrijk. Alle activiteiten die in dit verslag vermeld worden, passen heel harmonieus in het geheel van de strategische en operationele doelstellingen van de FOD Economie. Robert GEURTS Directeur-generaal
11
12
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
II. INLEIDING 2.1. DE MISSIE VAN DE FOD ECONOMIE In een Belgische en internationale context die volop verandert, bestaat de missie van de FOD Economie in het: bevorderen van het concurrentievermogen van de federale economische unie waarborgen van een competitieve en evenwichtige goederen- en dienstenmarkt garanderen van de duurzaamheid van de ontwikkeling op deze markt Om dit alles te bereiken, dient de FOD de markt doeltreffend te omkaderen, met bijzondere aandacht voor goede relaties tussen alle economische actoren, een perfecte kennis van de economische structuren, relevante statistieken en grondige analyses van de beschikbare economische gegevens. Onze FOD helpt op die manier de voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België.
2.2. DE ALGEMENE DIRECTIES Verschillende Algemene Directies vervullen een taak van hulp aan het beleid en aan het beheer in de domeinen die hier kort weergegeven zijn. Mededinging: waarborgt de effectieve mededinging op de goederen en dienstenmarkt. Energie: waakt over de constante energievoorziening in België. Regulering en Organisatie van de Markt: werkt een wettelijk en reglementair kader uit voor een optimale werking van de goederen- en dienstenmarkt in het belang van alle actoren. Economisch Potentieel: ontwikkelt een diepgaande kennis van de Belgische economie en haar economische operatoren en verdedigt hun belangen op Europees en internationaal vlak. KMO-Beleid: stimuleert het ondernemerschap door de ontwikkeling van een aangepast reglementair kader voor KMO’s en zelfstandigen en analyseert hun specifieke sociaal-economische situatie.
13
Kwaliteit en Veiligheid: versterkt het vertrouwen in producten, diensten en installaties, door controle, certificatie en normalisatie, hand in hand met innovatie. Controle en Bemiddeling: houdt toezicht op de naleving van de economische wetgeving en is de bemiddelaar voor alternatieve geschillenoplossingen. Statistiek en Economische Informatie: verzamelt, verwerkt en verspreidt pertinente, betrouwbare en geduide statistieken en economische informatie. Telecommunicatie en Informatiemaatschappij: ontwikkelt de specifieke reglementering van de telecommunicatiesector en bevordert de informatie-economie
14
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
2.3. ORGANIGRAM Algemene Directies
Mededinging (E1)
Energie (E2) Stafdiensten
Minister
Regulering en Organisatie van de markt (E3)
Personeel en Organisatie (S1)
Economisch potentieel (E4)
Budget en Beheerscontrole (S2)
KMO-beleid (E5)
ICT (S3)
Kwaliteit en Veiligheid (E6)
Operationele communicatie (S4)
Voorzitter van het Directiecomité
15
Controle en Bemiddeling (E7)
Statistiek en Economische informatie (E8)
Telecommunicatie en Informatiemaatschappij (E9)
Het vrije verkeer van goederen en diensten aanmoedigen door een omkadering van de markt die de concurrentie behoudt en stimuleert. De FOD Economie beoogt het stimuleren en omkaderen van het gedrag van de economische actoren door middel van een aangepast wettelijk en reglementair kader en via een gepaste toepassing ervan. Daarom streeft hij naar het verzekeren van een efficiënte economische mededinging. Daarenboven worden de voorwaarden geoptimaliseerd voor een evenwichtige dialoog tussen bijvoorbeeld de producenten en de consumenten of tussen de grote ondernemingen en de KMO’s. In diezelfde gedachtegang worden regels ingevoerd of aangepast en wordt er toegezien op de toepassing ervan, evenals op de toepassing van de bestaande regels, om de gedragingen en praktijken die als misleidend en zelfs eenvoudig als “onrechtmatig” worden bestempeld te bestrijden. Ten slotte ontwikkelt de FOD het reglementaire kader om innovatie te stimuleren via bijvoorbeeld de intellectuele eigendom, de normalisatie en de informatiemaatschappij.
16
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
III. DE ALGEMENE DIRECTIE REGULERING EN ORGANISATIE VAN DE MARKT Organigram van de Algemene Directie
REGULERING EN ORGANISATIE VAN DE MARKT
Cel recht van de elektronische economie
Algemene diensten
Consumenten en ondernemingen
Financiële en boekhoudkundige reglementeringen
17 Bescherming van de consumentenrechten
Verzekeringen
Handelsreglementering
Krediet en schuldenlast
Boekhoudrecht, Audit, Coöperatieven
Jaarrekeningen
Dienst voor de intellectuele eigendom
Juridische en internationale zaken Productie, boekhouding en informatie
Prijzen
18
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
IV. ACTIVITEITEN VAN DE ALGEMENE DIRECTIE REGULERING EN ORGANISATIE VAN DE MARKT 4.1. HET VRIJE VERKEER VAN GOEDEREN EN DIENSTEN AANMOEDIGEN DOOR EEN OMKADERING VAN DE MARKT DIE DE CONCURRENTIE BEHOUDT EN STIMULEERT Op het gebied van de mededinging een optimaal wettelijk kader waarborgen alsook toepassen en controleren op nationaal en internationaal vlak
4.1.1. DE VERBETERING VAN HET INSTITUTIONELE KADER 2006 is voor de Dienst voor de Mededinging, en bij uitbreiding voor de gehele Belgische mededingingsautoriteit, een markant jaar geweest.
19 Na de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging, en de wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 1 juli 1999, verschenen in 2006 twee nieuwe wetten, namelijk de wet van 10 juni 2006 tot bescherming van de economische mededinging, en de wet van 10 juni 2006 tot oprichting van een Raad voor de Mededinging, die op 15 september 2006 werden gecoördineerd. De nieuwe wet draagt als titel: wet tot bescherming van de economische mededinging, gecoördineerd op 15 september 2006 (hierna WBEM genoemd). De voornaamste wijzigingen die deze wet met zich meebrengt, zijn: De Raad voor de Mededinging is voortaan samengesteld uit: de algemene vergadering van de Raad, met zes voltijdse en zes deeltijdse raadsleden; het auditoraat, met minimum zes en maximum tien leden onder leiding van een auditeur-generaal, dat het korps verslaggevers vervangt; de griffie van de Raad, ter vervanging van het vroegere secretariaat. De bevoegdheden van de Raad blijven hoofdzakelijk gecentreerd op het vlak van beslissingen in mededingingszaken. De Raad is nu echter eveneens de beroepsinstantie inzake beroepen tegen beslissingen van de sectorale regulatoren in de gevallen bepaald door de wet (art. 79 WBEM). Verder is het opmerkelijk dat de
bevoegdheden van de Raad eveneens verdeeld zijn over de Algemene vergadering van de Raad (voornamelijk met het oog op het behouden van de eenheid van rechtspraak), de Voorzitter die voornamelijk in voorlopige maatregelen optreedt, en de zetelende kamer als beoordelingsinstantie. Het Auditoraat - zowat vergelijkbaar met het vroegere Korps verslaggevers - maakt nu deel uit van de Raad, waardoor zijn autonomie en onafhankelijkheid versterkt wordt. Het Auditoraat heeft de eigenlijke functionele leiding van de onderzoeken, maar staat nu ook in voor de opvolging van de beslissingen van de Raad en de toepassing van de art. 4, 9 en 22 van Verordening (EG) nr. 139/2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (verwijzingen naar en van de Europese Commissie van concentratiedossiers). Waar het Korps vroeger zelf de prioriteiten vastlegde van de te behandelen dossiers gebeurt dit nu in vergadering onder leiding van de leidende ambtenaar van de Dienst, die tevens in samenspraak met de Auditeur-generaal de personeelsleden aanduidt die samen het onderzoeksteam vormen in een bepaalde zaak.
20
De griffie van de Raad is het directe en enige contactpunt voor zowel de Raad sensu stricto als het Auditoraat, ter vervanging van het huidige secretariaat van de Raad. De Dienst voor de Mededinging blijft als enige onderdeel van de mededingingsautoriteit deel uitmaken van de FOD Economie, en ziet zijn taak beperkt tot de conceptie, implementering en uitvoering van het mededingingsbeleid van de Minister, de vertegenwoordiging van België in de internationale instanties en het voorbereiden van de betrokken reglementering, naast het opsporen en onderzoek van de mededingingspraktijken onder leiding van het Auditoraat. Hoewel de Dienst geen eigen initiatiefrecht meer heeft inzake mededingingsdossiers, blijft het uiteindelijk zo dat er een zeer nauwe samenwerking zal moeten zijn tussen Dienst en Auditoraat, en tussen de leidende ambtenaar en de auditeur-generaal. Voorts blijven de bevoegdheden behouden van het Hof van Beroep te Brussel als beroepsinstantie tegen de beslissingen van de Raad voor de Mededinging in concurrentiedossiers, en het Hof van Cassatie als ultieme rechtsinstantie zowel inzake de arresten van het Hof van Beroep, hiervoor vermeld, en de beschikkingen van de Raad als beroepsinstantie tegen beslissingen van sectorale regulatoren. De basisprincipes - kartelverbod, verbod van misbruik van dominante posities en concentratiecontrole - blijven uiteraard gehandhaafd, doch er is een nauwe aansluiting gemaakt met het Europese recht, zowel met Verordening 1/2003 als met Verordening 139/2004 van de EU. Dit houdt in dat er in de Belgische wet nu talrijke
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
verwijzingen zijn naar art. 81 (kartelverbod) en 82 (misbruik) van het EG-verdrag of een aantal artikelen van Verordening 139/2004 omtrent de verwijzing van Europese of nationale concentraties naar of van de Europese Commissie. Dit houdt dus in dat de Belgische mededingingsautoriteit nu eveneens het Europese recht volledig toepast, dat er overeenkomstig de geldende regels in Europa een clementieregeling is opgenomen, dat er mogelijkheden bestaan voor het aangaan van verbintenissen door de ondernemingen om hun concentraties te zien goedkeuren, of om een einde te maken aan een vervolging inzake restrictieve mededingingspraktijken,… Een tweede groot onderscheid met de vorige wetgeving is dat de mogelijkheid om akkoorden aan te melden ten einde ze te zien vrijstellen van het kartelverbod werd afgeschaft, zoals ook op het Europese vlak gebeurde. Ten slotte werden, na afloop van de werkzaamheden omtrent de nieuwe wetten en de coördinatie ervan, een negental uitvoeringsbesluiten opgesteld door de Dienst die, op een enkele uitzondering na, verschenen zijn in het B.S. van 22.11.2006.
4.1.2. DOSSIERS Volgens de gegevens die mede werden verstrekt door het Auditoraat, is 2006 het eerste jaar geweest waarin meer dossiers inzake restrictieve mededingingspraktijken werden behandeld dan concentratiedossiers. Door het Korps - Auditoraat vanaf 1 oktober 2006 - werden 16 concentratiedossiers afgesloten, hetzij door overmaking aan de Raad, hetzij door een beslissing van het Auditoraat zelf in vereenvoudigde procedure volgens de recent gecoördineerde wet. Inzake restrictieve mededingingspraktijken werden 22 dossiers afgesloten, namelijk 2 dossiers inzake voorlopige maatregelen en 20 onderzoeken ten gronde. 10 van deze dossiers zullen door de Raad voor de Mededinging behandeld worden, de andere worden afgesloten door een beslissing van de betrokken auditeur (zogenaamd sepot) mede omdat de voorkeur werd gegeven aan een direct onderhandelde oplossing met de betrokken sectoren of ondernemingen om aan minder zware inbreuken te remediëren. Bovendien werden in 2006 een record aantal huiszoekingen en verificaties uitgevoerd door de Dienst inzake Belgische dossiers. Daaruit kan afgeleid worden dat de sterke verhoging van de aanmeldingsdrempels in 2005 het beoogde resultaat lijkt te halen.
21
Screening en advocacy in de sector van de vrije beroepen. In het kader van de optimalisering van de professionele dienstverlening, (Verslag over de mededinging op het gebied van de professionele dienstverlening, COM (2004)83 van 9 februari 2004) werd door de Europese Unie een screening doorgevoerd van de reglementering inzake de vrije beroepen, meer bepaald op mededingingsgebied. Uit dit onderzoek kwamen een aantal knelpunten naar voren, die ook in België werden vastgesteld na een gericht onderzoek ter zake. In de loop van het jaar werden verschillende vergaderingen belegd met vertegenwoordigers van een aantal vrije beroepen, voornamelijk de bedrijfsrevisoren en de gerechtsdeurwaarders. Een aantal andere vrije beroepen, waaronder de apothekers en de dierenartsen, werden dit jaar niet gecontacteerd omdat tegen deze beroepen op dit ogenblik verschillende zaken hangende zijn voor het Auditoraat en de Raad sensu stricto.
22
Door het aanwenden van de advocacy procedure heeft de Dienst, in overleg met de vertegenwoordigende organen van deze beroepen en de vertegenwoordigers van de overheidsdiensten, een aantal knelpunten ter sprake gebracht die in de betrokken beroeps- en tuchtreglementeringen waren vervat die (mogelijks) strijdig zouden zijn met de mededingingsregels. Op deze manier werden reeds een aantal verbeteringen aangebracht en bekomen, en deze procedure zal zeker in de de volgende jaren worden verdergezet.
4.1.3. INTERNATIONALE ACTIVITEITEN De Dienst voor de Mededinging is de vertegenwoordiger van de Minister op het internationale forum. De Dienst is een actief lid van het ECN (European Competition Network) alsook van de werkgroepen (clementie) en van de subgroepen (subgroepen energie, farmaceutische producten, bank- en betalingssector + SEPA Monitoring, maritiem transport, vrije beroepen, sport) opgericht binnen deze organisatie. Naast de activiteiten georganiseerd door de Commissie, vertegenwoordigde de Dienst voor de Mededinging België tijdens de vergaderingen van de werkgroepen en van het OESO-mededingingscomité. De wet tot bescherming van de economische mededinging gecoördineerd op 15 september 2006, bevestigt de Dienst enerzijds in zijn rol van vertegenwoordiger van België in Europese en internationale instanties en belast de Dienst anderzijds met de uitvoering en evaluatie van het economische mededingingsbeleid in België.
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
4.2. OMKADERING VAN DE MARKT OM DEZE EVENWICHTIG TE MAKEN VOOR EENIEDER
4.2.1. DE HANDELSPRAKTIJKEN 4.2.1.1. De oneerlijke handelspraktijken Het voorontwerp van wet tot omzetting van de richtlijn 2005/29/EG van 11 mei 2005 betreffende de oneerlijke handelspraktijken van de ondernemingen ten aanzien van de consumenten in de interne markt werd gefinaliseerd in 2006. De wet werd in 2007 aangenomen door het Parlement. Het doel van deze richtlijn is de harmonisatie van de consumentenbescherming en bijgevolg het grensoverschrijdende handelsverkeer binnen de Europese Unie te stimuleren. Zij voert een algemeen verbod in voor oneerlijke handelspraktijken die het economische gedrag van de consumenten aantasten. De richtlijn vervangt en vervolledigt tegelijkertijd wat momenteel reeds in ons recht bestaat. Het verbod van praktijken die strijdig zijn met de eerlijke handelsgebruiken jegens de consumenten, vervat in de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, is veel minder gedetailleerd dan in de richtlijn.
4.2.1.2. De evaluatie van de wet op de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument Na 15 jaar is het nodig de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (WHPC) aan te passen. Hoewel in de loop van de jaren veel wijzigingen aan de wet zijn aangebracht, hoofdzakelijk als gevolg van de omzetting van de Europese richtlijnen, zijn sommige bepalingen toch onveranderd gebleven en niet meer aangepast aan de ontwikkeling van de nieuwe handelspraktijken zowel op de nationale als op de Europese markt. Daarom werd een globale evaluatie van de WHPC toevertrouwd aan een externe deskundige, in samenwerking met de administratie. Aan het einde van deze evaluatie zullen een wetsontwerp en memorie van toelichting moeten worden opgesteld.
4.2.1.3. De andere wijzigingen van de wet betreffende de handelspraktijken Twee wetten van 3 december 2006 hebben de WHPC gewijzigd : de eerste wet verbiedt de verkopers telefoonoproepen naar hun naverkoopdienst aan een hogere kost aan te rekenen dan deze van een geografisch nummer of
23
van een mobiel oproepnummer. De nieuwe wettelijke bepaling verbiedt hiermee uitdrukkelijk om de consument meerkosten te doen betalen als hij zich tot een verkoper richt die zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. de tweede wet verbiedt de verkoper om de prijs van een product of dienst te verhogen omwille van de weigering van de consument via bankdomiciliëring te betalen of zijn facturen via elektronische post te ontvangen. Sommige verkopers leggen immers toeslagen op wanneer betalingen niet uitgevoerd worden d.m.v. een bankdomiciliëring of als de consument zijn facturen per post wenst te ontvangen. De verkopers mogen weliswaar betaling via bankdomiciliëring of het versturen van facturen via elektronische weg aanmoedigen maar dat mag geen aanleiding geven tot meerkosten in geval van weigering door de consument.
4.2.1.4. De commerciële samenwerkingsakkoorden
24
In 2005 werd de wet betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsakkoorden afgekondigd. Via het Koninklijk Besluit van 12 januari 2006 werd de inwerkingtreding van deze nieuwe wetgeving bepaald op 1 februari 2006. Doelstelling van deze wet is het creëren van meer evenwicht tussen twee partijen die een commerciële samenwerking willen aangaan. Dit evenwicht wordt nagestreefd via een doorgedreven precontractuele informatieverplichting in hoofde van de partij die het recht op het gebruik van een commerciële formule verleent. Deze informatieverplichting slaat zowel op een aantal juridische als economische elementen. Daarnaast wordt ook voorzien in een reflectietermijn van één maand die ingaat nadat het ontwerp van overeenkomst tot commerciële samenwerking en de precontractuele informatie werd overgemaakt en waarbinnen geen enkel engagement mag worden genomen. Tevens werden de nodige uitvoeringsbesluiten uitgevaardigd met betrekking tot een Arbitragecommissie die door de wetgever werd belast met de opmaak van een evaluatieverslag over de toepassing en de gevolgen van deze nieuwe wetgeving. De Arbitragecommissie werd geïnstalleerd op 26 juli 2006.
4.2.1.5. De betalingsdiensten Moderne betalingsinfrastructuren helpen de doelstellingen van de conclusies van de top van Lissabon te verwezenlijken om tegen 2010 van Europa de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld te maken; ook in het Actieplan voor financiële diensten (APFD) werd het voorstel voor een nieuw rechtskader voor betalingen in de interne markt opgenomen. Dit uniform kader voor alle nationale en grensoverschrijdende elektronische betalingen in de interne markt dient tevens het noodzakelijke juridische kader te
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
vormen voor de verwezenlijking van een eengemaakte eurobetalingsruimte (Single Euro Payment Area – SEPA) tegen 2010. Dit initiatief, onderschreven door de European Payment Council en de Europese centrale banken, is er op gericht de in de eurozone bestaande nationale betalingsinfrastructuren en betalingsproducten te integreren, en in het bijzonder Europese standaarden voor betalingen via overschrijvingen, domiciliëringen en kaarten te creëren, zodat de eindgebruikers (groot publiek, overheid en ondernemingen) deze Europese betaalinstrumenten kunnen gebruiken over de hele eurozone, even efficiënt, veilig en goedkoop als thans voor de nationale betaalinstrumenten. Alle technische, juridische, praktische en andere obstakels moeten worden weggenomen om deze Europese markt voor girale betalingen te realiseren. Het praktische luik, de implementatie van geïntegreerde betalingssystemen en diensten wordt gecoördineerd en geïmplementeerd door de Nationale Bank van België. Het juridische luik werd gegoten in een voorstel van richtlijn op de betalingsdiensten die, enerzijds, een nieuw statuut voor “betalingsinstellingen” creëert en, anderzijds, de informatievereisten, contractuele rechten en plichten tussen betalingsdienstaanbieders en gebruikers harmoniseert.
25
4.2.2. DE VERZEKERINGEN 4.2.2.1. Een geschikte verzekering tegen terreurdaden: een sociale en een economische doelstelling Het wetsontwerp heeft een tweeledig doel: enerzijds een snelle vergoeding van de slachtoffers van terreurdaden en anderzijds de financiële stabiliteit van de verzekeringsector en van de financiële sector vrijwaren. Bovendien wijst een studie van de OESO uit, dat een adequate dekking tegen terreurdaden een essentieel element vormt in de strijd tegen het terrorisme, en bijdraagt tot het economische herstel van een land, na een terroristische aanslag. Tenslotte, na de aanslagen van 11 september 2001, hebben de herverzekeraars een hardere houding aangenomen, om zich te wapenen tegen de financiële weerslag van grote en frequente terreuraanslagen. De wet betreffende de verzekering tegen schade veroorzaakt door het terrorisme (wet van 1 april 2007, nog niet gepubliceerd in het B.S.) garandeert de dekking van de schade veroorzaakt door terrorisme binnen de limieten vastgesteld in de wet (1 miljard euro). Dat bedrag wordt door de verzekeraars, de herverzekeraars en de Belgische Staat ten laste genomen. Voortaan moet het terrorisme verplicht worden gedekt voor de verzekeringstakken die in de wet zijn opgesomd. Het betreft
onder meer de arbeidsongevallenverzekering, de hospitalisatieverzekering, de autoverzekering en de levensverzekering. De wet regelt de wijze van vergoeding en voorziet dat lichamelijke schade bij voorrang wordt vergoed wanneer de globale limiet onvoldoende is om de totale schade te dekken. De schade veroorzaakt aan een onroerend goed of aan de inhoud ervan is altijd beperkt tot een maximum van 75 miljoen euro. Voor de niet-verzekerde slachtoffers kan de Koning de tussenkomst uitbreiden van het Fonds voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden.
4.2.2.2. Een adequate dekking in de B.A. autoverzekering: evenwichtig antwoord op verwachtingen van verzekerden en verzekeraars
26
Na de aanslagen van 11 september 2001 kondigden de herverzekeraars aan dat ze niet langer bereid waren onbeperkte dekking te geven inzake herverzekering. Concreet houdt dit grote problemen in voor de verzekeringsondernemingen in geval van belangrijke schadegevallen. De verzekeraar is immers verplicht om de slachtoffers integraal te vergoeden, terwijl hij slechts op een beperkte herverzekering kan rekenen. De verzekeraar is bijgevolg verplicht het gedeelte van de schade waarvoor hij geen herverzekering meer vindt, zelf ten laste te nemen. Dit feit dreigt op zijn financiële resultaat te wegen, veroorzaakt ongerustheid op prudentieel vlak en brengt de legitieme verwachtingen van de verzekerden in gevaar. De wet van 12 januari 2007 (B.S. van 07.03.2007) tot wijziging van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen heeft de onbeperkte dekking behouden voor de schade ingevolge lichamelijke letsels, maar biedt de maatschappijen de mogelijkheid de materiële schade te beperken tot een minimum van 100 miljoen euro per schadegeval. Dit bedrag ligt hoger dan de individuele tussenkomst van de verzekeraars voor de zwaarste schadegevallen van de jongste jaren. De belangen van de verzekerden zijn bijgevolg voldoende gegarandeerd en de verzekeraars krijgen de zekerheid een geschikte dekking voor herverzekering te verkrijgen. De wet wordt aangevuld met een bepaling, dat de Staat wettelijk in de rechten van de slachtoffers wordt gesteld indien hij, zonder de betaling van de verzekeraar af te wachten, deze slachtoffers om redenen van solidariteit vergoedt.
4.2.2.3. De natuurrampenverzekering: eindelijk beschikbaar voor iedereen Op 1 maart 2006 is de natuurrampenverzekering effectief in werking getreden. In 2006 en nog tot 1 maart 2007 zijn de brandverzekeringsovereenkomsten op hun
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
vervaldag met de nieuwe waarborgen uitgebreid zodat kan gesteld worden dat vanaf 1 maart 2007 alle particulieren (eenvoudige risico’s) van de nieuwe waarborgen genieten. Dit is een grote stap vooruit tegenover de voorheen bestaande situatie, waarbij slechts enkele verzekeraars de minst bedreigde risico’s een dekking boden terwijl zij die werkelijk een dergelijke verzekering behoefden een beroep moesten doen op een administratief georganiseerd systeem. Bij het inwerkingtreden van het systeem heeft de sector blijk gegeven van een grote soepelheid en waarborgen verleend alhoewel het compensatiemechanisme nog niet op officiële wijze erkend en georganiseerd was. Door dit compensatiemechanisme worden de risico’s ten laste genomen die binnen de normale toepassing van de verzekeringstechniek onverzekerbaar zijn. Het besluit tot erkenning en inwerkingtreding van het systeem dateert van 8 december 2006 (B.S. 22.12.2006, ed.2). Nog steeds in verband met de natuurrampenverzekering, heeft de federale overheid voortbouwend op de werkzaamheden van de gewesten, het nodige gedaan om de overstromingsgebieden af te bakenen. Het desbetreffende koninklijk besluit dateert van 28 februari 2007 (23.03.2007).
4.2.2.4. De ziekteverzekering: naar een grotere transparantie In juli 2006 heeft de minister van Economie een ontwerp van wet bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers ingediend dat tussenkomt in de uitoefening van de ziekteverzekering door de private verzekeraars. Deze verzekering wordt hoe langer hoe belangrijker in het licht van de vergrijzing van de bevolking en de daaruit voortvloeiende toegenomen vraag voor medische zorgen. Het wetsontwerp streeft drie belangrijke oogmerken na: de verzekering wordt levenslang gemaakt, zowel voor de verzekeringnemer als voor zijn inwonende gezinsleden. Het probleem van de onbetwistbaarheid, te weten de ganse problematiek van de voorafbestaande toestand en de gevolgen hiervan voor de verzekeringsdekking wordt eindelijk wettelijk geregeld. Tenslotte wordt er voor gezorgd dat de personen die een verzekeringsdekking genoten wegens hun lidmaatschap van een groep, deze dekking kunnen verder zetten wanneer zij de groep om gelijk welke reden zouden verlaten. De aanneming van dit ontwerp betekent, zowel voor de verzekeringnemers, de verzekerden als de verzekeraars een grote stap vooruit bij de meer transparante uitoefening van de ziekteverzekering. Het ontwerp heeft de parlementaire procedure doorlopen, maar is nog niet bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
27
4.2.2.5. Betere transparantie op het gebied van de B.A. autoverzekering Binnen de FOD is een projectwerkgroep opgestart. Deze groep heeft een voorstel uitgewerkt dat een grotere transparantie nastreeft op het gebied van de BA-autoverzekering. Op de website van de FOD Economie wordt aan de verzekeringsconsument een overzicht geboden van de verzekeraars die in België deze verzekering aanbieden zodat zij met een betere kennis van zaken de markt kunnen raadplegen.
4.3. STABILITEIT VAN DE PRIJZEN VERZEKEREN Enkel de sectoren waar de concurrentie niet optimaal kan spelen, zoals de sector van de waterdistributie, de teledistributie, de afvalverwerking, het vervoer per taxi en de sectoren met uitgesproken sociaal karakter, zoals de sectoren van de geneesmiddelen voor menselijk gebruik, de implantaten en de instellingen voor bejaardenopvang, blijven onderworpen aan de prijscontrole.
28
4.3.1. ACTIVITEITEN OP REGLEMENTAIR VLAK Voor drie soorten dossiers werd een vereenvoudigde procedure nagestreefd.
4.3.1.1. In de sector van de geneesmiddelen die als generieken geregistreerd zijn en op basis van wetenschappelijke literatuur Het Ministerieel Besluit van 5 mei 2006 (B.S. 24.05.2006) voert een procedure in voor de kennisgeving van prijzen en prijsverhogingen voor alle geneesmiddelen voor menselijk gebruik (terugbetaalbaar, niet-terugbetaalbaar en in vrije verkoop), die geregistreerd zijn als generieken of op basis van de gepubliceerde wetenschappelijke literatuur. Voor die geneesmiddelen hoeft geen prijsaanvraag of prijsverhogingsaanvraag meer te worden ingediend op basis van een volledig dossier. De kennisgeving van de af-fabrieksprijs, BTW niet inbegrepen (art. 2 tot 4 van het MB van 05 mei 2006), die de onderneming wenst toe te passen, wordt per aangetekende brief met bericht van ontvangst aan de Prijzendienst meegedeeld, ten minste 30 dagen vóór de toepassing ervan. Vervolgens brengt de Prijzendienst de aanvrager via aangetekende brief, met bericht van ontvangst, op de hoogte van de af-fabrieksprijs, BTW niet inbegrepen, die werd toegelaten, evenals van de distributiemarges (marges van groothandelaars en apothekers) en de verkoopprijs aan publiek, BTW inbegrepen.
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
De kennisgevingsprocedure werd ingevoerd om de administratieve taken van de farmaceutische bedrijven te vereenvoudigen en hen toe te laten de nieuwe generische geneesmiddelen onmiddellijk op de markt te brengen, zonder in overtreding te zijn met de geldende regels inzake vaststelling van de prijzen en van de maximummarges voor de distributie van die geneesmiddelen (marges van groothandelaars en apothekers).
4.3.1.2. In de sector van de geneesmiddelen in vrije verkoop (geneesmiddelen die niet-terugbetaalbaar en niet-voorgeschreven zijn) De geneesmiddelen in vrije verkoop zijn momenteel aan de prijzencontrole onderworpen. Eind 2006 heeft de Minister aan de Prijzencommissie advies gevraagd over de twee volgende alternatieve voorstellen: 1. een vereenvoudiging van de administratieve procedure voor prijsverhogingen van geneesmiddelen in vrije verkoop via een systeem van indexering van de affabrieksprijzen; of 2. een liberalisering van de af-fabrieksprijzen van die geneesmiddelen (kennisgeving af-fabrieksprijzen), met een waarschuwingssysteem. De Prijzencommissie bracht een negatief advies uit over een liberalisering van de prijs van de geneesmiddelen in vrije verkoop, en een verdeeld advies over de invoering van een indexeringssysteem. In 2006 vertegenwoordigden de dossiers «geneesmiddelen in vrije verkoop» 17,5% (55 aanvragen) van alle prijsaanvragen «geneesmiddelen» (314 aanvragen); de helft van die aanvragen zijn prijsvaststellingsaanvragen en de andere helft zijn prijsverhogingsaanvragen. De gemiddelde prijs aan publiek van een geneesmiddel in vrije verkoop op basis van de verkochte hoeveelheden en van de omzet 2005 bedraagt 6,78 €. De totale omzet voor geneesmiddelen in vrije verkoop op de Belgische markt daalde met 2,11% tussen 2002 en 2005. Deze daling is nagenoeg hoofdzakelijk toe te schrijven aan een daling van de verkochte hoeveelheden: minder dan 80.000.000 verkochte verpakkingen in 2005 terwijl in 2002 dat aantal bijna 95.000.000 bedroeg. In 2005 bedroeg het aandeel van de geneesmiddelen in vrije verkoop (hoeveelheid verkochte verpakkingen in België) 29% van alle op de Belgische markt verkochte geneesmiddelen, terwijl de omzet voor deze geneesmiddelen slechts 11% van de omzet voor alle geneesmiddelen vertegenwoordigt. Het betreft geneesmiddelen waarvan de prijs duidelijk lager ligt dan die van de terugbetaalbare.
29
4.3.1.3. In de sector van de innoverende geneesmiddelen Een nieuw ministerieel besluit is in voorbereiding, met de bedoeling de procedure voor het op de markt brengen van innoverende geneesmiddelen te optimaliseren. Voor de geneesmiddelen waarvoor de vergunning voor het in de handel brengen wordt aangevraagd volgens de procedure beschreven in titel II van Europese verordening EG nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk (en diergeneeskundig) gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, zal het voortaan mogelijk zijn de prijsvaststellingsprocedure te starten zodra het positief advies van het Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik (CHMP) beschikbaar is, en dus vóór de definitieve Vergunning voor het in de handel brengen wordt afgeleverd door de Europese Commissie.
30
Deze versoepeling in de prijzenreglementering zal de farmaceutische bedrijven een tijdwinst tot 67 dagen kunnen opleveren, wat de procedure voor de prijsvaststellingsaanvraag betreft, en maakt ook een veel snellere commercialisering van de geneesmiddelen mogelijk.
4.3.2. LOPENDE ACTIVITEITEN De voornaamste activiteit van de Prijzendienst blijft het behandelen van de aanvragen tot prijsvaststelling en tot prijsverhoging, die worden ingediend door de ondernemingen uit sectoren die onderworpen zijn aan prijscontrole. Het totale aantal individuele prijsaanvraagdossiers dat in 2006 behandeld werd bedraagt 1580; daaronder valt een groot aantal aanvragen ingediend op basis van de vereenvoudigde procedure in de sector van de instellingen voor bejaardenopvang (830 aanvragen). Er wordt een lichte daling geregistreerd van het aantal aanvragen ten opzichte van 2005 (81 dossiers minder). Vooral in de geneesmiddelensector wordt een daling van het aantal aanvragen genoteerd (95 aanvragen minder). De hierna vermelde cijfers blijven richtingaangevend.
4.3.2.1. Geneesmiddelen voor menselijk gebruik 314 aanvragen om prijsverhoging- of vaststelling. 184 aanvragen (59%) betreffen terugbetaalbare geneesmiddelen, 75 (24%) nietterugbetaalbare geneesmiddelen onder voorschrift en 55 (17%) geneesmiddelen in vrije verkoop. Van de terugbetaalbare geneesmiddelen betreffen de meeste
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
(94%) prijsvaststellingen en 6% prijsverhogingen. Bij de niet-terugbetaalbare geneesmiddelen betreft 28% prijsverhogingen en 72% prijsvaststellingen. Bij de geneesmiddelen in vrije verkoop daarentegen, betreft de helft prijsverhogingen en de andere helft prijsvaststellingen. Van de terugbetaalbare geneesmiddelen zijn 58% generische geneesmiddelen en geneesmiddelen geregistreerd op basis van de wetenschappelijke literatuur (kopies), 36% zijn vergelijkbare specialiteiten of nieuwe verpakkingen van bestaande specialiteiten en 6% betreft originele nieuwe (innoverende) specialiteiten. Van de niet-terugbetaalbare geneesmiddelen onder voorschrift zijn 22% generisch en op basis van de wetenschappelijke literatuur (kopies) en 78% originele specialiteiten; de geneesmiddelen in vrije verkoop zijn allemaal (100%) originele specialiteiten. Ter herinnering: sinds juni 2006 bestaat er voor de generische geneesmiddelen en geneesmiddelen geregistreerd op basis van de wetenschappelijke literatuur een vereenvoudigde procedure voor prijsvaststelling of prijsverhoging (na 30 dagen in plaats van 90 dagen).
4.3.2.2. Implantaten 159 prijsaanvragen. 4 aanvragen betreffen een prijsverhoging en twee aanvragen een herziening van een prijsbeslissing, op basis van nieuwe elementen. De verhoging van het aantal aanvragen in deze sector is toe te schrijven aan een verhoging van het aantal bedrijven aanwezig op deze markt, maar ook aan een uitbreiding van het productgamma.
4.3.2.3. Instellingen voor bejaardenopvang 1070 prijsverhogingsaanvragen. 240 werden ingediend op basis van een volledig dossier en 830 volgens de nieuwe vereenvoudigde indexeringsprocedure. Ter herinnering: het Ministerieel Besluit van 12 augustus 2005 (B.S. 31.08.2005) voert een vereenvoudigde procedure in voor het aanvragen van verhogingen van de dagprijzen, naast de huidige procedure voor het aanvragen van prijsverhogingen - op basis van een volledig dossier - die blijft bestaan. De instellingen die dat wensen, kunnen verhogingen van de dagprijzen gewoon ter kennis brengen van de Prijzendienst, wanneer de prijsaanpassing beperkt blijft tot een aanpassing aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, over maximum 36 maanden tussen de laatste prijsverhogingsaanvraag en de nieuwe aanvraag. De vereenvoudigde procedure werd door de sector zeer gunstig onthaald en kende een enorm succes, aangezien 78% van de aanvragen op deze basis gebeurde.
31
Tussen 2005 en 2006 bedroeg de globale prijsverhoging toegestaan op jaarbasis 1,86%: deze ontwikkeling is iets duidelijker bij de commerciële privé-instellingen dan bij de overheids- of privé-instellingen zonder winstoogmerk. De globale verhoging, toegestaan in het Vlaamse en Waalse Gewest, bedraagt respectievelijk 1,66% en 1,72%; ze is groter in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (2,44%).
4.3.2.4. Waterdistributie 23 prijsverhogingsaanvragen. De kaderrichtlijn 2000/60/EG richt een communautair kader op voor de bescherming van de binnenwateren (oppervlaktewateren, grondwater en kustwater), met het oog op het voorkomen en verminderen van de vervuiling ervan, het bevorderen van het duurzame gebruik ervan, het beschermen van hun milieu, het verbeteren van de aquatische ecosystemen en het afzwakken van de gevolgen van overstromingen en droogteperiodes.
32
Volgens het principe “de vervuiler betaalt” wordt getracht de consument de “kostendekkende waterprijs” te doen betalen voor zijn waterverbruik, daar waar de gefactureerde waterprijs vaak veel lager ligt dan de werkelijke kostprijs. Tegen 2010 moeten de lidstaten maatregelen nemen om de waterprijs aan te passen aan de werkelijke kosten voor exploitatie, onderzoek, onderhoud van de inrichtingen, investeringen, milieubescherming. Het Vlaamse en Waalse Gewest passen het principe van de kostendekkende prijzen voor waterverdeling en voor sanering reeds toe, zoals opgelegd door de Europese Richtlijn. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal het principe vanaf 2007 toepassen.
4.3.2.5. Teledistributie 10 prijsverhogingsaanvragen. Onder teledistributienetwerk verstaat men het netwerk dat de transmissie toelaat, ofwel per kabel, ofwel via andere distributiesystemen, van signalen die drager zijn van televisieprogramma’s. Enkel het bedrag van het netabonnement dat de cliënt moet betalen is onderworpen aan prijscontrole en dus aan een aanvraagprocedure tot prijsverhoging. Om zich te kunnen uitspreken over een eventuele liberalisering van de prijzen die in deze sector worden toegepast, is het noodzakelijk de prijscontrole als marktregulerend instrument binnen die sector te onderzoeken, en aldus na te gaan of een prijscontrole doeltreffend en gerechtvaardigd is. Tot nu toe was dit een zeer monopolistische sector.
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
De concurrentie zal maar echt kunnen spelen wanneer de consument zijn operator kan kiezen; daarvoor is een effectieve liberalisering van de sector vereist, en geen theoretische. In principe staat de sector open voor concurrentie. Met uitzondering van Leuven, waar twee netwerken met elkaar concurreren (Telenet en UPC), blijft elders in het land de concurrentie nog moeilijk. Een nieuw netwerk oprichten is dan ook een dure zaak: men moet voetpaden openleggen, kabels trekken, en zoiets vergt grote investeringen. De numerieke teledistributie begint evenwel opgang te maken. Om in het tegenoffensief te gaan tegen het numerieke aanbod van sommige telecommunicatie-operatoren, en dus het hoofd te bieden aan de concurrentie die in deze sector ontstaat, bieden de meeste kabeloperatoren (of bereiden ze zich erop voor), niet alleen numerieke televisie aan, maar ook om hun klanten te doen overstappen op «triple play», te weten telefonie (vaste en mobiele), televisie en internet. Zeer waarschijnlijk zal het monopolie van de teledistributie doorbroken worden indien het aanbod van numerieke televisie en triple play gemeengoed wordt. In dat geval kan een liberalisering van de prijzen in deze sector worden overwogen.
4.3.2.6. Afvalverwerking 4 prijsverhogingsaanvragen. Het afvalbeheer is een materie die geregionaliseerd is. Enkel «de verwerking» van afval is onderworpen aan prijscontrole, niet het ophalen ervan. De afvalverwerking bestaat in het elimineren van het afval in een technisch bergingscentrum, maar ook in het recycleren en valoriseren van het afval, twee complementaire manieren van verwerking van verpakkingsafval. In ruime zin betekent recycleren het omvormen van de verpakking tot hetzelfde materiaal of tot een ander materiaal (bijvoorbeeld van papier terug papier maken of van papier compost maken). Valoriseren is recycleren, maar waarbij energie wordt gewonnen (afval dat, bijvoorbeeld, als brandstof dient voor cementovens). Op dit ogenblik wordt deze sector grondig geanalyseerd, om de prijscontrole als marktregulerend instrument binnen die sector te onderzoeken, en aldus na te gaan of een prijscontrole doeltreffend en gerechtvaardigd is. De resultaten van die analyse zullen uitwijzen of een vrijmaking van de prijzen in deze sector opportuun is.
33
4.4. HET DE CONSUMENT MOGELIJK MAKEN EEN EFFICIËNTE ROL TE SPELEN OP DE GOEDEREN- EN DIENSTENMARKT 4.4.1. NIVEAU VAN DE EUROPESE UNIE De administratie heeft in 2006 deelgenomen aan de Europese vergaderingen over algemene aangelegenheden inzake consumentenbeleid, aan acties van de Commissie ten gunste van de consumenten en aan de communautaire financiële ondersteuning van de Europese consumentenorganisaties en van de specifieke projecten van de consumentenorganisaties.
Beslissing van het Europees Parlement en van de Raad van 18 december 2006 tot oprichting van een communautair actieprogramma op het gebied van consumentenbescherming (2007-2013)
34
Het is de bedoeling dat dit programma - van financiële en budgettaire aard - bijdraagt tot de bescherming van de veiligheid en van de economische belangen van de consumenten en tot de bevordering van hun recht op informatie en van hun opvoeding. Het geeft de EU de mogelijkheid om het beleid van de lidstaten aan te vullen, te ondersteunen en op te volgen, om de consumentenorganisaties te steunen, de EG-wetgeving inzake consumentenbescherming te doen toepassen en de Europese consumenten te helpen om op de interne markt een actieve rol te spelen. Het programma dat voor de periode 2007-2013 werd opgesteld, zal twee grote doelstellingen nastreven: het waarborgen van een hoge graad van consumentenbescherming, dankzij een doeltreffende vertegenwoordiging van hun belangen, en het verzekeren van een effectieve toepassing van de regels inzake consumentenbescherming waarbij vooral wordt gesteund op samenwerking op het vlak van de toepassing van de wetgeving, en op het vlak van informatie, opvoeding en de beroepsmiddelen.
Europees buitengerechtelijk netwerk ECC Dit netwerk informeert de consumenten en helpt hen om hun klachten of hun grensoverschrijdende geschillen met bedrijven over goederen en diensten op te lossen. Het netwerk bestaat uit contactpunten (het ECC) in elke lidstaat van de EU en ook in Noorwegen en in IJsland. Zij verstrekken informatie en bijstand aan de consumenten om ze te helpen bij het oplossen van hun klachten en geschillen, in der minne of via een geschikte alternatieve geschillenbeslechting (ADR).
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
In België werd het ECC in 2006 gestuurd door Test-Aankoop. De administratie is vertegenwoordigd op de vergaderingen van het Europees netwerk. Herziening van het acquis communautaire. De Europese Commissie heeft in 2001 een uitgebreide gedachtewisseling op gang gebracht over het contractenrecht en in de daaropvolgende actieplannen voorgesteld om na te denken over een reglementaire en niet-reglementaire benadering, toegespitst op de verbetering van het communautaire acquis. In dat kader werd beslist om de belangrijkste principes op het gebied van consumentenbescherming te herzien, te weten: 85/577:
buiten de verkoopruimten gesloten overeenkomsten
90/314:
pakketreizen
93/13:
onrechtmatige bedingen
94/47:
timeshare
97/7:
op afstand onderhandelde overeenkomsten
98/6:
prijs per eenheid
98/27:
vorderingen tot staking
99/44:
verkoop en waarborgen van consumptiegoederen
Er werd een 3-fasen werkplan opgesteld. De eerste fase, de diagnosefase werd afgerond in 2006. De tweede fase is een groenboek waarmee in 2007 een uitgebreide raadpleging wordt gelanceerd. De derde fase zal de te ondernemen acties beogen, op basis van de resultaten van deze raadplegingen. Deze oefening heeft drie doelstellingen: een betere reglementering, een grotere bescherming van de consumenten in heel Europa en een opheffing van de hinderpalen die verband houden met de interne markt (vaak te wijten aan verschillende omzettingen in de lidstaten).
4.4.2. FEDERAAL NIVEAU De bescherming van de economische en juridische belangen van de consumenten maakt deel uit van de bevoegdheden van de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt.
35
De evenwichtige en duurzame werking van de markt is inderdaad niet denkbaar zonder consumenten die hun rechten en plichten kennen en die over de nodige vorming en informatie beschikken om een doeltreffende rol op de markt te spelen. Het is duidelijk de bedoeling om de concurrentie op de markt te stimuleren rekening houdend met de belangen van de ondernemingen en van de consumenten.
De administratieve vereenvoudiging De reglementering betreffende de huwelijksbemiddeling werd in 2005 grondig hervormd. Deze hervorming werd afgerond in 2006 (afschaffing van het specifieke registratienummer van de huwelijksbureaus, vereenvoudiging van de registratieprocedure, registratie van onbepaalde duur). Vanaf 1 februari 2006 moet elk nieuw contract inzake huwelijksbemiddeling in overeenstemming zijn met het wettelijke typecontract zoals voorgeschreven door het Koninklijk Besluit van 18 november 2005.
36
Het doel van deze hervorming is om enerzijds de administratieve procedures voor de huwelijksbureaus te vereenvoudigen en anderzijds de consument te beschermen via een verplicht typecontract.
Opvolging van de nieuwe garantiewet De wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten in geval van de verkoop van, consumptiegoederen werd in 2006 voor het tweede jaar toegepast. De voor de consument belangrijke reglementering voorziet in nieuwe regels inzake wettelijke waarborg en commerciële waarborg. Op basis van de ontvangen klachten bleek in 2006 dat deze wet voldoende gekend was bij zowel professionelen als consumenten. In de lente van 2006 werd gedurende twee maanden een enquête betreffende de garanties gepubliceerd op de website van de FOD Economie. De basisvragen waren gesteund op ingediende klachten en op informatieaanvragen. Daaruit is gebleken dat de veeleer algemene vragen over de inwerkingtreding van de wet alsmede over het begin van de duur van de garantie gekend zijn. De consumenten leken veel minder geïnformeerd te zijn over hun specifieke rechten (bewijslast, keuzerecht tussen verschillende remedies, duur van de garantie, terugbetalingsmodaliteiten).
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
Op 15 september 2006, heeft de FOD Economie een eerste consumentenworkshop georganiseerd rond de toepassing van de wet van 1 september 2004 en de weerslag ervan op de bescherming van de consumentenrechten. De organisatie van consumentenworkshops heeft als doel de belangrijkste economische actoren samen te brengen om interessante actuele thema’s te behandelen en te evalueren, met de medewerking van zowel de overheid als de consumentenorganisaties en de beroepsorganisaties. De voornaamste besluiten van deze workshop waren de volgende: het recht op de wettelijke waarborg is niet onbeperkt; de wet is zeer recent en het is af te wachten hoe de rechtspraak zich ontwikkelt; de workshop heeft het belang van de informatie aan de consument, die correct en realistisch moet zijn, aangetoond; het probleem van het vermoeden dat beperkt is tot zes maanden maakt de toepassing van de wettelijke waarborg na deze duurtijd moeilijker; tal van problemen houden verband met beperkingen van verhaalrecht van de verkoper; de moeilijkheid om een “horizontale” verzoenings- of geschillencommissie op te richten om de kleine geschillen inzake garantie te regelen. De wet voorziet in een verslag over de toepassing van de nieuwe wettelijke regels vóór 1 januari 2008.
De code van de energieleveranciers Sinds 1 juli 2003, werd de sector voor elektriciteit en gas volledig vrijgemaakt in het Vlaams gewest. Elke in dit gewest gevestigde klant is volledig vrij om zijn leverancier van elektriciteit en/of gas te kiezen. Om de consumenten te beschermen tegen de negatieve gevolgen die op het vlak van de handelspraktijken zouden kunnen voortvloeien uit de liberalisering van de energiemarkt, hebben de leveranciers van elektriciteit en gas – onder het voorzitterschap van de Minister van Consumentenzaken – een akkoord gesloten waarbij een aantal principes en regels worden vastgelegd bovenop de bescherming die de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en
37
bescherming van de consument biedt. Dit akkoord regelt een aantal problemen zoals de prijsdoorzichtigheid, de algemene voorwaarden, de procedure in geval van verandering van operator, de betaling, de facturering, de klachtenbehandeling,…) Dat akkoord is vergezeld van een gedragscode die de verkoop buiten de onderneming en de verkoop op afstand regelt. Het legt regels vast die de leveranciers van elektriciteit en gas die deze verkooptechnieken toepassen, moeten naleven, onder meer op het vlak van informatie aan de consument. Het akkoord werd begin 2006 geëvalueerd wat aanleiding gaf tot een aantal belangrijke aanpassingen en tot een versterking van de consumentenbescherming. Op 1 september 2006 zijn het aangepaste akkoord en de nieuwe gedragscode volledig in werking getreden. De Algemene Directie Controle en Bemiddeling ziet toe op de correcte toepassing van de bepalingen van dit akkoord en van deze code die te beschouwen zijn als eerlijke gebruiken in de zin van de artikelen 93 en 94 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument.
38
Op 1 januari 2007 zal de gas- en elektriciteitssector volledig worden geliberaliseerd in Wallonië en in Brussel. Het voornoemde akkoord en de gedragscode zullen automatisch toepasselijk zijn op de consumenten van deze gewesten.
De car-pass In 2004 werd een nieuwe wetgeving uitgevaardigd met betrekking tot de bestrijding van het bedrog met de kilometerstanden van voertuigen. Deze wetgeving strekt ertoe de kandidaat koper van een tweedehandswagen beter te beschermen door hem bij de aankoop informatie te bezorgen in verband met de kilometerhistoriek van het betrokken voertuig. Deze wetgeving zal ook bijdragen tot een meer evenwichtige concurrentie op deze markt en ondersteunt de eerlijke verkoper. Deze wet trad slechts in beperkte mate in werking. In 2006 konden alle nodige uitvoeringsbesluiten worden uitgevaardigd tot realisatie van het sluitstuk van deze wetgeving, nl. het operationeel maken van de vereniging die is belast met de centrale registratie van alle kilometerstanden en die op basis van de geregistreerde gegevens de kilometerattesten, de zgn. car-pass, aflevert. Sedert 1 september leveren de vaklui de kilometergegevens aan. Het is ook mogelijk geweest heel wat historische gegevens over te dragen aan de centrale databank, zodat sedert 1 december 2006 ook effectief nuttige car-passen worden afgeleverd aan de kopers van tweedehandsvoertuigen.
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
Voorlichting van de consument Een belangrijke actie op het gebied van voorlichting van de consument wordt gevoerd door de Dierectie, 1. door het uitgeven van folders en het verspreiden van FAQ’s en “consumenten”rubrieken op de website van de FOD; 2. door te antwoorden op de schriftelijke, elektronische en telefonische vragen van de consumenten; 3. door juridisch advies te geven over zaken in verband met de handelspraktijken, de reisovereenkomsten, de garanties, de contracten inzake huwelijksbemiddeling; 4. door vragen door te sturen naar de bevoegde diensten of organen. De uitbouw van het Contact center in 2006 en de uitbreiding ervan tot problemen i.v.m. consumentenbescherming hebben geleid tot een heel grote toename van vragen gericht aan de dienst. De dienst antwoordt immers in tweede lijn op consumentenvragen die doorgestuurd worden naar het Contact center. Zo werden in 2006, 2.450 schriftelijke vragen behandeld door de dienst tegen 1.450 in 2005, wat een toename met 69% van de behandelde dossiers betekent zonder de eveneens toenemende telefonische vragen te tellen. De vorming van de ambtenaren van het Contact center (bescherming van de consument en vrijmaking van de energiemarkt, handelspraktijken) en de opstelling van tal van FAQ’s werd ook verzekerd. Deze toename van informatievragen kan o.a. worden verklaard door de volgende factoren: in het algemeen nemen de vragen toe door de faciliteiten die de informatiemaatschappij biedt; de oprichting van een Contact center binnen de FOD, waarvan de activiteiten in juli 2006 werden uitgebreid met nieuwe domeinen, leidt tot een verlaging van de drempel en tot een betere toegankelijkheid van de overheid, wat tot meer “behoeften” leidt bij de gebruiker (de consument); de vragen i.v.m. consumptie beogen de vaak complexe juridische zaken die een Contact center moeilijk kan afhandelen met gewone standaardantwoorden;
39
de nieuwe bevoegdheden van de dienst (bescherming van de consument in het kader van de vrijmaking van de energiemarkt: nieuwe regeling inzake wettelijke waarborg, de kilometerfraude) betreffen zeer gevoelige en moeilijke zaken voor de consumenten en zijn het voorwerp van enorm veel vragen; de site www.economie.fgov.be, die meer en meer “consumenten”-rubrieken omvat en verbonden is aan de dienst bescherming van consumentenrechten, leidt onophoudelijk tot nieuwe vragen die aan de dienst worden gericht.
Secretariaat van de Raad voor het Verbruik
40
Dit secretariaat wordt waargenomen door de ambtenaren van de dienst. In 2006 is de Raad 61 keer bijeengekomen en heeft hij 22 adviezen uitgebracht over met name de voorontwerpen van wet betreffende de collectieve consumentenovereenkomsten, het voeren van de beroepstitel, de omkadering van de negatieve lijsten, de oneerlijke handelspraktijken, de stilzwijgende verlenging van contracten van bepaalde duur, de wijze van vaststelling van de jaarlijkse kostenpercentages inzake consumentenkrediet, de hervorming van de Jury voor Eerlijke Praktijken inzake Reclame, het ontwerp van deontologische code voor vastgoedmakelaars, de modelverzekeringsovereenkomst rechtsbijstand, de basisbankdienst,… De activiteiten van de Raad voor het verbruik zijn het voorwerp van een afzonderlijk jaarverslag.
4.4.3. DE FINANCIËLE DIENSTEN 4.4.3.1. Reclame voor financiële producten Heel wat consumenten kopen financiële producten (bijvoorbeeld deelbewijzen in gemeenschappelijke beleggingsfondsen) of financiële diensten (bijvoorbeeld levensverzekeringen) gewoon op basis van reclame, ongeacht het gebruikte medium (radio- of Tv-spots, reclame in kranten, folders). Eind 2005 heeft de FOD Economie, in samenwerking met de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA), een onderzoek gevoerd over het al dan niet misleidende karakter van de in datzelfde jaar verspreide financiële reclame. Deze enquête was toegespitst op twee soorten van financiële producten/ diensten waar problemen waren vastgesteld: reclame voor levensverzekeringen en reclame voor spaardeposito’s. Als gevolg van dit onderzoek en om de hierin vastgestelde tekortkomingen te verhelpen, werden twee gedragscodes uitgewerkt in overleg met de betrokken professionele organisaties, de CBFA, de FOD Economie en de Minister van Consumentenzaken.
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
De principes eigen aan deze beide codes zijn: de consument moet zijn beslissing voor de aankoop van een financieel product of financiële dienst op een geïnformeerde manier kunnen nemen. Hiertoe verbinden de financiële instellingen er zich toe om de consument op elk moment de mogelijkheid te bieden om een financiële informatiefiche of een gedetailleerd financieel informatiedocument te raadplegen en er een exemplaar van te bekomen. naargelang van de media via dewelke de reclame verspreid wordt, moet de minimuminformatie meer of minder gedetailleerd worden: reclame via “eerder vluchtige reclamekanalen” (bijvoorbeeld een radiospot) kan niet zo gedetailleerd zijn als bijvoorbeeld deze die persoonlijk in een mail of folder wordt toegestuurd. Zelfs voor de reclame verspreid via vluchtige kanalen zal een minimum aan verplichte vermeldingen moeten worden opgenomen die de misleidende reclame sterk zullen tegen gaan. Deze beide codes zijn op 1 januari 2007 in werking getreden. Ze zullen in de lente 2008 worden geëvalueerd.
4.4.3.2. Krediet & schuldenlast 4.4.3.2.1. Collectieve schuldenregeling – Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast Het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast heeft als opdracht het ereloon en de kosten van de schuldbemiddelaar, die niet konden worden betaald door de schuldenaar in het kader van een procedure van collectieve schuldenregeling te vergoeden. De bevoegde rechter moet dan in zijn bevelschrift de redenen aangeven die de interventie van het Fonds rechtvaardigt. Daarnaast heeft het Fonds ook als opdracht campagnes ter preventie van overmatige schuldenlast te financieren. Het Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast ontving in 2006 van de kredietgevers 3.851.296,29 € en gaf voor 5.841.107,57 € aan betalingsopdrachten door. Tot op heden werd er een voortdurende toename van aanvragen vastgesteld die ook weerspiegeld wordt in een toename van dossiers van collectieve schuldenregeling geregistreerd bij de Centrale voor kredieten aan particulieren.
41
TABEL 1: Geregistreerde berichten van collectieve schuldenregeling, Centrale voor kredieten aan particulieren Jaar
Aantal berichten
Stijging t/t-1
2003
31.912
2004
41.207
29,1 %
2005
49.655
20,5 %
2006
57.328
15,5 %
Er kan ook een analyse gemaakt worden op basis van de bedragen die effectief aan de schuldbemiddelaars betaald zijn, waarvoor kan verwezen worden naar de hiernavolgende tabellen met statistische gegevens van het Fonds.
42 TABEL 2: Aantal betalingsopdrachten (goedgekeurde dossiers), 2003-2006 Nederlandstalige taalrol
Franstalige taalrol
Totaal (federaal)
Jaar
Aantal dossiers
Bedrag (in euro)
Aantal dossiers
Bedrag (in euro)
Aantal dossiers
Bedrag (in euro)
2003
627
673.843,58
282
248.773,46
909
922.617,04
2004
1.440
1.448.524,83
831
747.468,73
2.271
2.195.993,56
2005
2.408
2.418.762,12
1.716
1.582.808,46
4.124
4.001.570,58
2006
3.199
3.488.186,18
2.528
2.352.921,39
5.727
5.841.107,57
Wijziging t.o.v. vorig jaar
Nederlandstalige taalrol
Franstalige taalrol
Totaal (federaal)
Aantal dossiers
Bedrag
Aantal dossiers
Bedrag
Aantal dossiers
Bedrag
2004
229,67%
214,96%
294,68%
300,46%
249,83%
238,02%
2005
167,22%
166,98%
206,50%
211,76%
181,59%
182,22%
2006
132,85%
144,21%
147,32%
148,65%
138,87%
145,97%
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
TABEL 3: Betalingsopdrachten (dossiers goedgekeurd in 2006) Indeling per arrondissement Gerechtelijk arrondissement
Aantal Dossiers
Bedrag (in euro)
Antwerpen Arlon Brugge Brussel Charleroi Dendermonde Dinant Eupen Gent Hasselt Huy Ieper Kortrijk Leuven Liège Marche-en-Famenne Mechelen Mons Namur Neufchâteau Nivelles Oudenaarde Tongeren Tournai Turnhout Verviers Veurne
1.143 35 118 383 217 332 91 29 618 304 61 26 46 76 554 35 89 506 313 44 196 3 157 56 113 136 46 5.727
1.214.585,21 34.814,73 130.583,80 268.919,89 219.805,69 418.363,88 105.246,78 30.017,30 669.656,87 306.303,31 63.766,94 30.548,67 46.589,89 79.917,62 521.595,77 33.584,88 132.031,07 432.716,65 300.057,53 46.004,54 199.718,99 2.176,61 158.632,85 66.429,10 119.020,14 135.397,66 74.621,10 5.841.107,57
43
4.4.3.2.2. Consumentenkrediet In 2006 kwamen achtereenvolgens tot stand: (1) het KB van 2 mei 2006 tot aanwijzing van personen bedoeld in artikel 25 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, (2) het KB van 24 september 2006 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet met het oog op het invoeren van een maximale nulstellingstermijn, en (3) het KB van 19 oktober 2006 tot wijziging van hetzelfde KB van 4 augustus 1992 met het oog op het bepalen van de maximale jaarlijkse kostenpercentages.
44
Het eerste KB betreft een regularisatie voor incasso-ondernemingen die thans rechtsgeldig kredietovereenkomsten kunnen overnemen. Er is in deze sector een evolutie aan de gang waarbij, in navolging van de US en GB, ook op de Europese markt pakketten van schuldvorderingen worden verkocht tegen de hoogste biedprijs. Ten gevolge hiervan is er een vraag ontstaan vanuit de incasso-ondernemingen om minstens het beheer van deze schuldinvorderingen rechtstreeks te kunnen afhandelen met de Centrale voor kredieten aan particulieren bij de Nationale Bank van België. Alhoewel er in de huidige wettelijke context geen sprake kan zijn dat deze ondernemingen de Centrale zouden kunnen raadplegen kondigt zich toch een uitbreiding aan van de mogelijkheid om het verloop van de betalingsachterstanden rechtsreeks te laten registreren. Dit dossier is volop in beweging. Het tweede KB vestigt een maximale terugbetalingstermijn van 5 jaar voor kredietovereenkomsten van onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan vijf jaar waarvoor geen verplichting tot terugbetaling van kapitaal werd voorzien. Op deze wijze worden consumenten verplicht om na 5 jaar de debettoestand op hun kredietlijn aan te zuiveren en worden middeleeuwse toestanden vermeden, waarbij consumenten zich vergenoegden om ad vitam enkel interesten terug te betalen zonder kapitaalteruggave. Het derde KB voert nieuwe maxima in mbt tot de toegelaten rentevoeten en kosten (maximale jaarlijkse kostenpercentages) en een automatische aanpassing gebaseerd op onafhankelijke parameters waaronder de Euribor. Ook de werkzaamheden binnen de bevoegde werkgroep van de Europese Raad van Ministers rond een voorstel van richtlijn tot herziening van basisrichtlijn 87/102/ EEG inzake consumentenkrediet werden verder opgevolgd. De Europese Commissie heeft op 13 oktober 2005 een gewijzigd voorstel neergelegd bij de Raad dat de
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
initiële tekst grondig wijzigt, onder meer op grond van een eerste lezing van het Europees Parlement. Zowel onder het Oostenrijks als Fins Voorzitterschap werd deze tekst in 2006, onder meer op verzoek van de Belgische delegatie, opnieuw grondig geamendeerd en consumentvriendelijker gemaakt. Zoals de zaken er nu uitzien zijn er onder het Duits Voorzitterschap nog een aantal knelpunten waaronder een geharmoniseerde maximale vergoeding inzake vervroegde terugbetaling, bedenktermijn, vergoeding van de kredietbemiddelaar, onderscheid tussen kredietoverschrijding en voorschot in rekening-courant, bijkomende hypotheses ter berekening van het jaarlijkse kostenpercentages, enz. Tenslotte kunnen nog, voor 2006, de volgende gegevens aangestipt worden: wat de kredietgevers betreft werden er 10 erkenningen verleend (nieuwe erkenning of uitbreiding bestaande erkenning) en 6 erkenningen ingetrokken (maar niet bij wijze van sanctie). Per 31 december 2006 waren er 190 erkende kredietgevers (tegenover 207 in 2005 wat de dalende trend bevestigt), wat de kredietbemiddelaars betreft werden er 1627 nieuwe inschrijvingen toegekend. Per 31 december 2006 waren er 28411 personen ingeschreven.
4.5. DE MARKT STIMULEREN DOOR EEN ADEQUATE WETGEVING EN REGLEMENTERING De wettelijke controle van de jaarrekeningen van de ondernemingen verbeteren
4.5.1. WETTELIJKE CONTROLE VAN DE JAARREKENING (AUDIT) Het jaar 2006 is fundamenteel gekenmerkt door de publicatie van de richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen (‘de 8ste audit richtlijn’ ). Aangezien deze nieuwe richtlijn grondig het beroep bij ons genoemd ‘bedrijfsrevisor’, op alle vlakken regelt en de omzetting uiterlijk op 29 juni 2008 dient te hebben plaatsgevonden, werd er reeds vanaf het begin van het jaar 2006, en dus nog voor de publicatie op 9 juni 2006 in het Europese Publicatieblad, de voorbereidende besprekingen met alle betrokkenen aangevat. Als gevolg van het aannemen van deze richtlijn werden er op Europees vlak twee belangrijke organen opgericht:
45
het Audit Regulatory Committee (AuRC): staat in het kader van de comitologie procedure de Europese Commissie bij in het nemen van de nodige beleidsbeslissingen daar waar voorzien in de richtlijn; de European Group of Audit Oversight Bodies (EGAOB): omvat alle organen in de lidstaten die belast zijn met het publiek toezicht op het auditberoep. Het auditberoep zelf is niet vertegenwoordigd in deze twee organen maar wordt erbuiten geconsulteerd of gehoord op verzoek. De AURC werd pas officieel opgericht na de publicatie van de richtlijn begin juni 2006 en heeft in dat jaar reeds 4 vergaderingen gewijd aan de voorbereiding van de omzetting.
46
De EGAOB werd reeds begin 2006 in werking gesteld en vergaderde 4 maal in 2006. Tezelfdertijd werden er 4 subgroepen van de EGAOB opgericht waarin op vrijwillige basis voorbereidende besprekingen werden gevoerd over de volgende thema’s: de Internationale Audit Normen (ISA) die via de comitologieprocedure moeten goedgekeurd worden, de coöperatie tussen de lidstaten en met derde landen, het scoreboard dat de evolutie van de omzetting weergeeft in de lidstaten, de kwaliteitscontrole waar vooral de controles, inspecties en dergelijke worden vergeleken en voorbereid. Deze materies werden in talrijke vergaderingen behandeld en gaan door in 2007 met het oog op de maximale voorbereiding van de omzetting en de uitvoering van het publiek toezicht. De programmawet van 20 juli 2006 voorzag de mogelijkheid voor de Koning om de omzetting van de 8ste auditrichtlijn uit te voeren via een koninklijk besluit dat uiterlijk einde 2007 door het parlement moet worden goedgekeurd. Dit koninklijk besluit tot omzetting werd op 21 april 2007 goedgekeurd (B.S.27.04. 2007).
4.5.2. BOEKHOUDRECHT EN CIJFERBEROEPEN Krachtens artikel 125 van de Wetboek van vennootschappen kunnen ondernemingen verzoeken om een afwijking van boekhoudrechtelijke verplichtingen. In 2006 werden er 33 aanvragen om afwijking ingediend en na wettelijk verplicht advies van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen slechts 3 geweigerd. De samenwerking met de Commissie is verder verbeterd wat resulteert in een merkelijke verkorting van de termijn van adviesverlening door de Commissie en een vluggere afhandeling van het dossier.
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
Op Europees vlak handelden 5 vergaderingen van het Accounting Regulatory Committee (ARC) over boekhoudkundige problemen, samenwerking en onderhandelingen met de standaardsetter IASB en met de Amerikaanse autoriteiten. Verder werden er vooral IAS/IFRS normen goedgekeurd waardoor deze toepassing vonden in ons recht. Inzake de zogenaamde cijferberoepen (economische beroepen) werden de regelmatige vergaderingen met het Instituut der Accountants en Belastingconsulenten (IAB) en het onderwijs voortgezet met het oog op de regeling van de toegang tot het beroep. Als gevolg van de intentieverklaring van het bovengenoemde Instituut tot fusie met het Belgisch Instituut voor Boekhouders en Fiscalisten (BIBF) werden vergaderingen gehouden over de omzetting in een wettekst van deze fusie-intentie teneinde de implicaties na te gaan op de toegang tot de betrokken beroepen. Het voorlopig stopzetten van de fusieplannen heeft de werkzaamheden opgeschort. De oorspronkelijke contacten over de toegang werden dan ook gewoon verder gezet. Hierbij werd, ter voorbereiding van de omzetting van de richtlijn 2005/36 van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (de richtlijn beroepskwalificaties), overleg gepleegd met de drie instituten: IBR, IAB en BIBF. Ook de voorbereiding van het IMI-project op Europees niveau (Internal Market Information System) waar de boekhoudberoepen als een van de piloot- en testprojecten werden geselecteerd, werd opgevolgd. Het is de bedoeling om door gegevensuitwisseling via de IMI database inzake de regels opgenomen in de beroepskwalificatie richtlijn de samenwerking en transparantie tussen de lidstaten te verhogen. In dezelfde lijn van omzetting van Europese richtlijnen werd actief deelgenomen aan de studie van de implicaties van de richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de diensten op de interne markt en dit natuurlijk in rechtstreeks verband met de economische beroepen en hun dienstverlening en meer in het bijzonder de effecten van de omzetting van de richtlijn beroepskwalificaties.
4.5.3. ADMINISTRATIEVE GELDBOETES VOOR HET NIET OF LAATTIJDIG NEERLEGGEN VAN DE JAARREKENING Enkele jaren geleden werd geconstateerd dat, alle wettelijke bepalingen ten spijt, veel vennootschappen het nalieten hun jaarrekening neer te leggen bij de Balanscentrale van de Nationale Bank van België. Dergelijk verzuim is nefast voor een
47
goede marktwerking, aangezien men op die manier weinig inzicht krijgt in de solvabiliteit van de betrokken ondernemingen. De programmawet van 8 april 2003 voerde bijgevolg een artikel 129bis in het Wetboek van Vennootschappen in, waarin administratieve geldboetes worden opgelegd aan vennootschappen die hun jaarrekening niet of laattijdig neerleggen bij de Balanscentrale. De geldboete wordt opgelegd door de Minister die bevoegd is voor Economische Zaken. De Minister heeft deze taak opgedragen aan ambtenaren van E3 die hiertoe met name zijn aangewezen. Aldus werd de cel «Jaarrekeningen» opgericht. Artikel 129bis is van toepassing op de neerlegging van de jaarrekening en de geconsolideerde rekeningen, afgesloten sinds 31 december 2002. In november 2004, november 2005, april 2006 en november 2006 werden telkens brieven verzonden naar ondernemingen die in gebreke bleven, en telkens werd hen een administratieve boete opgelegd.
48
De campagne van november 2004 had betrekking op de jaarrekeningen afgesloten op 31 december 2002 en betrof 42.214 ondernemingen. De campagne van november 2005 had betrekking op de jaarrekeningen afgesloten op 31 december 2003 en betrof 41.414 ondernemingen. De campagne van april 2006 had betrekking op de jaarrekeningen afgesloten op 31 december 2004 en betrof 29.995 ondernemingen. De campagne van november 2006 had betrekking op de jaarrekeningen afgesloten op 30 september 2005 en op de niet-neergelegde rekeningen sinds 31 december 2002 en betrof 36.950 ondernemingen. De ondernemingen die een boete kregen hadden de mogelijkheid om beroep aan te tekenen bij de administratie, met opgave van de redenen van overmacht. Over heel deze periode werden ongeveer 15.000 klachtenbrieven behandeld bij de Cel «Jaarrekeningen». In 20 % van de gevallen was de ingeroepen overmacht gerechtvaardigd.
SITUATIE VANAF 2006 De programmawet van 27 december 2005 heft de toepassing van artikel 129bis op voor de rekeningen afgesloten na 1 oktober 2005 en herformuleert het artikel 101 van het Wetboek van Vennootschappen.
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
Voortaan dienen de rechtspersonen, die hun jaarrekening meer dan een maand na het verstrijken van de 7 maanden volgend op het afsluiten van het boekjaar openbaar maken, rechtstreeks een tarieftoeslag te betalen tijdens de neerlegging bij de Balanscentrale. Het stelsel van de geldboetes wordt aldus opgeheven. Deze personen beschikken evenwel over een termijn van 18 maanden, na het afsluiten van de rekeningen, om terugbetaling te vragen van deze tarieftoeslag, op voorwaarde dat ze overmacht kunnen inroepen. De cel «Jaarrekeningen» doet uitspraak over deze aanvragen tot terugbetaling.
4.5.4. DE ERKENNING VAN COÖPERATIEVEN - NATIONALE RAAD VOOR DE COÖPERATIE Ter gelegenheid van de viering van het 50 jarig bestaan van de Nationale Raad voor de Coöperatie (NRC) in het Egmontpaleis te Brussel op 16 februari 2006 werd door de Minister de oprichting van een strategische werkgroep voor de coöperatie aangekondigd. Deze vergaderde meerdere malen en resulteerde in een aantal strategische doelstellingen die door de voogdijminister werden onderschreven. Naast de hernieuwing van de mandaten van de NRC werden als doelstellingen naar voor gebracht de modernisering en de vereenvoudiging van de wetgeving inzake de NRC alsmede de oprichting van drie commissies inzake wetgeving, communicatie en goede praktijken. De Commissie wetgeving ging onmiddellijk van start en heeft einde 2006 de herziening van de wetgeving voltooid en het resultaat van deze oefening aan de voogdijminister overgemaakt. De Commissie goede praktijken ging van start op 19 oktober 2006 en werkt aan een code voor goede praktijken voor coöperatieve vennootschappen. De Commissie communicatie is gestart op 26 september 2006 en vergadert verder over de communicatiemogelijkheden inzake coöperatieve vennootschappen en hun erkenning.
4.6. BIJDRAGEN TOT DE ONTWIKKELING VAN DE DIGITALE ECONOMIE Om ons land in staat te stellen uit te groeien tot een competitieve kenniseconomie, wordt door de cel Elektronische Economie van de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt alles in het werk gesteld om de diensten van de informatiemaatschappij en de elektronische handel te bevorderen en te promoten. Hier-
49
voor is een stabiel, transparant en innovatiegericht reglementair kader vereist, dat zowel bij de ondernemingen als bij de burgers het vertrouwen op dit domein moet aanwakkeren. Het veronderstelt eveneens een actieve deelname aan internationale acties alsook een veel intensievere samenwerking tussen de overheid en de privé-partners. Ten slotte moet ook voor een ambitieus communicatieplan worden gezorgd, zowel over de publiekgerichte informatie als over de genomen initiatieven. Al deze doelstellingen beantwoorden perfect aan de krachtlijnen van Lissabonstrategie en kaderen in het opdrachtenpakket van de FOD. In deze context werden door de Cel Elektronische Economie diverse acties ondernomen en gelanceerd voor innoverende projecten in 2006.
4.6.1. CREATIE
VAN EEN PSEUDO-COMMERCIËLE WEBSITE MET EDUCA-
TIEVE INSLAG
50
De regels die de elektronische handel omkaderen zijn heel vaak ofwel niet, ofwel slecht gekend door de consument en door het merendeel van de ondernemingen, vooral dan de kleinere. Dit leidt soms tot een eerder anarchistische ontwikkeling van dit soort handel. Zo worden onder meer de rechten van de consument vaak met voeten getreden, krijgt het vertrouwen van deze laatsten een flinke deuk en gaat de elektronische handel er dan ook eerder op achteruit. In dit verband lijkt het nuttig een didactische en pedagogische website online te creëren, voorgesteld in de vorm van een pseudo-commerciële site van pedagogische aard, waarop ondernemingen en consumenten op interactieve manier kennis kunnen nemen van hun rechten en plichten tijdens online verrichtingen. De maatregelen om dit project te lanceren werden begin 2006 genomen en de website zal in de loop van 2007 worden gefinaliseerd en getest.
4.6.2. OPMAKEN VAN EEN ALGEMEEN JURIDISCH KADER VOOR DE DERDE VERTROUWENSPERSONEN De bedoeling hiervan is het uitwerken van een coherent en transparant legislatief kader, om de informatica-dienstverleners ertoe aan te zetten diensten te ontwikkelen en te commercialiseren in verband met elektronisch aangetekende zendingen, tijdsregistratie en elektronische archivering van documenten, alsook systemen voor het tijdelijk blokkeren van geldsommen. In dit kader werd een studie gelanceerd met het oog op de voorbereiding van een volledige en volwaardige reglementering voor deze dienstenverleners, de zogenoemde “verleners van
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
vertrouwensdiensten”. Dankzij dit stelstel zal de rechtszekerheid verbeteren, de bescherming van consument en burger worden verzekerd alsook een eerlijke en gezonde concurrentie worden gegarandeerd tussen de operatoren, en ten slotte zullen deze diensten toegankelijker worden voor het grote publiek. Einde 2006 werd een studie afgerond ter voorbereiding van deze integrale reglementering. Ze mondde uit in een empirisch verslag (met een overzicht van wat reeds bestaat en met een marktonderzoek over het belang van het project), in een analytisch verslag (grondige studie van de juridische kwesties) maar ook in een voorontwerp van wet tot vaststelling van de regels die van toepassing zijn op alle verleners van vertrouwensdiensten die de hiervoor opgesomde diensten aanbieden (tijdsregistratie, elektronische aangetekende zending, elektronische archivering en tijdelijk blokkeren van geldsommen). Deze wetgeving zal in 2007 het licht zien.
4.6.3. NATIONALE EN INTERNATIONALE INITIATIEVEN IN DE STRIJD TEGEN SPAM
51 In het licht van de verontrustende evolutie van massale hoeveelheden ongewenste e-mailzendingen, meer bekend als spamming, is het een noodzaak geworden om verschillende acties op touw te zetten in de strijd tegen dit fenomeen. Een van deze acties bestaat in het sensibiliseren en voorlichten van het publiek. Ook de samenwerking tussen nationale en internationale overheden is een actiepunt, alsook de samenwerking met privé-dienstverleners binnen het initiatief SpamSquad.
4.6.3.1. Voorlichting en sensibilisering van het publiek Om te beginnen werden in 2006 diverse educatieve acties ondernomen om het publiek in te lichten en te sensibiliseren op het gebied van spam, zoals het opstellen en verspreiden van volgende brochures: «De spamming in 24 vragen en antwoorden»: Deze brochure beoogt in de vorm van vraag & antwoord de juridische regels voor te stellen die toepasselijk zijn op ongevraagde e-mails evenals de instanties die bevoegd zijn om kennis te nemen van de klachten; «Hoe wettelijk is de virale marketing»: Deze brochure zet de juridische regels uiteen die van toepassing zijn op virale marketing, een bijzonder vorm van publiciteit. Hierbij wordt het principe van de mond aan mond reclame in de elektronische omgeving toegepast, door het verspreiden van een boodschap die aanzet tot verdere verspreiding.
«Spamming in vraag: geïllustreerde voorbeelden en praktische tips»: Deze brochure heeft tot doel de meest frequente voorbeelden van spam die m.n. onder de noemer van oplichting, bedrog of computercriminaliteit vallen, voor te stellen, te verduidelijken en praktische tips te geven zodat men niet in de val loopt. Deze brochures kunnen in pdf-formaat worden gedownload vanaf het adres: http:// economie.fgov.be/information_society/spamming/home_nl.htm.
4.6.3.2. Samenwerking tussen de publieke en privé-actoren De strijd tegen spam impliceert een voortdurende samenwerking tussen overheid en privé-partners. Deze samenwerking uit zich al via een actieve deelname aan de discussies en initiatieven gelanceerd door de groep SpamSquad. SpamSquad is een informele denktank die als doelstelling heeft gezamenlijke oplossingen aan te reiken voor een actieve bestrijding van Spam. Deze informele groep verenigt vertegenwoordigers van de overheid en van de privé-sector.
52
Diverse initiatieven werden in dit verband reeds genomen. Het belangrijkste in 2006 was de lancering van de nieuwe website SpamSquad (www.spamsquad.be), waar de internetter een heleboel praktische en nuttige informatie vindt om het hoofd te kunnen bieden aan het spamfenomeen, of op zijn minst te vermijden dat hij er slachtoffer van wordt. De site bevat ook praktische fiches van technische en pedagogische aard, waarop de internetgebruiker (internetters en KMO’s) duidelijke en leesbare informatie vindt over de leemten in de beveiliging, die door spammers worden uitgebuit, over de veiligheidsrisico’s van spam alsook over de oplossingen om dergelijke risico’s te verminderen.
4.6.3.3. Positionering en samenwerking op internationaal vlak Uiteindelijk is spam van nature een fenomeen dat geen grenzen kent, en daarom impliceert de strijd tegen spam dat een belangrijk deel van onze inspanningen moet uitgaan naar het versterken van de internationale samenwerking. Aldus blijft een actieve deelname verzekerd op niveau van de internationale strijd tegen spam, waaronder: de werkzaamheden van het Forum sur la Gouvernance de l’Internet opgericht tijdens de tweede fase van de Wereldtop over de Informatiemaatschappij (Verenigde Naties): www.intgovforum.org; de werkzaamheden van het Contact Network on Spam Authorities (CNSA) - Europees forum van de overheden in de strijd tegen spam: http://stopspamalliance.org/?page_id=11;
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
de werkzaamheden binnen het London Action Plan (LAP) - internationaal forum van de overheden in de strijd tegen spam: www.londonactionplan.org; de werkzaamheden van de Task Force on spam van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling: www.oecd-antispam.org; de werkzaamheden rond spam van de Internationale Telecommunicatie-Unie. Bovendien werkt de Cel Elektronische Economie aan een Noord-Zuid-coalitie op het gebied van de samenwerking in de strijd tegen spam. De noordelijke landen slagen er in een nationaal antwoord te vinden op de problematiek, dat vaak internationaal gecoördineerd is, terwijl de zuidelijke landen het moeilijk hebben een coherent, aan hun middelen aangepast beleid te voeren tegen het verschijnsel spam. Het is de bedoeling een maximum aantal landen aan te sluiten bij de drie landen (Frankrijk, België, Marokko) die gestart zijn met de invoering van een informeel netwerk voor internationale Noord-Zuid-coöperatie, dat specifiek gericht is op concrete spambestrijding. Het eerste initiatief rond het opzetten van dit netwerk kreeg in maart 2006 concreet vorm door de organisatie van een internationaal atelier voor spambestrijding.
4.6.4. STUDIE IN VERBAND MET HET CREËREN VAN EEN PLATFORM VOOR ALTERNATIEVE GESCHILLENREGELING Met dit project wordt onderzocht, hoe de internetter een praktische en goedkope oplossing kan geboden worden voor de problemen die hij kan krijgen wanneer hij via het internet een bestelling plaatst (product wordt niet geleverd, is niet conform, betaalproblemen, enz.). In deze optiek werd een studie gelanceerd naar de haalbaarheid van een pilootproject voor een alternatieve geschillenregeling on line, en met het oog op het opstellen van gedetailleerde aanbevelingen ter zake. Deze studie werd in de loop van 2006 uitgebracht. Op grond van de conclusies uit deze studie en na grondig denkwerk binnen de FOD Economie, wordt overwogen om in de loop van 2007 praktische uitvoering te geven aan het informatica-platform inzake alternatieve geschillenregeling.
53
4.6.5. OBSERVATORIUM VAN DE RECHTEN OP HET INTERNET Het Observatorium van de Rechten op het Internet heeft als opdracht: adviezen te geven over problemen inzake het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën; het overleg te organiseren tussen de betrokken economische actoren; het publiek over deze materie te informeren en het er gevoelig voor te maken. Het secretariaat biedt een efficiënte en effectieve administratieve ondersteuning aan het Observatorium teneinde het toe te laten zijn opdrachten op een optimale manier te vervullen. Het werkt tevens mee aan de realisatie van de expertisefunctie en de informatieverstrekkende rol van het Observatorium. Zo verzorgt het o.a. de website www.internet-observatory.be.
54
Het Observatorium behandelde meerdere actuele thema’s en stond mee in voor de realisatie van een parlementaire internetdag en cybersalon. In 2006 werd bijzondere aandacht besteed aan de volgende onderwerpen. De elektronische handtekening voor rechtspersonen Op vraag van de minister van Economie onderzoekt het Observatorium de mogelijkheid om aan rechtspersonen een soort elektronische identiteitskaart toe te kennen met daarop, zoals bij de identiteitskaart voor natuurlijke personen, een gekwalificeerd certificaat dat toelaat om elektronische handtekeningen te creëren die gelijkgesteld worden met handgeschreven handtekeningen. Dit project zou gecentreerd worden rond de Kruispuntbank voor Ondernemingen en een gelijkaardige architectuur volgen als deze die voor de elektronische identiteitskaart werd gevolgd. Er werd reeds een ontwerpadvies opgesteld. Recht van antwoord in de media Na meerdere discussies in een werkgroep met deskundigen uit de mediawereld, universitairen en vertegenwoordigers van de overheid, heeft het Observatorium van de Rechten op het Internet het “Advies betreffende het recht van antwoord in de media” aangenomen. Het Observatorium stelt vast dat het juridische kader rond het recht van antwoord niet toereikend is. Het onderstreept onder andere dat de regelgeving die van toepassing is op de geschreven pers en op de audiovisuele media een aantal zwak-
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
heden vertoont: koppelen van de materie aan het strafrecht, ontbreken van een recht op repliek of een recht op informatie… Indien men zo een antwoord wenst te plaatsen naar aanleiding van informatie die via het internet wordt verspreid, dan kan het delicaat blijken te zijn om de bestaande regelgeving toe te passen. Het Advies kan worden geraadpleegd op de site van het Observatorium: www.internet-observatory.be.
4.7. DE
ONTWIKKELING VAN DE KENNISECONOMIE BEGUNSTIGEN
DOOR DE BESCHERMING EN DE VALORISATIE VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM IN
BELGIË TE ONWIKKELEN
De Dienst voor de intellectuele Eigendom staat in voor de registratie, verlening en publicatie van en de informatie over de industriële eigendomstitels in België. Het wettelijke systeem inzake de industriële eigendomstitels (octrooien, aanvullende beschermingscertificaten, kwekerscertificaten, merken, tekeningen en modellen) voorziet in de verstrekking door de overheid van een officiële bescherming onder de vorm van een (tijdelijk) exclusief exploitatierecht aan de titularissen in ruil voor de openbaarmaking van (technische) informatie. Dit systeem draagt bij tot de totstandkoming van de innovaties die onontbeerlijk zijn voor de ontwikkeling en de blijvende groei van de hedendaagse kenniseconomie. Het stelt de ondernemingen in staat hun innovaties te valoriseren en alzo hun marktaandelen te consolideren.
4.7.1. HET UITWERKEN VAN REGELGEVING INZAKE INTELLECTUELE EIGENDOM Het uitwerken van regelgeving inzake intellectuele eigendom is een bijzonder belangrijke opdracht. De uitvoering ervan neemt verschillende vormen aan.
4.7.1.1. Ratificatie van internationale verdragen inzake intellectuele eigendom Door het goedkeuren van deze belangrijke internationale instrumenten kan België zijn juridische kader aanvullen met internationale normen inzake intellectuele eigendom.
55
4.7.1.1.1. Ratificatie van de herziening van november 2000 van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien. Bij wet van 21 april 2007 heeft België de akte van november 2000 tot herziening van het Europees Octrooiverdrag goedgekeurd. Deze akte heeft voornamelijk vijf doelstellingen: a) De leesbaarheid van het Europees Octrooiverdrag verbeteren door een aantal bepalingen inzake procedurepunten over te hevelen naar het uitvoeringsreglement b) Betere juridische garanties bieden aan de gebruikers van het octrooisysteem Dank zij een nieuwe gecentraliseerde procedure voor het EOB tot beperking of herroeping van het octrooi kan de octrooihouder op eigen initiatief de omvang van de gevraagde bescherming verminderen en zo vermijden dat er geschillen over de geldigheid van het octrooi ontstaan.
56
c) De institutionele werking van de Europese Octrooiorganisatie verbeteren en haar integratie in de internationale en communautaire omgeving bevorderen. In het Verdrag werd een bepaling opgenomen waarbij de periodieke bijeenroeping van ministerconferenties wordt opgelegd om te benadrukken dat de Europese Octrooiorganisatie en haar uitvoerende orgaan, het Europees Octrooibureau, binnen een politieke context handelen. Bovendien werd besloten om de bevoegdheid van de Raad van Bestuur uit te breiden, aangezien vastgesteld werd dat het lang duurt en moeilijk is om het EOV aan te passen via een diplomatieke Conferentie. Daarbij werd rekening gehouden met de veelheid aan juridische bronnen op het vlak van octrooien. Er werd beslist om de bevoegdheid van de Raad van Bestuur uit te breiden om onder bepaalde voorwaarden (onder meer unanimiteit en quorum) het Verdrag te kunnen aanpassen aan internationale en Gemeenschapsverdragen, akkoorden en juridische instrumenten inzake octrooien. d) De basisvoorwaarden voor de octrooieerbaarheid van uitvindingen verbeteren Wat het materieel octrooirecht betreft, werd beslist een bescherming in te voeren van opeenvolgende therapeutische indicaties. Hierdoor wordt de rechtspraak van de kamers van beroep van het Europees Octrooibureau en van talrijke nationale rechtbanken gecodificeerd. De Conferentie heeft ook gekeken naar de evolutie van het internationaal recht en heeft het EOV in die zin aangepast, dat rekening wordt gehouden met de overeen-
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
komst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS-overeenkomst), het toekomstige Gemeenschapsoctrooi en de bepalingen van het Verdrag inzake Octrooirecht (PLT). e) in aanmerking nemen van de richtsnoeren van de intergouvernementele Conferenties van Parijs en Londen Het negende deel van het Verdrag werd geamendeerd, om de lidstaten toe te laten overeenkomsten te sluiten tot, bijvoorbeeld, de oprichting van een gemeenschappelijk rechtscollege voor Europese octrooien, of nog, overeenkomsten waarbij kan worden afgezien van de vertaling van het Europese octrooi. Gelijktijdig met de goedkeuring van de Akte tot herziening van het Europees Octrooiverdrag werd op 21 april 2007 een wet aangenomen, die bepaalde aspecten van de verleningsprocedure inzake Europese octrooien regelt alsook de gevolgen van die octrooien in België. Deze wet brengt ook duidelijkheid in het taalregime dat van toepassing is op de in het Duits verleende Europese octrooien en voorziet in de mogelijkheid een vergoeding in te voeren voor het valideren in België van de verleende Europese octrooien. 4.7.1.1.2. Ratificatie van het WIPO-Verdrag inzake het auteursrecht en van het WIPO-Verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen, opgemaakt te Genève op 20 december 1996. De wet van 15 mei 2006 houdt instemming in met het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom inzake auteursrecht (WCT), aangenomen te Genève op 20 december 1996 en van het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT), aangenomen te Genève op 20 december 1996 (B.S. van 18 augustus 2006). De bovenvermelde WIPO-verdragen zijn bedoeld om de bescherming geboden door de bestaande verdragen inzake het auteursrecht en de naburige rechten te verbeteren en te actualiseren. Deze verdragen dateren nog van meer dan een kwarteeuw geleden, een tijdperk waarin nog geen personal computers bestonden en geen internet. Het WCT en het WPPT bevatten een aantal nieuwe regels en verduidelijken de bepalingen van de oude verdragen. Beide verdragen werden eveneens ondertekend door de Europese Gemeenschap. Ze moeten bijgevolg door zowel de EG als de lidstaten worden geratificeerd. Om te kunnen overgaan tot de formele ratificatie van de verdragen, hebben de Europese Gemeenschap en de Belgische autoriteiten hun wetgeving moeten aanpas-
57
sen. Daarom is er enige tijd verlopen tussen de ondertekening en de definitieve ratificatie van beide verdragen. De aanpassing van de wetgeving gebeurde eerst op Europees niveau, door het goedkeuren van de richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, die beide verdragen omzet in Europees recht. In België gebeurde de aanpassing van de wetgeving aan de twee WIPO-verdragen door de wet van 22 mei 2005 (B.S. 27.05.2005) tot omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij. Gelijktijdig met de wet van 15 mei 2006 houdende instemming met de twee verdragen, werd een tweede wet aangenomen, ook op 15 mei 2006, teneinde de bepalingen van het WCT en het WPPT toepasbaar te maken in België (B.S. van 18 augustus 2006). Dankzij deze tweede wet zullen de Belgische burgers en ondernemingen de bepalingen van deze beide verdragen in België kunnen inroepen.
58
4.7.1.1.3. Ratificatie van het Benelux-verdrag inzake intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), gedaan te Den Haag op 25 februari 2005 De wet van 22 maart 2006 houdt de goedkeuring in van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), evenals van het daarbij horende protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Beneluxorganisatie inzake intellectuele eigendom (B.S. 24.08.2006). Dit Verdrag komt in de plaats van het Benelux-verdrag inzake warenmerken van 19 maart 1962 en het Benelux-verdrag inzake tekeningen of modellen van 25 oktober 1966, alsook de daaraan gehechte Benelux-wetten. Het toepassen van de voormelde verdragen en wetten werd verzekerd door respectievelijk het Benelux-Merkenbureau en het Benelux-Bureau voor Tekeningen of Modellen, beide in Den Haag gevestigd. Het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom heeft deze twee bureaus gefusioneerd tot een «Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen)». Dit nieuwe Verdrag houdt voornamelijk volgende voordelen in: de Benelux-wetgeving wordt duidelijker en leesbaarder. Sommige bepalingen werden overgeheveld naar het uitvoeringsreglement. de indeling in hoofdstukken garandeert een zekere transparantie. Naast de hoofdstukken «merken» en «tekeningen of modellen» werd nog een hoofdstuk
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
met gemeenschappelijke bepalingen ingelast. De onderverdeling van de hoofdstukken betreffende de «merken» en «tekeningen of modellen» werd eenvormig gemaakt. de beheerskosten van het systeem werden verminderd dankzij de fusie van de twee bureaus tot één enkele organisatie. een vereenvoudiging van de omzetting van de communautaire regelgeving en van de reeds bekrachtigde internationale verdragen wordt mogelijk. de nieuwe Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom krijgt nationale en internationale rechtspersoonlijkheid. Dat biedt het voordeel dat de Organisatie, op voorwaarde dat ze daartoe gemandateerd wordt door de Raad van Bestuur, op autonome wijze akkoorden kan sluiten. Bovendien wordt de positie van de Organisatie en haar personeel duidelijker bepaald. In het materieel recht wordt geen enkele wijziging aangebracht ten opzichte van de vroegere Beneluxverdragen en -wetten.
4.7.1.2. Europees recht 4.7.1.2.1. Verordening 816/2006 van 17 mei 2006 betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen Ter herinnering: de verklaring van Doha, waarin onder meer de nadruk wordt gelegd op de ernst van de volksgezondheidsproblemen in de ontwikkelingslanden en de minder ontwikkelde landen, ingevolge AIDS/HIV, tuberculose, malaria en andere epidemieën, ligt aan de basis van recente wijzigingen in de internationale, Europese en nationale wetgevingen (WTO/TRIPP) betreffende dwanglicenties inzake octrooien. Op 30 augustus 2003 werd door de Algemene Raad van het WTO een besluit aangenomen, dat de lidstaten van de WTO machtigt om dwanglicenties te verlenen voor de productie en de verkoop van onder octrooi staande farmaceutische producten met het oog op de uitvoer ervan naar derde landen met onvoldoende, of zelfs onbestaande productiecapaciteit. Om het besluit van 30 augustus 2003 van de Algemene Raad van de WTO op Europees niveau ten uitvoer te brengen, keurde de Europese Unie op 17 mei 2006 een verordening goed betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen.
59
Deze verordening is rechtstreeks van toepassing op de lidstaten van de Europese Unie. Zuiver formele of administratieve voorschriften kunnen daarbij worden opgelegd, bijvoorbeeld wat de taalregeling betreft, het te gebruiken formulier, de identificatie van het octrooi of van de aanvullende beschermingscertificaten, of de elektronische aanvragen. Om de nodige maatregelen voor de uitvoering van de communautaire verordening te nemen werd door een wet van 6 maart 2007 (B.S. van 12 april 2007) een nieuw artikel 31ter ingevoegd in de Belgische wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien. 4.7.1.2.2. Omzetting van Europese richtlijnen voor de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake intellectuele eigendom De omzetting van deze Europese richtlijnen komt de Belgische economie ten goede, in die zin dat ze op die manier omkaderd wordt door op Europees niveau geharmoniseerde regels. De omgezette of nog om te zetten richtlijnen zijn de volgende:
60
4.7.1.2.2.1. Richtlijn nr. 98/44/EG van 6 juli 1998 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen. Richtlijn nr. 98/44/EG van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen werd in intern recht omgezet door de wet van 28 april 2005 tot wijziging van de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, wat betreft de octrooieerbaarheid van de biotechnologische uitvindingen. Artikel 17, §1, tweede lid van voormelde wet van 28 maart 1984, dat betrekking heeft op het deponeren van biologisch materiaal om een voldoende duidelijke en volledige beschrijving van de uitvinding te verzekeren, neemt het artikel 13 van richtlijn nr. 98/44/EG evenwel slechts gedeeltelijk over en verwijst voor het overige naar de Koning. Een koninklijk besluit van 27 februari 2007 (B.S. 19.03.2007) wijzigt het artikel 10 van het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en instandhouden van uitvindingsoctrooien. Dit besluit herneemt in Belgisch recht de modaliteiten voor het deponeren van biologisch materiaal zoals bepaald in de artikels 13 en 14 van richtlijn nr. 98/44/EG van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen. 4.7.1.2.2.2. Richtlijn van 27 september 2001 nr 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk De wet van 4 december 2006 zet de Europese richtlijn 2001/84/EG van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronke-
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
lijk kunstwerk in Belgisch recht om (B.S. 23.01.2007). In het Belgische recht was reeds een vervolgrecht voorzien ten behoeve van de auteurs van plastische kunstwerken. Toch waren aanpassingen noodzakelijk om overeenkomst te verkrijgen met de vermelde richtlijn. Deze aanpassingen hebben voornamelijk betrekking op het toepassingsgebied en de tarieven van het vervolgrecht. Wat het toepassingsgebied betreft, valt te noteren dat voortaan een vervolgrecht zal verschuldigd zijn, niet alleen voor elke doorverkoop via openbare veiling van plastische werken, maar ook voor elke doorverkoop “waarbij actoren uit de professionele kunsthandel betrokken zijn als verkoper, koper of tussenpersoon”. Wat de tarieven betreft, werd het systeem van degressieve tarieven, per schijf van verkoopprijs, overgenomen zoals in de richtlijn bepaald, in plaats van het huidige systeem dat bestaat uit een lineair tarief van 4% van de verkoopprijs. De uitvoeringsmodaliteiten moeten nog worden vastgesteld in een koninklijk besluit, alsook de datum van inwerkingtreding van de nieuwe wet. 4.7.1.2.2.3. Richtlijn nr. 2004/48/EG van 29 april 2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten Twee wetsontwerpen die tot doel hebben de Belgische wetgeving inzake de handhaving van intellectuele eigendomsrechten op burgerlijk en gerechtelijk vlak te moderniseren werden in 2006 beëindigd et neergelegd in het Parlement op 26 februari 2007. Deze twee ontwerpen van wet zijn enerzijds de wet van 9 mei 2007 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (B.S. 10 mei 2007, erratum B.S. 15 mei 2007), en anderzijds de wet van 10 mei 2007 betreffende de aspecten van gerechtelijk recht van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (B.S. 10 mei 2007, erratum B.S. 14 mei 2007). Deze wetten bevatten drie soorten bepalingen: 1) Omzetting van richtlijn nr. 2004/48/EG van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Deze richtlijn dekt een ruime waaier van materies en voor de omzetting ervan zijn ingrijpende wijzigingen op wetgevend niveau noodzakelijk. Zo is het noodzakelijk, alle bijzondere wetten inzake de intellectuele eigendom aan te passen (wet op de uitvindingsoctrooien, wet op de bescherming van de kweekproducten, wet betreffende de rechtsbescherming van topografieën van halfgeleiderproducten, wet op het auteursrecht, wet betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s, wet betreffende de rechtsbescherming van databanken, ...).
61
Aangezien het recht inzake merken, tekeningen en modellen wordt geregeld door een eenvormige Benelux-wetgeving, gebeurde de omzetting van de richtlijn voor deze materies via een wijziging van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom, bij besluit van 1 december 2006 van het Comité van Ministers van de Benelux Economische Unie (B.S. 22.12 2006). Aangezien de richtlijn betrekking heeft op de maatregelen en procedures die ertoe strekken de intellectuele eigendomsrechten te doen naleven (bijvoorbeeld de procedure in kortgeding, het beslag inzake namaak, ... geregeld in het Gerechtelijk Wetboek), zijn eveneens aanpassingen aan het algemene juridische recht noodzakelijk. 2) Meer gecentraliseerde bevoegdheid van de hoven en rechtbanken voor de geschillen inzake intellectuele eigendom. Dergelijke centralisatie heeft tot doel meer coherentie te brengen in de bevoegdheidsverdeling en een grotere specialisatie van de magistraten te bevorderen.
62
3) Afschaffen van het verbod om de vordering tot staking in handelszaken te cumuleren met de vordering tot staking inzake inbreuken op een intellectueel eigendomsrecht. De huidige tekst van het artikel 96 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument sluit in principe de mogelijkheid uit om een vordering tot staking in te stellen op grond van artikel 95 van diezelfde wet, voor de inbreuken op het octrooirecht, op het merkenrecht, op het recht inzake tekeningen en modellen, op het auteursrecht of op de naburige rechten. Gedeeltelijk ingevolge het arrest van 9 januari 2002 van het Arbitragehof, wordt dit cumulverbod afgeschaft. Deze maatregel strekt ertoe, alle houders van intellectuele eigendomsrechten voortaan in de mogelijkheid te stellen, de inbreuken op hun rechten te doen staken volgens een procedure zoals in kortgeding.
4.7.1.3. Ontwerpen ingeleid door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom (DIE) 4.7.1.3.1. Wet van 6 maart 2007 tot wijziging van de regeling betreffende de aflevering van het uitvindingsoctrooi en het takssysteem inzake uitvindingsoctrooien en inzake aanvullende beschermingscertificaten In 2006 diende de DIE een ontwerp van wet in dat op 6 maart 2007 werd afgekondigd (B.S. 12.04.2007). Deze wet wijzigt de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien en heeft als doel:
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
1. Het juridische stelsel te bepalen dat van toepassing is op de schriftelijke opinies die door het EOB worden verstrekt in het kader van de verleningsprocedure van Belgische octrooien. De schriftelijke opinie, die wordt gevoegd bij het verslag van nieuwheidsonderzoek opgesteld door het EOB voor de Belgische octrooiaanvragen ingediend sinds 1 januari 2007, zal een betere kwaliteitsverlening garanderen aan de gebruikers van het Belgische octrooisysteem. Door die schriftelijke opinie krijgen ze immers reeds in een vroeg stadium een niet-dwingend advies over de octrooieerbaarheid van de uitvinding waarvoor een Belgische octrooiaanvraag werd ingediend. Deze opinie zit bij het octrooidossier dat toegankelijk is voor derden. 2. Het taksensysteem inzake octrooien aan te passen. Met deze hervorming beoogt men, enerzijds, de verhoging van de kostprijs, die door het EOB aan de Belgische Staat wordt aangerekend voor het opstellen van het verslag van nieuwheidsonderzoek, schriftelijke opinie inbegrepen, te integreren in de verleningsprocedure van Belgische octrooien (1.800 EUR tot 2.050 EUR) en, anderzijds, het bedrag van de onderzoekstaks te verminderen van 887 EUR tot 300 EUR, zodat de procedure voor het verlenen van Belgische octrooien van een duur van 20 jaar toegankelijker wordt voor de ondernemingen en in het bijzonder voor de KMO’s. De wijzigingen die de wet van 6 maart 2007 aanbrengt in de wet van 28 maart 1984 en in de wetten op de aanvullende certificaten hebben tot doel, de last te neutraliseren, die de verhoogde kostprijs van het verslag van nieuwheidsonderzoek betekent voor het budget van de Staat, en de door de indiener betaalde onderzoekstaks te verlagen. Daartoe verhoogt de wet van 6 maart 2007 het bedrag van de jaartaksen voor instandhouding van de octrooien en de aanvullende beschermingscertificaten (12% voor de 3e tot 10e annuïteit en 15% voor de 11e tot 20e annuïteit). 3. De nodige maatregelen te nemen voor het uitvoeren van Verordening 816/2006 van 17 mei 2006 betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen. De inwerkingtreding van deze wet is afhankelijk van de goedkeuring van uitvoeringsbesluiten. 4.7.1.3.2. Ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, wat het statuut en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft Een ontwerp van wet geïnitieerd door de DIE werd op 11 mei 2006 bij het Parlement ingediend met de bedoeling de bepalingen van de wet betreffende het auteursrecht en de naburige rechten te verduidelijken en aan te vullen wat het statuut en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft. Met dit
63
wetsontwerp beoogt men een meer doorzichtige werking van de beheersvennootschappen en meer effectieve middelen voor het controleorgaan, dit in het belang van alle gebruikers van het collectief systeem voor het beheer van het auteursrecht en de naburige rechten. Op 8 november 2006 organiseerde de Commissie Economie van de Kamer een hoorzitting voor alle betrokken milieus. Naar aanleiding hiervan werd de Raad voor de intellectuele eigendom over dit wetsontwerp om advies gevraagd. Dit ontwerp werd verder niet meer behandeld in het Parlement. 4.7.1.3.3. Wet van 15 mei 2007 betreffende de beteugeling van namaak en piraterij inzake rechten van intellectuele eigendom Deze nieuwe wet moet de houders van intellectuele eigendomsrechten en de publieke overheden de nodige middelen ter beschikking stellen om de strijd tegen de meest ernstige inbreuken op de intellectuele eigendomsrechten nog doeltreffender aan te gaan.
64
De wet bevat vooreerst de nodige bepalingen voor de implementering van Verordening (EG) nr 1383/2003 van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele eigendomsrechten, evenals de maatregelen die moeten genomen worden ten aanzien van goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele eigendomsrechten. Hiertoe wordt het begrip douanemisdrijf gecreëerd, dat zal worden vervolgd volgens de procedure ingesteld door de algemene wet op de douane en accijnzen. De wet moderniseert overigens de strafwetgeving op het vlak van namaak van merken, tekeningen en modellen, kwekersrechten, uitvindingsoctrooien, aanvullende beschermingscertificaten en auteursrechten. De inwerkingtreding van deze wet is afhankelijk van de goedkeuring van een uitvoeringsbesluit.
4.7.2. VERTEGENWOORDIGING VAN BELGIË BINNEN DE BENELUX, DE EUROPESE EN INTERNATIONALE ORGANISATIES De laatste jaren wordt de intellectuele eigendom meer en meer besproken binnen internationale instellingen die de behandeling van deze materie niet als hoofddoelstelling hebben zoals de WGO, de UNESCO, enz. Anderzijds wordt de intellectuele eigendom in internationale organisaties die hoofdzakelijk hiervoor bevoegd zijn, meer en meer in een globale context opgevat, waarbij er aandachtspunten zoals ontwikkeling, volksgezondheid, sociale, culturele en economische valorisatie van immateriële goederen aan bod komen.
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
Het komt er dus op aan om enerzijds niet alleen een juist inzicht te hebben in de problemen van intellectuele eigendom maar ook in de meer algemene context waarin deze problemen worden aangepakt en om anderzijds deze problemen coherent aan te pakken ongeacht de betrokken instelling.
4.7.2.1. Benelux-organisatie voor de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) De Benelux-organisatie voor de intellectuele eigendom heeft als opdracht om uitvoering te geven aan het Benelux Verdrag inzake merken en tekeningen of modellen, om de bescherming van de merken en tekeningen in de Benelux-landen te bevorderen, om eventuele bijkomende taken op andere gebieden van de intellectuele eigendom te verrichten, om het Benelux recht inzake merken en tekeningen of modellen te evalueren en zo nodig aan te passen.
4.7.2.2. Europese Unie 4.7.2.2.1. Raad van de Europese Unie 4.7.2.2.1.1. Octrooirecht De Europese commissie heeft op 9 januari 2006 een vragenlijst goedgekeurd over het octrooisysteem in Europa. In dit document voor raadpleging van de lidstaten en van de betrokken milieus worden de drie volgende grote thema’s aangekaart: het gemeenschapsoctrooi, de verbetering van het Europese octrooisysteem via de goedkeuring van het ontwerp van Akkoord over de regeling van Europese octrooigeschillen (EPLA) en de gebieden van het octrooirecht waarvoor harmonisatie mogelijk is. België heeft dit document schriftelijk beantwoord. Het antwoord werd voorbereid door de DIE, na raadpleging van de Raad voor de Intellectuele Eigendom. Op 12 juli 2006 organiseerde de Europese Commissie een openbare hoorzitting. De DIE heeft overigens een voorstel tot versterkte samenwerking met betrekking tot het gemeenschapsoctrooi voorbereid, waarbij de belangrijkste zaken worden aangekaart waarover een consensus zou kunnen worden bereikt tussen een beperkt aantal lidstaten die deelnemen aan een versterkte samenwerking, gebaseerd op artikel 43 van het EU-Verdrag. Dit voorstel steunt met name op de resultaten van de voornoemde raadpleging van de Europese Commissie. Het voorziet in een beperking van de vertaalvereisten en in een gecentraliseerd rechtssysteem. 4.7.2.2.1.2. Auteursrecht De werkgroep «auteursrecht» van de Raad van de Europese Unie moet de ontwerpen van gemeenschapsnormen onderzoeken en het standpunt van de Europese Unie ten aanzien van de ontwerpen van internationale teksten coördineren.
65
In 2006, werden de volgende ontwerpen binnen de werkgroep onderzocht: ontwerp van WIPO-verdrag inzake de bescherming van omroeporganisaties (zie onderaan de WIPO-werkzaamheden inzake auteursrecht) richtlijn televisie zonder grenzen De Commissie heeft een voorstel ingediend om de richtlijn televisie zonder grenzen, die in de werkgroep van de Raad « Audiovisuele diensten » wordt besproken, te wijzigen. Binnen de werkgroep « auteursrecht », werd de aandacht gevestigd op een voorstel voor uitzondering op het auteursrecht en op de naburige rechten voor de korte nieuwsverslagen “short news reports”. Dit voorstel voor een uitzondering riskeert eventueel niet verenigbaar te zijn met richtlijn 2001/29/CE betreffende het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij. ratificatie van het WIPO-verdrag inzake auteursrecht en van het WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen
66
Het WIPO-verdrag inzake auteursrecht (WCT) en het WIPO-verdrag inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT) zijn twee internationale verdragen waarbij zowel de lidstaten als de Europese gemeenschap contracterende partijen zijn. Parallel met de lidstaten moet ook de Europese gemeenschap deze verdragen ratificeren. De werkgroep van de Raad heeft de stand van de ratificatieprocedures in de verschillende lidstaten onderzocht evenals de gevolgen van deelname van de Europese Gemeenschap aan deze verdragen op het vlak van het eventueel voorbehoud en de eventuele notificaties die aan de WIPO moeten worden gericht. effectenstudie van de systemen van vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik In 2006 heeft de Europese Commissie een effectenstudie uitgevoerd over de systemen van vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik om te kijken of er op dat gebied andere stappen moeten worden ondernomen (vb. een grotere harmonisatie). De effectenstudie was klaar maar werd nooit gepubliceerd, met name omwille van politieke tegenstand van bepaalde lidstaten. In die context heeft de Belgische regering een brief gestuurd naar de Europese Commissie om te vragen regels voor te stellen om de nationale bepalingen inzake vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik in de interne markt te harmoniseren. Dit verzoek is gebaseerd op de vaststelling dat de verschillen in reglementeringen tussen de lidstaten wanverhoudingen doen ontstaan op het niveau van de interne markt.
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
Deze wanverhoudingen zijn hoofdzakelijk te wijten aan: 1. verkoop via het internet van dragers en apparaten die gebruikt worden om werken en prestaties te reproduceren voor eigen gebruik, aangeboden via sites in andere lidstaten, die deze dragers en apparaten niet aan een vergoeding voor eigen gebruik onderwerpen. 2. parallelle invoer die vanuit die zelfde lidstaten wordt georganiseerd. aanbeveling van de Europese Commissie van 18 mei 2005 betreffende het collectieve grensoverschrijdende beheer van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van rechtmatige onlinemuziekdiensten In 2006 heeft de Commissie een kort verslag uitgebracht over de initiatieven die in de lidstaten werden genomen naar aanleiding van de goedkeuring van de aanbeveling. Bij die gelegenheid hebben veel lidstaten aangegeven dat zij de techniek van de aanbeveling niet willen gebruiken om een aangelegenheid te regelen waarbij de inzet zo groot is. aanbeveling van de Europese Commissie van 24 augustus 2006 betreffende de digitalisering en online-toegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale bewaring Op 24 augustus 2006 heeft de Europese Commissie een aanbeveling voorgesteld betreffende de digitalisering en online-toegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale bewaring, teneinde het economische en culturele potentieel van het culturele erfgoed van Europa met behulp van het Internet te optimaliseren om de concurrentiepositie van Europa te verbeteren. De in deze aanbeveling voorgestelde maatregelen hebben drie essentiële doelstellingen: privé-investeringen en publieke investeringen aanmoedigen; fragmentatie van aangelegenheden inzake digitalisering, toegankelijkheid en digitale bewaring in de lidstaten vermijden en ze in tegenstelling hiermee, te concentreren; een gemeenschappelijk meertalig toegangspunt tot het digitale Europese culturele erfgoed creëren. Voor het eerste semester 2008, vraagt de Europese Commissie aan de lidstaten een eerste verslag over de toepassing van de aanbeveling.
67
De DIE is begonnen met de raadpleging van de drie gemeenschappen alsmede van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Wetenschapsbeleid om met name te achterhalen welke initiatieven er lopen op de drie door de aanbeveling van de Commissie beoogde domeinen. Bovendien zal ook de Raad voor de Intellectuele Eigendom worden geraadpleegd om het standpunt van de betrokken milieus te kennen. 4.7.2.2.2. Bureau voor Harmonisatie binnen de Interne Markt Het BHIM is een instelling van de Europese Gemeenschap dat werd opgericht bij Verordening 40/94 van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk. Het is belast met de administratieve maatregelen ter uitvoering van het gemeenschapsrecht inzake merken en tekeningen of modellen. Aan dit orgaan dat onafhankelijk is op technisch vlak werd juridische, administratieve en financiële autonomie toegekend. Het BHIM omvat een beheerraad (BR) en een begrotingscomité (BC) samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten.
68
De BR en het BC zijn in 2006 gestart met een strategisch debat over de toekomstige ontwikkeling van het gemeenschapssysteem inzake merken. Dit debat werd ingeleid naar aanleiding van de grote bekommernissen zowel van de delegaties als van de Europese Commissie aangaande enerzijds de grote budgetoverschrijding van het BHIM en anderzijds de toekomstige coëxistentie van de nationale en communautaire merkensytemen binnen de interne markt. De besprekingen werden toegespitst op de Mededeling van de Commissie aan het Parlement en aan de Raad over de financiële perspectieven van het BHIM van 22 december 2006 en zouden moeten worden voortgezet in 2007 in de Concurrentieraad van de EG. 4.7.2.2.3. Communautair Bureau voor Plantenrassen Op basis van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad, van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht werd een communautaire beschermingsregeling voor kweekproducten ingesteld. Het betreft een specifieke regeling waarbij rechten van industriële eigendom voor kweekproducten worden verleend die geldig zijn op het hele grondgebied van de Gemeenschap. De uitvoering en toepassing van die communautaire regeling worden verzekerd door het Communautair Bureau voor Plantenrassen (CBP). Het CBP ontvangt jaarlijks meer dan 2700 beschermingsaanvragen en verleent ongeveer 2300 rechten, in hoofdzaak voor tuinbouw. Momenteel zijn er bijna 13.000 rassen beschermd door een communautair kwekersrecht.
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
4.7.2.3. Europese octrooiorganisatie De Europese octrooiorganisatie is een intergouvernementele organisatie opgericht in toepassing van het Europese octrooiverdrag (EOV) van 5 oktober 1973 en die 32 lidstaten telt waaronder de landen van de Europese Unie. Ze omvat twee organen: het Europees Octrooibureau (EOB) dat als opdracht heeft Europese octrooien af te leveren in overeenstemming met het Verdrag. Het EOB handelt ook als administratie belast met internationale opzoekingen (ISA) en als administratie belast met het internationala vooronderzoek (IPEA) krachtens het samenwerkingsverdrag inzake octrooien (PCT); de Raad van Bestuur die samengesteld is uit delegaties van de verdragstaten van het EOV. Het is het leidinggevende orgaan van de Organisatie dat als dusdanig de supervisie heeft over de werking van het EOB. De besprekingen rond het strategische debat over de toekomst van de samenwerking binnen het Europese octrooisysteem werden voorlopig afgerond tijdens de zitting van de Raad van Bestuur van juni 2006. Het akkoord voorziet in de oprichting van een «Europees octrooinetwerk» gebaseerd op de vijf volgende hoofdelementen: het gebruik door het EOB van het werk dat de nationale bureaus hebben verricht in het kader van nationale procedures voorafgaand aan het indienen van Europese octrooiaanvragen; de toepassing van een Europees kwaliteitssysteem; de versterking en de decentralisatie van activiteiten ter ondersteuning van gebruikers van het Europese octrooisysteem; de invoering van een nieuw samenwerkingsbeleid tussen het EOB en de nationale bureaus; de uitvoering door het Dagelijks Bestuur van de Raad van Bestuur van een studie over de toekomstige werklast van het Europees Octrooibureau.
4.7.2.4. Wereldorganisatie van de Intellectuele Eigendom De Wereldorganisatie van de intellectuele eigendom (WIPO) is een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties bevoegd voor intellectuele eigendom.
69
4.7.2.4.1. Octrooirecht De werkzaamheden van het Permanent Comité Octrooirecht (SCP) zijn sedert een aantal jaren geblokkeerd omwille van de verschillende beleidsaanpak die de ontwikkelingslanden en de industrielanden tegenover elkaar plaatst. Om die reden wordt het ontwerp van verdrag over het materieel octrooirecht (SPLT) niet meer onderzocht in de schoot van het Permanent Comité Octrooirecht. Een informele groep samengesteld uit industrielanden werd opgericht in februari 2005. Deze informele werkgroep is samengesteld uit twee subgroepen: (1) werkgroep inzake intellectuele eigendom en ontwikkeling en (2) werkgroep SPLT die als doel heeft om het ontwerp van verdrag betreffende het materiele octrooirecht te bespreken. De werkzaamheden van deze werkgroep werden in 2006 versneld op basis van een compromisvoorstel uitgewerkt door het Deense voorzitterschap van deze groep.
70
Op Belgisch niveau, werden de betrokken milieus geraadpleegd en de Raad voor de Intellectuele Eigendom heeft een advies uitgebracht over het compromisvoorstel. In dat advies besluit de Raad evenwel dat het voorgestelde compromis onevenwichtig is en niet als dusdanig kan worden aanvaard. 4.7.2.4.2. Merkenrecht Verdrag inzake het merkenrecht Het verdrag inzake het merkenrecht van 1994 bevat bepalingen om de administratieve procedures voor de registratie en de vernieuwing van merken te vereenvoudigen. Doorheen de jaren is het noodzakelijk gebleken om dit verdrag te herzien met name om de bepalingen over de electronische aanvraag en de licentie van merken op te nemen en om een vergadering op te richten, wat onmogelijk was in 1994. De werkzaamheden werden aangevat in het Permanent Comité merkenrecht en hebben geleid tot het aannemen van een nieuw Verdrag, met name Het Verdrag van Singapore inzake merken, aangenomen op 27 maart 2006 tijdens de diplomatieke Conferentie te Singapore. Permanent comité merkenrecht (SCT) Dit comité behandelt problemen betreffende het recht inzake merken, tekeningen en modellen en geografische aanduidingen. Het onderzoekt ook of en in welke mate harmonisatie van de nationale regels mogelijk is. In november 2006, hadden de besprekingen betrekking op het toekomstige werkprogramma van het SCT dat
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
zou kunnen gaan over de nieuwe merktypes, de verzetsprocedure in het merkenrecht, het verband tussen het merkenrecht en het auteursrecht, artikel 6ter van de Overeenkomst van Parijs, de vormvereisten tijdens de registratieprocedure in het recht inzake tekeningen en modellen, enz. Naar aanleiding van het recent sluiten van het Verdrag inzake het Merkenrecht (TLT), is de belangstelling voor een nieuwe harmonisatie eerder zwakjes. Systeem van Madrid De Overeenkomst van Madrid (laatste herziening te Stockholm, 14 juli 1967) wil de procedure voor het registreren van merkenrechten in de staten die lid zijn van het systeem verlichten door één enkele centrale procedure voor een internationaal depot bij de WIPO in te voeren. In 1989 werd boven op de Schikking van Madrid een Protocol van Madrid gesloten om enerzijds, de staten die niet geïnteresseerd waren in de Schikking zoals de Verenigde Staten en, anderzijds de Europese Gemeenschap de mogelijkheid te bieden om toe te treden tot het systeem van Madrid. De bedoeling is dat het Protocol slechts van toepassing is tussen de lidstaten van het systeem van Madrid als minstens één staat enkel lid is van het Protocol (dat wordt de vrijwaringsclausule genoemd in artikel 9sexies van het Protocol). In artikel 9sexies van het protocol is in de mogelijkheid voorzien om de vrijwaringsclausule na tien jaar te herzien (dus vanaf 1 december 2005). Om een dergelijke herziening voor te bereiden, werd een ad hoc werkgroep opgericht. Deze werkgroep bespreekt niet enkel de herziening van artikel 9sexies maar is ook bevoegd om mogelijke verbeteringen aan het systeem van Madrid te onderzoeken. 4.7.2.4.3. Permanent Comité Auteursrecht en Naburige rechten (SCCR) Sinds 1998 hebben er bij de WIPO besprekingen plaats met het oog op de uitwerking van een Ontwerp van verdrag van de WIPO over de bescherming van omroeporganisaties. De ontwikkelingslanden zijn veeleer tegen een nieuw verdrag dat de omroeporganisaties nieuwe rechten zou toekennen, terwijl de rijkere landen zoals de Verenigde Staten en de Europese Unie willen dat de rechten van de omroeporganisaties op internationaal niveau worden aangepast in overeenstemming met de evolutie van de technologie. In september 2006, heeft de algemene vergadering van de WIPO beslist dat er in 2007 twee bijzondere zittingen van de SCCR zouden plaatshebben en dat indien er een akkoord over de doelstelling, het specifiek doel en een bescherming gebaseerd op het signaal wordt bereikt, een diplomatieke conferentie plaatsheeft van 19 november tot 7 december 2007.
71
4.7.2.4.4. Intergouvernementeel Comité inzake Genetische Rijkdommen, Traditionele Kennis en Folklore Tijdens de 26ste algemene vergadering van de WIPO (Genève, van 25 september tot 3 oktober 2000), werd het Intergouvernementeel Comité voor de intellectuele eigendom inzake Genetische Rijkdommen, Traditionele kennis en Folklore opgericht (IGC/GRTKF). Dit comité heeft als doel de principes en doelstellingen van de fundamentele elementen van de internationale bescherming van de genetische rijkdommen, traditionele kennis en folklore (en traditionele culturele expressies) te onderzoeken. Hiertoe baseert het zich met name op het onderzoek van de bestaande nationale en regionale juridische mechanismen. Een van de zaken die onderzocht worden is de vermelding in de octrooiaanvragen van de oorsprong van de genetische rijkdommen op basis waarvan een uitvinding tot stand wordt gebracht. De Europese Unie heeft haar standpunt bepaald in een bijdrage aan het comité IGC/GRTKF.
72
Ofschoon een groot aantal lidstaten vindt dat de discussies nu moeten worden afgerond en er een inhoudelijke ontwerptekst voor een verdrag moet worden opgesteld, menen de industrielanden dat er nog geen consensus bestaat en dat de tijd nog niet rijp is om een ontwerp van verdrag uit te werken, omdat het doel van een dergelijk verdrag te vaag en onduidelijk zou zijn. 4.7.2.4.5. Voorlopig Comité inzake de voorstellen betreffende een ontwikkelingsactieplan van WIPO (PCDA) Op vraag van 14 ontwikkelingslanden heeft de algemene vergadering van de WIPO in oktober 2004 een tijdelijk ad hoc comité opgericht «Intersessional Intergovernmental Meeting» (IIM). Hierin worden de voorstellen van ontwikkelingslanden met betrekking tot het opstellen van een ontwikkelingsactieplan van WIPO en de voorstellen van andere lidstaten (in totaal 111), onderzocht. Het doel van deze voorstellen is om een kritisch onderzoek te verrichten naar het huidige systeem van bescherming van de intellectuele eigendom om het evenwichtiger te maken en aan te passen aan de noden en de ontwikkelingsgraad van deze landen en ook om er het groeiproces te versnellen. De PCDA , opgericht door de algemene vergadering van de WIPO in oktober 2005, volgt het IIM op. Bij afloop van de tweede zitting van de PCDA, werd door de voorzitter een compromistekst voorgesteld waarin veertig voorstellen waren opgenomen waarover een consensus bestaat. Nochtans werd er geen enkel akkoord bereikt om aanbevelingen uit te werken en deze voor te leggen aan de algemene vergadering van
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
2006 aangezien er geen overeenstemming was over zestig compromisvoorstellen waarover geen consensus bestaat. De vergadering heeft erop gewezen dat de besprekingen rond de voorstellen die onder zes thema’s gepresenteerd en geklasseerd zijn, moeten worden voortgezet en heeft besloten om twee nieuwe zittingen te houden in 2007 om ten gronde en gestructureerd over de 111 voorstellen te overleggen.
4.7.2.5. Wereldhandelsorganisatie Met 150 lidstaten en dertig kandidaat-leden, vertegenwoordigt de WHO ongeveer 95% van de wereldhandel. Eén van die onderhandelingsforums binnen deze organisatie is de TRIP’s-raad (Akkoord over de handelsaspecten van de intellectuele eigendom). In 2006 stonden met name de volgende punten op de agenda van deze Raad: naleving van de rechten, genetische hulpbronnen, geografische aanduidingen, TRIP’s en volksgezondheid.
4.7.2.6. Wereldgezondheidsorganisatie In mei 2003 hebben de lidstaten van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO), tijdens de 56ste algemene vergadering ervan een orgaan van beperkte duur opgericht, belast met het opmaken van een inventaris van de ziekten die vooral de meest arme landen treffen en van de bestaande initiatieven op het vlak van R&D die deze ziekten moeten bestrijden, het bepalen van de invloed van de intellectuele eigendom en het financieren van de promoting van deze initiatieven, alsmede om concrete voorstellen te doen om de bestaande mechanismen te verbeteren. In februari 2004 werd een commissie inzake intellectuele eigendomsrechten opgericht. De resultaten van deze activiteiten zijn opgenomen in het verslag van deze commissie (het Verslag Dreyfuss). In 2006 heeft de algemene vergadering een intergouvernementele werkgroep opgericht toegankelijk voor alle geïnteresseerde lidstaten. De intergouvernementele werkgroep heeft als doelstelling een globaal strategisch plan op te stellen om een solide en duurzame basis te leggen voor een R&D die toegespitst is op de noden van de ontwikkelingslanden. In mei 2008 zal er een eindverslag worden voorgelegd aan de algemene vergadering van de WGO.
4.7.2.7. Organisatie van de Verenigde Naties voor Opvoeding, Wetenschap en Cultuur Het internationaal Netwerk Cultuurbeleid is een internationaal forum opgericht in het kader van de UNESCO waar de nationale ministers verantwoordelijk voor de
73
cultuur op informele wijze ideeën over de nieuwe uitdagingen op het vlak van cultuurbeleid onderzoeken en uitwisselen en strategieën ontwikkelen om de culturele verscheidenheid te promoten en met name de bevordering van de ratificatie van het Verdrag betreffende de bescherming en bevordering van de culturele diversiteit. In 2006 heeft de Braziliaanse minister van Cultuur die momenteel het voorzitterschap van het Internationaal Netwerk Cultuurbeleid waarneemt naar de deelnemende landen van dit netwerk, België inbegrepen, een vragenlijst over intellectuele eigendom gestuurd. De titel van die vragenlijst was: «Auteursrecht, toegang tot cultuur en nieuwe technologieën: uitdagingen ten aanzien van de culturele diversiteit in evolutie». Deze vragenlijst die uitsluitend betrekking had op het auteursrecht had als doelstelling de voorbereiding van een ministeriële conferentie die plaatshad op 23 en 24 november 2006 in Brazilië en met als thema «de bevordering en bescherming van de culturele diversiteit». Deze vragenlijst lag in de lijn van de ontwikkelingsagenda die momenteel binnen de Unesco, de WIPO en de WTO door de groeilanden en de ontwikkelingslanden zoals Brazilië, India, Iran, enz. ondersteund wordt.
74
4.7.3. SECRETARIAAT VAN ADVIES- EN BESLISSINGSORGANEN INZAKE INTELLECTUELE EIGENDOM Tal van organen samengesteld uit vertegenwoordigers van betrokken milieus zijn op Belgisch niveau bevoegd op het gebied van intellectuele eigendom. De raadpleging van deze organen blijkt vaak nuttig en zelfs noodzakelijk zowel voor het opstellen van normen als voor het bepalen van de Belgische standpunten op het niveau van de Benelux, op Europees en internationaal niveau.
4.7.3.1. Raad voor de Intellectuele Eigendom De Raad voor de Intellectuele Eigendom is een adviesorgaan van de betrokken milieus, opgericht bij de Federale overheid bij Koninklijk Besluit van 5 juli 2004. Hij heeft als hoofdopdracht adviezen uit te brengen aan de federale regering over alles wat de intellectuele eigendom betreft. In 2006 heeft de Raad voor de Intellectuele Eigendom adviezen uitgebracht inzake: 4.7.3.1.1. Naleving van de intellectuele-eigendomsrechten Wetsontwerp betreffende de burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van bepaalde intellectuele eigendomsrechten en wetsontwerp betreffende de aspecten
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
van gerechtelijk recht van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten. Parallel met de raadpleging van de Raad over deze wetsontwerpen, heeft de FOD Economie op 27 april 2006 een colloquium georganiseerd met als titel «Namaak en naleving van intellectuele- eigendomsrechten: de hervorming van het Belgisch recht» met meer dan tweehonderd deelnemers. 4.7.3.1.2. Octrooirecht Ontwerp van Verdrag inzake het materieel octrooirecht (SPLT) Ratificatie van het Akkoord over de toepassing van artikel 65 van het Verdrag inzake het Europees octrooi. Protocol van Londen. Consultatie van de Europese Commissie over het octrooisysteem in Europa Ontwerp van wet tot wijziging van de reglementering betreffende het verlenen van uitvindingsoctrooien en betreffende de aflevering van het uitvindingsoctrooi en het takssysteem inzake uitvindingsoctrooien en aanvullende beschermingscertificaten. Ontwerp van koninklijk besluit houdende de wijziging van het Koninklijk Besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en instandhouden van uitvindingsoctrooien. 4.7.3.1.3. Merkenrecht Juridische ontwikkelingen aangaande het systeem van Madrid inzake de internationale registratie van merken. 4.7.3.1.4. Auteursrecht en naburige rechten Technische verbeteringen van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. Verkennende bespreking van de Aanbeveling van de Europese Commissie van 18 mei 2005 betreffende het collectieve grensoverschrijdende beheer van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van rechtmatige onlinemuziekdiensten. Informatie over de toepassing van de artikelen 55 tot 61quater van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten Ontwerp van WIPO-verdrag inzake de bescherming van omroeporganisaties
75
4.7.3.2. Commissie tot erkenning van gemachtigden De Commissie tot erkenning van gemachtigden werd opgericht krachtens artikel 61 van de wet van 28 maar 1984 op de uitvindingsoctrooien. Haar taak is te onderzoeken of de personen die wensen ingeschreven te worden in het register van erkende gemachtigden voldoen aan de voorwaarden vastgesteld door de wet, de door de wet bepaalde proef te doen afleggen en de Minister van Economie een advies te geven over de beslissingen die hij moet nemen inzake inschrijving in en schrapping uit het register van erkende gemachtigden. De commissie omvat twee afdelingen, de afdeling die de zaken in het Frans behandelt en een die de zaken in het Nederlands behandelt. De 14 leden worden door de minister benoemd onder de personen die inzake industriële eigendom, inzonderheid het octrooirecht, bijzonder deskundig zijn. De commissie vergadert elk jaar meerdere keren om het reglement en het programma van het examen vast te stellen en om het examen voor te bereiden en te laten afleggen. Zij maakt haar advies daarna over aan de minister die beslist over de inschrijving in het register van de gemachtigden.
76
4.7.3.3. Commissies ingesteld door of op grond van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten De wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (hieronder de auteurwet of AW) en de uitvoeringsbesluiten ervan stellen drie commissies in die als opdracht hebben hetzij om beslissingen te nemen die bij koninklijk besluit verplicht kunnen worden gesteld ten aanzien van derden, hetzij om adviezen ter attentie van de Minister van Economie uit te brengen. 4.7.3.3.1. Commissie opgericht door artikel 42 van de AW De commissie opgericht bij artikel 42 AW heeft hoofdzakelijk als doel om de tarieven en modaliteiten te bepalen voor het innen van de billijke vergoeding verschuldigd door de omroeporganisaties en de exploitanten van plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek waar fonogrammen en films worden meegedeeld zonder dat toegangsgeld wordt gevraagd. Ze is samengesteld uit vertegenwoordigers van beheersvennootschappen en van organisaties van de schuldenaars. Twee beslissingen betreffende de verkooppunten en de dienstensector genomen door de Commissie opgericht door artikel 42 van de AW (hieronder Commissie Billijke Vergoeding) voorzien in de verplichting om een billijke vergoeding te betalen voor de periode die voorafgaat aan de inwerkingtreding ervan, vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 42 AW. Tegen deze overgangsbepalingen werd bij de
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
Raad van State een beroep tot nietigverklaring ingesteld, gebaseerd op de principes van juridische zekerheid en niet-retroactiviteit. De Raad van State heeft zijn arrest uitgesproken op 31 december 2005, waarbij hij de twee koninklijke besluiten waarbij de beslissingen inzake de verkooppunten en de dienstensector verplicht werden gesteld beperkt nietig verklaart. Na lang overleg met de betrokken sectoren, werd uiteindelijk een akkoord bereikt dat op 5 mei 2006 werd omgezet in twee beslissingen van de Commissie Billijke vergoeding. De oplossing bestaat erin dat bepaald wordt dat voor de betrokken sectoren, de schuldenaars die vóór de periode in kwestie betaald hebben een vergoeding krijgen in 2007. Voor dezelfde sectoren (verkooppunten en dienstensector) heeft de Commissie Billijke vergoeding op 19 december 2006 twee beslissingen goedgekeurd die voorzien in een verhoging van het bedrag van de vergoeding in geval van niet-aangifte. Voor de sociale en culturele sector werd op 6 december 2006 een beslissing genomen door de Commissie Billijke vergoeding. Deze beslissing was noodzakelijk aangezien de geldigheidsduur van twee tarieven met betrekking tot de sociale en culturele sector op 31 december 2006 verliep. Inhoudelijk bestaat deze beslissing erin dat de tarieven voor de billijke vergoeding verhoogd worden met 10% voor jeugdhuizen en polyvalente zalen en in het verlengen van de bestaande tarieven voor de culturele centra met één jaar. Deze beslissingen werden, in overeenstemming met de wet, verplicht gesteld bij koninklijk besluit. 4.7.3.3.2. Raadgevende commissies De koninklijke besluiten betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik en betreffende de vergoeding voor reprografie voorzien respectievelijk in de instelling van raadgevende commissies inzake kopiëren voor eigen gebruik en inzake reprografie. 4.7.3.3.2.1. Raadgevende commissie voor kopiëren voor eigen gebruik Artikel 11 van het Koninklijk Besluit van 28 maart 1996 betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik stelt een raadgevende commissie in voor het kopiëren voor eigen gebruik van geluids- en audiovisuele werken. Deze raadgevende commissie heeft als functie een advies te geven over het statuut van bepaalde apparaten ten aanzien van de vergoeding voor eigen gebruik, over de bedragen van deze vergoeding en over de modaliteiten van inning, controle en terugbetaling van deze vergoeding. Ze is samengesteld uit vertegenwoordigers van de vennootschap die belast is met de inning en de verdeling van de vergoeding voor
77
kopiëren voor eigen gebruik, te weten de CVBA Auvibel, uit vertegenwoordigers van invoerders, fabrikanten en distributeurs van dragers of apparaten, en uit vertegenwoordigers van de consumenten.
78
Een voorontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het voornoemde koninklijk besluit van 28 maart werd uitgewerkt met het oog op de uitvoering van de wet van 22 mei 2005 tot omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij. Dit voorontwerp van koninklijk besluit heeft hoofdzakelijk als doelstelling om de samenstelling, de organisatie en de werking van de nieuwe Raadgevende Commissie, die voortaan wordt ingesteld door artikel 55, lid 9, van de wet van 30 juni 1994, gewijzigd door de voornoemde wet van 22 mei 2005, te bepalen. Dit voorontwerp van koninklijk besluit zal eveneens de datum van inwerkingtreding van de nieuwe wettelijke bepalingen betreffende de uitzondering en de vergoeding voor reprografie vastleggen. Op 4 oktober 2006 werd dit voorontwerp van koninklijk besluit voorgesteld aan de leden van de huidige commissie die hun opmerkingen hebben kunnen laten gelden. Het ontwerp van koninklijk besluit zou moeten worden afgerond in de loop van 2007. De werkzaamheden van de huidige Raadgevende Commissie hebben eveneens betrekking op een voorstel van nieuwe tarifering ingediend door de CVBA Auvibel. 4.7.3.3.2.2. Raadgevende Commissie voor de vergoeding voor reprografie Artikel 27 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1997 betreffende de vergoeding voor reprografie stelt een raadgevende commissie voor vergoeding voor reprografie in. Deze Commissie heeft als functie een advies uit te brengen over het statuut van sommige welbepaalde apparaten ten aanzien van de vergoeding voor reprografie, de bedragen van deze vergoeding alsmede de modaliteiten voor de inning en controle van deze vergoeding. Ze is samengesteld uit vertegenwoordigers van de vennootschap die belast is met de inning en verdeling van de vergoeding voor reprografie te weten de CVBA Auvibel, uit vertegenwoordigers van de invoerders, de fabrikanten en distributeurs van apparaten en uit vertegenwoordigers van de debiteurs van de vergoeding. Een voorontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het voornoemde koninklijk besluit van 30 oktober 1997 werd uitgewerkt met het oog op de uitvoering van de wet van 22 mei 2005 tot omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij.
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
Dit voorontwerp van koninklijk besluit heeft hoofdzakelijk als doelstelling om de samenstelling, de organisatie en de werking van de nieuwe Raadgevende Commissie, die voortaan wordt ingesteld door artikel 61 van de wet van 30 juni 1994, gewijzigd door de voornoemde wet van 22 mei 2005, te bepalen. Dit voorontwerp van koninklijk besluit zal eveneens de datum van inwerkingtreding van de nieuwe wettelijke bepalingen betreffende de uitzondering en de vergoeding voor kopiëren voor eigen gebruik vastleggen. Op 25 september 2006 werd dit voorontwerp van koninklijk besluit voorgesteld aan de leden van de huidige Commissie die hun opmerkingen hebben kunnen doen gelden. Het ontwerp van koninklijk besluit zou moeten worden afgerond in de loop van 2007. De werkzaamheden van de huidige Raadgevende Commissie hebben hoofdzakelijk betrekking op de vraag of ze duidelijk worden gebruikt (nieuw criterium ingevoegd in de voornoemde wet van 22 mei 2005) voor de reproductie van werken voor eigen gebruik en dus onderworpen zijn aan de vergoeding voor reprografie.
4.7.4. REGISTRATIE, VERLENING EN PUBLICATIE VAN INDUSTRIËLE EIGENDOMSTITELS De Dienst registreert de Belgische, Europese en internationale (PCT) octrooiaanvragen, de aanvragen voor een Belgisch aanvullend beschermingscertificaat voor een geneesmiddel of een gewasbeschermingsmiddel, de aanvragen voor een Belgisch kwekerscertificaat en de aanvragen voor een BENELUX-merk, -tekening of -model. Het aantal aanvragen voor octrooien en certificaten die in 2006 bij de Belgische Dienst voor de intellectuele Eigendom werden ingediend, zijn terug te vinden in de grafieken 1 & 2 waarin ter vergelijking ook het aantal aanvragen voor de periode 2001-2005 zijn weergegeven. Als meest opvallend gegeven in 2006 moet in Grafiek 1 de aanzienlijke daling van het aantal bij de Dienst voor de intellectuele Eigendom ingediende Europese en internationale (PCT) octrooiaanvragen worden opgemerkt. Deze daling is te wijten aan de rechtstreekse electronische indiening van Europese en internationale (PCT) octrooiaanvragen bij het Europees Octrooibureau die ook in België definitief ingang gevonden heeft bij de grote firma’s en de Belgische octrooigemachtigden.
79
Grafiek 1: Belgische, Europese en internationale (PCT) octrooiaanvragen
900 800 700 600 Aantal 500 400 300 200 100 0
80
2001
2002
2003
2004
2005
2006
BE
835
748
681
635
622
648
EP
295
280
312
299
293
132
PCT
223
203
235
183
192
139
120
106
159
509
515
516
2003
2004
2005
Grafiek 2: Oorsprong Belgische octrooiaanvragen
900
800
700
279 162
600
172
500 Aantal 400
300
556
586 489
200
100
0 2001
2002
België
Buitenland
2006
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
De Dienst verleent en publiceert de Belgische octrooien, aanvullende beschermingscertificaten en kwekerscertificaten. Bovendien registreert en publiceert hij de vertalingen in één van de Belgische officiële talen, die bij hem worden ingediend ter validatie van Europese octrooien met aanduiding van België, die door het Europees Octrooibureau in het Engels werden verleend. Deze statistische gegevens voor de periode 2001-2006 zijn opgenomen in de grafieken 3 tot 6. Grafiek 3: Verleende Belgische octrooien
900 839 800 713
708
700 619 600
548
526 500 Aantal
81
400
300
200
100
0 2001
2002
2003
2004
2005
2006
Grafiek 4: Aard verleende Belgische octrooien
900
800
700
600 540 500
447
Aantal
466
400
400
340
325 300
200 299 201
100
219
266
242
2004
2005
208
0 2001
2002
82
2003 BE octrooi 6 jaar
2006
BE octrooi 20 jaar
Grafiek 5: Oorsprong verleende Belgische octrooien
900
800
700
272 204
600
178
226
500 Aantal
125
172 400
300
567 509
200
354
530 423
393
100
0 2001
2002
2003
2004 België
Buitenland
2005
2006
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
Grafiek 6: Gevalideerde Europese octrooien met en zonder vertaling in België
25000
20000
15000 10989
13508
11584
Aantal
10608 7827
10000 5760
5000 5201
6865
8326
7619
6581
7288
2005
2006
0 2001
2002
2003
Gevalideerde EP met vertaling in BE
2004
Gevalideerde EP zonder vertaling in BE
In 2006 werd er een online te raadplegen databank ontwikkeld met vertalingen in het Duits, Frans of Nederlands van in België gevalideerde Europese octrooien en voorzien van een viertalige (Duits, Frans, Nederlands en Engels) “full text” zoeken vertaalmotor. Dit zogenaamde EPATRAS (European Patent Translation System) zal in de loop van 2007 ter beschikking van het publiek worden gesteld via de internetsite van de FOD Economie.
4.7.5. INNING VAN TAKSEN De Dienst voor de Intellectuele Eigendom inde in 2006 meer dan 15 miljoen euro aan proceduretaksen en jaarlijkse instandhoudingstaksen voor internationale (PCT) octrooiaanvragen, voor Belgische octrooien, aanvullende beschermingscertificaten en kwekerscertificaten en voor in België gevalideerde Europese octrooien. Verder boekte zij 94.000 euro aan vergoedingen voor octrooikopieën en resultaten van octrooiopzoekingen die aan de klanten werden afgeleverd. In 2006 werd een project gestart ter modernisering van het informaticasysteem dat wordt gebruikt voor de facturering en het beheer van de vergoedingen voor de aan de klanten afgeleverde producten en diensten. De herstelprocedure voor vervallen octrooien wegens niet-betaling van een jaartaks, werd in 2006 vereenvoudigd en kan sindsdien aanzienlijk sneller worden doorlopen.
83
4.7.6. INFORMATIE OVER EN PROMOTIE VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM De Dienst stelt in haar leeszaal en via de internetsite van de FOD Economie een zeer uitgebreide collectie octrooidocumenten met technische informatie ter beschikking van het publiek. In opdracht van klanten voert zij opzoekingen uit in de EPOQUE- en INPADOC-octrooidatabanken van het Europees Octrooibureau en levert zij kopieën van octrooidocumenten af. In 2006 stelden de examinatoren 610 onderzoeksrapporten op. Er werden 89.820 gekopieerde octrooipagina’s en 473 voor eensluidend verklaarde kopieën van octrooidocumenten afgeleverd aan klanten. In het kader van de stimulering van de innovatie en de kenniseconomie in België promoot de Dienst het octrooisysteem in het bijzonder bij de universiteiten, onderzoekscentra en de kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s). Daartoe verspreidt zij promotie- en documentatiebrochures op beurzen en organiseert zij sensibiliserings- en informatieseminaries.
84
In 2006 stond de Dienst voor de intellectuele Eigendom op de volgende beurzen: Batibouw (Brussel), Salon Entreprendre (Brussel), Bedrijven Contactdagen (Gent), IRC Businessmarkt (Hasselt), Initiatives (Liège), Innova (Brussel), Eureka (Brussel) en Booming Business (Oostende). In samenwerking met het Europees Octrooibureau werden in 2006 twee seminaries georganiseerd, het ene gewijd aan het octrooisysteem in China, Japan en Korea, en het andere aan het werk van een octrooi-examinator en de interpretatie van een onderzoeksrapport. Studenten van de Faculté Universitaire des Sciences Agronomiques te Gembloux volgden bij de Dienst voor de Intellectuele Eigendom een seminarie getiteld “Introductie op de intellectuele eigendom en op het octrooi in het bijzonder”. De examinatoren gaven seminaries gewijd aan strategieën voor octrooi-opzoeking bij de Universiteit Antwerpen, de Université Libre de Bruxelles en bij het Interuniversitair Micro-elektronica Centrum te Leuven. De Dienst coördineerde ook de activiteiten van het Belgisch PATLIB (Patent Libraries)-netwerk, bestaande uit acht octrooi-informatiebureau’s ondergebracht bij vijf Belgische universiteiten en bij drie centra voor collectief onderzoek, met de sensibilisering van studenten, onderzoekers en KMO voor de aanwending en de verwerving van octrooien als doel.
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
V. CONTACTPERSONEN ALGEMENE DIRECTIE REGULERING EN ORGANISATIE VAN DE MARKT North Gate III, Koning Albert II-laan 16 B - 1000 BRUSSEL
Algemene leiding tel
+ 32 (2) 277 51 11
fax
+ 32 (2) 277 52 52
e-mail
[email protected]
Verantwoordelijke ambtenaar
GEURTS Robert, directeur-generaal
85 Algemene diensten tel
+ 32 (2) 277 78 04
fax
+ 32 (2) 277 52 52
e-mail
[email protected]
Verantwoordelijke ambtenaar
LETIST Didier, adviseur-generaal, tweetalig adjunct
Cel recht van de elektronische economie tel
+ 32 (2) 277 82 13 & 85 57
fax
+ 32 (2) 277 52 52
e-mail
[email protected]
Verantwoordelijke ambtenaar
GEURTS Robert, directeur-generaal
Prijzen tel
+ 32 (2) 277 72 95
fax
+ 32 (2) 277 52 78
e-mail
[email protected]
Verantwoordelijke ambtenaar
MARLIER Françoise, adviseur
Consumenten en ondernemingen tel
+ 32 (2) 277 80 04
fax
+ 32 (2) 277 52 59
e-mail
[email protected]
Verantwoordelijke ambtenaar
DERYCKERE Francis, adviseur-generaal
86 Consumenten en ondernemingen Bescherming van de consumentenrechten tel
+ 32 (2) 277 81 68
fax
+ 32 (2) 277 52 59
e-mail
[email protected]
Verantwoordelijke ambtenaar
ALLARDIN Michel, adviseur
Consumenten en ondernemingen Handelsreglementering tel
+ 32 (2) 277 80 04
fax
+ 32 (2) 277 52 59
e-mail
[email protected]
Verantwoordelijke ambtenaar
ANDRIEUX Véronique, adviseur
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
Financiële en boekhoudkundige reglementeringen tel
+ 32 (2) 277 88 50 & + 32 (2) 277 64 84
fax
+ 32 (2) 277 52 56
e-mail
[email protected]
Financiële en boekhoudkundige reglementeringen Verzekeringen tel
+ 32 (2) 277 69 75
fax
+ 32 (2) 277 52 55
e-mail
[email protected]
Verantwoordelijke ambtenaar
NICOLAI Filip, adviseur
87 Financiële en boekhoudkundige reglementeringen Krediet en schuldenlast tel
+ 32 (2) 277 86 52 (FR) & + 32 (2) 277 67 74 (NL)
fax
+ 32 (2) 277 52 55
e-mail
[email protected]
Verantwoordelijke ambtenaar
VAN LYSEBETTENS Johan, adviseur
Financiële en boekhoudkundige reglementeringen Boekhoudrecht - Audit - Coöperatieven tel
+ 32 (2) 277 66 99
fax
+ 32 (2) 277 52 56
e-mail
[email protected]
Verantwoordelijke ambtenaar
VAN GEYT Paul, adviseur
Financiële en boekhoudkundige reglementeringen Cel Jaarrekening tel
+ 32 (2) 277 50 37
fax
+ 32 (2) 277 55 85
e-mail
[email protected]
Verantwoordelijke ambtenaar
DEMONCEAU Jean-Marie, adviseur
Dienst voor de Intellectuele Eigendom tel
+ 32 (2) 277 76 94 & + 32 (2) 277 52 88
fax
+ 32 (2) 277 52 62
e-mail
[email protected]
88 Dienst voor de Intellectuele Eigendom Productie, boekhouding en informatie tel
+ 32 (2) 277 76 94
fax
+ 32 (2) 277 52 62
e-mail
[email protected]
Verantwoordelijke ambtenaar
DRISQUE Stefan, adviseur
Dienst voor de Intellectuele Eigendom Juridische en internationale zaken tel
+ 32 (2) 277 52 88
fax
+ 32 (2) 277 52 62
e-mail
[email protected]
Verantwoordelijke ambtenaar
DEBRULLE Jérome, adviseur
« De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België. »
ALGEMENE DIRECTIE MEDEDINGING Ten gevolge de oprichting van de Algemene Directie Mededinging, en van het Koninklijk Besluit van 19 maart 2007, werd de heer Jacques STEENBERGEN benoemd tot Directeur-generaal. Hij heeft zijn functie opgenomen op 2 april 2007.
Algemene Directie Mededinging Adres
North Gate III, Koning Albert II-laan 16 B - 1000 BRUSSEL
tel
+ 32 (2) 277 51 11
fax
+ 32 (2) 277 52 54
e-mail
[email protected]
Verantwoordelijke ambtenaar
STEENBERGEN Jacques, directeur-generaal
89
90
ACTIVITEITENVERSLAG 2006
REGULERINGSBELEID
Vooruitgangstraat, 50 B-1210 Brussel Ondernemingsnummer : 0314.595.348 http://economie.fgov.be