Actieprogramma
Iedereen doet mee
Inhoud
Woord vooraf
3
1.
Inleiding
5
2.
Waarom is participatie zo belangrijk?
7
3.
De doelstellingen: wat willen we bereiken?
11
4.
Project Iedereen Doet Mee
13
5.
De inzet van het rijk en in de regio: Wat gaan we doen?
15
6.
Een integrale aanpak: Hoe gaan we het organiseren?
25
7.
Communicatieparagraaf
27
8.
Financiële paragraaf
29
IEDEREEN DOET MEE
1
2
IEDEREEN DOET MEE
Woord vooraf Het kabinet wil de komende periode sociale samenhang versterken. Participatie is hierbij een sleutelbegrip. Deelname aan de arbeidsmarkt stelt mensen in staat in hun eigen inkomen te voorzien, biedt mogelijkheden voor integratie en emancipatie en geeft burgers een gevoel van eigenwaarde. Betaald werk is bovendien de meest effectieve en duurzame manier om armoede te bestrijden. Maar participatie hoeft niet alleen via betaald werk. Mensen die zich inzetten voor een sportvereniging, voor de leefbaarheid van de buurt of die als mantelzorger actief zijn, leveren evenzeer een onmisbare bijdrage aan de sociale samenhang. Een brede inzet van iedereen, op de arbeidsmarkt of in de zorg voor elkaar, geeft de samenleving veerkracht en maakt haar weerbaarder. Zo is Nederland beter voorbereid op de toekomst en klaar voor duurzame groei. De gunstige economische situatie biedt de komende periode volop mogelijkheden mensen ook een plaats te geven. Het aantal vacatures bevindt zich boven de 200.000 en de verwachting is dat dit nog verder zal oplopen. Werkgevers staan te springen om geschoold en gemotiveerd personeel.Voor de 1,4 miljoen mensen die nu nog langs de kant staan biedt deze situatie volop kansen. Dat zal niet in alle gevallen vanzelf gaan.Voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zijn extra investeringen nodig om hen gelijke kansen te geven. Dat kunnen we niet alleen als rijk. We hebben daarbij de inzet nodig van alle bij het arbeidsmarktbeleid betrokken partijen. Nog voor de zomer hebben we met sociale partners en gemeenten een ambitieuze agenda neergelegd en deze gezamenlijke inzet bepaald. We willen de participatie op de arbeidsmarkt en in maatschappelijk verband substantieel uitbreiden en 200.000 mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt extra ondersteuning bieden om mee te doen. Het kabinet zal de inspanningen om deze doelstellingen te bereiken de komende periode gebundeld en gecoördineerd uitvoeren. Op deze manier geven we invulling aan het project Iedereen Doet Mee. Dit actieprogramma beschrijft deze inzet en maakt duidelijk hoe we de komende periode ons zullen inspannen de participatie op een hoger niveau te tillen. We verheugen ons er op deze opgave gezamenlijk op te pakken. Piet Hein Donner, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ahmed Aboutaleb, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
IEDEREEN DOET MEE
3
4
IEDEREEN DOET MEE
1. Inleiding Op 14 juni jl. heeft het kabinet het beleidsprogramma aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit programma geeft een concrete vertaling van het Coalitieakkoord naar zes verschillende pijlers, waaronder de pijler sociale samenhang. Doelstelling van het kabinet in dit programma is de participatie de komende kabinetsperiode substantieel te verhogen: een forse stap zetten richting 80 procent participatie in 2016, 200.000 mensen met (grote) afstand tot de arbeidsmarkt extra aan de slag en een uitbreiding van het aantal vrijwilligers en mantelzorgers in 2011. Dit actieprogramma beschrijft hoe het kabinet - samen met de partners – deze doelstellingen wil realiseren. Leidraad bij de uitwerking is de menselijke maat. Geen blauwdrukken vanuit Den Haag, maar ruimte voor professionals in de uitvoering. Een gerichte aanpak, toegesneden op de specifieke individuele omstandigheden, maakt het participatiebeleid effectiever. De uitwerking van dit actieprogramma vindt plaats in nauwe samenhang met de uitvoering van de andere kabinetsbrede projecten van het beleidsprogramma, waarbij de projecten ‘Aanval op de Uitval’, het ‘Deltaplan Inburgering’ en ‘Actieplan Krachtwijken’ en het programma “Kansen voor Kinderen” van bijzonder belang zijn. Goede samenwerking is hierbij onontbeerlijk, zowel tussen ministeries als met de relevante partijen in het land. Een samenwerking die erop gericht is elkaar te versterken zonder te treden in elkaars verantwoordelijkheden. Een integrale en samenhangende aanpak staat voorop.
IEDEREEN DOET MEE
5
6
IEDEREEN DOET MEE
2. Waarom is participatie zo belangrijk? Het bevorderen van sociale samenhang is één van de zes pijlers van het kabinetsbeleid. Het kabinet wil kwaliteit en kracht van de samenleving versterken door te investeren in betrokkenheid. Betrokkenheid begint in de eerste plaats met meedoen. Meedoen kan langs twee wegen, via betaald werk en/of via vrijwilligerswerk of mantelzorg. Participatie op de arbeidsmarkt stelt mensen in staat in hun eigen inkomen te voorzien, biedt mogelijkheden voor integratie en emancipatie en geeft burgers een gevoel van eigenwaarde. Een hoog niveau van arbeidsparticipatie maakt duurzame groei en ontwikkeling mogelijk, ook in de toekomst als de samenleving vergrijst. Maar het belang van participatie is niet beperkt tot alleen betaald werken. Ook mensen die zich inzetten voor een sportvereniging, voor de leefbaarheid van de buurt of die als mantelzorger actief zijn, leveren een waardevolle bijdrage.
2.1.
pijler 1: Een hoge participatie vereist een goed werkende arbeidsmarkt
Een verdere verhoging van de arbeidsparticipatie vereist een goed werkende arbeidsmarkt: een markt waar vraag een aanbod in evenwicht is. Werkgevers hebben er belang bij – zeker nu de economie aantrekt en meer dan 215.000 vacatures openstaan – een beroep te doen op geschoold en gemotiveerd personeel. Een goed werkende arbeidsmarkt zorgt ervoor dat mensen in staat zijn deze vacatures ook te vervullen en mensen soepel kunnen overstappen: - vanuit een situatie van non-participatie naar werk - vanuit een uitkering naar werk, - van school naar werk - van werk naar werk (baanmobiliteit) - van werk naar ondernemerschap (en vice versa) Onderstaand figuur brengt de verschillende mogelijke transities schematisch in beeld.
de transitionele arbeidsmarkt onderwijs/ scholing
Werk/ Ondernemer schap
uitkering
IEDEREEN DOET MEE
nonparticipatie
7
Het inzetten op een hoger niveau van arbeidsparticipatie betekent dat de komende kabinetsperiode meer mensen een overstap moeten maken naar werk of naar ondernemerschap. Dat vraagt om een dynamische arbeidsmarkt, die de verschillende overstappen langs drie wegen bevordert: - In de eerste plaats moeten er zo min mogelijk belemmeringen zijn om toe te treden tot de arbeidsmarkt. Een overstap naar werk moet financieel lonen. Mensen moeten er in inkomen op vooruit gaan en mensen buiten de arbeidsmarkt moeten een eerlijke kans krijgen op werk. Discriminatie op grond van persoonlijke kenmerken, zoals afkomst of een handicap, mag bij de werving en selectie geen rol spelen. - Een arbeidsmarkt moet tegelijk werkenden stimuleren actief deel te blijven nemen en in zichzelf te investeren. Uitval vanwege ziekte en/of vervroegde pensionering moet zoveel als mogelijk worden vermeden. Aandacht voor permanente scholing en educatie is noodzakelijk om de kennis en kwalificaties van werkenden te laten aansluiten op de vereisten in de markt. - Tenslotte brengt een goed werkende arbeidsmarkt vraag en aanbod snel tot elkaar. Bemiddeling en activering zijn daarvoor belangrijke mechanismen. Regels die werkenden beschermen tegen uitval of hen voorbereiden op uitstroom, zoals op het terrein van ontslag en/of flexibele arbeid, moeten de komst van nieuwe toetreders niet afschermen. Het kabinet wil de werking van de arbeidsmarkt op deze terreinen faciliteren, daar waar die tekortschiet.Veel mensen kunnen zich op de arbeidsmarkt bewegen zonder hulp van buitenaf. Zij zijn zelf in staat een plaats te vinden of van baan te wisselen. Sommigen hebben echter ondersteuning nodig. Dat kan zijn omdat zij geen eerlijke kans op werk krijgen of omdat zij eerst aan eigen kennis en kwalificaties moeten werken. Er zijn in Nederland veel partijen in de markt die deze mensen helpen de overstap te maken: scholen, uitzendbureaus, wervings- en selectiebureaus. Hun dienstverlening biedt echter niet voor iedereen soelaas. Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben vaak ook een extra zet nodig, vanuit de keten van werk van inkomen (UWV, CWI en gemeenten). Dat kan al dan niet via private re-integratiebedrijven, of met hulp van een (voormalig) werkgever. Om er de komende jaren voor te zorgen dat deze groep mensen die dienstverlening krijgen die hen helpt duurzaam te re-integreren, is maatwerk op decentraal niveau nodig. Uit ervaringen in binnenen buitenland blijkt dat gerichte interventies, afgestemd op de individuele situatie van mensen (maatwerk), het meest effectief zijn. Daarom heeft het Rijk er in 2002 voor gekozen gemeenten verantwoordelijk te maken voor de re-integratie van bijstandgerechtigden binnen de kaders van de Wet Werk en Bijstand (WBB). Sociale partners hebben een grotere rol gekregen bij het terugdringen van de uitval door ziekte (Wet verbetering poortwachter en Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003). De ervaringen met deze decentralisering zijn tot nu toe positief. Reden om die lijn de komende jaren voort te zetten.
2.2
pijler II: het bevorderen van maatschappelijke participatie
Niet voor iedereen is een betaalde baan een reëel perspectief. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen die door een handicap of ziekte volledig arbeidsongeschikt zijn verklaard. Om te zorgen dat ook die groepen betrokken zijn en zich ook zo voelen, is het van belang dat zij niet geïsoleerd raken en blijven participeren in de samenleving. Bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk voor een sport- of buurtvereniging of door het zorgen voor een zieke buurvrouw. In sommige gevallen zullen mensen op een actieve deelname toegerust moeten worden. Het bestrijden van armoede en schuldhulpverlening zijn daarvoor belangrijke maatregelen.
8
IEDEREEN DOET MEE
Maar maatschappelijke participatie is meer dan een opstap naar werk alleen. Maatschappelijke participatie is ook een waarde op zichzelf voor de samenleving: mantelzorg en vrijwilligerswerk maar ook andere vormen van maatschappelijke participatie voorzien immers in een belangrijke behoefte, zowel voor degenen die door vrijwilligers geholpen worden als voor degenen die door hun inzet meer betrokken zijn bij de samenleving.Via vrijwilligerswerk worden veel belangrijke activiteiten op locaal niveau mogelijk gemaakt, zoals het openhouden van een zwembad of het organiseren van buurtfeesten. Ook tijdens het werkzame leven moeten tijd en mogelijkheden bestaan voor mensen om zinvol in te zetten voor de maatschappij. Een levensloopbestendig personeelsbeleid, dat ruimte laat voor combinaties van arbeid en zorg, is daarvoor belangrijk.
2.3.
de strategische uitdagingen
Als we kijken naar de participatiecijfers, staat Nederland er niet slecht voor. De arbeidsparticipatie is de laatste jaren aanmerkelijk gegroeid. Op dit moment bedraagt de totale arbeidsparticipatie (in personen) in Nederland 72,4%, die van vrouwen 66% en van ouderen 47%1 . Daarmee zit Nederland boven het EU-gemiddelde en de doelstelling van 70% afgesproken in Lissabon (en 60% vrouwen en 50% ouderen). Tegelijk heeft Nederland 4,5 miljoen vrijwilligers, ongeveer 30% van de bevolking tussen 15 en 74 jaar, en ruim 1 miljoen mensen die intensief en gedurende langere tijd zorgen voor hun naasten. De vraag is echter of dit beeld toekomstbestendig is. Om het huidige niveau van welvaart en voorzieningen ook voor toekomstige generaties te behouden, hebben sociale partners in het kader van de middellange termijn advies berekend dat een niveau van arbeidsparticipatie van 80% nodig is. De vergrijzing zorgt er tegelijk voor dat ook de vraag naar mantelzorg en vrijwilligerswerk zal toenemen, maar het aanbod onder jongere generaties niet navenant zal meegroeien. Om ons op die situatie voor te bereiden, wordt breed gedeeld dat er nog diverse strategische uitdagingen bestaan2: - de uitkeringsafhankelijkheid is nog steeds hoog: ongeveer 1,4 miljoen mensen ontvangen een uitkering. Dat is ruwweg 20% van de beroepsbevolking. Een aanzienlijk deel van hen is langdurig aangewezen op een uitkering. Inspanningen zijn nodig om in het bijzonder voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt nieuwe kansen te creëren. - Nog steeds kiest een groot aantal mensen er vrijwillig voor niet deel te nemen op de arbeidsmarkt of beperkt in deeltijd te werken. Het betreft hier vooral een grote groep vrouwen en ouderen. - De arbeidsmarktsituatie van niet-westerse allochtonen is ongunstig. Hoewel het aantal personen met een uitkering momenteel met 9.000 per maand daalt, profiteren niet-westerse allochtonen nauwelijks van die ontwikkeling. De werkloosheid bedraagt 15,5% tegenover 4,3% voor de autochtone beroepsbevolking. - De voortijdige schooluitval uit onderwijs is nog altijd hoog (13%). Deze groep jongeren beschikt niet over een startkwalificatie. Dit geeft hen een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd is scholing nog niet voor alle werkenden een vanzelfsprekendheid. Dat geldt met name voor laagopgeleiden en ouderen.
1
2
Deze hoge participatiegraden stemmen niet overeen met nationale cijfers. Om de vergelijking te maken met Lissabondoelstellingen zijn deze cijfers gebaseerd op EU-definities.Verschil met nationale cijfers is dat in deze definities ook banen van minder dan 12 uur per week zijn meegenomen. Nationaal gebruiken we participatiegraden waarin deze banen niet meetellen. De netto-participatie conform de nationale definitie is lager: 64,5%, 55,8% en 41,7%. Tripartiete beleidsinzet, 27 juni 2007. Kamerstukken II, vergaderjaar 2006-2007, 29544, nr 96
IEDEREEN DOET MEE
9
-
-
Hoewel het aantal vrijwillige baanwisselingen in Nederland – ook in vergelijking met andere landen – op een aanzienlijk niveau ligt en de arbeidsmarkt in die zin relatief flexibel mag worden genoemd, geldt dit niet voor alle groepen in even sterke mate. De omslag van baan- naar werkzekerheid (cf. het WRR-rapport ‘Investeren in werkzekerheid’ en de recente mededeling van de Europese Commissie over ‘flexicurity’3) is nog niet voor iedereen de norm. Het meest pregnant is dit voor oudere werknemers. Ten slotte is een aanzienlijk deel van de mensen die niet in staat is om een overstap naar werk te maken onvoldoende in staat om maximaal te kunnen deelnemen. Het bevorderen van maatschappelijke participatie is met name voor die mensen van belang.
De groei van de werkgelegenheid biedt de komende jaren nieuwe kansen om deze uitdagingen op te pakken en een groeiende groep mensen te laten participeren op de arbeidsmarkt of in de maatschappij. Andersom geldt dat juist de extra deelname ook nodig is om economische ontwikkeling de komende jaren in Nederland mogelijk te maken. Om oververhitting van de economie te voorkomen moeten werkgevers vacatures kunnen vervullen. Zij moeten een beroep kunnen doen op sterk gemotiveerd en goed geschoold personeel. Er is kortom meer dan ooit reden dat alle talenten de komende jaren worden benut. Iedereen is nodig.
3
10
Europese Commissie, naar gezamenlijke uitgangspunten voor flexicurity, 27 juni 2007
IEDEREEN DOET MEE
3. De doelstellingen: wat willen we bereiken? Bij zijn aantreden is het kabinet ambitieus van start gegaan. Het kabinet heeft met sociale partners en gemeenten een breed gedragen participatie-agenda afgesproken. De afspraken zijn vastgelegd in een participatietop en in een bestuurlijk akkoord. Over beide akkoorden is de Tweede Kamer voor de zomer geïnformeerd4.
Participatietop en bestuurlijk akkoord Met sociale partners en gemeenten is overeenstemming bereikt over het belang om de komende jaren de participatie substantieel te verhogen en te verdiepen. In het MLT-advies van de SER zijn sociale partners overeengekomen dat Nederland een arbeidsparticipatie van 80 procent nodig heeft om de helft van de vergrijzingslast te ondervangen. Gegeven de demografische ontwikkeling betekent dit streven dat al in 2016 het niveau van 80 procent bereikt moet zijn: daarna zal de beroepsbevolking snel gaan krimpen. In de participatietop hebben de partijen gezamenlijk de ambitie uitgesproken om tot 2011 al een substantiële stap in die richting te zetten. Bijzondere inspanningen, zo is bevestigd in de participatietop, zullen deze kabinetsperiode geleverd moeten worden voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De inzet is 200.000 van deze mensen de komende periode extra aan de slag te helpen. Dit betekent een grote inspanning op het terrein van re-integratie: extra investeringen in mensen, in de vorm van begeleiding, training en/of opleidingsmogelijkheden. Op veel grotere schaal dan thans kan hierbij gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om met behulp van de uitkeringen terug te keren naar reguliere arbeid. Om de maatschappelijke participatie te bevorderen heeft het kabinet daarnaast in het beleidsprogramma de doelstelling opgenomen het aantal vrijwilligers en het aantal mantelzorgers in 2011 substantieel uit te breiden.
4
(Kamerstukken II, vergaderjaar 2006-2007, 29544, nr 96 en onderdeel van het bestuursakkoord “Samen aan de Slag”; Kamerstukken II, vergaderjaar 2006-2007, 30 800 B, nr. 17)
IEDEREEN DOET MEE
11
Om participatie de komende jaren te verhogen kent het kabinet kortom drie concrete doelstellingen voor deze kabinetsperiode: 1) een substantiële stap zetten richting het niveau van arbeidsparticipatie van 80% in 2016. 2) 200.000 mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt extra aan de slag helpen (via bemiddeling en trajecten). 3) het aantal vrijwilligers en het aantal mantelzorgers in 2011 uitbreiden.
12
IEDEREEN DOET MEE
4. Project Iedereen Doet Mee Deze ambities zijn fors en vragen om grote inspanningen. Het kabinet wil deze inspanningen de komende periode bundelen en gezamenlijk met partijen oppakken. Deze ambitie brengt het kabinet onder in het project Iedereen Doet Mee. Het project borgt dat de afspraken met gemeenten en sociale partners op landelijk niveau nagekomen worden en mensen verder helpen richting werk en participatie. Bij de uitwerking van afspraken wil het kabinet de ingeslagen weg van goede afstemming en nauwe samenwerking tussen de belangrijkste spelers voorzetten. Juist op locaal en regionaal niveau zullen partijen elkaar moeten vinden. Maatwerk vraagt om ruimte voor professionals. Het kabinet wil die ruimte bieden, samenwerking ondersteunen en zorgen voor landelijk beleid dat mensen prikkelt meer te participeren. Het project biedt het kader en de middelen om deze samenwerking op alle niveaus mogelijk te maken: niet alleen landelijk, maar ook op regionaal en op locaal niveau. De volgende paragraaf beschrijft deze inzet.
IEDEREEN DOET MEE
13
14
IEDEREEN DOET MEE
5. De inzet van het rijk en in de regio: wat gaan we doen? 5.1.
Uitkomst Participatietop en bestuurlijk akkoord met gemeenten
In de Participatietop en in het bestuurlijk akkoord zijn niet alleen ambities afgesproken. Gezamenlijk zijn ook afspraken gemaakt hoe deze 3 doelstellingen te halen. In de Participatietop hebben deze afspraken betrekking op: 1) het inzetten van het onbenutte arbeidspotentieel; 2) werkgelegenheidsbeleid en het functioneren van de arbeidsmarkt; 3) het creëren van kansen voor kwetsbare groepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt; 4) het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. In het bestuurlijk akkoord, afgesloten met de VNG, gaan deze afspraken over: 1) het vergroten van de participatie (aan het einde van de kabinetsperiode 75.000 personen minder in de bijstand en daarnaast 25.000 niet-uitkeringsgerechtigden (NUG’ers) naar werk of maatschappelijke participatie leiden); 2) het geven van een extra impuls aan het bestrijden van armoede en het terugdringen van schulden; 3) het bevorderen van ondernemerschap. Een volledig overzicht van de maatregelen waaraan de partijen zich hebben verbonden is te vinden in de tekst van de akkoorden die voor de zomer aan de Tweede Kamer is aangeboden. Daarbij is de bijdrage van alle betrokkenen inzichtelijk gemaakt. De onderstaande tabel illustreert dat de afgesproken maatregelen gezamenlijk gericht zijn op het verbeteren van alle vormen van transities.
Transities op de arbeidsmarkt in relatie tot afspraken met sociale partners en VNG uitkeringwerk
nonpart.werk
Inzet onbenut arbeidspotentieel
*
*
Werkgelegenheidsbeleid en functioneren arbeidsmarkt
*
*
Onderkant arbeidsmarkt
*
*
opleidingwerk werkopleiding
werkwerk
Sociale partners (tripartiete beleidsinzet)
Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt
*
*
*
VNG (bestuurlijk akkoord) Vergroten participatie
*
*
Armoedebestrijding en schuldhulpverlening
*
*
Bevorderen ondernemerschap
*
*
IEDEREEN DOET MEE
*
15
5.2
Uitwerking inzet Rijk in de begroting 2008
In de begroting van 2008 geeft het kabinet op diverse onderdelen van de gezamenlijke agenda een nadere invulling. Het overzicht hieronder zet deze invulling op een rij. De rangschikking maakt duidelijk welk doel het kabinet nastreeft bij de keuze van vormgeving van de betreffende maatregelen. Pijler 1. Het bevorderen van arbeidsparticipatie: Doelstellingen: - een substantiële stap zetten richting het niveau van arbeidsparticipatie van 80% in 2016 - 200.000 mensen met een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt extra aan de slag A.
het vergroten van arbeidsaanbod: terugdringen van non-participatie en uitkeringsafhankelijkheid
Zoals in paragraaf 2 reeds werd aangegeven, is de uitkeringsafhankelijkheid nog steeds hoog, ondanks een duidelijke daling in de afgelopen jaren van hoogconjunctuur. Ook kiest een groot aantal mensen er (nog steeds) vrijwillig voor niet deel te nemen op de arbeidsmarkt. Het kabinet neemt de komende jaren diverse maatregelen om het (effectieve) arbeidsaanbod te verhogen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen meer generieke (fiscale) maatregelen en maatregelen die meer in het bijzonder bedoeld zijn om de positie van groepen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt te verbeteren: Financiële prikkels - Aan de lastenkant is structureel € 1,2 mrd beschikbaar. Deze middelen worden op de volgende wijze ingezet: 1) De huidige arbeidskorting wordt omgezet in een inkomensafhankelijke arbeidskorting. Daardoor wordt het voor mensen aan de onderkant van het loongebouw financieel aantrekkelijker om te gaan werken; 2) De aanvullende combinatiekorting wordt verhoogd en inkomensafhankelijk gemaakt. Daarvan profiteert de minstverdienende partner (in veel gevallen vrouwen); 3) De arbeidskorting voor ouderen wordt verhoogd per 2011.Voor mensen in de leeftijdscategorie 62-65 jaar die ervoor kiezen om te blijven werken, komt er daarnaast per 2009 een speciale arbeidskorting. Deze bonus die gericht is op mensen met een hoger aanvullend pensioen, biedt compensatie voor een lastenverzwaring per 2011. Mensen met alleen AOW zullen door de aanvullende belastingmaatregel niet worden geraakt. De systematiek zal bovendien alleen gelden voor mensen die na 1945 zijn geboren; 4) Het coalitieakkoord bevat verschillende opties om de bestaande levensloopregeling op diverse onderdelen aan te passen. In het najaar worden diverse opties nader verkend tegen de achtergrond van een herbezinning van de fiscale regelingen voor inkomensreservering. Het kabinet zal op basis van deze verkenning begin 2008 voorstellen aan de Tweede Kamer presenteren over de inrichting van levensloopregeling. Over de voorstellen van het kabinet wordt ook met de Stichting van de Arbeid gesproken; 5) Het stimuleren van de markt voor persoonlijke dienstverlening. Het kabinet hecht veel waarde aan het stimuleren van de markt voor persoonlijke dienstverlening (MPD), omdat hiermee banen voor laagopgeleiden ontstaan. Diverse maatregelen uit het Coalitieakkoord, waaronder de inkomensafhankelijke arbeidskorting en de inkomensafhankelijk combinatiekorting (zie hierboven), dragen bij aan de werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Omdat de markt voor persoonlijke dienstverlening tot de onderkant van de
16
IEDEREEN DOET MEE
arbeidsmarkt behoort, profiteert deze in gelijke mate van deze maatregelen. Via korting van werknemerspremies wordt de onderkant van de arbeidsmarkt en de MPD eveneens gestimuleerd. Het kabinet verkent de mogelijkheden hiertoe en informeert de Tweede Kamer in het najaar. Aanvullend op dit pakket heeft het kabinet er voor gekozen de lasten van arbeid verder te verschuiven naar consumptie. Dit gebeurt door in 2009 het hoge BTW-tarief te verhogen met 1% en de opbrengst daarvan aan te wenden om de lasten op arbeid te verlagen. Belangrijkste instrument hierbij is de WWpremie voor werknemers die substantieel zal worden verlaagd. Deze maatregel bevordert de arbeidsparticipatie en verbetert de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. - Ouderen: De arbeidmarktpositie van ouderen is problematisch, met name wanneer ze hun baan verliezen en op zoek moeten naar ander werk. In aanvulling op het verhogen van de arbeidskorting voor ouderen (zie hierboven), heeft het kabinet het Actieplan 45+ geformuleerd. Onderdeel van dit actieplan is het verbeteren van de re-integratie en bemiddeling. Het CWI zorgt voor bemiddeling van 30.000 extra 45-plussers naar een baan binnen 2 jaar. Een actieteam Talent 45plus zal ondersteuning bieden aan betrokken partijen, waaronder werkgevers, op lokaal en regionaal niveau.Via gerichte ondersteuning en netwerkbijeenkomsten wordt het ‘empowerment’ van oudere werkzoekenden versterkt. In het najaar wordt een kabinetsstandpunt naar de Tweede Kamer gestuurd over verhoging van de arbeidsparticipatie van ouderen. Het kabinet wil vervroegde uittreding terugdringen en mensen langer actief houden op de arbeidsmarkt. Daarbij wordt ook de houdbaarheid van de AOW, via het stimuleren van langer doorwerken, betrokken. - Vrouwen: Het kabinet richt, gezamenlijk met sociale partners, de Taskforce Deeltijd+ op. De Taskforce moet bevorderen dat personen die in deeltijd werken meer uren gaan werken. Op dit moment zijn dat vooral vrouwen. Om hen een kans te geven meer uren te werken, zullen de mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren beter benut moeten worden. De Taskforce Deeltijd+ krijgt de opdracht met voorstellen te komen. Om vrouwen die nu niet deelnemen te stimuleren aan de slag te gaan, wordt de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting in 15 jaar afgebouwd, met uitzondering van ouders met kinderen onder de 5 jaar en van niet-werkende ouders geboren voor 1972. - Jongeren: Aanvullend op de diverse maatregelen die de Minister van Jeugd&Gezin voor de zomer heeft aangekondigd in zijn programma zal het kabinet met de VNG en met sociale partners de invoering van een leer/werkplicht voor jongeren tot 27 jaar uitwerken. De uitwerking zal aansluiten bij de systematiek van de Wet Werk & Bijstand. Via het bevorderen van samenwerking in de regio en op locaal niveau, zie paragraaf 5.4, zal ook blijvende aandacht uitgaan naar het voorkomen van jeugdwerkloosheid.
IEDEREEN DOET MEE
17
- Allochtonen: Het kabinet wil de werkloosheid onder vooral allochtone jongeren terugdringen en participatie van allochtone vrouwen verder stimuleren. Het zal daartoe – in aanvulling op het Deltaplan Inburgering – concrete initiatieven bevorderen voor beide doelgroepen op lokaal en regionaal niveau. Ter ondersteuning daarvan wordt voor de communicatie over Iedereen Doet Mee, zie paragraaf 7, een strategie ontwikkeld gericht op positieve beeldvorming. Ervaringen met succesvol gebleken methoden zullen worden uitgedragen. Om modern werkgeverschap te bevorderen zal diversiteitsmanagement op alle niveaus worden bevorderd, zowel binnen als buiten de overheid. De ambitie blijft staan om eind volgend jaar 2600 vluchtelingen extra aan werk geholpen te hebben in het kader van het banenoffensief voor vluchtelingen. -
Mensen met een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt (herbeoordeelden/wajongers/35-minners/WWB’ers): Het kabinet kiest voor deze groep voor een meer verplichtende benadering van reïntegratie zoveel mogelijk gericht op het behalen van een startkwalificatie. Het kabinet zal het bestaande reïntegratie-instrumentarium voor deze groep uitbreiden met de onderstaande maatregelen.Voor deze uitbreiding komen in het UWV-domein alleen mensen in aanmerking die langer dan 1 jaar een uitkering ontvangen. In de begroting zijn voor de periode 2008-2010 middelen vrijgemaakt voor deze uitbreiding. 1) Varianten voor werk/brugbanen: er komen nieuwe mogelijkheden voor reintegratie: a. in die gevallen waar er een redelijke kans bestaat dat uitstroom naar reguliere arbeid uiterlijk na een jaar plaatsvindt, wordt het mogelijk dat niet alleen gemeenten (zoals thans het geval) maar ook het UWV een loonkostensubsidie kan inzetten (voor de duur van maximaal 1 jaar). Dat geeft tevens invulling aan de afspraak uit het coalitieakkoord om brugbanen in te zetten voor de groep herbeoordeelden van wie de uitkering als gevolg van de eenmalige herbeoordelingsoperatie is verlaagd of beëindigd en die na twaalf maanden nog geen werk hebben. Toepassing van loonkostensubsidies door het UWV maakt ook de eventuele uitvoering van het VNO/NCW-initiatief mogelijk. b. in die gevallen dat de afstand tot de arbeidsmarkt groter is, wordt de mogelijkheid gecreëerd om mensen met behulp van behoud van uitkering aan de slag te laten gaan.Voorwaarde daarbij zal zijn dat in beginsel scholing en een stimuleringsbonus wordt gegeven. Deze mogelijkheid zal voor maximaal twee jaar bestaan waarna uitstroom naar reguliere arbeid (met of zonder tijdelijke loonkostensubsidie, zie punt a) kan plaatsvinden. Deze mogelijkheden zullen ook beschikbaar zijn voor de problematiek in de sectoren zorg en onderwijs waarbij zo nodig ondersteuning op landelijk niveau zal worden aangeboden. 2) Re-integratie Wajong: het kabinet heeft de SER gevraagd te adviseren over mogelijkheden om de participatie van Wajonggerechtigden te bevorderen.Tevens is gevraagd wat sociale partners hieraan kunnen bijdragen. De SER heeft eind augustus geadviseerd. Het kabinet zal op basis van dit advies maatregelen overwegen om de participatie van jonggehandicapten te bevorderen.
18
IEDEREEN DOET MEE
3) Re-integratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten: er zijn veel instrumenten beschikbaar om de re-integratie van deze groep te bevorderen, zoals reintegratietrajecten, werkplekaanpassingen, no risk polis en premiekorting. Het instrumentarium zal, verder worden uitgebreid met de mogelijkheid loonkostensubsidie in te zetten voor herbeoordeelden (brugbanen) en WGA’ers (zie punt 1). Daarnaast is het van belang goede voorbeelden te verzamelen en te verspreiden om de arbeidsmarktpositie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten te verstevigen. In dat kader speelt ook de beeldvormingscampagne ‘Geknipt voor de juiste baan’, die tot eind 2007 loopt, een belangrijke rol. 4) Modernisering WSW: het kabinet zet in op een wetswijziging per 1-1-2008 om acute problemen in de uitvoering aan te kunnen pakken. In het kader van de wetswijziging zijn extra financiële middelen beschikbaar. In overleg met betrokken partijen (VNG, Cedris, vakbonden en cliëntenorganisaties) en de Tweede Kamer wordt de definitieve bestemming van dit budget bepaald. Tevens wordt een fundamentele herbezinning WSW voorbereid in samenhang met andere regelingen voor mensen met een arbeidshandicap gericht op participatie (Wajong, WIA, arbeidsongeschikten in de bijstand en dagopvang AWBZ). Tot slot neemt het kabinet een aantal maatregelen die er op meer indirecte wijze aan kunnen bijdragen dat de participatie, met name vanuit een bijstandsuitkering, toeneemt. - Participatiefonds: In het bestuurlijk akkoord met de VNG zijn afspraken gemaakt over het bundelen van de gemeentelijke participatiebevorderende budgetten voor volwasseneneducatie (OCW), inburgering (WWI) en re-integratie (SZW). Bundeling maakt het mogelijk budgetten optimaal in te zetten voor het bevorderen van duurzame participatie.Vooruitlopend hierop zullen in een aantal gemeenten voorbereidingstrajecten op de invoering worden uitgevoerd. - Meerjarige budgetten: In het bestuurlijk akkoord is daarnaast afgesproken het budget voor bijstandsuitgaven (I-deel) meerjarig vast te leggen op basis van de MLT-raming van het Centraal Planbureau. Als gemeenten op dit budget geld overhouden, wordt dat ingezet om de ambities uit het akkoord waar te maken. Samen met de VNG zal het kabinet gemeenten daarover informeren en hen ertoe aanzetten de middelen in te zetten voor participatiebevorderend beleid. Het budget voor reintegratie (W-deel) wordt eveneens meerjarig vastgelegd. - Ontheffing sollicitatieplicht: In de Wet Werk & Bijstand wordt een ontheffingsmogelijkheid geïntroduceerd voor alleenstaande ouders met kinderen onder de 5 jaar. Ouders die van de ontheffingsmogelijkheid gebruik willen maken, krijgen een plicht tot scholing. Niet naar school willen gaan, betekent ook geen ontheffing. De scholing zal gericht moeten zijn op het behalen van een startkwalificatie, het onderhouden van bestaande competenties en vaardigheden door cursussen of het lopen van stage of omscholing; het niveau wordt bepaald door gemeenten en de alleenstaande ouder en afhankelijk van de
IEDEREEN DOET MEE
19
vraag op de arbeidsmarkt. Het kabinet zal de VNG betrekken bij het voorbereiden van een wetsvoorstel. B.
Het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt: mismatches voorkomen
Onder invloed van trends als globalisering, toenemende internationale concurrentie en technologische ontwikkelingen neemt de noodzaak toe het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven te vergroten. Baanzekerheid is niet langer een gegeven. Bij het – in de plaats daarvan – vormgeven van werkzekerheid speelt employability en een brede(re) inzetbaarheid van werknemers een cruciale rol. Het belang daarvan wordt breed gedeeld en vormt ook de kern van het recente WRR-advies ‘Investeren in werkzekerheid’. In dat licht zijn de volgende maatregelen van belang: - Aanpassing ontslagwetgeving: Het kabinet zal volgend op advies van de sociale partners een wetvoorstel indienen voor aanpassing van het ontslagstelsel. - Het versoepelen van de overgang van werk naar werk, onder andere door middel van mobiliteitscentra bij werkgevers, en in de keten van werk en inkomen. - Het verbeteren van de kwaliteit en de effectiviteit van de dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers door betere samenwerking in de keten en geïntegreerde dienstverlening. - Het stimuleren van regionale samenwerking in de keten, ook ten aanzien van het bredere netwerk van werk, inkomen en scholing, inclusief de werkgevers. Hierbij gaat het om stimulering van het organisatorische vermogen in de regio, onder anderen via poortwachtercentra. Als voorbeeld kan daarbij worden genoemd de regionale pilotprojecten ter verbetering van de personeelsvoorziening in de zorgsector, die op 30 augustus 2007 in een zevental regio’s van start zijn gegaan.
C.
Het verbeteren van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt vice versa
Om de kansen van jongeren op de arbeidsmarkt te vergroten en voortijdige (school)uitval terug te dringen is een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt van cruciaal belang. Een belangrijk deel van deze maatregelen krijgt zijn beslag via afspraken met sociale partners en via implementatie van het project ‘Aanval op de Uitval’. De introductie van een scholingsplicht, in samenhang met het werken met behoud van uitkering en de aanpassing van het ontslagstelsel, zorgt ervoor dat mensen op lange momenten in hun loopbaan over de vereiste kwalificaties beschikken (zie ook het reeds genoemde WRR-rapport). Aanvullend op deze scholingsplicht zal het kabinet de volgende maatregelen nemen om het leven lang leren van werkenden en niet-werkenden te verhogen: - Het bevorderen van een leven lang leren. Het kabinet streeft ernaar 30.000 extra leerwerktrajecten en EVC-trajecten voor moeilijk bemiddelbare doelgroepen te realiseren, waaronder allochtonen met een taalachterstand. Scholingsbegeleiders ondersteunen MKB-werkgevers bij het scherper krijgen van hun scholingsbehoefte en zij begeleiden werknemers naar een mbo- of hbo-diploma. Dit leidt ertoe dat meer werknemers een duaal traject volgen, eventueel vooraf gegaan door een EVC-traject. - Verder zal het kabinet scholen prikkelen tot het aanbieden van maatwerk van postinitieel onderwijs, onder andere via het instellen van voorhoedescholen die de ruimte krijgen om beter aanbod voor werkgevers en hun werknemers te ontwikkelen.
20
IEDEREEN DOET MEE
- Jongeren die gestopt zijn met hun opleiding, bijvoorbeeld om te werken, krijgen de kans alsnog een startkwalificatie te halen. Het aanbod van reguliere onderwijsinstellingen zal voor deze groep opengesteld worden. Het Ministerie van OCW zet in op een adequaat aanbod van leerloopbaanadviezen. D.
Het bevorderen van ondernemerschap
Extra participatie hoeft niet uitsluitend te komen van werknemers in loondienst. Ook het starten van een eigen onderneming draagt daaraan bij. Het kabinet wil daarom conform het coalitieakkoord de overgang vergemakkelijken van niet-werken of van werken in loondienst naar het opstarten van een eigen bedrijf. Het zal dit najaar een notitie over ondernemerschap publiceren, die onder anderen in zal gaan over de rol van ZZP’ers. In vervolg op maatregelen die de afgelopen jaren al zijn genomen, en aanvullend op de agenda in pijler 2 van het beleidsprogramma, zet het kabinet in op: - Het verbeteren van de beschikbaarheid van microkredieten voor startende ondernemers, met extra aandacht voor ondernemers in de veertig aandachtswijken en allochtone vrouwen. - Er komt een publieke zwangerschapsregeling voor zelfstandigen en de toegang tot de vrijwillige verzekering tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen bij het UWV wordt verbeterd.Vrouwelijke zelfstandigen krijgen recht op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering gedurende 16 weken (gelijk aan de uitkeringsduur voor werkneemsters). Daarnaast wordt de aanmeldingstermijn voor de vrijwillige verzekering tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid verruimt van 4 naar 16 weken. - Meer aandacht voor ondernemerschap in het onderwijs. Pijler 2: Het vergroten van maatschappelijke participatie Doelstelling: een uitbreiding van het aantal vrijwilligers en het aantal mantelzorgers in 2011. Maatschappelijke participatie is van grote waarde voor de samenleving. Mantelzorg, vrijwilligerswerk en andere vormen van maatschappelijke participatie voorzien immers in een behoefte. Zes op de tien Nederlanders zijn op dit moment maatschappelijk actief. Het kabinet wil de randvoorwaarden creëren om dit percentage verder te verhogen. Daarbij is het van belang de relatie met arbeidsparticipatie in het oog te houden. Maatschappelijke participatie is echter breder dan mantelzorg en vrijwilligerswerk alleen. Het gaat om meedoen in de samenleving in brede zin. Daarvoor is noodzakelijk dat mensen ook echt zijn toegerust om deel te kunnen nemen. E.
Bevorderen maatschappelijke participtie
De belangrijkste maatregelen om deze maatschappelijke participatie te bevorderen zijn: 1. Het ruimer stimuleren van vrijwilligerswerk en mantelzorg: het kabinet zet in op een versterking van de positie van mantelzorgers en vrijwilligers.Veel gemeenten kennen nu al een ondersteuningsstructuur. Nog dit najaar zendt het kabinet een brief aan de Tweede Kamer waarin de inzet voor vrijwilligers en mantelzorgers wordt uitgewerkt.
IEDEREEN DOET MEE
21
2. Het stimuleren van innovatieve vormen van de combinatie van maatschappelijke participatie en toeleiding naar de arbeidsmarkt (zoals activeringscentra). 3. Het zorgen voor locale infrastructuur bij de maatschappelijke stage voor jongeren: de locale infrastructuur voor vrijwilligerswerk zal worden versterkt om de begeleiding van maatschappelijke stages op lokaal niveau te ondersteunen. Gedacht wordt aan het opzetten van een makelaarsfunctie. De uitwerking zal de komende periode plaatsvinden, waarbij afhankelijk van de gekozen vormgeving ook de VNG betrokken zal worden. Het kabinet zal de Tweede Kamer dit najaar informeren over de nadere uitwerking. Om mensen op een actieve deelname in de samenleving voor te bereiden hebben kabinet en gemeenten de volgende maatregelen afgesproken: - Armoede/schuldhulpverlening: Gemeenten krijgen meer ruimte voor gericht armoedebeleid. Een extra bedrag voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening wordt via het gemeentefonds ingezet voor mensen die al langer in de bijstand zitten en geen perspectief hebben op een baan. Er komen meer mogelijkheden voor het geven van bijzondere bijstand voor kosten voor schoolgaande kinderen (o.a. computers, vervoerskaarten, sportvereniging) en schuldhulpverlening aan mensen met problematische schulden. Het kabinet zal in de uitwerking hiervan innovaties op het terrein van gericht armoedebeleid en innovaties op het terrein van schuldhulpverlening ondersteunen. In de financiële paragraaf bij dit programma staat aangegeven welke middelen het kabinet voor deze maatregelen in de begroting van 2008 reserveert. Nog niet over alle afgesproken maatregelen is de uitwerking gereed. Deze zal ook na Prinsjesdag onderwerp van nadere besluitvorming zijn. Permanente afstemming en overleg met de bij de akkoorden betrokken partijen blijft hierbij aan de orde. De Tweede Kamer zal over de voortgang van deze overleggen geïnformeerd worden.
5.3
Samenhang met het kabinetsbeleid
De bovenstaande inzet staat niet op zichzelf, maar is ingebed in het bredere kabinetsbeleid. In de eerste plaats op economisch terrein. Om meer mensen aan het werk te helpen is naast gerichte interventies vanuit dit project een werkgelegenheidsvriendelijk economisch beleid onontbeerlijk. De uitwerking van pijler 2 van het beleidsprogramma maakt de inzet van het kabinet op dat gebied zichtbaar. Specifiek om het ondernemerschap te bevorderen, zal het kabinet onder anderen de procedure voor vergunningverlening versnellen, het starten van een BV vereenvoudigen, toegankelijk maken, fiscale startersfaciliteiten, de regeldruk, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, verminderen (een nieuwe tranche van 25% administratieve lastenreductie) en de start naar het werkgeverschap bevorderen. Vanuit de pijler sociale samenhang investeert het kabinet daarnaast fors in het vermogen van mensen om te kunnen participeren. Zo zullen vanuit het project Deltaplan Inburgering belangrijke inspanningen geleverd worden om het rendement van inburgeringscursussen te verhogen. Het leren van een taal is vaak de belangrijkste voorwaarde om de gewenste kwalificaties te krijgen voor een baan. Andersom heeft participatie positieve effecten op de inburgering en integratie. Inburgering start met meedoen. Om de taal te leren zal inburgering ook gekoppeld moeten zijn aan het krijgen van een baan of het verrichten van vrijwilligerswerk. Met dit oogmerk heeft het kabinet zich in het beleidsprogramma ten doel gesteld dat in 2011 80% van de inburgeringstrajecten een duaal karakter hebben. Dat betekent dat de inburgeringscursussen worden gecombineerd met bijvoorbeeld een beroepsopleiding, werk, werkstage, leer-
22
IEDEREEN DOET MEE
werkplek, taalstage of vrijwilligerswerk. Maatwerk staat in de vormgeving van deze trajecten voorop. Aansluiting zal worden gevonden bij de geïntegreerde dienstverlening die nu verder ontwikkeld wordt in keten van werk en inkomen, de zogenaamde ‘toonkamers’. In het project ‘Aanval op de Uitval’ zal bevorderd worden dat meer jongeren een opleiding afronden met een diploma. Een diploma geeft jongeren een startkwalificatie en verhoogt de kans op het vinden van een baan. Doelstelling van het kabinet is het aantal voortijdig schoolverlaters in 2012 te halveren. Het realiseren van een sluitend systeem van kinderopvang voor 0-4 jarigen alsmede het fors uitbreiden van het aantal brede scholen maakt participatie van ouders met kinderen, in werk of in de samenleving, mogelijk. Als onderdeel van het programma ‘Kansen voor Kinderen’ zal dit kabinet daarnaast bevorderen dat de participatie onderen jongeren toeneemt. De Minister voor Jeugd & Gezin zal afspraken maken met gemeenten over de bevordering van jeugdparticipatie en zal jaarlijks een prijs uitreiken aan de gemeente die het beste initiatief heeft op het gebied van jeugdparticipatie.Via het actieplan “Krachtwijken” heeft Minister van WWI de Tweede Kamer geïnformeerd over de cumulatie van problemen in 40 wijken en over de integrale en systematische aanpak die nodig is om deze problemen aan te pakken.Via deze aanpak, die over de grenzen van de leefgebieden van bewoners heengaat, zullen mensen in die wijken weer een grotere kans krijgen volledig deel te nemen aan de arbeidsmarkt en/of de samenleving. Met maatregelen vanuit dit project zal het kabinet mede ook de drie hoofddoelstellingen van het project Iedereen Doet Mee ondersteunen. Een deel van de mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt bevindt zich immers in deze probleemwijken. Door het verhogen van de werkgelegenheid ontstaan ook in deze wijken nieuwe kansen voor kansarme groepen. Het kabinet wil graag met de gemeenten bekijken wat deze doelstellingen, aangevuld met de afspraken in de participatietop, betekenen voor de 40 probleemwijken. Themabijeenkomsten Om de samenhang met het bredere kabinetsbeleid gericht op participatie te bevorderen zullen de bewindslieden van SZW, eventueel samen met andere bewindslieden, in de loop van de kabinetsperiode een vijftal themabijeenkomsten organiseren. Tijdens deze bijeenkomsten zullen onderwerpen en thema’s gericht op het bevorderen van participatie aan de orde komen. Gezocht wordt naar onderwerpen die binnen de sociale pijler sterke raakvlakken hebben, zoals de relatie tussen re-integratie en inburgering. Doel van de bijeenkomsten zijn tweeledig: bewindslieden kunnen bepaalde inhoudelijke ideeën toetsen/lanceren in aanwezigheid van professionals in de uitvoering. Andersom kunnen professionals ook zelf actief onderwerpen of knelpunten die zij ervaren op de agenda zetten.
5.4
Een actieve rol richting uitvoering in de regio
Binnen de kaders van het landelijke beleid is een belangrijke rol weggelegd voor de uitvoering op decentraal niveau.Voor arbeidsmarkten geldt dat zij in belangrijke mate regionaal functioneren. Knelpunten kunnen naar aard en omvang verschillen. Regionale infrastructuur, het ondernemingsklimaat en de beschikbaarheid van geschoold en gemotiveerd personeel zijn belangrijke factoren die bepalen hoe arbeidsmarkten regionaal functioneren.
IEDEREEN DOET MEE
23
Een effectief overheidsoptreden op de arbeidsmarkt houdt rekening met die regionale verschillen en zorgt ervoor dat inspanningen op alle niveaus in de uitvoeringsketen werk en inkomen op elkaar zijn afgestemd. Samenwerking op regionaal niveau is met name van belang, zo heeft de RWI onlangs aangegeven, voor een vraaggerichte re-integratie (één werkgeversbenadering), de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en het voorkomen van uitval van arbeid door ziekte en werkloosheid. Op diverse niveaus vindt op dit moment al samenwerking plaats op regionaal niveau. Zo bestaat er een variëteit aan werkgeversbenaderingen, samenwerking tussen branches en gemeenten, en tussen werkgevers, onderwijs- en uitvoeringsinstellingen, re-ingratiebedrijven (UWV, CWI). Vorm en doelstellingen van deze samenwerking verschillen van regio tot regio. Inzet van het kabinet is voor de komende periode de bestaande initiatieven te versterken om de doelstellingen uit de participatie-agenda van het kabinet te halen. Samenwerking van onderop is hierbij het uitgangspunt. Geen blauwdrukken, maar maatvoering, aandacht voor publiek-private samenwerking en aansluiten bij al bestaande wensen en lopende initiatieven, zoals gezamenlijke geïntegreerde dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden (zoals ‘toonkamers’), waarin de verschillende partijen binnen de SUWI-keten (UWV, CWI en gemeenten) samenwerken om de dienstverlening aan de cliënt, op terreinen als re-integratie maar ook inburgering, te verbeteren. In het najaar zal over de regionale samenwerking met de Stichting van de Arbeid en met de VNG gesproken worden. In dat overleg wordt gesproken over de wijze waarop de aansturing/coördinatie het meest effectief vorm kan krijgen. Regionale bijeenkomsten Vooruitlopend op dit overleg zullen de bewindslieden van SZW in het kader van Iedereen Doet Mee al dit najaar een zestal werkbezoeken brengen aan diverse regio’s. Het eerste werkbezoek staat gepland voor medio oktober a.s. en vindt plaats in de regio Sittard/Heerlen/Maastricht. Doel van de regiobijeenkomsten is het aanjagen dat ook regionale partijen (uitvoeringsinstellingen, onderwijsinstellingen en werkgevers) elkaar vinden (samenwerken) om landelijke afspraken (bestuursakkoord en participatietop) te vertalen naar gerichte acties op regionaal niveau. Om de regionale afspraken kracht bij te zetten kan een regio het opstellen van een intentieverklaring overwegen. Een intentieverklaring helpt bestuurders in eigen huis steun te krijgen voor een regionale samenwerking.
24
IEDEREEN DOET MEE
6. Een integrale aanpak: hoe gaan we het organiseren? De bewindslieden van SZW zullen de voortgang op de hoofddoelstellingen van het project bewaken. De reguliere begrotingscyclus vormt daarbij het belangrijkste instrument. Jaarlijks zal het Ministerie van SZW via de begroting aangeven of, en zo ja welke, besluiten zijn genomen over de inzet en uitvoering van de maatregelen in dit actieprogramma. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de maatregelen die een plaats hebben op de begroting van SZW. Daar waar maatregelen primair liggen op het terrein van andere ministeries, zoals het stimuleren van vrijwilligers en het organiseren van jeugdparticipatie of het bevorderen van ondernemerschap, zal in de begroting van SZW naar de betreffende begrotingen van deze departementen doorverwezen worden. In het voorjaar zal over deze plannen op reguliere wijze verantwoording afgelegd worden. In bijlage I is een overzicht opgenomen van alle in dit actieprogramma genoemde maatregelen en de plaats waar deze terug te vinden zijn in de begrotingen. Naast dit reguliere proces zullen de bewindslieden van SZW de Tweede Kamer tussentijds informeren over (deel)resultaten. Dat zal gebeuren via beknopte voortgangsrapportages/nieuwsbrieven. Om rapportagelast tot een minimum te beperken zal zoveel als mogelijk aangesloten worden bij al bestaande rapportages, zoals het kwartaalbericht arbeidsmarkt. Met sociale partners wordt eens per jaar, in het voorjaarsoverleg, de voortgang besproken ten aanzien van de afspraken in de Participatietop. Met gemeenten worden de afspraken uit het bestuurlijk akkoord na drie jaar geëvalueerd. Over de geformuleerde ambities in het akkoord worden met de VNG afspraken gemaakt over een set prestatieindicatoren. Om de maatregelen gedurende deze kabinetsperiode in samenhang te bespreken en uit te voeren zal het Ministerie van SZW op de dossiers genoemd in dit actieprogramma samen optrekken met bewindslieden die verantwoordelijk zijn voor aanverwante maatregelen, zoals de bewindslieden van EZ, OCW, VWS, J&G, BZK en WWI. De organisatie van de uitvoering van dit project zal zo worden ingericht dat – met behoud van de bestaande taak- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen ministeries – een integrale en samenhangende aanpak verzekerd is. Dat geldt zowel binnen het kabinet als richting de partijen in het land, de sociale partners, gemeenten, UWV/CWI en onderwijsinstellingen.
IEDEREEN DOET MEE
25
26
IEDEREEN DOET MEE
7. Communicatieparagraaf Voor het realiseren van de doelstellingen op participatieterrein zijn de beleidsthema’s en maatregelen in dit actieprogramma leidend. Ter ondersteuning zal het kabinet investeren in een communicatiestrategie rondom de thematiek Iedereen Doet Mee. Communicatie helpt bewustwording te creëren en een mentaliteitsverandering te bewerkstelligen waar dat nodig is om de doelstellingen van het project Iedereen Doet Mee te bereiken. Met betrekking tot de onderwerpen als ‘het langer doorwerken van ouderen’, ‘het verhogen van het aantal gewerkte uren van vrouwen’ en ‘het bevorderen van de participatie van allochtonen’ is samen met sociale partners en gemeenten in de participatietop vastgesteld dat ook geïnvesteerd moet worden in beeldvorming: bestaande vooroordelen moeten worden weggenomen. Communicatie is hierbij een belangrijk middel. Het helpt om antwoord te geven op beelden, vragen en opvattingen. Het project Iedereen Doet Mee zal deze investeringen bundelen. In de communicatie zal onderscheid gemaakt worden tussen twee hoofddoelgroepen: het publiek en professionals (bestuurders en uitvoerders). De strategie zal richting professionals faciliteiten bieden zodat zij hun dienstverlening en acties zo optimaal mogelijk kunnen inrichten. Dat betekent het bieden van podia voor samenwerking en uitwisseling van kennis en ervaringen, voortzetting van de dialoog, het wegnemen van vooroordelen bij bepaalde groepen en het laten zien van resultaten ter motivering. Richting het grote publiek zullen de inspanningen gericht zijn op informeren en vooral op betrokkenheid en bewustwording van veranderingen en de noodzaak daartoe. Immers, we hebben iedereen nodig! Dat betekent draagvlak creëren, voortzetting van de dialoog en het laten zien van resultaten. De communicatie rondom Iedereen Doet Mee krijgt in elk geval de volgende uitgangspunten: • Gerichte communicatie: geen grote algemene campagne, maar doel(groep)gerichte acties en uitingen. We maken daarbij zoveel mogelijk gebruik van bestaande netwerken en samenwerkingsverbanden. • Iedereen doet mee zal dienen als herkenbare communicatiedrager voor verschillende acties en uitingen, gericht op specifieke doelgroepen. • Rode draad vormt verbinden, activeren en binden.Verbinden maakt dat mensen elkaar ontmoeten en vinden. Met activeren beogen we dat mensen in beweging komen, met elkaar gaan samenwerken, aan de slag gaan en blijven. Met binden bereiken we dat iedereen vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, zich bewust is van het belang van Iedereen Doet Mee en de rol die men daarin zelf speelt, of je nu professional of burger bent.
IEDEREEN DOET MEE
27
De inzet van middelen vloeit voort uit de gerichte strategie die in ontwikkeling is. Middelen zullen gericht en effectief worden ingezet. De in paragraaf 5.4 vermeldde regionale bijeenkomsten en themabijeenkomsten zullen onderdeel uitmaken van de bredere strategie. In uitwerking van de communicatiestrategie zal komende periode aansluiting gevonden worden bij de partners in het land en bij andere departementen (VWS, EZ, OCW, WWI en J&G) binnen de pijler sociale samenhang.
28
IEDEREEN DOET MEE
8. Financiële paragraaf Het actieprogramma Iedereen doet mee geeft uitvoering aan een groot aantal maatregelen die in het Coalitieakkoord zijn opgenomen en verder zijn uitgewerkt in de akkoorden met sociale partners en de VNG. Binnen het Coalitieakkoord zijn middelen gereserveerd waarmee de beleidsdoelstellingen ter bevordering van participatie kunnen worden gerealiseerd. In het onderstaande overzicht zijn de beschikbare middelen weergegeven en verdeeld over de verschillende prioriteiten Tabel 2: Inzet middelen voor het realiseren van de doelstellingen “Iedereen doet mee” (in mln euros) 2008
2009
2010
2011
2012
(680)
(730)
(780)
(800)
(762)
165
195
185
205
205
60
75
10
2. Armoede, schuldhulpverlening, bijzondere bijstand (via GF)
5
10
60
80
80
3. Maatschappelijke participatie (vrijwilligerswerk, maatschappelijke stages): begroting OCW/VWS
5
15
20
30
30
4. Modernisering WSW
25
25
25
25
25
5. Zwangere zelfstandige ondernemers
13
13
13
13
13
6. Uitwerking arbeidsparticipatie
57
57
57
57
57
7
20
15
15
15
21
8
10
0
6
5
5
5
5
6.4 Re-integratie Wajong, gedeeltelijke arbeidsgehandicapten
11
11
12
20
19
6.5 Bevordering arbeidsparticipatie (langer doorwerken ouderen, Taskforce Deeltijd+, allochtonen, markt voor persoonlijke dienstverlening, geïntegreerde dienstverlening in de keten en/of communicatiestrategie Iedereen Doet Mee)
11
11
13
15
15
2
2
2
2
2
Enveloppe WAO-WIA-brugbanen/participatie en onderkant Waarvan beschikbaar voor Iedereen Doet Mee: Totaal: 1. 10.000 brugbanen voor herbeoordeelden
Dit bedrag van 57 miljoen wordt als volgt ingezet: 6.1 Ontheffing sollicitatieplicht + invoeren scholingsplicht alleenstaande ouders 6.2 Reservering loonkostensubsidie nav P-top1 6.3 Leren/werken EVC
6.6 Reservering micro-kredieten ondernemers (max bijdrage)
1
Voor de financiering van deze loonkostensubsidie wordt (deels) ook een beroep gedaan op de middelen van de lastenenveloppe van pijler 2 en pijler 4.
IEDEREEN DOET MEE
29
2008
2009
2010
2011
2012
Lastenenveloppe arbeidsparticipatie
300
301
599
1200
1.
EITC: inkomensafhankelijk arbeidskorting
125
125
250
500
2.
IACK: inkomensafhankelijke combinatiekorting
100
100
200
400
25
25
25
75
25
25
2
3. AOW bonus
4. Arbeidskorting ouderen 5. Markt voor Persoonlijke Dienstvelening/kleine baantjes
24
24
47
95
6. Levensloop
26
27
52
105
Aanvullend lastenpakket
304
2525
2735
7.
AWF premie werknemers
176
1693
1869
8.
Awf premie werkgevers
785
785
31
100
131
10. Combinatiekorting
-84
-147
-231
11. Arbeidskorting
181
9. Aanvullende combinatiekorting
2
30
181
Tegenover de bonus staat een heffing van 20 mln euro in 2011 die buiten de arbeidsparticipatie-enveloppe valt
IEDEREEN DOET MEE
Bijlage 1 Pijler 1 A. A.1 A.2 A.3 A.4 A.5 A.6
A.7 A.8 A.8 A.9 A.10 A.11 A.12 A.13 A.14 A.15 A.16 A.17 A.18 A.19 A.20 A.21 A.22 A.23 A.24 A.25 B B.1 B.2 B.3 B.4 C. C. 1 C. 2 C. 3 D. D.1 D.2 D. 3 Pijler II E.1 E.2 E.3 E.4 E.5
Overzicht maatregelen Iedereen doet mee Een hogere arbeidsdeelname Non-participatie tegengaan Generieke (fiscale) maatregelen Inkomensafhankelijke combikorting Inkomensafhankelijke arbeidskorting (ETIC) Arbeidskorting ouderen Aanpassing levensloopregeling Ontwikkeling van de markt voor persoonlijke dienstverlening Ouderen Het verbeteren van de re-integratie en bemiddeling via het CWI. Het CWI zorgt voor bemiddeling van 30.000 extra 45-plussers naar een baan Actieteam Talent 45-plus Houdbaarheid AOW Vrouwen Task Force Deeltijd+ Uitfaseren overdraagbaarheid algemene heffingskorting Harmonisering regelgeving kinderopvang Jongeren Invoering werk/leerplicht voor jongeren onder de 27 jaar Bevordering jeugdparticipatie Allochtonen Deltaplan Inburgering Campagne gericht op positieve beeldvorming Bevordering regionale banenplannen allochtonen Diversiteitsmanagement Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt Introductie loonkostensubsidie UWV-domein Mogelijkheid werken met behulp van behoud van uitkering Het bevorderen van participatie vanuit de Wajong Reïntegratie arbeidsgehandicapten WSW: modernisering Verplichtende benadering van reïntegratie Introductie meerjarige budgetten I-deel/W-deel Invoeren participatiefonds Ontheffing sollicitatieplicht/introductie scholingsplicht Effectieve matching Aanpassing ontslagwetgeving Mobiliteitscentra bij werkgevers, en in de keten van werk en inkomen Het stimuleren van geïntegreerde dienstverlening Stimulering van het organisatorisch vermogen in de regio aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt Aanval op de Uitval 30.000 extra leerwerktrajecten en EVC-trajecten Voorhoedescholen Bevorderen ondernemerschap Microkredieten Zwangerschapsregeling voor zelfstandigen. Ondernemerschap in het onderwijs Maatschappelijke participatie versterking van de positie van mantelzorgers en vrijwilligers activeringscentra Lokale infrastructuur maatschappelijke stages Ruimte voor armoedebeleid Schuldhulpverlening
IEDEREEN DOET MEE
Begroting
Belastingplan Belastingplan Belastingplan Belastingplan Belastingplan Begroting SZW
Begroting SZW Begroting SZW Begroting SZW Belastingplan Begroting OCW Begroting SZW Begroting J&G Begroting WWI Begroting SZW Begroting SZW Begroting SZW/BZK Begroting SZW Begroting SZW Begroting SZW Begroting SZW Begroting SZW Begroting SZW Begroting SZW Begroting SZW/WWI/OCW Begroting SZW Begroting SZW Begroting SZW Begroting SZW Begroting SZW Begroting OCW Begroting SZW Begroting OCW Begroting EZ/SZW Begroting SZW/EZ Begroting EZ/OCW Begroting VWS Begroting VWS Begroting VWS/OCW Gemeentefonds Gemeentefonds
31
Postbus 90801 2509 LV Den Haag
SZW 74L312
Vormgeving en productie: Grafimedia & Post