ACTIEPLAN JEUGDWERKLOOSHEID ZEELAND 2013 – 2014
definitieve versie 27 juni 2013
Een gezamenlijke inzet voor alle gemeenten en voor onderwijsinstellingen, bedrijfsleven, kennisinstellingen, jeugdzorg, UWV Werkbedrijf, uitzendbranche, werkgevers en werknemersorganisaties en vele andere partners en stakeholders in de regio.
Inhoudsopgave
Pagina
1.
Samenvatting
3
2.
Inleiding
4
3.
Beeld van de huidige situatie en de verwachtingen
5
4.
Analyse Actieplan Jeugdwerkloosheid 2009 – 2011
7
5.
Gezamenlijke missie en visie
8
6.
Doelgroepen en doelstelling
9
7.
Inzet
10
8.
Projectorganisatie en arbeidsmarktregio
15
9.
Begroting
16
Bijlage 1:
Ontwikkeling jeugdwerkloosheid (jongeren < 27 jaar) in de Provincie Zeeland, februari 2010 – maart 2013
17
Bijlage 2:
Informatie VSV-aanpak Zeeland
18
Bijlage 3:
Beknopte evaluatie Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland en samenwerking na 1 januari 2012
19
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
2
1.
Samenvatting
Gezien de sterk opgelopen jeugdwerkloosheid in Nederland en ook in de regio Zeeland, is zowel landelijk als regionaal besloten dat het tijd is voor actie. Door het Rijk wordt via de centrumgemeenten een bedrag van € 25 miljoen beschikbaar gesteld aan de 35 arbeidsmarktregio’s om de gezamenlijke aanpak van de jeugdwerkloosheid in Nederland een nieuwe impuls te geven. Vanuit de gezamenlijke ambitie dat voorkomen moet worden dat jongeren thuis zitten zonder werk of opleiding en dat alle jongeren een eerlijke kans moeten krijgen om actief mee te doen in de maatschappij, is in dit Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013 – 2014 een aantal concrete acties verwoord ter preventie en bestrijding van de werkloosheid onder Zeeuwse jongeren. Doelstelling is het aantal jeugdwerklozen (niet-werkende werkzoekende jongeren tot 27 jaar) per 1 januari 2015 teruggebracht te hebben tot maximaal 1.000. Dit Actieplan is tevens het plan van aanpak dat vóór 1 juli 2013 bij het ministerie van SZW moet worden ingediend om voor een bijdrage van het Rijk in aanmerking te komen. Zeeland maakt voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid en de besteding van de (extra) middelen, onder meer rekening houdend met ervaringen uit het vorige Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2009 – 2011, de volgende keuzes: - het vooral benutten van de gelden door inzet op extra begeleiding van jongeren in de vorm van jobhunting/jobcoaching; - het inzetten van budget op kwetsbare jongeren, werkschool/ZSM en sectorarrangementen (mits voldaan wordt aan bepaalde eisen, waaronder een minimale cofinanciering). - het afstemmen met UWV, SBB (koepelorganisatie van de kenniscentra) en Scalda (grootste MBO-instelling van Zeeland). Volgens opgave van het ministerie van SZW van 24 mei 2013 bedraagt het beschikbare budget € 414.000. Ter uitvoering van dit Actieplan is een projectorganisatie opgezet, bestaande uit een ambtelijke werkgroep met vertegenwoordigers vanuit de drie subregio’s, een stuurgroep bestaande uit wethouders Sociale Zaken van de drie subregio’s en de projectleiding.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
3
2.
Inleiding
Aanleiding voor dit plan van aanpak is de oplopende jeugdwerkloosheid. Ook in Zeeland is de geregistreerde werkloosheid van jongeren tot 27 jaar de afgelopen tijd behoorlijk opgelopen. In de periode van juni 2012 tot maart 2013 is het aantal werkloze jongeren gestegen van 840 naar 1.341, ofwel een stijging van 60%. Dat vraagt om actie. Het Rijk heeft dit onderkend. Het kabinet heeft bij brief van 5 maart 2013 aan de Tweede Kamer aangegeven voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid in 2013 en 2014 € 50 miljoen uit te trekken. Van dit bedrag gaat € 25 miljoen naar het programma ‘School Ex’ om jongeren langer door te laten leren in het MBO en zo jeugdwerkloosheid te voorkomen en hun kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren. De resterende € 25 miljoen wordt via de centrumgemeenten beschikbaar gesteld aan de 35 arbeidsmarktregio’s om de gezamenlijke aanpak van de jeugdwerkloosheid in Nederland een nieuwe impuls te geven. Wat is de procedure voor de arbeidsmarktregio’s om voor een bijdrage in aanmerking te komen? - Een plan van aanpak moet voor 1 juli 2013 worden ingediend bij het ministerie van SZW, dat moet ingaan op de probleemanalyse, de ‘smart’ geformuleerde doelstellingen en de te ondernemen acties. - Het plan van aanpak moet voorzien zijn van een begroting, waaraan het Rijk niet meer dan de helft bijdraagt. - Het is toegestaan om aan te sluiten bij bestaand beleid en bestaande financiering. - De centrumgemeente dient het plan mede namens samenwerkingspartners in. - Indien het plan voldoet wordt er in september 2013 een convenant ondertekend en worden de middelen uitgekeerd in de vorm van een decentralisatie-uitkering. De middelen worden verdeeld op basis van het aantal werkloze jongeren in de regio. Uit nader ingewonnen informatie bij het ministerie van SZW blijkt dat er geen sprake is van een resultaatverplichting of een specifieke financiële verantwoording aan het Rijk. Volstaan kan worden met het meenemen in de gebruikelijke rapportages aan de gemeenteraden. Wel zullen landelijk de resultaten van de arbeidsmarktregio’s gemonitord worden. Dit Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013 – 2014 is het plan van aanpak voor Zeeland zoals hiervoor genoemd. Het is beknopt van opzet. Dit enerzijds gelet op de beperkt beschikbare tijd om het plan te kunnen maken, maar bovenal om zo snel mogelijk naar de ‘doe-stand’ te komen. In dat verband is ervoor gekozen om geen beschrijving op te nemen van de bestaande reguliere werkzaamheden van de gemeenten, gericht op het tegengaan van werkloosheid in algemene zin en de jeugdwerkloosheid in het bijzonder. Het Actieplan is tot stand gekomen door raadpleging van de relevante actoren, in het bijzonder de dertien Zeeuwse gemeenten, de Regionale Bureaus Leerlingenzaken (waaronder de RMC’s), het UWV, SBB (de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, koepelorganisatie van de kenniscentra) en MBO-scholen.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
4
3.
Beeld van de huidige situatie en de verwachtingen
Huidige situatie Jeugdwerklozen De ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid (niet-werkende werkzoekende jongeren tot 27 jaar) in de regio Zeeland ziet er schematisch als volgt uit: Ontwikkeling jeugdwerkloosheid (nww-jongeren < 27 jaar) in Zeeland, februari 2010 - februari 2013
Gemeente Borsele Goes Hulst Kapelle Middelburg Noord Beveland Reimerswaal Schouwen-Duiveland Sluis Terneuzen Tholen Veere Vlissingen Totaal
feb10 58 145 95 18 167 18 51 71 59 259 107 30 203 1281
jun10 40 103 67 17 137 9 59 41 37 216 89 27 153 995
okt10 36 101 48 6 132 16 35 48 25 177 90 21 141 876
feb11 25 102 59 15 123 10 40 72 40 224 89 27 162 988
jun11 24 79 72 8 103 9 44 50 41 231 67 14 97 839
okt11 25 85 67 11 129 10 55 53 48 229 66 20 194 992
feb12 33 105 77 9 178 13 50 65 58 273 53 34 236 1184
jun12 21 105 51 8 116 2 45 33 34 192 48 16 169 840
okt12 35 127 50 24 136 14 60 53 37 164 57 36 174 967
feb13 77 136 88 29 164 28 89 94 66 237 84 55 248 1395
In bijlage 1 is een uitgebreider overzicht opgenomen, waarin de ontwikkeling tussen februari 2010 en maart 2013 per maand is te zien. Conclusie: sinds medio 2012 is de jeugdwerkloosheid in Zeeland fors gestegen. De aantallen jeugdwerklozen liggen momenteel zo'n 30% boven de doelstelling van het vorige regionale actieplan (maximaal 1.000 jeugdwerklozen). Voortijdig schoolverlaters (VSV) Met het oog op de later in dit plan te benoemen acties wordt ook een beeld gegeven van het aantal werkloze jongeren zonder startkwalificatie. Dit betreft namelijk de jongeren die extra kwetsbaar zijn. Subregio Oosterschelderegio Walcheren Zeeuws-Vlaanderen
2005-2006
2010-2011
539 440 313
381 327 258
2011-2012 (voorlopige cijfers) 354 253 270
Voor de VSV-aanpak is extra geld beschikbaar buitenom de nu beschikbaar gekomen € 25 miljoen; afstemming is belangrijk. Meer informatie over de VSV-aanpak in Zeeland is opgenomen in bijlage 2.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
5
Algemeen beeld ontwikkeling werkloosheid De werkloosheid in Nederland loopt de laatste maanden sterk op. In december 2012 waren er 571.000 personen in Nederland officieel werkloos, eind maart 2013 waren dit er al 643.000, wat neerkomt op een werkloosheidspercentage van 8,1%. In het eerste kwartaal van 2013 kwamen er gemiddeld 24.000 werklozen per maand bij. Het aantal werklozen zal naar verwachting de komende tijd nog fors stijgen. Dat geldt zeker ook voor de jeugdwerkloosheid. Op dit moment is het aandeel jongeren (tot 27 jaar) dat in Nederland geregistreerd staat als niet-werkende werkzoekende zelfs 15% (cijfers maart 2013). Drie maanden daarvoor was dat nog ruim 13%. De jeugdwerkloosheid is in Nederland bij elk onderwijsniveau gestegen. De stijging was het sterkst bij de hoogopgeleiden, maar de werkloosheid blijft in percentages gemeten het hoogst bij de laag opgeleiden. Dit laatste is mede het gevolg van een verdringingseffect op de lager opgeleide werklozen, doordat hoogopgeleiden bij gebrek aan een passend aanbod op hun eigen niveau of in de eigen richting uitwijken naar functies in een andere vakrichting of onder hun niveau. Met een verwachte krimp van de economie in 2013 en een verder oplopende werkloosheid, zijn de vooruitzichten, op basis van de jongste raming van het Centraal Planbureau (CPB), voor de korte termijn niet goed. Dit geldt ook voor de jongeren. Voor de lange(re) termijn wordt voorzien in een groei van het aantal vacatures, onder meer door een weer aantrekkende economie en een afnemende beroepsbevolking als gevolg van de voortschrijdende ontgroening en vergrijzing. Het doen van uitspraak wanneer het herstel zich definitief zal inzetten is vooralsnog ‘koffiedik kijken’. Arbeidskrachten worden dan schaarser en de jongeren zullen hard nodig zijn op de arbeidsmarkt. Technologische en economische ontwikkelingen dwingen tegelijk tot een stap vooruit: het werk zal inhoudelijk steeds meer vragen qua competenties en kwalificaties. Op deze ontwikkelingen dient nu al geanticipeerd te worden, door er voor te zorgen dat de jongeren straks klaar zijn voor die arbeidsmarkt en te zorgen voor een betere aansluiting vanuit het onderwijs. De ontwikkelingen kunnen elkaar dan ook gaan versterken; goed opgeleide arbeidskrachten dragen immers bij aan economisch herstel. Prognose ontwikkeling jeugdwerkloosheid in Zeeland Hoewel Zeeland in 2012 opnieuw de regio met de laagste jeugdwerkloosheid van Nederland was, liep ook hier het aantal niet-werkende werkzoekende jongeren (tot 27 jaar) in een jaar tijd met 221 mensen ofwel 19% op (maart 2012 - maart 2013). Navraag bij het UWV maakt duidelijk dat een prognose voor het komende jaar moeilijk te geven is. De niet harde verwachting is dat zonder interventies de jeugdwerkloosheid voorlopig zal blijven oplopen. Conclusie Ook indien stabilisatie optreedt dan wel een daling inzet, is het aantal jeugdwerklozen in Zeeland van zodanige omvang dat acties nodig zijn.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
6
4.
Analyse Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2009 – 2011
Ook in 2009 verkeerde Nederland in economische crisis. Overwegende dat in een dergelijke situatie jongeren extra kwetsbaar zijn, heeft het kabinet Balkenende IV in mei 2009 het eerste Landelijk Actieplan Jeugdwerkloosheid opgesteld. Met instemming van de 13 gemeenten heeft dit medio 2009 geleid tot het eerste project Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland dat een looptijd had tot 1 januari 2012 (uitgezonderd de organisatie van de op basis van ESF beschikbaar gekomen gelden). Omdat het goed is te leren van de toen opgedane ervaringen, is als bijlage 2 opgenomen een beknopte evaluatie van dit plan en de landelijke eindrapportage. Voor de leesbaarheid wordt hierna de essentie weergegeven. a. Het werken met zogenaamde sectorarrangementen heeft tot wisselende resultaten geleid. Teveel was er de beleving dat sectorbranches het om het binnenhalen van geld te doen was; de jongere stond daarbij niet altijd centraal, soms ging het om het in stand houden van de infrastructuur. Anders gezegd de drive om op basis van een gedeelde intrinsieke motivatie tot effectieve allianties te komen was onvoldoende aanwezig. b. Zonder meer succesvol was het investeren in begeleiding van jongeren. Dit op alle punten: preventief, extra ondersteuning, nazorg e.d. Begeleiding bleek vaak een ‘sleutel’ tot nieuwe oplossingen. c. Al in 2012 is geconstateerd dat maatwerk het uitgangspunt dient te zijn. Resultaten zijn bereikt door middel van scholingstrajecten, voorschakeltrajecten, goede en eenduidige diagnosestelling, het bieden van werkplekken en door ondersteuning op de werkvloer. d. De effectiviteit van begeleiding is ook gebleken bij de extra inzet op bijzonder kwetsbare jongeren. Een door ViaZorg vorm gegeven project is landelijk in de schijnwerpers gezet. e. Werklozen met een afstand tot de arbeidsmarkt kunnen in het begin een lagere productiviteit hebben. De inzet van het instrument loonkostensubsidie blijkt in de praktijk effectief om deze doelgroep structureel aan de slag te krijgen.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
7
5.
Gezamenlijke missie en visie
Alle jongeren moeten een eerlijke kans krijgen om actief mee te doen in de maatschappij. De zorg om jongeren binnenboord te kunnen houden èn hun talenten verder te ontwikkelen is een gedeelde zorg en verantwoordelijkheid: • • • • • • • • • •
van de jongere zelf; van ouders en opvoeders; van alle gemeenten: van de onderwijsinstellingen; van het bedrijfsleven; van de kenniscentra; van de jeugdzorg en de zorginstellingen; van het UWV Werkbedrijf; van de werkgevers- en werknemersorganisaties; en vele andere partners en stakeholders in de regio.
We moeten er met zijn allen voor zorgen dat de jongeren klaar staan zodra de economie weer aantrekt. De gezamenlijke ambitie is te voorkomen dat jongeren thuis zitten zonder werk of opleiding. De infrastructuur, voorzieningen en instrumenten die nodig zijn, moeten toegesneden zijn op duurzame oplossingen, in goede en slechte tijden. Het gaat uiteraard om het bieden van leer- en of werkplekken aan jongeren en een betere match tussen vraag en aanbod, maar ook over het stimuleren van langer doorleren en het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Hierbij dient er uitdrukkelijk ook aandacht te zijn voor de meest kwetsbare jongeren. Bij dit alles gaan wij uit van één integrale regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt, die onder verantwoordelijkheid van de gemeenten wordt uitgevoerd. Dit heeft zich vertaald in de gemeentelijke maatwerkvisie van één gezin, één plan, één aanpak en één regisseur (de gewenste samenhang die centraal staat in de decentralisaties). Noodzakelijke randvoorwaarden hierbij zijn maximale lokale beleidsruimte, beperkte regeldruk vanuit het Rijk en voldoende financiële middelen.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
8
6.
Doelgroepen en doelstelling
Onze inzet en aanpak richt zich nadrukkelijk op dienstverlening naar de werkgevers en daarnaast alle jongeren tot 27 jaar van alle niveaus. Zonder jongeren uit te sluiten, wil Zeeland hierbij het accent leggen op de volgende categorieën: • • • • •
niet-werkende werkzoekende jongeren; jongeren die in de problemen komen door de beperkte toegankelijkheid van het ROC; jongeren die in de toekomst niet meer in aanmerking komen voor Wajong of WSW status; voortijdig schoolverlaters (VSV); kwetsbare jongeren.
Als doelstelling wordt geformuleerd om het aantal jeugdwerklozen (niet-werkende werkzoekende jongeren tot 27 jaar) per 1 januari 2015 teruggebracht te hebben tot maximaal 1.000. Hiermee wordt aangesloten bij de doelstelling van het eerste Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland. Daarbij dient wel onderkend te worden dat de huidige situatie anders is dan in de periode 2009-2011. Gemeenten beschikken over minder (financiële) middelen en de dienstverlening van het UWV is sterk ingeperkt. Het realiseren van de doelstelling met minder budget en meer eigen investeringen zal derhalve een grotere uitdaging zijn. Voor de realisatie wordt primair uitgegaan van een subregionale uitvoering.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
9
7.
Inzet
Voor het concretiseren van de inzet zijn in ambtelijk overleg tussen de Zeeuwse subregio’s, mede gelet op de ervaringen van het eerste Actieplan, prioriteiten besproken. Deze worden hierna, voorzien van een korte toelichting, weergegeven. Daarnaast wordt relevante informatie verstrekt die ondersteunend kan zijn aan het geheel, waaronder de samenwerkingsrelaties met andere partners. Algemeen Jobhunting/jobcoaching Unaniem is de ambtelijke conclusie dat de nieuwe middelen vooral ingezet moeten worden om extra begeleiding mogelijk te maken. Dit in de vorm van het versterken en uitbreiden van capaciteit voor jobhunting en jobcoaching. De jobhunter zorgt voor ondersteuning van alle activiteiten die bijdragen aan toeleiding van de werkloze jongeren naar werk. Hieronder wordt onder andere verstaan het arbeidsfit maken van jongeren, de bemiddeling tussen jongeren en potentiële werkgevers en extra aandacht voor kwetsbare jongeren. De jobcoach zorgt voor de persoonlijke begeleiding van een werknemer en zijn/haar werkgever. Instrumenten die in het kader van jobhunting en jobcoaching gebruikt kunnen worden, zijn bijvoorbeeld loonkostensubsidie en competentietesten. Werkschool/Zeeuwse Stichting Maatwerk (ZSM) De scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs in Zeeland hebben in 2011 de Zeeuwse Stichting Maatwerk (ZSM) gevormd, voor het uitwisselen van stage- en leerwerkplekken en het opstellen van een specifiek scholingsaanbod van de verschillende scholen voor elkaars leerlingen. Op deze manier willen de PrO- en VSO-scholen maatwerk bieden aan jaarlijks 45 leerlingen, op weg naar een duurzame uitstroom naar de arbeidsmarkt, vervolgonderwijs of dagbesteding. Doordat Europese financiering is weggevallen, heeft de stichting de Zeeuwse gemeenten benaderd voor een financiële bijdrage. In 2012 hebben de tien gemeenten boven de Westerschelde een onderzoek laten uitvoeren naar de meerwaarde van het (landelijke) concept Werkschool voor Zeeland. Op grond daarvan is geconcludeerd dat de inhoudelijke meerwaarde er zeker is. Een doelgroep van 10 tot 20 jongeren, die anders vermoedelijk tussen wal en schip zullen vallen, zal met dit concept geholpen kunnen worden. De wens is gebruik te maken van het 'natuurlijk' platform van de stichting ZSM om het concept Werkschool in Zeeland te vertalen. Jongeren en studieplicht Jongeren nemen in de Wet Werk en Bijstand (WWB) een bijzondere positie in. Voor hen geldt bijvoorbeeld een aantal aanvullende rechten en plichten. In het kader van dit Actieplan is met name de zogenaamde studieplicht van belang. Jongeren die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs kunnen volgen en in verband daarmee aanspraak hebben op studiefinanciering, komen sinds 1 juli 2012 niet (meer) in aanmerking voor algemene bijstand (artikel 13, lid 2 onderdeel c onder 1 WWB). Studiefinanciering wordt namelijk gezien als een passende en toereikende voorliggende voorziening. Deze studieplicht sluit aan bij het uitgangspunt dat de jongere zelf verantwoordelijk is voor zijn situatie en dat de gemeente alleen tijdelijk ondersteunt als de jongere zelf, door diverse omstandigheden, niet in staat is om zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen. Daarnaast vergroot het volgen van onderwijs de kansen op de arbeidsmarkt.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
10
Om jongeren te bewegen een (vervolg)studie op te pakken wordt onderzocht op welke manier gemeenten hen kunnen stimuleren dit ook daadwerkelijk te doen. Hierbij wordt gedacht aan het verstrekken van een premie aan de jongeren die een uitkering hebben en teruggaan naar school (‘premie leren’). De wijze van uitvoering wordt nog verder uitgewerkt. Bij dit alles moet wel rekening worden gehouden met de groep jongeren die niet meer leerbaar zijn. Voorkomen moet worden dat er jongeren naar school worden gestuurd die daarvoor aantoonbaar niet geschikt zijn. Kwetsbare jongeren Het wordt wenselijk geacht om ook dit keer extra ondersteuning mogelijk te maken voor kwetsbare jongeren, voor wie werk en school niet direct tot de mogelijkheden behoren. Dit om belemmeringen weg te nemen en de jongere zelfredzaam te maken. Door goede herkenning van deze kwetsbare groep aan de poort en dienstverlening op maat te bieden, wordt de kans op een positie op de arbeidsmarkt voor de jongere vergroot. Hierbij kan gedacht worden aan voorschakeltrajecten zoals die in het eerste actieplan door ViaZorg zijn georganiseerd. De Startersbeurs Het project 'De Startersbeurs' is ontwikkeld in de gemeente Tilburg. De belangrijkste doelstelling is voorkomen dat een jongere in een uitkeringssituatie belandt door het aanbieden van een leer/werkervaringsplaats gedurende zes maanden bij een werkgever, met als resultaat betere mogelijkheden voor duurzame arbeidsinpassing. De startersbeurs is bedoeld voor jongeren van 18 tot en met 26 jaar, die (bijna) in het bezit zijn van een diploma. De jongere zoekt zelf een werkgever en ontvangt daarvan een stagevergoeding van € 500 per maand. Dit bedrag komt in de plaats van een uitkering of studiebeurs. De werkgever ontvangt deze € 500 van de gemeente in de vorm van een reintegratievergoeding. Zelf draagt de werkgever € 100 per maand bij, welk bedrag gereserveerd wordt voor extra scholing. Inmiddels wordt in een aantal gemeenten uitvoering gegeven aan de Startersbeurs en zijn met diverse gemeenten gesprekken hierover gaande. Het wordt landelijk vaak genoemd als een goede aanpak. Op grond van een bespreking met de initiatiefnemers van deze aanpak lijkt deze aanpak ook voor Zeeland aantrekkelijk. De kosten zijn echter erg hoog, voor de regio Zeeland worden deze geraamd op minimaal € 245.000. Tenzij een simpelere aanpak haalbaar is, dan wel dat aangesloten wordt bij bijvoorbeeld West-Brabant, lijkt realisatie van een ‘Startersbeurs Zeeland’ niet haalbaar. Sectorarrangementen Het wordt wenselijk geacht om ruimte te reserveren voor het maken van gerichte afspraken met sectoren. Te denken valt bijvoorbeeld aan Techniek. Dit echter op een andere basis dan tijdens het eerste actieplan. Voor nu is uitgangspunt dat er allianties worden afgesloten op basis van een ‘gesloten beurs’. Hiermee wordt bedoeld dat sectoren een even hoge bijdrage moeten leveren als verstrekt wordt ten laste van het Actieplan.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
11
Met SBB (stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, koepelorganisatie van de kenniscentra) is verkend met welke sectorafspraken Zeeland het meest gediend is. Daarbij is geconcludeerd dat de kenniscentra momenteel plannen ontwikkelen voor het ontsluiten van baanopeningen in de sector; enkele voorbeelden: - Aequor, voor de groene ruimte; - Kenteq, vacature offensief voor de installatietechniek; - Calibris, wijkleerbedrijf; indien een breed leerwerkbedrijf wordt gestart participeert ook ECABO voor de ICT en financiële beroepen (dus mogelijk intersectoraal); - Calibris, Welslagen, voor de zorg (in 2013 geen mogelijkheden/vraag van de werkgever); - KC Handel, ‘Samen Doen’ voor de handel; - Technische kenniscentra, ‘Techniek doet’; - Innovam, Blijf mobiel (mobiliteit); - Fundeon, loopbaantraject bouw en infra; - Kenwerk, ‘Passie voor de gast’, horeca; - ECABO, ICT, commercieel, financieel en veiligheid; - VTL, Transport en Logistiek. Op basis van de regionale Basiscijfers Jeugd en op grond van nader overleg met SBB kan nader bezien worden welke sectorale projecten wenselijk en haalbaar zijn in Zeeland. Bij het beoordelen van sectorale projecten zullen de volgende uitgangspunten gehanteerd worden: - er worden alleen projecten gehonoreerd die zich richten op kansrijke beroepen in de regio Zeeland (Basiscijfers Jeugd), waarbij projectpartners zelf minimaal 50% co-financieren; - bezien zal worden of een scoresysteem kan worden opgesteld voor de waardering van projecten, op basis waarvan alle projecten langs dezelfde uniforme en objectieve meetlat worden gelegd (hiermee zijn in Tilburg goede ervaringen opgedaan). Inzet SBB/kenniscentra Naast voormelde samenwerking voor wat betreft de sectorarrangementen, richt de inzet van SBB en de kenniscentra zich ook op onderstaande thema’s. Stage- en leerbanenoffensief - SBB en kenniscentra werken het Stage- en leerbanenoffensief, dat ook genoemd wordt in het Sociaal Akkoord, momenteel verder uit. - SBB en UWV leveren de regionale Basiscijfers Jeugd, sectorale Arbeidsmarktinformatie voor de regio Zeeland (websites “kans op werk” en “kans op stage”). - Er is een landelijk meldpunt www.stagetekorten.nl met de vraag aan regionale partijen hier hun knelpunten te melden, zodat onderwijs en kenniscentra dit samen op kunnen pakken. - Stagemarkt.nl kent white label-mogelijkheden voor het ROC. - Ten aanzien van de macrodoelmatigheid van het Mbo-onderwijs in Zeeland: • draagt SBB zorg voor opleidingsbijsluiters vanaf nieuwe schooljaar; • beschikt SBB over doelmatigheidsrapportages van de scholen in de regio Zeeland. - SBB maakt afspraken met UWV dat de Regionaal adviseur kenniscentra een melding krijgt van die bedrijven die failliet gaan of moeten reorganiseren, zodat: • jongeren die hun leerwerkbaan verliezen eerder opgepakt kunnen worden door het kenniscentrum van de sector en van werk naar werk kunnen worden gebracht; • sectorale mobiliteitsdienstverlening, daar waar relevant, ingezet kan worden.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
12
Beroepenvoorlichting en loopbaanoriëntatie Eind 2012 is een Zeeuwse arbeidsmarktflyer ontwikkeld door de partners in Zeeland, deze wordt momenteel al ingezet voor jongeren in het kader van hun beroepskeuze (vmbo) en door leerwerkadviseurs voor jongeren die de arbeidsmarkt op komen. Deze flyer kan ook worden benut voor niet-werkende werkzoekende jongeren door adviseurs in bijvoorbeeld jongerenloketten of voor voortijdig schoolverlaters. Kenniscentra kunnen verder een bijdrage leveren door: - het organiseren van LOB-dagen (LoopbaanOriëntatie en -Begeleiding) voor jongeren, hun ouders en/of voor professionals (werkcoaches, gemeente en UWV); - het organiseren van beroepsoriënterende bedrijfsbezoeken in kanssectoren en –beroepen; - het ontsluiten en verbinden van het bestaande LOB-aanbod in Zeeland. Inzet UWV Leerwerkadvies Het Leerwerkadviespunt Zeeland is een samenwerkingsverband tussen gemeenten, scholen, kenniscentra en UWV Werkbedrijf. De leerwerkadviseurs geven onafhankelijk loopbaan- en scholingsadvies aan werkzoekenden met of zonder uitkering, werknemers en werkgevers, jongeren en ouderen. De bijdrage vanuit het Leerwerkadviespunt aan het Actieplan Jeugdwerkloosheid is: - het geven van adviezen en voorlichting aan jongeren met betrekking tot leerwerktrajecten, duale trajecten, stageplaatsen en EVC-trajecten (Erkenning van Verworven Competenties); - het bemiddelen van jongeren op duale trajecten en naar werk; - het adviseren over scholingsmogelijkheden; - het organiseren van bijeenkomsten met uitzendbureaus en gemeenten voor jongeren in het kader van bemiddeling naar werk en/of scholing. CTC (competentietestcentrum) Het UWV beschikt over een competentietestcentrum (CTC) waar zij competentietesten afneemt bij haar klanten. Competentietesten worden ingezet om de werkzoekende een beter inzicht te verschaffen in de eigen competenties, interesses, capaciteiten en drijfveren. Hierdoor wordt een beter beeld verkregen van de mogelijkheden op de arbeidsmarkt en de ondersteuningsbehoefte. Daarmee is het een startpunt voor de bemiddeling van werkzoekenden, omdat er dieper ingegaan wordt op een specifieke klantvraag, de ontwikkelingsmogelijkheden en de belemmeringen versus kansen. Deze competentietest kan op een bredere doelgroep worden toegepast en worden ingezet in het kader van de jeugdwerkloosheid. Digivaardigen Ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid neemt UWV Werkbedrijf per 1 september 2013 in alle regio’s schoolverlaters aan die klanten, waaronder jongeren, gaan ondersteunen in hun digivaardigheid. De minder digivaardige klanten worden ondersteund in het gebruik van de Werkmap, het leren omgaan met Werk.nl en de persoonlijke presentatie op internet.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
13
Expeditie Work Via Werk.nl biedt UWV Werkbedrijf een tool aan voor jongeren die hen via het spelen van een game helpt bij de zoektocht naar een nieuwe baan. In een virtuele wereld leert de jongere o.a. over het schrijven van een CV, het voeren van een sollicitatiegesprek en netwerken. Inzet en afspraken Scalda MBO-instellingen, zoals Scalda in Zeeland, zijn momenteel volop bezig met de uitvoering van het ‘School Ex’ programma, bedoeld om jongeren in het MBO langer te laten doorleren om zo hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten en jeugdwerkloosheid te voorkomen. Met alle jongeren die op het punt staan hun opleiding af te ronden, moeten intensieve begeleidingsgesprekken (zogenaamde ‘exit gesprekken’) worden gevoerd om hen te stimuleren langer door te leren en te kiezen voor een opleiding gericht op een hoger niveau of met meer arbeidsmarktperspectief. Met jongeren die zich aanmelden voor een opleiding met weinig arbeidsmarktperspectief zullen ‘ombuiggesprekken’ worden gevoerd. Hierbij worden deze jongeren gestimuleerd te kiezen voor een opleiding waar behoefte aan is op de regionale arbeidsmarkt. Van alle gesprekken wordt een gespreksverslag opgemaakt dat in de leerlingenadministratie wordt opgenomen. De jongere krijgt een kopie van het verslag mee naar huis, deze kopie kan desgewenst bij de jongere zelf worden opgevraagd. In het kader van dit Actieplan is met Scalda afgesproken: - dat Scalda onder alle gespreksverslagen naam en e-mailadres of telefoonnummer zal vermelden van de docent die het gesprek heeft gevoerd, zodat de gemeente bij wie een jongere zich meldt voor een uitkering contact met deze gespreksleider kan opnemen; - dat Scalda aan de gemeenten totaaloverzichten zal verstrekken met informatie over de uitkomsten van de gesprekken (zonder privacygevoelige gegevens); - dat Scalda en de gemeenten zullen samenwerken en onderling afstemming zullen zoeken voor jongeren die zich na het gesprek bij de gemeente melden voor een uitkering en voor wie doorleren geen optie is.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
14
8.
Projectorganisatie en arbeidsmarktregio
Zeeland is één van de 35 arbeidsmarktregio’s in Nederland. De arbeidsmarktregio Zeeland telt dertien gemeenten: Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen. De arbeidsmarktregio Zeeland is onderverdeeld in drie subregio’s, te weten: ZeeuwsVlaanderen, Walcheren en de Oosterschelderegio. Evenals bij het eerste actieplan is subregionale uitvoering het uitgangspunt. Voor de provinciale aanpak en afstemming wordt uitgegaan van de volgende projectorganisatie. Stuurgroep De stuurgroep zal bestaan uit drie wethouders, te weten de portefeuillehouders Sociale Zaken namens de coördinerende gemeenten in de drie subregio’s (Goes, Middelburg en Terneuzen) en de projectleider Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013 – 2014. Werkgroep Afgesproken is om een gemeentelijke Werkgroep Arbeidsmarktregio Zeeland te vormen, waarin alle arbeidsmarktthema’s voor de regio Zeeland (waaronder dit Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013 – 2014) besproken worden. Er komt een vast vergaderschema (1x per maand), waarbij het eerste uur steeds wordt vergaderd met de gemeenten, waarna aansluitend andere partijen (zoals bijvoorbeeld UWV, SBB, MBO-scholen, sectorpartners) aan tafel kunnen worden uitgenodigd. Alle vergaderstukken zullen digitaal worden verspreid naar alle Zeeuwse gemeenten, zodat informatie proactief gedeeld wordt en standpunten kunnen worden meegegeven aan vertegenwoordigers in de stuur- en werkgroep. Daarnaast zal waar nodig afstemming plaatsvinden via het VZG-overleg Sociale Zaken.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
15
9.
Begroting
Het ministerie van SZW heeft eind mei 2013 aangegeven dat Zeeland in aanmerking komt voor een budget van € 414.000. Gelet hierop en op grond van het gestelde in hoofdstuk 7 is onderstaande begroting opgesteld. Deze begroting dient gezien te worden als kaderstellend. Hiermee wordt bedoeld dat keuzes worden gemaakt ten aanzien van bestedingsdoelen en de verdeling van de budgetten over de drie subregio’s. Hieraan kunnen geen rechten ontleend worden. Door de subregio’s kunnen namelijk andere uitgaven gedaan worden, mits passend binnen deze bestedingsdoelen. Binnen deze doelen is er dus sprake van flexibiliteit. Als voorbeeld kan het volgende genoemd worden. In hoofdstuk 7 is aangegeven dat de Zeeuwse Stichting Maatwerk (ZSM) als platform kan fungeren voor het realiseren van een concept Werkschool in Zeeland. In onderstaande begroting wordt inzet hierop mogelijk gemaakt via onderdeel 2: Praktijkonderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs (PrO/VSO). De subregio’s Walcheren en de Oosterschelderegio hebben voor deze inzet hun voorkeur uitgesproken. Dit hoeft echter niet, de subregio Zeeuws-Vlaanderen kiest voor een eigen – inhoudelijk vergelijkbare – invulling. Daarnaast wordt opgemerkt dat er vanaf 2014 nieuwe ESF-middelen beschikbaar komen, waardoor extra mogelijkheden ontstaan. In onderstaande begroting is uitgegaan van een looptijd van 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2014.
Beschikbaar budget
€ 414.000
Besteding
Bedrag
1. Jobhunting-/coaching a. Oosterschelderegio 2 fte b. Walcheren 2 fte c. Zeeuws-Vlaanderen 2 fte Subtotaal 2. PrO/VSO a. Oosterschelderegio b. Walcheren c. Zeeuws-Vlaanderen Subtotaal 3. Ondersteuning kwetsbare jongeren a. Oosterschelderegio (6 j.) b. Walcheren (6 j.) c. Zeeuws-Vlaanderen (6 j.) Subtotaal 4. Afspraken met branches a. Oosterschelderegio b. Walcheren c. Zeeuws-Vlaanderen Subtotaal 5. Kosten projectorganisatie Totale uitgaven Saldo
€ 174.000 € 174.000 € 174.000
Cofinanc.
Cofin. door
€ 87.000 Gemeenten € 87.000 Gemeenten € 87.000 Gemeenten
Tlv Actieplan € 87.000 € 87.000 € 87.000 € 261.000
€ 26.000 € 26.000 € 26.000
€ 13.000 Onderwijs € 13.000 Onderwijs € 13.000 Onderwijs
€ 13.000 € 13.000 € 13.000 € 39.000
€ 20.000 € 20.000 € 20.000
€ 10.000 Gemeenten € 10.000 Gemeenten € 10.000 Gemeenten
€ 10.000 € 10.000 € 10.000 € 30.000
€ 46.000 € 46.000 € 46.000 € 30.000 € 828.000
€ 23.000 Sectoren € 23.000 Sectoren € 23.000 Sectoren
€ 23.000 € 23.000 € 23.000
€ 15.000 Gemeenten € 15.000 € 414.000 € 414.000
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
€ 69.000 € 15.000 € 414.000
€ 414.000 €0
16
Bijlage 1: 2010/2011 Borsele Goes Hulst Kapelle Middelburg Nrd-Beveland Reimerswaal Sch-Duiveland Sluis Terneuzen Tholen Veere Vlissingen Totaal
Ontwikkeling jeugdwerkloosheid (nww-jongeren < 27 jaar) in Zeeland, februari 2010 – maart 2013 feb-10 58 145 95 18 167 18 51 71 59 259 107 30 203 1281
2011/2012 sep-11 Borsele 25 Goes 77 Hulst 62 Kapelle 8 Middelburg 121 Nrd-Beveland 5 Reimerswaal 59 Sch-Duiveland 53 Sluis 41 Terneuzen 218 Tholen 57 Veere 14 Vlissingen 154 Totaal 894
mrt-10 42 132 73 15 169 17 49 68 52 221 104 27 197 1166
apr-10 mei-10 41 43 124 112 69 65 17 16 138 117 19 15 49 44 59 49 39 37 244 204 89 83 23 20 171 160 1082 965
jun-10 40 103 67 17 137 9 59 41 37 216 89 27 153 995
okt-11 nov-11 dec-11
jan-12
feb-12
mrt-12
33 98 70 14 189 17 56 65 52 257 66 39 254 1210
33 105 77 9 178 13 50 65 58 273 53 34 236 1184
36 91 77 9 150 10 46 45 58 274 58 33 233 1120
25 85 67 11 129 10 55 53 48 229 66 20 194 992
34 93 68 14 148 14 53 69 56 249 73 33 219 1123
31 90 70 15 177 16 52 63 49 243 71 32 254 1163
jul-10 aug-10 sep-10 37 40 39 103 99 97 62 64 54 10 12 8 128 134 138 8 11 16 54 55 34 39 47 45 39 30 29 217 189 191 95 101 90 29 29 22 130 132 142 951 943 905
okt-10 nov-10 dec-10 36 32 30 101 103 94 48 59 60 6 5 9 132 135 126 16 16 14 35 37 36 48 57 60 25 38 39 177 211 216 90 85 88 21 29 25 141 151 151 876 958 948
apr-12 mei-12 30 104 50 9 135 10 46 40 40 240 51 24 211 990
18 105 55 10 121 5 42 43 40 243 49 22 180 933
jun-12 21 105 51 8 116 2 45 33 34 192 48 16 169 840
jan-11 30 87 55 13 117 13 41 66 42 217 93 31 164 969
feb-11 mrt-11 25 26 102 91 59 81 15 15 123 106 10 9 40 42 72 71 40 45 224 239 89 74 27 29 162 142 988 970
apr-11 mei-11 23 20 88 89 77 76 11 8 107 99 12 13 46 45 62 54 39 45 228 240 68 65 25 16 117 104 903 874
jul-12 aug-12 sep-12 okt-12 nov-12 dec-12 33 107 49 11 132 5 56 41 37 154 65 24 163 877
32 117 62 17 131 7 56 44 32 151 64 22 156 891
41 111 62 21 140 12 60 53 33 160 63 24 148 928
35 127 50 24 136 14 60 53 37 164 57 36 174 967
46 126 53 25 151 13 69 68 43 180 58 48 195 1075
57 125 66 22 150 17 78 78 52 181 65 58 215 1164
jun-11 24 79 72 8 103 9 44 50 41 231 67 14 97 839
jul-11 aug-11 28 30 80 87 79 67 8 7 111 121 4 5 52 51 37 41 38 38 239 232 65 63 18 21 105 139 864 902
jan-13 feb-13 77 138 82 30 178 24 85 84 67 222 80 62 246 1375
77 136 88 29 164 28 89 94 66 237 84 55 248 1395
mrt-13 76 141 79 33 148 26 98 89 56 225 79 47 244 1341
Bijlage 2:
Informatie VSV-aanpak Zeeland
1. LOB (LoopbaanOriëntatie en –Begeleiding): Het bestuurdersoverleg VSV heeft besloten de mogelijkheid te onderzoeken om aan te haken bij de aanpak van onder meer LOB zoals door de regiegroep VO/MBO wordt voorgesteld. Uitgangspunten/visie van de VO-MBO-regiegroep zijn beschreven in de hoofdlijnennotitie ‘De handschoen opgepakt’. De aanpak zal o.a. moeten leiden tot een betere loopbaanoriëntatie die al vroegtijdig start in het Voortgezet Onderwijs en binnen het MBO zijn vervolg krijgt. 2. Plusvoorzieningen: Na de minder succesvolle bovenschoolse voorziening ‘Rebound’ is men bij Scalda voor de groep kwetsbare jongeren nu gestart met een voorziening onder de naam ‘Pitstop’. Dit is een deeltijd rebound voorziening, waarin de overbelaste student een niet-vrijblijvend programma van tien weken volgt, in plaats van het eigen onderwijsprogramma. Om in deze periode de verbinding met de eigen opleiding te behouden, blijft de student minimaal een dagdeel bij de eigen opleiding betrokken. In feite gaat het hierbij om een nevenprogramma waarbij de jongere verbonden blijft aan de oorspronkelijke opleiding. Terugkeer naar de opleiding staat voorop. Daarnaast wordt ingezet op Pluscoaches die leerlingen begeleiden in hun overstap van niveau 1 naar niveau 2 opleidingen. Voor de coaches van het OPDC (Orthopedagogisch en Didactisch Centrum, voor leerlingen met een bijzondere hulpvraag op orthopedagogisch en/of orthodidactisch gebied) wordt gekeken naar inzet in de warme overdracht van leerlingen van het OPDC naar het regulier onderwijs en het inkopen van Plusdiensten voor risicoleerlingen. In het Voortgezet Onderwijs wordt gewerkt met maatwerktrajecten voor kwetsbare jongeren die dreigen uit te vallen. 3. Verzuimaanpak 18+: Deze aanpak betreft de MBO-studenten tussen 18 en 23 jaar zonder startkwalificatie, die onderwijs volgen in het MBO. Op basis van de regioanalyses is het noodzakelijk aan deze studenten extra aandacht te besteden middels een meer preventieve aanpak. Er wordt een omslag gemaakt van het ‘melden van VSV-ers aan de achterkant’ naar het melden van studenten die verzuimen en dus het onderwijs nog volgen. Bij de aanpak wordt nauw samengewerkt met de RBL’s (Regionaal Bureau Leerlingzaken) in de drie subregio’s. Uitwerking: MBO-studenten worden door hun onderwijsinstelling via het Verzuimloket bij het RBL gemeld bij signaalverzuim of verzuim van meer dan 16 uur per 4 weken. Het RBL treedt dan in contact met de MBO-coach om: • te bespreken wat de school kan doen om de jongere op de opleiding te houden en opnieuw te motiveren (bijvoorbeeld: aanbodsversterking en/of ouderbetrokkenheid); • na afstemming met de MBO-coach eventueel één of meerdere gesprekken met de student te voeren naar aanleiding van het verzuim: o om met de student de consequenties van een toekomstige VSV-situatie in al zijn details te verkennen; o om de student opnieuw te motiveren voor het volgen van onderwijs; o om eventuele problematiek bespreekbaar te maken. • de MBO-coach van de juiste adviezen te kunnen voorzien; • indien relevant, de ouders bij de aanpak te betrekken. Deze sterk preventieve aanpak gaat ervan uit dat verzuim een voorloper is van VSV en dat door de gezamenlijke aanpak de student voor de opleiding of het onderwijs behouden zal blijven. Het RBL zet vaste begeleiders per MBO-vestiging in, zodat ook hun advies- en signaleringsfunctie direct gebruikt kan worden. De studenten die een BBL-opleiding volgen, worden naast hun verzuim op de (ene) schooldag ook gevolgd in hun verzuim bij de BPV-plaats. De BBL-studenten die hun leerwerkplek (dreigen te) verliezen, worden terug naar hun leerwerkplek, stageplek of eventueel een ander opleidingstraject begeleid. Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
18
Bijlage 3:
Beknopte evaluatie Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland en samenwerking na 1 januari 2012
Inleiding In 2009 verkeerde Nederland in economische crisis. Overwegende dat in een dergelijke situatie jongeren extra kwetsbaar zijn, heeft het kabinet Balkenende IV in mei 2009 het Landelijk Actieplan Jeugdwerkloosheid opgesteld. Met instemming van de 13 gemeenten heeft dit medio 2009 geleid tot het project Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland. Een project dat op 31 december 2011 afloopt. Het doel van deze notitie is om op beknopte wijze de balans op te maken en om vast te stellen of er redenen zijn de opgebouwde samenwerking op andere gronden voort te zetten. Landelijke opbrengsten Actieplan Jeugdwerkloosheid De landelijke aanpak door middel van regionale actieplannen is al meermalen als succesvol aangemerkt. Op 5 oktober 2011 heeft de staatssecretaris van SZW een eindrapportage van het Actieplan aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze brief is als bijlage 1 bij deze notitie gevoegd. Aan deze brief ligt ten grondslag een landelijke evaluatie van Research voor Beleid: ‘Samen in actie’. Daarin worden de volgende punten als kwalitatieve opbrengsten en inzichten met betrekking tot borging naar voren gebracht. 1. Samenwerking. Zowel op landelijk niveau (interdepartementaal) als op regionaal en lokaal niveau heeft het Actieplan geleid tot waardevolle samenwerkingsverbanden die in stand gehouden kunnen worden. 2. Ketenaansluiting. Het Actieplan heeft geleid tot afstemming en aansluiting in aanpakken van ketenpartners rondom (kwetsbare) jongeren. 3. Werkgeversbenadering. Regionaal en lokaal is veel ervaring opgedaan met het vraaggericht benaderen van werkgevers, verbetering van integrale werkgeversdienstverlening en het matchen van vraag en aanbod. 4. Procesmatige kennis en ervaring. Binnen het Actieplan Jeugdwerkloosheid is ervaring opgebouwd met o.a. het insteken van veranderprocessen (landelijk), het aansturen van de regio’s en het ontwikkelen van een passend verantwoordingsmodel (landelijk), het creëren van draagvlak binnen diverse gremia (landelijk en regionaal) en praktische kennis en ervaring met instrumenten en projecten (regionaal). Opbrengsten Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland Hoofddoelstelling van het Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland was om het aantal jeugdwerklozen te stabiliseren op 1.000. Deze doelstelling is bereikt, zie bijlage 2. Hierbij past de nuancering dat dit niet alleen is toe te schrijven aan de aanpak van het actieplan maar zeker ook een gevolg is van de economische ontwikkelingen sinds medio 2009. Over de afgeleide doelstellingen van het Zeeuwse plan is meermalen gerapporteerd. Van belang hierbij is met name het werken met sectorarrangementen, waarbij – mede door de complexiteit van de doelgroep – wisselende ervaringen zijn opgedaan. Hierbij is samengewerkt met Bouw Opleiding Zeeland, Goflex, Infra,Vakcentrum Schilderen, ViaZorg, Werk- en Vakmanschap en de beide ROC’s. In een tussentijdse evaluatie is eind 2010 geconcludeerd dat maatwerk het uitgangspunt moet zijn. Daarbij is het volgende opgemerkt. ‘Dat vraagt samenwerking tussen in ieder geval het UWV, de gemeenten, de RMC’s en de werkgevers. Dat vraagt investering ‘bij de voordeur’ of wel bij het eerste contact met de jongeren. Dat vraagt goede en eenduidige diagnosestelling, het raken van de jongeren in hun intrinsieke motivatie, een duidelijke verantwoordelijkheidstoedeling, het niet alleen zicht hebben op een werkaanbod maar ook op
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
19
de daarvoor liggende basaal noodzakelijke vaardigheden en een reële aansluiting bij de arbeidsmarkt. De zorg voor kwetsbare jongeren moet leiden tot plaatsbare jongeren.‘ Meermalen is uitgesproken dat Zeeland kiest voor een subregionale uitvoering. De geformuleerde doelstellingen met betrekking tot het realiseren van jongerenloketten zijn deels achterhaald. De intentie om zo vroeg mogelijk te investeren in jongeren is overeind gebleven, maar de landelijke bezuinigingen eisen hun tol. Zo heeft het UWV zich terug getrokken als partner in de fysieke samenwerking. Verbonden aan het Actieplan heeft de gemeente Goes voor de regio Zeeland tot tweemaal toe een aanvraag ingediend in het kader van ESF J. De eerste tranche is medio 2011 afgelopen en heeft geleid tot een einddeclaratie van afgerond € 450.000. Voor de tweede tranche, die loopt tot eind september 2012, is medio 2011 een toekenning ontvangen van maximaal € 700.000. Dit budget wordt zoveel als mogelijk subregionaal ingezet. Per saldo is de conclusie dat ook de Zeeuwse aanpak, gericht op het geven van impulsen om jeugdwerkloosheid tegen te gaan, vruchten heeft afgeworpen. Via een digitale nieuwsbrief zijn gemeenten en samenwerkingspartners hierover periodiek geïnformeerd. N.B. Een aparte (financiële) verantwoording van het Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland richting het Rijk is niet nodig, omdat de middelen zijn opgenomen in het gemeentefonds. De projectorganisatie van medio 2009 tot 31 december 2011 Bij start van het project is gekozen voor een subregionale samenwerking. Dat wil zeggen dat elke regio ambtelijk en bestuurlijk vertegenwoordigd is. Afgesproken is daarbij om via deze vertegenwoordiging terugkoppeling naar alle overige gemeenten te laten plaatsvinden. Gaandeweg het project is deze terugkoppeling ondersteund door het aan alle gemeenten digitaal toezenden van de vergaderstukken. Verder zijn in de samenwerking andere externe partners betrokken. Het heeft geleid tot een projectgroep en een stuurgroep met de volgende samenstellingen. Projectgroep: één gemeentelijk vertegenwoordiger per subregio Walcheren, ZeeuwsVlaanderen en Oosterschelderegio, één vertegenwoordiger per RMC van elke subregio, een vertegenwoordiger van het UWV, een vertegenwoordiger van COLO en de projectleiding. Stuurgroep: één bestuurlijk vertegenwoordiger van de subregio’s Walcheren, ZeeuwsVlaanderen en Oosterschelderegio, een vertegenwoordiger van het UWV, één vertegenwoordiger namens de Zeeuwse RMC’s en de projectleider. Gelet op de voor een deel gelijke samenstelling en uit inhoudelijke en financiële synergie-winst is gaandeweg besloten de projectgroep samen te voegen met het Zeeuwsbrede overleg RMC’s. Als gevolg zijn hiervan zijn ambtenaren onderwijs/educatie aangeschoven. Een vervolg? Per definitie eindigt een project. Dat geldt ook voor het Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland. Per 31 december 2011 is het project klaar. Hierbij past de kanttekening dat er wel sprake is van een doorlopende ESF J tweede tranche. De einddeclaratie hiervan dient te worden ingediend eind december 2012, de controle hierop wordt verwacht in het eerste kwartaal van 2013. Dat betekent dat voor dit doel een projectorganisatie via de gemeente Goes tijdelijk in stand gehouden moet worden. De ESF-richtlijnen bepalen namelijk dat deze administratie via centrumgemeente Goes dient te verlopen. Het voor dit doel sec instandhouden van de projecten stuurgroep wordt echter als overbodig ervaren. In de projectgroep is in een aantal vergaderingen gesproken over de wenselijkheid van het al dan niet verduurzamen van de opgebouwde samenwerking. Dit heeft in essentie geleid tot de volgende bevindingen. 1. Samenvattend is de conclusie dat behoud van afstemming en samenwerking belangrijk is; als dat niet gedaan wordt, gaan subregio’s onnodig zelf het wiel uitvinden. 2. Het principe dat primair uitgegaan wordt van subregionale samenwerking betekent niet dat er geen aanleiding is om elkaar te vinden voor zaken die de subregio te boven gaan (zoals ESF of het op de agenda zetten van nieuwe thema’s).
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
20
3. Als gekozen wordt voor verduurzaming ligt het voor de hand dit niet te beperken tot jeugdwerkloosheid, maar tot het bredere spectrum van Sociale Zaken. 4. De vraag is dan wel of het Zeeuwsbrede afstemmingsoverleg RMC’s/RBL hier onderdeel van uit dient te blijven maken. 5. De vraag is ook of voor verduurzaming een aparte organisatie nodig is. De regio ZeeuwsVlaanderen wil voor dit doel geen middelen beschikbaar stellen. De twee andere regio’s beantwoorden de vraag bevestigend. Zonder ondersteuning is het te vrijblijvend en of teveel op afstand; een ‘onafhankelijke’ ondersteunings- en aanjaagfunctie wordt wenselijk gevonden. Vanuit Walcheren is aangegeven dat samenwerking zich terug verdient en dat een alternatief kan zijn een voortzetting van de samenwerking boven de Westerschelde. 6. Een efficiënte ondersteuningsstructuur voor het VZG-overleg portefeuillehouders Sociale Zaken ontbreekt. Pogingen om dat op te zetten zijn onvoldoende gelukt. Er is dan ook geen goede verbinding tussen het bestuurlijke overleg en het management en de beleidsambtenaren van de 13 gemeenten. Conclusies stuurgroep Op basis van de overwegingen hiervoor is de stuurgroep op 30 november 2011 tot de volgende conclusies gekomen. 1. Het project Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland eindigt per 31 december 2011. Als gevolg hiervan worden de project- en de stuurgroep per deze datum ontbonden. 2. De projectorganisatie bij de gemeente Goes blijft in stand tot 1 april 2013. Doel hiervan is het voeren en ondersteunen van de administratie ESF Jeugdwerkloosheid tweede tranche. De inzet hiervoor bedraagt 28 uur op weekbasis. De kosten hiervan kunnen nog ten laste van de begroting van het Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland gebracht worden. 3. De subregio’s Walcheren en Oosterschelderegio zetten in 2012 in principe de samenwerking door. Dit voor het borgen van opbrengsten van het Actieplan in combinatie met het afstemmen en agenderen van bovenlokale ontwikkelingen, waarbij met name gedoeld wordt op actuele ontwikkelingen zoals de Wet Werken naar Vermogen en de nieuwe vormgeving van de werkgeversservicepunten/werkpleinen. Tijdens bespreking in de projectgroep is aangegeven dat het logisch is om hierbij uit te gaan van het bredere perspectief van Werk en Inkomen, waarbij echter wel de specifieke verbinding met de doelgroep jeugd gelegd moet blijven worden. De inzet dient gebaseerd te zijn op de behoefte en op draagvlak bij de gemeenten boven de Westerschelde. Over de ureninzet van maximaal 19 uur op weekbasis in 2012 dienen dan ook vooraf afspraken gemaakt te worden. Ook de kosten hiervan kunnen nog ten laste van de begroting van het Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland gebracht worden (voor het deel van de subregio’s Walcheren en de Oosterschelderegio). 4. Bezien zal worden of deze samenwerking benut kan worden als schakelpunt tussen het bestuurlijke VZG-overleg en het management van de Sociale Diensten in Walcheren en de Oosterschelderegio. 5. De Zeeuwse samenwerking op het gebied van VSV-convenanten en RMC/RBL wordt apart gecontinueerd. De inzet hiervoor is geraamd op 270 uur op jaarbasis en wordt aangeboden vanuit Zeeuws-Vlaanderen. De subregio’s Walcheren en Oosterschelderegio zijn bereid een evenredig deel van de kosten te betalen. In de projectgroep is naar voren gekomen dat in overleg met de gemeente Terneuzen en de drie RMC-coördinatoren nadere afspraken gemaakt worden over de ureninzet. Verder is afgesproken dat de uitkomsten worden voorgelegd aan de portefeuillehouders onderwijs.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
21
BIJLAGE 1
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE Datum 5 oktober 2011 Betreft Eindrapportage Actieplan Jeugdwerkloosheid
Mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport informeer ik u over de resultaten en opbrengsten van het Actieplan Jeugdwerkloosheid. Dit is de laatste voortgangsrapportage over het Actieplan. Na een overzicht van de resultaten, volgt informatie over de belangrijkste ontwikkelingen sinds de voortgangsrapportage van 29 april jl1. Voor de verschillende onderdelen van het Actieplan wordt ook aangegeven hoe diverse acties na 2011 in het reguliere beleid worden ingepast. Tot slot ga ik in op de evaluatie van de aanpak van het Actieplan. Het evaluatierapport is als bijlage bijgevoegd. Resultaten • Sinds de start van het Actieplan in september 2009 hebben de 30 arbeidsmarktregio’s circa 170.000 jongeren op de arbeidsmarkt geplaatst. Bijna de helft van deze jongeren had geen startkwalificatie. Circa 80% is geplaatst in een reguliere baan, circa 20% in een stage of leerwerkbaan. • In 2009 en 2010 zijn respectievelijk ca. 12.000 en 13.500 jongeren na het behalen van hun mbo-diploma een jaar langer op school gebleven om hun kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren. • Het aantal erkende leerbedrijven dat stageplaatsen en leerbanen aanbiedt aan mbostudenten is bij aanvang van het schooljaar 2011-2012 met ruim 222.000 beter op peil dan bij aanvang van de crisis (stijging van meer dan 10%). • Het UWV WERKbedrijf heeft in oktober 2009 en oktober 2010 in totaal ca 220 jongerentrainees voor een jaar in dienst genomen met als taak om jongeren te begeleiden naar werk en/of opleiding. De trainees hebben vernieuwende ideeën ingebracht (vastgelegd in twee ideeënboeken, 2010 en 2011). • Sinds juni 2010 leveren Colo en het UWV WERKbedrijf aan de arbeidsmarktregio’s elk tertaal een actueel regionaal overzicht van het aanbod van stage- en leerbanen en de ontwikkelingen rond jeugdwerkloosheid. • Voor kwetsbare jongen zijn plusvoorzieningen ontwikkeld en MKB/MO-pilots uitgevoerd. Ook is de Handreiking interventies kwetsbare jongeren uitgebracht. • Zowel op landelijk als op regionaal niveau heeft het Actieplan tot waardevolle samenwerkingsverbanden geleid. De regionale infrastructuur is versterkt en er is meer aandacht gekomen voor een integrale werkgeversdienstverlening en de aansluiting in de keten zorg-onderwijs-arbeidsmarkt. • De werkende elementen van de aanpak van het Actieplan Jeugdwerkloosheid en de succesvolle aanpakken in de regio’s zijn met de Estafette en de evaluatie van het Actieplan in beeld gebracht. Succesvolle aanpakken zijn beschreven en verspreid via de publicatie Estafette, succesvolle aanpakken jeugdwerkloosheid.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
22
Ontwikkeling jeugdwerkloosheid De daling van de jeugdwerkloosheid (15-26 jaar) in 2010, heeft zich in 2011 niet onverkort voortgezet. In het eerste en tweede kwartaal van 2011 ligt het niveau van de jeugdwerkloosheid op 9,1 % ten opzichte van 8,6% in het vierde kwartaal 2010. Het niveau van de jeugdwerkloosheid is nog altijd fors lager dan op het hoogste punt in 2010 (135.000, 11,6%, in het 1e kwartaal 2010). De stijging in het eerste kwartaal 2011 lijkt toe te schrijven aan seizoensinvloeden. De voor seizoen gecorrigeerde cijfers (15-24 jaar) laten in de eerste maanden van 2011 een verdere daling van de jeugdwerkloosheid zien. Vanaf mei is de voor het seizoen gecorrigeerde jeugdwerkloosheid echter gestegen, vooral in de maand juli. Deze stijging is vanwege de grotere conjunctuurgevoeligheid van de jeugdwerkloosheid sterker dan de stijging van de gemiddelde werkloosheid (15-64 jaar) in die periode. Op grond van de recente stijging kan nog niet gesproken worden van een omslag. Het kabinet houdt de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten. De jeugdwerkloosheid (15 – 24 jaar) in Nederland blijft tot de laagste in Europa behoren. De Nederlandse jeugdwerkloosheid ligt per juli 2011 met 7,5% (internationale definitie) beduidend onder de gemiddelde jeugdwerkloosheid in Europa van 20,5% en onder de jeugdwerkloosheid in Oostenrijk (7,8%), Duitsland (9,5%) en landen als Spanje (46,2%) en Italië (27,6%). Bijlage 2 bij deze rapportage bevat een overzicht van kwantitatieve gegevens rondom jeugdwerkloosheid. Convenanten met de regio’s In het eerste tertaal van 2011 hebben de dertig regio‟s bijna 33.500 jongeren geplaatst op een baan, leerwerkbaan of stage. Dit is iets minder (3,7%) dan in het vorige tertaal. Sinds de start van het Actieplan is het aantal plaatsingen redelijk stabiel gebleven. In vijf tertalen zijn in totaal ruim 170.000 jongeren geplaatst, waarvan 80% op een reguliere baan en 20% op een stage of leerwerkbaan (bijlage 3 bevat een overzicht). Bijna de helft van de jongeren had op het moment van plaatsing geen startkwalificatie. Dat betekent dat ook veel kwetsbare jongeren bereikt zijn. Tot eind 2011 loopt de uitvoering van de afspraken met de regio s door, zoals vastgelegd in de convenanten. De VNG heeft aangegeven in ieder geval dit jaar door te gaan met het organiseren van Leercirkels, waarin vertegenwoordigers van de 30 regio s kennis en ervaring uitwisselen over de aanpak van jeugdwerkloosheid. Ook na 2011 zal een aantal van de door de regio s in gang gezette activiteiten doorlopen. Veel regio s hebben aangegeven de meerwaarde te zien van de samenwerking; zij willen de versterkte regionale infrastructuur en andere opbrengsten op dit terrein blijven benutten. School Ex Programma Hoewel het School Ex Programma inmiddels is afgelopen, zijn in 2011 de kernonderdelen (registratie toekomstwensen, opleidingsadvies) van het School Ex Programma door veel mboinstellingen voortgezet. Ook het UWV WERKbedrijf heeft dit jaar nog scholen bezocht en groepen schoolverlaters geïnformeerd over hun toekomstmogelijkheden op de arbeidsmarkt. Een aantal mbo-instellingen heeft in samenwerking met regionale partijen de kernonderdelen van het School Ex Programma verbreed om een goede aansluiting van mbo-gediplomeerden op de arbeidsmarkt of vervolgopleiding te realiseren. Een voorbeeld hiervan is het project “The key 2 your future” waarin ROC Aventus o.a. hbo-instellingen, UWV en werkgevers heeft samengebracht om in de regio Stedendriehoek mbo-examenkandidaten zo naadloos moge-lijk te begeleiden naar een geschikte vervolgopleiding of baan. Vervolgens vergewist ROC Aventus zich ervan of de gediplomeerde daadwerkelijk start in het verkozen vervolgtraject. Als vervolg op het School Ex Programma is door het UWV WERKbedrijf in samenwerking met Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
23
Colo, MBO Raad en mbo-instellingen een digitaal lespakket ontwikkeld. De MBO Raad en het UWV WERKbedrijf zullen er zorg voor dragen dat het lespakket de komende jaren wordt gebruikt door mbo-instellingen, als onderdeel van de loopbaanoriëntatie en -begeleiding van mbo-studenten. De MBO Raad blijft bovendien via zijn nieuwsbrieven mbo-instellingen informeren over actualiteiten, goede praktijkvoorbeelden en wederzijdse resultaten van het vervolg op het School Ex Programma. Stage-, leerbanen- en matchingsoffensief Uit de meest recente Colo Barometer komt naar voren dat bij aanvang van het schooljaar 2011-2012 het landelijke aanbod aan bpv-plaatsen (beroepspraktijkvorming: stageplaatsen en leerbanen voor mbo-studenten) in vrijwel alle sectoren toereikend is. Een aantal eerdere knelpunten – zoals in de zorg voor mbo niveau 2 – is opgelost doordat partijen in de uitvoeringspraktijk (mbo-instellingen, kenniscentra en leerbedrijven) efficiënter omgaan met het beschikbare potentieel aan bpv-plaatsen. In die regio‟s waarin de leerbedrijven voor bepaalde opleidingen – zoals voor de sectoren transport en logistiek, installatiebranche, autocarrosserie en afbouw - terughoudend blijven met het aanbieden van stageplaatsen en leerbanen, zullen Colo en de kenniscentra zich ook in 2012 onverminderd blijven inzetten om een zo groot mogelijk aanbod te realiseren. Voor een uitgebreid actueel overzicht van de stage- en leerbanenmarkt in de zes te onderscheiden hoofdregio's, verwijs ik u naar bijlage 2 bij deze brief. Colo en UWV WERKbedrijf gaan de komende jaren door met het uitbrengen van de regionale basiscijfers voor de 30 arbeidsmarktregio’s over de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid en de kansen en bedreigingen op stage- en leerbanenmarkt. Inmiddels wordt door steeds meer regio’s bij de vormgeving van hun arbeidsmarktbeleid gebruik gemaakt van deze op de regio toegesneden basiscijfers. De kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven blijven in het kader van hun wettelijke taakuitoefening ook na 2011 regionale adviseurs inzetten in de dertig arbeidsmarktregio’s om de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt te verbeteren. Hierbij gaat het onder andere om het tijdig en adequaat oplossen van knelpunten met betrekking tot het aanbod van stageplaatsen en leerbanen. De verbeterde functionaliteiten van de matchingwebsite Stagemarkt.nl, zoals de opname van bedrijfsprofielen en actuele vacaturemelding, blijven na 2011 beschikbaar voor mbo-studenten en mbo-instellingen. De dit jaar door de jongerentrainees van het UWV WERKbedrijf ontwikkelde ideeën voor de begeleiding van jongeren, zijn onlangs gebundeld in het Ideeënboek 2011 en breed beschikbaar gesteld. Veel van de ideeën zijn uitgevoerd en een aantal wordt toegepast in de reguliere dienstverlening. Vooral die zaken die het UWV WERKbedrijf helpen om de Edienstverlening aan jongeren vorm te geven, hebben daarbij de aandacht. Kwetsbare jongeren In 2010 is, op basis van regionale plannen, een impuls van in totaal € 3 miljoen aan de regio’s ter beschikking gesteld om de samenwerking tussen zorg, onderwijs en arbeidsmarkt te versterken. De regio’s hebben met deze middelen vooral geïnvesteerd in het vergroten van het dienstverleningsaanbod aan jongeren (waardoor onder andere wachtlijsten zijn verkort) en in het verlenen van subsidies om drempels die het leveren van ondersteuning of zorg in de weg staan te slechten. Een aantal regio’s geeft aan de opbrengsten te willen borgen via de regionale werkschool. Vanuit het Actieplan zijn jaarlijks middelen ingezet voor het ontwikkelen van plusvoorzieningen Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
24
voor overbelaste jongeren die cognitief wel de vaardigheden hebben om een startkwalificatie te behalen, maar door een opeenstapeling van niet-schoolse problemen het onderwijs voortijdig dreigen te verlaten. Vanaf 2012 stelt het kabinet structureel € 30 miljoen beschikbaar voor de continuering van de plusvoorzieningen. Deze zullen vanaf het schooljaar 2012-2013 integraal deel uitmaken van het nieuwe instrumentarium voor voortijdig schoolverlaten, waarbij rekening zal worden gehouden met de uitkomsten van de evaluatie naar de plusvoorzieningen die begin 2012 wordt afgerond. Eind 2011 lopen de pilots MKB-MO af. In deze pilots wordt gekeken welke instrumenten en middelen jeugdzorgmedewerkers kunnen inzetten om jongeren op weg te helpen bij het vinden van passend werk. Begin 2012 worden de resultaten verspreid onder de leden van Jeugdzorg Nederland en de partners van de pilots. Doordat de pilots MKB-MO worden uitgevoerd door de branchevereniging van jeugdzorginstellingen, Jeugdzorg Nederland voorheen MO-groep, worden de lessen op een centrale plek geborgd. Met de Actieplanmiddelen is de „WorkWise methode‟, die jongeren uit jeugdinrichtingen op weg helpt naar een baan of beroepsopleiding, aangepast voor jongeren in de leeftijd van 18 tot 27 jaar die niet verblijven in een jeugdinrichting. De aangepaste methode is voorgelegd voor het keurmerk van de zorgsector. Na toekenning van het keurmerk kan de methodiek gebruikt worden. Estafette ‘succesvolle aanpakken jeugdwerkloosheid’ De afgelopen maanden heeft de Estafette „succesvolle aanpakken jeugdwerkloosheid‟ plaatsgevonden, waarbij regionaal projectleiders jeugdwerkloosheid elkaars succesvolle projecten bezochten. Doel van deze estafette was om te achterhalen en in kaart te brengen waarom bepaalde aanpakken en instrumenten succesvol zijn. Daarnaast zijn de regio’s met de estafette aangezet tot het verduurzamen van succesvolle aanpakken en instrumenten. De uitwisseling tussen de regio’s heeft bijgedragen aan het delen van kennis en ervaringen en daarmee het vergroten van de deskundigheid. Ook de publicatie Estafette succesvolle aanpakken jeugdwerkloosheid: Praktische aanbevelingen uit de 30 arbeidsmarktregio’s (www.rijksoverheid.nl/szw) faciliteert de verduurzaming van de resultaten. Naast verslagen van de succesvolle aanpakken bevat deze publicatie een beschrijving van de werkende elementen ervan. Het is aan de regio’s zelf om te bepalen op welke wijze zij de instrumenten en opgedane kennis van de afgelopen 2 jaar in de toekomst zullen inzetten. Tijdens de Estafette bleek dat een aantal instrumenten en aanpakken al zijn opgenomen in het regulier beleid. Een voorbeeld hiervan is de branche-aanpak uit regio Midden-Holland. Via scholings- en werkervaringsprojecten worden jongeren zonder startkwalificatie richting een specifieke branche begeleid. De aanpak in West-Brabant, waar werkgevers een tegemoetkoming ontvangen bij het in dienst nemen van jongeren, bewijst dat werkgevers werk in vacatures willen omzetten wanneer er een eenvoudige regeling wordt aangeboden. Gebleken is dat 92% van de jongeren, die op deze wijze een baan hebben gevonden, na afloop van de eerste contractperiode in dienst blijft van de werkgever. Dit succes heeft ervoor gezorgd, dat dit instrument in deze regio blijft bestaan. Voor andere succesvolle aanpakken en instrumenten worden creatieve en innovatieve oplossingen bedacht om ze te continueren. In Gelderland Zuid worden private investeerders gezocht om het project Lenteveld voort te zetten en in Zuidoost-Brabant wordt de samenwerking gezocht met uitzendbureaus om jongeren te begeleiden naar de arbeidsmarkt. Er is regio’s veel aan gelegen om aanpakken of instrumenten die hun succes bewezen hebben in stand te houden.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
25
De opbrengsten van de estafette laten ook zien dat de ontwikkelde aanpakken en instrumenten, met (kleine) aanpassingen doorgaans bruikbaar zijn voor andere branches of regio’s en dat de opgedane kennis en opgebouwde structuren in de regio’s ook waardevol zijn voor andere beleidsdomeinen en doelgroepen. Regelmatig worden ze al ingezet voor een bredere doelgroep, zoals uitkeringsgerechtigden ouder dan 45 jaar of werkzoekenden met een handicap. Door het versterken van de (bestaande) regionale infrastructuur en samenwerkingsverbanden, is een basis ontstaan waarop de komende jaren voortgebouwd kan worden. Samenwerking lijkt daarmee een belangrijk duurzaam resultaat van het Actieplan te zijn. Evaluatie van de aanpak van het Actieplan Jeugdwerkloosheid In opdracht van SZW is door Research voor Beleid een evaluatie uitgevoerd van de aanpak die is gevolgd met het Actieplan Jeugdwerkloosheid. De evaluatie richt zich niet op een kwantitatieve effectmeting of kosten-batenanalyse. Daarover zijn, conform de bij aanvang overeengekomen opzet van het Actieplan, geen harde conclusies te trekken. Uitkomsten evaluatie De onderzoekers zien als overheersend beeld dat de bij het Actieplan betrokken partijen met tevredenheid terugkijken naar de in het Actieplan gekozen aanpak, de daarop gebaseerde uitvoering en de opbrengsten. De onderzoekers stellen dat de opbrengsten van het Actieplan laten zien dat de betrokken partijen gehoor hebben gegeven aan het in het Actieplan besloten appèl van het kabinet om snel, doelgericht en via een gezamenlijke aanpak te handelen. Succesfactor in de aanpak is, naast het gegeven dat de landelijke en regionale partners intensief samen optrokken vanuit een gedeeld probleem, vooral de grote ruimte die regio’s hebben gekregen bij de besteding van de middelen. Dat maakte maatwerk mogelijk in de regio en stimuleerde innovatie. Ook hielp het beschikbaar gestelde budget, met de opdracht om regionale plannen te maken en uit te voeren, om de gewenste samenwerking in de regio te bewerkstelligen. Alles overziend, heeft het Actieplan de weg vrijgemaakt voor een versterking van het regionale arbeidsmarktbeleid. Door samenwerking tussen relevante partijen in de regio zijn enkele van de vroegere belemmeringen overwonnen. Voorbeelden hiervan zijn het teveel gericht zijn op eigen resultaten van individuele organisaties, verschillende financieringsregimes met daaraan ten grondslag liggende strijdige uitgangspunten en de nog onvoldoende stabiele rol van de regio als arbeidsmarktspeler. Deze uitkomst maakt het mogelijk de opbrengsten in een breder kader dan alleen de aanpak van jeugdwerkloosheid te benutten. Wat betekenen deze uitkomsten voor de toekomst? Het Actieplan Jeugdwerkloosheid was een crisismaatregel. Het Actieplan is een tijdelijke impuls en heeft bijgedragen aan de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Uit de evaluatie blijkt dat het Actieplan zowel op landelijk als op regionaal niveau tot waardevolle samenwerkingsverbanden heeft geleid. Hiermee is voor de toekomst een belangrijke basis gelegd om op voort te bouwen. Van belang is dat regio’s de opgebouwde samenwerkingsverbanden blijven benutten en waar mogelijk versterken. Betere afstemming tussen ketenpartners leidt tot een betere aansluiting van de verschillende aanpakken rondom (kwetsbare) jongeren. De evaluatie biedt naast inzichten ook aanbevelingen aan landelijke en regionale partners. Ik zal de aanbevelingen aan de regionale partners overdragen. Uitgangspunt van het kabinet blijft de eigen verantwoordelijkheid van jongeren om te zoeken naar scholing of een baan. Zij moeten zelf de regie nemen om hun kansen op de arbeidsmarkt te benutten. Het kabinetsbeleid, waaronder aanscherping van de Wet werk en bijstand (WWB) draagt hieraan bij. Een opleiding gaat voor een uitkering en werk wordt leidend. Jongeren worden gestimuleerd om eerst hun school af te maken en daarna zelf op zoek te gaan naar werk.
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
26
Gemeenten krijgen met de voorgenomen decentralisaties (begeleiding uit de AWBZ naar de Wmo, de invoering van de Wet werken naar Vermogen en Jeugdzorg) en de ontschotting van budgetten meer mogelijkheden om op regionaal niveau de domeinen zorg, onderwijs en arbeidsmarkt beter op elkaar te laten aansluiten. De voorgenomen decentralisaties stellen gemeenten in staat om op deze terreinen integraal beleid te voeren en vergemakkelijken de regionale samenwerking met andere partijen. Het kabinet onderschrijft het belang van soepele arbeidsmarkttransities, zoals dat uit de evaluatie naar voren komt. Dit geldt met name voor jongeren met een verhoogde kans op uitval. Daarom investeert het kabinet in een betere overgang van school naar werk via meer arbeidsgericht onderwijs en een betere samenwerking tussen (jeugd)zorg en school. Om werkgevers en leerlingen met een beperking dichter bij elkaar te brengen ondersteunt het kabinet de uitwerking van de werkscholen. De meerwaarde van de werkscholen ligt in het eerder betrekken van werkgevers bij de arbeidstoeleiding van deze doelgroep. De VNG heeft te kennen gegeven de samenwerking tussen gemeenten onderling en andere partijen in de regio te willen blijven ondersteunen en faciliteren. Sociale partners geven aan dat de aansluiting tussen de sectorale en regionale aanpak moeizaam is verlopen. Zij pleiten voor een beter inzicht in het aanbod van werkzoekenden en voor een landelijk eenduidige werkgeversdienstverlening. In dit kader is het een goede zaak dat VNG, UWV WERKbedrijf en sociale partners met elkaar in gesprek zijn over de ervaringen met de sectorarrangementen jeugdwerkloosheid, waarin de verknoping van de regionale en sectorale aanpak centraal staat. Mede met het oog op de Wet werken naar vermogen blijft het kabinet aandacht geven aan verdere verbetering van de regionale werkgeversdienstverlening.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom
Actieplan Jeugdwerkloosheid Zeeland 2013-2014
27