actagroeninge 12.2014 - Nr 21
Trigeminusneuralgie, van de hel naar de hemel Perinatale zorg op maat van de verwachtingen anno 2014 Euthanasie, de wettelijke zorgvuldigheden Arts wordt patiënt
Inhoud
Trigeminus neuralgie, van de hel naar de hemel
Euthanasie, de wettelijke zorg vuldigheden
|02|
| p 04|
|p9|
| p 12|
|p16|
Arts wordt patiënt
| p 18|
|p22|
Wetenschappelijke publicaties
| p 26|
|p28|
Perinatale zorg op maat van de verwachtingen anno 2014
Een brug te ver?
Nieuwe en gepensioneerde artsen sinds juli 2014
Wetenschappe lijke kalender
Beste lezer Dit nummer van acta groeninge is geen gewoon nummer. Niet alleen omdat de lay-out is vernieuwd en het blad een nieuw jasje heeft gekregen, maar ook inhoudelijk.
bij? Wat gaat er in de mens om als hij ineens in een andere rol wordt geduwd? Dat kan voor iedereen apart zijn, maar bij artsen blijft het een speciaal gegeven.
Naar gewoonte geven we een overzicht van de medische en organisatorische activiteiten binnen az groeninge en trachten we verder bepaalde ontwikkelingen in de geneeskunde op een wetenschappelijk verantwoorde manier te brengen. Deze keer staan we echter speciaal even stil bij de emotie en de subjectieve ervaring van ziek zijn en sterven. Als artsen worden we continu met ziekte en dood geconfronteerd bij onze patiënten; en toch staan we dikwijls perplex als onszelf een ernstig probleem overkomt.
Dr. Jean-Marie Bergen heeft een indringende observatie gemaakt over zijn 10-jarige strijd tegen de ziekte vanuit het perspectief van de patiënt. Hij heeft nog aan het artikel gewerkt tot 2 weken voor zijn overlijden. Het was zijn uitdrukkelijke wens om dit te publiceren. Zijn wens hebben we in dit nummer - niet zonder enige schroom - ingewilligd. De familie heeft voor enkele passende illustraties gezorgd. De emotionele openheid en ook de dankbaarheid in dit artikel hebben mij zeer getroffen.
Dat we als arts sterfelijk zijn, is ons dit jaar manifest duidelijk geworden. Bij de verschillende collegae die ons in 2014 ontvallen zijn, tellen we 2 stafleden die tot op het laatst nog actief waren in het ziekenhuis. Op 2 juni 2014 overleed dr. Jan Colaert na een langdurige ziekte. Hij was diensthoofd klinische biologie maar ik herinner hem vooral als jarenlang zetelend in de medische raad waarvan bijna 10 jaar als voorzitter. Hij genoot een groot respect en vertrouwen bij de medische staf. Hij werd steeds met een overgrote meerderheid van stemmen verkozen in de medische raad, wat best illustreert dat hij boven het gewone gekrakeel stond. Met dr. Jean-Marie Bergen verliezen het ziekenhuis en de dienst cardiologie een bijzonder bekwaam en verdienstelijk cardioloog; iemand die op een unieke manier minzaamheid aan vastberadenheid koppelde. Ook hij heeft 10 jaar lang moeten opboksen tegen een slepende ziekte die hem tenslotte fataal werd op 30 juli 2014. Een arts die ernstig ziek wordt, blijft een dubbelzinnig gegeven. Hoe reageert je als je zelf de diagnose vaststelt en perfect alle mogelijke consequenties kent? Hoe verander je van actieve behandelaar naar een lijdend voorwerp? Hoe verhouden angst en rationaliteit zich hier-
In een periode waarin we altijd maar doordraven, patiënten zien, tussenin vergaderingen bijwonen, steeds meer logge en soms futiele administratie afwerken, tegelijk ons privéleven proberen een plaats te geven, meen ik dat we even kunnen stilstaan bij het feit dat dit ineens afgelopen kan zijn. Dat de ontdekking van ziekte bij onszelf alles ineens in een ander perspectief zet. Ik hoop dat deze bijdrage een verrijking kan zijn, en ons aanzet tot enige bezinning over de cyclus van leven en dood. Ten slotte wil ik bij deze nogmaals alle auteurs bedanken voor hun belangeloze inzet om er opnieuw een interessant en boeiend nummer van te maken en in het bijzonder de nabestaanden van dr. Jean-Marie Bergen voor hun bereidwillige medewerking.
Colofon Redactiecomité dr. Jeroen Ceuppens, dr. Kathleen Croes, dr. Wouter De Corte, dr. Marc Decupere, Guido Demaiter, Veerle De Wispelaere, Lore Ketelaars, dr. Dirk Peeters Dank aan dr. Marleen Dezillie voor de fotografie bij het artikel trigeminusneuralgie. Dit tijdschrift is ook te raadplegen via www.azgroeninge.be Redactieadres dr. Dirk Peeters Pres. Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk t. 056 63 34 20 - f. 056 63 34 29
[email protected] Uitgegeven in opdracht van het wetenschappelijk comité van az groeninge Dit tijdschrift verschijnt tweemaal per jaar en wil een overzicht geven van de medische, zorgverstrekkende en organisatorische activiteiten binnen az groeninge. vu: Jan Deleu, Pres. Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk
Hoofdredacteur dr. Dirk Peeters
www.azgroeninge.be www.twitter.com/azgroeninge www.facebook.be/azgroeningekortrijk
|03|
Trigeminusneuralgie,
van de hel naar de hemel
Trigeminusneuralgie (TN) is een chronische aandoening van de n. trigeminus (n. V). De n. trigeminus is één van de twaalf craniale zenuwen. Hij bestaat uit drie takken (vandaar de naam tri-geminus) die naar drie gebieden in het aangezicht lopen: •
een groot deel van de scalp, het oog en een deel van de neus (V I of oph thalmische tak);
•
het onderste ooglid, de maxilla, de neus, de bovenlip, de bovenste kaak, het tandvlees en de bovenste tandenrij (V II of maxillaire tak);
•
de mandibula, de onderste tandenrij en het tandvlees (V III of mandibulaire tak).
onaangepaste behandeling. Niet zelden worden er tandbehandelingen en extracties uitgevoerd bij TN. De pijn beschreven bij TN is één van de ergste pijnen die er bestaat en kan zelfs tot zelfdoding leiden zonder adequate behandeling. Het klinische beeld werd voor het eerst in de jaren 1600 beschreven. De
De pijnvrije periodes kunnen weken tot occasioneel jaren aanhouden. De meeste patiënten vermelden dat de duur van de pijnvrije intervallen in het ziekteverloop afneemt. De patiënt kan ook pijn in de externe gehoorgang ervaren. Dikwijls is er een trigger die de pijn uitlokt zoals een aanraking, spreken, eten, koude
De n. V staat ook in voor de bezenuwing van de voorste hersenvliezen en de sinussen. TN, ook wel ‘tic douloureux’ genoemd, is een neuropathische aandoening die gekenmerkt wordt door hevige pijnaanvallen in één of meerdere takken van de n. V (zie figuur 1). Vanaf de leeftijd van 60 jaar is er een prevalentie van 0,1 à 0,2/1000 en een incidentie van 4 à 5/100 000/jaar tot 20/100 000/jaar. Vrouwen worden meer getroffen dan mannen (3/2). Er is een piekincidentie in de zesde decade. TN is geassocieerd met arteriële hypertensie, Charcot Marie Tooth neuropathie en MS. Het stellen van de diagnose gebeurt vooral op basis van de anamnese. In tegenstelling tot wat verwacht zou worden, duurt het dikwijls een tijd alvorens de arts tot de juiste diagnose komt: 90% van de patiënten met TN lijden meer dan een jaar pijn voor aan de mogelijkheid van een TN gedacht wordt; bij 13% duurt dat zelfs 10 jaar. Gezien de lage incidentie zien gezondheidswerkers maar zelden mensen met TN, wat bijdraagt tot het missen van de diagnose en het uitvoeren van een
|4|
Figuur 1 Distributie van de n. V en frequentie van de aangetaste zones bij een TN
pijn situeert zich in het aangezicht, meestal aan één zijde. Het gaat om paroxysmale pijnaanvallen in één of meerdere takken van de n. V. De pijn heeft een schietend, scherp en elektrisch karakter. Hij kan enkele seconden tot een uur aanhouden. Meestal is de patiënt klachtenvrij tussen de aanvallen. Naargelang de evolutie van de ziekte kan er een continue doffe achtergrondpijn ontstaan in het gebied van de aanvallen.
en wind. Die trigger kan buiten de pijnzone gelegen zijn. Bij 5% van de patiënten is er een familiale geschiedenis; bij 5% is er bilaterale pijn. De voornaamste oorzaak van TN is een vasculaire compressie ter hoogte van de root entry zone van de n. V in de fossa posterior ter hoogte van de hersenstam. De meeste symptomen worden ervaren in de tweede en derde tak van de zenuw, en eerder
v.l.n.r. dr. Luc Fidlers, dr. Jeroen Ceuppens, dr. Thierry Vandenberghe (neurochirurgie) dr. Pieter-Jan Germonpré, dr. Carl Vandenbossche (pijnkliniek)
zelden in de eerste. Door de bezenuwing van de sinussen door de n. V kan het beeld soms verward worden met een sinusitis. 70 tot 90% van de patiënten reageert goed op toediening van carbamazepine, wat een extra argument voor de diagnose is, hoewel er bij andere vormen van aangezichtspijn bij 67% van de patiënten ook pijnreductie optreedt met carbamazepine. Volgens Jannetta is een positieve reactie op die medicatie een goede voorspeller voor een goed chirurgisch resultaat. Onderzoeken
bevindingen van vasculaire compressie is eerder zwak. > Elektrofysiologie Bij 86% van de patiënten zijn er afwijkende geëvoqueerde potentialen van de n. V die verdwijnen na chirurgie. Elektrofysiologisch onderzoek wordt evenwel niet routinematig uitgevoerd bij aangezichtspijnen. Het is eerder een bevestiging van de klinische bevindingen. Differentiaaldiagnose
Zoals reeds aangehaald, is de belangrijkste pijler in het stellen van de diagnose de anamnese en het verhaal van de patiënt.
De meeste oorzaken kunnen uitgesloten worden door onderzoek, al zijn sommige oorzaken van aangezichtspijn soms moeilijker te onderscheiden:
> Klinisch onderzoek
•
Het klinisch onderzoek is belangrijk voor het opsporen van andere neurologische tekenen buiten het gebied van de n. V. Dat kan wijzen op een andere pathologie zoals een tumor in de fossa posterior. 25% van de patiënten met TN vertoont wat sensibele stoornissen in het gebied van de zenuw zonder dat ze zich daar bewust van zijn. > Medische beeldvorming Een NMR wordt vooral uitgevoerd om andere oorzaken dan een vasculaire compressie uit te sluiten. De correlatie tussen de beeldvorming en de peroperatieve
postherpetische neuralgie: eerder een constante doffe pijn na een aanval van herpes zoster;
•
glossopharyngeale neuralgie: pijn in het oor en de keel uitgelokt door slikken;
•
hemifaciale spasmen veroorzaakt door een vasculaire compressie van de n. VII;
•
tandpijn;
•
aandoeningen van het temporomandibulaire gewricht, uitgelokt door bewegingen van de kaak. De pijn ontstaat in de streek van het gewricht en straalt uit naar de omgevende spieren;
•
migraine: unilaterale en pulserende pijn, dikwijls met een aura, nausea, braken en photophobie;
•
arteritis temporalis: diffuse pijn in de temporale regio, lokale pijn over de a. temporalis, dikwijls algemeen onwel zijn, vermageren en visusstoornissen;
•
sinusitis: meer ochtendlijke pijn en bij vooroverbuigen.
Secundaire TN ontstaat bij tumoren (schwannomen, meningeomen en epidermoidtumoren). Meer infiltrerende letsels zijn carcinomata en amyloidoma’s. Vasculaire letsels of kleine infarcten in de pons kunnen ook pijn veroorzaken. Behandeling > Medicamenteus Een medicamenteuze behandeling is de eerste keuze. Hierbij grijpen we in eerste instantie naar de anti-epileptica. Carbamazepine, phenytoine en valproaat zijn de stoffen van de eerste generatie; gabapentine, oxcarbazepine en lamotrigine van de tweede generatie. De voorkeur gaat uit naar een monotherapie. In de regel proberen we eerst twee verschillende soorten monotherapie uit. Wanneer dat niet voldoet, gaan we over naar een polytherapie uit verschillende klassen. We stre-
Fissura orbitalis superior
Foramen rotundum Foramen ovale
5 mm needle
Fig. 2 Percutaan opschuiven van een naald in het ganglion van Gasser
|5|
ven naar een adequate dosis, i.e. een dosis met maximale pijncontrole en minimale neveneffecten. > Percutane technieken van het ganglion van Gasser Via een percutane benadering prikt de arts het foramen ovale aan. Het foramen ovale is de opening in de schedelbasis waardoor de derde tak van de n. V de schedel verlaat. Via deze weg kan de arts dus in de andere richting het ganglion van Gasser bereiken. Door warmte (RF - radiofrequentie, PRF pulsed radiofrequentie), druk (balloncompressie) of chemische infiltratie (glycerol) veroorzaakt de arts een letsel van het ganglion zodat de sensibele geleiding en de pijnsensatie voor een deel uitvallen. De risico’s van de ingreep zijn het aanprikken
Figuur 3 Beeld onder radioscopie met de tip van de naald in het foramen ovale (zwarte pijl).
|6|
van het verkeerde foramen (carotis, orbita, sinus cavernosus), keratitis (hoofdzakelijk bij RF van de eerste tak) en een hypoesthesie.
het risico op pijn en complicaties groter wordt. Bij de klassieke methode wordt de procedure bij 4 tot 8% van de patiënten vroegtijdig afgebroken.
In az groeninge wordt deze techniek toegepast in een samenwerkingsverband tussen de dienst neurochirurgie en de pijnkliniek. De teams maken gebruik van neuronavigatie op basis van een preoperatieve CT-scan van de schedel. Dat leidt tot een grotere accuraatheid (exacte lokalisatie van de naald, in de gewenste tak) en een groter comfort voor de patiënt, met minder kans op complicaties. Klassiek wordt het foramen onder radioscopie aangeprikt. Het is echter niet altijd evident om het foramen op die manier in beeld te brengen. Dikwijls moet de arts verschillende malen prikken en zoeken waardoor
Met de navigatie kunnen we de stralingsdosis beperken, zowel voor de patiënt als voor de arts. In az groeninge gebruiken we een frameless systeem (StealthStation® EM AxiEM Electromagnetic Tracking System) zodat de patiënt niet in een hoofdsteun gefixeerd moet worden. Rond het hoofd van de patiënt creëren we een magnetisch veld. Een ‘patient tracker’ wordt dan op het hoofd van de patiënt gekleefd zodat we de positie van het hoofd in het magnetische veld kunnen bepalen. Op basis van anatomische punten van de schedel matchen we de beelden van de CT aan de patiënt. Op de instrumenten bevindt zich ook een
Figuur 4 Spoel die het magnetische veld opwekt (witte pijl) Patient tracker (zwarte pijl)
tracker zodat we hun positie in het magnetische veld en dus ook t.o.v. de patiënt kunnen volgen op het scherm, zowel in 3D als in planaire beelden van de CT.
Figuur 5 Beelden op het scherm van de navigatie. In de rechteronderhoek zien we de driedimensionale reconstructie van de schedel van de patiënt. Het witte bolletje is het target: het foramen ovale.
PROCEDURE •
Preoperatieve planning, opladen van de CT in de navigatiecomputer en plannen van het traject
•
Matchen van de beelden aan de anatomie van de patiënt
•
Lokale anesthesie van de punctieplaats, sedatie van de patiënt
•
Onder navigatie aanprikken van het foramen ovale
•
Opschuiven van de naald in het ganglion van Gasser
•
Stimulatie waarbij de patiënt aangeeft waar hij de stimulatie voelt
•
Uitvoeren van de RF (60°-70°) wanneer het juiste target bereikt werd
De procedure wordt één tot twee maal herhaald tot een milde hypoesthesie bereikt wordt. De behandeling moet in de regel na een aantal jaren herhaald worden wegens recidief van de klachten. > Gamma knife chirurgie Met radiochirurgie wordt de n. trigeminus bestraald onder neuronavigatie. Ondanks de benaming komt er geen mes aan te pas. Het voordeel van deze techniek is dat ze niet invasief is. Op korte termijn zijn de resultaten goed (69% pijnvrij), op langere termijn neemt het effect echter af (na drie jaar nog 52%). De bestraling is dus niet
Figuur 6 De naald is in positie. Via de opgeschoven elektrode voeren we de stimulatie en RF uit.
gericht op één bepaalde tak. Het kan een maand duren voor er resultaat optreedt. Bij 6 tot 13% van de patiënten worden sensibele complicaties gerapporteerd. De techniek kan alleen in gespecialiseerde centra uitgevoerd worden. > Chirurgie: de microvasculaire decompressie Bij een chirurgische procedure wordt de oorzaak van de aandoening behandeld: de vasculaire compressie. Dat werd voor het eerst uitgevoerd door dr. Jannetta. Een kleine craniotomie retromastoidaal in de fossa posterior wordt uitgevoerd. Met behulp van de operatiemicroscoop zoekt
de arts dan de n. trigeminus op, alsook het bloedvat dat op de zenuw drukt. Vervolgens brengt hij een stukje kunststof aan tussen de zenuw en het bloedvat. Zowel op korte als op lange termijn geeft deze procedure goede resultaten: 80% tegenover 73% na vijf jaar. In ervaren handen is dit een veilige procedure met weinig complicaties. In een persoonlijke serie is er alleen een casus met een CSFlek, wat in de regel eenvoudig op te lossen is. Andere problemen werden niet gezien. Andere mogelijke complicaties zijn: infectie, bloeding, letsel aan andere craniale zenuwen in het bijzonder n. VII, wat dan een tijdelijke facialisparese geeft.
|7|
Dural incision Craniectomy
Figuur 8 Beeld onder de operatiemicroscoop. V = nervus trigeminus waarachter duidelijk een bloedvat te zien is.
Skin incision
Figuur 7 Positie van de craniotomie ter grootte van een stuk van twee euro. Figuur 9 Een stukje kunststof wordt tussen de zenuw en het bloedvat aangebracht.
Besluit
Referenties
TN is een heel pijnlijke aandoening waarbij de diagnose bij een grondige anamnese vlug en eenvoudig gesteld kan worden. Aanvullende onderzoeken zijn maar in beperkte mate noodzakelijk. Een NMR zorgt voor de uitsluiting van een secundaire TN.
1. Kenneth F. Casey: Role of patient history and physical examination in the diagnosis of trigeminal neuralgia Neurosurg focus 18 (5):1, 2005 2. Manzoni GC., Torelli P.: Epidemiology of typical and atypical craniofascial neuralgia, Neurol Sci 2005 mag 26 suppl 2 65-67 3. Tew JM jr, van Looveren H: Percutaneous rhizotomy in the treatment of intractable facial pain, in Smidek HH, Sweet WH (eds): Operative Neurosurgical Techniques: Indications, methods, and results. Orlando: Grune § Straton, vol 2, 1988 pp 111-1123 4. Georgiopoulos, M., Ellul, J., Chroni, E. & Constantoyannis, C. Minimizing technical failure of percutaneous balloon compression for trigeminal neuralgia using neuronavigation. ISRN Neurol. 2014, 630418 (2014).
De behandeling is in de eerste fase farmacotherapeutisch (anti-epileptica). Indien dat niet meer efficiënt is of het risico van de neveneffecten te groot is, wordt overgegaan tot de percutane technieken. In ons centrum gaat de voorkeur daarbij uit naar percutane, radiofrequente letsels van het ganglion van Gasser onder neuronavigatie. Dat is een eenvoudige en veilige procedure die voor de patiënt weinig belastend is. Die techniek geniet zeker bij oudere patiënten de voorkeur. In de regel moet de procedure in de loop van de jaren herhaald worden. De microvasculaire decompressie is de enige oorzakelijke behandeling die wel een chirurgisch ingrijpen met craniotomie vergt. De complicaties zijn eerder beperkt en de langetermijnresultaten zijn goed. Die behandeling geniet dan ook eerder bij jongere mensen de voorkeur.
|8|
Perinatale zorg op maat van de verwachtingen anno 2014 Implicaties en implementatie van het nieuwe zorgpad Op een materniteit hebben patiënten andere verwachtingen dan op een gewone ziekenhuisafdeling. Vanuit dat gegeven stelden we in 2013, onder externe leiding van prof. Paul Gemmel en Katrien Verleye (UZ Gent), een werkgroep samen om die verwachtingspatronen zo goed mogelijk in te lossen. Vanuit hun ervaring als docent servicemanagement voor zorgorganisaties werden verschillende kleinere focusgroepen samengesteld. Zwangere patiënten, huisartsen, vroedvrouwen en ondersteunend personeel werden bevraagd naar de positieve en negatieve aspecten van de verlosafdeling en de materniteit van az groeninge. Vanuit het 5 P&I model(1) ontwikkelden we de volgende serviceconcepten. 1. Grotere kamers op de materniteit Een materniteit is voor veel jonge koppels de eerste echte kennismaking met een ziekenhuis. Als die eerste impressie positief is, blijven ze naar dezelfde instelling terugkomen. Naast medische expertise en aantoonbare kwaliteit speelt de hotelfunctie op die afdeling een steeds grotere rol. In de huidige cyberwereld zijn ouders vaak bereid om een zekere afstand af te
leggen voor dat tikkeltje extra. Koppels kiezen vaak voor een materniteit op basis van de ruimte en wat er op dat ogenblik ‘hip’ lijkt op internet en niet in functie van nabijheid of medische zorg. Uit onze enquête bleek dat we niet altijd voldeden aan de verwachtingen inzake kamerruimte. Bovendien werd duidelijk dat, na de verhuizing van onze materniteit naar campus kennedylaan vier jaar geleden, ook de naburige ziekenhuizen niet bij de pakken bleven zitten en hun materniteit renoveerden. Daarom werden op onze materniteit zeven kamers omgebouwd tot vijf studiokamers. Die kamers zijn voorzien van een zithoek met eettafel en slaapzetel, een ruime babybox, een badkamer met spoeltoilet, een douche en haardroger en ruime opbergmogelijkheden. Een badjas en een verzorgingssetje zijn ter beschikking. De keukenhoek werd uitgerust met een ruime koelkast en een koffiezetapparaat met gratis startpakket van koffiepads, thee en koekjes. De zitbank op de kamer wordt ’s n achts omgevormd tot een slaapbank en de eerste nacht na de bevalling kan de partner kosteloos blijven slapen, inclusief ontbijt. Voor de volgende nachten kan de
dr. Bart De Keersmaecker (gynaecologie)
partner kiezen voor de formule roomingin (kamer met ontbijtfaciliteit). 2. Verkorting van de ligduur / thuisverzorging door een vroedvrouw van de materniteit Halfweg de jaren tachtig verbleven moeders gemiddeld zeven dagen in het ‘moederhuis’. Tegenwoordig blijven ze gemiddeld 4,5 dagen, wat een stuk hoger is dan in andere West-Europese landen.
Land
Aantal dagen op de materniteit na een normale bevalling zonder complicaties
Turkije 1,5 Verenigd Koninkrijk
1,8
Nederland
1,9
Duitsland
3,1
Luxemburg 4,1 Frankrijk
4,3
België
4,5
Zwitserland
5,0
Kroatië 5,4
Sinds 2014 werd de ligduur teruggebracht naar vier nachten voor een normale partus en vijf nachten voor een keizersnede. Patiënten die ervoor kiezen om de materniteit sneller te verlaten, kunnen sinds vorige zomer rekenen op de formule team@home. Dat wil zeggen dat een vroedvrouw van de materniteit één keer per dag bij hen thuis op kraambezoek komt gedurende de periode waarin ze anders op de materniteit zouden verblijven. De vroedvrouw zorgt voor een betere communicatie tussen arts en patiënt indien er tijdens de eerste dagen na de bevalling problemen zouden ontstaan.
|9|
Uiteraard is het koppel vrij om een zelfstandige vroedvrouw te kiezen. Daarvoor verwijzen we naar de website van de VLOV (Vlaamse organisatie van vroedvrouwen). Op deze manier streven we naar een verdere inkorting van de ligduur en een optimalisatie van de verantwoorde bedden. Poliklinisch bevallen lijkt eveneens een opmars te kennen en hiervoor werkten we een afzonderlijk zorgpad uit. 3. Eenduidig medisch handelen De tijd dat iedere patiënte tijdens haar volledige zwangerschap en bevalling door haar eigen gynaecoloog werd opgevolgd, is voorbij. Nu worden de patiënten door een team van artsen behandeld. Een zwangere vrouw kan door dokter A opgevolgd worden terwijl arts B de echografie van het tweede trimester neemt en arts C de wacht/weekenddienst waarneemt wanneer de patiënte voor bevalling opgenomen wordt. Eenduidig medisch handelen is hierbij noodzakelijk. De protocollen op de materniteit werden geüpdatet en worden door de zorgverleners gevolgd. De gynaecologen schakelden allen over naar het verloskundig KWS-dossier zodat alle nodige medische informatie tijdens wachtdiensten ter beschikking is. 4. Huid-op-huidcontact Huid-op-huidcontact (skin to skin care, kangaroo care) is een natuurlijk proces waarbij de baby na de geboorte onmiddellijk op de borst van de moeder wordt gelegd. Het kind wordt bedekt met warme doeken om afkoeling tegen te gaan.
hartslag, ademhaling en temperatuur van de baby’s blijven stabiel.
De voordelen van huid-op-huidcontact zijn zo duidelijk dat de World Health Organization (WHO) adviseert om huid-ophuidcontact na te streven bij alle pasgeborenen, onafhankelijk van het gewicht van de baby, de zwangerschapsduur ten tijde van de bevalling en de bevallingswijze (vaginaal of keizersnede). Voor een onderzoek(2) werden de kinderen direct na de keizersnede met hun wang tegen de wang van hun moeder gehouden. Op recovery was er opnieuw huidop-huidcontact. De gemiddelde lichaamstemperatuur van de baby’s tijdens het eerste uur na de geboorte was aantoonbaar hoger in de groep waar er huid-ophuidcontact was. Er werden geen nadelen aangetoond. Huid-op-huidcontact na een keizersnede is in de praktijk niet zo vanzelfsprekend. Tot voor kort werden pasgeborenen in az groeninge na het onderzoek door de kinderarts naar de couveuse gebracht. De kersverse moeders moesten na de keizersnede gemonitord worden op de PAZA. We kregen van veel moeders te horen dat ze het jammer vonden om tijdens de eerste uren na de geboorte gescheiden te worden van hun baby. Samen met de kinderartsen en anesthesisten zochten we een oplossing.
•
moeders hebben minder borststuwing en minder pijn in de borsten vanaf drie dagen na de bevalling;
•
moeders zijn minder angstig de eerste dagen na de geboorte;
•
baby’s zuigen effectiever tijdens de eerste borstvoedingssessie;
Een keizersnede blijft uiteraard een chirurgische ingreep waarbij postoperatief vitale parameters worden opgevolgd. De idee is ontstaan om een recovery op de verlosafdeling te installeren. De nodige monitors werden aangekocht en alle vroedvrouwen volgden onder kundige leiding van een anesthesist een opleiding op de PAZA. Sinds medio september 2014 kunnen zowel overdag als ’s nachts zowel de primaire als de secundaire sectio’s onder epidurale, rachi- of CSE-anesthesie op de recovery van de verlosafdeling terecht. Alleen bij algemene anesthesie of bij pathologie zoals pre-eclampsie of bloeding gaat de patiënte nog naar de PAZA.
•
baby’s huilen tot 12 keer minder in de observatieperiode;
Tijdens het afsluiten van de operatie brengen we de baby naar de warme omgeving
Bij een normale vaginale bevalling wordt direct huid-op-huidcontact vaak nagestreefd. Dat heeft verschillende voordelen:
|10|
•
van de neonatale afdeling waar de vader een belangrijke rol kan spelen. Erlandsson et al. onderzocht het effect op baby’s van huidop-huidcontact met de vader na de keizersnede. Hieruit blijkt dat baby’s die extra huid-op-huidcontact met hun vader krijgen minder huilen en kalmer zijn. Wij moedigen Kangaroo care door de vaders dan ook aan. Verder blijkt uit studies dat gezonde baby’s die kort na een keizersnede op het operatiekwartier huid-op-huidcontact krijgen minder bijvoeding nodig hebben in het ziekenhuis dan kinderen die geen huid-op-huidcontact krijgen. Ten slotte is aangetoond dat skin to skin de communicatie tussen ouders en kind positief beïnvloedt(3). Zodra de moeder de operatiezaal verlaat, wordt ze bij haar partner en kindje op de recovery van de verlosafdeling gebracht. Als verloskundig team hopen we dat onze zwangere patiënten die maatregelen positief onthalen. We blijven streven naar een patiëntgerichte en een op evidence gebaseerde zorg.
Referenties 1. Zeithaml V, Bitner M, Gemler D. Services marketing: integrating custumer focus across the firms. New York: McGraw-Hill International Education, 2006 2. Nolan A., Lawrence C. A pilot study of a nursing intervention protocol to minimize maternal-infant separation after Cesarean birth. J Obstet Gynecol Neonatal Nurs 2009 ; 38(4): 430-442 3. Velandia M et al. Onset of vocal interaction between parents and newborns in skin to skin contact immediately after elective cesarean section. Birth 37: 3 september 2010
Goed geïnformeerde patiënten Huisartsen, patiënten, vroedvrouwen, gynaecologen en de dienst pers & communicatie werkten samen om een nieuw zwangerschapsboekje op te stellen: “Buikverhalen”. Dat boekje bundelt correcte informatie en antwoorden op heel wat vragen over de zwangerschap. Het bevat een persoonlijke fiche die tijdens elke consultatie aangevuld wordt. Bovendien is het voorzien van notitiepagina’s, hoesjes voor echo’s en foto’s, tips en leuke weetjes. De gids verschijnt begin 2015. De patiënten kunnen het boekje gebruiken als communicatiemiddel tussen hun vroedvrouw, huisarts en gynaecoloog.
begin van de zwangerschap verstrekt ze informatie over het verloop van de zwangerschap, een gezonde levenswijze, eventuele kwaaltjes en wat eraan gedaan kan worden, de psychosociale beleving van de zwangerschap en informatie over borst- of flesvoeding. Een tweede gesprek heeft plaats halverwege de zwangerschap. De koppels krijgen dan vooral informatie over het verloop van de arbeid en de bevalling. Via een fotoboek krijgen ze een virtuele rondleiding op de verlosafdeling en de materniteit.
Twee van de drie algemene infosessies, die vaak door tientallen koppels werden bijgewoond, hebben we vervangen door individuele gesprekken met een vroedvrouw van az groeninge. Op twee ogenblikken tijdens de zwangerschap kan het koppel terecht bij de vroedvrouw voor een persoonlijk gesprek. Tijdens dat gesprek kan de vroedvrouw ook uitgebreid ingaan op hun vragen. In het
|11|
dr. Koen Titeca, psychiater az groeninge, LEIF-arts dr. Emmanuel Comer, huisarts, LEIF-arts
Euthanasie: de wettelijke zorgvuldigheden Sterven is het proces dat voorafgaat aan de dood en dat voor elk onafwendbaar is. De dood is echter niet voor elkeen gelijk. Zo kan de dood onverwacht optreden, maar het sterven kan ook een lange lijdensweg zijn, waardoor het leven langer duurt dan gewenst. De medisch-technische vooruitgang en de veranderingen in de individuele houding tegenover voeding en hygiëne zorgen voor een langere levensverwachting. Die gezondheidsevolutie impliceert dat overlijden door plotse dood ten gevolge van infectie plaats heeft gemaakt voor een overlijden door chronische ziekteprocessen zoals kanker. Heden zijn twee derde van de overlijdens te verwachten, of gaat het m.a.w. bij één derde van de overlijdens nog over een plotse dood (1) .
Figuur 1: Aangiftes euthanasie(7)
|12|
De vooruitgang in de zorg betekent dat we de patiënten beter kunnen behandelen maar ook de levensduur kunnen verlengen. Dat laatste mag echter geen doel op zich zijn. Onze medische kennis moeten we nu gebruiken om de patiënt eerst en vooral goed te informeren en te begeleiden zodat hij keuzes kan maken met als ultieme doel: het verbeteren van zijn levenskwaliteit. Bij medische beslissingen bij patiënten met een levensbedreigende aandoening moeten we steeds alle medische, ethische, psychosociale en wettelijke aspecten in overweging nemen, in nauw overleg met de goed geïnformeerde patiënt, met zijn toestemming en met de toestemming van zijn steunfiguren. Inzake levenseinde zijn in België sinds 2002 de wet betreffende palliatieve zorg en de wet betreffende de euthanasie van kracht. De zorgvuldigheidseisen volgens de wet betreffende de euthanasie van 2002 zijn het onderwerp van dit artikel (2). Overlijden in België en Vlaanderen In België sterven jaarlijks ongeveer 100 000 mensen(3). In Vlaanderen wordt één op de twee van de overlijdens medisch beïnvloed door één of andere beslissing(4). De Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen onderscheidt drie vormen van medisch begeleid sterven (tabel 1).
Figuur 2: Aangiftes per taalgebied(7)
Tabel 1 Medisch begeleid sterven(5): De Belgische euthanasiewet Sinds 2002 zijn in België naast de wet betreffende euthanasie ook de wet betreffende palliatieve zorg en de patiëntenrechtenwet van kracht. Volgens professor Etienne Vermeersch staat ons land, ethisch gezien, wereldwijd op een eenzame hoogte wat betreft de problematiek van het levenseinde(6). De wet betreffende euthanasie regelt het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een arts op uitdrukkelijk en herhaald verzoek van de patiënt, die zich in een uitzichtloze situatie bevindt met ondraaglijk lijden. Sinds september 2002 volgt de Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie (FCEEC) de aangiftes van euthanasie op. Om de twee jaar brengt de commissie verslag uit aan de wetgevende kamers. Ondertussen zijn er zes rapporten verschenen(7). Het aantal aangiftes is toegenomen van 235 in 2003 naar 1807 in 2013 (figuur 1). Dat betekent dat er op circa 100 000 sterfgevallen per jaar in België bij 2% (2000 mensen) euthanasie wordt toegepast. De meeste aangiftes van euthanasie gebeuren in het Nederlandse taalgebied (figuur 2). De FCEEC vermeldt in haar verslagen de wanverhouding tussen beide taalgebieden en suggereert hierbij dat enkel een transversale studie meer duidelijkheid kan scheppen over deze disproporties.
1. (Afzien van) curatief of levensverlengend handelen: a) (Niet-)behandelbeslissingen: het staken of nalaten van een curatieve of levensverlengende behandeling omdat die behandeling in de gegeven situatie als niet langer zinvol of doeltreffend wordt beoordeeld. b) Weigeren van behandeling: het staken of nalaten van een curatieve of levensverlengende behandeling omdat de patiënt die behandeling weigert. 2. Pijn- en symptoomcontrole: a) Pijnbestrijding: het toedienen van analgetica en/of andere medicatie in doseringen en combinaties vereist om pijn en/of andere symptomen op adequate wijze te controleren. b) Palliatieve sedatie: het toedienen van sedativa in doseringen en combinaties die vereist zijn om het bewustzijn van een terminale patiënt zoveel te verlagen als nodig om één of meerdere refractaire symptomen op adequate wijze te controleren. 3. Actieve levensbeëindiging: a) Euthanasie: opzettelijk en actief levensbeëindigend handelen door een ander dan de betrokkene, op verzoek van de betrokkene. b) Hulp bij zelfdoding: opzettelijk meewerken aan een opzettelijk en actief levensbeëindigend handelen door de betrokkene. c) Actieve levensbeëindiging zonder verzoek: opzettelijk en actief levensbeëindigend handelen door een ander dan de betrokkene, op diens verzoek.
Figuur 3: Binnen afzienbare termijn (terminaal) versus niet binnen afzienbare termijn (niet terminaal)(7)
|13|
Het euthanasieverzoek Bij het euthanasieverzoek is er een onderscheid tussen het actuele verzoek om euthanasie en de voorafgaande wilsverklaring euthanasie. Bij het actuele verzoek is de patiënt goed bewust, terminaal of niet terminaal en verzoekt hij de arts nu om euthanasie. Bij de voorafgaande wilsverklaring vraagt de betrokkene op voorhand euthanasie, voor het geval hij op een later moment in het leven in een toestand van een onomkeerbaar coma zou terechtkomen. De meeste uitvoeringen van euthanasie vonden plaats op basis van het actuele verzoek. Bij 2 tot 3% van de euthanasie-uitvoeringen betrof het patiënten in een onomkeerbare coma, met een voorafgaande wilsverklaring. Doorheen de jaren treedt hier weinig verandering op (tabel 2). Tabel 2 Actueel verzoek versus voorafgaande wilsverklaring(7) Actueel verzoek
de patiënt al dan niet binnen afzienbare termijn zal overlijden(7).
•
Euthanasie vindt bijna altijd plaats bij terminaal zieke patiënten. Over de laatste vijf jaar is er echter een gestage groei van euthanasie bij patiënten die niet binnen afzienbare termijn gaan overlijden, namelijk van 8% in 2009 tot 14,7% in 2014 (Figuur 3).
2005
385
8
2006
412
17
2007
486
17
2008
690
14
2009
800
22
2010
929
24
2011
1108
25
2012
1387
45
2013
1783
24
Bij het actuele wilsverzoek is de patiënt nog in staat om zijn wil om te sterven uit te drukken. Dat verzoek moet ook schriftelijk worden vastgelegd. Het moet minimaal de tekst ‘ik wil euthanasie’, de datum van het verzoek, de naam en de handtekening van de verzoeker bevatten. Wanneer de patiënt niet kan schrijven, dan kan een derde die geen erfgenaam is, het voor hem neerpennen. Dat moet gebeuren in aanwezigheid van een arts. De redenen waarom de patiënt het verzoek niet zelf kan neerschrijven, de naam van de schrijver en de naam van de arts die bij het optekenen aanwezig was, moeten ook genoteerd worden.
De aanvrager moet op het moment van het verzoek meerderjarig (minimum 18 jaar of ontvoogd minderjarig) en handelingsbekwaam zijn. Die handelingsbekwaamheid heeft betrekking op de situatie waardoor de patiënt om euthanasie verzoekt. Hij moet zich dus goed bewust zijn van zijn (medische) situatie, de behandelingsmogelijkheden kennen (inclusief palliatieve zorg) en op de hoogte zijn van de prognose.
•
De patiënt dient de vraag vrijwillig te stellen. Er mag dus geen enkele sprake zijn van externe druk. De vraag dient daarnaast weloverwogen, duurzaam en herhaald te zijn.
•
De ziekte moet medisch uitzichtloos, ernstig en ongeneeslijk zijn en zorgen voor ondraaglijk lijden bij de zieke(8).
•
De medische uitzichtloosheid of het ongeneeslijke aspect van de ziekte of conditie van de patiënt wordt door de arts ingeschat. Het ondraaglijk lijden - de menselijke uitzichtloosheid – bepaalt de zieke uiteraard zelf(9).
•
Bij een terminale aandoening is er een verplichte raadpleging van een tweede arts en bij een niet-terminale patiënt van een tweede en een derde arts. Bij die laatste specifieke procedure moet één van de twee consulenten een psychiater of een specialist in de aandoening in kwestie zijn.
Voorafgaand verzoek
Actueel wilsverzoek om euthanasie
|14|
Naast die voorwaarden moet ook aan het volgende worden voldaan:
•
Daarnaast moet er een maand wachttijd zijn na de datum van het schriftelijke verzoek.
Het verschil tussen de terminale patiënt (overlijden binnen afzienbare termijn) en de niet-terminale patiënt (overlijden niet binnen afzienbare termijn) is niet altijd evident. In haar laatste verslag is de FCEEC van oordeel dat de patiënt “niet binnen afzienbare termijn zal overlijden” wanneer verwacht wordt dat hij niet binnen de komende maanden zal overlijden. Wanneer men verwacht dat de patiënt binnen de komende dagen, weken of maanden zal overlijden, kan men spreken van een overlijden “binnen afzienbare termijn”. Uit de besprekingen binnen de FCEEC is gebleken dat bij de inschatting van de datum van overlijden door de arts, buiten de evidente gevallen, de behandelende arts de enige is die in staat is te beoordelen of
VOORAFGAANDE WILSVERKLARING EUTHANASIE In de voorafgaande wilsverklaring euthanasie geeft de betrokkene te kennen dat hij wenst dat er euthanasie wordt toegepast in het geval dat hij, op een later moment in het leven, aan een ernstige, door ziekte of ongeval veroorzaakte aandoening zou lijden en in een toestand van bewusteloosheid zou terechtkomen. De wilsverklaring euthanasie geldt alleen bij onomkeerbare bewusteloosheid (coma) en dus niet bij dementie of andere vormen van wilsonbekwaamheid zoals bij hersenbeschadiging in een terminaal stadium van aids of hersentumoren. De wilsverklaring is slechts 5 jaar geldig en moet worden opgesteld met medeondertekening door twee getuigen. Eén van de getuigen mag geen erfgenaam zijn. De verplichte adviezen van de consulent(en) voorafgaand aan het uitvoeren van de euthanasie zijn ook hier van toepassing. De consulent of raadgevende arts De taak van de consulent(en) is duidelijk omschreven in de wet en wordt in de rapporten van de FCEED verder verduidelijkt. De consulent moet er zich van vergewissen dat de wettelijke zorgvuldigheden worden nageleefd (tabel 3). De consulent is in zijn advies onafhankelijk ten aanzien van de adviesvragende arts en de patiënt. Een vuistregel hierbij is: “kan ik gelijk welk advies geven zonder dat dit mijn relaties met de collega of de patiënt schaadt”(11). De FCEEC is van oordeel dat de onafhankelijkheid van de consulent betekent dat er tussen de consulent enerzijds en de patiënt of arts anderzijds geen familiale band of een hiërarchisch
ondergeschikte band mag bestaan en dat de patiënt niet geregeld in behandeling mag zijn bij de consulent(7). Tabel 3 Voorwaarden van de euthanasiewet(8): Meerderjarig; Handelingsbekwaam; Ondraaglijk lijden fysiek en/of psychisch; Vrijwillig, duurzaam, aanhoudend en schriftelijk verzoek van de patiënt zelf; Een medisch uitzichtloze (ongeneeslijke) fysieke en/of psychische aandoening hebben: Terminale aandoening: verplichte raadpleging van een tweede (LEIF)arts; Niet-terminale aandoening: verplichte raadpleging van een tweede en derde (LEIF)arts (de derde arts moet een specialist van de aandoening zijn of een psychiater) en een maand wachttijd tussen het schriftelijke verzoek en de uitvoering van de euthanasie. Voorafgaande wilsverklaring: enkel geldig bij onomkeerbare coma.
Bij het contacteren van de consulent (LEIFarts) door de adviesvragende arts is het belangrijk de verwachtingen van de collega en de patiënt te kennen. Hierbij kan het gaan om ondersteuning van de collega en kunnen we spreken van een intercollegiaal consult. Zo kan de patiënt worden gezien zonder een advies op te stellen. De vraag kan ook zijn om te assisteren bij de uitvoering van de euthanasie of dat een collega het in de plaats doet. Het is hierbij heel belangrijk om te melden dat de vraag om euthanasie niet wettelijk afdwingbaar is, met andere woorden: de arts mag en kan weigeren. Of gaat de vraag om een tweede of een derde advies? Het uitklaren van die vragen bij het verwijzen en het maken van duidelijke afspraken kan voor de consulterende patiënt, de verwijzer en de consulent alleen maar rust bieden en meer kwalitatieve zorg. Het registratiedocument Het registratiedocument moet ingevuld worden door de arts die de euthanasie heeft toegepast. Dat moet binnen vier werkdagen aangetekend opgestuurd worden naar de FCEEC(12).
BESLUIT
Referenties
Als arts worden we opgeleid met het basisprincipe om te handelen naar een herstel. Al te vaak is de dood een negatieve bijwerking en wordt het overlijden niet gepercipieerd als een natuurlijk proces. Niemand kan jammer genoeg ontsnappen aan zijn levenseinde. Door in 2002 drie wetten goed te keuren, heeft de Belgische wetgever er echter voor gezorgd dat onze zorgcultuur positief veranderd is en dat zorgplanning een belangrijke plaats krijgt in de huidige geneeskunde.
1. Van der Heide, A., et al. (2003) End-of-life decision-making in six European countries: descriptive study. The Lancet, 362, 345-350 2. Euthanasiewet 28 mei 2002. www.ejustice.just.fgov.be 3. Een cijfermatig inzicht in de bevolking www.belgium.be/nl/over_belgie/land/ bevolking 4. Deliens, L., et al. (2000) End-of-life decisions in medical practice in Flanders, Belgium: a national survey. The Lancet, 356, 1806 – 1811. 5. Medisch begeleid sterven: een begrippenkader www.palliatief.be/template. asp?f=publicaties_brochures.htm 6. Het waardig levenseinde in gevaar eerbied.be/wp-content/uploads/tekstEtienne-Vermeersch.pdf 7. Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie. Verslagen aan de wetgevende kamers. www.leif.be/nl/professioneel/professionelegids.html 8. Leidraad voor artsen bij het zorgvuldig uitvoeren van euthanasie & Iedereen heeft recht op een waardig levenseinde. www.leif.be/images/LEIFblad_-_8ste_ druk_webversie.pdf 9. Levensmoeheid en het recht op zelfbeschikking: een humaan maatschappelijk kader voor een waardig levenseinde. Peter Paul De Deyn (2013) in ‘Op weg naar een goede dood’. www.lannoocampus.be 10. De moeilijke zoektocht naar een waardig levenseinde. Wim Distelmans (2013) in ‘Op weg naar een goede dood’. www. lannoocampus.be 11. Aanbevelingen voor de (eerste of tweede) adviesgevende arts bij euthanasie. www. leif.be 12. Registratiedocument euthanasie. www. leif.be/en/professioneel/registratiedocument-euthanasie.html
De wet patiëntenrechten kent, behalve het levenseinde, een uitgebreide toepassing. Het paternalistische zorgconcept waar de zorgverlener op basis van zijn autoriteit weet wat de beste zorg is, wordt door deze wet bemoeilijkt maar dat paternalisme moet los van die wet toch te allen tijde worden vermeden. De goed geïnformeerde patiënt is de patiënt die we in het heden en in de toekomst in onze spreekkamer zullen ontvangen en begeleiden. Als hulpverlener moeten we onze patiënt in verstaanbare taal informeren en met hem en zijn steunfiguren overleggen, met zijn toestemming. In dat beslissingsconcept ligt de beslissing bij deze goed geïnformeerde patiënt en moet de zorgverlener alleen voor zichzelf uitmaken of hij zich in de beslissing van de patiënt kan vinden en hem verder wil begeleiden of hem zal verwijzen. De wet palliatieve zorg zorgt er voor dat artsen de palliatieve hulpverlening tijdig moeten raadplegen of inschakelen. De wet euthanasie laat, wanneer er aan bepaalde voorwaarden voldaan is, toe dat mensen kunnen kiezen voor hun eigen levenseinde. Het gaat hier om mensen die ondraaglijk lijden en vrijwillig en weloverwogen een verzoek richten. Die patiënten kennen hun ziektebeeld, behandelopties en prognose. Na het advies van de verplichte consulent(en) beslist de patiënt, en alleen de patiënt, over euthanasie. De artsen en andere zorgverleners begeleiden, ondersteunen, adviseren, informeren en volgen de wettelijke zorgvuldigheden op maar moeten niet beslissen. Het grote voordeel van die wet is dat hij goed is geregeld en dat niemand verplicht is om deel te nemen.
|16|
Een brug te ver? Misschien ligt het aan mij, maar tot voor kort had ik nog nooit gehoord van de alombekende Most Ljubavi (vrij vertaald: Bridge of Love) in Vrnjačka Banja. Volgens de plaatselijke overlevering zou dat, vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, de ontmoetingsplaats geweest zijn van een prille liefde, ontloken tussen een schooljuffrouw en een Servische legerofficier. De oorlog besliste jammer genoeg anders over hun liefde. Het Servische leger werd verslagen in Griekenland. Onze officier liet niet het leven, maar vond een nieuwe liefde in Korfoe en de schooljuffrouw overleed niet veel later aan allesoverweldigend liefdesverdriet. De jonge vrouwen in het Servische dorp begonnen vanaf dan hangsloten met hun eigen naam en die van hun geliefde op te hangen aan de reling van de Most Ljubavi. Opdat hun geliefde nooit meer zou ontsnappen, smeten ze de sleuteltjes in het water. Sindsdien kreunt het brugje onder het gewicht van duizenden sloten … In Rome ken ik, net zoals u waarschijnlijk, de Ponte Sant’Angelo die leidt naar de Engelenburcht. Maar ergens verborgen in de wirwar van de Italiaanse hoofdstad zorgt ook de Ponte Milvio, één van de oudste bruggen van Rome, voor een veilige oversteek over de Tiber. Niets bijzonders, zal u zeggen, maar na de verschijning van het boek ‘Ho voglia di te’ (dat vertaalt u zelf maar), waarin twee jonge mensen een
slotje vastmaken aan de reling en de sleutel in het water werpen om zo hun eeuwige liefde te bezegelen, raakte de brug overbeladen met hangsloten. De stad Rome moest in 2007 zelfs verbieden om nog ‘luchetti d’amore’ op te hangen, om het historische monument van de instorting te redden. De bruggen over de Seine in Parijs maken ontegensprekelijk deel uit van het beeld dat ieder van ons in het hoofd heeft wanneer we aan de Franse hoofdstad denken. Misschien is het een schande maar tot voor kort kende ik geen enkele brug bij naam. De Pont des Arts verbindt het Institut de France met het Louvre. Gebouwd tussen 1802 en 1804 in opdracht van ene Napoleon was het de eerste ijzeren brug op het Europese continent, alleen toegankelijk voor wandelaars, met bankjes om uit te rusten tussen de bloembakken en sinaasappelbomen. Nadat de brug instortte na een aanvaring in 1977, werd ze in staal heropgebouwd in de jaren ’80. In 2004 verscheen de Franse film ’Le pont des Arts’ in de zalen, wat mij toentertijd totaal ontgaan is. Die film vertelt over een nooit vervulde liefde tussen twee jonge mensen, zonder typisch Hollywoodeinde: de liefde blijft onvervuld. Maar als symbool van hun liefde wordt er een hangslot, met de namen van de twee geliefden, opgehangen aan de reling van de brug. Het sleuteltje wordt in het water gekeild. Sindsdien sieren honderdduizenden
‘cadenas d’amour’ de randen van de brug. Die is zodanig overbeladen dat er onlangs een deel van de reling in het water stortte. Zelfs dat was niet voldoende om enig verbod in te stellen in de hoofdstad van de liefde … Dankzij de mooie nazomer van dit jaar, en zeker ook dankzij het feit dat we infrastructuursgewijs nog niet volledig gefusioneerd zijn, kon ik gebruik maken van mijn stalen ros voor de, ditmaal zeer aangename, intercampusverplaatsingen. Daarbij reed ik over de Collegebrug, niet omdat het de kortste weg is, maar gewoon omdat het kan. Die hangbrug, aangelegd tussen 2007 en 2009, kronkelt zich over de Leie, met spankabels die zich stelselmatig van de ene zijde naar de andere slingeren. En nog niet zo opvallend, maar toch wel aanwezig, zijn enkele hangsloten die aangebracht zijn in het metalen vlechtwerk van de reling. Ik ben er nog nooit voor gestopt, maar zelfs tijdens het fietsen kan je op elk slot twee namen ontwaren. Grote gaten in het raster van de reling suggereren dat zelfs zonder sleutel niet alles voor eeuwig is … Als ik kijk waar dat ene fietstochtje me gebracht heeft, van Rome tot Parijs: laat de laatste fase van de fusie nog maar even wachten op voltooiing … dr. Herwig Alaerts pathologische anatomie
|17|
Arts wordt patiënt Op 30 juli 2014 namen we afscheid van dr. Jean-Marie Bergen, een monument in az groeninge. Als cardioloog betekende hij voor veel patiënten de hartverwarmende rots in de ziektebranding; als collega, mens, vriend, (groot-)vader en echtgenoot was hij onschatbaar. In de zomer van de zomer van zijn leven schreef hij zijn ziektememoires. De laatste pennentrek dateert van luttele weken voor zijn heengaan. Acta wenst zijn beklijvende relaas integraal te publiceren. Dit postuum eerbetoon werd Jean-Marie op zijn sterfbed beloofd. Namens de redactie
De vijand slaat toe 19 juni 2005 … Een snikhete dag. We genieten van het prachtige weer op ons terras. Rond 17 uur is het tijd voor een aperitiefje. Mama Ingrid heeft naar goede gewoonte zin in een glaasje champagne en deze keer doe ik ook mee. Ik reik het glas aan mama en opeens kijkt ze naar mijn rechterborst en vraagt spontaan: “Heb je al eens gekeken naar je rechterborst?”. Ik kijk en zie meteen de ernst van de situatie in. Mijn tepel en de omliggende huid zijn flink ingetrokken. Ik weet al snel hoe laat het is: borstkanker! Onmiddellijk denk ik aan de voorbije maanden. In januari ging ik zoals gebruikelijk helpen met de opkuis van het appartement in Westende, dat eigendom is van mijn schoonouders. Zoals steeds gaf ik het balkon met zicht op zee een goede schrobbeurt. Hierbij moet je over de leuning hangen en oefen je uiteraard wat druk uit op je borst. De dagen erna had ik lichte pijn in beide borsten en voelde ik kleine knobbeltjes. Ik dacht aan kleine bloedingen (hematomen) die ontstaan waren door de druk op mijn borstkas. In mei stond er voetbal op de agenda: artsen versus verpleegkundigen. We verloren en in de douche voelde ik opnieuw een knobbel, alleen in mijn rechterborst. Onder het stromende water zei ik dit tegen een collega-radioloog die me het advies gaf eens langs te komen voor een echo. A posteriori was ik beter in mei geweest, maar ja … hadden we … en zouden we … zijn uiteindelijk vijgen na Pasen. Terug naar de bewuste zondag in juni:
|18|
de dag nadien belde ik om een echo te laten uitvoeren: prijs … De biopsie werd de dag erna gepland en twee dagen later werden Ingrid en ik bij de oncologe geroepen. De diagnose luidde: “goed gedifferentieerd adenocarcinoom van de borst” en het verdict: “borstamputatie”. De diagnose kwam hard aan: ik had kanker op 54-jarige leeftijd! Men wou blijkbaar geen tijd verliezen, ikzelf had immers tijd genoeg verloren, en de dag nadien werd ik geopereerd. De operatie en anesthesie verliepen vlekkeloos. ’s Avonds op de kamer hoorde ik de muziek van het afscheidsfeest van de assistenten, waar ik normaal gezien bij ging zijn. De muziek op de zwoele juniavond beurde mij toch op en deed mij wegzinken in een diepe slaap. Ik recupereerde vrij vlot en vijf dagen na de operatie kon ik het ziekenhuis verlaten, waarbij ik het advies kreeg om bij vochtcollectie een punctie te laten uitvoeren. De dag voor mijn ontslag kwam de mokerslag. De oncologe deelde mee dat acht van de dertig lymfeklieren geïnvadeerd waren met kankercellen en dat er doorbraak was in de omliggende weefsels. Ik heb toen heel hard gehuild. Ik zag een doemscenario voor ogen: als ik vijf jaar zou overleven, zou ik blij mogen zijn. Het was toch te vroeg om vóór je zestigste te sterven? Wat ging er met ons gezin gebeuren? Van onze vier kinderen was enkel onze oudste dochter, Sophie, afgestudeerd aan de Arteveldehogeschool. Ze had Bedrijfsbeheer, richting Rechtspraktijk, gestu-
deerd en had, tot mijn grote verrassing, in 2002 beslist om een eigen lingeriezaak op te starten. Ik vond het een enorm risico maar tot op vandaag is het een succesverhaal. Onze tweede dochter, Kathy, werkte haar laatste jaar Rechten in Leuven af. Ze was er meteen ondersteboven van … Concentratieverlies … Val van een trap met teenfractuur en tweede zittijd als gevolg. Ze was ontroostbaar. Het weekend na mijn ontslag uit het ziekenhuis zaten we beiden te wenen op een bank op ons terras. We probeerden elkaar moed in te spreken en we stelden onszelf een doel: zij slagen in haar tweede zittijd en afstuderen als Master in de Rechten en ik het gevecht tegen het beest aangaan en vijf jaar na datum nog in leven zijn. Achteraf gezien, hebben we beiden onze doelstelling behaald. Onze derde dochter, Céline, zat op dat ogenblik in Montpellier. Ze was afgestudeerd aan de KATHO (nu VIVES genoemd), richting Bedrijfsbeheer Boekhouden - Fiscaliteit en wenste nog een jaar Internatio-
Verblijf op de hospitalisatieafdeling
naal Management in het Frans te volgen. Gelukkig voor haar kreeg ze het nieuws van mijn ziekte pas na haar examens te horen. Ze was geslaagd en zakte onmiddellijk af naar Kortrijk. Onze zoon, Mathieu, was in april 2005 17 jaar geworden en zat in zijn voorlaatste jaar humaniora, richting Latijn - Moderne talen. Ook hij was ondersteboven maar gelukkig had het nieuws geen directe impact op zijn studies. Ingrid had het ook moeilijk: van ongeloof tot zoeken naar de oorzaak. Af en toe zag ik tranen in haar ogen als teken van stil, verdoken verdriet. Ze hield zich echter kranig. Ze was voor mij, samen met onze kinderen, een immense steun om tegen de ziekte in te beuken. We vergeleken de nabehandeling met het lopen van een marathon. De marathon liep van 14 juli tot 23 december 2005. Op 14 juli 2005 kreeg ik onder lokale verdoving mijn eerste port-à-cath ingeplant, onmiddellijk gevolgd door mijn eerste chemokuur, FEC genaamd. Om de drie weken, gedurende zes beurten, kreeg ik het product toege-
diend. Daarna volgden 25 beurten radiotherapie. Ik hield een dagboek bij. Moeheid, af en toe aften, braakneigingen, smaakverlies en verminderde eetlust waren de meest voorkomende klachten in die periode. Spijts mijn lichte leukopenie ontwikkelde ik geen enkele zware infectie. Mijn haar was vóór mijn ziekte al behoorlijk uitgedund, maar op 3 augustus (derde week van mijn FEC) verloor ik nog enorm veel haar en kreeg ik de typische ‘kanker’-facies. Initieel werd gestart met een hormonale behandeling, maar geleidelijk aan steeg mijn Ca15.3 boven de grenswaarde (2008). De PET-scan toonde multiple botmeta’s en meteen werd beslist om opnieuw met chemotherapie te starten. Van 2008 tot 2013 kreeg ik allerlei behandelingen met de klassieke bijwerkingen. In januari 2013 werd een levermeta vastgesteld. Oktober 2013 werd als ‘deadline’ vooropgesteld, maar ik bleef leven. “Jean-Marie overleeft zichzelf” hoor ik de oncologe nog zeggen.
Zaterdag 18 augustus 2012 … Ik sta op met koorts en pijn ter hoogte van mijn port-à-cath en voel me niet lekker. Zoals afgesproken met mijn oncologe moet ik mij bij koorts aanmelden. Dit keer niet op de dagkliniek, die gesloten is in het weekend, maar op afdeling 5C van campus loofstraat. Ik word vriendelijk onthaald door de verpleging en krijg een kamer toegewezen. Buiten is het verschrikkelijk warm maar kamer 521 is een kamer die nooit zon ziet en bovendien gelegen is boven mijn bureau op de dienst cardiologie. Het is er draaglijk warm, de openstaande vensters zorgen voor wat verluchting en ik nestel mij in bed … Ik ben blij dat ik in mijn ziekenhuisbed lig. Ik voel me uitgeput, moe, leeg … Ik kan met moeite mijn ogen openhouden. De verpleegkundigen schieten onmiddellijk in actie: infuus plaatsen in de schaarse aders van mijn linkerarm, bloed prikken in mijn port-à-cath die pijnlijk aanvoelt, een hemocultuur nemen… Bij het verwijderen van de naald uit de port-à-cath merkt de verpleegkundige een grijs troebel vocht op … Ze neemt hier ook een cultuur van. Ik word naar de radiologie gebracht voor een echo van mijn port-à-cath. Daar wordt er oedeem (vocht) rond mijn port-à-cath vastgesteld. Er loopt iets mis met mijn portà-cath … Ongeveer 48 uur later blijken alle culturen positief op Staphylococcus Aureus. De diagnose is meteen duidelijk: infectie op de port-à-cath in combinatie met een Staphylococcus sepsis. Zaterdag en zondag zweef ik tussen hemel en aarde. Mijn bloeddruk is opmerkelijk laag … “Ik ga toch niet in septische shock gaan?”, “Ik ga mijn vrouw, kinderen en kleinkinderen toch hier niet moeten laten schieten?”, dwarrelt er door mijn gedachten. In een soort trance zie ik de verpleegkundigen heel regelmatig komen kijken. Bemoedigende woorden en schouderklopjes brengen soelaas. Het eten laat ik die beide dagen aan mij voorbijgaan. Ik probeer vooral veel water te drinken. Tv kijken is er te veel aan. Mijn ziekenhuisbed is mijn vriend geworden. De verzorging van de verpleegkundigen is uit-
|19|
muntend: vriendelijk, uitleg geven, vragen of ik iets nodig heb en “als er iets is, moet je maar bellen”. Zondagavond voel ik me al iets beter. Ik heb terug hoop om de strijd tegen dat verdomde beest te winnen. Maandagmorgen … Ik voel me beter … De eetlust is terug … Ik kan aan zelfzorg doen, maar ik lig nog steeds liefst in mijn ziekenhuisbed. De verpleegkundigen komen mij melden dat ik nuchter moet blijven aangezien ze in de namiddag mijn geïnfecteerd port-à-cath-systeem zullen verwijderen onder algemene narcose. Zowel op radiologie, op chirurgie als op de afdeling valt het mij op hoe nauwgezet men omgaat met mij als patiënt. Men vraagt telkens “Bent u persoon X?”, “Wanneer bent u geboren?” enzoverder. De operatie verloopt vlekkeloos en postoperatief komt mijn oncologe mij melden dat ik de volgende dag een slokdarmecho moet krijgen op mijn eigen dienst. Dat onderzoek verloopt niet vlekkeloos … Ik kan de sonde maar niet inslikken … Gevolg: terug naar het operatiekwartier om het onderzoek onder algemene narcose te verrichten. Ik ontwaak in de gang van het operatiekwartier, met wat pijn in mijn onderlip, aan sommige tanden evenals aan mijn keel. Zelfs onder narcose was het blijkbaar niet evident maar het belangrijkste was dat het resultaat uitstekend was: er is geen infectie op de klep. Na 14 dagen kan ik het ziekenhuis verlaten. Woorden van dank schieten tekort om de uitstekende verzorging in de verf te zetten. Véronique en haar team op afdeling 5c van campus loofstraat vormen een equipe waar je je goed bij voelt. Verblijf op het dagziekenhuis 17 juli 2013 … Al 3 dagen ben ik een heel trouwe klant op het oncologisch dagziekenhuis van campus loofstraat. Dagelijks krijg ik intraveneuze antibiotica toegediend wegens een infectie. Patiënten onder chemotherapie zijn nu eenmaal meer vatbaar voor een infectie. Ja, het was opnieuw prijs. Je voelt het aankomen. Een week geleden kreeg ik chemotherapie toegediend. Na de chemo hadden we een weekendje Maastricht geboekt, maar maandagavond kreeg ik koude rillingen ondanks buitentemperaturen boven 20°C … Het teken dat er iets op komst was. Dinsdagmorgen … Loom gevoel … Overal spierpijn en opnieuw koorts. Ik neem me voor niet dezelfde fout als vorig jaar te maken en bel in de loop van de dag mijn behandelende arts op.
|20|
Op 17 juli begint mijn zevendaagse op het oncologisch dagziekenhuis. Ik zit opnieuw aan de andere kant van de barrière: van arts naar patiënt. Ik meld mij aan bij het inschrijvingsloket op het gelijkvloers van campus loofstraat (door de anti-christening mogen we het woord Maria’s Voorzienigheid niet meer gebruiken; alle verwijzingen naar Sint of Maria zijn verbannen). Ik hou ten onrechte mijn hart vast voor een eventuele file aan het onthaal. Hoe kan ik eigenlijk zoiets vrezen, want de uiterst vriendelijke dames aan het onthaal nemen me bij files steevast voor. “Dokter, je hoeft niet aan te schuiven” of “Dokter, alles ligt klaar voor jou”, zijn klassieke trucjes om eventuele files te vermijden. Meestal voel ik me daar onwennig bij. Op deze woensdagmorgen staat er geen file en mag ik het ‘oververhitte’ lokaal binnenstappen. “Hoe gaat het, dokter?” is de klassieke vraag. “Dat gaat” is het klassieke antwoord, maar vandaag helaas niet, ik voel me kattelam, grieperig en koortsig. Ik overhandig mijn identiteitskaart. We krijgen papieren ter ondertekening aangeboden (die ik tussen haakjes gezegd nog nooit heb gelezen), en klaar is kees. “Morgen ben ik hier terug en nog een prettige werkdag”, zijn mijn afscheidnemende woorden. Ik heb veel bewondering voor deze vriendelijke dames, want soms hebben zij zoveel werkdruk dat het stressbeest ongetwijfeld moet toeslaan. Toch blijven ze vriendelijk en zijn ze steeds met de glimlach op het gelaat bereid tot een korte babbel. Op stap naar het oncologisch dagziekenhuis op de eerste verdieping… Jullie ge-
loven het niet, maar 62 jaar geleden lag ik hier op de materniteit van 5 december 1951 tot 12 december 1951. We melden ons aan bij het secretariaat. Steffi, Heidi of Dominique fladderen daar rond. Ik overhandig mijn papieren en krijg steevast de vraag “Hoe gaat het?”. Na een kort gesprek krijg ik mijn kamer toegewezen … Kamer 126. Bovendien worden er ook afspraken gemaakt voor morgen. Ik vermoed dat het verplaatsen van de inschrijving van het secretariaat op het oncologisch dagziekenhuis naar de inschrijvingsbalie op het gelijkvloers voor deze mensen een welgekomen ontlasting moet zijn. Als ik zie wat zij allemaal moeten regelen … Je zou er stapelgek van worden, maar dat zijn ze niet. Ze zijn goedgeluimd, met een lach heel dichtbij, toegankelijk en altijd vriendelijk en inschikkelijk. De patiënt krijgt bij hen een schitterend onthaal en je voelt je op je gemak. “Dokter, we brengen je papieren naar de verpleegpost en je mag naar je kamer gaan.” “Tot morgen en een prettige werkdag”, is mijn repliek. Op kamer 126 heb je een toilet, een kast, een eenpersoonsbed, een tafel met twee stoelen en een groot venster met zicht op de Loofstraat. We installeren ons en meestal voorzie ik me wat van lectuur of mijn agenda om iets neer te pennen. Maurice treedt als eerste mijn kamer binnen. Maurice is de oudere versie van tourwinnaar Christopher Froome. Hij heeft geen greintje overgewicht en is bezorgd om ieders gezondheid. “Hoe gaat het, dokter?”, zijn meestal zijn eerste woorden, gevolgd door de vraag “Wat wens je: een cola of bruisend water?”. Hij is een vrijwil-
dagziekenhuis is zonder enige twijfel een goed geoliede machine met een ijzersterke hoofdverpleegkundige. Over de hoofdverpleegkundige, Sophie, gesproken, zij wordt op handen gedragen door haar mensen op de werkvloer. Hier hebben we te doen met een “team”. Dat team vormt met de behandelende artsen een superteam dat mijn inziens in eerste Nationale speelt (om het in voetbaltermen uit te drukken). Plots verschijnt Mia in het deurportaal: “Moet er eten zijn?” Meestal zeg ik ja, maar door de eentonigheid (vier boterhammen, een snee hesp, een snee kaas en een dessert) van het eten, durf ik wel eens over te slaan. Mia ken ik reeds geruime tijd en een babbel over “haar” zee is altijd dichtbij. Immer vriendelijk, gedienstig, goedlachs en bezorgd om mij, dat is Mia.
liger in hart en ziel. Ik viel gisteren bijna door mijn ziekenhuisbed toen hij vertelde dat hij vroeger bouwvakker was. Verrassingen zijn de wereld nog niet uit. Hou je goed, Maurice en probeer zolang je kunt je vrijwilligerswerk te verrichten. Dank je voor je inzet en je vele losse babbels. Karrengeroffel in de gang … De deur gaat open … Twee karren rijden binnen, gevolgd door een verpleegkundige met blonde haren, gebonden in een staartje. Vroeger was dat één kar, maar door de vooruitgang van de informatica zijn het nu twee karren. Alles wordt in gereedheid gebracht voor de prik. De huid boven de port-à-cath wordt ontsmet, eventjes diep ademen, een nagenoeg pijnloze prik en het bloed komt er aan. Bloedstalen worden afgenomen en vandaag worden antibiotica aangesloten op de infuuslijn. We zijn vertrokken. Wat ik mijn gevangenisbandje noem, wordt gescand. Ondertussen ontspint zich een gesprek over lopen: Stefanie is namelijk gestart met start-to-run. Blijkbaar zijn er op het oncologisch dagziekenhuis heel wat lopende verpleegkundigen. Ik probeer wat tips te geven en haar te motiveren om deze sport verder te beoefenen. Ik was vroeger een begenadigd sporter, met vooral langeafstandslopen in de benen doch zonder grote prestaties. Door te sporten leer je op je tanden bijten en door de muur te gaan, wat een grote hulp is bij de ongelijke strijd tegen kanker. Gisteren had ik in dezelfde lijn een babbel met Renate. Met Sylvie had ik het over Westende en het goede gevoel aan zee. Je zou door dit babbelen wellicht de indruk krijgen dat er niet professioneel gewerkt wordt, maar niets is minder waar.
Klassieke vragen staan op het menu: “Heb je ongemakken?”, “Schat je pijn in op een schaal van 10?”, “Heb je iets nodig van medicatie?” enzoverder. Ondertussen heb ik geleerd om niet te overdrijven met ongemakken want dat wordt gerapporteerd in de verpleegpost en kan de behandelende arts doen twijfelen. Maar ja, je moet ook je ongemakken niet verzwijgen, daar kom je geen stap mee verder en als arts-patiënt heb je steeds een uitleg voor alles en dat is hopeloos verkeerd. Het is een fout die ik toch al enkele keren heb begaan. Je moet in de huid kruipen van een patiënt en vertellen wat er met je lichaam gebeurt. Maurice stapt het openstaande deurgat binnen en vraagt of ik nog zin heb in een cola? Een cola brengt je als kankerpatiënt heel vaak soelaas. Dikwijls krijg je tijdens je behandeling honger en een leeg gevoel dat je met een cola kan overbruggen. Ik vermoed dat het iets te maken heeft met suikerspiegels: soms krijg je cortisone toegediend en dat kan rare dingen doen met je suikerspiegel. Spoelmiddel en intraveneuze antibiotica wisselen elkaar af, evenals de verpleegkundigen. Vriendelijk vragen ze allen of er problemen zijn, hoe het gaat en soms met een zijsprong naar de familie. Wat moeten deze ladies werken en toch merk je nooit stress, komt er nooit een nors antwoord of een snauw. Ik vraag me soms af hoe zij dat doen? Zij moeten meer dan 10 km per dag wandelen, sommige chemotherapieën vragen het aanschakelen van 7 verschillende infusen … Een kerstboom … Telkens wanneer een infuus leeg is, bel je en floep, daar is de verpleegkundige om over te schakelen. Het team op het oncologisch
De behandelende arts, Marleen Borms, komt naar goede gewoonte eens langs in mijn kamer. Eerst vraagt ze hoe het gaat, daarna bespreekt ze de resultaten van de bloedtesten en dan komt de behandeling aan bod. Tijdens die negen jaar durende strijd tegen kanker heeft ze me begeleid door goeie en minder goeie dagen. Wat een deskundigheid, wat een werkijver, wat een vechtlust (ik heb soms de indruk dat zij meer vecht tegen mijn kanker dan ikzelf), wat een minzaamheid, wat een medeleven, wat een vriendelijkheid. Sommige mensen vragen waar ik in behandeling ben. De meesten die dat vragen, hopen wellicht dat ik antwoord “Leuven”, maar als ik zeg “Kortrijk”, zie je wat ontgoocheling op hun gelaat. Meestal voeg ik er aan toe: “Je kan nergens ter wereld beter behandeld worden dan hier in Kortrijk, dus waarom zou ik dan naar Leuven trekken?”. Ik hoop dat Marleen mij nog lang kan behandelen en dat we nog vaak een losse babbel mogen hebben. Het werkt voor alle kankerpatiënten hartversterkend. Ik werd er negen jaar behandeld en ik kan over dit op en top professionele team geen kwaad woord kwijt. Ik ben ze enorm dankbaar voor alles wat geweest is en hopelijk nog komt. Wanneer ik niet meer naar het dagziekenhuis kom, weet ik dat de tijd aangebroken zal zijn om naar de overkant te varen. Een literaire aanrader is ongetwijfeld het boekje ‘Leven voorbij de deadline’, geschreven door Jan Decoene. We zijn nu 7 juli 2014 en ik voel dat de deadline nadert. De krachten, de spieren, de motoriek gaan achteruit. Het einde is in zicht. Dr. Jean-Marie Bergen
|21|
Nieuwe
artsen sinds juli 2014
dr. Ingrid Hendrickx dermatologie
dr. Kristof Vermeersch fysische geneeskunde
In juli 2014 vervoegde dr. Ingrid Hendrickx de dienst dermatologie. “Ik ben blij om deel uit te maken van het team dermatologie van az groeninge. Werken in een ziekenhuis is voor mij heel stimulerend door het multidisciplinaire aspect en het werken in teamverband. Mijn uitdaging in az groeninge ligt in de verdere uitbouw van de dermatologische dienst.” Dr. Hendrickx studeerde geneeskunde aan de Kulak en KULeuven en specialiseerde zich in dermatologie aan het universitair ziekenhuis ‘università statale di Milano’ in Milaan. Nadien werkte ze 4 jaar op de universitaire dienst van auto-immuunziekten om erna te starten op de dienst dermatologie in het
Sinds begin augustus 2014 versterkt dr. Kristof Vermeersch de dienst fysische geneeskunde van az groeninge. “Ik koos voor fysische geneeskunde door mijn interesse in de functionele locomotorische anatomie, de bewegingsleer en de pijnproblematiek. De brede pathologie heeft raakvlakken met andere disciplines zoals reumatologie, neurologie en orthopedie. Het werken in multidisciplinaire teams spreekt me aan en een ziekenhuis zoals az groeninge biedt veel kansen tot overleg tussen meerdere disciplines.” Dr. Vermeersch studeerde aan de KU Leuven waar hij zich ook specialiseerde in fysische geneeskunde. Tijdens deze specialisatie liep hij twee jaar stage in het UZ
|22|
San Raffaele ziekenhuis in Milaan waar ze samenwerkt met 9 andere collega’s. Ze blijft aan de slag in Milaan en spendeert haar tijd sinds deze zomer deels in az groeninge. “Ik koos voor dermatologie door de hoeveelheid aan facetten. Niet alleen de puur medische problemen die farmacologisch behandeld worden maar ook de dermatochirurgie, de dermatocosmetologie spreken mij aan, samen met het multidisciplinaire aspect door de correlatie tussen huidziekten en andere aandoeningen. Dermatologie is zeker geen eenzijdige discipline en dat houdt het steeds boeiend. Ik hou me bezig met alle disciplines van de dermatologie en heb een bijzondere interesse voor dermatochirurgie en dermatocosmetologie.”
Leuven op de ambulante dienst niet-traumatische axiale klachten en de sportraadpleging. Later was hij ook assistent in UZ Pellenberg, met name voor de multidisciplinaire revalidatie op de dwarslaesieafdeling, en in het Heilig-Hartziekenhuis in Leuven en az groeninge. Tijdens zijn opleidingsjaren verdiepte dr. Vermeersch zich verder in de manuele geneeskunde en volgde onder andere opleidingen bij dr. G. Vyncke in Leuven en aan de Duitse manuele school DGMSM in Boppard. “Ik zou graag de manuele geneeskunde en de electromyografie in az groeninge verder uitbouwen, twee deelgebieden waarin ik bijzonder geïnteresseerd ben.”
Prof. dr. Tommy Andersson maakt sinds september 2014 deel uit van de stroke unit van az groeninge. Samen met zijn collega’s staat hij in voor de verwijdering van bloedklonters in de hersenen maar ook andere aandoeningen aan de bloedvaten in de hersenen behoren tot zijn specialiteit.
prof. dr. Tommy Andersson stroke unit
“De verwijdering van een bloedklonter in de hersenen kan een mensenleven redden of een lange en zware revalidatie voorkomen. Nochtans wordt de behandeling in heel weinig ziekenhuizen in België aangeboden. Ik ben blij om de behandeling ook in az groeninge te kunnen introduceren en bij te dragen tot de uitbouw van een hooggespecialiseerd centrum voor beroertezorg. Ik zie mezelf als een coach die zijn ervaring ter beschikking stelt op medisch-technisch en organisatorisch vlak. Naast het uitvoeren van trombectomieën bij een beroerte behandel ik in az groeninge ook andere, minder acute aandoeningen van de bloedvaten in de hersenen zoals een aneurysma.” Prof. dr. Tommy Andersson behaalde in
dr. Olivier François medische beeldvorming
Sinds 1 september 2014 is dr. Olivier François aan de slag op de dienst medische beeldvorming, meer bepaald op de interventionele radiologie. “Door middel van interventionele radiologie behandelen we aandoeningen van de bloedvaten, zoals verstoppingen of vernauwingen, maar ook bloedingen in organen (lever, nier, long, baarmoeder …) en in het spijsverteringskanaal (maag, dunne darm, dikke darm). We kunnen ook van de bloedvaten gebruik maken om bijvoorbeeld tumoren in de lever te behandelen door partikels (geladen met chemotherapie of radioactieve deeltjes) in de slagaders in te spuiten. Met deze snel evoluerende discipline kunnen we dus een brede waaier van aandoeningen aanpakken op een minimaal-invasieve wijze. Ik ben blij dat ik de dienst interventionele (neuro)radiologie van az groeninge kan vervoegen om samen met prof. dr. Tommy Andersson en dr. Eddy
Zweden zijn diploma’s van neurochirurg en interventioneel neuroradioloog en was tot de zomer van 2014 verbonden aan het gerenommeerde Karolinska University Hospital van Stockholm, een van de leidende centra wereldwijd inzake de behandeling van en het onderzoek naar stroke. Prof. Andersson stond er aan het hoofd van het departement voor interventionele neuroradiologie. Hij bouwde er jaren geleden de stroke unit uit en introduceerde er de techniek van de trombectomie. Prof. Andersson is voorzitter van de Zweedse vereniging voor neuroradiologie en van het Zweeds nationaal kwaliteitsregister EVAS (Endovasculaire therapie voor acute ischemische stroke). Hij nam actief deel aan tal van studies ter ontwikkeling van de behandeling van beroertes. Daarnaast is hij een veelgevraagd gastspreker op internationale congressen en geeft op regelmatige basis intensieve cursussen aan arts-specialisten uit heel Europa, naast zijn rol van stagebegeleider van geneesheer-specialisten in opleiding.
Brugman de dienst verder uit te bouwen en nieuwe technieken te introduceren”. Dr. Olivier François genoot zijn opleiding medische beeldvorming in het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, eerst onder leiding van prof. dr. Arthur De Schepper en vervolgens onder leiding van prof. dr. Paul Parizel, dankzij wie hij zich in de diagnostische en interventionele neuroradiologie kon ontplooien. Dr. François werkte vervolgens gedurende twee jaar op de dienst interventionele neuroradiologie in het Erasmusziekenhuis in Brussel, onder leiding van prof. dr. Boris Lubicz. Daarnaast vervolledigde hij zijn opleiding met stages in binnen- en buitenland. In 2013 legde dr. François het Europees examen voor interventionele radiologie met succes af waardoor hij de bijkomende beroepstitel EBIR (European Board on Interventional Radiology) behaalde.
|23|
apr. Olivier Heylen klinisch laboratorium
Apr. Olivier Heylen vervoegde op 1 januari 2015 de dienst klinische biologie als staflid. “Ik koos destijds voor klinische biologie omdat laboratoriumtests een essentiële hoeksteen zijn in de diagnose en behandeling van het hele spectrum aan pathologieën. Het uitoefenen van dit beroep geeft dan ook erg veel voldoening. Ik genoot een brede vorming over alle disciplines heen maar mijn bijzondere interesse gaat uit naar de subdiscipline toxicologie. Aan interessante casussen is er in dit domein geen gebrek en het biedt een mooie mix tussen analytiek en kliniek.” Apr. Heylen studeerde farmaceutische wetenschappen aan de VUB in Brussel en studeerde met grote onderscheiding af als master in de geneesmiddelenontwikkeling. Hij specialiseerde zich daarna in de klinische biologie aan de UGent. Hij liep vier jaar sta-
dr. Eva Lakiere mond-, kaak- en aangezichtsheelkunde
Op 2 januari 2015 versterkte dr. Eva Lakiere de dienst mond-, kaak- en aangezichtsheelkunde. Dr. Lakiere studeerde eerst geneeskunde en vervolgens tandheelkunde aan de UGent. Tijdens haar specialisatie liep ze 2 jaar stage in Genk bij prof. dr. C. Politis, waar ze zich vooral toelegde op implantologie, dentoalveolaire en orthognatische heelkunde. Vervolgens was ze een jaar assistent in Rijsel bij prof. dr. J. Ferri, waar zware traumatologie en oncologie de hoofdpathologie vormden. Haar laatste opleidingsjaar deed ze in de Eeuwfeestkliniek in Antwerpen bij dr. H. Vercruysse. Daar verfijnde ze haar chirurgische technieken en verdiepte ze zich in de behandeling van patiënten met slaapapneu
apr. Annelies De Bel Klinisch laboratorium
Op 19 januari 2015 startte apotheker Annelies De Bel haar activiteiten op het klinisch laboratorium van az groeninge. Apr. Annelies De Bel studeerde farmacie en klinische biologie aan UGent. “De labogerichte practica tijdens de opleiding farmacie spraken me aan waardoor besliste ik ook klinische biologie te studeren. Mijn bijzondere interesse gaat uit naar de microbiologie. Tegelijk behaalde ik ook het diploma van antibioticabeleidsdeskundige.” Sinds haar erkenning in 2007 werkte apr. De Bel in het laboratorium microbiologie van het UZ Brussel. Ze bekwaamde zich er in het bijzonder in (myco)bacteriologie, mycologie en virologie en nam de verantwoordelijkheid op voor de dage-
|24|
ge in het klinisch laboratorium van het UZ Brussel waar hij zowel de disciplines klinische chemie, hematologie als microbiologie aanleerde. Het vijfde stagejaar sloot hij af in het laboratorium van GZA Sint-Augustinus te Antwerpen. Momenteel volgt hij nog een bijkomende opleiding toxicologie aan het universitair ziekenhuis Saint-Luc te Brussel. “In het labo van az groeninge is het kwaliteitssysteem sterk uitgebouwd volgens de strengste ISO-normen. Ik vind het belangrijk dat dit niet alleen op peil blijft maar ook verder uitgebreid wordt. Dat zorgt er immers voor dat de gegenereerde resultaten maximaal betrouwbaar zijn voor de clinici. Bovendien blijft de klinische biologie continu evolueren en is het een interessante uitdaging om mee te blijven op vlak van state-of-the-art apparatuur en analyses in de komende tijd.”
door middel van orthognatische chirurgie. Tijdens haar opleidingsjaren toonde dr. Lakiere steeds een sterke interesse voor ontwikkelingssamenwerking en missies in derdewereldlanden. Ze liep stage in Bolivië en Cambodja. “Wat mij zo aantrekt aan de mond-, kaaken aangezichtsheelkunde is de diversiteit die de specialisatie biedt, zowel wat betreft patiëntenpopulatie als wat betreft pathologie. De handigheid en zin voor esthetiek die deze chirurgie vereist, boeien mij. Ik verheug mij erop te kunnen werken binnen een sterk team met subspecialisaties. Dat verzekert een optimale behandeling voor elke patiënt.”
lijkse leiding van het aids-referentielaboratorium. Als staflid in een academisch ziekenhuis verwierf ze ruime ervaring met state-of-the-art analysetechnieken zoals MALDI-TOF MS en moleculaire diagnostiek, en met het verstrekken van klinische adviezen bij infectieuze problematiek. “Anno 2015 is ook een kwaliteitsbeleid niet meer weg te denken uit het laboratorium. De implementatie hiervan ligt mij dan ook nauw aan het hart. Bovendien ben ik dit academiejaar gestart met de opleiding ziekenhuishygiëne. In az groeninge wil ik meehelpen om de kwaliteitsvolle en moderne dienstverlening verder uit te bouwen. Ik heb zeven jaar relevante ervaring en ben vertrouwd met accreditatie en het verstrekken van advies. Daarnaast trekt ook de interactie met de clinicus mij aan.”
Artsen die az groeninge verlaten Het einde van het jaar valt samen met het vertrek van enkele artsen met een lange loopbaan in az groeninge: dr. Jan Lemayeur (mond-, kaak- en aangezichtsheelkunde), prof. dr. Frank Martens (klinisch laboratorium), dr. Filip Gheysen (ortho-
pedie), dr. Anne-Marie Vanden Bulcke (klinisch laboratorium) en dr. Guido Lefebvre (spoedopname). We zien hen met spijt in het hart vertrekken maar wensen hen allen een heerlijk pensioen met tijd voor familie, hobby’s en welverdiende rust.
v.l.n.r.: dr. Jan Lemayeur, prof. dr. Frank Martens, dr. Filip Gheysen, dr. Anne-Marie Vanden Bulcke en dr. Guido Lefebvre
Doctor in de medische wetenschappen Op 24 november 2014 promoveerde Lies Pottel tot doctor in de medische wetenschappen aan de Universiteit Gent over het onderwerp ‘Towards individualised care for (older) head and neck cancer patients treated with curative radiochemotherapy’. Lies werkt als wetenschappelijk medewerker bij het oncologisch support team van az groeninge. Haar doctoraatswerk werd gesuperviseerd door prof. dr. Tom Boterberg (promotor) en dr. Philip Debruyne, oncoloog in az groeninge (co-promotor). Wie een elektronisch exemplaar van het doctorale proefschrift wenst in te kijken, kan hiervoor mailen naar
[email protected]
|25|
Wetenschappelijke publicaties
• D. Möbius, T. Defillet, K. Titeca, G. Gunst, K. Kindt, B. Rens: Met vallen en opstaan: alcohol aanpakken op spoedopname. Verslaving, jaargang 10, nummer 2, 42 - 56. • B. Tombal, M. Borre, P. Rathenborg, P. Werbrouck, H. Van Poppel, A. Heidenreich, P. Iversen, J. Braeckman, J. Heracek, E. Baskin-Bey, T. Ouatas, F. Perabo, D. Phung, M. Hirmand, M. R. Smith: Enzalutamide monotherapy: 1-year extended follow-up of a Phase 2 study in hormone-naive prostate cancer patients. ASCO 2014 Annual Meeting May 30th - June 4th 2014: Abstract #131591. • M. Borre, M. R. Smith, P. Rathenborg, P. Werbrouck, H. Van Poppel, A. Heidenreich, P. Iversen, J. Braeckman, J. Heracek, E. Baskin-Bey, T. Ouatas, F. Perabo, D. Phung, B. Baron, M. Hirmand, B. Tombal: Enzalutamide monotherapy in patients with hormonenaive prostate cancer: 1-year extended follow-up of a Phase 2 study. SIU Congress Glasgow, October 12th - October 15th 2014: Abstract #1265 and Moderated Poster. • A. Salembier, P. Werbrouck: Castratieresistent prostaatcarcinoom: het ontstaan van castratieresistentie en de plaats van een hormonale behandeling. Tijdschrift voor Geneeskunde, 70: 761-776. • B. Beuselinck, Y. Vano, S. Oudard, P. Wolter, R. De Smet, L. Depoorter, C. Teghom, A. Karadimou, J. Zucman-Rossi, P. R. Debruyne, H. Van Poppel, E. Lerut, H. Dumez, R. Paridaens, P. Schöffski: Prognostic impact of baseline C-reactive protein in metastatic renal cell carcinoma treated with sunitinib. BJU International 2014, 114 (1): 81- 89. • M. Henderson, L. De Waele, J. Hudson, M. Eagle, C. Sewry, J. Marsh, R. Charlton, L. He, E. L. Blakely, I. Horrocks, W. Stewart, R. W. Taylor, C. Longman, K. Bushby, R. Barresi: Recessive desmin-null muscular dystrophy with central nuclei and mitochondrial abnormalities. Acta Neuropathologica, 2013, 125 (6): 917 - 919. IF 9.734. • A. Sarkozy, D. Hicks, J. Hudson, S. Laval, R. Barresi, D. Hilton-Jones, M. Deschauer, E. Harris, L. Rufibach, E. Hwang, R. Bashir, M. Walter, S. Krause, P. van den Bergh, I. Illa, I. Pennison-Besnier, L. De Waele, D. Turnbull, M. Guglieri, B. Schrank, B. Schoser, J. Seeger, H. Schreiber, D. Gläser, M. Eagle, G. Bailey, R. Walters, C. Longman, F. Norwood, J. Winer, F. Muntoni, M. Hanna, M. Roberts, L. Bindoff, C. Brierley, R. Cooper, D. Cottrell, N. Davis, A. Gibson, G. Gorman, S. Hammans, A. Jackson, A. Khan, R. Lane, J. McConville, M. McEntagart, A. Al-Memar, J. Nixon, J. Panicker, M. Parton, R. Petty, C. Price, W. Rakowicz, P. Ray, A. Shapira, R. Swingler, C. Turner, K. Wagner, P. Maddison, P. Shaw, V. Straub, K. Bushby, H. Lochmüller: ANO5 gene analysis in a large cohort of patients with anoctaminopathy: confirmation of male prevalence and high occurrence of the common exon 5 gene mutation. Human Mutation, 2013, 34 (8):1111 - 1118. IF 5.213.
|26|
• E. Harris, S. Laval, J. Hudson, R. Barresi, L. De Waele, V. Straub, H. Lochmüller, K. Bushby, A. Sarkozy: Undiagnosed genetic muscle disease in the north of England: an in depth phenotype analysis. PLoS Currents Muscular Dystrophy, 2013, 5. doi:pii: ecurrents.md.37f840ca67f5e722945ecf755f40487e. • C. Hermans, L. De Waele, C. Van Geet, K. Freson: Novel GATA1 mutation in residue D218 leads to macrothrombocytopenia and clinical bleeding problems. Platelets, 2013, 25 (4):305 - 307. doi:10.3109/09537104. 2013.815339. • L. De Waele, P. Boon, B. Ceulemans, B. Dan, A. Jansen, B. Legros, P. Leroy, F. Delmelle, M. Osseman, S. De Raedt, K. Smets, P. Van De Voorde, H. Verhelst, L. Lagae: First line management of prolonged convulsive seizures in children and adults: good practice points. Acta Neurologica Belgica. 2013, 113 (4):375 - 380. doi: 10.1007/s13760-013-0247-x. • G. I. Rice, Y. del Toro Duany, E. M. Jenkinson, G. M. Forte, B.H. Anderson, G. Ariaudo, B. Bader-Meunier, E. M. Baildam, R. Battini, M. W. Beresford, M. Casarano, M. Chouchane, R. Cimaz, A. E. Collins, N. J. Cordeiro, R. C. Dale, J. E. Davidson, L. De Waele, I. Desguerre, L. Faivre, E. Fazzi, B. Isidor, L. Lagae, A. R. Latchman, P. Lebon, C. Li, J. H. Livingston, C. M. Lourenço, M. M. Mancardi, A. Masurel-Paulet, I. B. McInnes, M. P. Menezes, C. Mignot, J. O’Sullivan, S. Orcesi, P. P. Picco, E. Riva, R. A. Robinson, D. Rodriguez, E. Salvatici, C. Scott, M. Szybowska, J. L. Tolmie, A. Vanderver, C. Vanhulle, J. P. Vieira, K. Webb, R. N. Whitney, S. G. Williams, L. A. Wolfe, S. M. Zuberi, S. Hur, Y. J. Crow: Gain of function mutations in IFIH1 cause a spectrum of human disease phenotypes associated with upregulated type I interferon signaling. Nature Genetics, 2014, 46 (5): 503 - 509. doi: 10.1038/ ng.2933. • H. Pottel, L. Hoste, L. De Waele, E. Braat, K. Baete, K. Goffin, E. Levtchenko, O. Gheysens: Measuring glomerular filtration rate using 51Cr-EDTA: body surface area normalization before or after BröchnerMortensen correction? Nuclear Medicine Communications, 2014. [Epub ahead of print] • M. D’Hondt, H. Pottel, D. Devriendt, MD, F. Van Rooy, F. Vansteenkiste, B. Van Ooteghem, W. De Corte: SILS Sigmoidectomy Versus Multiport Laparoscopic Sigmoidectomy for Diverticulitis. Journal of the Society of Laparoendoscopic Surgeons, 2014 July - September, 18(3): e2014.00319. doi: 10.4293/JSLS.2014.00319 • N. Cornelis, T. Vermassen, D. Schallier, J. P. Machiels, T. Gil, P.R. Debruyne, R. D’hondt, A. Bols, D. Schrijvers, J. Mebis, N. Lumen, S. Rottey: Prospective non-interventional multicentre observational trial of first-line anti-cancer treatment in patients with metastatic renal cell cancer in Belgium. Acta Clinica Belgica, October 2014, 69 (5):335 - 40.
• L. Pottel, M. Lycke, T. Boterberg, H. Pottel, L. Goethals, F. Duprez, A. Maes, S. Goemaere, S. Rottey, I. Foubert, P. R. Debruyne: Echium oil is not protective against weight loss in head and neck cancer patients undergoing curative radiotherapy. BMC Complement Altern Med, 2014, 14 (1): 382. • L. Hoste, F. Martens, S. Cooreman, P. Doubel, H. Pottel: Does the type of creatinine assay affect creatinine clearance determination? Scand J Clin Lab Invest. August 2014, 74 (5):392 8. doi:1 0.3109/00365513.2014.900186. Epub April 29th 2014. • W. Vandenberghe, W. De Corte, E. Hoste: Contrast associated AKI in the critically ill: relevant or irrelevant? Current Opinion in Critical Care, 2014, vol. 20, 6: in press. • W. De Corte, S. Oeyen, J. Decruyenaere, E. Hoste: Long-term outcome and quality of life in ICU-patients with acute kidney injuy treated with renal replacement therapy: a case control study. European Society of Intensive Care Medicine, Barcelona, Spain. 2014. • F. Michels, J. Van Der Bauwhede, S. Guillo, D. Oosterlinck, S. Thomas, S. Guillo: Minimally Invasive Repair of the Tibialis Anterior Tendon Using a Semitendinosus Autograft. Foot & Ankle International, March 2014, 35 (3): 264 - 71. • L. Carlier, F. Vansteenkiste, M. D’Hondt Preoperatieve chemotherapie voor de resectie van colorectale levermetastasen: Dr. Jekyll or Mr. Hyde? Tijdschr. voor Geneeskunde, 70(24): 1451 - 1458 • D. Möbius, K. Titeca, G. Gunst, K. Kindt, B. Rens, J. Schrooten eSBIRTES: online-tool voor vroeginterventie op spoeddiensten Verslaving, tijdschrift voor verslavingsproblematiek. Jaargang 10, nr 4, 32-44 • F. Lecot, K. Govaerts, H. Ceuppens De purulente fistel: zeldzame verwikkeling na carotisendarterectomie Tijdschr. voor Geneeskunde, 70, nr. 23, 2014
Voordrachten • M. Lycke, L. Ketelaars, T. Boterberg, L. Pottel, H. Pottel, P. Vergauwe, L. Goethals, K. Van Eygen, P. Werbrouck, D. Debruyne, S. Derijcke, M. Borms, V. Ghekiere, H. Wildiers, P. R. Debruyne - Validation of the Freund Clock Drawing Test as a screening tool to detect cognitive dysfunction in elderly cancer patients undergoing comprehensive geriatric assessment. 16th World Congress of Psycho-Oncology and Psychosocial Academy, Lisbon, Portugal. 2014. • M. D’Hondt, L. Dedrye, K. Vindevoghel, H. Pottel - Transanal Endoscopic Operation (TEO) for benign rectal lesions and low-risk T1 carcinoma: multicenter results. 9th Scientific & Annual Meeting, European Society of Coloproctogy, Barcelona, Spain. September 24th - 26th 2014.
• M. Desmet - Local Anesthetic Systemic Toxicity. 5th Refresher Course Obstetric Anesthesia, Utrecht, Holland. 2014. • M. Desmet - Dexamethasone, do all roads lead to Rome? Diplome universitaire Echo-ALS, Paris, France. 2014. • M. Desmet - Epidural, spinal and peripheral nerve block additives: what role they have? BARA Masterclass, Leuven, Belgium. 2014 • M. Desmet - Ask the Expert: Volume, Dose or drug mixture what should we choose for our peripheral nerve blocks? ESRA congress, Seville, Spain. 2014. • M. Desmet - US workshop: “Introduction in US” and “Lower Limb Blocks” ESRA congress, Seville, Spain. 2014. • M. Desmet - Central Neuraxial Blocks for TKA. BARA annual meeting, Brussels, Belgium. 2014. • P. Seynaeve - Le traitement offline des données de CT perfusion en pathologie ischémique cérébrale. Journées françaises de radiologie, Paris, France. October 19th 2014. • M. D’Hondt, E. Yoshihara, F. Vansteenkiste, J. Knol, G. Vangertruyden, G. Sergeant - Using the waiting interval after neoadjuvant chemoradiation for liver resection of synchronic metastases from rectal cancer: a valuable option? HPB SurG Meeting, Lyon, France. 2014. • F. Michels - Arthroscopic Anatomy of the Ankle, Sports Medicine Arthroscopic Stabilisation of the Lateral Ankle Advanced Course, Rotterdam, Holland. June 2014. • F. Michels - Endoscopic reconstruction of the ATFL and CFL: a cadaveric study. Expert panel: Ankle Instability Group, Chicago, USA. September 2014. • F. Michels - How to drill the talar tunnel in an ATFL reconstruction, Expert panel: Ankle Instability Group, Chicago, USA. September 2014.
Posterpresentaties • L. Pottel, M. Lycke, T. Boterberg, H. Pottel, L. Goethals, F. Duprez, A. Maes, S. Goemaere, S. Rottey, I. Foubert, P. R. Debruyne - Echium oil is not protective against weight loss in head and neck cancer patients undergoing curative radiotherapy: 36th International Congress of the European Society for Clinical Nutrition and Metabolism, Genève, Switzerland. 2014. • A. Fieuws, M. Desmet, C. Missant, M. Van de Velde - The addition of epidural or intraveneous dexamethasone did not affect postoperative analgesia following combined spinal epidural anesthesia for cesarean delivery: a randomized controlled trial. ESRA congress, Seville, Spain. 2014. • M. Desmet, D. Helsloot, E. Vereecke, C. Missant, M. Van de Velde - Pneumoperitoneum does not cause a posterior spread of local anaesthetics in midaxillary approach approach transverse abdominis plane block: a descriptive cadaver study. WCRAPT, Cape Town, South-Africa. 2014.
|27|
Wetenschappelijke kalender voor de regio Kortrijk
Datum
Onderwerp
Locatie
Organisator
8-1-2015
Multidisciplinaire aanpak van leverpolycystose
Parkzaal, campus loofstraat az groeninge
Pentalfa (*)
15-1-2015
Zelfzorg voor de huisarts
Het Notenhof, campus kennedylaan az groeninge
HZW
22-1-2015
Diagnostiek en behandeling van botmeta stasen: een multidisciplinaire visie
Parkzaal, campus loofstraat az groeninge
Pentalfa (*)
3-2-2015
De oftalmoloog en de diabetespatiënt
Het Notenhof, campus kennedylaan az groeninge
HZW
5-2-2015
Hoe kan een wilsverklaring helpen om goede patiëntenzorg te bieden?
Parkzaal, campus loofstraat az groeninge
Pentalfa (*)
12-2-2015
Wanneer starten met vruchtbaarheidsbehandelingen?
Parkzaal, campus loofstraat az groeninge
Pentalfa (*)
CC De Steiger te Menen
HZW
19-2-2015
Rugpijn tussen pil en mes: EBM
26-2-2015
Overbescherming of onderbescherming van Parkzaal, campus loofstraat onze kinderen? Een vraag voor Dokter Google az groeninge
Pentalfa (*)
5-3-2015
Crisisinterventie in de psychiatrie
Parkzaal, campus loofstraat az groeninge
Pentalfa (*)
7-3-2015
Geschiedenis van de geneeskunde
Het Notenhof, campus kennedylaan az groeninge
az groeninge, i.s.m. Montanus Brugge
11-3-2015
Orthopodium voor kinesisten
Het Notenhof, campus kennedylaan az groeninge
Dienst orthopedie az groeninge
12-3-2015
Orthopodium voor huisartsen
Het Notenhof, campus kennedylaan az groeninge
Dienst orthopedie az groeninge
13-3-2015
Traumatologie, van chaos naar structuur
Het Notenhof, campus kennedylaan az groeninge
apotheek en dienst orthopedie van az groeninge, i.s.m. BOTA en VZA
19-3-2015
Infectieziekten in het woonzorgcentrum
Het Notenhof, campus kennedylaan az groeninge
HZW
26-3-2015
Oude en nieuwe tandheelkundige vulmaterialen en nevenwerkingen/ fictie of realiteit?
Parkzaal, campus loofstraat az groeninge
Pentalfa (*)
26-3-2015
Symposium spine-unit
Het Notenhof, campus kennedylaan az groeninge
Spine-unit az groeninge
2-4-2015
Ziekenhuis en artsen actief in de 3e Wereld
Het Notenhof, campus kennedylaan az groeninge
SOLAZ | Kortrijk i.s.m. Artsen zonder Vakantie en FistulAid
16-4-2015
Ziekte en seksualiteit
Het Notenhof, campus kennedylaan az groeninge
HZW
23-4-2015
Nieuwe codering ICD 10
Parkzaal, campus loofstraat az groeninge
Pentalfa (*)
7-5-2015
Van osteoporose naar fractuurpreventie
Parkzaal, campus loofstraat az groeninge
Pentalfa (*)
21-5-2015
Online on the spot (de kracht van argumenten)
Meeting Center Xpo Kortrijk
HZW
27-5-2015
Symposium orgaandonatie
Het Notenhof, campus kennedylaan az groeninge
Dienst anesthesie az groeninge
28-5-2015
Hepatitis C: nieuwe ontwikkelingen
Parkzaal, campus loofstraat az groeninge
Pentalfa (*)
18-6-2015
Met de tenen bloot?
Het Notenhof, campus kennedylaan az groeninge
HZW (*) Pentalfa-sessie die in az groeninge plaatsvindt