Achteruitgang van de heide in de Maashorst 2012/ 2013
“Kansen voor natuurherstel op de Schaijkse Heide met behulp van steenmeel”
www. harrykuypers-muterater.weblog.nl
Frank Goossens Richard Kirschbaum Roel Langenberg 2012/2013 Begeleider: Henco Vonk Noordegraaf Datum: 05-07-2013 0
Achteruitgang van de heide in de maashorst. Kansen voor natuurherstel op de Schaijkse Heide met behulp van steenmeel
Auteurs:
Frank Goossens Richard Kirschbaum Roel Langenberg
Begeleider: Henco Vonk Noordegraaf Datum: 28-06-2013 Opdrachtgever: Stuurgroep de Maashorst, Nico Ettema.
Hogeschool HAS Den Bosch Onderwijsboulevard 221 5223 DE ’s-Hertogenbosch 1
Inhoudsopgave Voorwoord.................................................................................................................................................... 3 Samenvatting ............................................................................................................................................ 4 1. Inleiding .................................................................................................................................................... 5 1.1 Heidegebieden in Nederland .............................................................................................................. 5 1.2 Onderzoeksgebied Onderzoeksvraagstelling ..................................................................................... 6 2. Materiaal en Methode.............................................................................................................................. 9 2.1 Gebied beschrijving ............................................................................................................................ 9 2.2 Veldwerk ............................................................................................................................................. 9 2.2.1 Bodemonderzoek ........................................................................................................................ 9 2.2.2 Vegetatie opnamen. .................................................................................................................... 9 2.2.3 Vergelijk resultaten bodemonderzoek en vegetatie opname. .................................................... 9 2.3 Transplantatie experiment. .............................................................................................................. 10 2.3.1 Invloed van steenmeel op de pH ............................................................................................... 10 2.3.2 Transplantatie experiment: ....................................................................................................... 10 2.3.3 Analyse van de verworven resultaten ....................................................................................... 10 3. Resultaten ............................................................................................................................................... 12 3.1 Veldonderzoek.................................................................................................................................. 12 3.1.1 Bodemanalyses .......................................................................................................................... 12 3.1.2 Vegetatie opname ..................................................................................................................... 12 3.2 Transplantatie-experiment ............................................................................................................... 12 3.2.1 Invloed van steenmeel op de pH ............................................................................................... 12 3.2.2 Transplantatie experiment: ....................................................................................................... 14 4. Discussie ................................................................................................................................................. 19 4.1 Veldonderzoek.................................................................................................................................. 19 4.2 Transplantatie-experiment ............................................................................................................... 19 4.2.1 Invloed van steenmeel op de pH ............................................................................................... 19 4.2.2 Transplantatie experiment ........................................................................................................ 19 5. Conclusie................................................................................................................................................. 22 Literatuurlijst .............................................................................................................................................. 23 Bijlage ......................................................................................................................................................... 25
2
Voorwoord Beheer van de heidegebieden is al jarenlang een sterk punt van aandacht in Nederland. Als gevolg van onder meer verzuring, verdroging en vermesting vertonen deze kwetsbare ecosystemen een zeer sterke achteruitgang. Tot op heden hebben combinaties van onder andere afplaggen en bekalken al een uitkomst kunnen bieden, echter wordt er nog steeds gezocht naar betere methodes. Sinds een aantal jaar is steenmeel, een ooit als veelbelovend landbouwproduct gepromote bodemverbeteraar, een nieuw interessepunt gebleken voor natuurherstel. Zo zijn onder meer Arcadis en Alterra druk bezig met onderzoek naar de eigenschappen van dit gemalen vulkaangesteente om te achterhalen hoe deze ingezet kan worden voor natuurbehoud en natuurherstel. Gevoed door de vraag van Nico Ettema, namens stuurgroep de Maashorst, over de mogelijkheden van steenmeel voor het tegengaan van de achteruitgang van heidegebieden binnen natuurgebied de Maashorst kregen wij de kans hier zelf mee bezig te gaan. Dankzij de medewerking van onder meer Arcadis, Alterra en steenmeelleveranciers Agriton (Basabox) en Salucon (Eifelgold), hebben wij een experiment op kunnen zetten om het effect van steenmeel op in ieder geval twee kenmerkende heideplanten te testen. Uit deze testen bleek dat er zeker mogelijkheden liggen voor het toepassen van steenmeel voor het verbeteren van de a-biotische omstandigheden van heidegebieden. Hopelijk dienst dit verslag als een opstapje naar grootschaliger onderzoek en toepassing van deze producten in de praktijk en kan het een steentje bijdragen aan het verbeteren van de heidegebieden in Nederland.
Frank Goossens Richard Kirschbaum Roel Langenberg Studenten Toegepaste Biologie HAS Hogeschool, Den Bosch
3
Samenvatting In het Nederlandse heidelandschap, blijken hydrologie, zuurgraad en voedingstoffenaanbod sturende factoren te zijn voor de vegetatiesamenstelling. Dit onderzoek richt zich op De Maashorst, een natuurgebied met een diversiteit aan landschappen, waaronder meerdere heidegebieden. In de loop der jaren zijn de heidegebieden binnen de Maashorst achteruit gegaan waardoor het hier voornamelijk nog om soortenarme zure heidegebieden gaat. De Schaijkse heide is een dergelijk heidegebied, bestaande uit een droog en een nat heidegebied. Om te bepalen of verzuring de oorzaak van deze achtergang is werd er in dit onderzoek, door middel van een bodemonderzoek en vegetatieopnamen, het verband tussen bodemsamenstelling en aanwezige vegetatie onderzocht. Naast veldonderzoek is er een kiemingsexperiment opgezet in de kas om de mogelijkheden van herstel van de heide met behulp van steenmeel (fijngemalen gesteente van magmatische oorsprong), te bepalen. Van steenmeel is al bekend dat het de pH van de bodem kan verhogen en de mineralenhuishouding van de bodem kan verbeteren. Bij het bodemonderzoek zijn de fosfaat, Kalium, Calcium, Magnesium, pH-KCl, pH-H2O en C/N-waardes bepaald. Met de resultaten van de vegetatieopnames zijn met behulp van Turboveg en Synbiosys de plantengemeenschap bepaald. De Ellenbergwaardes van de plantengemeenschappen werden vervolgens vergeleken met de waardes van de bodemanalyses. In het transplantatie-experiment is gebruik gemaakt van 2 soorten steenmeel, het kalium-rijke steenmeel (Basabox) en een calcium/magnesium steenmeel (Eifelgold). Eerst is de benodigde hoeveelheid steenmeel om een gewenst effect te krijgen bepaald. Vervolgens is een deel van de bodem van de droge en natte Schaijkse heide behandeld met 1 gram Eifelgold, een deel met 1 gram Basabox en een deel met een mix van 0,5 gram Eifelgold en 0,5 gram Basabox, tevens bleef een deel onbehandeld ter controle. Vervolgens werd na twee weken de helft ingezaaid met zaden van kleine tijm en de andere helft met zaden van de stijve ogentroost. Bij de bodemanalyses werd voor de droge heide een pH H2O gevonden van 4,3 en bij de natte heide een pH H2O van 4,17. Bij de pH bepaling met steenmeel was de pH van de droge heide bodem voor de behandeling 3,73, 2 weken na behandeling met 0.5 gram steenmeel lag dit, voor zowel Eifelgold als Basabox, op ruim 4. Op de natte heide was de pH voor de behandeling 4,28, twee weken na behandeling met 0.5 gram steenmeel lag dit op 4.55 voor Basabox en 4.65 voor Eifelgold. De gevonden waardes van het bodemonderzoek en de gevonden plantengemeenschap sluiten bij elkaar aan, waar eerder gedane vegetatieopnamen duiden op plantengemeenschappen die een rijkere bodemsamenstelling nodig hebben. Bij zowel de natte als de droge heide werd een verhoging van de pH waargenomen na behandeling met steenmeel, waarbij de hoogste pH bereikt werd bij behandeling met Eifelgold. Gezien het verschil in samenstelling tussen Eifelgold en Basabox is het aannemelijk dat dit veroorzaakt wordt door een hogere concentratie aan CaO en in mindere mate fosfaat. Bij het transplantatie-experiment lijkt Eifelgold een beter effect te hebben op de kieming en ontwikkeling van de kleine tijm en de stijve ogentroost, echter laat de mix bij kleine tijm op natte heide bodems nog een verbetering zien ten overstaan van alleen Eifelgold, wat waarschijnlijk toe te schrijven is aan de hogere kalium- en mangaanconcentratie van Basabox. Om te kijken of dit effect een meerwaarde heeft is het aan te raden een soortgelijk experiment uit te voeren met een grotere diversiteit aan plantensoorten op bodems bij behandeling met alleen Eifelgold en met een mix van Eifelgold en Basabox. De bodemanalyses en de vegetatieopnamen tonen dat de bodemsamenstelling waarschijnlijk de belangrijkste factor is op de mate van achteruitgang van de plantmatige biodiversiteit op de Schaijkse droge en natte heide. Uit het transplantatie-experiment blijkt ook dat met de behandeling met steenmeel een positief effect heeft, wat aansluit op de bevindingen uit de bodemanalyses en vegetatieopnamen. Om tot een duidelijk beheersplan te komen is verder onderzoek nodig naar de effecten van steenmeel in het veld door het opzetten van proefvelden binnen de heidegebieden. Om de kans op herintroductie van soorten te bepalen is het tevens mogelijk de dispersiemogelijkheden van doelsoorten en aanwezige zadenbank te onderzoeken. 4
1. Inleiding 1.1 Heidegebieden in Nederland Nederland is rijk aan heidelandschappen, zoals de hoge Veluwe, Veluwezoom, Havelterberg, Dwingelderveld en Kruisheide. In het Nederlandse heidelandschap blijken hydrologie, zuurgraad en voedingstoffenaanbod sturende factoren te zijn voor de vegetatiesamenstelling (Bobbink et al., 1998; De Graaf, 2000; De Graaf et al., 1994). Binnen het heidelandschap worden vier vegetatietypen onderscheiden, namelijk de heischrale graslanden, de soortenrijke heiden, de soortenarme zure heide en de rivierduingraslanden. Elk van deze vegetatietypen stelt zijn eigen eisen aan de hydrologie, zuurgraad en voedingstoffen aanbod (De Graaf et al., 2004). Bij deze indeling moet wel opgemerkt worden dat bij de soortenrijke heide en de heischrale graslanden overeenkomsten vertonen op het gebied van karakteristieke soorten die er voorkomen, ook kennen zij gelijke oorzaken van achteruitgang. In de Maashorst komen de soortenrijke heide en soortenarme zure heide voor. De soortenrijke heidevegetatie wordt gerekend tot de associatie van struikheide en stekelbrem subass. met tandjesgras. De soortenrijke heide worden gekenmerkt door het voorkomen van dwergstruiken zoals struikheide (Calluna vulgaris), gewone dophei (Erica tetralix), borstelgras (Nardus stricta), tandjesgras (Danthonia decumbens), kleine tijm (Thymus serpyllum), stijve ogentroost (Euphrasia stricta) en rozenkransje (Antennaria dioica). Kenmerkend voor een droog, soortenrijk heidegebied is dat de bodem een pH heeft van tussen de 4,5 en 6. Hoge ammoniumconcentraties in de bodem, zeker in combinatie met een lage pH zijn vaak giftig voor deze plantensoorten (De Graaf, 2000; Lucassen et al., 2003). De soortenarme, zure heide wordt gedomineerd door struikheide en gewone dophei. Het zijn veelal de bekende paarse heidevelden. Naast de dominante dwergstruiken wordt op de arme heide struikheide vergezeld door onder andere kruipbrem (Genista pilosa), stekelbrem (Genista anglica), grote wolfsklauw (Lycopodium clavatum) en klein warkruid (Cuscuta epithymum) (Schaminee et al., 1996). Dit type heide komt meestal voor op een bodem met een pH lager dan 4,5 waar zeer voedselarme condities heersen. Heidegebieden zijn (zeer) voedselarme ecosystemen (De Graaf et al., 2004; Massant, 2009). Achteruitgang van deze systemen wordt vaak veroorzaakt door abiotische factoren, bijvoorbeeld verzuring, vermesting of verdroging. De verzuring van de bodem wordt veroorzaakt door (SO2), stikstofoxiden (NO) - zoals stikstofmonoxide (NO) en stikstofdioxide (NO2) - ammoniak (NH3) en vluchtige organische stoffen (VOS). Verzuring van soortenrijke heidegebieden heeft twee effecten (De Graaf et al., 1998; Roelof et al., 1985; Troelstra et al., 1990): Er vindt er een verplaatsing van buffering plaats door uitwisseling van basische kationen (calcium, magnesium, kalium en natrium). Het omslagpunt ligt ongeveer bij een pH van 4,5. Op dit punt veranderen een aantal bodemkenmerken. De basische kationen gaan dan in oplossing en spoelen uit naar diepere bodemlagen, waardoor ze niet meer beschikbaar zijn. Ten tweede gaan de mineralisatie- en nitrificatiesnelheid dalen. Dit leidt tot een verandering in het minerale stikstofaanbod. De nitraatconcentratie neemt af, terwijl de ammoniumgehalten stijgen. In zure heidebodems (pH <4,5) is ammonium dan ook de dominante stikstofvorm, welke in hoge concentraties schadelijk is voor enkele karakteristieke plantensoorten van de soortenrijke heide. Vermesting kan leiden tot een overvloed van stikstof in de bodem waardoor karakteristieke heide planten worden overwoekerd door voornamelijk grassoorten zoals bochtige smele (Deschampsia flexuosa). Krupa (2003) concludeerden echter dat de achteruitgang van heideschrale graslanden (en dus ook de soortenrijke heide) waarschijnlijk primair te wijten was aan verzuring.
5
1.2 Onderzoeksgebied Onderzoeksvraagstelling Natuurgebied de Maashorst bestrijkt ruim 3500 hectare en is gelegen in het noordoosten van NoordBrabant, in de gemeenten Oss, Landerd, Bernheze en Uden (Figuur 1). Het is hiermee het grootste aaneengesloten natuurgebied van Brabant (N. Ettema, persoonlijke mededeling, 2012)
Figuur 1.1 Kaart van De Maashorst met de belangrijkste toponiemen (Google Maps)
De Maashorst is ontstaan toen tijdens de laatste ijstijd de Maas door het gebied stroomde (van Balen, 2009). De Maas stroomt er tegenwoordig echter niet meer doordat ruim honderdduizend jaar geleden in Limburg en Noord-Brabant diverse breuken ontstonden in de aardkorst, waarbij sommige delen van de aardkorst omhoog werden geduwd. Het hoogteverschil dat deze breuken veroorzaakten is hedendaags nauwelijks meer te zien, maar de breuk is nog te herkennen aan de bodem. Door deze verschuiving loopt het grondwater moeilijk weg bij een breuk en wordt daar omhoog gestuwd. Oorspronkelijk kwamen op De Maashorst uitgestrekte bossen voor. Door een combinatie van begrazing, houtkap, afbranden, plaggen en akkerbouw maakten het bos vanaf de middeleeuwen plaats voor uitgestrekte heide en stuifzanden. De Maashorst en Herperduin bestaan tegenwoordig uit bossen, heide, stuifzanden, vennen, akkers en graslanden. De belangrijkste natuurwaarden bevinden zich in de heiden en vennen en sommige oude boscomplexen (Ettema, 2012; Van Der Lans & Ruyten, 2008). In het 6
huidige Natuurplan wordt gestreefd naar een zogenaamde natuurkern welke bestaat uit een natuurlijk bos met hierin een centrale open ruimte welke hoofdzakelijk bestaat uit heide, schrale graslanden en hier en daar kleine bosjes en solitaire bomen (figuur 2) (Ettema, 2012; Van Der Lans & Ruyten, 2008). Om deze natuurkern komt een schil welke gebruikt wordt voor diverse doeleinden waaronder wonen, land- en tuinbouw, grasland en recreatie.
Figuur 1.2 Visiekaart 2050 met natuurkern (paars) en bosmantel (groen) (Ettema et al., 2012)
Binnen natuurgebied de Maashorst zijn de afgelopen dertig jaar een groot deel van de planten die voorkomen op de verschillende heidegebieden volledig verdwenen. Gemiddeld genomen is het aantal plantensoorten per heidegebied ruwweg gehalveerd (Ettema, 2012). Ettema noteert verder dat er van de vijfenveertig plantensoorten die in 1938 nog voorkwamen in De Maashorst er in 2010 elf niet meer voorkwamen. Op de droge heide betreft het hier rozenkransje, stijve ogentroost en wilde tijm. Dit leidt tot de vraag welke oorzaak hiervoor verantwoordelijk is. Binnen dit onderzoek is er voor gekozen zich te richten op de zogenaamde “droge en natte Schaijkse heide” (bijlage 1). De ligging, afmetingen van deze gebieden maken het geschikt als onderzoeksgebied. Op de Schaijkse heiden is ook een sterke achteruitgang van de soortendiversiteit waar te nemen door de jaren heen (Ettema, 2012). Conclusies en adviezen aan de hand van dit onderzoek zal dan ook iets zinnigs zeggen over de andere heidegebieden en kan leiden tot verder onderzoek en advies naar de andere gebieden. 7
Het doel van dit onderzoek was achterhalen wat de oorzaak is van de soortenachteruitgang op de Schaijkse heiden. Een vegetatie inventarisatie uit 1980 wijst uit dat de vegetatie destijds thuishoorde in de associatie van struikhei en stekelbrem, sub associatie met tandjesgras. Deze is kenmerkend voor een droge, soortenrijke heide en heeft een pH tussen de 4,5 en 5,5 (Ettema, 2012). De vegetatieinventarisatie uit 2011 lijkt echter meer te wijzen op een associatie van Struikhei en Stekelbrem die men normaal gesproken aantreft op zure arme heide, welke een pH heeft die lager is dan 4,5 (2,9 - 4,5) (De Graaf et al., 2004). Door de waardes van de associatie van Struikhei en Stekelbrem subass. met Tandjesgras (Bijlage 2) te vergelijken met de huidige associatie van de droge Schaijkse heide wijst erop dat de pH door de jaren heen lager, en de bodem steeds armer wordt. Aangezien er echter niet eerder bodemonderzoek was gedaan binnen het onderzoeksgebied kon dit niet met zekerheid worden gezegd. Dit geldt tevens ook voor de natte Schaijkse heide. Dit onderzoek keek aan de hand van bodemonderzoek of de achteruitgang op de Schaijkse heiden te wijten is aan verzuring. Om een goed beeld te krijgen van de huidige bodemkwaliteit van de Schaijkse Heide is er gekeken naar de pH en de hoeveelheid calcium, magnesium, kalium, fosfaat en het C/N quotiënt. Bij het uitvoeren van deze bodemmetingen werd tevens een vegetatieopname gedaan om de gevonden waardes zo goed mogelijk te kunnen koppelen aan de aanwezige vegetatie. Zodoende werd getracht de relatie tussen de aanwezige vegetatie in de Schaijkse heiden en de bodemsamenstelling te bepalen. Tevens is er een transplantatie-experiment uitgevoerd met steenmeel. Onder steenmeel wordt verstaan: fijngemalen silicaatgesteenten van magmatische oorsprong (Arcadis, 2012). Deze gesteenten kunnen uiteenlopen van Calcium tot Magnesium tot Kalium, rijk met allerlei schakeringen in mineraalinhoud (bijlage 3). Er bestaat daardoor de mogelijkheid steenmeelblends te maken die beantwoorden aan specifieke problemen in de bodem. Door steenmeel aan te brengen als een langzaam vrijkomende meststof worden de natuurlijke minerale vruchtbaarheid, buffercapaciteit en weerbaarheid van de bodem hersteld. Bij dit experiment werd getracht zaden van verdwenen plantensoorten te laten kiemen door middel van het behandelen van de grond met steenmeel, waarbij is gekozen voor de kleine tijm en de stijve ogentroost. Hiermee werd bekeken of de behandeling met steenmeel een positief effect kan hebben op het herintroduceren van verdwenen plantensoorten. Voor dit experiment is gekozen voor twee verschillende steenmeel-type, te weten een kalium steenmeel en een calcium/magnesium steenmeel, die zowel los van elkaar als samen ingezet worden. Er wordt gekozen voor deze soorten omdat dit drie belangrijke stoffen zijn die uit de bodem verdwijnen als gevolg van verzuring en een duidelijk bufferende effect hebben op een zure bodem (De Graaf e.a. 2004).
8
2. Materiaal en Methode 2.1 Gebied beschrijving Het veldwerk is uitgevoerd in twee gebieden, de droge Schaijkse heide en de natte Schaijkse heide. De droge heide wordt gekenmerkt door associatie van Struikheide en Stekelbrem uit de Klasse der droge heiden en de natte heide door associaties van de Klasse der Hoogveenbulten en natte heiden. In zowel de droge als natte heide is voor dit onderzoek 5 percelen van twee bij twee meter uitgezet (Bijlage 4). Deze percelen zijn zo representatief mogelijk gekozen, zodat deze een goed beeld vormen van de gehele heidesoort. Op deze percelen heeft het veldwerk plaats gevonden (Ettema, 2012).
2.2 Veldwerk 2.2.1 Bodemonderzoek Op deze percelen werd met behulp van een steekboortje per perceel 20 bodemmonsters genomen, en per perceel in een zak gedaan. Deze bodemmonsters werden per perceel onderzocht op de bodemsamenstelling, hierbij is er gekeken naar de pH-waarde en de K, Mg, Ca, P-gehaltes. De pH-KCl werd berekend via pH-KCl methode. Deze is uitgevoerd volgens de standaard methodes zoals beschreven in NEN 5750:2004. De pH-H2O werd berekend via de pH-H2O methode. Deze is uitgevoerd volgens de standaard methodes zoals beschreven in NEN-ISO 10390 2005. De gevonden waarden werden vergeleken met de pH-H2O waarde van het transplantatie-experiment. Het fosfaatgehalte is bepaald via de PAL-methode1, deze is beschreven in NEN 5793:2008. De hoeveelheid organische stof in de bodem is bepaald volgens de gloeiverliesmethode methode zoals beschreven in NEN 5754 2005 Voor de stikstof bepaling is de Kjeldahl methode gebruikt. De concentraties kalium, calcium en magnesium werden verkregen door sneltesten, deze staan beschreven in NEN 5738:1996. Uiteindelijk werden alle gevonden waardes vergeleken met de optimale waardes voor droge en natte heide gebieden. 2.2.2 Vegetatie opnamen. Tijdens het onderzoek naar de aanwezige vegetatie is er per perceel de Braun- Blanquet methode uitgevoerd volgens de 9-puntsschaal. Bij deze methode is alle vegetatie binnen een perceel van twee bij twee meter geïnventariseerd. Bij twijfel over de gevonden plantensoort is er om verificatie gevraagd. Met de gevonden gegevens zijn, met behulp van Synbiosys, de Ellenbergwaarden van de pH en voedselrijkdom van de bodem bepaalt. Bij de vegetatieopname zijn mossen niet meegenomen omdat kennis over de aanwezige mossen geen meerwaarde heeft voor het onderzoek. 2.2.3 Vergelijk resultaten bodemonderzoek en vegetatie opname. De resultaten verkregen van de bodemanalyse werden vergeleken met de Ellenbergwaarde van de gevonden plantengemeenschappen. Hierbij werd er gelet op opvallende afwijkingen.
1
Zie: www.overheid.nl, wet en regelgeving, zoek op: uitvoeringsregeling meststofwet, ga naar: "Bijlage C. behorende bij artikelen 30 tot en met 33 Protocol voor bepaling van het PAL-getal.
9
2.3 Transplantatie experiment. 2.3.1 Invloed van steenmeel op de pH De toevoeging van steenmeel was nog niet eerder toegepast op de Schaijkse Heide, zodoende was de benodigde hoeveelheid steenmeel en gewenningstijd (de tijd die steenmeel nodig heeft om voldoende op de bodem in te werken) nog niet bekend, hiertoe is eerst een proefopzet gemaakt. Als eerste is aarde bemachtigd van zowel de “droge Schaijkse Heide” als de “natte Schaijkse Heide”. Deze aarde is verkregen door op representatieve plekken, waarbij gekeken werd naar aanwezige vegetatie, de bovenste 10 cm af te scheppen. Van de verkregen bodem werd eerst de pH-H2O bepaald volgens NEN-ISO 10390 2005, hierna werden er per bodemsoort, in duplo, 4 potten met de verkregen grond gevuld en kregen allemaal een andere hoeveelheid steenmeel toegevoegd. Deze hoeveelheden bedroegen 0,1; 0,2; 0,3; 0,4 en 0,5 gram. Dit gebeurde voor zowel de Basabox als de Eifelgold. Ook werd er per bodemsoort in duplo, 1 pot grond ingezet zonder steenmeel, deze diende als controle. Vervolgens werd de pH wekelijks gemeten aan de hand van de H2O methode. Uiteindelijk is voor het transplantatie experiment gekozen voor de hoeveelheid steenmeel, en gewenningsperiode die voor de droge heide het dichtste bij een pH-H2O tussen de 4,5 en 6 kwam en voor de natte heide lager dan 4,5. 2.3.2 Transplantatie experiment: Tijdens het experimentele onderzoek met Steenmeel zijn de zaden van kleine tijm en stijve ogentroost in een kas gekiemd. Hiervoor werden er 8 keer 10 potten gevuld met natte heidebodem; waarvan er 20 potten behandeld werden met 1 gram Basabox, 20 met 1 gram Eifelgold, 20 met 1 gram Mix (bestaande uit 0,5 gram Basabox en 0,5 gram Eifelgold); 20 potten bleven onbehandeld ter controle. Van de droge heidebodem werden er op dezelfde werkwijze steeds 16 potten behandeld. Behandeling met steenmeel vond plaats door het bovengronds, handmatig uitstrooien van steenmeel over de bodems. Na 1 week werden er bij de natte heide, van elke soort steenmeel, 10 potten ingezaaid met 10 zaden kleine tijm en 10 potten met 10 zaden stijve ogentroost, bij de droge heide werd dit gedaan bij steeds 8 potten per soort steenmeel. Na 4 weken werden de potten beoordeeld op de hoeveelheid zaden er gekiemd waren. 6 weken later werd elke plant beoordeeld op; de lengte gemeten van wortelaanzet tot aan de top van de stengel in mm, het aantal ontwikkelde bladeren en de bladkleur, de bladkleur is ingedeeld in 3 klassen; goed, matig en slecht, waarvan de normeringen tijdens het beoordelen zijn vastgesteld. Bij het uitblijven van een duidelijke kieming werd de mate van kieming geclassificeerd door de zaden uit de grond te zeven en de mate van ontwikkeling te bepalen. 2.3.3 Analyse van de verworven resultaten De gemeten waardes zijn verwerkt in een tabel en er is gekeken of er opvallende verschillen tussen de gevonden waardes aanwezig waren. Aan de hand van statistische toetsen is vervolgens per waarde gekeken of er significant verschil in ontwikkeling is waargenomen tussen de vier verschillende situaties, zonder steenmeel, met Basabox, met Eifelgold, met Basabox en Eifelgold, hierbij zijn de bodemsoorten onafhankelijk van elkaar bekeken. Bij de hoeveelheid geslaagde kiemingen, de lengte en het aantal bladeren is eerst bekeken of de gevonden waardes als normaal verdeeld beschouwd mogen worden. Bij de hoeveelheid geslaagde kiemingen gaat het per bodemsoort over het aantal gekiemde exemplaren (ratio) in vier verschillende situaties en is een variantieanalyse (F-toets) toegepast, waarna een LSDtoets is toegepast om te achterhalen tussen welke groepen de gevonden verschillen zaten. Bij de lengte gaat het over de gemiddelde lengte (ratio) in vier verschillende situaties en bij het aantal bladeren gaat het over het gemiddeld aantal bladeren (ratio) in vier verschillende situaties. Voor deze twee waardes 10
zijn tevens een variantieanalyse, gevolgd door een LSD-toets gebruikt om significantie te bepalen. Bij de bladkleur gaat het over een beoordeling in categorieën (ordinaal)bij vier verschillende situaties en is de “Kruskal-Wallis” toets gebruikt om te achterhalen of er significante verschillen gevonden zijn.
11
3. Resultaten 3.1 Veldonderzoek 3.1.1 Bodemanalyses Het fosfaat gehalte kon niet worden bepaald aan de hand van de P-Al methode doordat de concentratie te laag was. De gemiddelde waardes staan weergegeven in tabel 3.0 (bijlage 5). Tabel 3.0. Het gemiddelde van de gemeten waardes op de droge en natte heide. In de rechter kolom staan de ideale waardes voor beide heiden, alleen de pH gehalte verschilt hierin.
Abiotische factor pH water pH KCl Fosfaat C/N K Ca Mg
Droge heide 4.3 3.71 0.02 22.78 0.84 6.28 2.99
Natte heide 4.17 3.53 0.03 19.69 0.51 4.21 3.89
Ideale omstandigheid droge heide 4.5;5.5 natte heide 4.5;6 <0.05 >35 <15 <25 <10
3.1.2 Vegetatie opname Bij de vegetatieopnamen (Bijlage 6) van de droge heide leverde alle vegetatieopnamen de “Klasse der droge heiden, struikhei orde, verbond van struikhei en struikbrem” op (vegetatiecode 20AA01A en 20AA01B). Bij de vegetatieopnamen op de natte heide leverde twee vegetatieopnamen de “Klasse der droge heiden, struikhei orde, verbond van struikhei en struikbrem” (vegetatiecode 20AA01B) op en drie vegetatieopnamen leverden de “Klasse der hoogveenbulten en natte heiden, rompgemeenschap van pijpenstrootje”(vegetatiecode 11RG02) op. Verder werden op de rand van de droge heide langs een pad enkele soorten aangetroffen die in het veld niet waar te nemen waren. Het gaat hier om ochtige smele, zachte witbol, schapezuring, vroege haver, liggend walstro, veelbloemige veldbies, rood zwenkgras, tandjesgras, gewoon biggekruid en schapegras.
3.2 Transplantatie-experiment 3.2.1 Invloed van steenmeel op de pH Bij de nulmeting is de pH van de bodem van de droge heide vastgesteld op 3,73. Bij de droge heide vertoonden zowel de behandeling met Eifelgold als de behandeling met Basabox na vier weken een hogere pH dan de onbehandelde bodem (figuur 3.1 en bijlage 7). Hierbij leverde de behandeling met 0,5 gram toegediende steenmeel een hogere pH op dan behandelingen met een lagere hoeveelheid steenmeel. Na vier weken had de bodem van de onbehandelde grond een pH van 3,69. Bij de behandeling met 0,5 gram Basabox had de bodem na vier weken een pH waarde van 3,76 en bij de behandeling met Eifelgold had de bodem na vier weken een pH van 3,9. De behandeling met één gram Eifelgold leverde na één week een pH op van 3,8. De behandeling met één gram Basabox leverde na één week een pH van 3,9 op. Tijdens het experiment vertoonden alle bodems van de droge heide een gelijkwaardige daling van de pH gedurende de vier weken. De behandeling met 0,5 gram Basabox en de behandeling met 0,4 gram Eifelgold vertoonde echter een lagere waarde in week 3 dan in week 4. (Bijlage 7)
12
4.1 4 3.9
pH
3.8 3.7 3.6 3.5 3.4 3.3
1
2
3
4
Week
Figuur 3.1 Verloop van de pH van bodem van de droge heide bij behandeling met twee soorten steenmeel. De blauwe lijn geeft hierbij het verloop weer van de pH van de bodems die behandeld werden met 0,5 gram Eifelgold, de rode lijn geeft het verloop van de pH van de bodems weer die behandeld werden met 0,5 gram Basabox en de groene lijn geeft het verloop weer van de pH van de onbehandelde bodems.
Bij de nulmeting is de pH van de bodem van de natte heide vastgesteld op 4,28. Bij de natte heide vertoonden de behandeling met Eifelgold en de behandeling met Basabox na vier weken een hogere pH op dan de onbehandelde bodem (figuur 3.2 en bijlage 7). Hierbij leverde de behandeling met 0,5 gram toegediende steenmeel een hogere pH op dan behandelingen met een lagere hoeveelheid steenmeel. Na vier weken had de bodem van de onbehandelde grond een pH van 4,2. Bij de behandeling met 0,5 gram Basabox had de bodem een pH van 4,36 en bij de behandeling met 0,5 gram Eifelgold had de bodem na vier weken een pH van 4,51 (3.2). De behandeling met één gram Eifelgold leverde na één week een pH van 4,32 op. De behandeling met één gram Basabox leverde na één week een pH van 4,45 op. Tijdens het experiment vertoonden alle bodems van de natte heide een gelijke daling van de pH gedurende de vier weken. De behandeling met 0,5 gram Basabox vertoonde echter een lagere waarde in week 3 dan in week 4. (Bijlage 7) 4.7 4.6 4.5
pH
4.4 4.3 4.2 4.1 4 3.9 3.8 1
2
3
4
Week
Figuur 3.2 Verloop van de pH van bodem van de natte heide bij behandeling met twee soorten steenmeel. De blauwe lijn geeft hierbij het verloop weer van de pH van de bodems die behandeld werden met 0,5 gram Eifelgold, de rode lijn geeft het verloop van de pH van de bodems weer die behandeld werden met 0,5 gram Basabox en de groene lijn geeft het verloop weer van de pH van de onbehandelde bodems.
13
3.2.2 Transplantatie experiment: Kiemingen Bij de droge heide werd bij de eerste telling van de kleine tijm op de bodems die behandeld waren met Eifelgold een kiemingspercentage van 34% gevonden (tabel 3.1), tegenover een kiemingspercentage van 0% bij de onbehandelde bodems. (P=0,001). Bij de behandeling met Basabox was deze 18% (P=0,055 t.o.v. onbehandelde bodem) en bij de behandeling met de mix van Eifelgold en Basabox was deze 14% (P=0,126 t.o.v. onbehandelde bodem). Bij de Stijve ogentroost op de droge heide werd zowel bij de onbehandelde bodem als de behandeling met Basabox 0% kieming gevonden, bij de behandeling met Eifelgold werd een kiemingspercentage van 1% gevonden (P=0,618 t.o.v. onbehandelde bodem) en de behandeling met de Eifelgold/Basabox mix leverde een kiemingspercentage van 5% op (P=0,053). Tabel 3.1 Kiemingsgetallen en percentages van kleine tijm en stijve ogentroost gevonden bij behandeling met verschillende soorten steenmeel van bodem afkomstig van de droge heide. De telling is uitgevoerd vier weken na zaaiing.
plantensoort
behandeling aantal gekiemd % gekiemd Onbehandeld 0 0% Basabox 14 18% kleine tijm Eifelgold 27 34% Mix 11 14% Onbehandeld 0 0% Basabox 0 0% stijve ogentroost Eifelgold 1 1% Mix 4 5% Bij de eerste telling op de natte heide werd bij de behandeling van de natte heide bodem met Eifelgold een kiemingspercentage bij kleine tijm van 46% gevonden (tabel 3.2), tegen 5% kieming bij de controle (P=0,000). De kieming bij de behandeling met een Eifelgold/ Basabox mix lag met 56% nog hoger (P=0,000 t.o.v. onbehandelde bodem). Tussen de behandeling met Eifelgold (46% kieming) en de behandeling met de mix (56% kieming) is geen significant verschil gevonden (P=0,151). Bij de Stijve ogentroost werd op de natte heide alleen bij de behandeling met Eifelgold een significant hoger aantal kiemingen aangetoond ten opzichte van de onbehandelde natte heide grond (P=0,000). Tabel 3.2 Kiemingsgetallen en percentages van kleine tijm en stijve ogentroost gevonden bij behandeling met verschillende soorten steenmeel van bodem afkomstig van de natte heide. De telling is uitgevoerd vier weken na zaaiing.
plantensoort
behandeling aantal gekiemd % gekiemd Onbehandeld 5 5% Basabox 12 12% kleine tijm Eifelgold 46 46% Mix 59 59% Onbehandeld 2 2% Basabox 17 17% stijve ogentroost Eifelgold 60 60% Mix 2 2%
14
Morfologische waarnemingen Levende exemplaren Tabel 3.3 geeft het percentage gekiemde exemplaren weer van de behandelde gronden. Bij de stijve ogentroost was zowel bij de Basabox als mix geen kieming te vinden. Net zoals bij de onbehandelde grond van de kleine tijm op de droge heide. Het hoogste percentage was gevonden bij de mix van beide soorten steenmeel bij de kleine tijm op de natte heide. Tabel 3.3. Percentage gekiemde exemplaren per heidegebied/plantensoort en behandeling.
Heidegebied
Plantensoort
Droge heide
kleine tijm
kleine tijm Natte heide stijve ogentroost
Behandeling Basabox Eifelgold Mix Onbehandeld Basabox Eifelgold Mix Onbehandeld Basabox Eifelgold Mix Onbehandeld
Gekiemde exemplaren (%) 10 25 10 0 7 48 64 3 0 57 0 4
Aantal bladeren Bij de kleine tijm op de bodem van de droge heide behandeld met de mix hadden de levende planten gemiddeld met 9,25 bladeren de meeste bladeren (P=0,005 t.o.v. Eifelgold, P=0,543 t.o.v. Basabox)(figuur 3.3). Bij de behandeling met Basabox was het gemiddelde 8,5 bladeren (P=0,031 t.o.v. Eifelgold,) en bij de behandeling met Eifelgold was het gemiddelde 6,2 bladeren. Bij de onbehandelde bodems zijn geen levende exemplaren gevonden. De stijve ogentroost op de droge heide leverde bij geen van de behandelingen een levend exemplaar op.
aantal bladeren
15 10 5 6
9
9
0 Figuur 3.3 Gemiddeld aantal bladeren van kleine tijm op bodem van de droge heide, 10 weken na zaaiing bij behandeling met Eifelgold (blauw), Basabox (rood) en de mix van beide soorten steenmeel (groen).
Bij de natte heide werden van de kleine tijm bij de onbehandelde bodems hadden de levende exemplaren gemiddeld 4,33 bladeren (figuur 3.4), het hoogste gemiddelde was bij de behandeling met de Mix met gemiddeld 23,53 bladeren (P=0,104 t.o.v. onbehandelde bodem). Bij de behandeling met Basabox hadden de planten gemiddeld 18,29 bladeren (P=0,31 t.o.v. onbehandelde bodem) en bij de behandeling met Eifelgold gemiddeld 18,48 bladeren (P=0,233 t.o.v. onbehandelde bodem) en bij de behandeling met Mix.
15
aantal bladeren
50 40 30 20 24
18
18
10
4
0 Figuur 3.4 Gemiddeld aantal bladeren van kleine tijm op bodem van de natte heide, 10 weken na zaaiing bij behandeling met Eifelgold (blauw), Basabox (rood), de mix van beide soorten steenmeel (groen) en de onbehandelde bodem (grijs).
Bij de stijve ogentroost op de bodem van de natte heide leverde de onbehandelde bodems levende exemplaren op met gemiddeld 11,25 bladeren (figuur 3.5), bij de behandeling met Eifelgold hadden deze gemiddeld 21,68 bladeren (P=0,258 t.o.v. onbehandelde bodem).
aantal bladeren
50 40 30 20 10
22
11
0
Figuur 3.5 Gemiddeld aantal bladeren van stijve ogentroost op bodem van de natte heide, 10 weken na zaaiing bij behandeling met Eifelgold (blauw) en de onbehandelde bodem (grijs).
Lengte Bij de kleine tijm op de droge heide had de bodem behandeld met de mix met een gemiddelde lengte van 29 mm de langste planten (P=0,021 t.o.v. Eifelgold, P=0,898 t.o.v. Basabox)(figuur 3.6). Bij de behandeling met Basabox hadden de planten een gemiddelde lengte van 28,25 mm (P=0,030 t.o.v. Eifelgold) en bij de behandeling met Eifelgold haalden de planten een gemiddelde lengte van 17,20 mm.
gemiddelde lengte (mm)
50 40 30 20 10
17
28
29
0 Figuur 3.6 Gemiddelde lengte van kleine tijm op bodem van de droge heide, 10 weken na zaaiing bij behandeling met Eifelgold (blauw), Basabox (rood) en behandeling met een mix van beide soorten steenmeel (groen).
Op de natte heide bereikte de kleine tijm op de onbehandelde bodems een gemiddelde lengte van 14,33 mm (figuur 3.7). Bij de behandeling met de mix werd wederom de grootste lengte gevonden met een gemiddelde van 45,64 mm (P=0,071 t.o.v. onbehandelde bodem) gevonden. Bij de behandeling met Eifelgold werd een gemiddelde lengte van 35,88 mm (P=0,216 t.o.v. onbehandelde bodem) gevonden en bij de behandeling met Basabox werd een gemiddelde lengte van 32,86 mm (P=0,358 t.o.v. onbehandelde bodem) gevonden.
16
gemiddelde lengte (mm)
80 60 40 20 36
33
46
14
0 Figuur 3.7 Gemiddelde lengte van kleine tijm op bodem van de natte heide, 10 weken na zaaiing bij behandeling met Eifelgold (blauw), Basabox (rood) een mix van beide soorten steenmeel (groen)en de onbehandelde bodem (grijs)
Bij de stijve ogentroost op de natte heide op de onbehandelde bodems een lengte van 11,50 mm gevonden (figuur 3.8) en bij de behandeling met Eifelgold werd een gemiddelde lengte van 44,25 mm (P=0,079 t.o.v. onbehandelde bodem) gevonden.
gemiddelde lengte (mm)
100 80 60
40 20
44 12
0
Figuur 3.8 Gemiddelde lengte van kleine tijm op bodem van de natte heide, 10 weken na zaaiing bij behandeling met Eifelgold (blauw) en de onbehandelde bodem (grijs)
Bladkleur In figuur 3.9 en 3.10 zijn de percentages te zien van de beoordeelde gekiemde kleine tijm planten op basis van de bladkleur.
percentage beoordeling
80% 60% 40% 20% 0% Basabox
Eifelgold
Mix
Figuur 3.9 Verdeling van de beoordeling van de bladeren van de kleine tijm op bodem afkomstig van de droge heide, 10 weken na inzaaiing, bij behandeling met Basabox, Eifelgold en een mix van beide soorten steenmeel. De bladeren van elke plant kregen de beoordeling goed (groen), matig (blauw) of slecht (rood).
17
percentage beoordeling
100% 80% 60% 40% 20% 0%
Figuur 3.10 Verdeling van de beoordeling van de bladeren van de kleine tijm op bodem afkomstig van de natte heide, 10 weken na inzaaiing, bij behandeling met Basabox, Eifelgold en een mix van beide soorten steenmeel. De bladeren van elke plant kregen de beoordeling goed (groen), matig (blauw) of slecht (rood).
Bij de stijve ogentroost op bodem van de natte heide kreeg bij de onbehandelde bodem 100% van de planten de beoordeling goed(figuur 3.11); bij de behandeling met Eifelgold kreeg 86% de beoordeling goed, 12% de beoordeling matig en 2% de beoordeling slecht. 120%
percentage beoordeling
100% 80% 60% 40% 20% 0% onbehandeld
Eifelgold
Figuur 3.11 Verdeling van de beoordeling van de bladeren van de stijve ogentroost op bodem afkomstig van de natte heide, 10 weken na inzaaiing, bij behandeling Eifelgold en onbehandelde bodem. De bladeren van elke plant kregen de beoordeling goed (groen), matig (blauw) of slecht (rood).
18
4. Discussie 4.1 Veldonderzoek De gevonden waardes bij de bodemanalyses van de droge heide duiden op een zeer arme bodem waarbij in hoge mate sprake is van verzuring, zo is er een pH van 4,3 vastgesteld en is de bodem zeer arm aan calcium, magnesium en fosfaat. Deze waardes komen overeen met de eisen van de gevonden plantengemeenschap, terwijl de plantengemeenschap uit eerdere vegetatieopnamen wijst op een iets rijkere bodem met een pH tussen de 4,5 en 5,5 (Ettema, 2012). Dit zou betekenen dat de achteruitgang van de biodiversiteit binnen de plantengemeenschap daadwerkelijk het gevolg is van een achteruitgang van de bodemrijkdom. Ook de bodemanalyses van de natte heide tonen erg lage waardes met een pH van 4,17 en lage calcium, fosfaat-, magnesium-, en kaliumconcentraties. Echter heeft deze een hogere magnesiumconcentratie en juist een lagere kaliumconcentratie dan de droge heide. Ook hier komen de gevonden waardes overeen met de benodigde waarden van de gevonden plantengemeenschap, terwijl eerder gedane vegetatieopnamen wijzen op een rijkere bodem. Bij de natte heide kan er dus ook vanuit gegaan worden dat de bodemsamenstelling de grootste factor is in de afname van biodiversiteit binnen de plantengemeenschap. Bij de vegetatieopnamen in het veld werden zoals verwacht maar enkele soorten waargenomen en werd dus ook een plantengemeenschap met een lage biodiversiteit gevonden. Opvallend was dat langs het pad aansluitend aan de droge heide enkele interessante soorten zoals schapezuring, veelbloemige veldbies en bochtige smele aanwezig waren die in het heideveld zelf niet aangetroffen werden. Dit zou duiden op een sterk afwijkende bodemsamenstelling rond het pad, om hier echter meer zekerheid over te krijgen zou een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden waarbij de bodemsamenstelling in de droge heide vergeleken wordt met de bodemsamenstelling aan de rand van het pad.
4.2 Transplantatie-experiment 4.2.1 Invloed van steenmeel op de pH Bij zowel de natte als de droge heide bleken de bodems die behandeld waren met Eifelgold de hoogste pH te hebben na een periode van vier weken. Dit kan verklaard worden door het feit dat Eifelgold een hogere concentratie heeft aan P2O2 en CaO dan Basabox. Zowel P2O2 en CaO hebben een belangrijke bufferende werking op de bodem (Ullmann, 2007). De lager uitkomende meting van de pH in de derde week bij de behandeling met 0,5 gram Basabox op de droge heide en natte heide bodems en de behandeling met 0,4 gram op de natte heide bodem is waarschijnlijk ontstaan door een afwijking in de plek van monstering binnen de potten. Daar het steenmeel van bovenaf aangebracht is kan een monstering op een andere diepte voor afwijkende resultaten zorgen, advies is dus bij een gelijk onderzoek de monsters op homogene wijze te nemen. De daling van de pH in alle plots werd naar alle waarschijnlijkheid veroorzaakt door het wegspoelen van mineralen, aangezien de plots van bovenaf van water werden voorzien en dit water onderlangs uit de potten weg kon stromen. Tijdens het kiemingsexperiment is om deze reden gebruik gemaakt van schotels onder de potten. 4.2.2 Transplantatie experiment Kleine tijm. Bij de kleine tijm werd op de bodem van de droge heide Eifelgold het beste effect te hebben op de kieming en ook na 10 weken werden de meeste levende exemplaren hier aangetroffen. Deze exemplaren hadden wel minder bladeren en waren kleiner dan bij de behandeling met Basabox of de 19
mix met Basabox en Eifelgold. Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat Basabox rijker is aan Kalium, wat zorgt voor een beter nutriënten transport en vochthuishouding (Leurs, 2008). Echter kregen de bladeren bij deze behandeling het vaakst de beoordeling goed bij bladkleur, terwijl een symptoom van een Kalium tekort het verslechteren van de bladeren is, als gevolg van een slechte waterhuishouding. Het feit dat Basabox een toevoeging van Mangaan bied, welke in Eifelgold niet terug is te vinden (bijlage 3) zou een andere verklaring kunnen zijn, aangezien Mangaan een grote rol speelt bij de cel ademhaling en de vorming van lignine (Kierkels & Heuvelink, 2008). Terwijl een overdosis aan Mangaan zich uit in bladverkleuring, verder is Mangaan erg gevoelig voor de pH en kan het zeker bij lagere pH waardes snel toxisch zijn. Bij behandeling van de bodem met Basabox of een mix van Eifelgold en Basabox is er nog steeds sprake van een betere kieming en meer levende exemplaren na 10 weken dan bij de onbehandelde bodems, echter is dit effect minder sterk dan bij behandeling met alleen Eifelgold. Bij de natte heide heeft een mix van Eifelgold en Basabox hier met 56% kieming het beste resultaat verkregen. Eifelgold bleek met 46% kieming wederom een zeer gunstig effect op de kieming van de kleine tijm, terwijl met de behandeling met alleen Basabox 12% kieming wordt bereikt. Ook na 10 weken behaalde de mix het meeste levende exemplaren, met tevens het meeste aantal bladeren per plant en de hoogste gemiddelde lengte en het vaakst een goede beoordeling bij bladkleur. De behandeling met alleen Basabox en op onbehandelde bodems scoorden op alle aspecten slecht. Eifelgold lijkt hier dus het beste te voorzien in de basisbehoeften van de kleine tijm, echter bevat de Basabox nog een ontbrekende stof die de kieming verder bevordert. Aangezien de Kaliumconcentratie op de natte heide lager uitviel dan bij de droge heide en Basabox voornamelijk een grotere concentratie aan kalium bevat dan lijkt het er op dat Kalium hier een belangrijke stof is (bijlage 3). Echter zou net als op de droge heide Mangaan een belangrijke rol kunnen spelen, echter is Mangaan niet gemeten bij de bodemanalyses en kan hier geen verklaring gegeven worden voor het verschil tussen de droge en de natte heide. Over het algemeen kan dus gesteld worden dat de behandeling met Eifelgold op zowel de droge, als de natte heide een duidelijk effect heeft op de kieming van de kleine tijm, echter wordt bij de natte heide met een combinatie van Eifelgold en Basabox een hoger kiemingspercentage en betere kwaliteit bereikt. Dit verschil is echter klein en het is dus de vraag of het een duidelijke meerwaarde heeft die opweegt tegen de extra kosten. Verder is het toegevoegde effect van Basabox niet bekend op andere planten. Voor meer informatie over het effect van Basabox in combinatie met Eifelgold zou een onderzoek uitgevoerd kunnen worden met alleen Eifelgold tegenover een combinatie van Eifelgold en Basabox waarbij meerdere plantensoorten gebruikt worden, zodat de meerwaarde van het toevoegen van Basabox bepaald kan worden. Stijve ogentroost De enige exemplaren van de stijve ogentroost op bodem van de droge heide waren te vinden in de potten die behandeld waren met Eifelgold. Weliswaar ging het hier slechts om enkele exemplaren, toch ondersteund dit de hypothese dat Eifelgold het beste effect heeft op de mineraalhuishouding van de droge heide. Eifelgold zou de kans op het terugkomen van soorten in de Schaijkse droge heide dan ook sterk kunnen verbeteren. Een veldexperiment met behandeling met Eifelgold zou hier meer zekerheid over kunnen geven. Het feit dat de stijve ogentroost het slecht doet op de bodem van de droge heide kan verschillende oorzaken hebben, zo werd vernomen van de opdrachtgever, Nico Ettema, dat de stijve ogentroost doorgaans vaker voor komt op nattere heidegebieden dan op drogere. Verder is de stijve ogentroost een half-parasiet die normaal gesproken zout en water onttrekt aan grassen, welke in dit experiment afwezig waren (Svensson & Carlsson, 2003). De stijve ogentroost deed het op de natte heide beter dan op de droge heide, wat betekend dat de bodem van de natte heide beter geschikt is voor de stijve ogentroost. Ook hier bleek Eifelgold het meest gunstige effect te hebben met 60% kieming en 57% van de zaden die levende exemplaren opleverde na 20
10 weken, welke ook de meeste bladeren en de grootste gemiddelde lengte hadden. Verder werden alleen op de onbehandelde bodems enkele levende exemplaren gevonden. Ook bij de stijve ogentroost kan dus gesteld worden dat de behandeling met Eifelgold op zowel de droge, als de natte heide een duidelijk effect heeft op de kieming en ontwikkeling van de stijve ogentroost.
21
5. Conclusie Uit de bodemanalyses en de vegetatieopnamen blijkt dat de bodemsamenstelling waarschijnlijk zoals verwacht de belangrijkste factor is op de mate van achteruitgang van de plantmatige biodiversiteit op de Schaijkse droge en natte heide. Uit het transplantatie-experiment blijkt ook dat met de behandeling met steenmeel een beter resultaat verkregen wordt dan op de onbehandelde bodems, wat direct aansluit op de bevindingen uit de bodemanalyses en vegetatieopnamen. Het bijzondere op de droge heide blijkt een behandeling met Eifelgold zeer sterke resultaten te verkrijgen, terwijl op de natte heide met een combinatie van Eifelgold en Basabox een zeer goed effect behaald zou kunnen worden. Om uiteindelijk tot een duidelijk beheersplan te komen is echter nog verder onderzoek nodig naar de effecten van steenmeel in het veld door het opzetten van proefvelden binnen de heidegebieden, waarbij het ook raadzaam is om velden met alleen Eifelgold te behandelen en velden met zowel Eifelgold als Basabox te behandelen. Uiteraard is het ook mogelijk om andere soorten steenmeel te testen, echter zou het dan aan te raden te zijn gebruik te maken van steenmeel soorten die rijk zijn aan vooral CaO, fosfaat, magnesium en kalium. Tijdens een onderzoek met proefvelden zou het tevens aan te raden zijn om gedurende de loop van het onderzoek bodemanalyses uit te voeren op de verschillende proefvelden om een beter inzicht te krijgen op de daadwerkelijke abiotische invloed van het steenmeel op de bodem. Met het oog van op een verbetering van de plantmatige biodiversiteit binnen de heidegebieden speelt naast de abiotische factoren nog de aanwezige zadenbank en eventuele dispersiemogelijkheden van de gewenste doelsoorten een rol. Met het oog op deze factoren zou het dan ook zeer nuttig kunnen zijn om onderzoek te doen naar de zadenbank door middel van het uitzeven van bodem uit de heidegebieden en de aanwezige zaden te laten kiemen onder ideale omstandigheden en aan de hand van verspreidingskaarten een kansenkaart met de mogelijkheden van dispersie op te stellen.
22
Literatuurlijst Arcadis. (2012). Natuurlijk steenmeel: kans voor landbouw en natuurbeheer. Arcadis. Retrieved from www.arcadis.nl/projecten/Pages/Natuurlijk steenmeel kans voor de landbouw.aspx Bobbink, R., Hornung, M., & Roelofs, J. G. M. (1998). The effects of airborne nitrogen pollutants on sopecies of diversity in natural and semi-natural European vegetation. Journal of ecology, (86), 717 – 738. De Graaf, M. C. C. (2000). Exploring the calcicole - calcifuge gradient in heathlands. Katholieke Universiteit Nijmegen. De Graaf, M. C. C., Robat, S., Bobbink, R., Roelofs, J., Goeij, S. de, & Scherpenisse, M. (2004). Lange-termijn effecten van herstelbeheer in heide en heischrale graslanden. De Graaf, M. C. C., Roelofs, J. G. M., Bobbink, R., & Verbeek, P. J. M. (1998). Differential effects of ammonium and nitrate on three heathland species. Plant ecology, (135), 185–196. De Graaf, M. C. C., Verbeek, P. J. M., Cals, M. J. R., & Roelofs, J. G. M. (1994). Effectgerichte maatregelen tegen verzuring en eutrofiëring van matig mineraalrijke heide en schraallanden. Ettema, N. (2012). Flora van de Maashorst. Retrieved from http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/cbdv.200490137/abstract Kierkels, T. van, & Heuvelink, E. (2008). Cruciale rol voor mangaan bij fotosynthese en tal van enzymreacties. Onder Glas, 2(febrari). Krupa, S. (2003). Effects of atmospheric ammonia (NH3) on terrestrial vegetation: a review. Environmental Pollution, 124(2), 179–221. doi:10.1016/S0269-7491(02)00434-7 Leurs, R. (2008). Regelmatige en ruime kalium bemesting veelal noodzaak. Groen & Golf, (Juni), 13,14. Lucassen, E. C. H. E. T., Bobbink, R., Smolders, A. J. P., Van der Ven, P. J. M., Lamers, L. P. M., & Roelofs, J. G. M. (2003). Interactive effects of low pH and high ammonium levels responsible for the decline of Cirsium dissectum. Plant ecology, (165), 45–52. Massant, W. (2009). Houtige kleine landschapselementen. Leren Beheren, 8. Roelofs, J. G. M., Kempers, A. J., Houdijk, A. L. F. M., & Jansen, J. (1985). The effect of airborne ammonium sulphate on Pinnus nigra var. maritma in the Netherlands. Plant and Soil, (84), 45–56. Schaminee, J., Stortelder, A. H. F., & Weeda, E. J. (1996). De vegetatie van Nederland. Deel 3. Plantengemeenschappen van graslanden, zomen en droge heiden. Opulus press.
23
Svensson, B., & Carlsson, B. (2003). Significance of time of attachment, host type, and neighbouring hemiparasites in determining fitness in two endangered grassland hemiparasites. Finish Zoological and Botanical Publishing Board. Troelstra, S. R., Wagenaar, R., & De Boer, W. (1990). Nitrification in Dutch heathland soils: 1. General soil characteristics and nitrification in undisturbed soils. Plant and Soil, (127), 179– 192. Ullmann. (2007). Ullmann’s Agrochemicals. (Wiley, Ed.) (1st ed.). Wiley-VCH. van Balen, R. (2009). Maashorst en peelrandbreuk. Grondboor en Hamer, 6, 155 – 160. Retrieved from http://www.falw.vu/~balr/pubs/PEELRANDBREUK_1-1.pdf Van Der Lans, H. E., & Ruyten, L. G. A. (2008). Natuurplan De Maashorst.
24
Bijlage Bijlage 1. Ligging van de heideterreinen (Ettema, 2012). 1: Schaijk nat 5: Kanonsberg 2: Schaijk droog 6: Groot ganzenven nat 3. Munse hei 7: Groot ganzenven droog 4. Slabroek 8: Snippenjacht nat
25
Bijlage 2. De waardes van de associatie van Struikhei en Stekelbrem subass. met tandjesgras. Waarde Eenheid Hoeveelheid NO3-
(mg/L)
<1
PO43-
(mg/L)
<0.04
C/N
-
>35
C/P
-
<750
N-min Oplosbaar Ca2+
-
<60
(mg/kg)
<25
Oplosbaar K+
(mg/kg)
<15
(mg/kg)
<10
(mg/kg)
<0.5
Oplosbaar Mg3+ Oplosbaar PO43-
Bijlage 3. Samenstelling van de Eifelgold en Basabox steenmeel. Mineralen Eifelgold Basabox P2O2 K2O2 MgO CaO Mn
0,46% 0,06% 3,07% 8,48% x
0,12% 0,08% 11,7% 7,59% 2,5%
Bijlage 4. Coördinaten van de onderzochte perceeltjes (GIS kaart volgt nog). X, Y Perceel Coördinaten droge heide 1 171109-414218 2 171135-414261 3 171087-414275 4 171049-414275 5 170989-414300 natte heide 1 170893-414047 2 170895-414024 3 170922-414035 4 170967-414055 5 171032-414070
26
Bijlage 5. Bodemmetingen droge Schaijkse heide. De gehaltes die verkregen zijn door middel van de bodemmetingen in de droge en natte Schaijkse heide. De Ca, Mg, K, en PO-gehaltes zijn uitgedrukt in mg/kg. De metingen gemarkeerd met * lagen onder het meetbereik van hun respectievelijke test, waardoor de meting niet als 100% nauwkeurig beschouwd mag worden.
Monster: Droge heide 1.1 Droge heide 1.2 Droge heide 2.1 Droge heide 2.2 Droge heide 3.1 Droge heide 3.2 Droge heide 4.1 Droge heide 4.2 Droge heide 5.1 Droge heide 5.2 Natte heide 1.1 Natte heide 1.2 Natte heide 2.1 Natte heide 2.2 Natte heide 3.1 Natte heide 3.2 Natte heide 4.1 Natte heide 4.2 Natte heide 5.1 Natte heide 5.2
Ph KCl Ph H2O P.AL Stikstof Fosfaat* Kalium* Calcium Magnesium Duitse hardheid 3.78 4.40 0.000 25.6681 0.017 1.021 6.499 1.13 3.79 4.28 0.000 21.6918 0.014 0.933 5.477 4.657 2.33 3.73 4.30 0.000 18.7500 0.014 0.443 6.523 3.467 2.13 3.75 4.36 0.000 15.1616 0.017 0.877 7.054 1.23 3.68 4.25 0.000 29.9138 0.009 0.534 6.539 1.14 3.69 4.25 0.000 24.6444 0.014 0.692 6.507 1.13 3.70 4.32 0.000 21.0237 0.014 0.380 6.217 1.08 3.71 4.35 0.000 24.5797 0.013 1.408 6.338 2.389 1.79 3.59 4.31 0.000 24.5797 0.023 1.062 5.711 1.432 1.41 3.72 4.22 0.000 21.7672 0.022 1.046 5.968 1.04 3.98 4.52 0.000 10.0539 0.013 0.112 6.161 1.07 4.01 4.73 0.000 10.6466 0.010 0.228 4.440 1.295 1.15 3.71 4.33 0.000 23.3082 0.006 0.174 6.386 1.11 3.72 4.27 0.000 23.5776 0.006 0.836 5.783 0.845 1.25 3.20 3.86 0.000 22.2091 0.051 1.609 4.737 3.386 1.80 3.20 3.82 0.000 21.7134 0.052 0.504 4.577 1.343 1.18 3.44 4.17 0.000 23.9871 0.037 0.416 5.123 3.217 1.82 3.48 4.14 0.000 23.2651 0.031 0.327 1.665 5.711 1.93 3.32 3.93 0.000 17.9957 0.051 0.462 1.745 5.912 2.00 3.27 3.93 0.000 20.1185 0.060 0.405 1.520 9.410 2.97
Bijlage 6. Geïnventariseerde plantensoorten in de droge als natte Schaijkse heide. droge heide natte heide 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 dophei x x x grove den x x x x struikhei x x x x x x x x ruwe berk x x x klauwtjesmos x x x pijpenstrootje x x x x x x x
27
Bijlage 7.Invloed van steenmeel op de pH. Gevonden pH waardes pilot steenmeel.
Habitat
Behandeling
Droge heide Droge heide Droge heide Droge heide Droge heide Droge heide Droge heide Droge heide Droge heide Droge heide Droge heide Droge heide Droge heide Droge heide Natte Heide Natte Heide Natte Heide Natte Heide Natte Heide Natte Heide Natte Heide Natte Heide Natte Heide Natte Heide Natte Heide Natte Heide Natte Heide Natte Heide
onbehandeld Eifelgold: Eifelgold: Eifelgold: Eifelgold: Eifelgold: Eifelgold: onbehandeld Basabox: Basabox: Basabox: Basabox: Basabox: Basabox: onbehandeld Eifelgold: Eifelgold: Eifelgold: Eifelgold: Eifelgold: Eifelgold: onbehandeld Basabox: Basabox: Basabox: Basabox: Basabox: Basabox:
pH week Hoeveelheid (gram) 1 0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 1 0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 1 0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 1 0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 1
3,73 3,73 3,73 3,73 3,73 3,73 3,73 3,73 3,73 3,73 3,73 3,73 4,28 4,28 4,28 4,28 4,28 4,28 4,28 4,28 4,28 4,28 4,28 4,28
pH week 2 3,72 3,84 3,96 4,05 4,07 4,03 3,8 3,72 3,77 3,83 3,93 3,98 4,02 3,9 4,31 4,48 4,5 4,57 4,72 4,64 4,32 4,31 4,23 4,6 4,45 4,39 4,53 4,45
pH week 3
pH week 4
3,67 3,75 3,89 3,85 3,4 3,97
3,69 3,64 3,82 3,84 3,83 3,9
3,67 3,68 3,73 3,71 3,84 3,57
3,69 3,62 3,65 3,72 3,66 3,76
4,23 4,4 4,38 4,53 4,61 4,5
4,2 4,28 4,33 4,19 4,48 4,51
4,23 4,25 4,36 4,24 4,38 4,1
4,2 4,26 4,3 4,32 4,36 4,36
28
Bijlage 8. Het aantal en percentage gekiemde zaden van de kleine tijm en stijve ogentroost met en zonder behandeling. aantal % habitat plantensoort behandeling gekiemd gekiemd droge heide kleine tijm Onbehandeld 0 0% droge heide kleine tijm Basabox 14 18% droge heide kleine tijm Eifelgold 27 34% droge heide kleine tijm Mix 11 14% droge heide stijve ogentroost Onbehandeld 0 0% droge heide stijve ogentroost Basabox 0 0% droge heide stijve ogentroost Eifelgold 1 1% droge heide stijve ogentroost Mix 4 5% natte heide kleine tijm Onbehandeld 5 5% natte heide kleine tijm Basabox 12 12% natte heide kleine tijm Eifelgold 46 46% natte heide kleine tijm Mix 59 59% natte heide stijve ogentroost Onbehandeld 2 2% natte heide stijve ogentroost Basabox 17 17% natte heide stijve ogentroost Eifelgold 60 60% natte heide stijve ogentroost Mix 2 2%
29