Abréviations. Lexique p. 1

[email protected]

Lexique p. 1

Abréviations Dial : dialogue de base CA : compréhension à l'audition Voc : exercices de vocabulaire Een beetje woordenschat et Welk woord past in de zin? Gram : exercices de grammaire CL : textes de lecture et mails aan de studiebegeleider Op : consignes (opdrachten) Tel : questions pour l'interaction téléphonique aan de deur zetten aan de hand doen (= geven) (deed - gedaan) (gaf - gegeven) aan één stuk doorpraten aan het zoeken gaan (ging - gegaan) aan iets genoeg hebben aan politiek doen (deed - gedaan) aan sport doen aanbieden (bood aan - aangeboden) aanbieding(en), de aandacht, de aandeel (-delen), het aangenaam (-name) aangenaam (-name) aangesloten zijn bij (aansluiten - sloot aan - aangesloten) aangeven (gaf aan - aangegeven) aangezien aanhouden (iemand) (hield aan - aangehouden) aankleden (h. aangekleed) aanklikken aankomen (is aangekomen) (kwam aan - aangekomen) aankomst, de aankondigen aankondiging, de (= de advertentie, het bericht) aankunnen (iets aankunnen) (kon aan - aangekund) aanleggen aanmoedigen aannemen (de telefoon aannemen) (nam aan - aangenomen) aannemen (een boodschap) (nam aan - aangenomen) aanpakken (een probleem, een situatie) aanpassen aanraden (raadde aan - h. aangeraden) aanrijding(en), de aansluiten bij (sloot aan - aangesloten) aansluiting(en), de aanspreken (iemand aanspreken) (sprak aan - aangesproken) aanstaande (maandag) aantal(len), het aantrekken (trok aan - aangetrokken) aanvraag (aanvragen), de aanvullen aanwerven (wierf aan - aangeworven) aanwezig(e) aanwezigheid, de aanwijzen (wees aan - aangewezen) aardappel(en ou s), de aardig(e)

© 2003-2004 Enseignement à Distance de la Communauté Française

mettre à la porte, congédier donner, fournir parler sans s'arrêter se mettre à chercher avoir assez avec, se contenter de faire de la politique faire du sport offrir offre, l' attention, l' part, la - action, l' (bancaire) enchanté agréable être affilié à indiquer étant donné que arrêter qqun habiller cliquer sur arriver arrivée, l' annoncer annonce, l' (être capable de, être à la hauteur de) construire, installer encourager répondre prendre (un message) appréhender, s'y prendre pour adapter conseiller collision, la avoir rapport avec raccordement, le - prise, la aborder(qqun) (lundi) prochain, qui vient nombre, le attirer demande, la compléter embaucher, recruter présent présence, la indiquer pomme de terre, la sympathique

510- 30 09Dial 02Gram 510-29 510-36 510-16 510-25 01CA 07Dial 510-36 10CL 01Com 510-20 02Tél 05Tél 07Gram 02Gram 510-36 04CL 510-36 09Dial 09CA 03CL 09CL 510-32 06Tél 510-20 03Dial 10Tél 03Voc 510- 36 02CL 10Com 04Dial 02Dial 04CA 01CA 02Tél 05CL 02Gram 06Dial 02Dial 10Com 04Tél 510- 13 02Gram

[email protected]

aarzelen (h. geaarzeld) abnormaal abonneren accepteren achter achteraf achtergrondinformatie, de achterlaten (liet achter - achtergelaten) activiteit(en), de actuariaat, het adem, de ademhalen adjunct-directeur(s), de advertentie(s), de advies (adviezen), het advocaat, de advocaat, de af en toe = nu en dan afbeelding(en), de afbreken (brak af - afgebroken) afdeling(en), de afgelopen afgelopen (= vorig) afgeven (gaf af - afgegeven) afhangen van (hing af - afgehangen) afhankelijk afhankelijk zijn van afkrijgen (kreeg af - afgekregen) afleggen (een solliciatiegesprek, een test afleggen) afloop, de (na afloop van) afmaken afronden afruimen (de tafel) afschaffen afsluiten (sloot af - afgesloten) afsluiting(en), de afspraak (-spraken), de (een afspraak maken) afstandsonderwijs, het afstuderen afval, het afwezig(e) afwimpelen afzetten afzonderlijk agenda('s), de agendapunt(en), het agent(en), de airconditioning, de akkoord akkoord gaan al al (alle) al + verbe, ook al + verbe Al doende leert men. al lang al wat


Lexique p. 2

hésiter anormal (s')abonner accepter derrière après coup informations sur le fond, les laisser activité, l' actuariat, l' haleine, le - souffle, le respirer sous- directeur petite annonce, la conseil, le avocat, l' liqueur aux oeufs, la de temps à autre illustration, l' démonter, démolir département, service, le terminé dernier remettre dépendre de dépendant dépendre de réussir à terminer passer un entretien d'embauche, un test issue, l' (à l'issue de) achever terminer débarrasser supprimer clôturer clôture, la rendez-vous, le (fixer un rendezvous) enseignement à distance, l' terminer ses études déchets, les absent rejeter, se débarrasser de débrancher, couper, éteindre séparément ordre du jour, l' point à l'ordre du jour agent, l' air conditionné, l' accord, d' être d'accord déjà tout même si C'est en faisant qu'on apprend. depuis longtemps tout ce que (qui)

510-35 510-27 03Tél 02Com 510-16 01Op 10CA 07Dial 06Dial 05CL 510-25 510-25 09Gram 03CL 08CL 510-18 510-36 510- 27 08CL 04Dial 03CA 01Dial 02Tél 06CL 10Voc 510-34 05Tél 06Voc 05Dial 01CA 02Gram 07Tél 07Gram 08Voc 09Tél 01CL 04CL 02Gram 06Dial 04CL 03Dial 09Tél 09Dial 01Op 09Dial 09Dial 510-16 10Gram 510-19 510-34 510-14 09Gram 07Gram 10Dial 510-31 510-30

[email protected]

alcohol, de algemeen (-mene) allebei alledaags(e) alleen alleen allemaal allerlaatst(e), het/de allerlei landen als als alsjeblieft alsof alstublieft althans altijd alvast alweer ambtenaar, de Amerika Amerikaan, de Amerikaans ander(e) anders andersom ankerpunt(en), het annuleren antwoord(en), het antwoordbalk(en), de antwoorden op apart(e) aperitief, het/de aperitiefje(s), het apotheker, de apparaat (-raten), het april arbeider(s), de arm arm, de aroma('s), het artikel(en), het assistent, de atelier, het atoom, het atoomoorlog(en), de attractiepark(en), het augustus automatisch(e) auto-ongeval, het autoriteit, de avondborrel(s), de (informeel) Aziatisch(e) baan (banen), de baas (bazen), de babbelkous(en), de bacterie (bacteriën), de badkamer, de


Lexique p. 3

alcool, l' général tous les deux quotidien, de tous les jours seulement seul tout, tous (toutes) tout dernier, le toutes sortes de pays comme, en tant que si (condition) s'il te plaît comme si s'il vous plaît du moins toujours déjà encore, à nouveau fonctionnaire, le Amérique Américain, l' américain autre autrement en sens inverse point d'ancrage, le annuler réponse, la barre de réponses, la répondre à séparé apéritif, l' (boisson) apéritif, l' pharmacien, le appareil ,l' avril ouvrier, l' pauvre bras, le arome, l' article, l' assistant, l' atelier, l' atome, l' guerre atomique, la parc d'attractions, le août automatiquement accident de circulation, l' autorité, l' réception du soir, la asiatique emploi, l' - job, le patron, le bavard, le bactérie, la salle de bains, la

02Com 04Dial 01Op 10Voc 510-01 510-19 09Gram 08CL 510-34 510-10 510-19 510-03 510-35 510-03 10CL 510-23 01CL 01CA 510-16 510-17 510-36 510-09 510-18 510-30 06CA 04CL 08Dial 04Gram 02Gram 510-10 01CL 510-13 02Dial 510-17 07CA 510-17 510-08 510-35 510-25 510-36 07Dial 510-31 510-30 510-35 510- 35 07CL 510-17 02Gram 510- 19 510-36 10CL 09CA 01CL 510-26 02Dial 510-36 510-27

[email protected]

bakker, de balans(en), de bang maken bang zijn voor + nom (om … te + verbe) bank, de bar(s), de basiskennis, de beantwoorden (een brief beantwoorden) (= antwoord geven op) beantwoorden aan (een verwachting) (= overeenkomen met) bebouwde kom, de bed(den), het bedanken bediende(n), de bedienen bedingen (bedong - bedongen) bedoelen bedoeling(en), de bedriegen (bedroog - bedrogen) bedrieglijk(e) bedrijf (bedrijven), het bedrijfsleider(s), de bedrog, het beek, de beeld, het been, het beetje, een begeleiden begeleiding, de begin, het beginletter, de beginnen begrijpen - begreep - begrepen begrip(pen), het begroeten behalve behandelen behandeling(en), de beheerder(s), de beheersen behoefte hebben aan (had - gehad) behoefte(n of s), de beide (huizen) beiden (ons beiden) bekend voorkomen bekend(e) bekijken (bekeek, h. bekeken) beknopt(e) belang, het belangrijk(e) belangstelling(en), de belangstelling, de (in de belangstelling staan) (stond - gestaan) belangstelling, de (voor iets) beleefd(e) beleven (meemaken, ervaren)


Lexique p. 4

boulanger, le bilan, le faire peur avoir peur de, craindre banque, la bar, le connaissance de base, la répondre (répondre à une lettre) répondre à (répondre à une attente) agglomération, l' - centre, le lit, le remercier employé(e), l' servir stipuler vouloir dire intention, l' tromper trompeur, frauduleux, mensonger acte, l' (d'une pièce de théâtre) société, la chef d'entreprise, le tromperie, fraude, la ruisseau, le image, l' - statue, la jambe, la peu, un accompagner encadrement, l' - guidance, la début-commencement, le initiale, l' commencer comprendre compréhension, la saluer sauf, à l'exception de traiter traitement, le exploitant, administrateur, l' gérant, gestionnaire, le maîtriser, posséder avoir besoin de besoin, le les deux (maisons) (nous deux) paraître connu connu, célèbre regarder (qqch), examiner succinct importance, l' important intérêt, l' intérêt, l' (être au centre de l'intérêt) intérêt pour quelque chose, l' poli vivre, faire l'expérience de

510-16 09Tél 510-34 01CL 510-01 510-36 10Dial 06Gram 10Tél 02CA 03Gram 09Dial 510-07 02Com 07CL 02CA 06CA 07CA 07CL 01Dial 04CL 07CL 510-28 510-36 510-25 510-22 04CL 01CL 510-26 510-30 510-08 02CA 08Dial 09Gram 510-33 10CA 04CL 03CL 10Dial 10Gram 10Gram 510-33 510-33 01Dial 510-30 510-35 10CL 510-34 510-23 07Dial 09CL 510-31 510-36 10Dial

[email protected]

beleven, iets belevenis(sen), de (= de ervaring) beleving(en), de beloven benaderen benedenverdieping(en), de benoeming(en), de benzine verbruiken benzine, de benzinepomp, de benzineprijs (-prijzen), de beogen beoordelen bepaald(e) bepalen beperkt bereid zijn (was - geweest) bereikbaar (-bare) bereiken berekenen bericht(en), het beroep, het beroepscapaciteit(en), de beroepswereld, de beschermen (h. beschermd) beschikbaar (-bare) beschikken (over iets beschikken) beschouwen beschrijven (beschreef - beschreven) beschrijving(en), de beslag (in beslag nemen) (nam - genomen) beslissing(en), de beslist besluit, het besluiten (besloot - besloten) besparen bespoedigen bespreken (besprak - besproken) bespreking(en), de best(e) best, het bestaan (bestond - h. bestaan) bestaan uit (bestond - bestaan) bestaan, het besteden bestellen (besteld) bestellijst(en), de bestelling(en), de bestemming(en), de bestuderen (bestudeerd) bestuurder(s), de betalen betekenen beter beterschap, de (iemand beterschap wensen)


Lexique p. 5

vivre qqch, un événement aventure, expérience, l' expérience, l' promettre approcher rez-de-chaussée, le nomination, la consommer de l'essence essence, l' pompe (à essence), la prix de l'essence, le viser, avoir pour but évaluer, apprécier, juger certain, déterminé déterminer limité être disposé à accessible joindre, atteindre calculer message, le profession, la capacité professionnelle, la monde professionnel, le protéger disponible disposer (disposer de qqch) considérer décrire description, la prendre (le temps), occuper (l'espace) décision, la certainement décision, la décider économiser hâter, accélérer réserver, louer - discuter discussion, la meilleur mieux, le exister consister en existence, l' consacrer commander liste de commande, la commande (de marchandises), la destination, la étudier (un phénomène, à fond) conducteur, le payer signifier mieux, meilleur rétablissement, le - amélioration, l' (souhaiter un prompt rétablissement à qqun)

510- 32 03CL 06Dial 07Dial 04CL 05Dial 09CA 510- 20 510-19 510- 36 08Gram 07CL 07Dial 05CL 05CL 10Voc 09Dial 03Dial 03Dial 510-19 03Voc 510-16 06CL 05CL 510-35 01Op 04Dial 01Gram 01Tél 01Op 08Voc 510-34 04CA 510-32 03Gram 07CL 08Dial 04Dial 07Com 01Dial 510-29 510-31 03Tél 510-33 01CL 510-30 08CL 510-30 02Tél 510-31 02CA 07Gram 510-30 510-16 04CA

[email protected]

betreffen (betrof - betroffen) betrekkelijk(e) betrekking hebben op betrekking(en), de (= baan-banen, de) beurs (beurzen), de bevallen (beviel - bevallen) beveiligingstechniek(en), de bevestigen bevestiging(en), de bevolking, de bevolkingsgroep, de bewaren beweging, de beweren bewerken (= actualiseren) bewijzen (bewees - h. bewezen) bewonderen bewoner(s), de bezitten (bezat - bezeten) bezoek, het bezoeken (bezocht - bezocht) bezoeker, de bezuinigen bezwaar (-zwaren), het bier, het bij de bank bij de Kredietbank bij zijn naam bijbaantje(s), het bijdrage(n), de bijhuis, het bijleren bijna bijschaven bijschenken (schonk bij - bijgeschonken) bijspijkeren bijverdienen bijvoorbeeld bijwerken bijwonen bijzin(nen), de bijzitten (zat bij - bijgezeten) bijzonder(e) binnen de werkkring binnendienst(en), de binnenkomend(e) binnenkort binnenland, het bioscoop (bioscopen), de blauw blij blijken (bleek - gebleken) blijven blik, de blind / de blinde bloeien


Lexique p. 6

concerner relatif avoir un rapport avec, concerner emploi, l' bourse, foire, la plaire à technique de sécurisation, la confirmer confirmation, la population, la groupe de population, le conserver mouvement, le prétendre mettre à jour prouver admirer habitant, l' posséder visite, la visiter visiteur, le faire des économies objection, l' bière, la à la banque à la Kredietbank par son nom travail d'appoint, le contribution, la succursale, la apprendre presque améliorer resservir (à boire) améliorer, combler ses lacunes gagner des extras, un salaire d'appoint par exemple mettre à jour assister à subordonnée, la s'asseoir auprès de particulièrement dans l'environnement professionnel, au travail service administratif/interne, le entrant bientôt intérieur du pays, l' cinéma, le bleu content s'avérer rester regard, le - (petit) coup d'oeil, le aveugle / l'aveugle fleurir

07CL 02Gram 10Dial 03CL 04Tél 510-29 08CL 03Com 03Com 510-35 510- 35 07CL 510-25 510-33 07Voc 510- 35 510-33 510-35 510-30 510-07 510-16 510-07 09Tél 08Com 510-11 510-05 510-03 510-26 06Dial 10Com 510-34 06Dial 510-18 06CA 02Com 05Dial 06Dial 07Com 07Dial 01Gram 02Gram 01CA 510-25 09Tél 08CA 05CA 02Gram 05CA 02Gram 510-20 03CA 02Tél 510-08 510- 33 510-33 510-33

[email protected]

bloeiend bloem(en), de bloemenveld, het blue jeans, de boeiend(e) boek, het boeken boeken boeken (winst boeken) boekhouden (het boekhouden) (hield boek - boekgehouden) boekhouder(s), de - boekhoudster(s), de boekhouding, de boekjaar, het boekje(s), het boer, de boete(n of s), de boodschap doorgeven, een (gaf door - doorgegeven) boodschap(pen), de boodschappen doen (deed - gedaan) boom, de boos (boze) boot, de bord(en), het borrel(s), de bos, het boter, de botsing, de bouwen bouwen, het bovenaan bovendien branden Brazilië breed (brede) brengen naar (bracht - gebracht) brief (brieven), de bril, de brochure(s), de broer, de brood, het Brugge bruin BTW, de buigen buis (buizen), de buiten buitengewoon (-gewone) buitenland, het buitenland, het (in het buitenland) buitenlander(s), de bunker(s), de bureau, het bureaustoel(en), de buren, de burgemeester(s), de


Lexique p. 7

florissant (pour une affaire, un commerce) fleur, la champ de fleurs, le blue jeans, le captivant livre, le réserver enregistrer, obtenir, emporter (faire du bénéfice) faire la comptabilité (la comptabilité) comptable, le/la comptabilité, la année comptable, l' petit livre, le fermier, le amende, l' - contravention, la transmettre un message message, le - course(s), la faire des achats arbre, l' fâché bateau, le panneau, le (petit) verre, le (= d'alcool) bois, le beurre, le collision, la construire construction, la en haut de plus, en outre brûler Brésil large conduire à lettre, la (courrier) lunettes, les brochure, la frère, le pain, le Bruges brun TVA, la pencher, courber tv, la (familier) dehors extraordinaire étranger (pays), l' étranger, l' (à l'étranger) étranger, l' (d'un autre pays) bunker, le bureau, le (pièce ou meuble) chaise de bureau, la voisins, les bourgmestre, le

510-33 510-31 510-31 510-36 03CL 510-10 04Dial 09CA 09CA 05CA 05CA 05Dial 09CA 02CA 510-16 02CA 03Voc 03Dial 07Tél 510-20 510-31 510-09 02CA 510- 36 510-20 510-31 510-34 510-30 510-32 04CL 510-17 510-25 510-31 510-14 05CA 510-04 10Voc 07Dial 510-06 510-11 510-20 510-20 510-22 510-25 02Dial 01Gram 510- 34 510-33 02Tél 510- 36 510-35 510- 01 05Gram 510-33 510-16

[email protected]

bus, de buur (buren), de buurman, de buurt(en), de buurtwinkel(s), de buurvrouw, de cadeau, het café(s), het capaciteit(en), de catalogus (catalogi), de categorie (categorieën), de centraal centrum, het chef(s), de cijfer(s), het cijfergegeven(s), het cinema, de - bioscoop, de citroen, de claustrofoob (-fobe) cliënt(en), klant(en), de code(s), de cognac, het/de collectie(s), de combineren combo('s), de commentaar (-taren), de/het commissie(s), de communicatiemiddel(en), het compliment(en), het computerdeskundige(n), de concert, het concluderen conditie, de (in goede conditie) confidentieel (-tiële) consument(en), de contact opnemen (nam op - opgenomen) contact(en), het contact, het (contacten leggen) contant controleren (h. gecontroleerd) correctie(s), de creditcard, de creëren criterium (criteria), het cursus(sen), de cursusinhoud, de cursusleider(s), de - cursusleidster(s), de daadwerkelijk daar daar daarentegen daarna daarom dadelijk (= onmiddellijk, meteen) Dag ! dag vakantie, een dag, de dagelijks leven, het


Lexique p. 8

autobus, l' voisin, le voisin, le quartier (de la ville), le magasin de quartier, le voisine, la cadeau, le café, le (débit de boisson) capacité, la catalogue, le catégorie, la central centre de la ville, le chef, le chiffre, le donnée chiffrée, la cinéma, le citron, le claustrophobe client, le code, le cognac, le collection, la combiner menu déroulant, le commentaire, le commission, la moyen de communication, le compliment, le spécialiste informatique, le concert, le conclure forme, la (en forme) confidentiel consommateur, le prendre contact contact, le contact, le (nouer des contacts) comptant contrôler correction, la carte de crédit, la créer critère, le cours, le contenu du cours, le tuteur, le - tutrice, la réel(lement) comme (langage formel) là, là-bas par contre ensuite pourquoi, c'est immédiatement Bonjour! jour de vacances, un jour, le vie quotidienne, la

510-09 06Gram 510-33 510-35 07Tél 510-33 510-16 510-23 05CL 07Dial 510- 35 510-36 510-29 06CA 03CL 03CL 510-17 510-36 08Com 07Voc 08CL 510-12 08CA 03Gram 01Op 01Op 04CL 03Tél 06Dial 03CL 510-33 10Dial 510-20 510-36 07CL 06Dial 05CA 10Tél 510-18 510- 27 03Gram 08CL 04CL 08Tél 09Dial 09Dial 03Gram 10Tél 07Gram 510-06 08Voc 04Gram 510-20 510- 07 510-04 510- 19 510-19 10Tél

[email protected]

dagelijks(e) dagindeling, de dan Dank je. / Dank u. Dank u wel. dankbetuiging(en), de danken dat de de ene en de andere december deel (delen), het deel uitmaken van deelname, de deelnemen (nam deel, deelgenomen) deelnemer(s), de - deelneemster(s), de defect(e) dekbed(den), het deken(s), de democratisch denken derde derdejaars desgewenst dessert, het detail(s), het (in details treden) deur, de dezelfde dezelfde verhouding, in dezelfde wagen dialect, het diapresentatie(s), de dichtbij dichter(s), de dichtgaan (ging dicht - dichtgegaan) dichtmaken dictee(s), het die dienen tot dienst(en), de dienst, de (in dienst zijn) dienst, de (van dienst zijn) diep in de nacht diep(e) dik dikwijls (= vaak) dimensie(s), de ding(en), het dinsdag directeur, de diskette(s), de docent(en) - docente(n), de dochter, de document(en), het doek, het doel (doeleinden), het doelgroep(en), de


Lexique p. 9

quotidien emploi du temps, l' alors Merci. Merci bien. remerciement, le remercier que le, la, les l'un et l'autre décembre partie, la faire partie de participation, la participer participant, le - participante, la en panne, défectueux couette, la couverture (de lit), la démocratique(ment) penser troisième de troisième année si vous le désirez, sur demande dessert, le détail, le (détailler) porte, la le, la, les même(s) les mêmes proportions, dans la même voiture dialecte, le présentation powerpoint proche poète, le fermer fermer, colmater dictée, la celui-là, celle-là, il / le, elle / la servir à service, le service, le (être en service) service, le (aider) loin / très avant dans la nuit profond(ément) gros, épais souvent dimension, la chose, la mardi directeur, de disquette, la enseignant - enseignante, l' fille, la document, le toile (peinture), la but, le groupe cible, le

03CL 09Voc 510-05 510-11 510-03 10CL 510-04 510-18 510-01 510-34 510-17 510-22 01CL 04CL 04Dial 09Dial 510-19 07CL 510-36 510-35 510-09 510-03 05CL 09Dial 510-13 10CA 510-05 510-24 510-35 510-26 510-02 09Dial 05Gram 510-35 04Gram 510-32 510-10 510-07 510-34 510-05 05Dial 03CA 510- 33 510-25 510-23 510-23 07CA 07CA 510-17 510-01 02Gram 01Op 510-16 07Dial 510-28 510-33 04CL

[email protected]

doelstelling(en), de doen dok, het dokter(s), de dom donderdag donker dood dood, de door doorbladeren doorbrengen (een verblijf) (bracht door - doorgebracht) doorgaan (ging door - doorgegaan) doorgeven (een boodschap) (gaf door - doorgegeven) doorknippen doorlopen (een tekst) (doorliep - doorlopen) doorlopen (liep door - doorgelopen) doornemen (nam door - doorgenomen) doorspekken met doorverbinden met(tél.) (verbond door - doorverbonden) dorp, het dorpsbewoner(s), de dorpsgenoot (-genoten), de dorst hebben (had - gehad) dossier(s), het douane(s), de Dr = Dokter draadloos (-loze) draaien draaien (een nummer draaien) draaierig, ik word drie driehoek(en), de droevig(e) drogen dromen droog droogleggen (drooggelegd) droogscheren droom (dromen), de druk druk (het druk hebben met) druk hebben, het druk(ke) dubbel(e) dubieus (dubieuze) duidelijk (het is duidelijk dat) duidelijk(e) duidelijkheid, de duizend duren


Lexique p. 10

objectif, l' faire dock, le docteur, le - médecin, le stupide jeudi sombre mort (adjectif) mort, la par, à travers feuilleter passer (un séjour) continuer transmettre (un message) couper parcourir (un texte) continuer à marcher parcourir, passer en revue truffer de mettre en communication avec (tel.) village, le villageois, le villageois, le (personne habitant le même village) avoir soif dossier, le douane, la titre honorifique sans fil tourner tourner, passer (un film dans une salle de cinéma), former un numéro (de téléphone) qui tourne, j'ai la tête (J'ai le vertige.) trois triangle, le triste sécher rêver sec assécher raser rêve, le animé (rue, trafic) avoir beaucoup à faire avec, être très occupé avec occupé, être intense, agité double(ment) douteux évident (il est évident que) clair (pour l'esprit) clarté, la mille durer

06CL 510-16 510-28 510-16 510-23 510-17 510-23 510-35 510-35 510-20 08CL 09Gram 01Dial 03Dial 09CA 04Gram 04Gram 09Dial 07CL 03CA 510-14 09CL 09CL 03Gram 510-31 03CA 510-31 07CA 510-25 02Gram

510-25 510-03 04Gram 09CL 03Gram 510-31 510-28 510-31 07CA 510-32 510-29 06Voc 510-17 06Dial 09CA 07CL 510-27 510-36 09Dial 510-12 510-09

[email protected]

durven dus duur duur, de dwingen (dwong - h. gedwongen) echt = werkelijk echt(e) echter (= toch, niettemin) editie(s), de een een slechte zaak verdedigen eens zijn (het met iets / iemand eens zijn) eenvoudig eer, de eerder eerst eerste eerste les Eet smakelijk! (Smakelijk!) efficiënt ei(eren), het eigen (invariable) eigenaar(s), de eigenlijk eiland, het einde(n/s), het eindelijk eindigen eindje(s), het eindscriptie(s), de elektricien, de elektrisch elk(e) e-mailadres(sen), het emigreren en dan rechtdoor Engels enig(e) enige = enkele entreekaartje(s), het enz. = en zo voort er is, er zijn er van op aan kunnen er was, er waren er zijn erfgoed, het erg ergens ergens anders ergens overheen komen (kwam - gekomen) erger erin slagen om …te + infinitief ernstig erop zitten (dat zit erop : informeel) erop zitten (zat - gezeten) eruit zien ervaren (= meemaken, beleven)


Lexique p. 11

oser donc cher, coûteux durée, la forcer, obliger vrai(ment), rél(lement) véritable, vrai(ment) cependant édition, l' un ,une défendre une mauvaise cause approuver qqch ou qqun simple honneur, l' précédemment, plus tôt d'abord premier première leçon Bon appétit! efficace oeuf, l' propre, personnel propriétaire, le en fait, à vrai dire île, l' fin, la - bout, le finalement, au fond (se) terminer, finir un petit bout (de chemin) mémoire de fin d'études, le électricien, l' électrique chaque adresse e-mail, l' émigrer et alors tout droit anglais, l' (langue, la) seul, unique quelques carte d'entrée, la etc. il y a pouvoir en être assuré il y avait il y a patrimoine, le grave quelque part ailleurs surmonter qqch pis, pire réussir à sérieux être terminé (c'est fait : informel) être terminé avoir l'air vivre, faire l'expérience de

510-33 510-14 510-12 06CL 510- 35 510- 31 510-27 07CL 04CL 510-01 510-35 510-32 510-30 09Dial 02Dial 510-26 510-05 510-01 510- 33 08CL 05Gram 510-30 09Com 03Dial 510-32 510-32 510-32 05Gram 03Gram 05CL 510-27 510-36 510-16 04Dial 510-31 510-06 510-02 01Dial 510-10 03Gram 510-22 510-07 03CA 510-24 510-07 04CA 510-22 510-35 01Tél 02CL 02Dial 06Tél 510-36 10CL 08Tél 510-27 10Voc

[email protected]

ervaring(en), de ervoor zorgen dat etalage, de eten (at - gegeten) eten, het evalueren even eventueel exhibitie(s), de (= tentoonstelling, expositie) expeditie(s), de exportafdeling, de extra (invariable) fabriceren fabriek, de (in de fabriek zelf) (au sein même de la fabrique) factor(en), de faillissement, het familie, de familienaam, de fantasie, de fantastisch faxbericht(en), het faxnummer(s), het februari feeling hebben voor feest, het feit, het fietspad(en), het figuur, de (= de persoon) fijn(e) filiaal (filialen), het film, de firma('s), de flink (flink gewerkt) fooi, de = het drinkgeld formulier(en), het fotografie(s/ën), de foyer(s), de Frans Franse Riviëra, de frisdrank, de frisdrankje(s), het functie(s), de Ga uw gang. gaande van gang, de garage(s), de gat(en), het gauw (tot gauw) gebeuren gebeurtenis(sen), de gebied(en), het geboren geboren worden geboren zijn gebouw(en), het gebrek(en), het gebruik maken van


Lexique p. 12

expérience, l' veiller à ce que étalage, l' manger manger, repas, le - nourriture, la évaluer un instant éventuellement exposition, l' expédition, l' le service de l'exportation supplémentaire fabriquer fabrique, la facteur, le faillite, la famille, la nom de famille, le fantaisie, la fantastique télécopie, la numéro de fax, le février avoir le sens de fête, la fait, le piste cyclable personne, la de qualité, agréable succursale/filiale, la film, le firme, la bien, très bien pourboire, le formulaire, le photographie, la foyer, le français, le - français Côte d'Azur, la boisson fraîche, la boisson fraîche, la fonction, la Je vous en prie. allant de couloir, le garage, le trou, le rapide (à bientôt) arriver, se passer événement, l' territoire, le - région, la né naître être né(e) bâtiment, le défaut, le faire usage de

05Dial 07Dial 510-24 510-12 510- 12 10Gram 510-25 07Dial 04Voc 03CA 03Com 510-34 510-26 510-34 01CL 04Gram 510-14 510-14 510-23 510-10 08Dial 04Dial 510-17 06CL 510-33 510-31 510-34 04Tél 510-36 01Dial 510-09 510-03 05Voc 510-36 04Dial 510-33 01CA 510-01 510-33 09Dial 09Dial 08CA 02Voc 05CL 510-36 510-20 07CL 02CL 510-23 09CA 10Tél 510-31 510-31 510-31 05Dial 03Tél 03Tél

[email protected]

gebruikelijke uitdrukking(en), de gebruiken gebruiken (een maaltijd gebruiken) gedachte(n), de = idee(ën), het gedegen geduld, het (even geduld) geduldig gedurende geel geen Geen dank. geen sprake van geestig(e) gegeven(s), het gegoed(e) geheugen, het gek(ke) geld, het geldbedrag(en), het geleden (drie dagen geleden) gelegenheid (-heden), de geliefd(e) gelieve gelijk hebben geloven geluid, het geluk hebben geluk, het gemak, het (op zijn gemak) gemakkelijk(e) gemeenteraadslid (-leden), het

gemengd(e) gemiddeld genezen (genas/genazen - genezen) genieten (genoot, h. genoten) genoegen, het genre(s), het Gents(e) geprobeerd geregeld (regelmatig) geschenk(en), het geschiedenis, de geschikt(e) gesloten (sluiten - sloot - gesloten) gesprek(ken), het gesprekspartner(s), de geurhinder, de gevaar, het gevaarlijk(e) geval(len), het (in ieder geval) geven gevoel, het gevolg(en), het geweldig(e) gewest(en), het


Lexique p. 13

expression courante, l' employer, utiliser prendre (prendre un repas) idée, l' sérieux patience, la (un peu de patience) patient pendant, durant jaune ne pas … un, ne pas … de(s) Il n'y a pas de quoi. pas question (de) spirituel donnée, coordonnée, la aisé mémoire, la fou argent, l' (pour payer) montant, le il y a (il y a trois jours) occasion, l' cher prière de raison, avoir croire bruit, le avoir de la chance bonheur, le - chance, la aise, l' (à son aise) facile membre du conseil d'administration, le administrateur, l' mixte en moyenne guérir jouir plaisir, le genre, le gantois(e) essayé régulièrement cadeau, le histoire (sciene des faits), l' adapté fermé(e) (fermer) conversation, la partenaire de conversation, le nuisances olfactives, les danger, le dangereux cas, le (en tout cas) donner sentiment, le conséquence, la formidable, excellent région, la

01Op 510-23 09Dial 510- 31 01CL 04Dial 510-25 510-23 510-20 510-07 510-04 10Gram 05Com 510- 35 07CL 09CL 09Gram 510-11 07Tél 510-26 510-28 09CA 09Dial 510-19 510-24 510-27 510-29 510-31 08Com 510-23 09CL

08Tél 510-35 04CL 510-34 09Dial 02Tél 510-26 510-25 07CL 09CL 510- 31 10CL 08Voc 01Dial 10Dial 04CL 510-34 510-19 510- 28 510-16 06Tél 03Tél 08CA 04CL

[email protected]

gewoon gewoonlijk gezellig(e) gezelligheid, de gezicht, het gezin(nen), het gezinslid (-leden), het gezond(e) gezondheid, de gisteren glad(de) glas bier, het glas, het goed(eren), het goedemiddag Goedemorgen! goedkeuren goedkeuring, de goedkoop (-kope) goedvinden (vond goed - goedgevonden) graad, de graag graag gedaan grapje(s), het grappig(e) griep, de grijs (grijze) groei, de groen(e) groente, de groentesoep, de groepsgesprek(ken), het groepsverband (in groepsverband) groepsverzekering, de grof (groffe of grove) grond, de grootmoeder(s), de grootvader(s), de grootwarenhuis (-huizen), het Grote Markt, de haakje(s), het (tussen haakjes) haast haast hebben haast, de halen half uur, het half uurtje, een hand(en), de (aan de hand daarvan) hand, de hand, de (de handen uit de mouwen steken) (stak - gestoken) handelspraktijk, de handje(s) (een handje helpen - meehelpen) hand-out(s), de handtas(sen), de hard rijden (reed - gereden)


Lexique p. 14

ordinaire habituel(lement) agréable ambiance agréable, l' compagnie, la figure, la - visage, le famille, la membre de la famille, le sain, en bonne santé santé, la hier lisse verre de bière, le verre, le produit, le - chose, la bonjour Bonjour! approuver approbation, l' bon marché juger bon, approuver degré, le volontiers de rien, je vous en prie (littéralement : fait volontiers) note humoristique, plaisanterie, la comique, amusant, drôle grippe, la gris développement, le - croissance, la vert légume, le soupe de légumes, la conversation de groupe, la en groupe assurance groupe, l' grossier sol, le grand-mère, la grand-père, le grand magasin, le Grand-Place, la crochet, le (entre parenthèses) pratiquement être pressé hâte, la obtenir demi-heure, la petite demi-heure, une main, la (à l'aide de cela) main, la main, la (retrousser les manches) pratique commerciale, la (donner un coup de main) hand-out, le sacoche, la rouler vite

510-34 510-33 01CA 07CL 510-27 02Dial 02Dial 510-29 510-12 02Gram 07CA 510-16 510-13 08Dial 510-03 510-04 510-32 06CL 02Gram 08Com 510-23 510-13 08Voc 09Tél 05Com 08Com 510-20 10Voc 510-20 510-13 510-31 10Dial 01Tél 03CL 08Tél 510-25 510-14 510-14 02CA 510-06 03Gram 01Dial 510-32 510-32 02Gram 510-09 510- 25 10CA 510-25 09Com 07CL 04Tél 10CA 10Voc 02CA

[email protected]

hard werken hardop hartprobleem (-blemen), het haven(s), de Heb je er een idee van ? heel (goed) heel goed heel klein deel, een heel, heel (hele) heelhuids (= ongedeerd) heerlijk heffen hek(ken), het hekel (een hekel hebben aan) helder(e) hele dag, de hele maand, de helemaal helemaal geen helemaal niet helemaal niet (geen) helpen - hielp - geholpen hem hemd(en), het hemel, de Henegouwen herdenken (herdacht - herdacht) herdrukken herenkleding, de herfst, de herfstcatalogus (-catalogi), de herfsttentoonstelling(en), de herhalen herinnering(en), de herkennen herstellen (hersteld) het (Ik spreek het een beetje.) het (niet) eens zijn met het is jammer Het is vijf minuten hiervandaan. het rustiger aan doen heten (heette - geheten) hetzelfde heup, de hier hier heb je … hier hebt u hier is Hier is een brief voor haar. hierheen hiernaartoe (= hierheen) hij hij die hij spreekt uit hoe hoe laat Hoe laat begint de film?


Lexique p. 15

travailler dur (beaucoup) à haute voix problème cardiaque, le port, le En as-tu une idée? très (bon) tout à fait bien toute petite partie, une très, tout indemne, sain et sauf délicieux, délicieusement lever grillage, le - barrière, la détester clair journée, toute la tout le mois tout à fait, totalement pas du tout de … pas du tout absolument pas (de) aider le, lui chemise, la ciel, le Hainaut commémorer rééditer, réimprimer vêtements pour hommes, les automne, l' catalogue d'automne, le exposition d'automne, l' répéter souvenir, le reconnaître réparer = pronom neutre (ici : remplace Nederlands) être (ne pas être) d'accord avec c'est dommage C'est à cinq minutes d'ici. vivre plus calmement appeler, s'- se nommer la même chose hanche, la ici voici … voici Voici une lettre pour elle. ici (littéralement : vers ici) (vers) ici il celui qui il prononce comment à quelle heure A quelle heure commence le

05Gram 01Op 08CA 510-28 510- 12 510-10 510-03 510- 22 09Gram 02CL 510-36 510-25 10Voc 10Gram 510-23 510-16 510-19 510-26 510-12 510-34 510- 29 03Dial 510-07 510-36 510-24 01Com 09CL 07Com 05Voc 510-20 07Voc 04Dial 510-10 09CL 510-28 510-30 510-02 510-34 510-29 510-06 08CA 510- 14 510-26 510-25 510-02 510-11 510-03 510-04 01Dial 01Gram 510-02 510-35 510-10 04Gram 510-08 510-09

[email protected]

Hoe maakt u het ? (expression) hoed, de hoek, de hoelang hoeveel hoeveelheid (-heden), de hoewel hoger onderwijs, het honger, de hoofd(en), het hoofdgebouw(en), het hoofdkantoor (-toren), het = hoofdzetel, de hoofdstad (-steden), de hoofdstuk, het hoofdzaak (-zaken), de hoofdzakelijk hoofdzetel, de = hoofdkantoor, het hoofdzin(nen), de hoog hooggeïndustrialiseerd(e) hoor hopen horen horen bij, passen bij hotelkamer(s), de houden van (hield - gehouden) huid, de huidig(e) huilen - huilde - gehuild huis, het huishoudapparaat (-raten), het huishoudlinnen, het huisvesten huren huurprijs, de icoontje(s), het idee, de/het ieder = elk iedereen iemand tot minister benoemen iets iets anders iets dergelijks iets opsteken (stak op - opgestoken) van iets van plan zijn ijs, het ijsberg, de Ik ga opreis. Ik heb nog maar Ik moet wel. Ik spreek het niet heel goed. Ik versta u niet goed. Ik zeg na in in aanmerking komen voor (kwam - gekomen)


Lexique p. 16

film? Comment allez- vous? chapeau, le coin, le combien de temps combien quantité, la bien que, quoique enseignement supérieur, l' faim, la tête, la - chef, le bâtiment principal, le siège central, le capitale, la - ville principale, la chapitre, le principal, le - essentiel, l' principalement siège central, le proposition principale, la haut hautement industrialisé tu sais espérer entendre correspondre à chambre d'hôtel, la aimer (+ substantif) peau, la actuel pleurer maison, la appareil électro-ménager, l' linge de cuisine, le héberger, loger louer, prendre en location prix de location, le icône, l' idée, l' chaque chacun nommer qqun comme ministre quelque chose autre chose quelque chose dans ce genre- là apprendre qqch de, s'instruire avoir l'intention de faire quelque chose glace, la iceberg, l' Je vais en voyage. je n'ai plus que Je dois bien. Je ne le parle pas bien. Je ne vous comprends pas bien. je répète dans, à entrer en ligne de compte pour

510-03 510-33 510-13 510-19 510-12 08Dial 07Gram 06CL 02Dial 09Dial 05Dial 05CL 510-32 510-36 10Dial 10Dial 05CL 04Gram 510-14 09CA 510-18 510-34 510-24 01Op 510-34 510-16 07CA 06Tél 01Gram 510-12 07CL 07CL 05CL 510-29 510-29 01Op 510-09 510-17 510-19 510-31 510-25 510-30 07CL 06CA 10Tél 510-13 510-35 510-12 510-17 510-08 510-02 510-03 510-10 510-01 05CL

[email protected]

in acht nemen (nam - genomen) in beslag nemen (nam - genomen) in de ellende in de morgen in de tussentijd in de wacht slepen in de week in groten getale (formeel) in het begin in het Engels in ieder geval in orde in orde brengen in plaats van in samenwerking met in staat in verband met in voorraad indelen indeling, de indirecte rede, de Indonesiër(s) indruk(ken), de indruk, de (de indruk hebben) industrieel ingenieur(s), de industrieterrein(en), het infinitief (-tieven), de informaticasysteem (-systemen), het informatie inwinnen (won in - ingewonnen) = inlichtingen vragen (vroeg - gevraagd) ingang, de ingenieur(s), de inhoud, de inhoudelijk(e) initiatief (-tieven), het inkijken (keek in - ingekeken) inkopen (kocht in - ingekocht) inktlint(en), het inleiden inleiding, de inlichting(en), de inpakken inrichten inschrijven (schreef in - ingeschreven) inschrijvingsformulier(en) - inschrijfformulier(en), het inspraak, de inspringen (voor iemand inspringen) (sprong in - ingesprongen) instelling(en), de instructie(s), de integendeel interessant interesse(s), de/het interesseren interest, de intrekken (een bestelling) (trok in - ingetrokken) invloed, de


Lexique p. 17

respecter prendre (du temps), tenir (de la place) dans la misère le matin entre-temps s'emparer, décrocher, (r)emporter en semaine nombreux (langage formel) au début en anglais en tout cas en ordre (re)mettre en état, dépanner au lieu de en collaboration avec en état en rapport avec en stock organiser, répartir répartition des tâches, la discours indirect, le Indonésien, l' impression (que l'on ressent), l' impression, l' (avoir l'impression) ingénieur industriel, l' terrain industriel, le infinitif, l' système informatique, le recueillir des renseignements entrée, l' ingénieur, l' contenu, le portant sur le contenu initiative, l' regarder, parcourir, jeter un coup d'oeil acheter ruban à encre, le présenter, introduire introduction, l' renseignement, le emballer aménager, installer inscrire formulaire d'inscription, le participation, la remplacer qqun établissement, l' instruction, l' - consigne, la au contraire intéressant intérêt, l' intéresser intérêt, l' (de l'argent) retirer (une commande) influence, l'

09CL 08Dial 510-30 510-17 01Op 09CA 510-17 09CL 01CL 510-09 02Gram 510-27 510- 30 510-24 06CL 10Dial 03Tél 07Voc 09Dial 05Tél 04Gram 09CL 510- 28 06Voc 05CL 07Gram 03Gram 09Dial 05CL 05Voc 510-31 03Com 09Com 09Gram 02Dial 07Tél 08CL 09Dial 09Tél 510-12 08Dial 04Dial 04Gram 04Dial 09Tél 04Tél 09Dial 510- 36 08Dial 510-08 07Dial 510-16 510-22 08Voc 510-36

[email protected]

invullen invuloefening(en), de inwerken inwonen inzamelen inzet, de jaar, het januari Japan jaren, al jaren jarenlang jawel Je verdient je brood goed. jenever(s), de jong jongen(s), de jongeren, de jubileum ( jubilea of jubileums), het juffrouw juist juli juni jurk, de kaartje(s), het kaas, de kachel(s), de kader, het (in het kader van) kamer, de kanaal, het kans(en), de (de kans krijgen) kant(en), de kantine(s), de kantoor (-toren), het (op kantoor) kantoor, het kantoorgebouw(en), het kapitein, de kapot(te) kapotgaan (ging kapot - kapotgegaan) kapstok(ken), de Karel kasteel, het katoen, de/het katoenen (invariable) keer (keren), de keizer(s), de - keizerin, de kelner(s), de kennen kennis, de kennismaken kerk, de keuze (n of s), de kiezen (koos / kozen - h. gekozen) kilo, het kilometer, de kind (kinderen), het kinderspel, het


Lexique p. 18

compléter exercice lacunaire, l' initier, mettre au courant (aller) habiter, s'installer collecter effort, ardeur, l' an, année, l' janvier Japon, le années, depuis des années pendant des années mais oui, mai si Tu gagnes bien ta vie. genièvre, le jeune garçon, le jeunes, les jubilé, le mademoiselle juste(ment) juillet juin robe, la ticket, le fromage, le poële, le cadre, le (dans le cadre de) pièce (d'habitation), la - chambre, la canal, le occasion, l' (avoir l'occasion) côté, le - aspect, l' cantine, la - restaurant, le bureau, le (au bureau) bureau, le (pièce) bâtiment des bureaux, le capitaine, le abîmé tomber en panne, se casser porte-manteaux, le Charles château, le coton, le en coton fois, la empereur, l' - impératrice, l' garçon de café, le connaître connaissance, la faire connaissance église, l' choix, le choisir kilo, le kilomètre, le enfant, l' jeu d'enfant, le

03Gram 01CL 08CA 510-31 07CL 10Com 510-12 510-17 09CA 510- 22 510-30 510-05 510- 12 510-36 510-14 510-16 510-16 09CL 510-02 510-26 510-17 510-17 510-33 510-19 510-31 510-36 10Dial 510- 24 510-31 10Dial 06Tél 09Dial 03Dial 510-07 09CL 510-30 02Gram 03Tél 03Gram 510-17 510-28 510-26 510-36 510-10 04Tél 510-36 510-14 01Dial 01Gram 510-26 510-18 510- 16 510-11 510-20 510-19 510-25

[email protected]

kindertoeslag, de kip, de klaar klaar zijn met klaarmaken, (klaargemaakt) klagen klant(en), de klantendienst, de klantennummer(s), het klassiek kledingstuk, het kledingzaak (-zaken), de klein kleren, de kleur(en), de kleurrijk klikken klimaat, het kloppen (dat klopt) knop(pen), de knutselen koe (koeien), de koffer(s), de koffie, de kolom(men), de komen komen halen komend(e) komisch(e) komma('s), de komst, de kon koning(en), de - koningin(en), de koningin, de kop, de - kopje, het kopen (kocht - gekocht) koper(s), de - koopster(s), de korting(en), de kostbaar (-bare) kostelijk (zich kostelijk amuseren) kosten kostuum(s), het koud koud, het is koud, het wordt kous, de kracht, de krachtig(e) (= sterk) krant(en), de krijgen (kreeg - gekregen) kritisch(e) kunst, de kunsthandelaar, de kussen(s), het kust, de


Lexique p. 19

allocation familiale, l' poulet, le prêt(e) avoir terminé de (se) préparer se plaindre client, le service clientèle, le numéro de client, le classique vêtement, le magasin de vêtements, le petit vêtements, les couleur, la coloré, multicolore cliquer climat, le correspondre, concorder (c'est bon) bouton, le bricoler vache, la valise, la - coffre à bagages, le café, le colonne, la venir venir chercher prochain comique virgule, la venue, la prét. de kunnen roi, le - reine, la reine, la tasse, la acheter acheteur, l' - acheteuse, l' remise, réduction, la précieux savoureux (s'amuser comme un fou) coûter costume, le froid froid, il fait froid froid (il commence à faire froid) bas (vêtement), le force, la fort journal, le obtenir, recevoir, avoir critique art, l' marchand d'oeuvres d'art, le coussin, le côte, la

510- 34 510-31 510-25 510-32 510- 31 510-26 05CA 08CL 03Dial 510-24 510-36 03Voc 510-14 510-27 510-20 510-36 01Gram 510-36 02Dial 04Com 510-27 510-31 510- 36 510-13 01Op 510-16 510-19 04Dial 05Gram 02Gram 10CA 510-26 04Tél 510-31 510-13 510-11 07Voc 08CL 01CL 05Com 510-11 510-36 510-20 510-23 510- 23 510-36 04CL 08CL 510-11 510- 22 07Tél 510-30 510- 30 07CL 01Gram

[email protected]

kwaliteit, de kwantiteit, de kwart over drie kwestie(s), de kwijt zijn laat laatst laatste land, het land, op het landbouw, de lang langskomen (kwam langs - langsgekomen) = langsgaan (ging langs - langsgegaan) langzaam (-zame) lap(pen) stof, de laptop(s), de lastig(e) later lawaai maken lawaai, het leeftijd, de leegdrinken (een glas) (dronk leeg - leeggedronken) leerartikel(en of s), het leerling, de leerlinge, de leermeester(s), de leermiddelen, de leerrijk(e) = leerzaam (- zame) leerzaam (-zame) leesoefening(en), de leggen (h. gelegd) leiden leidende functie(s), de leiding, de Leie, de lekker(e) (lekkerder) = smakelijk lenen van, lenen aan lening, de lente, de (in de lente) lepel(s), de lepeltje(s), het leraar Duits, de leraar(s/en), de leren les één les Nederlands, de les(sen), de letten op iets leuk(e) Leuven leven leven, het leven, het (zijn leven lang) levendig(e) levensbelang (van levensbelang zijn) leveren


Lexique p. 20

qualité, la quantité, la 3h15 question, la ne plus avoir tard dernièrement dernier pays, le campagne, à la agriculture, l' long, longtemps passer en coup de vent (chez)

510-36 08Voc 510-09 10Dial 01CL 510-09 02Gram 510-11 510-23 510-16 510-31 510-09 06Com

lent(ement) chiffon de tissus, le portable, le (PC) ennuyeux, difficile plus tard faire du bruit bruit, le âge, l' vider (un verre) article en cuir, l' élève, l' (garçon) élève, l' (fille) maître, le matériel éducatif, le instructif instructif exercice de lecture, l' déposer mener, diriger fonction dirigeante, la conduite, la - direction, la Lys, la délicieux (plus délicieux) emprunter à, prêter à emprunt, l' printemps, le (au printemps) cuiller, la petite cuiller, la professeur d'allemand, le professeur, le apprendre leçon un leçon de néerlandais, la leçon, la faire attention à quelque chose chouette, agréable Louvain vivre vie, la vie, la (toute sa vie, sa vie durant) animé, vif vital (être vital) livrer

510-03 07CL 06Gram 510-34 510-16 510-29 510-29 510-14 02Gram 07CL 510-36 510-36 08CA 01CL 05Voc 05Dial 01CL 510-34 510-35 510- 35 510-36 510-34 510-33 510- 18 510-12 510- 20 510-36 510-36 510- 16 510-10 510-10 510-01 510- 10 510-01 07Tél 02Tél 510-09 510-14 510-16 510-26 06Dial 09CL 03CA

[email protected]

levering, de leveringsprobleem (-blemen), het leveringstermijn(en), de leveringsvoorwaarde(en), de lezen lichaam, het licht licht, het lichtjaar, het lid (leden), het lievelingsbezigheid (-bezigheden), de liever liever luisteren naar lift(en), de lijdende vorm, de lijken (leek - geleken) lijken op (leek - geleken) lijn(en), de likeur, de linkeroor (-oren), het links linksboven linksonder lint, het logo('s), het loodgieter, de loon, het lopen los(se) loslaten (liet los - losgelaten) lot(en), lotje(s), het louter lucht, de luchtemissie(s), de = de uitstoot luchthaven(s), de lui(e) luidspreker(s), de Luik luik(en), het luisterbegrip, het luisteren naar luisterrijk(e) lukken lukken (het lukte hem … te …) lunchen Maakt het u iets uit? maand, de maandag maandelijks(e) maar maar = alleen maart maatregel(en), de maatschappij, de machineonderdeel (-delen), het mailing-list(s), de


Lexique p. 21

livraison, la problème de livraison, le délai de livraison, le condition de livraison, la lire corps, le clair, léger lumière, la année lumière ,l' membre, le (d'un groupe) occupation préférée, l' plus volontiers, de préférence préférer écouter ascenseur, l' voix passive, la paraître, sembler ressembler à ligne, la liqueur, la oreille gauche, l' gauche, à gauche en haut à gauche en bas à gauche ruban, le logo, le plombier, le salaire, le marcher, courir séparé, indépendant lâcher billet de tombola, le seulement air, l' émissions dans l'air, les aéroport, l' paresseux diffuseur, le Liège volet, le compréhension à l'audition, la écouter somptueux réussir réussir (Il réussit à …) déjeuner (à midi) Pour vous, ça change quelque chose? mois, le lundi mensuellement seulement, mais seulement mars mesure, la société, la pièce (détachée) d'une machine, la fichier d'adresses, le

08Tél 05Gram 08Dial 08Com 510-10 510-25 510-30 510-30 05CL 510- 32 05Com 510-24 510-24 08Com 09Gram 06Dial 02Voc 03Dial 510-36 07CA 510-05 01CL 01CL 09CA 07CL 510-27 510-26 510-24 01CL 01Op 07Tél 07CL 510-29 04CL 07Gram 04Tél 01Op 510-17 05CL 01Op 510-23 10CL 03Gram 510-32 03Dial 08Tél 510-12 510-17 07Dial 510-14 510-29 510-17 04Gram 510-31 05CA 07Dial

[email protected]

maken man, de manier, de mantel(s), de markt, de marktaandeel (-delen), het Marktplein, het marktsituatie, de materiaal (-alen), het mededeling, de medewerker(s), de - medewerkster(s), de medewerking, de medicus (medici), de = dokter, de medisch meebeslissen meegaan meekijken (keek mee - meegekeken) meekomen meemaken (= ervaren, beleven) meenemen meer meer dan eens meerderheid, de meertalig(e) meestal meeste mensen, de meeste, de meesten, de meevallen (viel mee - meegevallen) meezitten (het zit mee) (zat mee - meegezeten) mei meisje, het melden melk, de Men is (aan) iets gewoon. Meneer Doms menen mening(en), de mens, de menu, het menukaart(en), de merk(en), het merken met met behulp van met Nederlandse ondertitels met vervroegd pensioen gaan (ging - gegaan) meteen meter, de mevrouw middagpauze(n), de middelgroot (-grote) midden(s), het middenste mijden (meed - gemeden)


Lexique p. 22

faire (rendre : moeilijk maken) homme, l' manière, la - façon, la manteau, le marché, le part du marché, la place du marché, la situation du marché, la matériel, le communication, la collaborateur, le - collaboratrice, la collaboration, la médecin, le médical décider avec accompagner, aller avec regarder avec (qqun) accompagner vivre, faire l'expérience de emporter plus plus d'une fois majorité, la polyglotte, multilingue la plupart du temps plupart des gens, la la plupart la plupart (des gens) se révéler mieux, aller bien avoir de la chance (on a de la chance) mai fille, la communiquer, annoncer lait, le On est habitué à qqch. monsieur Doms signifier, vouloir dire opinion, avis, l' être humain, l' - homme, l' menu, le carte, la - menu, le marque, la remarquer, observer avec à l'aide de avec (des) sous-titres néerlandais prendre sa retraite anticipée immédiatement, tout de suite mètre, le madame pause de midi, la moyen milieu, le - centre, le du milieu éviter

510- 24 510-09 510-23 510-31 510-06 09CA 02Com 07CL 07Dial 510-36 05CA 10CL 510- 35 510-35 09Tél 510-28 01Gram 510-28 10Voc 510-28 510-19 510-23 09CL 05Dial 510-33 510- 33 07Tél 05Dial 06Dial 02CL 510-17 510-16 09CA 510-13 510- 36 510-01 01Gram 01CL 510-35 510-13 02Dial 07CA 10Dial 510-01 01Op 510-09 08Com 10Voc 510-14 510-04 03Dial 05Dial 510-30 02CL 07CL

[email protected]

mijl, de mijn (voir prononciation, 3) mijns inziens minder minister(s), de Ministerie van buitenlandse zaken, het ministerie(s), het minstens minuut, de mislukken missen misverstand(en), het mobieltje(s), het mode, de modelcontract(en), het moe moeilijk(e) moeilijkheid (-heden), de moeite (de moeite waard zijn) moest moeten mogelijk(e) mogelijkheid (-heden), de molen(s), de momenteel monster(s), het monument, het mooi mopje(s), het morgen morgen, de ('s morgens) motivatie, de motto('s), het mouw, de mouw, de (de handen uit de mouwen steken) muis (muizen), de muisklik(ken), de muisknop(pen), de mum = minimum (in een mum van tijd) muziek, de na naaiafval, het naam, de naar naar (de weg naar Gent) naar de weg vragen naar het schijnt naargelang van nadeel (-delen), het nadenken nadenken (over) (dacht na - nagedacht) nagaan (ging na -nagegaan) nakijken (nagekeken) nakomen (een afspraak nakomen) (kwam na - nagekomen)


Lexique p. 23

mille, le mon, ma, mes à mon avis, selon moi moins ministre, le Ministère des affaires étrangères, le ministère, le au moins minute, la rater, échouer rater, manquer malentendu, le gsm, le mode, la contrat modèle, le fatigué difficile difficulté, la peine, la (valoir la peine) prétérit de moeten devoir possible possibilité, la moulin, le momentanément échantillon, l' monument, le beau blague, plaisanterie, la demain matin, le (dans la matinée) motivation, la devise, la manche (d'un vêtement), la manche, la (retrousser les manches) souris, la clic de souris, le bouton de la souris, le en moins de rien musique, la après déchets de couture, les nom, le vers vers (la route de Gand) demander le chemin à ce qu'il semble en fonction de, selon, conformément à inconvénient, l' réfléchir (pensée) réfléchir (à) contrôler vérifier observer/tenir un rendez-vous

510-36 510- 02 10CL 510-16 510-16 02Com 510-16 05Gram 510-06 08Gram 01Gram 10Com 09Dial 510-24 06CL 510-18 510-23 510- 29 05Com 510-26 510-08 510-13 01CL 510-31 03Dial 07Dial 510-19 510-17 09CL 510-19 510-20 10Dial 04CL 510- 36 09Com 01Op 08CL 01Op 04Com 510-24 510-13 07CL 510-07 510-09 510- 05 510- 05 510-26 06CL 01Tél 510-28 02Tél 08Dial 510-30 07Com

[email protected]

namaken namelijk namens nat(te) natuur, de natuurlijk nauwelijks nazeggen nazien (= nagaan) (zag na - nagezien) Nederlander(s), de Nederlands Neem me niet kwalijk. (expression) neen = nee nemen nergens netjes netwerk, het nevenbaan (-banen), de = bijbaantje(s), het niemand (niemand meer) niet niet genoeg niet helemaal niet hoeven te niet-roker, de nieuws, het noch … noch nodig hebben (had - gehad) nodig(e) noemen nog nogal noodzaken (genoodzaakt zijn) nooit noorden, het normaal noteren november nu nu en dan nummer(s), het nummerplaat (-platen), de nuttig(e) nylon, de/het o.a. = onder andere ober(s), de ochtendfile(s), de oefenen oefening(en), de ofwel ofwel … ofwel … ogenblik(ken), het (op het ogenblik), het ogenblikje ogenblikje(s), het oktober om (+ heure)


Lexique p. 24

contrefaire en effet au nom de mouillé nature, la naturel(lement) à peine répéter contrôler, vérifier Néerlandais, le néerlandais (langue) Ne le prenez pas de mauvaise part. Excusez-moi. non prendre nulle part proprement, poliment réseau, le travail complémentaire, le personne (plus personne) ne … pas pas assez pas tout à fait ne pas devoir non-fumeur, le nouvelle, la - nouvelles, les ni … ni avoir besoin de nécessaire nommer encore assez, plutôt forcer, contraindre (être obligé de) jamais nord, le normalement noter novembre maintenant (que) de temps en temps numéro, le plaque d'immatriculation, la utile nylon, le entre autres garçon, le (café, restaurant) embouteillage matinal, l' s'exercer, s'entraîner exercice, l' ou bien soit … soit … moment, le (pour le moment), le petit moment instant, l' - petit moment, le octobre à (+ heure)

510-28 07CA 09Dial 07CL 510-34 510-16 510-31 510-28 08Voc 510-31 510-02 510-02 510-01 510-09 510-35 09Tél 04CL 06Dial 510-16 510-02 510-16 09Gram 510-35 510-34 510- 11 510-23 510- 16 04Dial 510-30 510-10 01Dial 04CA 08Gram 510-23 510-10 04Tél 510-17 07Gram 510-23 04Dial 09Com 05Voc 510-36 01CL 510- 31 02Gram 02Gram 06Gram 510-23 510-29 510-03 03CA 510-17 510-08

[email protected]

omdat omgaan met (ging om - omgegaan) omgang, de (met) omgeving(en), de omringen omspringen met (= omgaan met) (sprong om - omgesprongen) onafhankelijk onbelangrijk(e) onbereikbaar (-bare) onbezoldigd onder onder begeleiding van onder de knie hebben (had - gehad) onder die mensen onderbreken (onderbrak - onderbroken) ondergaan (is ondergegaan) - ondergaan (heeft ondergaan) onderhandelen onderhandeling(en), de onderhoud, het onderhouden (onderhield - onderhouden) onderling onderneming, de onderscheid, het ondersteunen ondertitel, de ondertussen = intussen onderverdelen ondervinding, de (= beleving, ervaring) onderweg onderwerp(en), het onderwerpregel(s), de (in een mail) onderworpen zijn aan onderzoek(en), het ongedaan maken ongedeerd (= heelhuids) ongeduld, het ongeduldig ongelijk hebben ongemak(ken), het ongeschoolde arbeider(s), de ongeval, het ongeveer ongezond onkostenvergoeding, de onmiddellijk = dadelijk onmogelijk onovertroffen ons, onze onscheidbaar (-bare) ontbreken (ontbrak - ontbroken) ontdekken ontevreden


Lexique p. 25

parce que se comporter avec, traiter fréquentation, la (de) environnement, l' - cadre, le - proches, les entourer se servir de indépendant sans importance inaccessible non rémunéré parmi sous la direction de, accompagné de maîtriser parmi ces gens interrompre sombrer (se coucher … pour le soleil) - subir négocier négociation, la entretien, l' entretenir réciproquement (entre les personnes) entreprise, l' différence, la - distinction, la soutenir sous-titre, le entre-temps subdiviser expérience, l' en cours de route sujet, le (d'un livre, d'une conversation) rubrique sujet, la (dans un mail) dépendre de recherche, la annuler indemne, sain et sauf impatience, l' impatient avoir tort désagrément, le ouvrier non qualifié, l' accident, l' environ, à peu près malsain remboursement de frais, le défraiement, le tout de suite, immédiat(ement) impossible inégalé notre, nos inséparable manquer, faire défaut découvrir insatisfait, mécontent

510-19 08Tél 10CL 03Tél 510-33 03CL 510-34 09Tél 03Dial 06CL 510-35 09Dial 10Voc 510-33 04Gram 510-35 04Gram 09CA 07CA 05CA 05Tél 510-34 510- 35 04CL 510-09 02Gram 05Tél 06Dial 510-34 510-33 01Op 10Voc 04CL 08Dial 02CL 510-18 510-25 510-25 03Dial 510-35 510-34 510-36 510-34 05CL 510-30 510-23 09CL 510-07 04Gram 06Tél 510-29 08Tél

[email protected]

onthouden (iemand iets onthouden) onthouden (onthield - onthouden) ontkennend ontmoeten ontmoeting(en), de ontplooiing, de ontroerend ontroering, de ontspannen (ontspande - ontspannen) ontspannend ontstaan (ontstond - is ontstaan) ontstaan (ontstond - ontstaan) ontstaan door (ontstond - ontstaan) ontvangen (= iets krijgen), iemand ontvangen (ontving ontvangen) ontvangst, de (in ontvangst nemen) ontwikkelen ontwikkeling(en), de onuitstaanbaar (-bare) onvoltooid verleden tijd, de onweer, het onze excuses voor oog (ogen), het oog (ogen), het (iets op het oog hebben) ooit ook ook geen brieven oom(s), de oor (oren), het oorlog (oorlogen), de oosten, het op bezoek op de fiets op de Grote Markt op de hoogte van op de post gaan (ging - gegaan) op de radio op de tweede etage op de V.R.T. op de vergadering op de voet volgen op die les op die manier op een morgen op het einde op het ogenblik op het oog op kantoor op voorwaarde dat op zijn beurt opdat opdoen (deed op - opgedaan) opdragen (droeg op - opgedragen) opeens


Lexique p. 26

retenir (priver quelqu'un de quelque chose) retenir, mémoriser négatif rencontrer rencontre, la développement, le émouvant émotion, l' détendre reposant prendre naissance, naître (être créé, fondé) apparaître, se produire être provoqué par recevoir réception, la (prendre livraison de, recevoir) développer développement, le insupportable prétérit, le orage, l' nos excuses pour oeil, l' oeil, l' (avoir quelque chose en vue) jamais, un jour aussi, également pas de lettres non plus oncle, l' oreille, l' guerre, la est, l' en visite à vélo à la Grand-Place au courant de partir par courrier à la radio au deuxième étage à la V.R.T. à la réunion suivre de tout près à cette leçon de cette façon en une matinée à la fin pour l'instant en vue au bureau à condition que à son tour afin que acquérir dédier soudain

09CL 01Op 510-10 510-27 10Dial 10Voc 01Gram 510-32 09Tél 06Com 510-30 09Tél 03Tél 510-07 09CL 10Dial 09CA 04Tél 06Gram 03Tél 03Voc 510-28 10CL 05Tél 510-01 510- 07 510-14 07CA 510-23 510-23 510-17 510-20 510-09 03Tél 07Dial 510-25 510- 05 510-09 510-08 03Tél 510-10 510-23 510-20 510-30 03Voc 02CL 510-07 07Gram 05CL 07Gram 05Dial 10CL 510-30

[email protected]

openbaar vervoer, het opening(en), de openstellen opfrissen opgeven (redenen opgeven) (gaf op - opgegeven) ophalen opheffen (hief op - opgeheven) opleider(s), de opleiding(en), de opletten oplossen (h. opgelost) oplossing(en), de opname(n of s), de opnieuw oppassen oppervlakte(n/s), de oproepen (weer oproepen) (riep op - opgeroepen) opruimen opschrijven (schreef op - opgeschreven) opstaan (stond op - opgestaan) opstel(len), het opsturen optimist, de optimistisch(e) opzicht, het (in dat opzicht) opzicht, het (In welk opzicht?) opzoeken (zocht op - opgezocht) ordenen order(s), de organiseren oud ouvreuse, de over een paar dagen over het algemeen over koetjes en kalfjes praten over tien jaar overal overbrengen (groeten) (bracht over - overgebracht) overdrijven (overdreef - overdreven) overeenkomen met (kwam overeen - overeengekomen) overeenkomst, de overgaan tot (ging over - overgegaan) overheen gaan (ging - gegaan) overig(e) overigens overkant, de overkomen (iemand iets) (overkwam - overkomen) overleggen (overlegde - overlegd) overmaken (aanvragen overmaken) overnemen (overgenomen) overrijden (h. overreden) overschakelen naar overstroming(en), de overtreffende trap, de overtuigen (h. overtuigd)


Lexique p. 27

transports en commun, les ouverture, l' ouvrir rafraîchir donner (des raisons) aller/venir chercher lever formateur, le formation, la faire attention résoudre solution, la (d'un problème) enregistrement, l' à nouveau faire attention superficie, la faire revenir, rappeler ranger, mettre de l'ordre écrire, noter se lever rédaction, la envoyer (par courrier) optimiste, l' optimiste point de vue, le (à cet égard) point de vue, le (A quel point de vue ?) (re)chercher, regagner ranger commande, la organiser vieux, âgé ouvreuse, l' dans quelques jours en général parler de la pluie et du beau temps, de tout et de rien dans dix ans partout transmettre (le bonjour) exagérer se mettre d'accord avec contrat, le passer à passer dessus autre, restant par ailleurs autre côte, l' arriver à (qqch à qqun) délibérer sur, négocier transmettre (transmettre les demandes) reprendre (un commerce) écraser (en roulant) passer à inondation, l' le superlatif persuader, convaincre

03Gram 09CA 09Dial 02Gram 07Tél 07Gram 09Com 09Dial 510-34 05Gram 510-29 510- 22 01Op 01Op 510-35 510-36 01Op 02Com 03Gram 07Gram 07Voc 04Dial 510-32 06Dial 08Tél 10Tél 01CA 07Gram 03CA 04CL 510-14 510-36 510- 25 510-36 02Gram 510-20 510-31 06Com 04Gram 07Voc 05CL 09CL 01Op 04Dial 02CL 02Com 04Com 09Tél 05CL 510-30 510- 35 09Dial 03Tél 05Gram 510- 34

[email protected]

overuren maken overweg kunnen (met iemand) overzicht, het overzichtelijk(e) paars pad(en), het pakje sigaretten, het paperclip(s), de papier, het paraplu('s), de park, het partij(en), de pas pas op passagier(s), de passen bij, horen bij pauze (n of s), de pechstrook (-stroken), de per maand per se percent, het percent, procent, ten honderd personeel, het personeelsblad(en), het personeelslid (-leden), het personenwagen, de persoon (-sonen), de persoonlijk(e) persoonlijke toets(en), de pessimist, de pijn doen plaats, de plaatselijk(e) plaatsen plan, het plannen plein(en), het plezier, het plots poging(en), de politiek, de pols(en), de polsklachten, de port, de portret, het positief (-tieve) post, de postkamer(s), de postkantoor, het postorderbedrijf (-bedrijven), het postzegel(s), de prachtig prak (in de prak) praktisch(e) praten over precies (precieze)


Lexique p. 28

faire des heures supplémentaires s'entendre avec qqun vue d'ensemble, la - aperçu, l' clair mauve sentier, le paquet de cigarettes, le trombone, le papier, le parapluie, le parc, le lot, le seulement, à peine fais attention passager, le correspondre à interruption, l' - pause, la bande d'arrêt d'urgence, la par mois absolument taux d'intérêt, le pour cent (%) personnel, le journal du personnel, le membre du personnel, le auto(mobile), l' - voiture, la personne, la personnel touche personnelle, la pessimiste, le faire mal place, la - emploi, l' local mettre, placer plan, le prévoir, projeter, planifier place (publique), la - plaine, la plaisir, le soudain(ement) essai, l' politique, la poignet, le problèmes de poignet, les porto, le portrait, le positif emploi, l' - courrier, le service de tri (du courrier), le bureau de poste, le entreprise de vente par correspondance, l' timbre, le magnifique (en bouillie, bousillé) pratique parler de précis

510- 34 02Gram 08CL 08CL 510-20 510-34 510- 11 05Gram 510-26 510-36 510-24 03CA 510-14 510-35 510-35 01Op 01CA 02CL 510-12 04Tél 510-12 510- 22 05Dial 03CL 05Dial 510- 30 510-19 01Tél 09Tél 510-12 510-25 510-16 02Tél 510-25 510-31 05Tél 510- 20 510-26 02Tél 01Gram 02Dial 06Tél 06Tél 02Com 510-30 03Tél 510-31 05CA 08Voc 07Tél 08Voc 510-28 02CL 03Tél 510-08 510-12

[email protected]

prefereren presentatie(s), de prettig(e) preventie, de prijs (prijzen), de prijslijst(en), de printer(s), de proberen probleem, het produceren product(en), het proefles(sen), de programma('s), het publiceren publiek, het pull-over, de (pullover, de) punt (geen punt) punt(en), het raad van bestuur, de raadplegen raken receptie, de rechtdoor rechteroor, het rechts rechtsboven rechtsonder rechtstreeks (= direct) reconstrueren redding, de reddingsboot, de redelijk(e) reden, de (redenen) reeds = al reeks(en), de regel(s), de regelen regelmatig regelrecht regen, de regenen regenjas, de regering, de reis, de reisbureau(s), het reistijd(en), de reizen rekenen op rekening houden met (hield - gehouden) relatie(s), de rendabel(e) rendement, het repareren repliek(en), de reserveren restaurant, het resultaat (-taten), het


Lexique p. 29

préférer présentation, la agréable prévention, la prix, le liste des prix, la imprimante, l' essayer problème, le produire produit, le leçon à l'essai, la programme, le publier public, le pull-over, le (de rien) point, le conseil d'administration, le consulter toucher, atteindre réception, la tout droit oreille droite, l' droite, à droite en haut à droite en bas à droite directement reconstruire sauvetage, le bateau de sauvetage, le raisonnable raison, la - motif, le déjà série, la règle, la - ligne, la régler, solutionner régulièrement directement pluie, la pleuvoir imper(méable), l' gouvernement, le voyage, le agence de voyage, l' temps de déplacement, le voyager compter sur tenir compte de relation, la rentable rendement, le réparer réplique, la réserver restaurant, le résultat, le

02Tél 01Voc 05Tél 04CL 510-19 04Dial 05Gram 510-25 510-16 510-30 02Dial 01CL 510-24 510-35 09Dial 510- 36 03CA 09Dial 09CL 04CL 510-25 05Dial 510-05 07CA 510-05 01CL 01CL 06CL 03Com 510-35 510- 35 09CA 510- 33 510-31 01CL 02CA 03Gram 07Dial 07CL 510-24 510-20 510-36 510-31 510-12 510- 34 01CL 08CA 510-27 05Gram 08Tél 07CL 510-08 510-27 01Op 510-34 510-06 510-30

[email protected]

richten (het oog richten op) richtlijn(en), de rijbewijs (-bewijzen), het rijden rijk Rijksmuseum, het rijstrook (-stroken), de ritme(n/s), het rivier, de roepen (riep - geroepen) roken rol(len), de Romaans roman, de Romeins rommelmarkt, de rondje(s), het rondleiding(en), de rood rooskleurig(e) rug, de rugklachten, de ruim ruimte, de rusten rustig saai(e) samenstelling, de samenvatten samenwerking(en), de schade, de schaduw, de scheerapparaat (-raten), het scheermesje(s), het scheerzeep, de scheidbaar (-bare) Schelde, de scheren - schoor - geschoren scherm(en), het schieten (te binnen schieten) (schoot - geschoten) schijn, de (schijn bedriegt) schijnen (scheen - geschenen) schijnen (scheen - heeft geschenen) schikken schilder, de schilderachtig schilderen schitterend(e) schoen, de schoon (schone) schouwburg, de schrijven schrikken (schrok - geschrokken) schuld(en), de secretaresse, de secretariaat, het secretaris, de


Lexique p. 30

diriger (porter son regard sur) directive, la permis de conduire, le rouler (avec un véhicule) riche Musée royal, le bande de circulation, la rythme, le rivière, la - fleuve, le appeler fumer rôle, le roman (adj .) roman, le romain marché aux puces, le tournée, la visite guidée/commentée, la rouge rose dos, le problèmes de dos, les un peu plus de, passé espace, l' se reposer doucement, calmement, à son aise ennuyeux composition, la résumer coopération, la - collaboration, la dégâts, les ombre, l' rasoir électrique, le lame de rasoir, la savon à raser/à barbe, le séparable Escaut, l' raser écran, l' tirer (venir soudain à l'esprit) apparence, l' (les apparences sont trompeuses) briller (soleil) sembler convenir peintre, le pittoresque peindre brillant, fantastique chaussure, la - soulier, le propre théâtre, le écrire avoir peur faute, la - dette, la secrétaire, la secrétariat, le secrétaire, le

09CA 04Gram 02Gram 510-16 510-24 02Gram 02CL 510-10 510-25 02Dial 510-12 01Op 510-34 510-24 510-29 07Tél 02Voc 05Dial 510-13 09Tél 06Tél 06Tél 01CL 04Dial 510-25 510- 25 02Gram 08Tél 09CL 04CL 03Tél 510-29 07CA 07CA 07CA 04Gram 510-28 07CA 02Voc 09CL 07CA 510- 29 510- 23 07Com 510-27 510-29 510-28 07Tél 510-33 07CL 510-36 510-10 02CL 06Gram 510-03 05CL 510-03

[email protected]

seintje(s), het seizoen, het selectieprocedure(s), de selectieverantwoordelijke, de september sessie(s), de sfeer, de sigaret(ten), de sinds slaapkamer(s), de slag, de (aan de slag gaan) slagen slecht slechts = alleen = maar slechtst, het slok, de - slokje, het sluis (sluizen), de sluiten (sloot/sloten - gesloten) smal sneeuw, de sneeuwen snel snel(le) (zo snel mogelijk) snufje(s), het soep, de sollicitatiegesprek(ken), het solliciteren som, de sommige soms soort(en), het/de sorteren Spaans Spanje sparen specifiek(e) speech(es of en), de spelen spieken spijt hebben (van iets spijt hebben) spijt me, het spijt, de (tot mijn grote spijt), het spijt me spijten (het spijt hem dat) spijten (het spijt me) (speet - gespeten) spoedig spontaan sportevenement(en), het sportliefhebber(s), de sprake zijn van spreekster(s), de spreekt, u spreekt, ze spreken spreker(s), de sprookje(s), het staan op (stond - gestaan)


Lexique p. 31

signal, le - signe, le saison, la procédure de sélection, la responsable de la sélection, le septembre session, la atmosphère, l' cigarette, la depuis (que) chambre à coucher, la se mettre au travail réussir mauvais, mal seulement le plus mauvais, le pire gorgée, la écluse, l' fermer étroit neige, la neiger rapide rapide (aussi vite que possible) trouvaille, la - gadget, le soupe, la entretien d'embauche, l' solliciter somme, la certains, quelques parfois sorte, la trier espagnol (la langue) Espagne épargner spécifique discours, le jouer tricher regretter regrette, je regret (à mon grand regret), je regrette, je suis désolé regretter (il regrette que) regretter (je regrette), être désolé rapidement spontané événement sportif, l' amateur sportif, l' être question de oratrice, l' parlez, vous parle, elle parler orateur, l' conte de fée, le insister pour obtenir, exiger

06Dial 510-20 05CL 05CL 510-17 10Dial 510-26 510-11 510-27 510- 36 01Dial 05Com 510-18 510-35 510-35 510-36 510-28 510- 28 510-29 510-23 510-24 510-19 03CA 07CA 510-13 03CL 06Tél 510-22 510-31 510-17 04Dial 05CA 510-01 510-19 510-18 09Dial 09CA 510-29 01Op 510- 33 510-18 03Voc 510-20 03Dial 07Dial 09Com 10CL 10CL 10CL 09Gram 510-01 510-01 510-02 09Dial 510-31 08Tél

[email protected]

Staatsblad, het stad (steden), de stadhuis (-zen), het stadium, het stage lopen (liep - gelopen) stageaanbod, het stageovereenkomst(en), de stand(s), de standpunt(en), het stap(pen), de stapel(s), de start, de station(s), het steeds steeds = altijd steeds meer steken (= stoppen) (stak - gestoken) stellen (een probleem stellen) stellen (een vraag) sterftecijfer(s), het sterk sterven (stierf - gestorven) steun, de stichten stichter, de stijgen (steeg - gestegen) stilstaan (stond stil - stilgestaan) stilte, de stimulans(en), de stimuleren stipt stoel, de stof, de (stof, het) stofzuigen (stofzuigde - gestofzuigd) stoppen storen storing(en), de storm(en), de straat, de straks streek, de streng(e) strenge winter, een streven naar strijd tegen, de stroom, de studentenjob(s), de studeren studierichting(en), de studies, de stuk(ken), het sturen succesvol(le) suggestie(s), de suiker, de synthese (n/s), de taak (taken), de


Lexique p. 32

Moniteur, le ville, la hôtel de ville, l' stade, le être en stage, faire son stage offre de stage, l' le contrat de stage stand, le point de vue, le pas, le - étape, l' pile, la début/démarrage/départ, le gare, la constamment toujours de plus en plus mettre poser (poser un problème) poser (une question) taux de mortalité, le fort, puissant mourir soutien, le fonder fondateur, de augmenter, monter être à l'arrêt silence, le stimulant, le - encouragement, l' stimuler précis chaise, la matière, la (poussière, la) passer l'aspirateur stopper, (s')arrêter - mettre déranger incident, l' - perturbation, la tempête, la rue, la tout à l'heure région, de sévère rude (un hiver) tendre vers, ambitionner lutte contre, la courant (eau, électricité), de travail d'étudiant, le étudier option, l' études, les morceau, le - pièce, la envoyer réussi, plein de succès suggestion, la sucre, le synthèse, la devoir (école), le - tâche, la

510-32 510-14 510-16 09CA 05CA 06CL 06CL 04Dial 09Com 05CL 05Gram 09CA 510-05 510-31 510-33 05Gram 03CL 510-26 510- 10 510- 35 510-28 09CL 09CL 510-26 510-30 08Gram 02CL 09CL 06Dial 10CL 10CA 510-34 10CA 07Gram 510-25 04Com 03Dial 03Tél 510-05 02Gram 510-33 09Com 510-23 07CL 510-31 510- 28 06Dial 510-16 05CL 510-16 05Gram 510-31 09Dial 01CL 510-11 510-10 510- 17

[email protected]

taal (talen), de taalvaardigheid (-heden), de tab(s), de tabel(len), de talrijk(e) tanken tante(s), de taxichauffeur(s), de te veel te weinig te woord staan (iemand te woord staan) (stond - gestaan) team(s), het technicus (-ci), de techniek, de technisch(e) teen, de tegelijk tegemoet zien (zag - gezien) tegen tegenkomen (kwam tegen - tegengekomen) tegenover tegenwoordig teken(s), het tekenen tekst, de telefoniste(n), de telefoon, de telefoonaansluiting(en), de telefoongesprek(ken), het telegram, het temeer daar ten aanzien van ten minste ten uitvoer brengen/leggen (bracht - gebracht) tenminste tenslotte tentoonstelling, de ter hoogte van ter plaatse terecht terechtkunnen terras, het terroriseren (h. geterroriseerd) terugbellen terugblik(ken), de terugblikken, terugblikken op iets terugkerend terwijl tevens (= ook, daarbij) tevreden zijn over textielafval, het thuis thuisbrengen (h. thuisgebracht) thuishoren tien en een half tiental minuten, een


Lexique p. 33

langue, la compétence linguistique, la onglet, l' tableau, le nombreux faire le plein (de la voiture) tante, de chauffeur de taxi, le trop trop peu recevoir qqun équipe, l' technicien, le technique, la technique orteil, l' en même temps attendre, envisager contre rencontrer contre, en face de actuellement signe, le dessiner, signer texte, le téléphoniste, la téléphone, le raccordement téléphonique, le conversation téléphonique, la télégramme, le d'autant plus que quant à, à l'égard de au moins exécuter en tout cas, du moins finalement, somme toute exposition, l' à hauteur de sur place à sa place s'adresser à, pouvoir entrer terrasse, la terroriser rappeler rétrospective, la regarder en arrière, passer qqch en revue récurrent tandis que, pendant que aussi, en même temps, également être content de les déchets de tissus maison, à la ramener chez soi avoir sa place dix et demi dizaine de minutes, une

510-23 10Dial 08CL 01Op 09Com 08Voc 510-14 510- 36 510-11 510-12 06CA 03CL 03Dial 510-30 02CL 510-25 510-35 03CA 510-25 01CL 510-35 06Dial 06Dial 07Gram 510-01 05Dial 510-03 04Dial 01Op 510-31 02CL 08Com 510-29 08Voc 510-30 02CL 02Gram 02CL 510-34 05CL 09Dial 510-23 510- 36 03Dial 10Tél 10Dial 08CL 510-35 08Dial 510-24 07CL 510-17 510- 36 04Voc 510-12 510- 20

[email protected]

tiental, het tijd, de tijd, de (van tijd tot tijd) tijdens tijdig tijdje, het (een tijdje) tijdschema('s), het tijdschrift(en), het tip(s), de = wenk(en), de titel, de toast, de (een toast uitbrengen) toch toegang hebben tot toegeven (gaf toe - toegegeven) toekomst, de (in de toekomst) toen toeristisch(e) toespraak (-spraken), de toespreken (iemand toespreken) (sprak toe - toegesproken) toestand, de toestel(len), het toesturen, opsturen, verzenden (verzond - verzonden) toevallig(e) toeverlaat, de toevoegen toewensen toneelstuk(ken), het tonen topvorm (in topvorm) toren(s), de tot tot nu toe tot op de draad versleten Tot uw dienst tot ziens totdat = tot traag traditiegetrouw trakteren trap(pen), de treffend trefwoord(en), het trein, de treinkaartje(s), het trek hebben in (had - gehad) trek(ken), de (karaktertrekken) trots (trots zijn op) trouw(e) trouwens tuin, de turnles, de tv-journaal (-nalen), het tv-kijken (keek tv - tv-gekeken) tv-toestel, het twee tweedaags(e) tweede


Lexique p. 34

dizaine, la temps, le temps, le (de temps en temps) durant qui se fait à temps temps, le (un petit temps) programme, le magazine, le conseil/tuyau, le titre, le toast, le (porter un toast) néanmoins, cependant, quand même avoir accès à avouer, admettre, concéder avenir, l' (à l'avenir) alors touristique allocution, l' - discours, le s'adresser à (qqun) situation, la appareil, l' envoyer par hasard secours ultime, le ajouter souhaiter pièce de théâtre, la montrer, manifester forme (en pleine forme) tour, la jusque jusqu'à présent entièrement usé A votre service. au revoir jusqu'à ce que lent fidèle à la tradition offrir, payer (un verre, un repas) escalier, l' frappant mot clé, le train, le ticket / billet (pour le train), le avoir envie de trait, le (traits de caractère) fier (être fier de) fidèle d'ailleurs jardin, le leçon de gymnastique, la journal télévisé, le regarder la télé téléviseur, le deux d'une durée de deux jours deuxième

510-33 510-14 02Dial 01CA 09CL 01Dial 09Voc 02Tél 04Dial 510-09 09CA 510- 14 09Voc 02Dial 10Tél 01Dial 04CA 03Gram 02Voc 510-33 06CA 07Dial 04Com 09CL 10Tél 09Dial 01CA 510-31 08Com 510-29 510-09 510-25 07CL 510-05 510-17 510-35 01CA 07CL 02Voc 05Gram 510-35 08CL 510-09 510- 34 03Gram 02Voc 05Dial 09CL 01CA 510-23 510-25 02Dial 510- 17 510-17 510-02 10CL 510-02

[email protected]

type(n of s), het typen typiste, de U u bent er U kan mij (ou me) dan helpen. uit uit elkaar plaatsen uitbreiden (zich uitbreiden) uitbreiding(en), de uitbrengen (een toast uitbrengen op iemand) (bracht uit uitgebracht) uitdaging, de uitdoen uitdoen (de tv) (deed uit - uitgedaan) uitdrukken uitdrukking, de uiteenzetting(en), de uiterlijk uitgaan uitgebreid(e) uitgeven (geld) (gaf uit - h. uitgegeven) uiting, de (tot uiting komen) uitkijken naar (de vakantie) uitkomen (dat komt goed uit) uitkomen (kwam uit - uitgekomen) uitlaten (liet uit - uitgelaten) (= niet aansteken) uitleg, de uitleggen uitnodigen uitnodiging(en), de uitpraten uitproberen uitputten uitrekenen uitrusten uitrusten uitspreken uitstappen uitstekend uitstellen uittrekken (trok uit - uitgetrokken) uitverkoop, de uitvoeren uitwisseling(en), de uitzending(en), de universiteit, de updaten (updatete - geüpdatet) uur, het V.R.T. = Vlaamse Radio-Televisie vaak vakantie, de


Lexique p. 35

type, genre, le taper à la machine dactylo(graphe), la vous (singulier ou pluriel : forme polie) vous y êtes Vous pouvez m'aider alors. hors de écarter agrandir, développer (s'agrandir, se développer) extension, l' porter (porter un toast à qqun) défi, le enlever, défaire (vêtements) éteindre (la TV) exprimer expression, l' exposé, l' au plus tard sortir (pour s'amuser) étendu, vaste dépenser (de l'argent), éditer (livres) expression, l' (s'exprimer) aspirer (aux vacances) s'arranger, tomber (ça s'arrange/tombe bien) s'en sortir ne pas allumer (littéralement : laisser éteint) explication, l' expliquer inviter invitation, l' parler jusqu'au bout essayer épuiser calculer se reposer se reposer prononcer descendre (d'un véhicule) excellent reporter enlever, ôter (vêtement) liquidation, la - solde, le - période des soldes, la exécuter échange, l' programme, le université, l' mettre à jour heure, l' Radio-Télévision Flamande souvent vacances, les

05Tél 03Gram 510-01 510- 01 510-09 510-02 510-17 510-25 06Dial 09CA 09CA 01CL 510-28 05Gram 07Voc 510-10 09Dial 06CL 510-28 01CL 510-35 09CL 10Gram 07Com 02CL 09Dial 09Dial 04Tél 02Gram 01CA 01Gram 08CL 07Dial 510-28 03Gram 510-29 510-28 02CL 510-34 08Dial 510-31 07Tél 04Gram 04CL 10Gram 510-16 10CL 510-08 510-09 04Gram 510-18

[email protected]

vakantieplan(nen), het vallen (viel - is gevallen) van van belang zijn van buiten van daaruit van dienst zijn van harte van invloed zijn op van plan zijn te + infinitief van tevoren vanaf vanavond vandaag vandaan (20 minuten van zijn huis vandaan) vanmiddag vanmorgen vanzelf spreken vanzelfsprekend varen (voer- gevaren) vast(e) (een vaste baan) vast(e) (een vaste klant) vechten (vocht - heeft gevochten) veel veeltalig(e) (= meertalig) veelvuldig(e) veertien dagen veilig(e) veld(en), het veld, op het ver veranderen verantwoordelijk zijn voor verantwoordelijke, de verband(en), het (in verband met) verbeteren verbieden (verbood - verboden) verbinden (verbond - heeft verbonden) verblijf (verblijven), het verbreden verbruiken (h. verbruikt) verbruikersunie(s), de verdedigen (h. verdedigd) verdelen verdenken (verdacht - verdacht) verdere vragen verdienen (geld) verdieping(en), de verdwijnen (verdween - verdwenen) Verenigde Staten, de (= de V.S.) vereniging(en), de vergadering(en), de vergelijken (vergeleek - vergeleken) vergelijkende trap, de vergemakkelijken vergeten (vergat/vergaten - vergeten)


Lexique p. 36

projet de vacances, le tomber de être important de mémoire de là être utile de tout coeur avoir une influence sur avoir l'intention de à l'avance à partir de ce soir aujourd'hui de (à 20 minutes de sa maison) après-midi, cet(te) ce matin aller de soi évident, évidemment naviguer fixe (un emploi fixe/stable) fidèle (un client fidèle) lutter, se battre beaucoup multilingue multiple quinze jours sûr, en sécurité champ, le champs, dans les loin, lointain, distant changer être responsable de responsable, le (la) rapport/lien, le (en rapport avec) corriger interdire relier séjour, le élargir consommer union de consommateurs, l' défendre (prendre la défense) partager soupçonner plus amples questions gagner (de l'argent, en travaillant), mériter étage, l' disparaître Etats-Unis, les association, l' réunion, la comparer degré de comparaison, le faciliter oublier

02Tél 510-28 510-01 510-34 510-10 05CA 01CL 09CA 10Tél 510- 24 05Com 07Dial 510-09 510-08 510-20 510-10 04Dial 510-22 08Dial 510-28 06Dial 04Dial 510- 32 510-12 05Voc 05CL 510-19 510-28 510-31 510-16 510-14 510-24 09Tél 03CL 04Dial 03Gram 09Com 510- 32 10CL 05CL 510-22 07CL 510-35 05Tél 07CL 04CL 05Gram 05Dial 01Op 510- 35 510-31 510-08 510- 10 05Gram 07CL 510- 28

[email protected]

vergevorderd vergissing(en), de vergroten verhaal, het verhelpen (iets verhelpen) (verhielp - verholpen) verhuizen verifiëren verjaardagscadeau(s), het verkeer, het verkeerd verkeersregel(s), de - verkeersreglement, het verkeersveiligheid, de verkiezen (verkoos - verkozen) verklaren verklaring, de verkoop, de verkoopafdeling, de verkoopvoorwaarden, de verkopen (verkocht - verkocht) verkoper(s) - verkoopster(s), de verlangen (naar) verlaten (verliet - h. verlaten) verleden jaar verliezen (verloor -h. verloren) verlopen (verliep - verlopen) vermelden verminderen vermoedelijk vermoeden veronderstellen verontschuldiging(en), de verpakken verpakkingswerk, het verplaatsen (h. verplaatst) verplicht(e) verplichten verrassen verrassing(en), de vers(e) verscheidene = verschillende verscheidene talen verschijnen (verscheen - is verschenen) verschil(len), het verschillend(e) verschrikkelijk(e) versieren (wij hebben het versierd) verslaafd zijn aan verspreiden versta, ik (infinitif : verstaan) verstandig vertalen vertaling, de vertegenwoordigen vertegenwoordiger, de (de vertegenwoordigster) vertellen


Lexique p. 37

avancé erreur, l' agrandir, grandir récit, le (remédier à, réparer) déménager vérifier cadeau d'anniversaire, le trafic, le mal, de travers, faux code de la route sécurité routière, la élire, choisir expliquer explication, l' vente, la service des ventes ,le conditions de vente, les vendre vendeur, le - vendeuse, la désirer quitter l'année passée perdre se dérouler mentionner diminuer probable(ment) supposer, soupçonner supposer excuse, l' emballer le travail d'emballage déplacer obligatoire obliger surprendre surprise, la frais divers, plusieurs, différents plusieurs langues paraître (un journal, un livre), apparaître différence, la différent terriblement, vraiment (on y est arrivé) ne pas pouvoir se passer de, être intoxiqué répartir, disséminer, distribuer, répandre comprends, je (comprendre) intelligent traduire traduction, la représenter représentant, le (la représentante) raconter

09CA 04Com 04CL 510-30 03Tél 07Gram 08Dial 08Voc 510-29 510-23 02Gram 02CA 09CL 510-33 510-30 05Dial 05Dial 07CL 510- 16 03Dial 04Dial 510-31 510-29 510- 35 06Dial 01Op 08Dial 09Tél 04Dial 04Dial 07Dial 04CL 08Dial 510-34 01CL 01Gram 01Gram 04CL 05Gram 510-32 510-23 510-32 510-19 510-25 04Com 02CL 09CL 04CL 510-02 510-30 510-28 07Gram 04CA 04CL 510-26

[email protected]

vertraging(en), de vertrek, het vertrekken - vertrok - vertrokken vertrouwen, het (vertrouwen) vervangen (verving - vervangen) vervanging, de vervelend vervoer, het vervolg, het vervuiling, de verwachten (iets) verwachting, de verwarmen (h. verwarmd) verwarming, de verwelkomen (verwelkomde - verwelkomd) verwerking, de verwerven (verwierf - verworven) verwijderen verzekeren verzekering, de verzenddatum(s of -data), de verzenden (verzond - verzonden) verzetten verzoeken (verzocht - verzocht) verzorgen vest, het vestigen vestiging(en), de vetgedrukt(e) vetgehalte, het Veurne vier vierdaags(e) vierde vierkant(e) (vierkante meter) vijf vijfde vijfendertigjarig vinden visser, de vlak(ken), het vlakbij vlees, het vliegtuig, het vloeien vloer, de (over de vloer komen) (kwam - gekomen) vlug(ger) voetbalspullen, de voetbalstadion(s), het vol vol boeken vol licht volbrengen (volbracht - volbracht) voldoen aan (voldeed - voldaan) voldoende volgen volgend(e) (volgend jaar)


Lexique p. 38

retard, le départ, le partir confiance, la (avoir confiance en) remplacer remplacement, le ennuyeux transport, moyen de transport, le suite, la pollution, la (s')attendre à, espérer qqch espérance, l' - attente, l' chauffer chauffage, le accueillir traitement, le - transformation, la obtenir, acquérir effacer assurer assurance, l' la date d'envoi envoyer reporter prier de, inviter à assurer gilet, le implanter, installer implantation, l' en caractères gras teneur en matières grasses, la Furnes quatre de quatre jours quatrième carré (mètre carré) cinq cinquième âgé de 35 ans trouver pêcheur, le plan, le tout près viande, la avion, l' couler (liquide) sol/plancher, le (fréquenter) vite (plus vite) équipement de foot, l' stade de football, le rempli de réserver entièrement plein / rempli de lumière exécuter satisfaire à, répondre à suffisant suivre suivant, prochain (l'année

03CA 510-36 510- 09 06Dial 04Tél 08Dial 510-23 02CL 510-30 04CL 510- 32 510- 35 510-36 510-36 09Dial 04CL 07CL 10CL 01CL 03Tél 08Dial 03Tél 07Com 06CL 09Dial 510-36 05Tél 01Tél 04Gram 07CL 510-01 510-04 10Gram 510-04 510- 36 510-05 510-05 510-35 510-18 510-31 05CL 10Gram 510-13 510-19 510-28 08CA 510-25 07Gram 10CL 510-30 04Dial 510-30 08Voc 08Tél 04Dial 510-17 510-17

[email protected]

volgende dag, de volgens volgorde, de volk(en - eren), het volksmensen, de volledig (= helemaal) volstaan (volstond - volstaan) voltooid deelwoord, het voltooid tegenwoordige tijd, de volume, het voor voor de lol voor het laatst voor, voordat vooral voorbeeld(en), het voorbereiden voorbij voorbijlopen (het huis) voorbijrazen voorbijrijden (is voorbijgereden) voordat voordeel (-delen), het voordelig(e) voordoen (zich voordoen) (deed voor - voorgedaan) voordracht(en), de voorgedrukt(e) voorkeur(en), de (de voorkeur geven aan) voorkeurtarief (-tarieven), het voorkomen voorkomen (voorkwam - voorkomen) voorleggen voornaam, de voornaamste (het/de) voornaamwoord(en), het voornaamwoordelijk bijwoord, het voornamelijk (= vooral, hoofdzakelijk) voorproefje(s), het voorraad (-raden), de voorradig (= in voorraad) voorspellen voorsprong, de voorstel(len), het voorstellen (h. voorgesteld) voorstelling(en), de voortaan vooruitgang, de voorwaarde(n), de voorwaarts voorzetsel(s), het voorzichtig voorzien (voorzag - voorzien) vorig(e) vorm(en), de vormingscentrum (-centra), het


Lexique p. 39

prochaine) lendemain, le selon ordre (de succession), l' peuple, le gens du peuple, les entièrement suffire participe passé, le passé composé, le volume, le pour pour le plaisir, pour rire la dernière fois avant que surtout exemple, l' préparer devant, le long de passer devant (la maison) passer en trombe, foncer passer avant que avantage, l' avantageux arriver, survenir, se présenter conférence, la pré-imprimé préférence, la (donner la préférence à) tarif préférentiel, le se produire prévenir, empêcher, éviter soumettre prénom, le plus important, le - principal, le essentiel, l' pronom adverbe pronominal, l' principalement avant-goût, l' stock, le - approvisionnement, l' de stock prédire avance, l' proposition, la proposer représentation, la dorénavant progrès, le condition, la en avant préposition, la prudent prévoir précédent forme, la centre de formation, le

510-34 06Gram 02Gram 510-35 510-35 03CL 04Voc 01Gram 08Gram 510-35 510-11 03Tél 01Tél 07Gram 510-20 510-23 01Op 510-33 510- 33 02CL 510- 29 510-29 510-29 07CL 03CA 01Voc 07Tél 02Dial 07CL 04Gram 04Gram 09Tél 510-14 04CL 06Gram 10Gram 04CL 01Op 03CA 07Voc 04Gram 05CL 510-34 510-32 01Gram 08CL 10Com 510-28 510-25 02Gram 510-22 06CL 510-26 510-24 01Tél

[email protected]

vraagbaak, de vraagteken(s), het vraagwoord(en), het vrachtwagen(s), de vragen vragenronde(n), de vrede, de vredestijd, de vreemd(e) vreemde taal (talen), de vreemdeling, de vrezen (h. gevreesd) vriend(in), de vriendelijk(e) vrij vrijaf hebben vrijdag vrijkomen (is vrijgekomen) vroeg vrouw, de vuil waaier, de (aan) Waals(e) waar waar waarheid (waarheden), de Waarmee kan ik u helpen? Waarmee kan ik u van dienst zijn ? (expression) waarom waarschijnlijk waarschuwen voor waarvoor? wacht, de wachten op wachtwoord(en), het wagen, de wandelen wanneer want warm wasmachine(s), de wat wat anders water, het watergebruik, het waterleiding, de Waterstaat, de webmeester(s), de webpagina('s), de website(s), de wederkerend voornaamwoord, het week, de


Lexique p. 40

personne ressource, la encyclopédie vivante, l' point d'interrogation, le mot interrogatif, le camion, le demander tour de table pour poser des questions, le paix, la temps de paix, le étrange langue étrangère, la étranger (personne), l' craindre ami(e), l' aimable, amical, sympathique, convivial libre être en congé vendredi se libérer, devenir vacant tôt femme, la sale éventail, l' (de) wallon où vrai vérité, la Que puis-je pour vous? En quoi puis-je vous être utile ? pourquoi vraisemblable(ment), probablement avertir de pour quoi? garde, la attendre mot de passe, le voiture, la se promener quand car chaud lave-linge, le ce que quelque chose d'autre eau, l' usage de l'eau, l' conduite d'eau (potable), la ministère qui s'occupe des voies d'eau, le webmaster, le page web, la site web, le pronom réfléchi, le semaine, la

09CL 01Op 04Gram 510-29 510-05 10CA 510-35 510-35 05Gram 05Gram 510- 33 510-34 510-17 510-29 510-31 01Gram 510-17 510-31 510-17 510-09 510-27 01CL 04CA 510-05 510-17 02Dial 510- 03 510-02 510-09 510- 29 07CL 510-16 510-30 510-18 01CL 510-17 510-24 510-19 510-18 510-20 07Gram 510-19 510-24 510-23 04CL 510- 36 510-31 10CL 08CL 04Dial 07Gram 510-17

[email protected]

weer weer eens weer, het weg (wegen), de wegklikken weglaten (liet weg - weggelaten) weglopen (liep weg - weggelopen) wegwijs maken (iemand wegwijs maken) wegzetten weide(n), de weigeren (h. geweigerd) weinig weknemer(s), de wel welbekend(e) weldra welgemeend welk(e) welkom welkom heten (heette - geheten) welkomstwoord(en), het wellicht (formeel = misschien) wennen wensen werk, het werkaanbieding(en), de werkdag(en), de werkelijk werkelijkheid, de werker, de werkgever(s), de werkmateriaal, het werkmethode(n), de werknemer(s), de werkomstandigheid (-heden), de werkplaats(en), de werkritme, het werksfeer, de werkstuk(ken), het werktijden, de werkuren, de werkwoord(en), het werpen (wierp - h. geworpen) wervingsafdeling, de westen, het wet, de weten wie ? wiens (peu usité) (= van wie)

wier (peu usité) (= van wie)

wil, de


Lexique p. 41

de nouveau encore une fois temps, le chemin, le faire disparaître en cliquant omettre partir en courant, s'enfuir mettre qqun au courant/au fait de ranger, mettre de côté prairie, la refuser peu (de) employé, l' - travailleur, le bien, eh bien bien connu bientôt sincère (le)quel, (la)quelle, (les)quel(le)s bienvenu(e) accueillir mot de bienvenue, le peut- être s'habituer, s'y faire souhaiter travail, le offre d'emploi, l' jour ouvrable, le - journée de travail, la vrai(ment), réel(lement) réalité, la travailleur assidu, le employeur, l' outils de travail, les façon de travailler, la employé, l' - salarié, le condition de travail, la lieu de travail, le rythme de travail, le climat de travail, le - ambiance de travail, l' travail écrit, le heures de travail, les heures de travail, les verbe, le lancer, jeter service de recrutement, le ouest, l' loi, la savoir qui ? dont (pronom relatif avec antécédent singulier relatif à une personne de sexe masculin) dont (pronom relatif avec antécédent pluriel relatif à des personnes, ou singulier relatif à une personne de sexe féminin) volonté, la

510-12 510-28 510-18 510-29 01Op 10Tél 01Gram 05CA 05Gram 510-31 510-34 510-12 05Dial 510-11 510-20 510-29 10CL 510- 11 10CA 09Dial 10CA 07CL 02CL 510-19 510-08 06Dial 510-26 510-31 510-32 510-34 01CL 06Tél 09Dial 01CL 05Tél 05Tél 510-26 05Dial 05CL 03Tél 06CL 03Gram 510- 33 05CL 510-23 510-32 510-18 510-03 06CL

10CL

10Voc

[email protected]

willen wilskracht, de Wilt u? winkel, de winkelier, de winnaar(s), de - winnares(sen), de winst, de winter, de wisselen wissen wit woensdag wol, de wolk, de wollen (invariable) wonen woonkamer(s), de woordenboek(en), het woordenschat, de woordgroep(en), de worden (werd - geworden) wordt vervolgd wou, ik zaak, de (zaken doen) zaken doen (deed - gedaan) zakenreis (-reizen), de (op zakenreis) zakgeld, het zanger(s), de zaterdag zaterdagavond, de ze ze werkt zee(ën), de zeeprest(en), de zeer Zeg hem wat u wilt ! zeggen (zei/zeiden - gezegd) zeker zeker (niet) zelf zelfs zenuwachtig(e) zes zesde zetten zich (iets) herinneren zich aankleden (h. aangekleed) zich aansluiten bij (sloot zich aan - heeft zich aangesloten) zich afvragen (vroeg zich af - heeft zich afgevraagd) zich begeven naar (begaf zich - heeft zich begeven) zich beklagen over zich bevinden (bevond zich - heeft zich bevonden) zich gedragen (gedroeg zich - heeft zich gedragen) zich haasten zich herinneren zich houden aan (hield zich - heeft zich gehouden)


Lexique p. 42

vouloir volonté, la Voulez-vous? magasin, le boutiquier, le gagnant, le - gagnante, la bénéfice, le - gain, le hiver, l' échanger effacer blanc mercredi laine, la nuage, le en laine habiter living, de dictionnaire, le vocabulaire, le groupe de mots, le devenir (ou auxiliaire du passif) à suivre voudrais, je affaire, l' (faire des affaires) faire des affaires voyage d'affaires, le (en voyage d'affaires) argent de poche, l' chanteur, le samedi samedi soir, le elle elle travaille mer, la reste de savon, le très Dites-lui ce que vous voulez ! dire certain(ement) certainement (pas) même (moi-même, …) même nerveux six sixième placer, mettre se souvenir (de qqch) s'habiller se joindre à, s'affilier à se demander se rendre à (vers) se plaindre de se trouver se comporter se hâter, se dépêcher se rappeler respecter, se tenir à

510-11 10Dial 510-03 510-11 510-16 07Tél 09CA 510-20 04CL 01Op 510-20 510-17 510-36 510-24 510-36 510-04 510-36 10Gram 01Op 02Gram 510-16 510-31 510-13 510- 20 08CA 03Dial 06Voc 01Voc 510-17 02Dial 510-08 510-01 510-23 07CA 510-13 510-07 510-28 510-13 510-11 510-10 510-23 03CL 510-06 510-06 02Gram 03Gram 510- 35 04CL 07Gram 09Com 07Gram 05Dial 08Tél 01Gram 510-26 02CA

[email protected]

zich inspannen (spande zich in - heeft zich ingespannen) zich kleden zich lekker voelen zich ontspannen (ontspande zich - heeft zich ontspannen) zich over iets zorgen maken zich richten tot zich scheren (schoor zich - heeft zich geschoren) zich thuis voelen zich toeleggen op zich uiten zich verantwoordelijk voelen voor zich verdiepen in iets zich vergissen zich verontschuldigen zich voelen zich voorbereiden op zich wassen ziek(e) zieke, de ziekenhuis (-huizen), het ziekte(n/s), de ziekteverlof, het zien zijn zijn zijn leven lang zijn uiterste best doen (deed - gedaan) zin hebben (dat heeft geen zin) (had - gehad) zin hebben om … te zin krijgen in (iets) zin krijgen om (iets te doen) zin(nen), de zin, de (het naar zijn zin hebben) zinken (zonk - gezonken) zitplaats(en), de zitten - zat - gezeten zitten (dat zie ik niet zitten) zo zodat zodra zoeken (zocht - gezocht) zogenaamd zojuist zolang zolder(s), de zomer, de zomer, in de zomervakantie, de zo'n zo'n leven zon, de zondag zonder zonder (voorraad) zonnetje, het (iemand in het zonnetje zetten)


Lexique p. 43

s'efforcer de, faire un effort s'habiller se sentir bien se détendre se faire des soucis au sujet de qqch s'adresser à se raser se sentir chez soi se consacrer à se manifester, s'exprimer se sentir responsable de approfondir quelque chose se tromper s'excuser se sentir se préparer à se laver malade malade, le-la hôpital, l' maladie, la congé de maladie, le voir son, sa, ses (pour un possesseur masculin) être (verbe) sa vie durant (toute sa vie) faire de son mieux avoir du sens avoir envie de … avoir envie de qqch avoir envie de (faire qqch) phrase, la goût, le (se plaire) sombrer place (assise), la - siège, le être assis, séjourner être assis (ça ne me dit rien, ça ne me plaît pas) ainsi, de cette manière de sorte que, si bien que dès que chercher dit(e)(s), soit-disant tout à l'heure, à l'instant aussi longtemps que grenier, le été, l' en été vacances d'été, les un(e) tel(le) telle vie, une soleil, le dimanche sans sans (stock) petit soleil, le (fêter quelqu'un)

02Gram 06Tél 04Tél 02Gram 510-32 06CL 510-27 02Gram 06Dial 04Tél 04Tél 10Tél 510-35 05Com 510-28 06Tél 510-27 510-35 510-16 05Gram 510-35 04Tél 510-17 510- 02 510-02 510- 32 08CA 03Voc 02Gram 510- 28 510-28 510-10 05Dial 510-35 01CA 510- 16 06Tél 510-31 04CA 07Dial 510-29 07CL 05Com 07Gram 02Com 08CA 510-20 03Gram 510-22 510-16 510-23 510-17 510-13 08Voc 09CL

[email protected]

zoon, de zorg(en), de zorgen voor zoveel zover zuiden, het Zuiderzee, de Zuiderzeevereniging, de Zuidstation, het zuster, de zwaar(zwaarder) zwart zwembad(en), het Zwitserland


Lexique p. 44

fils, le souci, le s'occuper de tant, autant aussi loin sud, le - midi, le pas de nom français Association qui s'occupe du Zuiderzee, l' gare du Midi, la soeur, la lourd (plus lourd) noir piscine, la Suisse

510-03 510-32 06Tél 510-22 09Com 510-23 510-31 510-31 510-17 510-14 510-29 510-20 08Gram 510-22

Abréviations. Lexique p. 1

Recommend Documents