AANVULLENDE OVEREENKOMST
15 SEPTEMBER 2010
tussen
(1) ACHMEA PENSIOEN- EN LEVENSVERZEKERINGEN N.V. (2) N.V. INTERPOLIS BTL
en
(3) STICHTING VERLIESPOLIS (4) STICHTING WOEKERPOLIS CLAIM
en
(5) VERENIGING VAN EFFECTENBEZITTERS (6) VERENIGING EIGEN HUIS (7) VERENIGING CONSUMENT & GELDZAKEN
PARTIJEN: (1)
de naamloze vennootschap ACHMEA PENSIOEN- EN LEVENSVERZEKERINGEN N.V., statutair gevestigd te Apeldoorn (Achmea);
(2)
de naamloze vennootschap N.V. INTERPOLIS BTL, statutair gevestigd te Tilburg (Interpolis);
(3)
de STICHTING VERLIESPOLIS, gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage (Stichting Verliespolis);
(4)
de STICHTING WOEKERPOLIS CLAIM, gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam (Stichting WPC);
(5)
de VERENIGING VEB NCVB, gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage (VEB); en
(6)
de VERENIGING EIGEN HUIS, gevestigd en kantoorhoudende te Amersfoort (VEH); en
(7)
de VERENIGING CONSUMENT & GELDZAKEN, gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam (VCG)
(Achmea en Interpolis gezamenlijk: Verzekeraars; Stichting Verliespolis, Stichting WPC, VEB, VEH en VCG gezamenlijk: Belangenorganisaties; Verzekeraars en Belangenorganisaties gezamenlijk: Partijen)
OVERWEGENDE:
(A)
Partijen hebben vandaag een overeenkomst gesloten die voorziet in een collectieve regeling met betrekking tot “Overeenkomst”).
(B)
door
Verzekeraars
aangeboden
Beleggingsverzekeringen
(de
Naast Beleggingsverzekeringen hebben Verzekeraars ook een aanzienlijk aantal individuele particuliere levensverzekeringen aangeboden met vermogensopbouw op basis van een combinatie van sparen tegen een vaste rente die gedurende een bepaalde periode wordt gegarandeerd enerzijds, en beleggingen in participaties anderzijds, daaronder mede begrepen de OpMaat Verzekeringen. Deze verzekeringen worden wel Hybride Verzekeringen genoemd.
(C)
Partijen
wensen
gelijktijdig
met
de
Overeenkomst
met
betrekking
tot
Beleggingsverzekeringen te komen tot een vergelijkbare regeling met betrekking tot Hybride Verzekeringen. Hiertoe sluiten Partijen de onderhavige Aanvullende Overeenkomst. Het hierna te noemen maximum kostenpercentage dat zal worden gehanteerd voor het spaardeel van Hybride Verzekeringen is het resultaat van onderhandelingen tussen Partijen en mede
gekozen in het licht van de te hanteren berekeningssystematiek en is daarmee geenszins een kostennorm naar de toekomst voor deze producten. (D)
Verzekeraars hebben voorts de intentie om als flankerend beleid zoveel mogelijk Polishouders met een nog lopende Beleggingsverzekering of Hybride Verzekering de mogelijkheid te bieden om kosteloos over te stappen naar een nieuwe, nog te ontwikkelen vergelijkbare levensverzekering, met lagere kosten dan de huidige verzekering. Dit wordt ook wel Productconversie genoemd.
(E)
Vanwege de uitbreiding van de regeling met Hybride Verzekeringen en de voorgenomen Productconversie achten partijen het geboden de Overeenkomst op onderdelen te wijzigen en aan te vullen met specifieke regelingen voor de Hybride Verzekeringen en de Productconversie.
(F)
Daartoe sluiten Partijen vandaag de Aanvullende Overeenkomst. Voor zover een bepaling van de Aanvullende Overeenkomst strijdig mocht zijn met die van de Overeenkomst, prevaleert de bepaling uit de Aanvullende Overeenkomst.
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT:
1. 1.1
STREKKING VAN DE OVEREENKOMST De Aanvullende Overeenkomst breidt de in de Overeenkomst getroffen regeling uit tot alle Hybride Verzekeringen van Verzekeraars en/of hun Groepsmaatschappij(en), die tot stand zijn gekomen vóór 1 januari 2008 of waarvan de offerte dateert van vóór 1 januari 2008, waarop Nederlands recht van toepassing is en waarop ten tijde van de totstandkoming de toenmalige Pensioen- en Spaarfondsenwet (thans de Pensioenwet) niet van toepassing was, daaronder in ieder geval begrepen de in Bijlage 1 genoemde Hybride Verzekeringen.
1.2
Tussen Partijen gelden ten aanzien van de Hybride Verzekeringen dezelfde rechten en verplichtingen als welke gelden ten aanzien van Beleggingsverzekeringen op grond van de Overeenkomst, voor zover daarvan niet wordt afgeweken in deze Aanvullende Overeenkomst. Ook voor Beleggingsverzekeringen geldt dat de bepalingen van de Aanvullende Overeenkomst prevaleren in geval van strijdigheid met die van de Overeenkomst.
2. 2.1
BIJZONDERE BEPALINGEN AANGAANDE KOSTENMAXIMERING Verzekeraars verklaren zich bereid om voor Hybride Verzekeringen de kosten op het spaardeel van de betreffende verzekering te maximeren tot 1,25% van het actuele spaarsaldo per jaar, ongeacht de hoogte van de bruto premie inleg. De kosten op het beleggingsdeel van de betreffende verzekering worden gemaximeerd tot het percentage
dat volgens artikel 2.1 van de Overeenkomst op de verzekering van toepassing is uitgaande van de bruto premie inleg zoals daar gedefinieerd. 2.2
In de normkostenberekening als bedoeld in artikel 2.2 (b) van de Overeenkomst wordt op het beleggingsdeel uitgegaan van een netto rendement gelijk aan het herleide bruto fondsrendement verminderd met het daarop toepasselijke maximum kostenpercentage (op jaarbasis) en op het spaardeel van een netto rendement gelijk aan de vaste rentevergoeding verminderd met 1,25% (op jaarbasis).
2.3
Partijen komen overeen dat de eventuele aan de Polishouder(s) toekomende vergoeding op grond van artikel 2 Overeenkomst en de Aanvullende Overeenkomst voor tenminste 80% van de totale portefeuille wordt berekend op 1 april 2011 en voor het resterende deel van de totale portefeuille op 1 oktober 2011 (beide data hierna gezamenlijk te noemen de “Peildatum ”). Tot aan de Peildatum wordt uitgegaan van het daadwerkelijk behaalde beleggingsrendement
(op
het
beleggingsdeel)
respectievelijk
de
daadwerkelijk
verschuldigde rentevergoeding (op het spaardeel). Vanaf de Peildatum tot aan de contractuele einddatum wordt op het beleggingsdeel uitgegaan van een bruto fondsrendement van 6,0% per jaar en op het spaardeel van de op de Peildatum geldende rentevergoeding en, indien de toekomstige rente dan al bekend is, van die toekomstige rente vanaf de datum waarop deze gaat gelden. De eventuele compensatie op einddatum wordt contant gemaakt naar de Peildatum tegen een discontovoet van 4,0% per jaar (de “Contante Waarde”) en voor de 80% van de totale portefeuille uiterlijk in het tweede kwartaal van 2011 respectievelijk voor het resterende deel van de totale portefeuille uiterlijk in het vierde kwartaal van 2011 toegevoegd aan de waarde van de verzekering. 2.4
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1 laatste volzin, Bijlage 3 en Bijlage 6 van de Overeenkomst zal voor de berekening van het garantiekapitaal voor Beleggingsverzekeringen en Hybride Verzekeringen met een garantie op het netto fondsrendement, waarbij geen sprake is van een impliciet of expliciet garantiekapitaal, als volgt worden gehandeld: Er worden fictieve (omdat het uit hoofde van het garantierendement daadwerkelijk uit te keren kapitaal op einddatum mede afhankelijk is van de daadwerkelijke koersontwikkeling van de fondsen waarin wordt belegd) garantiekapitalen berekend behorend bij zowel de berekening van de daadwerkelijke waardeontwikkeling, als bij de normkostenberekening, zoals genoemd in artikel 2.2. sub a respectievelijk artikel 2.2 sub b van de Overeenkomst, waarbij wordt aangesloten Beleggingsverzekering
op
de garantievoorwaarden van c.q. Hybride
de
desbetreffende Verzekering..
Partijen beogen het hoogste verschil aan de Polishouder te vergoeden van: (a)
een positief verschil – voor zover aanwezig – tussen het fictieve garantiekapitaal behorend bij de normkostenberekening en het fictieve garantiekapitaal behorend bij de berekening van de daadwerkelijke waardeontwikkeling
(b)
een positief verschil – voor zover aanwezig – tussen de uitkomsten van de berekeningen genoemd in artikel 2.2. sub b respectievelijk artikel 2.2 sub a van de Overeenkomst.
Deze vergoeding zal voor de op de Peildatum lopende Beleggingsverzekeringen of Hybride Verzekeringen (de “Lopende Verzekering”) conform het bepaalde in artikel 2.3 van de Aanvullende Overeenkomst contant worden gemaakt tot aan de Peildatum en aan de Lopende Verzekering worden toegevoegd. 2.5
Ter zake van artikel 5 van de Overeenkomst (Toezicht) komen Partijen overeen dat het toezicht niet zal voortduren tot 2022, indien en voor zover wordt vastgesteld dat ter zake van alle lopende Beleggingsverzekeringen en Hybride Verzekeringen compensatie is toegevoegd aan de waarde van de verzekering, zoals bedoeld in artikel 2.3 hiervoor. In dat geval zal het toezicht als volgt eindigen: (a)
Verzekeraars geven hun vaste accountant opdracht om aan de hand van gegevens bij Verzekeraars na te gaan of Verzekeraars hebben voldaan aan al hun verplichtingen als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 4 van de Overeenkomst en de bepalingen uit deze Aanvullende overeenkomst. Partijen zullen in nader overleg de opdracht aan de accountant vaststellen. Verzekeraars vermelden in hun opdracht uitdrukkelijk dat de accountant zich een onafhankelijk oordeel dient te vormen.
(b)
De vaste accountant brengt van zijn bevindingen schriftelijk verslag uit aan de Stichting Verliespolis en de Stichting WPC. Dit verslag bevat ten minste een weergave van de wijze waarop de accountant zijn controle heeft uitgevoerd, een aanduiding van de gegevens waarop hij zich heeft gebaseerd en een weergave van zijn bevindingen over de naleving door Verzekeraars van de artikelen 1 tot en met 4 van de Overeenkomst en deze Aanvullende overeenkomst. Verzekeraars ontvangen een afschrift van het verslag.
(c)
Desgewenst kunnen de Stichting Verliespolis en de Stichting WPC gezamenlijk een accountant benoemen die het verslag van de vaste accountant van Verzekeraars toetst. De accountant kan zich laten bijstaan door een actuaris of een andere deskundige. Indien de accountant verzoekt om nadere toelichting en inzage in relevante bescheiden, kan hem dit niet geweigerd worden tenzij zijn verzoek onredelijk is. De Stichting Verliespolis en de Stichting WPC benoemen bij voorkeur dezelfde accountant.
(d)
Verzekeraars dragen de kosten voor de werkzaamheden bedoeld onder (c). Partijen streven ernaar de kosten zo laag mogelijk te doen zijn.
2.6
In afwijking van het bepaalde in bijlage 5 bij de Overeenkomst zal ten aanzien van Hybride verzekeringen de compensatie in geval van artikel 3.3 van de Overeenkomst (“Hefboom- en inteereffecten”) voor wat betreft het spaardeel worden gerekend met de vaste rente die wordt vergoed over het spaardeel in plaats van met een bruto fondsrendement van 6%. Voor het overige zal het bruto fondsrendement van 6% wel worden gehandhaafd.
3. 3.1
INDIVIDUELE SCHRIJNENDE GEVALLEN Partijen zullen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 2 maanden, nadere afspraken maken over de wijze waarop de vergoeding op grond van artikel 3.1 sub (a) (de zogenaamde “hefboom”- en/of “inteer”-effecten) zal worden berekend bij Hybride Verzekeringen. Deze rekenmethode zal zoveel mogelijk aansluiten bij de rekenmethodiek in Bijlage 5 van de Overeenkomst en daarvan slechts kunnen afwijken indien en voor zover dit noodzakelijk is in verband met de specifieke, afwijkende kenmerken van Hybride Verzekeringen.
4.
FORMULES
4.1
Partijen zullen in onderling overleg, en uiterlijk binnen 2 maanden na ondertekening van de Aanvullende Overeenkomst, de formules vaststellen die worden gehanteerd voor de berekening van de eventuele vergoedingen op grond van artikel 2 ten aanzien van Hybride Verzekeringen. Deze formules zullen zoveel mogelijk overeenkomen met de formules beschreven in Bijlage 6 van de Overeenkomst en daarvan slechts kunnen afwijken indien en voor zover dit noodzakelijk is in verband met de specifieke, afwijkende kenmerken van Hybride Verzekeringen.
5.
PRODUCTCONVERSIE
5.1
Met ter zijde stelling van het bepaalde in artikel 6.2 eerste alinea van de Overeenkomst hebben Verzekeraars de intentie om alle Polishouders zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is na de Peildatum als bedoeld in artikel 2.3 Aanvullende Overeenkomst met een dan nog lopende Beleggingsverzekering of Hybride Verzekering (de “Lopende Verzekering”) een aanbod te doen om kosteloos over te stappen naar een nieuwe, vergelijkbare verzekering (de “Nieuwe Verzekering”).
5.2
Verzekeraars staan er voor in dat: a.
De Nieuwe Verzekering aantoonbaar lagere kosten en risicopremies zal hebben dan de Lopende Verzekering waarvoor deze in de plaats komt;
b.
De Polishouder vrij blijft om de Nieuwe Verzekering al dan niet af te sluiten dan wel zijn Lopende Verzekering al dan niet te handhaven;
c.
In verband met de eventuele overstap naar de Nieuwe Verzekering geen kosten aan de Polishouder in rekening worden gebracht, ook niet indirect via afsluitprovisies of andere zogenoemde ‘eerste kosten’ in de Nieuwe Verzekering;
d.
De contractuele looptijd van de Nieuwe Verzekering gelijk is aan de resterende contractuele looptijd van de Lopende Verzekering, tenzij de Polishouder zelf kiest voor
aanpassing van de looptijd nádat hij door Verzekeraar is gewezen op de gevolgen hiervan op het verwachte eindkapitaal en op eventuele fiscale gevolgen; e.
De Polishouder niet wordt verplicht om zijn bruto premie, fondskeuze, risicodekkingen of andere modaliteiten te wijzigen in verband met de overstap naar de Nieuwe Verzekering. Het voorgaande geldt niet ten aanzien van de fondskeuze indien en voor zover Verzekeraars vergelijkbare beleggingscategorieën aanbieden tegen dezelfde of lagere tarieven. De eerste volzin geldt voorts niet ten aanzien van risicodekkingen, indien en voor zover Verzekeraars vergelijkbare risicodekkingen aanbieden tegen dezelfde of lagere tarieven;
f.
De op grond van de artikelen 2 en/of 3 van de Overeenkomst of de Aanvullende Overeenkomst aan de Polishouder toekomende compensatie(s) ongewijzigd blijven en dat bij de berekening hiervan géén rekening wordt gehouden met de Nieuwe Verzekering. De Productconversie zal voor de berekening van de compensatie niet worden gezien als afkoop, zodat geen evenredigheid zal worden toegepast.
5.3
Verzekeraars verplichten zich om terzake van tenminste 90% van de portefeuille Beleggingsverzekeringen en Hybride Verzekeringen van de labels Centraal Beheer, FBTO en Sterpolis binnen 1 jaar na de Peildatum een Nieuwe Verzekering aan te bieden aan alle betreffende Polishouders. Het resterende deel van de portefeuille Beleggingsverzekeringen en Hybride Verzekeringen van de genoemde labels volgt alsnog binnen maximaal 3 jaar na Peildatum.
5.4
Verzekeraars zullen voorts zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is ook aan alle overige Polishouders met een dan nog Lopende Verzekering een Nieuwe Verzekering aanbieden, tenzij: a.
De Lopende Verzekering fiscale voordelen kent die geheel of gedeeltelijk verloren zouden gaan bij de Productconversie en de klant hierdoor financieel nadeel zou ondervinden;
b.
De Productconversie wettelijk niet is toegestaan;
c.
De cumulatieve voordelen van de Productconversie van een bepaald product voor de betreffende groep van Polishouders én die voor Verzekeraars te gering zijn om de kosten van de Productconversie voor de Verzekeraar te kunnen rechtvaardigen. Onder kosten van Productconversie worden niet verstaan het mislopen van eventuele toekomstige winsten op de Lopende Verzekeringen en/of eventuele in verband met die winstderving te treffen voorzieningen of te verrichten afboekingen;
d.
De Productconversie voor de Verzekeraar om andere reden zodanig bezwarend is dat deze, mede afgezet tegen de belangen van de betreffende Polishouders bij de Productconversie, in redelijkheid niet van de Verzekeraar kan worden gevergd.
5.5
Partijen zullen 18 maanden en 36 maanden na de Peildatum evalueren op welke wijze Verzekeraars uitvoering hebben gegeven aan de in dit artikel genoemde intentie en verplichtingen. Verzekeraars zullen de Belangenorganisaties dan een overzicht verstrekken
waarin per Lopende Verzekering is aangegeven of hierop een Productconversie heeft plaatsgevonden, onder opgave van de periode waarin deze heeft plaatsgevonden en de productbeschrijvingen van de betreffende Lopende Verzekeringen en Nieuwe Verzekeringen. Voor zover op bepaalde producten nog geen Productconversie heeft plaatsgevonden, zullen Verzekeraars de redenen hiervoor toelichten.
6.
KOSTENREGELING STICHTING WPC
6.1
Stichting WPC ziet af van de vergoeding van de algemene organisatiekosten als bedoeld in artikel 8.2 (a) van de Overeenkomst. In plaats daarvan fourneren Verzekeraars aan Stichting WPC het bedrag dat nodig is om aan alle bij Stichting WPC aangesloten Polishouders van Verzekeraars die géén recht hebben op de vergoeding van € 50 als bedoeld in artikel 8.3 toch hun donatie van € 29,95 aan Stichting WPC terug ontvangen tot een maximum van in totaal € 350.000. Stichting WPC draagt er zorg voor dat deze bedragen binnen 14 dagen na betaling door Verzekeraars van het hiervoor benodigde bedrag aan de betreffende Polishouders zijn doorbetaald.
7. 7.1
GEEN KWIJTING OF OVERIGE VOORWAARDEN VOOR VERGOEDING Artikel 12 van de Overeenkomst wordt hierbij terzake van Polishouders buiten toepassing gesteld. Van Polishouders zal geen finale kwijting worden verlangd en de toekenning van de eventueel aan de Polishouder toekomende vergoeding(en) geschiedt zonder de voorwaarden zoals daar bedoeld.
8. 8.1 8.2
RECHTS- EN FORUMKEUZE Op de Overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen die tussen Partijen mochten ontstaan naar aanleiding van of verband houdend met de Overeenkomst zullen worden beslecht door arbitrage overeenkomstig het Reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut. Het scheidsgerecht zal bestaan uit drie arbiters en oordelen naar de regelen des rechts. De arbitrage zal worden gevoerd in de Nederlandse taal. De plaats van arbitrage is Amsterdam.
ONDERTEKENING Aldus getekend te Den Haag op 15 september 2010