Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Gabrielle Petitstraat 6 1080 Brussel
Milieueffectenstudie Stad Brussel
Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ te Laken BX00100
NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING
Milieu Ruimtelijke ordening Duurzaam bouwen Verontreinigde sites en bodems Burgerlijke bouwkunde
16.08.2010
CSD Ingénieurs Conseils s.a. Rue Théodore Verhaegen, 150 bte 3 B-1060 Bruxelles Tel. +32-2-543.44.32 Fax +32-2-543.44.44
[email protected] www.csdic.be
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE 1. ALGEMEEN ...........................................................................................................3 1.1
Aaanvrager van de vergunning..................................................................................................3
1.2
Auteur van de milieueffectenstudie ...........................................................................................3
2. OMSCHRIJVING VAN HET PROJECT.....................................................................4 2.1
Waar is het project gelegen? .....................................................................................................4
2.2
Binnen welk kader past het project?..........................................................................................4
2.3
Wat zijn de kenmerken van het project? ...................................................................................5
2.4
Werden er alternatieven overwogen? ........................................................................................6
3. HEEFT HET PROJECT EEN IMPACT OP HET MILIEU?............................................8 3.1
Mobiliteit...................................................................................................................................8
3.2
Landschap, stedenbouw, Ruimtelijke ordening, erfgoed ..........................................................12
3.3
Sociaal en economisch vlak .....................................................................................................16
3.4
Bobem en ondergrond ............................................................................................................18
3.5
Water ...................................................................................................................................21
3.6
Fauna en flora .........................................................................................................................23
3.7
Lawaai en trillingen .................................................................................................................26
3.8
Energie ...................................................................................................................................28
3.9
Lucht en microklimaat .............................................................................................................31
3.10 Mens
...................................................................................................................................33
3.11 Afval
...................................................................................................................................35
4. MILIEUBEOORDELING VAN DE WERF................................................................38 4.1
Mobiliteit.................................................................................................................................38
4.2
Landschap, stedenbouw, Ruimtelijke ordening, erfgoed ..........................................................38
4.3
Fauna en flora .........................................................................................................................38
4.4
Ondergrond en bodem............................................................................................................38
4.5
Water ...................................................................................................................................39
4.6
Lawaai en trillingen .................................................................................................................39
4.7
Luchtkwaliteit en klimaat.........................................................................................................39
4.8
Mens
4.9
Sociale en economische activiteit.............................................................................................40
4.10 Afval
...................................................................................................................................40 ...................................................................................................................................40
5. INTERACTIE TUSSEN DE FACTOREN ..................................................................41 5.1
verenigbaarheid van de voorlopige thematische conclusies......................................................41
Eindrapport – 16.08.2010
I
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
5.2
Inhoudsopgave
Beoordeling van de alternatieven.............................................................................................41
6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ....................................................................44 6.1
Conclusies van de auteur van de studie: van een vraag naar leefbaarheid tot een duurzaam project 44
6.2
adviezen van de auteur van de studie ......................................................................................45
Eindrapport – 16.08.2010
II
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ Niet-technische samenvatting
CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
1.
ALGEMEEN
Dit document is de niet-technische samenvatting van een milieubeoordelingsrapport met betrekking tot een aanvraag tot wijziging van een verkavelingsvergunning. Het bevat dus de samenvatting van de milieueffectenstudie (+/- 350 bladzijden) met aanduiding van de voornaamste conclusies van de studie. Deze niet-technische samenvatting beoogt een algemeen overzicht te geven van de beoordeling: omschrijving van het project, overwogen alternatieven, thematische en algemene conclusies en eindadviezen. Wij verwijzen de lezer naar de basisstudie voor aanvullende informatie omtrent technische aspecten.
1.1
AAANVRAGER VAN DE VERGUNNING
Naam
Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB)
Exploitatiezetel
Gabrielle Petitstraat 6
Projectverantwoordelijke
02/422.51.31
Fax
02/433.50.23
Internet
1.2
Mevrouw Martine Gossuin
Tel. E-mail
1080 Brussel
[email protected] www.sdrb.be
AUTEUR VAN DE MILIEUEFFECTENSTUDIE
De aanvrager heeft aan de overheidsinstanties het bureau CSD Ingénieurs Conseils s.a. aangezegd. CSD Ingénieurs Conseils s.a. is de Belgische vertegenwoordiging van de Europese ingenieurs- en milieuadviesgroep CSD, gespecialiseerd in verschillende aspecten van de milieuproblematiek: stedenbouwkunde en ruimtelijke ordening, industriële impact en risico’s, natuurlijke risico’s, bodemverontreiniging, afval, ecologie, duurzame bouw, energie, mobiliteit,… CSD is erkend door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als auteur van milieueffectenstudies.
Eindrapport – 16.08.2010
3
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
2.
OMSCHRIJVING VAN HET PROJECT
2.1
WAAR IS HET PROJECT GELEGEN?
Niet-technische samenvatting
Het verkavelingsproject is gelegen in een huizenblok van 4,3 ha in de Marie-Christinewijk te Laken, op het grondgebied van de Stad Brussel. Het betreffende huizenblok wordt begrensd door de De Wautierstraat, de Molenbeekstraat, de Dieudonné Lefèvrestraat, de Claessensstraat en de Tivolistraat. De aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning heeft betrekking op een oppervlakte van 2,8 ha.
Zie KAART 1a en 1b: Algemene en gedetailleerde lokalisatie van het project Zie KAART 2: Luchtfoto 2.2
BINNEN WELK KADER PAST HET PROJECT?
Het gebied van deze aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning wordt volledig gedekt door een bestaande en niet-vervallen verkavelingsvergunning: de verkavelingsvergunning “Belgacom” afgeleverd door de gemachtigde ambtenaar op 3 augustus 2002 en omvattende 3 kavels (zie alternatieven). Die vergunning betrof de bouw van maximaal 25 woningen op minder dan de helft van de perimeter waarop deze studie betrekking heeft. De aanvraag tot wijziging van die verkavelingsvergunning heeft als doel een herstructurering van het huizenblok mogelijk te maken door er een woonwijk in te planten. Bijgevolg bleek het noodzakelijk om de in het vorige plan voorziene bestemmingen te wijzigen en om het gebied uit te breiden tot 65% van het huizenblok. De rest van het huizenblok is bestemd voor economische activiteiten. Algemeen gesproken kadert het project immers ook in een Ontwikkelingsperspectief dat het geheel van het huizenblok betreft. Zoals aangegeven in de beschrijvende nota van de GOMB: Het herkwalificatieproces van de 3,8 ha is op heden in twee fasen verlopen:
Tijdens de 1ste fase werd op initiatief van de GOMB een Ontwikkelingsperspectief1ontwikkeld betreffende de voornaamste opties voor de herinrichting van het huizenblok. Dat gebeurde op een vrij open manier via een aanpak op basis van scenario’s die een voor een werden goedgekeurd door een Begeleidingscomité waarin alle betrokken partijen van het project zetelden. Tijdens de 1ste fase werd dus getracht een consensus te bereiken tussen de publieke actoren, die is uitgemond in de formalisering van een aantal basisprincipes voor de reconversie van het huizenblok. Tijdens de 2de fase werden de opties met betrekking tot het residentiële gedeelte van het project voor de reconversie van het huizenblok nader bepaald in het kader van dit dossier voor de aanvraag tot wijziging van een verkavelingsvergunning. Tijdens deze fase werden de stedenbouwkundige mogelijkheden met betrekking tot het residentiële gedeelte van het project uitgediept. Daarbij kwamen dus kwesties aan bod zoals de stedenbouwkundige samenstelling, de vorm van de huizenblokken, de invulling van de openbare 1
Het Ontwikkelingsperspectief is een document met informatieve waarde, dat is uitgewerkt onder bescherming van de GOMB tussen oktober 2007 en januari 2008. Het document werd opgesteld met MSA als stedenbouwkundige en in samenwerking met de GOMB, het kabinet van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk gewest, het kabinet van de minister van Economische Zaken van het BHG, het kabinet van de burgemeester van de Stad Brussel, het kabinet van de schepen van Stedenbouw van de Stad Brussel, de gemachtigde ambtenaar voor Stedenbouw van de Gewestelijke administratie, een vertegenwoordiger van de Directie Stadsvernieuwing van de Gewestelijke administratie, een vertegenwoordiger van de Dienst Stedenbouw van de Stad Brussel, een vertegenwoordiger van de Coördinatiecel van de Herwaarderingsacties (CHA) van de Stad Brussel.
Eindrapport – 16.08.2010
4
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ Niet-technische samenvatting
CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
ruimten, de te bebouwen oppervlakte enz… die werden neergeschreven in een document dat een regelgevende waarde zal hebben en de zeer concrete realisatie van het project mogelijk zal maken.
2.3
WAT ZIJN DE KENMERKEN VAN HET PROJECT?
De aanvraag beoogt de opsplitsing van het terrein in 7 kavels waarop in totaal ongeveer 550 à 580 woningen kunnen worden gebouwd. Dat residentiële geheel wordt aangevuld met handelszaken en collectieve voorzieningen. Het project is ook ambitieus op het vlak van milieubehoud, met volgende doelstellingen:
Het primaire energieverbruik beperken (bijvoorbeeld, passiefnorm voor nieuwbouw GOMB)
Energie- en kostenbesparende energiesystemen bevorderen
De milieu-impact van de gebouwen beperken dankzij een globale ecologische aanpak
De aanvraag omvat ook de aanleg van drie nieuwe straten en van een openbaar plein. In onderstaande tabel worden de voornaamste kenmerken van het project opgelijst. Project
Kenmerken
Oppervlakten Totale oppervlakte van het terrein Huidig en gepland aantal percelen
27.910 m² Huidig: 7 percelen Gepland: 7 percelen en wegenis
Afgedekte oppervlakte (wegenis inbegrepen) 2
Totale bebouwde oppervlakte
18.215 m² 52.172 m²
Bestemming van de bebouwde oppervlakten Woningen
Max. 550 à 580 woningen
Handelszaken
Maximum 1.000m² vloeroppervlakte
Kinderopvang en collectieve voorzieningen
Maximum 1.300m² vloeroppervlakte
Vrije beroepen of intellectuele dienstenbedrijven
Maximum 7 826m² vloeroppervlakte – Kleine units
Aard van de gebouwen Bouwprofiel
R+1 tot R+8 Hoofdzakelijk R+4
Dakbedekking Soort daken
Plat
Groendaken
Gedeeltelijk
Parkeergelegenheid Ondergrondse privé-parkeerplaats (0,6 tot max. 0,8 parkeerplaatsen/appartement)
Maximum 440 parkeerplaatsen
Bovengrondse openbare parkeerplaats langs de weg (klassieke inrichting)
115 à 150 parkeerplaatsen
Totaal aantal parkeerplaatsen
555 à 590 parkeerplaatsen
2
Bruto oppervlakte: som van de netto in te richten oppervlakte, de functionele ruimten (sanitair,…) en het vloeroppervlak van de muren
Eindrapport – 16.08.2010
5
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Figuur 1:
Niet-technische samenvatting
Grondplan (bron: aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning Tivoli)
De wijziging van de verkavelingsvergunning past in een globale ontwikkelingsvisie die betrekking heeft op een uitgebreide zone en die, naast de woningen die het voorwerp uitmaken van deze aanvraag, voorziet in de vestiging van economische activiteiten. Het is ook van belang eraan te herinneren dat het project, tijdens de uitwerking van de aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning, een programma van geconventioneerde woningen (GOMB) en van vrije door de privé-sector ontwikkelde woningen betrof. Dat gegeven is vandaag veranderd. De GOMB beoogt immers het beheer van alle gronden van de site. Ten slotte werkt de modus operandi van de GOMB, als regionale operator, op basis van overheidsopdrachten bij wege van een promotieovereenkomst van werken. De keuzes uiteengezet in de intentieverklaring van de verkavelingsvergunning kunnen dus in het lastenboek van de opdracht worden opgenomen en bijgevolg aan toekomstige promotoren worden opgelegd.
2.4
WERDEN ER ALTERNATIEVEN OVERWOGEN?
In het kader van de milieueffectenstudie werden alternatieve oplossingen bestudeerd. Alternatief A0 stemt overeen met het behoud van de site in zijn huidige staat. Alternatief A1 stemt overeen met de toepassing van de bestaande verkavelingsvergunning.
Eindrapport – 16.08.2010
6
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
Alternatief A2 heeft als voornaamste kenmerk dat het voorziet in een opsplitsing in kleinere kavels (kleiner dan de grootte van een huizenblok). Alternatief A3 is een alternatief voor de aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning voor wat betreft de verdeling van de bouwdichtheden, de inrichting of de inplanting van de gebouwen:
met name opdat deze verkaveling zou beantwoorden aan de criteria van een duurzame wijk en er zoveel mogelijk gebouwen die beantwoorden aan de passiefnorm zouden kunnen worden gebouwd
met name voor wat betreft de gebouwen van kavel 7 op de grens van de eigendom …
afsluiten van bepaalde huizenblokken, met name aan de kant van het nieuwe blok bestemd voor economische activiteiten gepland door de GOMB
de bewaarde bomen beter tot hun recht doen komen ten overstaan van de openbare ruimten, maar ook ten opzichte van de woningen
creatie van grotere niet-afgedekte oppervlakten (reflectie over de afmetingen van het plein dat op de verkaveling is gepland)
Alternatief A4 is hoofdzakelijk een functioneel alternatief waarin een grotere kwalitatieve verscheidenheid aan voorzieningen mogelijk is. Voor dat alternatief werd uitgegaan van het behoud van het voormalige Belgacom-gebouw. Alternatief A5 betreft een alternatief op het vlak van het ontwerp van de toegangen naar de parkeergebouwen. De beschouwde hypothese betreft een concentratie van de toegangen met 4 toegangen voor de 7 kavels. De regel is dus niet langer een toegangsverbod, maar het voorzien van verplichte toegangswegen. Alternatief A6 beoogt voornamelijk de aard van de wegen. Het voorziet immers meer beschikbare ruimte voor de zwakke weggebruikers op de openbare weg, met een maximale verhouding van 1 ondergrondse parkeerplaats per woning en de schrapping van de parkeerplaatsen langs de weg. Dit alternatief voorziet eveneens in een heraanleg van de straten via niet-afgedekte achteruitbouwstroken en meer recreatieruimten.
Eindrapport – 16.08.2010
7
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
3.
Niet-technische samenvatting
HEEFT HET PROJECT EEN IMPACT OP HET MILIEU?
Voor elk van de analysegebieden heeft de studiegelastigde alle elementen overwogen die mogelijk een impact kunnen hebben op het milieu of door het verkavelingsproject kunnen worden beïnvloed.
3.1
MOBILITEIT
3.1.1
Bestaande situatie
Voornaamste kenmerken van de plaatselijke context De wijk wordt gekenmerkt door:
Een sterke aanwezigheid van onderwijsinstellingen (voornaamste bestemming van verplaatsingen naar de wijk)
De nabijheid (Havenlaan, de Pakhuisstraat en de Dieudonné Lefèvrestraat) van een logistieke zone (TIR en Zeigler) met als gevolg vrachtwagenverkeer en geparkeerde vrachtwagens.
Weinig ontwikkeld aanbod aan openbaar vervoer in de omgeving van het project. De op korte termijn geplande projecten (2015) vormen geen significante verbetering van het aanbod voor de toekomstige bewoners van het project. Op langere termijn (2020) zal het aanbod waarschijnlijk worden verbeterd dankzij de uitbreiding van het aantal busverbindingen naar het Noordstation.
Verscheidene Gewestelijke Fietsroutes (GFR) in de buurt
Conclusie betreffende het autoverkeer en de toegankelijkheid voor de brandweer Op dit ogenblik is de toegankelijkheid (van en naar) van de site per auto goed op plaatselijk niveau (wijk). Bij het uitrijden uit de wijk duiken ’s morgens problemen op aan bepaalde aansluitingen op het hoofdwegennet zoals de as Haven/Claessens. Gelet op de omvang van de verkeersstromen in de zone die het voorwerp uitmaakt van de studie zijn geen blokkeringen (verzadiging van een kruispunt) te vrezen, die het aan- en afrijden van hulpvoertuigen zouden kunnen hinderen. De brandweerkazerne is gelegen aan de Helihavenlaan op minder dan 2 km van de site. De interventietijd zal bepaald worden door de moeilijkheden bij het oversteken van de 4 opeenvolgende kruispunten met verkeerslichten: Helihaven#Bolivar (draai naar links); Bolivar#Wielrenbroek (bypass); Redersplein (draai naar links) en Reders#Haven (draai naar rechts). Parkeren in de omgeving van het project De studieperimeter in de omgeving van het project Tivoli telt ongeveer 580 gratis parkeerplaatsen waarvan enkele zijn voorbehouden voor personen met een handicap, voor leveringen of nog voor schoolbussen. De algemene bezettingsgraad varieerde weinig tussen de twee observatieperioden en bedraagt ongeveer 70%. Er dient opgemerkt dat op de verkeersassen langs de zuidkant van de zone (Havenlaan, Pakhuisstraat en Dieudonné Lefèvrestraat) vrachtwagens geparkeerd staan, maar dat in de binnenstraten van de wijk geen vrachtwagens parkeren.
Eindrapport – 16.08.2010
8
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
3.1.2
Beoordeling van de effecten
3.1.2.1
Hoeveel verplaatsingen zal het project teweegbrengen?
Niet-technische samenvatting
Het project ‘Tivoli’ omvat woningen en economische activiteiten. De volgende berekening werd gemaakt op basis van een maximale bezetting van het project voor wat de woningen betreft, zijnde 1.450 bewoners (hypothese van 2,5 bewoners per woning). Het totale aantal verplaatsingen tussen 6u. en 10u. wordt geschat op 172 personenwagens, zowel in de tijd als in de ruimte te spreiden. Het aantal verplaatsingen tijden de spitsuren wordt vastgelegd op 2/3 van het totale aantal tussen 6u-10u. De handelszaken en de kinderdagverblijven zijn bestemd voor de buurtbewoners en zullen slechts weinig verplaatsingen genereren in vergelijking met het aantal verplaatsingen gegenereerd door de vrije beroepen. Het project zou dagelijks tussen de 130 en 240 verplaatsingen per motorrijwiel genereren. Rekening houdend met de spitsuren, alsook met het modale gedeelte, zouden de bezoekers van de economische activiteiten zorgen voor een gelijktijdige aanwezigheid van 15 à 25 personenwagens in de wijk. 3.1.2.2
Welke gevolgen heeft dit voor het plaatselijk verkeer?
Tijdens de ochtendspits zal het project ongeveer 240 verplaatsingen van wagens genereren (maximalistische hypothese). Die verkeersstromen zullen zich over het wegennet verspreiden (o.a. 7-8% van het verkeer op de as Pakhuisstr. – Dieudonné Lefèvrestraat). Terwijl op plaatselijk niveau een vlot verkeer gegarandeerd is, zullen er problemen optreden aan de verbindingskruispunten op de as van de Havenlaan (Pakhuis en Claessens) waar een ‘eenvoudige’ doorgang verlenen niet zal volstaan om de verkeersstromen in goede banen te leiden. Een oplossing zou erin bestaan om hetzij bypasses in te richten aan het kruispunt Haven#Pakhuis, hetzij verkeerslichten te plaatsen; die laatste oplossing heeft als voordeel dat ze het fietsverkeer veiliger maakt en past in de inrichting van de Havenlaan. De verkeersstromen tijdens de avondspits blijven vlot verlopen en ook ‘s morgens werden geen problemen gemeld. De omvang van de algemene verkeersstromen die door het project op gang zullen worden gebracht blijft vergelijkbaar van die van de ochtend. Onderstaande figuren geven een schematische weergave van de verkeersstromen loodrecht op de site. We merken op dat de waarden rekening houden met de schattingen van de EI Tour & Taxis ten belope van 50%.
Eindrapport – 16.08.2010
9
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ Niet-technische samenvatting
CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Flux de circulation alentours du site Tivoli Verkeersstromen in 2013 aux in de omgeving vandu deprojet site van hetà project Tivoli tijdens de avondspits. l’heure de pointe du soir
Flux de circulation 2013 aux alentours du site du projet Tivoli à Verkeersstromen in 2013 in de omgeving van de site van het de pointe du matin project Tivoli tijdensl’heure de ochtendspits.
150
220
300 +35 +25
600
30 150
120 +40 150 +70 310 40
+15
660 910
+35
+25 +35
750 +20
500 75
320
980 +70
60 200 +20
1170 +50
30 60
280 +25
250 +30 830 370 +30 620 +50
+35
100 +20
620
560
310
Flux liés au Projet Tivoli :
270 +25 10 10
250 evp 500 evp 750 evp 1000 evp
300
Trafic de fond :
400+ 30
In aanmerking te nemen verkeersstromen in 2013 + project ‘Tivoli’
Eindrapport – 16.08.2010
600 +15
200
20 +70
100
250 evp 500 evp 750 evp 1000 evp
490 +20
150
Projet TIVOLI
80 50 +40 700 +30 50 +50 700 +50
300
80 +20 550
150+ 25 540
420 70 +20 10 20
350 +30
230 600
50 570 + 50
140 +30 260
Figuur 2:
690 +25
650
560 +25
Projet TIVOLI
900
600
530
730
70 280 +30
300 250
400+ 50 350
420
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
3.1.2.3
Niet-technische samenvatting
Zijn de door de aanvrager geplande maatregelen toereikend?
De wijziging van de verkavelingsvergunning voorziet in de creatie van drie nieuwe openbare wegen. Die zullen uitsluitend een lokaal karakter hebben en worden in dit stadium opgevat als eenrichtingsstraten. De enkele richting is a priori niet nodig om het huizenblok te beschermen tegen het doorgaand verkeer. Wel valt te vrezen dat het in dit stadium geplande dwarsprofiel een ‘gang’-effect zal teweegbrengen waardoor bestuurders worden aangezet om te snel te rijden binnen de zone; dat vormt een gevaar voor alle weggebruikers, waaronder fietsers die uit de tegenovergestelde richting komen. De inrichting van de stoepen houdt rekening met het comfort van voetgangers en fietsers en de stedenbouwkundige voorschriften van de wijziging van de verkavelingsvergunning voorzien in totaal 1,5 parkeerplaats per appartement. Gelet op de beperkte beschikbaarheid van openbaar vervoer en het feit dat de regelmatige lijnen zich op vrij grote afstand bevinden, is de fiets het ideale vervoermiddel tussen de wijk en de centra voor openbaar vervoer (metro op minder dan 1km, Noordstation op 2 km) of het stadscentrum, Beurs op 3,5 km). Het project bevat geen enkel specifiek voorstel voor de creatie van nieuwe openbare vervoerslijnen enz… Het project voorziet een verhouding parkeerplaatsen/woning van 0,8 in afwijking van het GSV (1 parkeerplaats/woning). Die verhouding werd door de aanvrager vastgelegd om een duurzaam beleid in te voeren. Die afwijking van het GSV kadert volgens de aanvrager in een vooruitziende visie op mobiliteit. Die verhouding zal waarschijnlijk ook een uitstel van de aanvraag voor de aanleg van een openbare weg teweegbrengen. De vooruitziende maatregel die de parkeergelegenheid binnen het project wil beperken, wordt spijtig genoeg enigszins verzwakt door de omvang van het residentiële aanbod langs de bestaande wegen. Een mogelijke oplossing bestaat erin meer private parkeergelegenheid te voorzien voor de bewoners. Tegelijkertijd kan de parkeergelegenheid langs de straten in dezelfde mate worden verminderd.
3.1.3
Analyse van de alternatieven
Alternatieven 2 en 4 zijn minder gunstig voor wat betreft de mobiliteit dan de oplossingen voorzien in het project. Alternatief 2 stelt een probleem voor wat betreft de inrichting van de parkeergelegenheid en alternatief 4 vergroot de te voorziene verkeersstromen. De andere alternatieven zijn gunstiger dan het project door de vermindering van het aantal te voorziene voertuigen, een verbetering van de toegang tot de parkeerplaatsen of een betere levenskwaliteit langs de weg.
3.1.4
Conclusies
De beoordeling van de effecten op de mobiliteit beoogt de identificatie van de mobiliteitsstrategie die milieuvriendelijk is en rekening houdt met de behoeften van zowel de gebruikers als de bewoners. De aanbevolen maatregelen betreffen de invoering van systemen en van de noodzakelijke voorwaarden om gebruikers aan te zetten om het individueel vervoer op te geven ten voordele van het openbaar vervoer, de fiets en collectieve systemen. Gelet op de lokale context (in het bijzonder het zowel nu als in de toekomst eerder beperkte openbare vervoersaanbod in de buurt van het project) en de analyse van de alternatieven, beogen de te weerhouden mobiliteitsprincipes volgende doelstellingen:
Aanmoedigen van verplaatsingen per fiets naar de externe openbare vervoerscentra door de inrichting van een Villo! Station en door een aangepaste straatinrichting.
Eindrapport – 16.08.2010
11
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
Het gebruik van zachte vervoersmiddelen binnen de grenzen van het project aanmoedigen door er zowel het verkeer als de parkeergelegenheid te beperken teneinde de openbare ruimten veiliger en gebruiksvriendelijker te maken.
Beheren van de gegenereerde verkeersstromen (+/- 240 voertuigen tijdens de ochtendspits) door de inrichting van het kruispunt Haven#Pakhuis te verbeteren (verkeerslichten).
De geplande parkeergelegenheid afstemmen op de GSV (1 parkeerplaats/woning) teneinde het uitstel van de aanvraag te vermijden.
De parkeergelegenheid langs de straten inrichten in afzonderlijke kleine parkeerruimten (van 35 à 45 plaatsen).
Door deze principes toe te passen, kan het project in de wijk worden ingepast, wordt een kwaliteitsvolle leefomgeving gecreëerd en kan de impact op het bestaande wegennet worden beperkt.
3.2
LANDSCHAP, STEDENBOUW, RUIMTELIJKE ORDENING, ERFGOED
3.2.1
Bestaande situatie
Kenmerken van de plaatselijke omgeving De site die het voorwerp uitmaakt van deze studie is gelegen op het grensgebied tussen een stadswijk en de havenzone. De wijk heeft zich vanaf het eind van de 19de eeuw ontwikkeld rond de zeehaven van Tour & Taxis. De wijk van het project combineert 2 verschillende morfologieën: enerzijds een gemengde stadsstructuur bestaande uit eengezinswoningen, opbrengstwoningen en enkele kleine bedrijfsgebouwen en anderzijds een meer industriële structuur bestaande uit alleenstaande gebouwen die tegenwoordig leeg staan. In de studieperimeter wordt de openbare ruimte voornamelijk ingenomen door wegen van verschillende grootte en inrichting (regionale wegen, wegen tussen wijken en gemeentelijke wegen), onderbroken door enkele openbare ruimten van het type pleintje. De studieperimeter bevat op dit ogenblik geen enkele groene ruimte van het type park. De enige groene zones zijn de centrale ruimten van de pleintjes en de middenbermen van enkele grotere wegen. Het BBP van Willebroek voorziet in de aanleg van een park rond het Havenhuis. Bestaande erfgoedelementen Binnen de perimeter van het project bevinden zich twee platanen. Beide zijn opgenomen op de bewaarlijst. In de buurt van die platanen bevindt zich het voormalige Belgacom-gebouw. Het gebouw in laatmodernistische stijl is gelegen in de Molenbeekstraat 198 en werd in 1946 ontworpen door architect Jacques Saintenoy. Sommige van diens creaties zijn opgenomen op de inventaris van het bouwkundig erfgoed. Een van de bekende ontwerpen waaraan hij met andere architecten heeft samengewerkt, is het Noordstation.
Eindrapport – 16.08.2010
12
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ Niet-technische samenvatting
CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Figuur 3:
Voormalig Belgacom-gebouw, Molenbeekstraat (bron: foto CSD)
3.2.2
Beoordeling van de effecten
3.2.2.1
Past het project in de wijk en in het landschap?
Het gemiddelde bouwprofiel van het project is hoger dan dat van de omgevende gebouwen. De fotomontages geven een idee van de mogelijke volumes, respectievelijk vanaf de Claessensstraat, de Dieudonné Lefèvrestraat en de Molenbeekstraat. We verduidelijken dat het hier gaat om een aanvraag tot wijziging van een verkavelingsvergunning en niet om een stedenbouwkundige vergunning. Bijgevolg stellen de fotomontages mogelijke volumes voor, dat wil zeggen de maximaal toelaatbare volumes en geen bouwkundig project.
Zie FOTOMONTAGES Loodrecht op de Molenbeekstraat lijken de bestaande bouwprofielen aan een kant van de straat moeilijk te combineren met de door het huidige project geplande bouwprofielen. De geplande bouwprofielen zijn erg hoog ten opzichte van de bestaande tegenoverliggende gebouwen. Het project is even hoog als het hoogste deel van het bestaande Belgacom-gebouw en lijkt vrij groot in de straat.
HOOGTE
Figuur 4:
E6
(6
verdiepingen)–
geplande
situatie
Hoogte geplande situatie (bron: MSA)
Op bepaalde strategische punten worden hogere mogelijke volumes voorgesteld (R+7/8). In de nabije omgeving van het project bevinden zich reeds enkele gebouwen met een hoger bouwprofiel (Belgacomtoren, GOMB-gebouw in de Tivolistraat, schoolgebouw in de Molenbeekstraat). De plaatsing van de twee “aanknopingspunten” biedt de mogelijkheid om de nieuwe gebouwen in te passen in de omgeving: aanknopen van een dialoog tussen het begin en het einde van de nieuwe centrale weg; markeren van het nieuwe plein door een sterk architecturaal element. Die op regelmatige afstanden geplaatste hogere bouwprofielen maken het ten slotte ook mogelijk een open ruimte en visueel onbelemmerde zones te creëren in de huizenblokken, terwijl tegelijkertijd een woondichtheid wordt behouden in lijn met de bestaande gebouwen in de buurt.
Eindrapport – 16.08.2010
13
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
3.2.2.2
Niet-technische samenvatting
Is het aantal aangevraagde woningen gepast?
De woondichtheid, zowel op algemene schaal van het project als loodrecht op elk van de geplande huizenblokken is relatief hoog ten opzichte van het omgevende weefsel. Hoewel die dichtheid globaal gezien coherent is, brengt zij toch bepaalde problemen mee in termen van aansluiting op de bestaande gebouwen. 3.2.2.3
Zijn de openbare ruimten toereikend?
De plaatsing van het plein lijkt logisch en coherent en de voorgestelde gemengde bestemming voor de gebouwen rond het plein versterkt diens verankering binnen het project en het omgevende stadsweefsel. Placette existante
Place projetée
Figuur 5:
Voorgestelde inrichting van de openbare ruimten op de site
Het project is echter weinig ambitieus op het vlak van de kwaliteit van de openbare ruimte: belangrijke status van de auto in de aangelegde wegen (verkeer + parkeerplaatsen), afwezigheid van openbare groene ruimte… 3.2.2.4
Impact van het project op het erfgoed
Het probleem van de 2 platanen wordt behandeld in het hoofdstuk over de fauna en flora. In het kader van het project behoort de afbraak van het voormalige Belgacom-gebouw aan de Molenbeekstraat 198 tot de mogelijkheden. Er dient vastgesteld dat de geplande weg niet toelaat om het gebouw in zijn geheel te bewaren. Hoewel het gebouw getuigt van een laatmodernistische stijl van de jaren 1940, kan het niet worden beschouwd als een belangrijk werk uit die tijd en aanspraak maken op een klassering als beschermd monument. Mits aanpassingen zou het gebouw wel behouden kunnen worden. Dankzij die bouwkundige ingreep zouden sporen van een vervlogen tijd bewaard kunnen worden; het kan ook aanleiding zijn tot een dwingende architecturale reflectie die het ontstaan van een kwaliteitsvol project kan bevorderen.
3.2.3
Analyse van de alternatieven
De alternatieven 4 en 6 zijn aantrekkelijker dan het project dankzij een beter beheer van de openbare ruimten en van het erfgoed. De alternatieven 2 en 3 zijn minder gunstig dan het huidige project wegens
Eindrapport – 16.08.2010
14
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
een probleem met de bewaring van het erfgoed en, voor wat het 2de alternatief betreft, het probleem van de slechte stedenbouwkundige integratie. Alternatief 5 biedt dezelfde voor- en nadelen als het project.
3.2.4
Conclusie
De aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning stelt een stedenbouwkundige overgang voor tussen een gemengde residentiële ruimte en een industriële ruimte. De identiteit van de wijk berust op die bijzondere ligging tussen woonfunctie en economische functie. Getuigen van de economische activiteit zijn nog aanwezig op de site (Belgacom-gebouw). De aanvrager heeft de keuze gemaakt om de residentiële ruimte (aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning) duidelijk te scheiden van de economische ruimten (project GreenBizz). Structureel past het project in de wijk door zijn huizenblokkenstructuur. Die is echter aangepast om een permeabiliteit van de bouwwerken te creëren, die gunstig is voor de toekomstige bewoners van de wijk. Door die wijze van stadsontwikkeling kan een samenhangende woningdensiteit worden bereikt, kaderend in de doelstelling van het Gewest om spaarzaam om te springen met de aanwending van de beschikbare ruimte en de residentiële aantrekkingskracht te vergroten. Het stedenbouwkundige project aan de rand van de bestaande wijk vormt geen bedreiging voor de huidige sfeer en gevoel van samenhang. Het type geplande bouwwerken en de stedelijke ontwikkeling in halfopen huizenblokken past globaal in het kader van de bestaande bebouwing. Er is evenwel een verbetering mogelijk door de hoogte van de bouwprofielen in de Molenbeekstraat punctueel te verlagen en door een inspringende hoogste verdieping te voorzien. Hoewel het een bouwprofiel R+5 heeft, vormt de valorisatie van het Belgacom-gebouw in dat geval een interessant alternatief, dat evenwel een diversificatie vereist van de activiteiten (woningen + openbare, economische en sociaal-culturele voorzieningen) die in het bestaande gebouw kunnen plaatsgrijpen, alsook een beperkte ingreep op het horizontale gedeelte (maximum R+3) De inrichting van de openbare ruimte moet merkelijk worden verbeterd om de gebruiksvriendelijkheid voor, de toe-eigening door en het verantwoordelijkheidsgevoel van de toekomstige bewoners en de omwonenden te vergroten. De analyse van de alternatieven heeft duidelijk gemaakt dat, naast het geplande pleintje, een betere inrichting van de wegen enerzijds en de aanleg van een openbare groene ruimte anderzijds, het mogelijk maken om tegemoet te komen aan de huidige en toekomstige behoeften. Die gevarieerde en ludieke inrichting is ook bevorderlijk voor de creatie van herkenningspunten die een nieuwe positieve lokale identiteit kunnen doen ontstaan. Overigens stelt men vast dat de site een stadsontwikkeling mogelijk maakt volgens een verschillende structuur die gekenmerkt wordt door een algemene oriëntatie die typisch is voor ecologische wijken in Europa (alternatief A3). Dat type stadsontwikkeling genereert een sterke identiteit voor de nieuwe wijk, maar kan daardoor overkomen als vreemd aan de bestaande gebouwen, ook al bieden de talrijke openbare ruimten en de situering in de rand mogelijkheden om dat breukeffect te verzachten. De vrij kleine omvang van het stadseiland en de beperkte mogelijkheden voor rechtstreekse uitbreiding zullen er immers voor zorgen dat een dergelijke aanpak het huizenblok van de omgeving isoleert. Voor wat het erfgoed betreft, past het project in een context met interne (Belgacom-gebouw) en externe (Ecole des Bateliers, BIRHH ...) herkenningselementen. De aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning maakt een volledige wedersamenstelling van de betreffende wijk mogelijk. Er wordt evenwel een bepaling weerhouden voor de gedeeltelijke bewaring van het Belgacom-gebouw. Uit de analyse van de mogelijke scenario’s voor de uitvoering van de verkavelingsvergunning blijkt dat een gedeeltelijke bewaring van het gebouw niet opportuun is (enkel het torengedeelte bewaren). Er zijn twee mogelijke oplossing voor het gebouw.
Eindrapport – 16.08.2010
15
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
De eerste is de volledige afbraak van het gebouw en de bouw van een woningenblok met nader te bepalen bouwprofiel in functie van de gevoeligheden van de omgeving. Die coherente toepassing van de verkavelingsvergunning bevordert de homogeniteit van de binnen de wijk ontwikkelde projecten. Anderzijds wist deze oplossing op onherroepelijke wijze het verleden uit. In de tweede oplossing wordt het bestaande gebouw gezien als een koppelteken tussen het verleden en de toekomstige wording van de plaats, maar ook tussen de woonfuncties en de economische activiteiten. In dit scenario krijgt het gebouw noodzakelijkerwijze een gemende bestemming (bij voorbeeld: wooneenheden, diensten, ondersteunende activiteiten voor de economische functie, kinderopvang …) die aan een socio-economische realiteit beantwoordt. Het onrechtstreekse gevolg van de volledige bewaring van het gebouw is een aanpassing van het tracé van de geplande weg om de samenhang van het project te verzekeren. Als besluit kan men stellen dat de uitgevoerde analyse aantoont dat het project ontwerpkwaliteiten bezit (halfopen huizenblokken) die de inpassing ervan in de wijk mogelijk maken. De kwalitatieve integratie van het project kan worden verbeterd door een herziening van de bouwprofielen, van de openbare ruimte en aanvullende functies.
3.3
SOCIAAL EN ECONOMISCH VLAK
3.3.1
Bestaande situatie
De wijk heeft het voorwerp uitgemaakt van verscheidene Roodhuis Wijkcontracten. Een wijkcontract is een vierjarenprogramma voor de wederopleving van bepaalde wijken, uitgewerkt in de vorm van een partnership tussen het Brussel Hoofdstedelijk Gewest en bepaalde steden of gemeenten. Door die wijkcontracten zijn een aantal behoeften aan het licht gekomen, waarvan de volgende de voornaamste zijn: kinderopvang, groene ruimten en toegankelijke sport- en gezondheidsinfrastructuur. De plaatselijke dynamiek wordt gekenmerkt door een reconversie van sites waar vroeger economische activiteiten plaatsvonden in woonprojecten, hoofdzakelijk van het type lofts, en kadert in een poging om de betreffende wijken exclusiever te maken.
3.3.2
Beoordeling van de effecten van het project
3.3.2.1
Wat is het socio-economisch profiel van de toekomstige bewoners?
Het project voorziet in de verklarende nota een verdeling van de woningtypes per kavel in een verhouding van 60% privé-woningen en 40% geconventioneerde GOMB-woningen. De nieuwbouwwoningen worden ingenomen door gezinnen met een inkomen gelijk of hoger dan het regionale gemiddelde. Door de aanwezigheid van geconventioneerde woningen kan een bovengrens worden gesteld aan het inkomen van de toekomstige eigenaars/bewoners. 3.3.2.2
Wat zijn de specifieke behoeften van het project?
Kinderdagverblijven en onderwijs Het project komt aan deze behoefte tegemoet via de intentie om 2 kinderdagverblijven met een capaciteit van elk 36 kinderen te bouwen. Opdat deze behoefte werkelijk wordt ingevuld, moet die intentie echter worden omgezet in een verplichting.
Eindrapport – 16.08.2010
16
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
Het project zal op termijn ongeveer 150 kinderen van basisschoolleeftijd tellen. De uitbreiding van bestaande onderwijsinstellingen zal geen afdoend antwoord kunnen bieden op het geheel van behoeften van de projecten T&T en Tivoli. Het lijkt logisch dat men het scholenaanbod binnen studieperimeter uitbreidt om tegemoet te komen aan de behoeften van de toekomstige bewoners van site T&T en van de Tivoli-wijk.
de de de de
De bestaande middelbare scholen en de in de studieperimeter geplande school bieden voldoende capaciteit om alle kinderen op te vangen. Sportieve en culturele activiteiten Het project voorziet geen enkele specifieke ruimte voor sport en cultuur. De voorschriften laten als secundaire bestemming collectieve voorzieningen of service-inrichtingen toe van maximaal 650 m² per gebouw in de kavels 2 en 4. Er kan aan de behoeften worden voldaan door de in de wijk bestaande of geplande infrastructuur. Groene ruimten, speelpleinen De aanvraag voorziet enkel in private groene ruimten. Er wordt geen enkele openbare groene ruimte voorgesteld, maar wel een openbaar plein van 750 m². De overblijvende openbare ruimte wordt ingenomen door stoepen, wegen en parkeerplaatsen waarvan de inrichting in het stadium van de verkavelingsvergunning niet nader wordt bepaald. De ontmoetingsplaatsen worden dus ingericht als kleine ruimten per gebouw en mogelijk per kavel. Het plein is het enige verenigende structuurelement van de verschillende aangemaakte kavels. De 1.500 voorziene bewoners hebben een theoretische behoefte van enkele kleine speelpleinen voor kinderen van 0-6 jaar en een aangepaste speelruimte voor kinderen van 6-12 jaar. Andere behoeften De behoeften van de toekomstige bewoners op het vlak van diensten, buurtwinkels, economische activiteiten ... worden ingevuld door de voorschriften van het project, dat ook andere functies dan de woonfunctie toelaat. 3.3.2.3
Staat het project in een evenwichtige verhouding tot de omgevende wijk?
Dankzij de creatie van twee kinderdagverblijven kan een twintigtal bijkomende plaatsen worden vrijgemaakt voor de opvang van kinderen van de omwonenden van het project. De diversificatie van de bestemmingen lijkt voldoende bemeten om een vermenging mogelijk te maken en geen concurrentie te vormen voor een bestaand commercieel of werkgelegenheidscentrum. De vestiging van de handelszaken tussen het project en de bestaande wijk lijkt adequaat. Het project biedt slechts een bescheiden antwoord op de behoefte aan groene ruimten die door de inwoners van de Roodhuis-wijk werd uitgedrukt. Op het plein van 750 m² kan een speelruimte voor jonge kinderen (0-6 jaar) alsook een ontmoetingsplaats worden ingericht. De openbare wegen en stoepen hebben een klassieke configuratie die doorgang mogelijk maakt, maar weinig geschikt is als speel- of ontmoetingsplaats (geen verbredingen op regelmatige afstanden, bomen tussen de parkeerplaatsen). Het meest markante element ten aanzien van de afwezigheid van betekenisvol antwoord op de behoefte aan groene ruimte is de privatisering van het in het plan voorziene park. Die groene ruimte van 1.500 m² rond de twee platanen is bestemd voor de 135 potentiële bewoners van kavel 1, terwijl het Wijkcontract voorziet in de creatie van een groene ruimte van 2.400 m² om tegemoet te komen aan de behoeften van alle wijkbewoners.
Eindrapport – 16.08.2010
17
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
3.3.3
Niet-technische samenvatting
Analyse van de alternatieven
Vanuit sociaal-economisch standpunt vertonen de alternatieven 2 en 5 geen verschil met het project. De alternatieven 3, 4 en 6 zijn gunstiger dan het project, met name doordat ze tegemoet komen aan de behoeften van de bevolking via de creatie/verbetering van openbare ruimten en via een grotere verscheidenheid aan voorzieningen. De alternatieven 0 en 1 zijn minder gunstig omdat ze geen antwoord bieden op de behoeften van de bevolking.
3.3.4
Conclusie
De exploitatie van de momenteel braakliggende site heeft een positief effect op sociaal en economisch vlak. De omvang van het project maakt het noodzakelijk om de nodige maatregelen te treffen om tegemoet te komen aan de behoeften van de verwachte bewoners. De plaatskeuze lijkt in dat opzicht adequaat voor de vestiging van woningen. Er zijn immers tal van voorzieningen aanwezig en op de site de Tour&Taxi zijn structurerende vastgoedontwikkelingen gepland. De mogelijke sociaal-demografische vermenging, de mogelijkheid om economische functies in te planten in de wijk, alsook het gedeeltelijke antwoord van het project op de plaatselijke behoeften kan voor een goed globaal evenwicht zorgen. De voornaamste behoefte waarin moet worden voorzien, betreft de ontmoetingsplaatsen ter bevordering van contacten en communicatie. De aanvraag voorziet immers weinig gebruiksvriendelijke openbare ruimten waar sociale contacten kunnen plaatsvinden. De creatie van groene ruimten en speelpleinen voor kinderen lijkt bijgevolg een noodzaak. De alternatieven die dat soort antwoord bieden, lijken beter afgestemd op de plaatselijke behoeften en maken beter gebruik van de site en zijn mogelijkheden, met name rond de platanen en op het vlak van de straatinrichting. Algemeen gesproken, moet een dialoog op gang worden gebracht met de plaatselijke bevolking om deze te betrekken bij de dynamiek van het project, onder meer via een goede informatie, door naar hun mening te vragen en hen te laten bijdragen aan het ontwerp en het beheer van de openbare voorzieningen of diensten. Die lokale verankering zal de aanvaarding van het project en zijn lokale toeeigening vergemakkelijken.
3.4
BOBEM EN ONDERGROND
3.4.1
Bestaande situatie
3.4.1.1
Kenmerken van de bodem
De bovenlagen laten een beperkte doorsijpeling toe in de eerste meters, maar de aanwezigheid van de ondoordringbare laag betekent dat na hevige regenval mogelijk stilstaand water zal worden aangetroffen op de site. De aanwezigheid van een ondoordringbare kleilaag op een gemiddelde diepte van 14 m zorgt voor een slechte doorsijpeling van het water in de diepere ondergrond.
Eindrapport – 16.08.2010
18
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ Niet-technische samenvatting
CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
3.4.1.2
Is de site verontreinigd?
Er werden meerdere studies uitgevoerd over het geheel van het huizenblok. Ten behoeve van de studies werd het huizenblok opgesplitst in functie van het soort activiteit dat er heeft plaatsgevonden en van de eigenaar van de terreinen. Onderstaande figuur geeft een samenvatting van de bodemverontreinigingen en de status van de saneringen.
Verontreiniging: Bodem: verontreiniging door HM, BTEX en oplosmiddelen tot op 4 respectievelijk 7,5 m (pompstation) Water: verontreiniging door HM en BTEX (pompstation) Sanering: Bodem: zuivering laag en vervolgens venting onder gebouw, uitgravingen elders -> voldoen aan 80% van BSN Type II normen (woonzone) Water: oppompen en bewaken grondwater (aan de gang) Status: Aanvraag tot schrapping inventaris BIM ingediend
Verontreiniging: Bodem: grote verontreiniging door HM en BTEX tot op 2,5 m Water: kleine verontreiniging door HM Sanering: Bodem: uitgraven bodem op 2,5 m, door in rooster -> voldoen aan 80% van BSN Type II normen (woonzone) Water: nihil Status: Site geschrapt uit inventaris BIM
Verontreiniging: Bodem: grote verontreiniging door HAP, ML, HM, PCB, EOX, organochloor pesticiden, dioxines tussen 0,8 en 5,0 m Water: lichte en regelmatige overschrijdingen van Ni/Cd waarden en pentachloorfenol verontreiniging Sanering: Bodem: uitgraving van bodem uitgevoerd -> voldoet aan 80% van BSN Type II normen (woonzone) Water: in-site behandeling gepland (wachten op goedkeuring pilootproject door BIM) Status: Waterverontreiniging te behandelen, wachten op goedkeuring voor bodemgedeelte.
Figuur 6:
3.4.2
Samenvatting van de aangetroffen bodemverontreinigingen, saneringswerken en van de status van de sanering.
van
de
uitgevoerde
Beoordeling van de effecten
In de exploitatiefase zullen de effecten op de bodem en de ondergrond erg beperkt zijn. De ondergrondse parkeerruimten zullen volledig waterdicht moeten zijn om elke doorsijpeling van brandstof in de ondergrond te vermijden mocht er brandstof uit een voertuig lekken. Dat voorschrift is niet van toepassing op buitenparkings waar het regenwater in de grond moet kunnen sijpelen. In het algemeen kan men besluiten dat de risico’s op verontreiniging als gevolg van de ontsnapping van koolwaterstoffen uit de voertuigen heel erg beperkt zijn. Alle nieuwe gebouwen zullen op de gasleiding kunnen worden aangesloten, waardoor geen stookolieketels moeten worden geïnstalleerd. Alle gebouwen zullen van elektriciteit worden voorzien via een of meerdere hoogspanningscabines. Die cabines zullen moeten beantwoorden aan de geldende normen, alsmede aan de eisen van de verkavelingsvergunning die erop betrekking hebben. Op basis daarvan kunnen we besluiten dat het risico op negatieve effecten erg klein is.
Eindrapport – 16.08.2010
19
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
3.4.3
Niet-technische samenvatting
Analyse van de alternatieven
Voor wat de bodem en ondergrond betreft, vertegenwoordigt het project de meest gunstige oplossing, evenals de alternatieven 2, 4 en 5. De alternatieven 3 en 6 zijn minder gunstig dan het project door de noodzaak om een grotere ondergrondse parkeerruimte te voorzien waardoor een veel grotere aardverplaatsing ontstaat. De alternatieven 0 en 1 zijn het minst gunstig omdat ze geen antwoord bieden op het probleem van de bestaande bodemverontreiniging.
3.4.4
Conclusies
Op de site van het project werden in het verleden verschillende industriële activiteiten ontwikkeld die plaatselijk vrij grote verontreinigingen hebben veroorzaakt van de bodem en het grondwater, waardoor deze ook in de inventaris van het BIM zijn opgenomen. De verontreinigde zones zijn heden allemaal in kaart gebracht dankzij verscheidene bodemonderzoeken en alle bronnen van de vervuiling werden verwijderd. In overeenstemming met de conclusies van de verschillende bodemonderzoeken werd het grootste deel van de site gesaneerd onder toezicht van het BIM. Het oostelijke gedeelte dat eigendom was van de voormalige Cie Ardennaise des transports en vervolgens van Belgacom is daardoor geschrapt van de inventaris. Ook in het noordelijke gedeelte, dat eveneens eigendom was van Belgacom, zijn de saneringswerken van boden en grondwater voltooid zodat het BIM zich kortelings zal kunnen uitspreken over de aanvraag tot schrapping van de inventaris. In het zuidelijke gedeelte ten slotte, dat toebehoort aan de S.A. Bois-Brabant, zijn de bodemsaneringswerken voltooid maar moeten deze nog worden goedgekeurd, terwijl het grondwater tijdens de komende maanden het voorwerp zal uitmaken van een in-situ behandeling. Hieruit kan worden afgeleid dat de sanitaire toestand van de bodem vandaag onder controle is en geen gevaar vormt voor mens of milieu. Wanneer de bouwwerken zullen worden aangevat, zal het volledige terrein gesaneerd zijn in overeenstemming met het bodemdecreet en zal de site geschrapt zijn van de inventaris van het BIM. De door het project voorziene bestemmingen zullen dan perfect compatibel zijn met de sanitaire toestand van de bodem. Voor wat het project zelf betreft, zijn de effecten erg beperkt waarbij met name volgende aspecten worden aangestipt:
Ondanks de aanwezigheid van ondergronden tot op een diepte van -2 tot -3 meter en de noodzaak om diepe funderingen te werpen (heipalen), heeft het project geen noemenswaardig versperringseffect hebben ten aanzien van de afvoer van het grondwater. De niveauverandering van het grondwater stroomopwaarts van de bouwwerken zal beperkt blijven tot enkele tientallen centimeter, wat geen belemmering vormt.
De bebouwde oppervlakten veroorzaken een toename van de ondoordringbaarheidsgraad van het terrein van de huidige 60% tot 77% in de geplande situatie. Daaruit vloeit een vermindering voort van de capaciteit om de grondwaterspiegel opnieuw aan te vullen, die wordt geschat op ongeveer 6.500 m³/jaar.
De door het project op de site voorziene activiteiten vertegenwoordigen een verwaarloosbaar risico op verontreiniging van de bodem en het grondwater. Dat risico beperkt zich immers tot een accidentele gebeurtenis (weglekken van koolwaterstoffen, breuk van een riolering …).
Eindrapport – 16.08.2010
20
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
3.5
WATER
3.5.1
Bestaande situatie
3.5.1.1
Grondwaterspiegel en opvang
Niet-technische samenvatting
Noch loodrecht op de site, noch in de buurt ervan (straal van 500m) is in de opvang van grondwater voorzien. De dichtsbijgelegen opvanginrichtingen bevinden zich op ongeveer 800 m ten noordoosten en ten zuidoosten. 3.5.1.2
Sanitaire toestand van het grondwater
Het grondwater is aan dezelfde verontreinigingen blootgesteld als dewelke werden opgesomd in het hoofdstuk over de sanitaire toestand van de bodem. 3.5.1.3
Rioleringsnet en bestaande capaciteit
De Claessensstraat, de Tivolistraat, Molenbeekstraat en de De Wautierstraat zijn voorzien van rioleringen. Het rioleringsstelsel is van het unitaire type, zoals in het grootste deel van het Brussels gewest. Het voor het project voorziene rioleringsstelsel zal uitsluitend worden aangesloten op de bestaande rioleringen van de Tivolistraat en de Claessensstraat. Het afvalwater zal naar het zuiveringsstation Noord worden afgevoerd. Volgens de gegevens van de BrIS3, bevindt er zich geen overstromingsgebied in de buurt van de site die het voorwerp uitmaakt van deze studie.
3.5.2
Beoordeling van de effecten
3.5.2.1
Bestaat er een risico op verstoring van de grondwaterafvoer?
In de bestaande situatie kan de algemene ondoordringbaarheidsgraad van de site worden geschat op 60%. In de geplande situatie wordt de algemene ondoordringbaarheidsgraad van de site geschat op 77%. De keuze voor het gebruik van materialen met een gedeeltelijk waterdoorlatend vermogen is dan ook een prioriteit. In de exploitatiefase zal de aanwezigheid van de ondergrondse parkeerterreinen als gevolg hebben dat de grondwaterspiegel stroomopwaarts van de bouwwerken hoger zal komen te liggen. De bouw van waterdichte ondergrondse parkeerterreinen moet dus de voorkeur krijgen boven de installatie van een afvoersysteem. De impact van de ondergrondse parkeerterreinen op de grondwaterafvoer kan als erg beperkt worden beschouwd. 3.5.2.2
Naar waar wordt het afvalwater afgevoerd?
Het rioleringssysteem zal worden aangesloten op het rioleringsnet beheerd door Vivaqua4. Al het afvalwater zal naar het waterzuiveringsstation Noord worden afgevoerd. Het eigen rioleringsstelsel van de site zal voldoende capaciteit hebben om al het afvalwater op te vangen. De collector Linkeroever en het waterzuiveringsstation beschikken over voldoende capaciteit om dat water te zuiveren.
3 4
Bron: BrIS 2006, gegevens 2003-2005 Stadsrioleringen sinds 1 mei 2010 beheerd door Vivaqua
Eindrapport – 16.08.2010
21
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
3.5.2.3
Niet-technische samenvatting
Wat zijn de gevolgen voor het rioleringsnet bij onweer?
Het hemelwater dat op de daken terechtkomt, zal worden opgevangen in tanks voor het hergebruik van het regenwater en in buffertanks. De overloop van deze tanks zal naar het rioleringsstelsel worden afgevoerd. Het afvloeiend water van het wegdek en de openbare ruimten zal naar de greppels aan weerszijden van de straat worden afgevoerd. Die greppels zullen via straatkolken worden aangesloten op het rioleringsstelsel. De aanvrager voorziet meerdere systemen voor de opvang van regenwater om het volume afvloeiend water te beperken en het waterdebiet naar de rioleringen te vertragen: de installatie van buffertanks en de aanleg van groendaken. Het eigen rioleringssysteem van de site en het rioleringssysteem van de omliggende straten volstaan voor de opvang van de 80m3 bijkomend afvloeiend water ten opzichte van de referentiesituatie en dus voor al het geproduceerde water. De huidige verstedelijkte situatie stemt echter niet overeen met een referentiesituatie en is dus niet optimaal. Teneinde het volume aan afvloeiend water met 80m3te verminderen, werden meerdere systemen geëvalueerd in de hydrografische berekeningsnota die bij de wijziging van de verkavelingsvergunning is gevoegd: groendaken, straten met reservoirstructuur, opvangbekken te bouwen stroomafwaarts van het interne rioleringsstelsel van het project, leidingopslag in het rioleringsstelsel enz… Een alternatieve oplossing kan erin bestaan om al het afvloeiende water in het Kanaal van Willebroek te lozen via de installatie van een apart leidingnet waarin het afvalwater van het regenwater wordt gescheiden. De technische haalbaarheid van deze oplossing moet worden bestudeerd in het kader van een globale studie van het rioleringsstelsel van de wijk. 3.5.2.4
Schatting van het leidingwatergebruik
Het waterverbruik van de bewoners wordt door het BIM geschat op 125 l/dag/persoon. Elke bebouwde kavel zal worden voorzien van een tank voor de opvang van het regenwater dat op de daken valt; dat water kan worden hergebruikt. De minimale capaciteit van de tank bedraagt 5.000 l per appartementsgebouw. De installatie van tanks van 5.000 l sluit aan bij het geplande gebruik van het water (besproeien, reinigingen van de gemene delen …). Voor wat de woningen betreft, is een tank van 3 à 4 m3 voldoende om een gezin van 2 personen gedurende 2/3 van het jaar autonoom van water te voorzien. De opvang van regenwater voor sanitair gebruik in alle woningen zal geen eenvoudige aangelegenheid zijn. Het dakoppervlak is immers klein ten opzichte van het aantal wooneenheden en de aanwezigheid van groendaken zorgt ervoor dat een deel van het water verloren gaat door evapotranspiratie en verdamping. Als het de bedoeling is om regenwatertanks te installeren voor hergebruik van het regenwater in alle woningen, moet de voorkeur worden gegeven aan klassieke daken boven groendaken.
3.5.3
Analyse van de alternatieven
De alternatieven 2, 3 en 6 vertegenwoordigen een gunstigere situatie dan het project voor wat betreft het algemene waterbeheer. Ze maken een verkleining van de afgedekte oppervlakten mogelijk en een verhoging van het aantal bufferzones voor het afvloeiend water (3 en 6) of een betere opvang van het regenwater voor sanitair gebruik (2). De alternatieven 4 en 5 zijn identiek aan het project.
Eindrapport – 16.08.2010
22
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
De alternatieven 0 en 1 zijn een verbetering voor wat de doorsijpeling van het regenwater betreft, maar zijn dan weer aanzienlijk minder gunstig doordat ze niet voorzien in de zuivering van het water.
3.5.4
Conclusies
De site van het project ligt in het hydrologisch bekken van STEP Noord. In de huidige situatie is de site reeds vrij sterk afgedekt (impermeabel) en vloeit het regenwater naar de Claessensstraat die van een unitair rioleringssysteem is voorzien, zoals de andere straten rond de site (Tivolistraat en De Wautierstraat). Het water uit al deze rioleringen komt enkele honderden meter verder uit in het afvoerkanaal Linkeroever en wordt gezuiverd in STEP Noord. Er is de overheden op dit ogenblik geen enkel probleem bekend aangaande de verzadiging van het rioleringssysteem stroomafwaarts van de site. Het project zelf voorziet in de aanleg van een gescheiden rioleringsstelsel op het niveau van de kavels (scheiding van hemelwater en afvalwater), en van een unitair rioleringsstelsel op het niveau van de verkaveling. Dat rioleringsstelsel zal worden aangesloten op de bestaande rioleringen in de Claessensstraat en de Tivolistraat en werd door de aanvrager van het project correct bemeten voor een regenbui van 1 uur en een terugkeerperiode van 10 jaar. De door de toekomstige bewoners gegenereerde lozing van afvalwater wordt geschat op 1.200 à 1.500 inwoner-equivalenten. Die lozing stelt geen capaciteitsprobleem en het afvalwater wordt afgevoerd naar STEP Noord om er te worden gezuiverd. Enkel het afvalwater van eventuele HORECA-zaken zal ter plaatse worden voorgezuiverd dankzij de installatie van ontvetters. De bijkomende afdekking van de grond die door het project wordt teweeggebracht, zal voor meer afvloeiend regenwater zorgen en dus voor een grotere waterlozing, naar schatting 540 l/s voor een regenbui van één uur met een terugkeerperiode van 10 jaar. Volgens de door het studiebureau van de ontwerper gemaakte berekeningen, moet op de site een watervolume van 80 m³ worden gebufferd om de lozing te beperken tot de huidige waarde, hetzij ongeveer 370 l/s. Om dat te bereiken, voorziet het project om minimaal 60% van het dakoppervlak in te richten als groendaken en om verplicht hemelwaterputten te bouwen met een minimale capaciteit van 33 l/m² dakoppervlak, hetzij een opslagcapaciteit van ongeveer 33 m³ voor de volledige site. Het project voorziet bovendien in de mogelijkheid om een bijkomende tank te installeren voor het onderhoud van de gemene delen, met een minimale capaciteit van 5 m³ per kavel. De overloop van de tanks zal worden aangesloten op de rioleringen langs de straat. Het afvloeiend water van de straten, pleintjes en groene ruimten zal worden opgevangen in de greppels en straatkolken zonder enige speciale buffermogelijkheid. De studiegelastigde is van oordeel dat de door het project voorziene maatregelen voldoende zijn om significante effecten op het vlak van waterbeheer te vermijden en de status quo te bewaren ten opzichte van de bestaande situatie. De geplande maatregelen zijn echter weinig ambitieus, wat de studiegelastigde heeft aangezet tot het formuleren van een reeks bijkomende aanbevelingen: 1.) beperken van de afgedekte oppervlakten, 2.) beperken van de lozingen tot de huidige referentiesituatie, equivalent aan de situatie van vóór de urbanisatie van de zone, wat erop neerkomt dat de lozingen in de rioleringen van de Claessensstraat en de Tivolistraat worden beperkt tot maximum 120 l/s in plaats van de 370 l/s zoals gepland in het project.
3.6
FAUNA EN FLORA
3.6.1
Bestaande situatie
De Tivoli-site bestaat uit twee onderscheiden delen:
Het noordelijke gedeelte van de site is over de gehele oppervlakte bedekt met macadam en biedt weinig groen. Op dat deel van de site staan ook twee verlaten industriële gebouwen.
Eindrapport – 16.08.2010
23
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ Niet-technische samenvatting
CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Het zuidoostelijke deel van de site omvat een braakliggend terrein met ruderale plantengroei en een zone met stadsgebouwen en bijbehorende koertjes.
Op de achterkoer van de woningenblok staan drie volwassen loofbomen, twee Oosterse platanen (Platanus orientalis) en een grote gewone esdoorn. Boom A
Figuur 7:
Boom B
Boom A
Boom B
Zicht op de Oosterse platanen die momenteel zijn opgenomen op de bewaarlijst
De twee Oosterse platanen van ongeveer 30 meter hoog zijn momenteel opgenomen op de bewaarlijst (Verordening van 11 maart 2010). Er werd een diagnose uitgevoerd van hun gezondheidstoestand. Uit die diagnose blijkt dat de twee bomen stigmata vertonen van wonden of infecties, echter niet van die aard dat de levensvatbaarheid van de bomen er echt door wordt bedreigd. De bladeren vertonen geen sporen van ziekte. De boomkruinen zijn ongelijk als gevolg van in het verleden slecht uitgevoerde snoeibeurten. Tegenwoordig worden de bomen niet meer gesnoeid, vanwaar een onevenwichtige bouw op 2 niveaus. Van het wortelstelsel wordt vaak aangenomen dat het zich over dezelfde oppervlakte uitstrekt als de boomkrans. In dit geval is het, gelet op de urbanisatie en de aanwezigheid van oude gebouwen in de onmiddellijke omgeving, moeilijk om precies vast te stellen hoe ver de wortels zich precies uitstrekken. In het naburige huizenblok, waar het verkavelingsproject is gepland, bevinden zich een stedelijke residentiële zone en scholen. Een groot deel van het huizenblok wordt ingenomen door drie scholen met speelplaatsen waarop bomen zijn gepland. Die zone heeft zeker een biologische betekenis als verbindingselement van het groene netwerk van Brussel, als nestzone voor ubiquiste vogelsoorten in stedelijke gebieden en als voedselzone voor vogels dankzij de aanwezigheid van bessenstruiken (If,jeneverstruik, laurierkers, gewone vlier) en het afval dat door de schoolkinderen wordt achtergelaten. De zone is ingeschreven op de kaart van het groene netwerk van het BIM.
3.6.2
Beoordeling van de effecten
3.6.2.1
Effecten op de Tivoli-wijk en op de scholenwijk
De realisatie van het project zal een ingrijpende wijziging van de bodembestemming met zich meebrengen alsook een complete verandering van de bestaande milieus. De effecten hiervan op de fauna en flora zijn echter verwaarloosbaar. Zodra de achterplaatsen van het project zijn ingericht, zal de aanwezigheid van groene ruimten in de buurt van het park van de scholen een gunstige invloed hebben op de uitbreiding van een semi-natuurlijk milieu dat uitsluitend wordt ingenomen door inheemse soorten, waardoor de inpalming van de wijk door woekerende soorten zoals de Amerikaanse vogelkers of de vlinderstruik kan worden vermeden.
Eindrapport – 16.08.2010
24
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
3.6.2.2
Niet-technische samenvatting
Effecten van het project ten aanzien van het groene netwerk van Brussel
In het Brussels gewest zijn de groene ruimten geconcentreerd aan de rand van de stad. In die configuratie van het stadsweefsel vormt elk groen element een aanvulling en verrijking van het ecologische netwerk. 3.6.2.3
Effecten op de Oosterse platanen
Het wortelstelsel van de platanen bestaat uit enkele spilwortels die tot een diepte van ongeveer 1,5 m in de grond reiken en uit oppervlakkige wortels die bijna tot aan de oppervlakte komen. Een grondige beoordeling van de omvang van het wortelstelsel vereist bijkomend onderzoek door een professionele boomkweker, wat buiten het voorwerp van deze studie valt. De omvang van het wortelstelsel werd bijgevolg ruwweg geschat op een theoretische straal van 20 m rond de stam. Volgens de door de aanvrager voorgelegde plannen zullen de geplande gebouwen aan weerszijden van de twee bomen worden ingeplant, vlakbij de beschermingsperimeter van de platanen. Bijgevolg is de voorziene beschermingsafstand in theorie onvoldoende om het voortbestaan en de gezondheid van de bomen te verzekeren: niet alleen zal voor de bouw van de gebouwen een min of meer groot deel van het wortelstelsel van de bomen moeten worden vernield, maar bovendien zal dat wortelstelsel langs twee kanten worden verzwakt. Hierbij dient echter opgemerkt dat de ontwikkeling van het wortelstelsel moeilijk te voorspellen is in een stadsomgeving, waar het in bepaalde gevallen erg asymmetrisch kan zijn. 3.6.2.4
Inrichting van de groene ruimten
De voorschriften van de verkavelingsvergunning inzake de mogelijke beplantingen verbieden bepaalde soorten en bevelen andere soorten aan. De aanvrager wil het centrum van de huizenblokken dus inrichten als ecologisch waardevolle stedelijke groene ruimten. Bijgevolg dient de voorkeur te worden gegeven aan inheemse soorten, moet voldoende plaats worden ingeruimd voor spontane plantengroei en moet worden afgezien van het gebruik van chemicaliën.
3.6.3
Analyse van de alternatieven
De alternatieven 0, 1, 2 en 5 zijn identiek aan het project voor wat betreft het aspect de fauna en flora. De alternatieven 3, 4 en 6 bieden een voordeel ten opzichte van het project, met name doordat grotere groene ruimten worden voorzien.
3.6.4
Conclusie
De site omvat geen biologisch waardevolle habitats. De huidige plantengroei (bosjes en struikgewassen) heeft een structurele waarde voor vogels, maar de biologische waarde ervan wordt aanzienlijk beperkt door de overvloedige aanwezigheid van de vlinderstruik (Buddleja davidii), een overwoekerende exotische soort. Niettemin heeft het geheel een zekere waarde doordat het diversiteit bijbrengt in een stedelijke context. Het biologische milieu bestaat uit ruderaal braakland omgeven door een haag van vlinderstruik die op weg is om het braakland in te palmen (aanwezigheid van voorlopers). Een kleine zandberg op het braakland voegt wat extra heterogeniteit toe. De site dient als schuil- en voederplaats voor stadsvogels. De verdwijning van het braakland zal geen noemenswaardige invloed hebben op de aanwezige diersoorten, die een toevluchtsoord zullen vinden in de vervangende habitats in de omgeving van het project.
Eindrapport – 16.08.2010
25
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
Gelet op de locatie van de site ten opzichte van het groene netwerk van Brussel zullen de geplande inrichtingswerken hierop geen enkele negatieve impact hebben. Op de site staan twee Oosterse platanen die zijn opgenomen op de bewaarlijst. Die bomen verkeren globaal gezien in goede gezondheid. Om de ontwikkeling van hun wortelstelsel veilig te stellen, is het aanbevolen om de beschermingsafstand te vergroten met 15 tot 20 meter te tellen vanaf de stam. Die bomen werden vroeger onderhouden maar tegenwoordig ontwikkelt de kroon zich op willekeurige wijze. Toch blijven de sporen van de vroegere (slecht uitgevoerde) snoeibeurten nog zichtbaar. Gelet op de onevenwichtige kroon (aanwezigheid van heel dikke takken die de boom eventueel in gevaar kunnen brengen) zal jarenlang snoeiwerk vereist zijn om de bomen opnieuw een natuurlijk uitzicht te geven.
3.7
LAWAAI EN TRILLINGEN
3.7.1
Bestaande situatie
De gehele perimeter ondervindt aanzienlijke lawaaihinder, voornamelijk als gevolg van het wegverkeer, het soort wegbedekking, het luchtverkeer en de activiteiten van de bedrijven in de buurt. De ergste hinder situeert zich in de Dieudonné Lefèvrestraat, waar ze wordt veroorzaakt door de activiteit van het TIR-centrum en het bijbehorende veelvuldige aan- en afrijden van vrachtwagens. Het wegdek van keien in natuursteen maakt die situatie nog erger. In de Claessensstraat ondervindt men ook grote geluidshinder met een LAeq in de buurt van 70dBA overdag (tijdens de week en in het weekend) en van 65dBA ‘s nachts. De Tivolistraat en de Molenbeekstraat ondervinden minder geluidsoverlast, hoewel de gemeten waarden tot nog erg hoog blijven met 64 dBA tijdens weekdagen, 60 dBA tijdens het weekend en 57 dBA ‘s nachts. De waarden die werden gemeten in de straten in de buurt van de site overschrijden de waarden voor geluidshinder voor buurtbewoners, zowel overdag als ‘s nachts. Volgens de door het BIM geleverde informatie werden in de akoestische studieperimeter vijf klachten opgetekend. De klachten zijn van tweeërlei aard: klachten die betrekking hebben op de economische activiteiten langs het kanaal en klachten over nachtelijke feesten.
3.7.2
Beoordeling van de effecten
3.7.2.1
Welk zijn de potentiële geluidsbronnen en hun effecten?
Het binnen- en buitenrijden uit de ondergrondse parkeerruimten vormt een geluidsbron en dus een bron van geluidshinder voor de bewoners in de onmiddellijke omgeving. Om die hinder te beperken, moeten het openings- en sluitingsmechanisme van de toegangspoorten zo geluidloos mogelijk zijn. Geluidssignalen bij het openen en sluiten van de poorten moeten worden vermeden. De stijging van het aantal voertuigen in de straten in de buurt van de site zal een impact hebben op het huidige geluidsniveau. Daarbij dient evenwel opgemerkt dat een verdubbeling van het verkeer slechts een nauwelijks waarneembare stijging van het geluidsniveau met zich meebrengt (3dBA), terwijl de herverdeling van de verkeersstromen gemiddeld een stijging van het geluidsniveau met 10% met zich meebrengt. De inrichting van een ondergrondse parkeerplaats vereist dat men een ventilatiesysteem voorziet. Hier moet de voorkeur worden gegeven aan een natuurlijk ventilatiesysteem met opgelegde openingsafmetingen, boven een systeem met ventilatoren. Een tweede potentiële geluidsbron is te wijten aan de mogelijke inplanting van handelszaken zoals tavernes, restaurants enz… Die handelszaken zullen niet worden uitgerust met airconditioning.
Eindrapport – 16.08.2010
26
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
3.7.2.2
Niet-technische samenvatting
Is het huidige geluidsniveau compatibel met de woonfunctie?
De geluidshinder veroorzaakt door het verkeer in de straten zelf van de site zal erg beperkt zijn. De impact op de nieuwe woningen van het gebruik van de bestaande wegen en van het soort wegbedekking waarvan deze zijn voorzien, zal groter zijn. De woningen ter hoogte van het kruispunt tussen de Wautersstraat en de Molenbeekstraat zullen het effect ondervinden van de verandering van de wegbedekking. De woningen langs de Claessensstraat zullen hinder ondervinden van het verkeer door de straat. De geluidshinder veroorzaakt door het verkeer en de uitbating van het TIR-transportcentrum zal gedeeltelijk worden afgezwakt door de toekomstige aanwezigheid van het economische project Green Bizz. Die zone zal fungeren als bufferzone voor de gebouwen langs de nieuwe westelijke straat. Door de nieuwe gebouwen uit te rusten met een kwaliteitsvolle geluidsisolatie kan de geluidshinder in de gebouwen worden uitgeschakeld. Dankzij de specifieke oriëntatie van de kamers in de woningen kan de geluidshinder verminderd worden, in het bijzonder tijdens de nachtelijke uren. De slaapkamers worden bij voorkeur aan de kant van de binnenkoeren van de huizenblokken ingericht; dat zijn immers de minst lawaaierige zones in tegenstelling tot de keukens en leefruimtes. Het gebruik van de straten ten behoeve van uitsluitend plaatselijk verkeer maakt het mogelijk om het doorgaand verkeer te beperken, meer bepaald de doorgang van vrachtwagens. De voorschriften van de wijziging van de verkavelingsvergunning vermelden nergens welk type wegbedekking is gepland voor de straten. Zoals hierboven aangetoond, is het geluidsniveau dat door rijdende voertuigen wordt voortgebracht sterkt afhankelijk van het type wegdek. Het gebruik van straatkeien in natuursteen moet dus worden afgeraden, ondanks de grote identiteitswaarde die aan dat type bestrating in de wijk vasthangt.
3.7.3
Analyse van de alternatieven
Voor wat de akoestische analyse betreft, zijn de alternatieven 2 en 4 identiek aan het project. De alternatieven 0 en 1 zijn gunstiger dan het project omdat ze geen of slechts een beperkte wijziging van het verkeer voorzien. De alternatieven 3, 5 en 6 beogen de vermindering van het autoverkeer of de wijziging van het statuut van de straten. Die wijzigingen zullen een positief effect hebben op de geluidsomgeving ten opzichte van het project.
3.7.4
Conclusies
De site die het voorwerp uitmaakt van deze studie is gelegen in een lawaaierige omgeving. De bestaande studies alsook de uitgevoerde geluidsmetingen tonen aan dat de geluidswaarden het niveau overschrijden waarop sprake is van hinder voor de bewoners. De geluidshinder komt voornamelijk voort uit de straten in de buurt van de site en meer bepaald het veelvuldig aan- en afrijden van vrachtwagens, de te hoge snelheid van de voertuigen en de bestrating met keien in natuursteen. De geluidsniveaus zijn evenwel niet onverzoenbaar met de door het project voorziene woonfunctie. Geluidsisolatie zal wel noodzakelijk zijn om een aanvaardbare akoestische omgeving te creëren binnen de gebouwen en het algemene comfort te garanderen. Naast de geluidsisolerende maatregelen kunnen ook buiten de gebouwen maatregelen worden genomen zoals het vervangen van de bestrating met straatkeien in natuursteen door beton of door platte kasseien, het beperken van de snelheid van de voertuigen en het verbieden van niet-plaatselijk verkeer door de straten binnen de site.
Eindrapport – 16.08.2010
27
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
Ten slotte is de beperking van het verkeer op de straten binnen het huizenblok bevorderlijk voor de sfeer en leefbaarheid van de openbare ruimten.
3.8
ENERGIE
3.8.1
Bestaande situatie
Niet van toepassing
3.8.2
Beoordeling van de effecten
3.8.2.1
Is de compactheid en de oriëntatie van de gebouwen gunstig?
Hoe meer het project wordt opgesplitst, hoe groter de buitenoppervlakken zullen zijn voor eenzelfde volume. In die optiek moeten losstaande delen in de gebouwen zoveel mogelijk worden vermeden en moet het aantal gebouwen worden beperkt. Er hoeft niet noodzakelijk erg compact gebouwd te worden, maar in dat geval moet een inspanning worden geleverd om de slechtere energieprestatie te compenseren. De globale compactheid is dus erg goed. Algemeen gesproken lijkt de oriëntatie van het project coherent en maakt deze een niet te verwaarlozen bezonning mogelijk. 3.8.2.2
Wat zal het energieverbruik voor verwarming van de toekomstige woningen zijn?
Zoals bepaald in de voorschriften hoeven de op te trekken bouwwerken op heden niet performanter te zijn dan opgelegd door de geldende regelgeving. Ten gevolge van de beslissing van de raad van beheer van de GOMB van 27 november 2009 moet elke nieuwe door de GOMB geconventioneerde woning echter beantwoorden aan de passiefnorm. Om het project te doen kaderen in een ecologische wijk, lijken energiezuinige woningen een minimum te zijn, waar de volgende berekeningen van uitgaan. Om dat minimum te halen, kunnen meerdere maatregelen worden overwogen: de voorschriften aanpassen, een overeenkomst sluiten tussen de privé-partner en de GOMB (vastleggen van coherente doelstellingen inzake energieprestatie, engagement ten aanzien van de naleving van de beschrijvende nota), opname van energieclausules in het lastenboek…
Eindrapport – 16.08.2010
28
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ Niet-technische samenvatting
CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Tabel 1:
Verbruik verwarming volgens verschillende energiescenario’s Consommations de chauffage du site selon plusieurs scénarii énergétiques
4 500 000
SDRB PRIVE
Conssommations annuelles de chauffage (kWh)
4 000 000
3 500 000
3 000 000
2 500 000
2 000 000
1 500 000
1 000 000
500 000
0 Logements SDRB + privés réglementaires
Logements SDRB passifs Logements privés réglementaires
Logements SDRB passifs Logements SDRB + privés passifs Logements privés Basse Energie
[vertaling tabel] Verbruik voor verwarming van de site volgens verschillende energiescenario’s GOMB PRIVÉ Jaarlijks verbruik voor verwarming (KWh) Reglementaire GOMB + privé-woningen GOMB passiefwoningen + reglementaire privé-woningen GOMB passiefwoningen + energiezuinige privé-woningen GOMB + privé-passiefwoningen
De keuze van de GOMB om enkel passiefgebouwen te voorzien leidt tot een 29% lager energieverbruik voor verwarming van de site ten opzichte van het reglementaire minimum. De hypothese ‘GOMB passiefwoningen/ energiezuinige privé-woningen’ leidt tot een globale energiebesparing van 47% ten opzichte van het reglementaire minimum. De hypothese waarin alle woningen passiefwoningen zijn, ten slotte, leidt tot een globale energiebesparing voor verwarming van 78% ten opzichte van het reglementaire minimum. 3.8.2.3
Welke warmtebronnen kunnen worden gebruikt?
Gas is beschikbaar in de Molenbeekstraat en, meer in het algemeen, overal rond de site. Er zijn dus geen bijzondere technische problemen te verwachten voor de gastoevoer naar de toekomstige woningen. Twee soorten geothermische energie zijn geschikt voor collectieve woningvormen: geothermische energie uit grondwater en geothermische energie via verticale sondes. De op de site uitgevoerde boringen wijzen op de aanwezigheid van een waterhoudende laag op een diepte tussen 3 en 5,5 m terwijl de geologische lagen zich slecht lenen voor de winning van geothermische energie. Op basis van de beschikbare gegevens moet worden besloten dat geothermische energie uit grondwater niet zal volstaan om de volledige site van de nodige warmte-energie te voorzien. Wel kan die warmtebron worden overwogen om te voldoen aan een deel van de verwarmingsbehoefte.
Eindrapport – 16.08.2010
29
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
Hout vormt een 3de warmtebron. Zonne-energie kan op de site worden aangewend voor de productie van warm water en van elektriciteit, respectievelijk via thermische of fotovoltaïsche zonnecollectoren. De bezonningsgraad maakt de aanwending van zonne-energie mogelijk, met name uit fotovoltaïsche cellen. Hoewel de oppervlakte van de thermische zonnecollectoren in theorie voldoende is voor de verwarming, zal het in werkelijkheid niet mogelijk zijn om meer dan 30% van het verbruik voor verwarming te dekken. De benodigde oppervlakte voor de zonnecellen bedraagt ongeveer 2.400 m². Het dakoppervlak van 5.000 m² kan ook worden gebruikt voor de productie van elektriciteit. Als alle daken worden voorzien van fotovoltaïsche zonnepanelen kan ongeveer 20% van het elektriciteitsgebruik worden gedekt. Warmtekrachtkoppeling of co-generatie vormt geen aparte warmtebron, maar een techniek waarmee tegelijkertijd warmte en elektriciteit kan worden opgewekt. Voor wat de investering betreft, valt de productie van elektriciteit via warmtekrachtkoppeling tweemaal goedkoper uit dan via fotovoltaïsche zonnepanelen. De exploitatiekost is echter duurder in het geval van warmtekrachtkoppeling, met name omdat er minder Groenstroomcertificaten voor worden afgeleverd. 3.8.2.4
Is de collectieve warmteproductie een interessante oplossing?
De collectieve warmteproductie biedt verscheidene voordelen. Bij collectieve warmteproductie is er niet één ketel, maar 2 of meer om het vermogen te verdelen. Die configuratie van trapsgewijs aangesloten ketels biedt dus steeds een optimale werking. Het verwarmen van meer dan 550 woningen via individuele verwarming vereist een even groot aantal ketels, expansievaten, regelvaten enz. De vermindering van het aantal warmtegeneratoren levert een aanzienlijke besparing op van staal, diverse metalen en plastic verbindingsstukken. Volgens een studie over de energieautonomie van 4 Zwitserse kantons is de benodigde energie voor eenzelfde geïnstalleerd vermogen 2 maal groter voor individuele verwarming dan voor collectieve verwarming (10 woningen). De studie houdt rekening met de energie die nodig is voor de fabricage van de ketels, de stalen leidingen, het vervoer enz.
3.8.3
Analyse van de alternatieven
De alternatieven 5 en 6 zijn vanuit energetisch oogpunt gelijkwaardig aan het project. De alternatieven 0 en 1 zijn gunstiger dan het project omdat ze weinig of geen energiebehoeften creëren. Alternatief 3 is ook gunstiger dan het project omdat het een veralgemeende passiefnorm oplegt en dus het energieverbruik doet dalen. Alternatief 2 is minder gunstig dan het project omdat het meerdere warmtebronnen voorziet en als gevolg zal hebben dat het individuele verbruik dreigt te verhogen.
3.8.4
Conclusies
Het project Tivoli is gericht op de realisatie van een ecologische wijk. De uitdaging die dit inhoudt op het vlak van de energievoorziening vormt een van de centrale thema’s van het project. De aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning beantwoordt beslist aan die uitdaging in de verklarende nota van het dossier van de verkavelingsvergunning, maar de voorschriften die eruit voortvloeien lijken slechts op zwakke manier gestalte te geven aan die ambitieuze doelstelling.
Eindrapport – 16.08.2010
30
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ Niet-technische samenvatting
CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Het lijkt noodzakelijk om meer performante verwarmingssystemen aan te bevelen, die garanties bieden voor een betere beheersing van de milieueffecten tegen een bescheiden globale kostprijs. Thermische zonnesystemen voor de productie van sanitair warm water en voor verwarming kunnen aanzienlijk bijdragen tot de beperking van de milieueffecten van het project. De toepassing van dergelijke systemen moet in de voorschriften worden aanbevolen of zelfs opgelegd. Ten aanzien van de voorziene inplanting, ten slotte, biedt de algemene oriëntatie van de gebouwen een niet te verwaarlozen bezonning; de zuidgevels zijn evenwel slechts op de tuinen gericht voor 30% van het oppervlak van het project. Dat is echter evenzeer te wijten aan de opsplitsing van de wijk door de 2 overlangse en dwarse travees als aan de bouwkundige keuze om huizenblokken te creëren. De analyse van de alternatieven toont aan dat de veralgemening van een optimale oriëntatie een groter comfort voor de toekomstige bewoners mogelijk maakt, maar de globale energiebalans wordt voornamelijk beïnvloed door de verhouding tussen passiefwoningen en energiezuinige woningen (laagenergie woningen). Tot besluit kan worden gesteld dat het project vanuit energetisch oogpunt coherent is en voornamelijk nog kan worden verbeterd door het aandeel passiefwoningen te vergroten.
3.9
LUCHT EN MICROKLIMAAT
3.9.1
Bestaande situatie
Over het algemeen kan de site worden gekenmerkt op basis van de meetgegevens van de stations van Molenbeek en van Sainte Catherine.
3.9.2
Beoordeling van de effecten
3.9.2.1
Wat is de uitstoot van verontreinigende stoffen?
De uitstoot houdt verband met de energiekeuze en met de energieprestatie van de gebouwen. De keuzen op het vlak van energie hebben een enorme invloed op de CO2-uitstoot van de site. Het verschil tussen het reglementair vastgelegde minimum en de hypothese van de ‘Veralgemeende passiefnorm’ staat gelijk aan een vermindering van de CO2-uitstoot met 65%. Het gebruik van zonnecollectoren om te voorzien in een deel van de behoefte aan verwarming en sanitair warm water zal die balans nog verbeteren. Tabel 2:
CO2-uitstoot volgens verwarmingssysteem, in ton/jaar
Scenario
Reglementaire GOMB + privé-woningen
GOMB passiefwoningen + reglementaire privéwoningen
Pelletkachel
156
110
83
34
Gasketel – absorptie
565
399
300
122
Gasketel condensatie
847
599
450
183
Eindrapport – 16.08.2010
GOMB passiefwoningen + energiezuinige privéwoningen
GOMB + privépassiefwoningen
31
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
3.9.2.2
Niet-technische samenvatting
Wat zijn de bronnen van geurhinder?
De mogelijke bronnen van geurhinder in het project zijn erg beperkt. De horecazaken zullen organisch afval produceren. Dat afval zal in individuele of gemeenschappelijke ruimten worden opgeslagen in de buurt van de handelszaken. Gelet op de door de stedenbouwkundige voorschriften toegelaten handelsoppervlakten zal de hoeveelheid organisch afval echter zeer beperkt zijn. De afvalinzameling in het Brussel gewest gebeurt wekelijks. Die ophaalfrequentie beperkt het risico op geurhinder. 3.9.2.3
Hoe groot is de beschaduwing veroorzaakt door de toekomstige gebouwen?
Er werd een 3D-model gemaakt van het project om de beschaduwing ervan op de bestaande gebouwen en zones, alsook op het project zelf, te simuleren. Uit de analyse van die simulaties komt als 1ste vaststelling naar voren dat de voetgangerspaden somber lijken. Er werd een bijzondere analyse uitgevoerd van het R+6 gebouw dat in de Molenbeekstraat is gepland om de impact van het project te bepalen op de lokalen van de school “École de la Fraternité” die zich in die straat bevindt. De klaslokalen aan de gevelkant liggen in de halfschaduw door de hoogte van het gebouw (R+6). Uit onze analyses volgt dat het verlagen van het gebouw met 2 verdiepingen de schaduw op het schoolgebouw aanzienlijk zou verkleinen. Door de kleine afstand tussen de platanen en de gebouwen werpen deze hun schaduw op elkaar. Voor de gebouwen is het effect groter, maar blijft toch aanvaardbaar. De inplanting van het plein zorgt ervoor dat het bij zonsopgang en bij zonsondergang rechtstreeks aan het zonlicht is blootgesteld, doch zelden in volle dag.
3.9.3
Analyse van de alternatieven
De alternatieven 5 en 6 vertonen dezelfde kenmerken als het project. Alle andere alternatieven zijn gunstiger dan het project voor wat betreft de windstromen. Alternatief 3 biedt de mogelijkheid om de windstromen te beperken door het volume van de vegetatie te vergroten. De alternatieven 2 en 4 variëren onder meer de verhoudingen van de straten.
3.9.4
Conclusies
De in het hoofdstuk Energie beschreven energiekeuzes hebben een zeer grote invloed op de uitstoot van verontreinigende stoffen op de site. Door de aanbevelingen van dat hoofdstuk op te volgen, kan de uitstoot van broeikasgassen met minstens 65% worden verminderd ten opzichte van de situatie waarin enkel de reglementering wordt nageleefd. Bovendien hebben het 3D-model van de beschaduwingen en de kwalitatieve analyse van de windstromen meerdere potentiële problemen aan het licht gebracht, zowel binnen de site als ten overstaan van de omgeving van de site:
De hoogte van alleen al het R+6 gebouw zal een grote invloed hebben op de klaslokalen die uitgeven op de Molenbeekstraat.
De straat in de lengterichting lijkt de overheersende windrichting te volgen en is smal gelet op de R+4 bouwprofielen er rond.
De binnenkant van de gebouwen in ‘open L-vorm’, waar de tuinen zullen worden ingericht, alsook het plein langs de Molenbeekstraat, zijn niet optimaal gelegen voor wat betreft de bezonning
Eindrapport – 16.08.2010
32
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
De studie van de beschaduwing van de appartementen veroorzaakt door de platanen wijst uit dat de effecten beperkt zullen zijn. Bovendien zal het verplaatsen van de gebouwen van kavels 1 en 2 het aantal getroffen appartementen slechts in geringe mate verminderen.
3.10
MENS
3.10.1
Huidige situatie
De site ligt momenteel braak. Het betreden van de site is niet erg veilig. Er werden meerdere daden van vandalisme of asociaal gedrag vastgesteld. De meest opvallende aanwijzing voor het huidige gebrek aan sociale controle is de beschadiging en verwaarlozing van de agora-ruimte op de site. Die weinig gestructureerde en van elke woning afgescheiden speelruimte is van slechte kwaliteit en geniet een kwalijke reputatie.
3.10.2
Beoordeling van de effecten
3.10.2.1
Hygiënische kwaliteit van de bouwmaterialen
Er zijn twee manieren om de hoeveelheid en concentratie van vervuilende stoffen te beperken:
Deze beperken aan de bron door de productkeuze
Afvoeren van de verontreinigende stoffen via een efficiënte ventilatie
De toepassing van een dubbele ventilatie maakt het mogelijk om het debiet te controleren en een deel van de externe verontreinigende stoffen te filteren dankzij een zogenaamd’F7’ filter: pollen, mijtachtigen, stof. Die techniek wordt dus aanbevolen. 3.10.2.2
Straatverlichting
De buitenverlichting speelt uiteraard een rol in de objectieve en subjectieve beveiliging van de plaats. Ze dient ook om herkenningspunten te creëren, om de ingang van de gebouwen aan te duiden en om het reliëf en de architectuurelementen te benadrukken. Een eenvormige en intense verlichting is evenwel niet onontbeerlijk. De LED-technologie die meer en meer wordt toegepast als binnenhuisverlichting wordt nog weinig gebruikt als stadsverlichting, behalve voor doeleinden van bebakening, maar de snelle opkomst ervan noopt ertoe om de keuze voor deze optie aan te bevelen. 3.10.2.3
Zal de verkaveling beveiligd worden?
Het project biedt een structureel antwoord op het veiligheidsrisico:
door het aanbod aan openbare ruimten te beperken,
door traditionele straatprofielen te voorzien (voetgangersruimte gescheiden van de rijweg door parkeerzones en door parkeerplaatsen langs de weg),
door de huizenblokken in te sluiten met constructies en muurtjes waarop een traliewerk worden gemonteerd.
Eindrapport – 16.08.2010
33
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
Er zijn echter andere middelen mogelijk om de lokale veiligheid te verzekeren:
buurtvoorzieningen bestemd om de openbare diensten dichter bij de bevolking te brengen,
inrichting van de fysische omgeving,
bewaking van de terreinen,
levenskwaliteit en sociale cohesie,
beteugelen van vandalisme en asociaal gedrag.
3.10.3
Analyse van de alternatieven
Het project biedt, samen met alternatief 5, de meest gunstige situatie ten aanzien van de menselijke factor. De alternatieven 3, 4 en 6 vergroten het risico op samenscholing van personen en dus op onveiligheid, maar alternatief 3 verbetert daartegenover wel in sterke mate de leefomgeving. Door het groter aantal wooneenheden riskeert alternatief 2 de globale hygiënische kwaliteit van de woningen te verslechteren.
3.10.4
Conclusies
De hygiënische kwaliteit van de in het project voorziene producten is van belang voor de toekomstige bewoners die het recht hebben om te wonen of te werken in gezonde gebouwen die op korte of middellange termijn geen gevaar vormen voor hun gezondheid. Vooreerst gaat het om de gezondheid van de arbeiders zelf, want het is op de werf tijdens de bouw dat de sterkste chemische uitwasemingen zullen plaatsvinden, met name van Vluchtige Organische Samenstellingen (VOS). Gelet op de grote hoeveelheid nieuwe producten waarvoor de sanitaire informatie onvolledig is, is het moeilijk, zo niet onmogelijk om het risico in de bouw volledig te beheersen, met name doordat de producten onderling onbeperkt op elkaar kunnen inwerken. Het is dan ook van essentieel belang om dat risico te beperken door de keuze van de producten. Duurzame bouwmethoden (HQE, certificering,…) zijn bijgevolg interessant om de hygiënische doelstellingen te bepalen en te halen. Het risico als gevolg van elektromagnetische straling kan worden beheerst door de bron van die straling (transformatoren) zo ver mogelijk van de woningen te plaatsen. Het veiligheidsgevoel van de toekomstige bewoners wordt in de aanvraag verzekerd door een sterke differentiatie aan te brengen tussen de binnenruimte van het huizenblok (privé en beschouwd als veilig) en de buitenkant (openbaar en beschouwd als gevaarlijk). Die “begrijpelijke” duale opdeling van de ruimten komt tegemoet aan de verwachtingen van de toekomstige bewoners. De opdeling is echter niet bevorderlijk voor het tot stand brengen van een dialoog tussen de inwoners en de omwonenden van het project. Het geplande plein vormt een eerste antwoord op de wil om een ontmoetingsruimte te creëren en een verbindingspunt tussen de wijken. Het feit dat er rond het plein gebouwen worden opgetrokken, maakt sociale controle mogelijk. Een volledig open en weinig afgebakend systeem, waarin schaarse private groene ruimten worden gecombineerd met een oververtegenwoordiging van de openbare ruimte, riskeert moeilijk onder controle te brengen asociaal gedrag in de hand te werken, alsook een gevoel van onveiligheid. Tussen die twee uitersten bestaan er tussenoplossingen die het mogelijk maken om tegelijkertijd tegemoet te komen aan de terechte verwachtingen van de toekomstige bewoners en een dialoog tot stand te brengen met de bewoners van de aanpalende wijk. De inrichting van de groene openbare ruimte vormt een voorbeeld van een dergelijke tussenoplossing. Die is echter alleen realistisch als de ontwikkeling van het project gepaard gaat met de andere beschikbare omkaderingsmiddelen.
Eindrapport – 16.08.2010
34
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
Algemeen gesproken is het een illusie te denken dat een eenduidig antwoord kan worden gegeven op de sociale en veiligheidskwesties. Via een goede coördinatie en complementariteit van de verschillende sociale en politionele acties en de voorgestelde inrichtingen kan een vollediger en effectiever antwoord worden geboden op het probleem van de veiligheid van de plaatselijke bevolking. In die context is de aanleg van een beheerde openbare groene ruimte een voorbeeld van een passend antwoord.
3.11
AFVAL
3.11.1
Bestaande situatie
Het herstel van de site zal een ingreep noodzakelijk maken die afval zal genereren:
De zuidoostelijke hoek van het project is een braakliggend veld waarop her en der allerlei afval ligt.
De niet voltooide werf langs de Claessensstraat zal moeten afgebroken worden. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de structuren zullen worden hergebruikt voor een woningenblok doordat er een probleem is op het vlak van de aansprakelijkheid /verzekeringen.
De huidige bodembedekking van het basketballveld zal moeten worden verwijderd.
Eventuele afbraak van een deel van de gebouwen langs de Molenbeekstraat.
3.11.2
Beoordeling van de effecten
3.11.2.1
Door de woningen gegenereerd afval
Volgens het BIM bedraagt de productie van huishoudafval ongeveer 360 kg/jaar/inwoner. Het aantal geplande woningen (tussen 550 en 580) en hun capaciteit laat toe de totale hoeveelheid geproduceerd huishoudafval van het project in te schatten op 427,1 ton. Uit die statistieken blijkt dat het van groot belang is om:
de toekomstige bewoners te informeren en bewust te maken van het belang van recyclage en sortering
reeds in de eerste plannen het aspect afvalbeheer op te nemen
3.11.2.2
Door de kantoren en bijbehorende functies geproduceerd afval
Op deze basis van 50% zullen er 261 mensen werken in de kantoren, hetzij een afvalproductie van:
39,6 ton niet gesorteerd afval
2,5 ton PMD
20,5 ton papier en karton
3.11.2.3
Door de handelszaken geproduceerd afval
Er bestaan momenteel geen betrouwbare statistieken over de hoeveelheid afval die wordt geproduceerd door handelszaken, voornamelijk doordat die hoeveelheid sterkt verschilt in functie van het soort handelszaak. 3.11.2.4
Door de groene ruimten geproduceerd afval
De groene ruimten zorgen voor een niet te verwaarlozen hoeveelheid afval: gemaaid gras, snoeihout van de hagen en gevallen bladeren.
Eindrapport – 16.08.2010
35
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ Niet-technische samenvatting
CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
3.11.2.5
Overzicht van het geproduceerd afval
Tabel 3:
Algemene kenmerken van het project Bestemming van de bebouwde oppervlakten
Kenmerk
Totaal afval
Woningen
550 à 580 woningen
427,1
64,3
Handelszaken
Max. 1.000m² vloeroppervlakte
?
Het overgrote deel (verpakkingen)
Kinderdagverblijf en collectieve voorzieningen
Max. 1.300m² vloeroppervlakte
172,8
138,2
Vrije beroepen of intellectuele dienstenbedrijven
Max. 7.826m² vloeroppervlakte
62,6
23
9,7
9,7
Totaal
672,2
235,2
Groene ruimten
3.11.2.6
Waarvan recycleerbaar
Opslag en sortering van het afval op het niveau van het gebouw en het huizenblok
Rekening houdend met de grootte van de huizenblokken lijkt het geen goed idee om met één enkel afvallokaal te werken, omdat de te belopen afstand tussen productie en opslag meer dan 50 m bedraagt. Wel is het mogelijk om gemeenschappelijke lokalen voor meerdere gebouwen te voorzien. De minimale breedte van de lokalen bedraagt 1,60 m. De afmetingen van die lokalen of ruimten moeten worden afgestemd op de grootte van de afvalcontainers, niet om die containers er te kunnen stockeren, maar om ze in de lokalen te kunnen gebruiken. Op basis van een bovengrens van één lokaal per gebouw zal op de site een oppervlakte van 300 m² worden vrijgemaakt voor afval. 3.11.2.7
Recyclage van glas
Er zijn momenteel glascontainers beschikbaar in de onmiddellijke nabijheid van de site, op het pleintje op de kruising van de Drootbeekstraat en de Molenbeekstraat. Wat ook de huidige vullingsgraad van die glascontainers is, het zal altijd nodig zijn om ze sneller leeg te maken en/of om bijkomende containers te plaatsen.
3.11.3
Beoordeling van de effecten
Alternatief 2 is gunstiger dan het project voor wat betreft het volume aan geproduceerd afval omdat het aantal geplande woningen kleiner is dan in het project. De alternatieven 3, 4, 5 en 6 kunnen worden beschouwd als identiek aan het project. De alternatieven 0 en 1 zijn duidelijk minder gunstig dan het project omdat ze het niet mogelijk maken om het wildstorten dat op de site werd vastgesteld, tegen te gaan.
Eindrapport – 16.08.2010
36
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
3.11.4
Niet-technische samenvatting
Conclusies
Hoewel er stroomopwaarts door de industrie inspanningen worden geleverd om de hoeveelheid afval te verminderen, blijft het een feit dat onze levenswijze – zeker in een stadsomgeving – erg veel afval genereert waarvan het merendeel niet kan worden hergebruikt. Rekening houdend met de omvang van het project zal de Tivoli-wijk een grote hoeveelheid afval genereren, ongeveer 700 ton/jaar, voornamelijk afkomstig van de woningen. Via het selectief sorteren, een goed georganiseerde ophaling en een gestructureerd hergebruik van het afval kunnen de effecten ervan worden beperkt. Die aanpak begint bij een beredeneerd ontwerp van de gebouwen, waarbij milieuvriendelijk gedrag wordt aangemoedigd.
Eindrapport – 16.08.2010
37
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
4.
Niet-technische samenvatting
MILIEUBEOORDELING VAN DE WERF
De milieueffecten van de werf zijn moeilijk te kwantificeren op het niveau van de aanvraag van verkavelingsvergunning. De onderstaande punten zijn belangrijke elementen die de kwetsbaarheid van het milieu tijdens de werffase betreffen en zijn bedoeld als aandachtspunten voor overheden en ontwikkelaars. De precieze beoordeling van de effecten van de werffase van elk van de bouwwerken zal aan bod komen in het kader van de verschillende stedenbouwkundige vergunningen volgend op de verkavelingsvergunning.
4.1
MOBILITEIT
De toegang tot de werf zal voornamelijk plaatsvinden via de Dieudonné Lefèvrestraat en de Claessensstraat. Indien nodig, zal een parkeerverbod langs de straten worden ingevoerd, waardoor er meer wagens in de andere straten zullen parkeren. Er kan ook worden overwogen om bepaalde straten volledig af te sluiten op voorwaarde dat een beveiligde voetgangersdoorgang wordt voorzien, alsook een omleiding. Door de centrale weg als eerste aan te leggen, kan deze dienen als algemene toegangsweg voor de toekomstige werven.
4.2
LANDSCHAP, STEDENBOUW, RUIMTELIJKE ORDENING, ERFGOED
In het algemeen heeft de fase van de werken een zeer kleine impact op het landschap, stedenbouw en ruimtelijke ordening. De eventuele hinder zal in de tijd beperkt zijn en zal niet ingrijpend zijn.
4.3
FAUNA EN FLORA
Tijdens de uitvoering van de stedenbouwkundige fase werden twee hoofdeffecten vastgesteld. Ten eerste riskeert de bebouwing van de kavels 1 en 2 een gevaar te vormen voor de twee aanwezige Oosterse platanen, met als voornaamste risico de vernietiging van een deel van het wortelstelsel tijdens de werken, waardoor de levensvatbaarheid van de bomen in het gedrang kan komen. Om schade als gevolg van grondverzakkingen (veroorzaakt door aan- en afrijdende vrachtwagens) te vermijden, moet een beschermingszone met een straal van 15 à 20m rond de bomen worden gerespecteerd. Als de vrachtwagens toch in de buurt van de bomen moeten passeren, moeten tijdelijke beschermde inrichtingen worden aangebracht (‘kussen’ van kiezelzand of schaafkrullen op geotextil). Ten tweede zal de bebouwing van de kavels 2 en 3 de vernietiging van een ruderaal braakland en van exotische struiken noodzakelijk maken. Die vernietiging zal ruimschoots worden gecompenseerd door de uitvoering van het beplantingsplan en door de eventuele opvolging van de voorstellen inzake de beplanting van de achterplaatsen van de gebouwen. Ten slotte zal de bebouwing van de kavels 4, 5, 6 en 7 geen enkel negatief effect hebben op het biologische milieu tijdens de werffase, terwijl wel een positieve impact voor de biodiversiteit mag worden verwacht eens het beplantingsplan is uitgevoerd.
4.4
ONDERGROND EN BODEM
Over het algemeen houdt de bouw van aanpalende gebouwen altijd risico’s in voor de stabiliteit van de bestaande gebouwen. De huidige bouwtechnieken zijn echter van die aard dat dat risico miniem is.
Eindrapport – 16.08.2010
38
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
Voor wat de stabiliteit van de toekomstige gebouwen betreft, is het risico heel beperkt. Er zullen 20T CPTtests (Cone Penetration Test) moeten worden uitgevoerd op het geheel van de site. Op basis van de resultaten van die CPT-tests kunnen de funderingen op heipalen van de gebouwen worden gedimensioneerd in functie van hun plaats op de site. Voor wat de verontreiniging betreft, werd een punctuele restverontreiniging vastgesteld in de zone GAT02. Het studiebureau gelast met de monitoring besluit dat die verontreiniging geen risico inhoudt voor het milieu of voor de menselijke gezondheid. Alvorens de werken kunnen worden aangevat, moet het BIM de verontreinigde gronden wel van zijn inventaris hebben geschrapt. Als het BIM van oordeel is dat bijkomende saneringswerken nodig zijn, moeten die werken volledig voltooid zijn alvorens kan worden aangevat met de bouwwerken. De eerste stap bestaat dus uit de sanering van de site. De tweede stap bestaat uit het hergebruik van de niet verontreinigde aarde aan de oppervlakte of in de diepte als opvulaarde op de site. Het gebruik van die niet verontreinigde aarde beperkt het risico op verontreiniging door niet-conforme opvulaarde aanzienlijk. De toepassing van de gedragscode in geval van accidentele lekken van koolwaterstoffen of elke andere vervuilende stof maakt het mogelijk om de risico’s verder te beperken.
4.5
WATER
De monitoring in verband met de verontreiniging van de zone GAT02 is nog steeds aan de gang en het privégedeelte Via Brabandt wordt momenteel gesaneerd. Vóór de aanvang van de werken, moeten de betreffende sites van de lijst van verontreinigde sites van het BIM worden geschrapt. Als dat niet mogelijk is, zal moeten worden aangetoond dat de restverontreiniging die in het grondwater aanwezig is, niet kan worden weggenomen en dat de verontreiniging mettertijd op natuurlijke wijze zal verminderen. Tijdens de werffase zal een bodemdrainage nodig zijn voor de bouw van de ondergrondse parkeerruimten. Die drainages zullen echter beperkt zijn. De geplande ondergrondse parkeerinfrastructuur beslaat slechts 1 verdieping. De stedenbouwkundige voorschriften bepalen ook dat de gelijkvloerse verdieping van de toekomstige gebouwen licht opgehoogd zal worden. Dat voorschrift impliceert dus dat de parkeerruimten minder diep zullen zijn. Tijdens de daling van het grondwaterpeil moet evenwel bijzondere aandacht worden besteed aan de stabiliteit van de bestaande gebouwen langs de Claessensstraat.
4.6
LAWAAI EN TRILLINGEN
De geluidshinder voor de omwonenden zal groot zijn, maar beperkt in de tijd, zowel voor wat betreft de duur als het gevolgde uurrooster. Volgens de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening mag overigens slechts op de werf worden gewerkt tussen 7 uur en 19 uur, dit om de overlast te beperken. Als het gebouw aan de Molenbeekstraat wordt afgebroken, zal dat een grote overlast teweegbrengen voor de scholen en voor de bewoners van de tegenoverliggende gebouwen. De overlast kan worden beperkt door die werken uit te voeren tijdens de schoolvakanties. In het algemeen zijn er weinig woningen rond de site, wat de geluidshinder sterk beperkt.
4.7
LUCHTKWALITEIT EN KLIMAAT
De impact op de luchtkwaliteit en op het klimaat tijdens de bouwfase blijft beperkt tot de uitlaatgassen van de werftuigen, het stof dat wordt veroorzaakt door de aan- en afrijdende vrachtwagens op de toegangswegen en door de afbraakwerken en bouwwerkzaamheden. In de mate waarin dit vanuit technisch en operationeel oogpunt mogelijk is, moet de uitstoot van de werf worden beperkt door middel van preventieve matregelen.
Eindrapport – 16.08.2010
39
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
Bovenop dat principe dat de uitstoot moet worden beperkt, is het interessant om rekening te houden met de eisen bepaald in de richtlijn betreffende de bescherming van de luchtkwaliteit op Zwitserse werven (Directive Air Chantiers, OFEFP, 2002). Hoewel die richtlijn niet van toepassing is op werven in België, bevat ze erg interessante ideeën. De hinder kan ook worden beperkt door de straten en wegen regelmatig te reinigen en door een strategische keuze van de hijstoestellen en de loszones. Dat geheel van maatregelen zal de hinder voor de buurtbewoners aanzienlijk verminderen.
4.8
MENS
De risico’s van de werf voor de mens houden hoofdzakelijk verband met de veiligheid van de kinderen die school lopen in de Molenbeekstraat, de Wautierstraat en de Tivolistraat. Door de installatie van beveiligde doorgangen voor voetgangers en door de werf te voorzien van beschermingsinrichtingen kan ook hier het risico worden beperkt. De aanwezigheid van een veiligheidscoördinator zal de risico’s voor de bedienden en arbeiders op de werf beperken.
4.9
SOCIALE EN ECONOMISCHE ACTIVITEIT
De werf zal geen invloed hebben op de voortzetting van de bestaande economische activiteiten in de buurt van de site. Het project zal banen scheppen in de bouwsector.
4.10
AFVAL
Tijdens de bouwwerken zal meer dan 1.200 ton afval worden geproduceerd, hetzij het gewichtsequivalent van meer dan anderhalf jaar exploitatie van de site. Dat afval heeft een groot potentieel voor hergebruik, wat impliceert dat het tijdens de werf ter plaatse moet worden gesorteerd en hergebruikt.
Eindrapport – 16.08.2010
40
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
5.
Niet-technische samenvatting
INTERACTIE TUSSEN DE FACTOREN
5.1
VERENIGBAARHEID VAN DE VOORLOPIGE THEMATISCHE CONCLUSIES
De voor de diverse domeinen van het onderzoek geformuleerde thematische aanbevelingen en conclusies zijn globaal genomen verenigbaar. Bepaalde conclusies gaan inderdaad in dezelfde richting wat de in te zetten middelen ter verbetering van het leefmilieu betreft, zoals een ingreep in de inrichting van de openbare ruimte. Dit komt rechtstreeks aan bod in de hoofdstukken over stedenbouw, mobiliteit, sociaal-economisch en de mens. Een analyse van de alternatieven biedt vervolgens de mogelijkheid om de voornaamste voor verbetering vatbare punten van het project nader toe te lichten. De beoordeling van het project en van de alternatieven heeft tevens onderlinge verbanden aan het licht gebracht zoals:
5.2
De keuze van de dakbedekkingen: zonnepanelen of groendaken
Het verschil tussen de bevindingen in het thema energie en stedenbouw (systematische open bebouwing en traditionele huizenblokken)
De verbanden tussen de veiligheidsdoelstellingen (de mens) en de gebruiksvriendelijkheid van de openbare ruimten (sociaal-economisch)
Het indirecte effect van parkeren op het thema bodem/ondergrond (waarbij de uitbreiding van de voorziene parkeermogelijkheden meer graafwerken genereert) en het sociaal-economische thema (de parkeergelegenheid op het openbare wegennet beperken laat toe om meer ruimte vrij te maken voor andere functies)
...
BEOORDELING VAN DE ALTERNATIEVEN
Onderstaande tabel toont voor elk thema de in de verschillende hoofdstukken beoordeelde klassementen. Op basis van de gemiddelde scores kunnen de alternatieven worden gerangschikt waarbij het beste alternatief de laagste gemiddelde score heeft. Geen enkel alternatief komt in alle thema’s als beste naar voren. Twee alternatieven laten niet toe om echt relevante elementen te behouden: de bestaande situatie en de uitvoering van de bestaande verkavelingsvergunning en de opdeling in kleinere kavels. We stellen vast dat het alternatief ‘Veralgemeende passiefnorm’ het beste gemiddelde klassement behaalt, maar duidelijk zwak presteert in de thema’s’ ‘Stedenbouw’ en ‘Bodem/ ondergrond’. Een ingreep in de openbare ruimte (park en wegennet) maakt het mogelijk om het klassement van het project aanzienlijk te verbeteren (alternatieven A5 en A6).
Eindrapport – 16.08.2010
41
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ Niet-technische samenvatting
CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Stedenbou w
Sociaaleconomisch
Ondergron d
Water
Fauna & flora
Lawaai
Energie
Lucht en klimaat
Mens
Afval
Samenvatting van het klassement van de alternatieven Mobiliteit
Tabel 4:
PROJECT
5
3
4
1
4
4
4
3
5
1
2
A0 A1
Bestaande situatie Bestaande situatie. + best. PL
1
7
7
6
7
4
1
1
1
7
7
A2
Verdeling in kleine kavels
6
4
1
3
4
4
6
3
4
1
A3
Open huizenblokken – Veralgemeende passiefnorm
1
5
2
5
1
1
2
2
2
3
2
A4
Diversificatie van de voorzieningen
6
1
2
1
4
1
4
6
4
5
2
A5
Gemeenschappelijk e toegangswegen tot de ondergrondse parkeergelegenheid van het project
4
3
4
1
4
4
2
3
5
1
2
A6
Wijziging van de typologie van het wegennet van het project en recreatiezones
3
2
1
5
2
1
2
3
5
5
2
Alternatief
7
Deze conclusies vergelijken de alternatieven zonder een weging aan de thema’s toe te kennen. Gelet op de aard van het project, dient meer waarde toegekend aan de criteria ‘Stedenbouw’, ‘Mens’, ‘Mobiliteit’ en ‘Sociaal-economisch’. In dat geval behalen de alternatieven A5 en A6 een betere score dankzij hun goede stedenbouwkundige integratie en een verbetering van de sfeer van de interne straten en wegen. De analyse van de alternatieven geeft ons een duidelijk beeld van de elementen van het project die moeten worden behouden enerzijds en de in de alternatieven opgenomen wijzigingen die het project aanzienlijk kunnen verbeteren anderzijds. Mobiliteit en lawaai: het globale concept van alternatief A3 (‘Veralgemeende passiefnorm’) verbetert het project dankzij een combinatie van een meer gevarieerd wegennet en de integratie van alternatieve verplaatsingswijzen in de openbare ruimte. Stedenbouw, Sociaal-economisch, Fauna en Flora: de diversificatie van de voorzieningen zoals voorzien in alternatief A4 is interessant omdat dit toelaat om het gebouw en de bestaande bomen te behouden en een grotere mix van functies te creëren. In combinatie met een algemene verbetering van de openbare ruimte, kan het project hierdoor beter met de naburige wijk worden geïntegreerd. Bodem, Ondergrond en Water: Deze thema’s vereisen in eerste instantie een sanering van de site. De overige effecten die de alternatieven van elkaar onderscheiden hebben hoofdzakelijk betrekking op de hoeveelheid uitgegraven aarde. Hoe kleiner het aantal aan te leggen parkeerplaatsen, hoe kleiner dit volume zal zijn.
Eindrapport – 16.08.2010
42
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
Mens: de beveiliging van de openbare ruimte door het gebruikscomfort te beperken en groene ruimten te sluiten valt onder de doelstellingen van dit thema. Men stelt vast dat een versoepeling van dit thema een aangepast beheer vereist: beperkte openingsuren van de groene zones, sociale controle, begeleiding. Energie: Het prestatieniveau dat voor het project is vastgelegd, is afgestemd op de inplanting van de bouwwerken. Om dit thema te optimaliseren, dient men zich dus veeleer te richten op een coherente uitvoering in overeenstemming met de centralisatieprincipes dan op het streven naar een systematische inplanting. Lucht en microklimaat: Dit thema hangt nauw samen met het thema stedenbouw en erfgoed. Het project kan worden verbeterd door een wijziging van de bouwprofielen R+4 of R+5 naar R+3+1 inspringend, vooral in de Molenbeekstraat.
Eindrapport – 16.08.2010
43
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ Niet-technische samenvatting
CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
6.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
6.1
CONCLUSIES VAN DE AUTEUR VAN DE STUDIE: VAN EEN VRAAG NAAR LEEFBAARHEID TOT EEN DUURZAAM PROJECT
De effectenstudie die werd uitgevoerd in het kader van de aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning onderzoekt de compatibiliteit van het project met zijn milieucontext. Het onderzoek werpt tevens een licht op het gebruikscomfort van de toekomstige bewoners. De transversale benadering voor de beoordeling van het project beantwoordt aan een streven om de duurzaamheid van de aanvraag (550 woningen) te beoordelen en om maatregelen aan te bevelen die een zo goed mogelijk evenwicht tot stand moeten brengen tussen de ecologische, economische en sociale aspecten van het project. De voornaamste ecologische doelstellingen van een stedenbouwkundig project hangen samen met de thema’s energie, water, bodem en fauna en flora. De economische doelstellingen hangen samen met de concrete haalbaarheid van een project en een mix van functies die bevorderlijk is voor de ontwikkeling van activiteiten. De sociale doelstellingen beogen voornamelijk de integratie in de bestaande stadsomgeving (architectuur, erfgoed, openbare ruimte, mobiliteit,…) en de toe-eigening van het project door de omwonenden en de toekomstige bewoners. De aanvraag kan globaal genomen aan deze ecologische en economische doelstellingen beantwoorden: woonprogramma en aangepaste economische functies, ambitieuze energieprestaties, milieudoelstellingen voor de private groene ruimten en het waterbeheer,… De aanbevelingen van de effectenstudie willen concrete vorm geven aan deze doelstellingen en ze operationeel en doeltreffend maken. Als de aanbevelingen rond deze thema’s worden opgevolgd, kan de aanvraag in elk geval als ‘uitvoerbaar’ worden beschouwd.
MILIEU
LEEEFBAAR
LEEFBAAR
DUURZAA M SOCIAAL
BILLIJK
ECONOMISCH
Met het oog op de ‘duurzaamheid’ moet het sociale luik worden verstevigd. Dat moet in eerste instantie gebeuren door een verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte om de sociale interactie te bevorderen en in te spelen op de behoeften van de toekomstige bewoners en omwonenden: aanleggen van groene ruimten, speelplein, inrichten van aangename straten en wegen,… Die ‘lokale verankering’ komt tevens tot stand door een opwaardering van het natuur- en bouwkundig erfgoed dat mensen kan samenbrengen en als gedeelde ruimte kan worden gebruikt.
Eindrapport – 16.08.2010
44
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
De participatie van buurtnetwerken (plaatselijke verenigingen, wijkcontract, buurtbewoners, …) in het eindproject kan de slaagkansen eveneens verhogen. De effectenstudie kan hierbij door de verschillende tussenkomende partijen als gemeenschappelijke basis worden gebruikt.
6.2
ADVIEZEN VAN DE AUTEUR VAN DE STUDIE
6.2.1
Geïntegreerde eindadviezen
De analyse van de effecten van het project en van deze alternatieven heeft een concentratie van gevoelige punten en mogelijkheden blootgelegd loodrecht op de geplande kavels 1 en 2:
Aanwezigheid van een school
Bestaand symbolisch gebouw
Platanen die tot het natuurerfgoed behoren
Nabijgelegen pleintje
Gepland pleintje
Geplande dienstenfunctie
Deze ruimte biedt mogelijkheden voor een verankering en verbinding van het project in en met zijn plaatselijke omgeving. Het eerste eindadvies betreft dus een herziening van het ontwerp van dit gedeeltelijke huizenblok om:
de beschermingszone van de platanen te vergroten
een openbaar park in te richten
een pleintje of voetgangerszone aan te leggen die in verbinding staan met het bestaande pleintje
speelruimten te voorzien voor kinderen van 0 tot 12 jaar
de voorkeur te geven aan een volledige of gedeeltelijke renovatie/ transformatie van het ‘Belgacom’-gebouw (gemengd programma voor woningen en diensten)
Een Villo!-station op te nemen in de openbare ruimte
Eindrapport – 16.08.2010
45
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Niet-technische samenvatting
Afbeelding 8: Opgenomen eindadvies [Vertaling legendes afbeelding:] Legendes linksboven: vertaling volledig terug te vinden in bovenstaande opsomming Legendes linksonder: Het gebruikscomfort van de openbare ruimte verbeteren: Bredere stoep, rustplaats met bomen, sierstruiken, speelzone … Een Cambio-punt voorzien Openbare parkeergelegenheid voorzien, bij voorkeur gegroepeerd Legendes rechtsonder Kavel 3 tot 7: maximale bouwhoogte aanpassen: G+3+1 inspringend De toegangswegen tot het parkeergebouw bij voorkeur aan de rand plaatsen
Het tweede eindadvies betreft het voorzien van een groter gebruikscomfort van de openbare ruimte binnen het huizenblok:
De Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) toepassen betreffende de omvang van het parkeergebouw (1 voertuig per appartement) in plaats van 0,8 parkeerplaats/appartement
Heraanleg van straten en wegen: bredere stoep, rustplaatsen met bomen, sierplanten, speelruimte,…
Een ‘Cambio’-punt opnemen
Openbare parkeerterreinen voorzien, bij voorkeur gegroepeerd
De toegangswegen tot het parkeergebouw bij voorkeur aan de rand plaatsen
Ofwel de hoogste verdieping van de flatgebouwen laten inspringen, ofwel verspringende hoogten gebruiken voor bouwprofielen gelijk aan of hoger dan R+4
Deze adviezen zijn geïntegreerd in de aanbevolen milieumaatregelen voor de andere thema’s.
Eindrapport – 16.08.2010
46
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ Niet-technische samenvatting
CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Eindadviezen per toepassingsgebied
M2
M6
De toegangswegen naar het parkeergebouw openbaar maken en deze bij voorkeur aan de rand lokaliseren De parkeergelegenheid langs de wegen inrichten in afzonderlijke kleine parkeerruimten met een 50-tal parkeerplaatsen Een Villo! station voorzien met plaats voor 20 tot 25 huurfietsen in de nabijheid van een pleintje Een ‘Cambio’-punt inrichten voor 1 tot 2 wagens
M7
Verkeerslichten plaatsen op het kruispunt Haven#¨Pakhuis
M8
In het kader van latere vergunningsaanvragen controleren of de afmetingen van de parkeerplaatsen in overeenstemming zijn met de doelstelling van de verkavelingsvergunning Een openbare groene ruimte aanleggen in de nabijheid van de bestaande platanen
Mobiliteit
M3 M4 M5
U1 U2
U3 Stedenbouw
Het gebruikscomfort van de openbare ruimte verbeteren: minder parkeerplaatsen, bredere de stoepen, ... De omvang van het parkeergebouw afstemmen op het GSV
U4 U5
U6 U7 SE1
De voorschriften betreffende de omheiningen tussen het gebied met privé-tuinen en -koeren en de private parkzones en de openbare ruimte herzien door te verbieden om muren op te trekken die het zicht belemmeren – een muurtje waarop traliewerk is aangebracht is in dit opzicht een betere keuze. De hoogte van de bouwprofielen binnen het huizenblok beperken om de bewoners de nodige privacy te geven De voorkeur geven aan renovatie/transformatie van het bestaande gebouw door het bestemmingsprogramma aan te passen (mix van woningen en diensten) Voorschrift 4.1.5.van de aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning met betrekking tot de bouwprofielen wijzigen en ofwel een inspringende hoogste verdieping (voor bouwprofielen gelijk of hoger dan G+4), ofwel verspringende hoogten opleggen. Een samenhang verzekeren tussen het project voor economische activiteiten in de rest van het huizenblok (GreenBizz) en de woningen die in de gewijzigde verkavelingsvergunning zijn opgenomen. Meer variatie aanbrengen in het wegennet: voetgangerszone, rustplaats met bomen, sierstruiken, speelplein,… Een school voor basisonderwijs voorzien op de site van Tour & Taxi met een capaciteit van een twintigtal plaatsen tegen 2020
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X
X
X
SE2
Ruimte voorzien voor een speelplein van 100 tot 200m² voor kinderen van 0 tot 6 jaar in de openbare ruimte
X
X
SE3
Ruimte voorbehouden voor een speelplein van 750m² voor kinderen van 6 tot 12 jaar in de openbare ruimte
X
X
SE4
Een openbare groene ruimte aanleggen in de nabijheid van de bestaande platanen X
X
SE5
Meer variatie aanbrengen in het wegennet: rustplaats met bomen, sierstruiken, speelplein,…
X
X
X
SE6
De plaatselijke bevolking betrekken bij de dynamiek van het project: informatie, advies, participatie
X
X
X
X
SE7
In de voorschriften de behoefte aan 2 kinderdagverblijven met een minimale totale capaciteit van 55 kinderen binnen het project onderstrepen
X
X
X
X
Eindrapport – 16.08.2010
47
instanties
Overheids
Benutting
Uitvoering
Maatregel
M1
Sociaal-econmisch
Verantwoor -delijke
Fase
Aanvrager
Toepassingsgebied
6.2.2
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ Niet-technische samenvatting
S2
Voor elke kavel een geotechnische studie uitvoeren met onder meer de uitvoering van een toereikend aantal CPT-tests om de juiste diepte van de funderingen van de gebouwen vast te leggen (a priori zal dit gaan om funderingspalen met een diepte van 15 tot 25m) Opteren voor boorpalen in de plaats van geheide kokerpalen (wettelijke verplichting)
S4
S5
Bij de uitvoering van graafwerken in de nabijheid van bestaande gebouwen en infrastructuren, de tijdelijke daling van het grondwaterpeil tot een minimum beperken door gebruik te maken van geschikte technieken (slibwanden, damwandplanken, enz.) Een goede stabilisering van de graafwerken verzekeren om elk instortingsgevaar te voorkomen
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
S6
De sanering van het grondwater voltooien vóór de aanvang van de bouwwerkzaamheden (de volledige site van de inventaris van het BIM schrappen)
X
S7
Herbruikbare aarde afzonderlijk opslaan om deze opnieuw te gebruiken voor de zone met van koeren en tuinen.
X
X
S8
Het volume van de af te voeren uitgegraven aarde beperken door: een geoptimaliseerd werfplan uit te werken voor het aardebeheer rekening houdend met alle kavels ophoging van de gelijkvloerse verdieping en de zone met koeren en tuinen tot +1,0 m De afgedekte (ondoorlatende) oppervlakten beperken door: een beperking van de ruimte voor straten en wegen (breedte) het gebruik van halfdoorlatende materialen voor de niet-berijdbare verkeerszones en pleintjes Beperking van de waterafvoer naar het openbare rioleringsstelsel tot max. 120 l /s voor een regenbui van 1 uur en een terugkeerperiode van 10 jaar door: een verplichte opvang van het water dat via de dakgoten afvloeit voor huishoudelijk gebruik (besproeiing, toilet, wasmachine) wat een dubbele watervoorziening vereist in elk gebouw verplichte installatie van regenputten met dubbele overloop per gebouw:1 permanente waterput bestemd voor huishoudelijk gebruik (capaciteit naargelang aantal bewoners) en een 2de waterput die het eventuele teveel aan regenwater in de mate van het mogelijke kan opvangen (min. 33 l/m²) een infiltratie van afvloeiend water van de groene ruimten en pleintjes naar het perceel (doelstelling ‘nullozing’) door een juiste nivellering van de groene ruimten en de aanleg van landschappelijke en ecologische infiltratiezones waar mogelijk specifieke dakbedekkingen en groendaken voorzien Beschermingsafstand voor de platanen met minimum 5 m en maximum 10 m uitbreiden in vergelijking met de straal bepaald in de verordening
X
X
Ea1
X
X
X
F
X
X
Fauna en flora
X
FF1
X
X
Meer variatie aanbrengen in de inrichting binnen de huizenblokken: natuurvijvers, bloemenweides, inlandse hoogstammige bomen planten daar waar de bodem diep genoeg is, biologische groentetuinen aanleggen,…
X
X
Omgevings
Water
Ea2
SV1
Het plaatselijk verkeer beperken door de toegangswegen tot de parkeergelegenheid aan de rand te lokaliseren
X
X
SV2
De straatbedekking met straatstenen vervangen in Claessensstraat, Tivolistraat, Dieudonné Lefèvrestraat en op het kruispunt met de Molenbeekstraat.
geluid
FF2
Eindrapport – 16.08.2010
X
X
X
X
48
instanties
Aanvrager
De infiltratie van regenwater ter hoogte van de site bevorderen
Benutting
S1
Uitvoering
Maatregel
S3 Bodem en ondergrond
Verantwoor -delijke
Fase
Overheids
Toepassingsgebied
CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ Niet-technische samenvatting
SV3
Norm NBN S 01-400-1 naleven voor de bouwwerken
SV4
Een geluidsarme bedekking kiezen voor de straten (met naleving van de watervoorschriften)
E1
Mantel van de gebouwen: ten minste de lage-energienorm naleven voor het privégedeelte (gelijkmatige prestaties voor de hele wijk) Collectieve warmteproductie: de centralisatie per huizenblok of ten minste per gebouw bevorderen Warmtebron: Uitsluitend kiezen voor de meest efficiënte gastechnieken, d.w.z. warmtekrachtkoppeling en absorptieketels. Maximaal gebruik maken van zonnecollectoren om te beantwoorden aan de vraag naar verwarming (30%) en sanitair warm water (50%). Dat betekent dat de daken nagenoeg volledig met collectoren moeten worden bedekt Automatisch houtstoken met pellets toestaan Een toereikende lichtinval verzekeren voor de klassen van de École de la Fraternité in de Molenbeekstraat door de bouwprofielen aan te passen (bvb. G+3+1 of variatie van de bouwprofielen) Een inspringende verdieping voorzien langs de dwarsstraat
Energie
A1 t
Lucht en
microklimaa
E3
A2 EH1
EH2
Mens
De voorkeur geven aan gezonde bouwmaterialen. De VOS-emissies voor verf, lazuurbeits en vernis moeten beantwoorden aan de VOS-richtlijn, drempels 2010. Houtderivaten moeten behoren tot de categorie E1 wat het formaldehydegehalte betreft. In de kinderdagverblijven vloerbekledingen in PVC verbieden vanwege de aanwezigheid van ftalaten.
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Elektrische transformatoren zo ver mogelijk van de woningen en meer bepaald van de leefruimtes plaatsen om de blootstelling aan elektromagnetische straling te beperken
EH4
EH6
Voor de buitenverlichting overal langs de wegen en de openbare groene ruimten 10 lux verzekeren. Ervoor zorgen dat het licht zo weinig mogelijk op de gevels valt. Het gebruik van ecologische bouwmethoden aanmoedigen (hoge milieutechnische kwaliteit, Certificatie,…) De wijkontwikkeling omkaderen en begeleiden
D1
Sorteerpunten voorzien in de woningen
X
D2
Sorteerpunten voorzien in de gebouwen en huizenblokken
X
D3
Nieuwe afmetingen vastleggen voor de glascontainers in het project
X
X
X
X
X
X
X
X X X
X
X
Verantwoord
Fase
M o bi lit ei t
M-ch1
Een hoofdingang naar de werf via de Dieudonné Lefèvre- en Claessensstraat voorzien
Eindrapport – 16.08.2010
X
Aanvrager
Benutting
Uitvoering
Maatregel
instanties
elijke
Overheisdins
Toepassingsgebied
WERF
X
49
instanties
Aanvrager
X
EH3
EH5
Benutting
Uitvoering
Maatregel
E2
Afval
Verantwoor -delijke
Fase
Overheids
Toepassingsgebied
CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
Milieueffectenstudie –Aanvraag tot wijziging van de verkavelingsvergunning ‘Tivoli’ CSD INGENIEURS CONSEILS S.A. O/ref. BX00100
FF-ch1
S-ch1
Water
S-ch2
Ea-ch1
Ako estie k
Bodem en ondergrond
Fauna Flora
M-ch2
SV-ch2
Lucht
A-ch1
Werfafval
Men s
A-ch2
Niet-technische samenvatting
Een beveiligde toegang voor voetgangers voorzien, vooral ter hoogte van de Molenbeekstraat, de Wautierstraat en Tivolistraat en in de omgeving van scholen. Een beschermingszone (barrière) voorzien van minimum 5m en maximum 10m rond de beschermingsperimeter van de Oosterse platanen om bodemverzakking te voorkomen
X
X
X
X
Een werfplan voor de herinrichting opstellen waarin de interne bewegingen ter hoogte van de kavels wordt vastgelegd in overeenstemming met de voorziene fasen van het project. De uitvoering van bepaalde stedenbouwkundige vergunningen enkel toelaten op voorwaarde van de volledige sanering van de betrokken percelen en dus van hun schrapping van de inventaris van verontreinigde sites en bodems van het BIM De uitvoering van bepaalde stedenbouwkundige vergunningen enkel toelaten op voorwaarde van de volledige sanering van de betrokken percelen en dus van hun schrapping van de inventaris van verontreinigde sites en bodems van het BIM Als het gebouw in de Molenbeekstraat wordt afgebroken, de werken bij voorkeur tijdens de schoolvakanties plannen.
X
X
X
X
Inspiratie putten uit de goede praktijken voorgeschreven door de Zwitserse richtlijn betreffende de bescherming van de luchtkwaliteit op bouwwerven (Directive Air Chantiers, OFEFP, 2002) De toegangswegen tot de site regelmatig schoonmaken, vooral bij droog weer.
X
X
X
X
X
X
X
X
EH-ch
Beveiligde doorgangen voor voetgangers voorzien in de verschillende straten en vooral in de omgeving van scholen.
X
X
D-ch
Sorteercontainers voorzien in een specifieke zone met een duidelijke bewegwijzering Lekken naar het grondwater veroorzaakt door het beton voorkomen (cementdeeg en ontkistingsolie) De werknemers sensibiliseren en opleiden wat het sorteren van afval betreft
X
X
X
X
X
X
D-ch D-ch
Eindrapport – 16.08.2010
50
KAARTEN
Eindrapport – 16.08.2010
Eindrapport – 16.08.2010
FOTOMONTAGES
Eindrapport – 16.08.2010