Aansluiting competentieniveau van constructief afgestudeerden op de praktijk
Een onderzoek naar de aansluiting van de aanwezige competenties van constructief afgestudeerden op de in de praktijk gewenste competenties.
In opdracht van:
Enschede, 10 juli 2012 Avante Consultancy
Colofon Opdrachtgever Vereniging van Nederlandse Constructeurs Dhr. M. Hermens Stephensonweg 14 4207 HB Gorinchem T: 0183 62 63 07 E:
[email protected]
Auteur Avante Consultancy Y.C. Mastenbroek en T. Teunissen Drienerlolaan 5 Gebouw de Bastille, K. 306 7522 NB Enschede T: 06 30 878 191 E:
[email protected] W: www.avanteconsultancy.nl
Status rapport
Definitief rapport, 10 juli 2012
www.avanteconsultancy.nl
2 / 63
Samenvatting In de constructieve sector worden vandaag de dag vraagtekens geplaatst bij het niveau van constructief afgestudeerden van het hoger technisch onderwijs. Pas afgestudeerden moeten regelmatig eerst aanvullende cursussen volgen, alvorens zij hun berekeningen en tekeningen mogen maken. Dit is voor constructieve bedrijven en overheden een onwenselijke situatie. Dit onderzoek heeft als doel de aansluiting van de aanwezige competenties van constructief afgestudeerden op de in de praktijk gewenste competenties in kaart te brengen. Voor dit onderzoek is een online enquête onder constructief afgestudeerden, constructieve HBO en WO opleidingen, en constructieve bedrijven en overheden uitgevoerd. Voor elke respondentengroep is een aparte enquête opgesteld, waarin vragen zijn gesteld over 21 competenties. De kern van deze enquêtes betrof de belangrijkheid van competenties volgens bedrijven en overheden en opleidingen, en de aanwezigheid van deze competenties ten opzichte van het gewenste niveau volgens bedrijven en overheden en constructief afgestudeerden. Een combinatie van de belangrijkheid en aanwezigheid volgens bedrijven en overheden heeft de basis gevormd voor de beoordeling van het competentieniveau van constructief afgestudeerden. Ook is gevraagd waar competenties hoofdzakelijk aangeleerd dienen te worden en hoe deze voornamelijk alsnog aangeleerd kunnen worden indien zij bij constructief afgestudeerden niet voldoende aanwezig zijn. Uit de analyse volgen een aantal conclusies:
Bedrijven en overheden beoordelen de kwaliteit van constructief afgestudeerden met een WO opleiding als goed.
Voor constructief afgestudeerden van WO opleidingen sluit het competentieniveau over het algemeen goed aan op de wensen vanuit bedrijven en overheden. Ter illustratie, de algemene competentie ‘analytisch denkvermogen’ is erg belangrijk en goed aanwezig. Er is in de opleiding veel aandacht voor deze competentie en hij dient daar ook hoofdzakelijk te worden aangeleerd. Alleen de competenties ‘ontwerpen’ en ‘detailleren’ (functiespecifieke competenties), en ‘materiaalkunde’ en ‘uitvoeringstechnieken’ (kenniscompetenties) verdienen meer aandacht. De competentie ‘uitvoeringstechnieken’ is de enige slecht beoordeelde competentie: de competentie is belangrijk en slecht tot gemiddeld aanwezig t.o.v. het gewenste niveau. Hier wordt door opleidingen ook weinig aandacht aan besteed.
Bedrijven en overheden beoordelen de kwaliteit van constructief afgestudeerden met een HBO opleiding als neutraal.
Wanneer naar de aanwezigheid van specifieke competenties van constructief afgestudeerden met een HBO opleiding wordt gekeken, dan is het merendeel van de competenties op het moment van afstuderen onvoldoende aanwezig.
Constructief afgestudeerden aan het HBO beheersen voornamelijk kennis-, zelfsturende en functiespecifieke competenties onvoldoende. Zo zijn de kenniscompetentie ‘toegepaste mechanica’ en de functiespecifieke competentie ‘detailleren’ beiden erg belangrijk en slecht tot gemiddeld aanwezig t.o.v. het gewenste
www.avanteconsultancy.nl
3 / 63
niveau. Opleidingen zien dit ook als belangrijke competenties, maar besteden er slechts enigszins tot gemiddeld aandacht aan.
Constructief afgestudeerden aan het HBO beheersen algemene competenties matig en sociaalcommunicatieve competenties goed. Bijvoorbeeld, de algemene competentie ‘probleemoplossend vermogen’ is erg belangrijk, maar slecht tot gemiddeld aanwezig t.o.v. het gewenste niveau. Deze competentie vinden opleidingen ook erg belangrijk en er wordt ook veel aandacht aan besteed, maar het competentieniveau sluit dus niet aan bij de wensen vanuit bedrijven en overheden. De sociaalcommunicatieve competentie ‘samenwerken’ is erg belangrijk en goed aanwezig t.o.v. het gewenste niveau. Dit competentieniveau sluit dus zeer goed aan op de wensen vanuit bedrijven en overheden. Opleidingen vinden deze competentie ook erg belangrijk en besteden hier ook veel aandacht aan.
Constructief afgestudeerden overschatten structureel hun competentieniveau. Dit gebeurt in hogere mate bij HBO afgestudeerden. Volgens bedrijven en overheden is de gemiddelde aanwezigheid van competenties bij constructief afgestudeerden aan het HBO slecht tot gemiddeld, terwijl zij zelf aangegeven dit in te schatten als gemiddeld tot goed.
Opleidingen en bedrijven en overheden zijn het over het algemeen eens over de belangrijkheid van competenties.
Uit deze conclusies blijkt dat met de name de aansluiting van de aanwezige competenties van constructief afgestudeerden van een HBO opleiding onvoldoende aansluiten op de gewenste aanwezigheid van competenties bij bedrijven en overheden. Deze situatie is zorgelijk te noemen. Competenties die niet in het werkveld kunnen worden aangeleerd, kunnen via aanvullende (interne of externe) opleidingen worden aangeleerd. Echter brengen deze, onnodige, (financiële) investeringen met zich mee die voor rekening van de bedrijven en overheden of de constructief afgestudeerden komen. Extra zorgelijk zijn de competenties die niet voldoende aanwezig zijn en die niet meer na de opleiding kunnen worden aangeleerd. Een aantal aanbevelingen is opgesteld:
Constructieve HBO opleidingen dienen meer aandacht te besteden aan kenniscompetenties en dit bovendien beter te onderwijzen. De kenniscompetentie ‘wiskunde’ is hier een voorbeeld van. Deze dient volgens opleidingen en constructief afgestudeerden hoofdzakelijk aangeleerd te worden tijdens de opleiding, maar opleidingen geven aan hier slechts enigszins aandacht aan te besteden. Bedrijven en overheden geven bovendien aan dat deze competentie door een externe opleiding alsnog aangeleerd kan worden, maar in sommige gevallen ook niet meer aan te leren is. Om dit te voorkomen is het daarom van belang dat er meer aandacht aan deze competentie besteed wordt.
Constructieve HBO opleidingen dienen functiespecifieke en zelfsturende competenties beter te onderwijzen.
www.avanteconsultancy.nl
4 / 63
Ter illustratie, de functiespecifieke competentie ‘berekenen’ dient volgens opleidingen en constructief afgestudeerden hoofdzakelijk tijdens de opleiding aangeleerd te worden. Bedrijven en overheden geven aan dat deze competentie voornamelijk alsnog aangeleerd wordt middels een externe opleiding. Opleidingen geven aan hier gemiddeld tot veel aandacht aan te besteden. Toch wordt de competentie slecht beheerst, waardoor het noodzakelijk is dat deze competentie beter onderwezen wordt.
Constructieve HBO opleidingen dienen enkele algemene competenties beter te onderwijzen. De algemene competentie ‘analytisch denkvermogen’ is hier een voorbeeld van. Deze dient volgens opleidingen en constructief afgestudeerden voornamelijk aangeleerd te worden tijdens de opleidingen. Bedrijven en overheden geven aan dat deze competentie in het werkveld alsnog aangeleerd wordt en in sommige gevallen niet meer aan te leren is. Ondanks dat opleidingen erg veel aandacht aan de ontwikkeling van deze competentie besteden, is het competentieniveau slecht tot gemiddeld. Hierdoor is het noodzakelijk dat deze competentie beter onderwezen wordt.
Constructieve WO opleidingen dienen het huidige niveau van onderwijs te behouden en de aandacht voor de ontwikkeling van een aantal competenties te verhogen. De aansluiting van competenties van constructief afgestudeerde WO’ers is vrijwel altijd gemiddeld tot uitstekend. Hierdoor zijn geen grote aanpassingen in het onderwijs noodzakelijk, maar dient dit niveau wel behouden en waar mogelijk verbeterd te worden. De kenniscompetentie ‘uitvoeringstechnieken’ dient volgens opleidingen en constructief afgestudeerden hoofdzakelijk na de opleiding ontwikkeld te worden. Opleidingen besteden enigszins aandacht aan de ontwikkeling van deze competentie en bedrijven en overheden geven aan dat deze competentie voornamelijk alsnog in het werkveld aangeleerd wordt. Hierdoor is het niet problematisch dat de aanwezigheid van deze competentie slecht aansluit op de wensen vanuit bedrijven en overheden, maar wordt om deze aansluiting te verbeteren alsnog aanbevolen hier meer aandacht aan te besteden in de opleiding.
www.avanteconsultancy.nl
5 / 63
Inhoudsopgave 1
Inleiding ............................................................................................................................... 8
2
Onderzoeksdoel en –opzet .................................................................................................... 9
3
4
5
6
7
2.1
Relatie opleidingen, afgestudeerden en bedrijven ................................................................. 9
2.2
Onderzoeksvragen................................................................................................................. 10
2.3
Onderzoekstermen ................................................................................................................ 11
2.4
Verzameling gegevens ........................................................................................................... 11
Algemene beschrijving respondenten .................................................................................. 13 3.1
Bedrijven en overheidsinstellingen ....................................................................................... 13
3.2
Constructieve opleidingen..................................................................................................... 16
3.3
Constructief afgestudeerden................................................................................................. 20
Toelichting analyse competenties ........................................................................................ 26 4.1
Stap 1: Omzetten naar scores ............................................................................................... 27
4.2
Stap 2: Classificatie competenties ......................................................................................... 27
4.3
Toelichting bedrijven en overheidsinstellingenenquête ....................................................... 29
4.4
Toelichting onderwijsinstellingenenquête ............................................................................ 29
4.5
Toelichting constructief afgestudeerden enquête ................................................................ 29
Competenties HBO.............................................................................................................. 31 5.1
Algemene kwaliteit ................................................................................................................ 31
5.2
Algemene competenties ....................................................................................................... 32
5.3
Sociaalcommunicatieve competenties.................................................................................. 34
5.4
Zelfsturende competenties ................................................................................................... 35
5.5
Functiespecifieke competenties ............................................................................................ 36
5.6
Kenniscompetenties .............................................................................................................. 39
5.7
Conclusie ............................................................................................................................... 41
Competenties WO ............................................................................................................... 44 6.1
Algemene kwaliteit ................................................................................................................ 44
6.2
Algemene competenties ....................................................................................................... 45
6.3
Sociaalcommunicatieve competenties.................................................................................. 46
6.4
Zelfsturende competenties ................................................................................................... 47
6.5
Functiespecifieke competenties ............................................................................................ 47
6.6
Kenniscompetenties .............................................................................................................. 49
6.7
Conclusie ............................................................................................................................... 51
Afsluitende vragen .............................................................................................................. 54 7.1
Bedrijven en overheden ........................................................................................................ 54 www.avanteconsultancy.nl
6 / 63
8
7.2
Onderwijsinstellingen ............................................................................................................ 56
7.3
Constructief afgestudeerden................................................................................................. 58
Conclusies en aanbevelingen ............................................................................................... 61 8.1
HBO opleidingen.................................................................................................................... 61
8.2
WO opleidingen ..................................................................................................................... 62
8.3
Terugkoppeling doelstelling .................................................................................................. 63
www.avanteconsultancy.nl
7 / 63
1 Inleiding Voor u liggen de resultaten van het onderzoek naar de aansluiting van de aanwezige competenties van constructief afgestudeerden op de in de praktijk gewenste competenties. Dit onderzoek is in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Constructeurs uitgevoerd door Avante Consultancy. De commissie vakmanschap van de Vereniging van Nederlandse Constructeurs heeft dit onderzoek begeleid. In de constructieve sector worden vandaag de dag vraagtekens geplaatst bij het niveau van het hoger technisch onderwijs. Pas afgestudeerde bouwkundig of civieltechnisch ingenieurs die in de constructieve sector aan het werk willen, moeten regelmatig eerst nog diverse cursussen volgen alvorens ze hun eerste berekeningen en tekeningen mogen maken. Hoe kan dat? Is het verwachtingspatroon wel realistisch te noemen? Kun je die constructieve competenties ook niet nog in de praktijk leren? Dit onderzoek geeft antwoord op dit soort vragen door te kijken naar de aansluiting van de aanwezige competenties van constructief afgestudeerden op de in de praktijk gewenste competenties. Uitgangspunt in dit onderzoek is geweest dat opleidingen constructieve afstudeerders afleveren die beschikken over de competentieniveaus, zoals deze door de bedrijven en overheden worden gevraagd. Bij het lezen van dit rapport, en voornamelijk bij het lezen van de aanbevelingen, dient hier rekening mee gehouden te worden. De resultaten van dit onderzoek zijn gebaseerd op enquêtes die onder constructieve bedrijven en overheidsinstellingen, onlangs constructief afgestudeerden en constructieve opleidingen zijn gehouden. Bij dezen willen wij alle respondenten hartelijk bedanken voor hun deelname aan dit onderzoek. De opzet van dit rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 worden het onderzoeksdoel en de onderzoeksopzet toegelicht. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van een aantal algemene vragen van de enquêtes gepresenteerd. Hoofdstuk 4, 5 en 6 vormen de kern van dit rapport. In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe de reacties met betrekking tot de competenties zijn geanalyseerd. Deze analyse wordt in hoofdstuk 5 voor HBO afgestudeerden en in hoofdstuk 6 voor WO afgestudeerden gepresenteerd. De resultaten van enkele aanvullende vragen worden in hoofdstuk 7 toegelicht. In het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 8, worden de conclusies en aanbevelingen gepresenteerd.
www.avanteconsultancy.nl
8 / 63
2 Onderzoeksdoel en –opzet Om antwoord te geven op de in de inleiding genoemde vragen en aanleiding voor dit onderzoek, is een onderzoeksdoel en –opzet opgesteld. Dit wordt in dit hoofdstuk behandeld. De doelstelling van dit onderzoek luidt: Bepalen in hoeverre afgestudeerde studenten van constructieve opleidingen voldoen aan de gewenste competenties vanuit het bedrijfsleven en de overheid.
2.1
Relatie opleidingen, afgestudeerden en bedrijven
In dit onderzoek staan drie groepen van personen centraal: constructieve bedrijven en overheden, constructief afgestudeerden en constructieve opleidingen. Tussen deze drie centrale entiteiten bestaat een relatie. Vanuit bedrijven en overheden is er vraag naar constructief afgestudeerden. Deze constructief afgestudeerden vormen daarom het aanbod. De taak van constructieve opleidingen is om de match tussen vraag en aanbod te faciliteren. De opleidingen moeten er dus zorg voor dragen dat het aanbod (constructief afgestudeerden) aansluit op de vraag (vanuit bedrijven en overheden). In het ideale geval is de match tussen vraag en aanbod perfect. In die situatie ontwikkelen studenten tijdens een constructieve opleiding exact die competenties die door bedrijven en overheden gewenst worden. In dat geval staan constructief afgestudeerden, opleidingen en bedrijven en overheden dicht bij elkaar, zoals is weergegeven in het onderste deel van Figuur 2.1. De verwachting is echter dat een verschil bestaat tussen gewenste en aanwezige competenties. Dit betekent dat constructief afgestudeerden en bedrijven en overheden verder uit elkaar staan, zoals weergegeven in het bovenste deel van Figuur 2.1. Opleidingen en afgestudeerden kunnen dichter bij bedrijven en overheden gebracht worden door de competenties die ontwikkeld worden tijdens een constructieve opleiding aan te passen aan de wensen van bedrijven en overheden.
www.avanteconsultancy.nl
9 / 63
Verwachte situatie
Opleidingen
Constructief afgestudeerden
Bedrijven en overheden
Gewenste situatie
Opleidingen
Constructief afgestudeerden
Bedrijven en overheden
Figuur 2.1. Verwachte en gewenste situatie wat betreft match tussen opleidingen, constructief afgestudeerden en bedrijven en overheden.
2.2
Onderzoeksvragen
Op basis van de doelstelling zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld. 1) Wat is het verschil tussen aanwezige competenties bij constructief afgestudeerden en de gewenste competenties? Deze onderzoeksvraag belicht het verschil tussen de competenties die constructief afgestudeerden beheersen op het moment van afstuderen aan een constructieve opleiding en de competenties die vanuit het bedrijfsleven en overheden worden verwacht. Het gaat dus om de competenties die constructief afgestudeerden bezitten op het moment van afstuderen. Het betreft dus niet competenties die beheerst worden na één of meerdere jaren werkervaring. 2) Hoe is het verschil tussen aanwezige competenties en gewenste competenties te verklaren? Deze onderzoeksvraag verklaart, als er een verschil is, hoe dit verschil tot stand gekomen is. Waar mogelijk worden ook aanbevelingen ter verbetering gedaan.
www.avanteconsultancy.nl
10 / 63
2.3
Onderzoekstermen
In dit onderzoek staan de drie groepen die in paragraaf 2.1 zijn toegelicht centraal. De definitie van elke groep wordt hier toegelicht. Constructieve bedrijven en overheden betreffen respondenten werkzaam bij bedrijven en overheidsinstellingen die constructieve werkzaamheden verrichten. Het betreft in dit onderzoek constructieve ingenieursbureaus en engineeringafdelingen van aannemers en toeleveranciers. Constructief afgestudeerden betreft respondenten die in de afgelopen vijf jaar een constructieve HBO of WO opleiding hebben afgerond. Constructief afgestudeerden worden nog niet gezien als volwaardig constructeurs (hiervoor is volgens de Vereniging van Nederlandse constructeurs werkervaring in de constructieve sector noodzakelijk). Constructieve opleidingen zijn alle HBO en WO opleidingen met een constructieve opleiding Bouwkunde of Civiele Techniek. Voor dit onderzoek is bepaald welke opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek als constructieve opleidingen gezien worden. Deze zijn weergegeven in Tabel 2.1. HBO opleidingen kennen een aantal studiefases. Een constructieve HBO opleiding bevat een aantal constructieve vakken in de hoofdfase. Een minor is een keuzedeel van een opleiding die voor verdieping of verbreding gebruikt kan worden, deze kan constructief zijn. Een constructieve specialisatie is de afstudeerrichting en bestaat enkel uit constructieve vakken en de afstudeeropdracht. Een constructieve WO opleiding start met de Bachelor-fase waarin een aantal constructieve vakken gevolgd worden. Gedurende deze Bachelor-fase wordt ook een minor gevolgd, deze kan constructief zijn. De specialisatie bij WO opleidingen is de track binnen een Master richting. HBO Bouwkunde Avans (Tilburg/Den Bosch) Haagse Hogeschool (Den Haag) Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (Arnhem) Hanzehogeschool Groningen Hogeschool Rotterdam Hogeschool Utrecht Hogeschool van Amsterdam Hogeschool Zeeland (Vlissingen) Hogeschool Zuyd (Heerlen) InHolland (Alkmaar/Haarlem) Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Saxion (Enschede) Windesheim (Zwolle) WO Bouwkunde Technische Universiteit Delft Technische Universiteit Eindhoven
HBO Civiele Techniek Avans (Tilburg/Den Bosch) Haagse Hogeschool (Den Haag) Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (Arnhem) Hanzehogeschool Groningen Hogeschool Rotterdam Hogeschool Utrecht Hogeschool van Amsterdam Hogeschool Zeeland (Vlissingen) Hogeschool Zuyd (Heerlen) InHolland (Alkmaar/Haarlem) Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Saxion (Enschede) Windesheim (Zwolle) WO Civiele Techniek Technische Universiteit Delft
Tabel 2.1. Constructieve HBO en WO opleidingen.
2.4
Verzameling gegevens
Het onderzoek is gebaseerd op de resultaten van een drietal online enquêtes; één voor constructieve opleidingen, één voor constructief afgestudeerden en één voor constructieve bedrijven en overheden. Deze enquêtes zijn in samenspraak met VNconstructeurs tot stand gekomen. Een week na de eerste uitnodiging tot deelname is aan de contactpersonen die nog niet hadden gereageerd een herinnering verstuurd. www.avanteconsultancy.nl
11 / 63
De bedrijven en overhedenenquête is verstuurd naar ongeveer 2050 beschikbare respondenten die door VNconstructeurs aangeleverd zijn. Hieronder waren 116 leden van VNconstructeurs. De overige respondenten betroffen niet-leden die werkzaam zijn bij organisaties die constructieve werkzaamheden uitvoeren. Tevens is op een aantal websites een link naar de enquête geplaatst. De opleidingenenquête is verstuurd naar 74 contactpersonen van constructieve opleidingen. Alle constructieve opleidingen van Tabel 2.1 waren in deze groep vertegenwoordigd. Tevens is op een aantal websites een link naar de enquête geplaatst. Voor de enquête voor constructief afgestudeerden was geen contactenlijst beschikbaar. Er is naar deze contactpersonen gevraagd bij de bedrijven en overheden enquête. Met deze gegevens is de enquête uiteindelijk verstuurd naar 81 personen. Tevens is de link naar de enquête op een aantal websites geplaatst.
www.avanteconsultancy.nl
12 / 63
3 Algemene beschrijving respondenten In dit hoofdstuk worden de karakteristieken van de respondenten van dit onderzoek beschreven. Achtereenvolgend worden de bedrijven en overheidsinstellingen, de constructieve opleidingen en de constructief afgestudeerden behandeld.
3.1
Bedrijven en overheidsinstellingen
De resultaten die in deze paragraaf worden gepresenteerd, zijn gebaseerd op de reacties van 235 respondenten. Tot de contactpersonen behoren leden van VNconstructeurs en overige contacten van VNconstucteurs die nauw verbonden zijn met constructieve werkzaamheden. 3.1.1 Functies en organisaties De respondenten vervullen voornamelijk de functies; raadgevend ingenieur/adviseur (23,8%), (constructeur-)projectleider (22,6%), constructeur (19,1%) en directeur/directie (17.0%). Zie Figuur 3.1. Slechts een klein deel van de respondenten vervult een management functie of is constructief ontwerper. Geen van de respondenten is tekenaar of modelleur. Onder de optie ‘overig’ vallen overige functies en tevens respondenten die hebben aangegeven in hun baan een combinatie van de genoemde functies te vervullen. De genoemde functies die onder overig vallen betreffen vooral functies van personen werkzaam bij overheidsinstellingen, zoals vergunningverlener.
Functies respondenten 0.0%
Constructeur
5.1%
Constructief ontwerper 19.1%
Raadgevend ingenieur/adviseur
17.0% 3.4% 8.9% 23.8% 22.6%
(Constructeur-) projectleider (Afdelings-) manager/managementteam Directeur/directie Tekenaar/modelleur Overig (geef nadere toelichting)
Figuur 3.1. Functies respondenten binnen eigen organisaties.
Van de respondenten vervult 60% zijn functie bij een constructeurs- of ingenieursbureau. Hiermee is dit veruit het meest vertegenwoordigde organisatietype. 22,6% van de respondenten is werkzaam bij een overheidsinstelling. De overige respondenten zijn voornamelijk in dienst bij een aannemer of toeleverancier. De architectenbureaus en woningcorporaties zijn nauwelijks in de respondentengroep vertegenwoordigd. Zie Figuur 3.2.
www.avanteconsultancy.nl
13 / 63
Type organisatie 2.1%
Constructeursbureau/ingenieursbureau Architectenbureau Aannemer
22.6% 0.0%
Toeleverancier 7.2%
60.0%
Woningcorporatie Overheidsinstelling
6.8%
Overige (geef nadere toelichting)
1.3%
Figuur 3.2. Type organisatie.
De grootte van de organisaties waarbij de respondenten werkzaam zijn, is bepaald aan de hand van het aantal werknemers dat de organisatie telt. De verdeling wat betreft grootte van de organisaties blijkt redelijk gelijkmatig te zijn. Alle categorieën zijn in dit onderzoek goed vertegenwoordigd, dit is te zien in Figuur 3.3.
Grootte organisaties naar aantal werknemers 5 of minder
22.1%
22.6%
6 - 25 26 - 100
12.8% 26.4% 16.2%
101 – 250 251 of meer
Figuur 3.3. Grootte organisaties naar aantal werknemers.
De verdeling van het opleidingsniveau binnen constructieve functies is weergegeven in Figuur 3.4. Op al deze functies zijn vooral HBO'ers werkzaam. De functies bestekschrijver en tekenaar/modelleur worden vrijwel alleen maar door HBO'ers vervuld.
www.avanteconsultancy.nl
14 / 63
Verdeling opleidingsniveau per functie 100% 80% 60% 40%
Vooral HBO'ers
20%
Ongeveer evenveel HBO’ers als WO’ers
Tekenaar/modelleur
Projectleider
Bestekschrijver
Constructief ontwerper
Constructeur
0%
Vooral WO’ers
Figuur 3.4. Verdeling opleidingsniveau per functie.
Van de respondenten heeft 92,3% een constructieve opleiding genoten. Van de personen die een constructieve opleiding hebben genoten, heeft 54.8% een constructieve opleiding op HBO-niveau en 36,4% op WO-niveau als hoogst genoten opleiding. 8,8% geeft aan aanvullend cursorisch onderwijs als hoogst genoten constructieve opleiding te hebben. Zie Figuur 3.5.
Hoogst genoten constructieve opleiding 8.8%
36.4%
Hoger Beroepsonderwijs (HBO)
Wetenschappelijk Onderwijs (WO) 54.8% Aanvullend cursorisch onderwijs
Figuur 3.5. Hoogst genoten constructieve opleiding.
3.1.2 Opleiding respondenten De respondenten geven vooral aan voor een constructieve opleiding te hebben gekozen vanuit hun interesse in gebouwde constructies (69.6%) en interesse in rekenen en tekenen (53%). Deze en andere keuzes voor een constructieve opleiding zijn weergegeven in Figuur 3.6.
www.avanteconsultancy.nl
15 / 63
Keuze voor constructieve opleiding 100% 80% 60% 40% 20% Overig
Omdat het goed verdient
Interesse in (toegepaste) materiaalkunde
Interesse in rekenen en tekenen
Interesse in gebouwde constructies
Bekenden in sector werkzaam
0%
Figuur 3.6. Keuze voor constructieve opleiding.
3.2
Constructieve opleidingen
De resultaten die in deze paragraaf gepresenteerd worden, zijn gebaseerd op de reacties van 23 respondenten. Deze respondenten zijn afkomstig van vele verschillende constructieve opleidingen. 3.2.1 Type opleiding De respondenten zijn voornamelijk werkzaam bij HBO onderwijsinstellingen. Deze groep vertegenwoordigt ongeveer 74% van de respondenten. Het grootste deel hiervan is werkzaam bij een HBO opleiding civiele techniek (43,5%) en een kleiner deel bij een HBO opleiding bouwkunde (30,4%), zie ook Figuur 3.7. Aan 13 HBO instellingen kunnen de opleidingen Bouwkunde en Civiele Techniek gevolgd worden. In ieder geval 5 van deze opleidingen (zowel Bouwkunde als Civiele Techniek) zijn vertegenwoordigd in de respondentengroep. Van 18 respondenten is niet duidelijk bij welke onderwijsinstelling zij werkzaam zijn, doordat deze groep de enquête heeft ingevuld via de webkoppeling in plaats van de persoonlijke e-mailuitnodiging. Een groter deel van de onderwijsinstellingen is dus vertegenwoordigd in de respondentengroep. Ongeveer 17% is werkzaam bij een WO civiele techniek opleiding en 8,7% bij een WO bouwkunde opleiding. Hiermee zijn alle constructieve WO opleidingen vertegenwoordigd.
www.avanteconsultancy.nl
16 / 63
Type opleiding respondenten HBO bouwkunde 17.4% 30.4%
HBO civiele techniek
8.7% WO bouwkunde 43.5%
WO civiele techniek
Figuur 3.7. Type opleiding waarbij respondenten werkzaam zijn.
3.2.2 Instroom van studenten Er is gevraagd naar de verandering van het aantal studenten dat instroomt in een constructieve opleiding, zie Figuur 3.8. Hierbij gaat het om de verandering in recente jaren, dus tussen de 3 en 5 jaar geleden. Hieruit blijkt dat voor een merendeel van de opleidingen deze instroom nagenoeg niet veranderd is (52,2%). Slechts 8,7% van de respondenten geeft aan dat de instroom verminderd is en 39,1% geeft aan dat de instroom toegenomen of ver toegenomen is. De totale instroom bij constructieve opleidingen neemt dus niet af en er is zelfs sprake van een kleine toename.
Verandering instroom afgelopen 3-5 jaar 0.0%
Ver afgenomen
8.7% 8.7% Afgenomen Nagenoeg gelijk gebleven
30.4% 52.2%
Toegenomen Ver toegenomen
Figuur 3.8. Verandering instroom van studenten bij constructieve opleidingen.
De respondenten is tevens gevraagd of het competentieniveau van instromende studenten is veranderd. De resultaten hiervan zijn weergegeven in Figuur 3.9. Slechts 8,7% van de respondenten geeft aan dat het competentieniveau van instromende studenten is toegenomen. Ruim 30% geeft aan dat het competentieniveau nagenoeg gelijk is gebleven. Een meerderheid (60,9%) geeft aan dat het competentieniveau van instromende studenten - afkomstig van de vooropleidingen HAVO, VWO, MBO, HBO - is afgenomen. Van de opleidingen waarbij het competentieniveau van instromers is afgenomen geeft 57% aan dat dit geen invloed heeft op het eindniveau van afgestudeerden. Ofwel, deze competenties worden aangeleerd tijdens de constructieve opleiding zonder dat dit ten koste gaat van het aanleren van
www.avanteconsultancy.nl
17 / 63
andere competenties. Een significant deel (36%) geeft echter aan het lagere instroomniveau wel heeft geleid tot een afname van het niveau van afgestudeerden. Een afname van het competentieniveau van afgestudeerden zou erop duiden dat opleidingen meer tijd moeten besteden aan het aanleren van competenties die voorheen reeds bij de vooropleiding aangeleerd werden. Deze afname leidt bovendien voor een significant aantal constructief afgestudeerden tot een lager competentieniveau op het moment van afstuderen.
Verandering competentieniveau instromende studenten 0.0% 0.0%
Ver afgenomen
8.7% Afgenomen Nagenoeg gelijk gebleven
30.4% 60.9%
Toegenomen Ver toegenomen
Figuur 3.9. Verandering competentieniveau van instromende studenten bij constructieve opleidingen.
3.2.3 Uitstroom van studenten Naast de verandering in instroom van studenten, is de opleidingen ook gevraagd naar de uitstroom van studenten. Hierbij is voor de afgelopen 5 jaar gevraagd naar het aantal studenten dat per jaar de constructieve opleiding heeft afgerond. De gemiddelde uitstroom voor de gehele opleiding is weergegeven in Figuur 3.10. Het gaat hierbij om alle afstudeerders met een constructieve HBO of WO opleiding en niet om het aantal afstudeerders met een constructieve afstudeerspecialisatie/richting. Bovendien is deze uitstroom gebaseerd op cijfers voor Bouwkunde en Civiele Techniek. Uit de figuur blijkt dat de gemiddelde uitstroom de afgelopen 5 jaar jaarlijks is toegenomen en momenteel iets boven de 200 studenten per opleiding per jaar ligt. In Figuur 3.11 is de gemiddelde uitstroom per jaar voor de constructieve specialisaties weergegeven. Deze aantallen nemen ook geleidelijk toe en liggen op dit moment iets boven de 25 afstudeerders per opleiding per jaar. Tot slot is de gemiddelde uistroom voor de constructieve minors weergegeven in Figuur 3.12. Deze aantallen waren tussen 2007 en 2010 nagenoeg gelijk, maar zijn in 2011 redelijk toegenomen naar bijna 27 studenten per constructieve minor per jaar. Uit de drie uitstroomgegevens blijkt dus dat het aantal constructief afgestudeerden licht stijgt. Aangezien hiervoor is gebleken dat de instroom de afgelopen jaren ook is toegenomen, is dit aannemelijk.
www.avanteconsultancy.nl
18 / 63
Uitstroom studenten per jaar (gehele opleiding) 250 200 150 100 50 0 2007
2008
2009
2010
2011
Figuur 3.10. Gemiddelde uitstroom constructief afgestudeerden per jaar. Aantallen zijn voor HBO en WO opleidingen bouwkunde en civiele techniek.
Uitstroom studenten per jaar (specialisatie constructie) 30 25 20 15 10 5 0 2007
2008
2009
2010
2011
Figuur 3.11. Gemiddelde uitstroom constructief afgestudeerden per jaar. Aantallen zijn voor constructieve afstudeerspecialisaties binnen HBO en WO opleidingen bouwkunde en civiele techniek.
www.avanteconsultancy.nl
19 / 63
Uitstroom studenten per jaar (minor constructie) 30 25 20 15 10 5 0 2007
2008
2009
2010
2011
Figuur 3.12. Gemiddelde uitstroom constructief afgestudeerden per jaar. Aantallen zijn voor constructieve minors aan het HBO en WO.
3.3
Constructief afgestudeerden
In deze paragraaf wordt de respons op de gestelde inleidende vragen van de constructief afgestudeerden enquête gepresenteerd. Het betreffen algemene vragen waarmee veelal kenmerken van de respondenten kunnen worden bepaald. 108 constructief afgestudeerden zijn gestart met het invullen van de enquête maar uiteindelijk hebben 82 constructief afgestudeerden de enquête volledig ingevuld. Dit is ruim boven het vooraf gestelde minimum van 30 ingevulde enquêtes. 3.3.1 Opleiding respondenten Van de respondenten heeft 50% een bouwkundige opleiding op HBO-niveau als hoogst genoten opleiding. 11% van de personen heeft een opleiding civiele techniek op HBO-niveau gevolgd. Hiermee komt het aantal constructief afgestudeerden op HBO-niveau dat heeft gereageerd op 61%. De overige 39% heeft een opleiding op WO-niveau afgerond, exact de helft hiervan een bouwkundige opleiding en de andere helft een civieltechnische opleiding. In Figuur 3.14 kan men zien waar de respondenten hun opleiding gevolgd hebben.
www.avanteconsultancy.nl
20 / 63
Hoogst genoten constructieve opleiding
19.5% HBO bouwkunde HBO civiele techniek
50.0%
WO bouwkunde
19.5%
WO civiele techniek 11.0%
Figuur 3.13. Hoogst genoten constructieve opleiding constructief afgestudeerden.
Opleidingsinstituut constructief afgestudeerden 0
2
4
6
8
10
12
14
Avans (Tilburg / Den Bosch) Haagse Hogeschool (Den Haag) Hanzehogeschool Groningen Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (Arnhem) Hogeschool Rotterdam Hogeschool Utrecht Hogeschool van Amsterdam Hogeschool Zeeland (Vlissingen) Hogeschool Zuyd (Heerlen) InHolland (Alkmaar / Haarlem) Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Saxion (Enschede) Windesheim (Zwolle) Technische Universiteit Delft Technische Universiteit Eindhoven Overige (geef nadere toelichting) Betonconstructeur BV (MSEng) Hoger Technisch Instituut
Figuur 3.14. Opleidingsinstituut constructief afgestudeerden.
Er is tevens naar de vooropleiding van de constructief afgestudeerden gevraagd. 19,5% heeft een MBO-opleiding, 19,5% een HBO-opleiding, 30,5% het HAVO en 30,5% het VWO als vooropleiding (zie Figuur 3.15). In Figuur 3.16 is de vooropleiding van constructief afgestudeerden opnieuw weergegeven, maar nu opgesplitst in de vooropleiding die constructieve WO studenten en constructieve HBO studenten hebben gevolgd. Hieruit blijkt dat HAVO en MBO een veelvoorkomende vooropleiding voor HBO is. HBO en VWO zijn de twee belangrijkste vooropleidingen voor WO.
www.avanteconsultancy.nl
21 / 63
Vooropleiding voorafgaand aan hoogst genoten opleiding
Middelbaar beroepsonderwijs (MBO)
19.5%
30.5%
Hoger beroepsonderwijs (HBO) HAVO
19.5%
VWO 30.5%
Figuur 3.15. Vooropleiding voorafgaand aan hoogst genoten opleiding.
Vooropleiding voor HBO en WO 50% 40% 30% Voorpleiding HBO 20%
Vooropleiding WO
10% 0% MBO
HBO
HAVO
VWO
Figuur 3.16. Vooropleiding voor HBO en WO gesplitst.
3.3.2 Functie en organisatie Van de onlangs constructief afgestudeerde respondenten is 71,6% momenteel werkzaam als constructeur, 17,3% is tekenaar of modelleur en 8,6% is constructief ontwerper. Projectleiders (2,5%) en bestekschrijvers (0 %) komen niet of nauwelijks voor in de groep respondenten.
www.avanteconsultancy.nl
22 / 63
Functies constructief afgestudeerden
17.3%
2.5%
Constructief ontwerper
8.6%
Constructeur
0.0%
Bestekschrijver Projectleider
71.6%
Tekenaar/modelleur
Figuur 3.17. Functies constructief afgestudeerden.
Evenals bij de bedrijven en overhedenenquête, zijn ook de meeste onlangs constructief afgestudeerden werkzaam bij een constructeurs- of ingenieursbureau, namelijk ruim 75%. De overige respondenten zijn voornamelijk in dienst bij een aannemer of overheidsinstelling (zie Figuur 3.18). Net als bij de bedrijven en overhedenenquête zijn de respondenten werkzaam bij organisaties van verschillende groottes. Wederom zijn de categorieën redelijk gelijk verdeeld (zie Figuur 3.19).
Type organisatie constructief afgestudeerden 0.0%
Constructeursbureau/ingenieursbureau
1.2%
1.2%
4.9%
Architectenbureau
6.1% Aannemer Toeleverancier
11.0% 0.0%
Woningcorporatie Overheidsinstelling 75.6%
Momenteel niet werkzaam in de constructieve sector Overig
Figuur 3.18. Type organisatie constructief afgestudeerden.
www.avanteconsultancy.nl
23 / 63
Grootte organisaties naar aantal werknemers
11.1%
5 of minder
21.0%
6 - 25 8.6%
26 - 100
32.1%
101 - 250 251 of meer
27.2%
Figuur 3.19. Grootte organisaties naar aantal werknemers.
De respondenten geven aan dat zij, na het afronden van een constructieve opleiding, over het algemeen snel een baan in de constructieve sector hebben kunnen vinden. Ruim 77% heeft namelijk binnen één maand een baan gevonden en 10% van de respondenten binnen 1 tot 3 maanden. Slechts 7,4% van de respondenten heeft na 1 jaar nog geen constructieve baan gevonden.
Tijd tot vinden constructieve baan
1.2%
3.7%
Binnen 1 maand
7.4%
Binnen 1 – 3 maanden
9.9%
Binnen 3 – 6 maanden
77.8%
Binnen 6 – 12 maanden Na 12 maanden
Figuur 3.20. Tijd tot vinden constructieve baan.
Net als in de bedrijven en overhedenenquête geven ook de onlangs constructief afgestudeerden aan dat de belangrijkste redenen om voor een constructieve opleiding te kiezen de interesse in gebouwde constructies (81,5%) en interesse in rekenen en tekenen (59,3%) zijn geweest.
www.avanteconsultancy.nl
24 / 63
www.avanteconsultancy.nl
Overig
Omdat het goed verdient
Interesse in (toegepaste) materiaalkunde
Interesse in rekenen en tekenen
Interesse in gebouwde constructies
Bekenden in de sector werkzaam
Keuze voor constructieve opleiding
100%
80%
60%
40%
20%
0%
Figuur 3.21. Keuze voor constructieve opleiding.
25 / 63
4 Toelichting analyse competenties De kern van dit onderzoek bestaat uit de analyse van de aansluiting van de aanwezige competenties op de in de praktijk gewenste competenties van constructief afgestudeerden. Omdat deze analyse vrij omvangrijk is, wordt in dit hoofdstuk toegelicht hoe dit is uitgevoerd. Er zijn drie verschillende groepen van respondenten, te weten ‘bedrijven en overheidsinstellingen’, ‘opleidingen’ en ‘constructief afgestudeerden’. Aan elke groep respondenten is een aantal gesloten vragen over 21 competenties gesteld. Dit zijn per groep de volgende vragen en antwoordmogelijkheden: Bedrijven en overheden 1. In hoeverre is de aanwezigheid van de competentie belangrijk? [Zeer onbelangrijk – onbelangrijk – neutraal – belangrijk – zeer belangrijk] 2. In hoeverre is de competentie ontwikkeld t.o.v. het gewenste niveau? [Zeer slecht – slecht – gemiddeld – goed – zeer goed] 3. Hoe wordt de competentie voornamelijk alsnog aangeleerd? [In het werkveld – Interne opleiding – externe opleiding – nauwelijks meer aan te leren – een andere manier] Vraag 3 is alleen gesteld wanneer bij vraag 2 zeer slecht of slecht is geantwoord. Opleidingen 1. In hoeverre is de aanwezigheid van de competentie voor bedrijven en overheden van belang? [Zeer onbelangrijk – onbelangrijk – neutraal – belangrijk – zeer belangrijk] 2. In hoeverre richt uw opleiding zich op de ontwikkeling van de competentie? [Helemaal niet – enigszins – gemiddeld – veel – erg veel] 3. Wanneer kan deze competentie hoofdzakelijk het beste ontwikkeld worden? [Tijdens de opleiding – na de opleiding] Constructief afgestudeerden 1. In hoeverre was na afronding van uw opleiding de competentie ontwikkeld t.o.v. vereiste niveau door werkgever? [Zeer slecht – slecht – gemiddeld – goed – zeer goed – n.v.t.] 2. Wanneer kan deze competentie hoofdzakelijk het beste ontwikkeld worden? [Tijdens de opleiding – na de opleiding] De basis voor de analyse is de bedrijven en overhedenenquête, omdat deze de beste indicatie geeft van wat er daadwerkelijk vanuit de praktijk gewenst is. Ook geeft dit de beste indicatie van de beoordeling over de aanwezigheid van competenties vanuit de vraagkant.
www.avanteconsultancy.nl
26 / 63
Met deze basis kunnen verbanden met de vragen en antwoorden van de andere twee respondentengroepen worden gelegd. Daardoor wordt duidelijk hoe constructief afgestudeerden oordelen over hun aansluiting op de vraag vanuit de praktijk en wordt duidelijk op de ontwikkeling van welke competenties de opleidingen zich richten. Om de analyse uit te voeren, zijn eerst een aantal tussenstappen genomen. Deze zijn in de volgende twee paragrafen (4.1 en 4.2) toegelicht. De drie paragrafen die daarna volgen (4.3, 4.4 en 4.5), geven een toelichting op de verschillende enquêtes.
4.1
Stap 1: Omzetten naar scores
Allereerst zijn de antwoordopties op alle vragen over competenties omgezet naar numerieke scores. Deze omzetting is voor de vragen in de bedrijven en overhedenenquête weergegeven in Tabel 4.1. Voor de twee overige enquêtes heeft een zelfde omzetting plaatsgevonden. Aanwezigheid competentie Zeer slecht Slecht Gemiddeld Goed Zeer goed
Score 1 2 3 4 5
Belangrijkheid competentie Zeer onbelangrijk Onbelangrijk Neutraal Belangrijk Zeer belangrijk
Score 1 2 3 4 5
Tabel 4.1. Omzetten aanwezigheid en belangrijkheid competenties in scores.
4.2
Stap 2: Classificatie competenties
In Tabel 4.2 zijn de minimum en maximum scores voor de aanwezigheid en belangrijkheid van competenties per opleidingsniveau, volgens bedrijven en overheden, weergegeven. Hieruit blijkt dat over het algemeen de aanwezigheid van de genoemde competenties belangrijk wordt gevonden: zowel de minimale als de maximale score zijn vrij hoog. Daarnaast blijkt dat de bandbreedte, het verschil tussen de minimale en maximale scores, van de aanwezigheid van competenties lager ligt dan de bandbreedte van de belangrijkheid van de competenties.
Belangrijkheid Aanwezigheid
HBO Minimum Maximum 3,49 4,58 2,61 3,58
WO Minimum Maximum 3,62 4,6 2,94 3,86
Tabel 4.2. Minimale en maximale scores voor belangrijkheid en aanwezigheid van competenties voor HBO en WO.
Over de combinatie belangrijkheid en aanwezigheid, is een aantal uitgangspunten opgesteld:
Een erg belangrijke competentie dient (erg) goed aanwezig te zijn; Een erg belangrijke competentie die gemiddeld tot goed aanwezig is, is voor verbetering vatbaar, omdat de belangrijkheid goede aanwezigheid verlangt; Een erg belangrijke competentie die slecht aanwezig is, is problematisch, omdat een slecht aanwezige competentie dan vaak benodigd is in de praktijk; Een neutraal tot belangrijke competentie is bij voorkeur goed aanwezig; Een neutraal tot belangrijke competentie die gemiddeld tot goed aanwezig is, is suboptimaal, omdat het aansluit op het gewenste niveau, maar de aanwezigheid wel verbeterd kan worden voor beter resultaat;
www.avanteconsultancy.nl
27 / 63
Een neutraal tot belangrijke competentie die slecht aanwezig is, is minder problematisch dan een erg belangrijke competentie die slecht aanwezig is, omdat deze in de praktijk minder benodigd is.
De aanwezigheid en belangrijkheid kunnen vervolgens op basis van de scores van Tabel 4.1 en deze uitgangspunten tegen elkaar worden uitgezet. De verkregen combinatie wordt vervolgens geclassificeerd als zeer slecht (--), slecht (-), gemiddeld (+/-), goed (+), zeer goed (++) of uitstekend (+++). In Tabel 4.2 is de bandbreedte bij zowel de belangrijkheid als de aanwezigheid vrij klein. Daarom is er voor gekozen om bij de classificatie van aanwezigheid een bandbreedte van 0,5 te hanteren. Omdat de belangrijkheid altijd hoog is, is de bandbreedte hier 1,0. Bij aanwezigheid schommelen de resultaten namelijk veel meer tussen slecht en goed dan bij belangrijkheid tussen belangrijk en onbelangrijk. De classificaties zijn weergegeven in Tabel 4.3. Uit deze classificatie valt te bepalen of en in hoeverre de aanwezigheid van een competentie aansluit op de wensen (belangrijkheid) vanuit de praktijk.
Slecht tot gemiddeld aanwezig (2,5-3,0) Gemiddeld tot goed aanwezig (3,0-3,5) Goed aanwezig (>3,5)
Redelijk belangrijk (3-4) Slecht (-) Goed (+) Zeer goed (++)
Erg belangrijk(>4) Zeer slecht (--) Gemiddeld (+/-) Uitstekend (+++)
Tabel 4.3. Classificatie aanwezigheid en belangrijkheid competenties.
De classificatie ‘zeer slecht’ betekent dat een verbeterde ontwikkeling van deze competentie noodzakelijk is, gelet op de aanwezigheid en de hoge belangrijkheid van de competentie. Waar dit door komt is af te leiden uit de respons van de opleidingen en constructief afgestudeerden enquêtes. Bij de classificatie ‘slecht’ is de noodzaak iets lager omdat de competentie minder belangrijk is, maar wegens de slecht tot gemiddelde aanwezigheid van de competentie is verbetering hierbij belangrijk. Bij de classificatie ‘gemiddeld’ kan de competentie verbeterd worden, omdat de competentie erg belangrijk is en de aanwezigheid verbeterd kan worden. Deze verbetering is echter niet strikt noodzakelijk, omdat de competentie al gemiddeld tot goed aanwezig is. De classificatie ‘goed’ betekent dat verbetering niet noodzakelijk is, maar in sommige gevallen wel gewenst. Deze competentie sluit namelijk nog niet perfect aan op de wensen vanuit bedrijven en overheden, waardoor de ontwikkeling van deze competentie wel verbeterd kan worden. De classificatie ‘zeer goed’ betekent dat de aanwezigheid van de competentie goed is. Gelet op de belangrijkheid van de competentie wordt in sommige gevallen te veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van deze competentie, wat ten koste kan gaan van de ontwikkeling van andere competenties. De classificatie ‘uitstekend’ wordt toegekend aan erg belangrijke competenties die goed aanwezig zijn, omdat een erg belangrijke competentie veel aandacht verdient en een goede aanwezigheid hiervan gewenst is. Verbetering is bij deze competenties niet nodig, maar het niveau dient wel vastgehouden te worden.. De analyse van de competenties van constructief afgestudeerden is vervolgens voor het HBO en WO afzonderlijk uitgewerkt, omdat (verwacht wordt dat) bij deze groepen verschillende competenties worden ontwikkeld en gevraagd (praktijkgericht versus academisch).
www.avanteconsultancy.nl
28 / 63
4.3
Toelichting bedrijven en overheidsinstellingenenquête
Aan de bedrijven en overheidsinstellingen is per competentie gevraagd in hoeverre zij de aanwezigheid van een competentie belangrijk vinden en in hoeverre deze volgens hen bij constructief afgestudeerden aanwezig is. Indien de respondenten aangaven dat een competentie ‘slecht’ of ‘zeer slecht’ aanwezig is, is een vervolgvraag gesteld over wanneer deze competentie dan voornamelijk alsnog aangeleerd wordt. Deze laatste vraag is gesteld om te bepalen of het niet aansluiten van de aanwezigheid van een competentie op de vraag naar deze competentie wel of niet problemen oplevert in de praktijk. Een slecht tot gemiddeld aanwezige competentie die voornamelijk alsnog aangeleerd wordt in het werkveld is het meest wenselijk. Een slecht tot gemiddeld aanwezige competentie die niet meer aan te leren is of via een externe opleiding alsnog aangeleerd moet worden, is echter niet wenselijk. Voor competenties die als classificatie ‘-‘ of ‘--‘ hebben, wordt daarom in de analyse bovendien aangegeven hoe deze voornamelijk alsnog aangeleerd kan worden.
4.4
Toelichting onderwijsinstellingenenquête
Aan de HBO en WO onderwijsinstellingen is gevraagd in hoeverre zij verwachten dat de aanwezigheid van een competentie door de bedrijven en overheidsinstellingen belangrijk wordt geacht, in hoeverre de opleiding waaraan zij werkzaam zijn zich richt op de ontwikkeling van deze competentie en of zij vinden dat de competentie het beste tijdens of na de opleiding aangeleerd kan worden. Een vergelijking van de antwoorden op de eerste vraag met de belangrijkheid die aangegeven is in de bedrijven en overhedenenquête levert interessante informatie op over eventuele mispercepties van belangrijkheid van competenties door onderwijsinstellingen. De tweede vraag, in combinatie met de belangrijkheid van de competentie volgens bedrijven en overheden, geeft aan of een onderwijsinstelling voldoende aandacht besteedt aan de ontwikkeling van een competentie. De derde vraag geeft aan of een competentie volgens de onderwijsinstellingen tijdens of na de opleiding aangeleerd dient te worden. In combinatie met het antwoord op de tweede vraag kan bepaald worden of een opleiding zich voldoende richt op de ontwikkeling van een competentie.
4.5
Toelichting constructief afgestudeerden enquête
Aan de constructief afgestudeerden is gevraagd in hoeverre een bepaalde competentie volgens hen aanwezig was t.o.v. het gewenste niveau (de verwachte vraag van de bedrijven en overheidsinstellingen) en of een competentie volgens hen het beste tijdens of na de opleiding aangeleerd kan worden. Uit de eerste vraag blijkt in hoeverre het competentieniveau na afronding van de constructieve opleiding, in de ogen van de constructief afgestudeerde, voldoende ontwikkeld was. Een vergelijking van dit antwoord met de classificatie die opgesteld is op basis van de bedrijven en overhedenenquête geeft inzicht in de mate waarin constructief afgestudeerden zichzelf over- of onderschatten.
www.avanteconsultancy.nl
29 / 63
De tweede vraag geeft aan of constructief afgestudeerden denken dat de competentie gemakkelijker aan te leren is in het werkveld of dat dit tijdens de opleiding dient te gebeuren. Constructief afgestudeerden hebben hier de meest recente ervaring mee, dus kunnen dit goed aangeven.
www.avanteconsultancy.nl
30 / 63
5 Competenties HBO Dit hoofdstuk behandelt de competenties van constructief afgestudeerden aan een HBO opleiding. Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd. Eerst wordt de algemene kwaliteit van constructief afgestudeerden besproken. Vervolgens worden de volgende vijf competentiegroepen één voor één besproken: algemene, sociaalcommunicatieve, zelfsturende, functiespecifieke en kenniscompetenties. Tot slot wordt een conclusie over alle competenties gegeven.
5.1
Algemene kwaliteit
Voordat de competenties besproken worden, is eerst een algemene vraag gesteld. Deze vraag is enkel gesteld in de bedrijven en overhedenenquête. Er is gevraagd hoe zij over het algemeen de kwaliteit van constructief afgestudeerden afkomstig van het HBO waarderen. De antwoorden hiervan zijn weergegeven in Figuur 5.1. Hieruit blijkt dat 56,7% van de bedrijven en overheden aangeeft dat ze de kwaliteit neutraal waarderen. Verder geeft 22,5% aan dat de kwaliteit goed tot zeer goed is en 20,8% slecht tot zeer slecht. De gemiddelde score die hierbij hoort is 2,98. Dit geeft aan dat de kwaliteit van constructieve afstudeerders van het HBO neutraal gewaardeerd wordt. Dit suggereert dat het niet direct problemen oplevert, maar het is te verwachten dat de kwaliteit bij een aantal competenties niet voldoende aanwezig zal zijn, omdat enige spreiding aannemelijk is.
Kwaliteit constructieve afstudeerders van HBO 0.8%
5.0% Zeer slecht
21.7%
15.8%
Slecht Neutraal Goed
56.7% Zeer goed
Figuur 5.1. Kwaliteit constructieve afstudeerders van HBO opleiding volgens bedrijven en overheden.
Aan de constructief afgestudeerden is ook een algemene vraag gesteld, namelijk wat zij in het algemeen vinden van de aansluiting van de bij hen aanwezige competenties na afronding van de constructieve opleiding op de door het bedrijfsleven en overheden gewenste competenties. De resultaten zijn weergegeven in Figuur 5.2. Ruim 59% van de constructief afgestudeerden geeft aan dat de competenties gemiddeld zijn ontwikkeld t.o.v. het gewenste niveau. 24,5% vindt dat zij in goede mate de competenties beheersen terwijl 10% vindt dat ze slecht ontwikkeld zijn. De gemiddelde waardering komt hiermee op 3,18. De verdeling komt redelijk overeen met de algemene waardering van de bedrijven en overheden, de gemiddelde score ligt net iets hoger.
www.avanteconsultancy.nl
31 / 63
Aansluiting aanwezige competenties op gewenste competenties volgens constructief afgestudeerden (HBO) 4.1%
2.0% 10.2% Zeer slecht
24.5%
Slecht Gemiddeld Goed 59.2%
Zeer goed
Figuur 5.2. Aansluiting aanwezige competenties op gewenste competenties volgens constructief afgestudeerden (HBO).
5.2
Algemene competenties
De algemene competenties betreffen de competenties analytisch denkvermogen, projectmatig werken, kwaliteitsgericht werken, probleemoplossend vermogen en contextueel denken. Deze competenties worden over het algemeen door de bedrijven en overheden als belangrijk bestempeld. De competenties zijn bij constructief afgestudeerden volgens de bedrijven en overheden echter niet allen naar behoren aanwezig. De scores en classificaties van de algemene competenties zijn weergegeven in Tabel 5.1 en Tabel 5.2. Daarin is tevens aangegeven hoe een niet aanwezige competentie volgens bedrijven en overheden alsnog aangeleerd kan worden en of een competentie volgens opleidingen en constructief afgestudeerden het beste tijdens de opleiding aangeleerd kan worden. Per competentie zijn de resultaten toegelicht. Algemene competenties Analytisch denkvermogen Projectmatig werken Kwaliteitsgericht werken Probleemoplossend vermogen Contextueel denken
Belangrijk Aanwezig Alsnog aan te leren 4,14 2,88 In het werkveld/niet meer aan te leren 3,76 3,25 n.v.t. 4,23 3,03 n.v.t. 4,25 2,83 In het werkveld 3,57 2,92 In het werkveld
Classificatie -+ +/--
Tabel 5.1. Resultaten bedrijven en overhedenenquête: algemene competenties.
www.avanteconsultancy.nl
32 / 63
Opleidingen Algemene competenties
Analytisch denkvermogen Projectmatig werken Kwaliteitsgericht werken Probleemoplossend vermogen Contextueel denken
Belangrijk voor bedrijven 4,65 3,94 4,12 4,47
Aandacht in opleiding 4,00 4,35 3,35 3,88
Percentage tijdens opleiding 88% 65% 65% 94%
3,88
3,41
77%
Constructief afgestudeerden Aanwezig Percentage t.o.v. vereist tijdens opleiding 3,47 75% 3,83 60% 3,32 43% 3,26 62% 3,07
60%
Tabel 5.2. Resultaten opleidingen en constructief afgestudeerden enquête: algemene competenties.
Analytisch denkvermogen De competentie 'analytisch denkvermogen' wordt erg belangrijk gevonden, maar is slecht tot gemiddeld aanwezig. Hierdoor scoort deze competentie erg slecht (--). Volgens de bedrijven en overheden is het daarom belangrijk dat deze competentie verbeterd wordt. Veel respondenten (48%) geven aan dat de competentie nog in het werkveld wordt aangeleerd. Er zijn echter ook veel respondenten (28%) die aangegeven dat de competentie na afronding van de opleiding niet meer aan te leren is. Dit laatste is de minst wenselijke situatie. De opleidingen geven aan dat zij verwachten dat deze competentie erg belangrijk is voor bedrijven en overheden en dat er bij de opleidingen veel aandacht aan de ontwikkeling van deze competentie wordt besteed. Tevens denken opleidingen dat de competentie vooral in de opleiding aangeleerd moet worden. Onlangs constructief afgestudeerden geven ook aan dat de competentie vooral in de opleiding aangeleerd zou moeten worden. Zij vinden zelf echter dat de competentie gemiddeld tot goed aanwezig is ten opzichte van het vereiste niveau. Constructief afgestudeerden overschatten zichzelf daarmee op dit gebied. Deze competentie vereist duidelijk verbetering. Ondanks dat er al veel aandacht wordt besteed aan deze competentie tijdens de opleiding, is de competentie niet voldoende aanwezig. Zeker omdat respondenten aangeven dat de competentie na de opleiding niet meer kan worden aangeleerd, is extra aandacht tijdens de opleiding vereist. Projectmatig werken De competentie 'projectmatig werken' wordt redelijk belangrijk gevonden en is gemiddeld tot goed aanwezig. Hierdoor scoort deze competentie goed (+). Opleidingen besteden erg veel aandacht aan het werken in projecten. De constructief afgestudeerden vinden dat de competentie goed aanwezig is. Kwaliteitsgericht werken De competentie 'kwaliteitsgericht werken' wordt erg belangrijk gevonden en is gemiddeld tot goed aanwezig. Hierdoor scoort deze competentie gemiddeld (+/-). Deze score is niet direct problematisch, maar er is wel degelijk ruimte voor verbetering aanwezig. Aangezien de competentie erg belangrijk wordt gevonden, is dit waarschijnlijk ook wenselijk.
www.avanteconsultancy.nl
33 / 63
De opleidingen besteden veel aandacht aan deze competentie en constructief afgestudeerden vinden ook dat zij gemiddeld tot goed kwaliteitsgericht werken. De meerderheid van de constructief afgestudeerden (57%) geeft aan dat deze competentie het beste in het werkveld kan worden aangeleerd. Op het gebied van kwaliteitsgericht werken is dus verbetering mogelijk. Omdat onderwijsinstellingen al veel aandacht aan de ontwikkeling van deze competentie besteden en omdat er door constructief afgestudeerden aangegeven wordt dat deze competentie beter na de opleiding aangeleerd kan worden, kan men zich afvragen hoe dringend dit is. Probleemoplossend vermogen De competentie 'probleemoplossend vermogen' wordt ook erg belangrijk gevonden, maar is slecht tot gemiddeld aanwezig. Hierdoor scoort ook deze competentie erg slecht (--). Volgens de bedrijven en overheden is het dus belangrijk dat deze competentie verbeterd wordt. De bedrijven en overheden geven aan dat probleemoplossend vermogen nog ontwikkeld kan worden in het werkveld, wat het meest wenselijk is. De opleidingen geven aan dat zij verwachten dat de competentie erg belangrijk is voor bedrijven en overheden, dit is een juiste inschatting. Er wordt veel aandacht besteed aan deze competentie in de opleiding. De opleidingen achten het noodzakelijk dat deze competentie in de studie aangeleerd wordt. Onder de constructief afgestudeerden zijn de meningen verdeeld over wanneer deze competentie het beste aangeleerd kan worden. 62% vindt dat deze in de opleiding moet worden aangeleerd, 38% geeft aan dat dit in het werkveld moet gebeuren. De constructief afgestudeerden vinden dat de competentie probleemoplossend vermogen gemiddeld tot goed aanwezig is. Zij schatten de aanwezigheid dus hoger in dan de bedrijven en overheden. Aangezien de competentie slecht beheerst wordt, maar vaak alsnog aangeleerd wordt in het werkveld is verbetering niet direct noodzakelijk, maar wel gewenst. Contextueel denken De competentie 'contextueel denken' is redelijk belangrijk en is slecht tot gemiddeld aanwezig. Hierdoor scoort deze competentie slecht (-). Een verbetering op dit gebied is dus wenselijk. Bedrijven en overheden geven wel aan dat de competentie vervolgens alsnog aangeleerd wordt in het werkveld. Zoals aangegeven is dit de meest wenselijke manier om een onvoldoende aanwezige competentie alsnog aan te leren. Contextueel denken is volgens de opleidingen voor bedrijven en overheden belangrijk en er wordt dan ook veel aandacht aan besteed in de opleiding. Deze competentie hoort volgens de opleidingen ook aangeleerd te worden in de studie. Constructief afgestudeerden zijn het hier grotendeels mee eens, alhoewel toch 40% aangeeft dat contextueel denken het beste in het werkveld kan worden aangeleerd. Zij geven aan dat deze competentie iets boven gemiddeld wordt beheerst. Dit is iets hoger dan de bedrijven en overheden maar het verschil is gering.
5.3
Sociaalcommunicatieve competenties
De sociaalcommunicatieve competenties 'communiceren' en 'samenwerken' zijn voor bedrijven en overheden beiden erg belangrijk. De aanwezigheid wordt respectievelijk als gemiddeld tot goed en www.avanteconsultancy.nl
34 / 63
goed beoordeeld. Communiceren wordt hierdoor als gemiddeld (+/-) geclassificeerd en samenwerken als uitstekend (+++). Zowel opleidingen als constructief afgestudeerden geven aan dat het belangrijk is dat er tijdens de opleiding aandacht wordt besteed aan deze competenties. Volgens de opleidingen gebeurt dit ook. De constructief afgestudeerden vinden dat beide competenties op het moment van afstuderen goed ontwikkeld zijn. De competentie communiceren kan verder verbeterd worden maar dit is momenteel niet heel dringend. Sociaalcommunicatieve competenties Communiceren Samenwerken
Belangrijk Aanwezig Alsnog aan te leren 4,14 4,00
3,28 3,58
n.v.t. n.v.t.
Classificatie +/+++
Tabel 5.3. Resultaten bedrijven en overhedenenquête: sociaalcommunicatieve competenties.
Opleidingen Sociaalcommunicatieve competenties Communiceren Samenwerken
Belangrijk volgens bedrijven 3,94 4,00
Aandacht in opleiding 3,82 4,06
Percentage tijdens opleiding 82% 77%
Constructief afgestudeerden Aanwezig Percentage t.o.v. vereist tijdens opleiding 3,64 64% 3,98 75%
Tabel 5.4. Resultaten opleidingen en constructief afgestudeerden enquête: sociaalcommunicatieve competenties.
5.4
Zelfsturende competenties
De zelfsturende competentie 'zelfverantwoordelijk werken en leren' wordt door bedrijven en overheden erg belangrijk gevonden. Deze competentie is bij constructief afgestudeerden van het HBO echter slechts slecht tot gemiddeld aanwezig. Zelfverantwoordelijk werken en leren scoort daarmee zeer slecht (--). De meeste respondenten van de bedrijven en overhedenenquête geven aan dat de competentie alsnog in het werkveld aan te leren is. Dit is de meest wenselijke manier om een gebrekkige competentie alsnog na de opleiding te ontwikkelen. De onderwijsinstellingen zijn er van op de hoogte dat deze competentie zeer belangrijk is voor het bedrijfsleven en overheden en besteden er ook veel aandacht aan. Zowel de opleidingen als de constructief afgestudeerden geven aan dat zij vinden dat zelfverantwoordelijk werken en leren tijdens de opleiding aangeleerd moet worden. In tegenstelling tot de bedrijven en overheden hebben constructief afgestudeerden zelf wel het idee dat deze competentie goed ontwikkeld is. Bij de competentie zelfverantwoordelijk werken en leren bestaat duidelijk een mismatch tussen de ervaringen van de bedrijven en overheden en de percepties van de constructief afgestudeerden. Echter, omdat de competentie voornamelijk alsnog in het werkveld aangeleerd wordt is verbetering wenselijk, maar niet noodzakelijk. Zelfsturende competenties Zelfverantwoordelijk werken & leren
Belangrijk Aanwezig Alsnog aan te leren
4,03
2,9
In het werkveld
Classificatie
--
Tabel 5.5. Resultaten bedrijven en overhedenenquête: zelfsturende competenties.
www.avanteconsultancy.nl
35 / 63
Opleidingen Zelfsturende competenties
Belangrijk volgens bedrijven
Aandacht in opleiding
Percentage tijdens opleiding
4,24
3,65
100%
Zelfverantwoordelijk werken & leren
Constructief afgestudeerden Aanwezig Percentage t.o.v. vereist tijdens opleiding 3,61
74%
Tabel 5.6. Resultaten opleidingen en constructief afgestudeerden enquête: zelfsturende competenties.
5.5
Functiespecifieke competenties
Functiespecifieke competenties omvatten de competenties ontwerpen, modelleren t.b.v. visualisaties, modelleren t.b.v. berekeningen, detailleren, berekenen, plannen en organiseren, en rapporteren. Over het algemeen kunnen we zien dat er op deze competenties slecht wordt gescoord en dat hier veel verbetering gewenst is. Functiespecifieke competenties
Belangrijk Aanwezig Alsnog aan te leren
Ontwerpen Modelleren t.b.v. visualisaties
3,55 3,55
2,62 3,18
Modelleren t.b.v. berekeningen Detailleren Berekenen Plannen & Organiseren Rapporteren
4,22 4,10 4,28 3,49 3,77
2,81 2,61 2,89 3,08 3,02
Classificatie
In het werkveld n.v.t. In het werkveld /interne/externe cursus In het werkveld Externe opleiding n.v.t. n.v.t.
+ ---+ +
Tabel 5.7. Resultaten bedrijven en overhedenenquête: functiespecifieke competenties.
Opleidingen Functiespecifieke competenties Ontwerpen Modelleren t.b.v. visualisaties Modelleren t.b.v. berekeningen Detailleren Berekenen Plannen & Organiseren Rapporteren
Constructief afgestudeerden Aanwezig Percentage t.o.v. vereist tijdens opleiding 2,93 58%
Belangrijk volgens bedrijven 4,00
Aandacht in opleiding 3,41
Percentage tijdens opleiding 65%
3,53
3,06
53%
3,00
61%
4,24 4,00 4,18 3,41 3,94
3,82 3,00 3,71 3,35 3,82
88% 65% 88% 65% 100%
3,07 2,83 3,22 3,42 3,27
74% 65% 67% 58% 67%
Tabel 5.8. Resultaten opleidingen en constructief afgestudeerden enquête: functiespecifieke competenties.
Ontwerpen De competentie 'ontwerpen' is voor bedrijven en overheden redelijk belangrijk en de respondenten geven aan dat deze competentie slecht tot gemiddeld aanwezig is. Hierdoor wordt deze competentie als slecht (-) geclassificeerd. De competentie kan wel alsnog in het werkveld aangeleerd worden. De opleidingen schatten de competentie nog iets belangrijker in dan deze in werkelijkheid voor het bedrijfsleven en overheden is en zij besteden er veel aandacht aan. Constructief afgestudeerden zijn www.avanteconsultancy.nl
36 / 63
het eens met het bedrijfsleven en overheden en zijn zich er van bewust dat deze competentie gemiddeld tot slechter was ontwikkeld dan vereist werd door hun werkgever. Over het algemeen zijn de onderwijsinstellingen (65%) en constructief afgestudeerden (58%) van mening dat ontwerpen aangeleerd moet worden tijdens de opleiding. Er zijn echter ook respondenten (zowel opleidingen als afgestudeerden) die aangeven dat het beter kan na de opleiding. Constructief afgestudeerden beheersen de competentie ontwerpen onvoldoende. Maar omdat deze alsnog is aan te leren in het werkveld, is verbetering wenselijk, maar niet per se noodzakelijk. Modelleren t.b.v. visualisaties De competentie 'modelleren t.b.v. visualisaties' is voor bedrijven en overheden redelijk belangrijk en constructief afgestudeerden beheersen deze competentie volgens de respondenten gemiddeld tot goed. De aansluiting tussen vraag en beheersing van de competentie is goed en daarmee krijgt deze dus ook de classificatie goed (+). De onderwijsinstellingen schatten goed in hoe belangrijk deze competentie is en besteden er gemiddeld aandacht aan. De besteedde aandacht is relatief iets lager ten opzichte van andere competenties. De helft van de respondenten van de opleidingenenquête vindt ook dat deze competentie beter na de opleiding ontwikkeld kan worden. Constructief afgestudeerden geven ook aan dat deze competentie gemiddeld ontwikkeld is. 40% van de respondenten van deze groep geeft aan dat deze competentie beter na de opleiding kan worden aangeleerd. 16% van de constructief afgestudeerden geeft aan dat deze competentie in de startfunctie niet door zijn of haar werkgever geëist werd. De competentie scoort dus goed en alle drie respondentengroepen zitten op één lijn. Modelleren t.b.v. berekeningen De competentie 'modelleren t.b.v. berekeningen' is voor bedrijven en overheden erg belangrijk, maar slechts slecht tot gemiddeld bij constructief afgestudeerden aanwezig. Hierdoor scoort de competentie zeer slecht (--). Het modelleren t.b.v. berekeningen kan volgens bedrijven en overheden het beste alsnog worden aangeleerd in het werkveld of door middel van interne en externe cursussen. De opleidingen zitten wat betreft belangrijkheid van deze competentie op één lijn met het bedrijfsleven en overheden en besteden er ook veel aandacht aan. De afgestudeerden vinden zelf dat ze het modelleren t.b.v. berekeningen gemiddeld tot goed beheersen, hoewel het meer naar gemiddeld neigt. Verder gaf 12% van de afgestudeerden aan dat deze competentie niet van hen vereist werd in hun startfunctie. Zowel de opleidingen als constructief afgestudeerden zijn van mening dat deze competentie gedurende de opleiding aangeleerd moet worden. Gezien het feit dat deze competentie erg belangrijk is, relatief slecht aanwezig is en via een interne of externe opleiding alsnog aangeleerd moet worden, is verbetering voor deze competentie noodzakelijk. Detailleren De competentie 'detailleren' is voor het bedrijfsleven en overheden erg belangrijk. De competentie is echter slecht tot gemiddeld aanwezig bij onlangs constructief afgestudeerden. Ook deze
www.avanteconsultancy.nl
37 / 63
competentie scoort daarmee zeer slecht (--). De competentie wordt volgens bedrijven en overheden wel alsnog in het werkveld aangeleerd. De opleidingen beseffen dat de competentie voor de bedrijven en overheden erg belangrijk is, maar er wordt slechts gemiddeld aandacht aan besteed. De constructief afgestudeerden geven ook aan dat zij deze competentie slechts slecht tot gemiddeld beheersen. Van zowel de onderwijsinstellingen als de afgestudeerden vindt het grootste deel dat de competentie detailleren vooral tijdens de opleiding aangeleerd dient te worden. Aangezien detailleren erg belangrijk wordt geacht en relatief slecht ontwikkeld is, maar wel alsnog in het werkveld aangeleerd kan worden, is verbetering wenselijk, maar niet noodzakelijk. Berekenen De competentie 'berekenen' wordt door de bedrijven en overheden als erg belangrijk gezien en hiervan zijn de opleidingen zich ook bewust. Ook de competentie berekenen is relatief slecht aanwezig, namelijk slecht tot gemiddeld. De competentie krijgt daarmee de classificatie zeer slecht (-). Indien de competentie onvoldoende aanwezig is, wordt deze voornamelijk door middel van een externe opleiding alsnog aangeleerd. Dit is een van de minder wenselijke manieren om een competentie alsnog aan te leren. Volgens de opleidingen wordt er wel veel aandacht aan berekenen besteed en de constructief afgestudeerden vinden zelf dat zij het berekenen gemiddeld tot goed onder de knie hebben. Hier is dus duidelijk sprake van verschillende percepties. Alle partijen geven aan dat deze competentie vooral tijdens de opleiding moet worden aangeleerd. Aangezien de competentie onvoldoende aanwezig is volgens het bedrijfsleven en overheden, moet hier tijdens de opleiding meer of beter in onderwezen worden. Plannen & organiseren De competentie ‘plannen en organiseren’ is redelijk belangrijk voor bedrijven en overheden, en de aanwezigheid hiervan waarderen zij als gemiddeld tot goed, waardoor deze competentie als goed (+) geclassificeerd wordt. Opleidingen geven aan dat deze competentie erg belangrijk is en besteden hier gemiddeld tot veel aandacht aan. Zij vinden bovendien dat deze competentie hoofdzakelijk tijdens de opleiding aangeleerd dient te worden. Van de constructief afgestudeerden geeft juist 56% aan dat deze competentie hoofdzakelijk na de opleiding aangeleerd dient te worden. Dit betekent dat zij ervaren hebben dat deze competentie beter in het werkveld aan te leren is. Het is derhalve niet noodzakelijk om in de opleidingen extra aandacht aan deze competentie te besteden, ook omdat de aanwezigheid door bedrijven en overheden als gemiddeld tot goed wordt beoordeeld. Rapporteren De competentie ‘rapporteren’ is voor bedrijven en overheden redelijk belangrijk en net boven gemiddeld aanwezig. Dit resulteert in een classificatie goed (+). De onderwijsinstellingen geven een lagere belangrijkheid aan dan bedrijven en overheden, waardoor hier ook minder aandacht voor is in de opleiding. Een lager percentage (67%) geeft daarom ook aan dat dit hoofdzakelijk tijdens de opleiding aangeleerd dient te worden. Dit percentage is bij
www.avanteconsultancy.nl
38 / 63
constructief afgestudeerden nog lager (56%). Dit betekent dat de competentie voor een groot deel ook in het werkveld aangeleerd wordt. Gezien het bovenstaande is er geen extra aandacht nodig voor rapporteren binnen opleidingen. Er moet op gelet worden dat het niveau niet daalt aangezien net 'gemiddeld tot goed' wordt gescoord.
5.6
Kenniscompetenties
De kenniscompetenties zijn allen belangrijk tot erg belangrijk voor de bedrijven en overheden. Opvallend is dat volgens de bedrijven en overheden al deze competenties slecht tot gemiddeld aanwezig zijn. Hierdoor scoren alle zes kenniscompetenties slecht of zeer slecht. De opleidingen beseffen erg goed hoe belangrijk deze competenties voor de bedrijven en overheden zijn, maar toch wordt er aan sommige competenties slechts gemiddeld aandacht besteed. Alle drie respondentgroepen geven aan dat alle kenniscompetenties gedurende de opleiding aangeleerd moeten worden. Tevens blijkt dat de constructief afgestudeerden zichzelf overschatten. Op analysetechnieken na, zijn zij van mening dat de kenniscompetenties gemiddeld tot goed beheerst worden. Veel van de kenniscompetenties worden na de opleiding alsnog aangeleerd door middel van een externe opleiding, dit is een onwenselijke situatie. Kenniscompetenties
Belangrijk Aanwezig Alsnog aan te leren
Materiaalkunde
3,93
2,93
Wiskunde Toegepaste mechanica
3,75 4,58
2,83 2,69
Analysetechnieken
3,61
2,84
Constructieleer Uitvoeringstechnieken
4,40 3,93
2,87 2,66
In het werkveld/externe opleiding Externe opleiding/niet meer aan te leren Externe opleiding In het werkveld/externe opleiding Externe opleiding/in het werkveld In het werkveld
Classificatie
---
Tabel 5.9. Resultaten bedrijven en overhedenenquête: kenniscompetenties.
Opleidingen Kenniscompetenties
Materiaalkunde Wiskunde Toegepaste mechanica Analysetechnieken Constructieleer Uitvoeringstechnieken
Belangrijk volgens bedrijven 3,88 3,76 4,53 3,65 4,53 3,88
Aandacht in opleiding 3,00 2,76 3,71 3,06 3,82 3,18
Percentage tijdens opleiding 82% 100% 94% 77% 77% 71%
Constructief afgestudeerden Aanwezig Percentage t.o.v. vereist tijdens opleiding 3,24 94% 3,32 100% 3,33 98% 2,90 76% 3,22 85% 3,09 50%
Tabel 5.10. Resultaten opleidingen en constructief afgestudeerden enquête: kenniscompetenties.
Kennis van materiaalkunde 'Kennis van materiaalkunde' is redelijk belangrijk en is slecht tot gemiddeld aanwezig, waardoor deze competentie slecht (-) scoort. Regelmatig wordt deze kennis alsnog aangeleerd in het werkveld (50%), maar er is ook vaak genoeg een externe opleiding nodig (41%).
www.avanteconsultancy.nl
39 / 63
De opleidingen schatten uitstekend in hoe belangrijk kennis van materiaalkunde is voor de bedrijven en overheden. Over het algemeen wordt er gemiddeld aandacht besteed aan materiaalkunde binnen de opleidingen. Het overgrote deel (82%) van de opleidingen is van mening dat materiaalkunde noodzakelijke kennis van afgestudeerden is en dat dit vooral aangeleerd moet worden tijdens de opleiding. Veruit de meeste onlangs constructief afgestudeerden zijn het daar mee eens (94%). De constructief afgestudeerden schatten hun kennis van materiaalkunde hoger in dan dat de bedrijven en overheden aangeven. Zij vinden namelijk dat ze op deze competentie gemiddeld tot goed scoren. Gezien de score van deze competentie is verbetering noodzakelijk, vooral omdat de competentie een externe opleiding vereist om alsnog aangeleerd te worden. Kennis van wiskunde 'Kennis van wiskunde' scoort ook slecht (-), vanwege dezelfde redenen als de hierboven beschreven kennis van materiaalkunde. Als de wiskundige kennis ondermaats aanwezig is bij een afgestudeerde, dan wordt deze het vaakst via een externe opleiding alsnog aangeleerd (49%). 29% van de respondenten geeft aan dat de competentie nauwelijks meer aan te leren is na afronding van de studie. De onderwijsinstellingen schatten ook hier de belangrijkheid uitstekend in. Er wordt echter minder dan gemiddeld aandacht aan besteed. Dit is vreemd aangezien 100% van de respondenten van mening is dat wiskundige kennis tijdens de opleiding aangeleerd dient te worden. Ook alle geënquêteerde constructief afgestudeerden vinden dat wiskundige kennis vooral in de opleiding geleerd moet worden. Wederom geldt dat de constructief afgestudeerden hun capaciteiten hoger inschatten dan hun werkgevers. Op het gebied van wiskundige kennis is verbetering sterk noodzakelijk, omdat deze competentie regelmatig niet meer aan te leren is of enkel via een externe opleiding alsnog aangeleerd kan worden. Kennis van toegepaste mechanica 'Kennis van toegepaste mechanica' is erg belangrijk voor bedrijven en overheden. De competentie is bij de afgestudeerden slechts slecht tot gemiddeld aanwezig. Dit resulteert in een zeer slechte classificatie (--). Toegepaste mechanica wordt vrijwel altijd alsnog aangeleerd door middel van een externe opleiding. Dit lage niveau van constructief afgestudeerden op het gebied van toegepaste mechanica is opmerkelijk, aangezien er volgens de onderwijsinstellingen tijdens de opleiding veel aandacht aan wordt besteed . Kennis van toegepaste mechanica moet duidelijk aangeleerd worden tijdens de opleiding (zowel volgens onderwijsinstellingen als constructief afgestudeerden). De constructief afgestudeerden schatten zichzelf veel hoger in, namelijk gemiddeld tot goed. Een verbetering is sterk noodzakelijk, ook gezien het feit dat vaak een externe opleiding nodig is. Er wordt al veel aandacht aan besteed binnen de opleidingen maar blijkbaar moet toegepaste mechanica beter onderwezen of getoetst worden.
www.avanteconsultancy.nl
40 / 63
Kennis van analysetechnieken 'Kennis van analysetechnieken' scoort slecht (-), de competentie is namelijk redelijk belangrijk en slecht tot gemiddeld aanwezig. De competentie kan vaak alsnog aangeleerd worden in het werkveld (44%) wat positief is, maar er worden ook regelmatige externe opleidingen voor ingezet (40%). De opleidingen zitten qua belangrijkheid op één lijn met de bedrijven en overheden en er wordt in de opleiding gemiddeld aandacht aan besteed. Driekwart van zowel de opleidingen als constructief afgestudeerden vindt dat de competentie het beste tijdens de opleiding aangeleerd kan worden. De onlangs constructief afgestudeerden zijn het met het bedrijfsleven en overheden eens dat deze competentie slecht tot gemiddeld aanwezig is bij hen op het moment van afstuderen. De kennis van analysetechnieken dient verbeterd te worden, omdat externe opleidingen nodig zijn om deze competentie alsnog aan te leren. Kennis van constructieleer 'Kennis van constructieleer' is erg belangrijk voor de bedrijven en overheden. De competentie is echter slecht tot gemiddeld bij constructief afgestudeerden aanwezig, hierdoor scoort kennis van constructieleer zeer slecht (--). Een externe opleiding is vaak noodzakelijk wanneer de competentie onvoldoende beheerst wordt, een vervelende bijkomstigheid. Onderwijsinstellingen schatten wederom goed in hoe belangrijk de competentie is voor het bedrijfsleven en overheden en besteden er ook veel aandacht aan in het vakkenpakket dat zij aanbieden. Afgestudeerden schatten zichzelf wederom hoger in dan hun werkgevers, zij vinden dat kennis van constructieleer gemiddeld tot goed aanwezig is. Ook deze competentie moet volgens de respondenten vooral tijdens de opleiding aangeleerd worden. Verbetering van de kennis van constructieleer van constructief afgestudeerden is erg noodzakelijk gezien het belang ervan en de manier waarop deze anders alsnog wordt aangeleerd. Kennis van uitvoeringstechnieken 'Kennis van uitvoeringstechnieken' scoort slecht (-); de competentie is relatief slecht aanwezig en is redelijk belangrijk voor bedrijven en overheden. De competentie kan vaak alsnog in het werkveld aangeleerd worden. De opleidingen zitten ook hier qua belangrijkheid op één lijn met de bedrijven en overheden. Tijdens de opleiding wordt er iets meer dan gemiddeld aandacht aan besteed. Volgens driekwart van de respondenten van de onderwijsinstellingen moet kennis van uitvoeringstechnieken tijdens de opleiding aangeleerd worden. De helft van de afgestudeerden geeft daarentegen aan dat deze competentie het beste in het werkveld kan worden aangeleerd. Zij zijn van mening dat de competentie op het moment van afstuderen net boven gemiddeld ontwikkeld is. Kennis van uitvoeringstechnieken is slecht aanwezig, maar wordt wel alsnog aangeleerd in het werkveld, waardoor verbetering wenselijk is, maar niet noodzakelijk.
5.7
Conclusie
In Tabel 5.11 is een overzicht te vinden van alle competenties en de bijbehorende scores die dus afhankelijk zijn van hoe belangrijk ze zijn voor de bedrijven en overheden en in welke mate de constructief afgestudeerden de competentie beheersen. Het blijkt dat HBO-afgestudeerden het merendeel van de competenties onvoldoende beheersen, 14 van de 21 competenties scoren slecht
www.avanteconsultancy.nl
41 / 63
of zeer slecht. Deze competenties vragen dringend om verbetering, dit kan door er meer aandacht aan te besteden binnen de opleiding of door dezen beter te onderwijzen in de opleiding. Twee competenties zijn gemiddeld aanwezig, deze zijn voor verbetering vatbaar maar dit is niet heel dringend. Slechts 4 competenties zijn goed aanwezig.
Algemene competenties Analytisch denkvermogen Projectmatig werken Kwaliteitsgericht werken Probleemoplossend vermogen Contextueel denken Sociaalcommunicatieve competenties Communiceren Samenwerken Zelfsturende competenties Zelfverantwoordelijk werken en leren Functiespecifieke competenties Ontwerpen Modelleren t.b.v. visualisaties Modelleren t.b.v. berekeningen Detailleren Berekenen Plannen & organiseren Rapporteren Kenniscompetenties Materiaalkunde Wiskunde Toegepaste mechanica Analysetechnieken Constructieleer Uitvoeringstechnieken
Classificatie
Conclusie aansluiting
-+ +/--
Verbetering sterk noodzakelijk Goed Verbetering mogelijk, niet heel dringend Verbetering wenselijk Verbetering wenselijk
+/+++
Verbetering mogelijk, niet heel dringend Goed
--
Verbetering wenselijk
+ ---+ +
Verbetering wenselijk Goed Verbetering noodzakelijk Verbetering wenselijk Verbetering sterk noodzakelijk Goed Goed
---
Verbetering noodzakelijk Verbetering sterk noodzakelijk Verbetering sterk noodzakelijk Verbetering wenselijk Verbetering sterk noodzakelijk Verbetering wenselijk
Tabel 5.11. Overzicht competenties HBO en bijbehorende classificatie en conclusie n.a.v. analyse.
Aan respondenten van de bedrijven en overheden enquête is gevraagd of zij belangrijke competenties in de vragenlijst missen. Slechts 13 van de 117 personen die deze vraag invulden, hebben aangeven belangrijke competenties te missen. Over het algemeen ervaart men de lijst met competenties dus als compleet. De genoemde ontbrekende competenties zijn zeer divers maar terugkerend zijn de onderwerpen praktisch inzicht, taalvaardigheid, regelgeving en presenteren. Over het algemeen schatten de opleidingen erg goed in hoe belangrijk een bepaalde competentie voor het bedrijfsleven en overheden is. Als we alle competenties samen nemen zien we dat de bedrijven en overheden een gemiddelde belangrijkheid van 3,97 aangeven, zie Tabel 5.12. De opleidingen schatten de belangrijkheid goed in, gemiddeld komen zij op 4,04 wat dus dicht in de buurt komt van de belangrijkheid volgens bedrijven en overheden. De gemiddelde aanwezigheid van competenties ten opzichte van het gewenste niveau volgens de bedrijven en overheden is 'slecht tot gemiddeld', namelijk 2,94. De HBO afgestudeerden overschatten zich structureel want hun gemiddelde score is 3,29.
www.avanteconsultancy.nl
42 / 63
Aan zowel de opleidingen als constructief afgestudeerden is gevraagd wanneer competenties het beste aangeleerd kunnen worden; tijdens of na de opleiding. De meerderheid vindt dat competenties vooral tijdens de opleiding moeten worden aangeleerd, namelijk 80%. Van de afgestudeerden vindt een iets kleiner deel dit, namelijk 70%. Constructief afgestudeerden vinden dus iets vaker dat een competentie beter na de opleiding kan worden aangeleerd.
Belangrijkheid Aanwezigheid Aan te leren tijdens opleiding
Bedrijven 3,97 2,94 n.v.t.
Opleidingen 4,04 n.v.t. 80%
Constructief afgestudeerden n.v.t. 3,29 70%
Tabel 5.12. Gemiddelde belangrijkheid, aanwezigheid en wanneer aan te leren volgens bedrijven, opleidingen en constructief afgestudeerden.
www.avanteconsultancy.nl
43 / 63
6 Competenties WO Dit hoofdstuk behandelt de competenties van constructief afgestudeerden aan een WO opleiding. Hoewel alle drie constructieve WO opleidingen vertegenwoordigd zijn, zijn de resultaten gebaseerd op de antwoorden van zes respondenten. De betrekkelijk lage respons met bijbehorende gevoeligheid dient bij het lezen van deze analyse in ogenschouw te worden genomen. Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd. Eerst wordt de algemene kwaliteit van constructief afgestudeerden besproken. Vervolgens worden de vijf competentiegroepen één voor één besproken: algemene, sociaalcommunicatieve, zelfsturende, functiespecifieke en kenniscompetenties. Tot slot zal er een conclusie over alle competenties volgen.
6.1
Algemene kwaliteit
Voordat de competenties besproken worden, is eerst een algemene vraag gesteld die hier behandeld wordt. Deze vraag is enkel gesteld in de bedrijven en overhedenenquête. Er is gevraagd hoe zij over het algemeen de kwaliteit van constructief afgestudeerden afkomstig van het WO waarderen. De antwoorden hiervan zijn weergegeven in Figuur 6.1. Hieruit blijkt dat 70,8% van de bedrijven en overheden aangeeft dat ze de kwaliteit goed tot zeer goed waarderen, tegenover slechts 3,1% die de kwaliteit slecht waardeert. De resterende 26,2% geeft aan dat ze de kwaliteit van constructieve afstudeerders neutraal waarderen. Dit leidt tot een gemiddelde score van 3,75, wat betekent dat bedrijven en overheden de kwaliteit van constructieve afstudeerders afkomstig van het WO als goed waarderen. Het is daarom te verwachten dat de aanwezigheid van het merendeel van de competenties ook goed gewaardeerd wordt.
Kwaliteit constructieve afstudeerders van WO 0.0%
3.1%
7.7% Zeer slecht 26.2%
Slecht Neutraal Goed Zeer goed
63.1%
Figuur 6.1. Kwaliteit constructieve afstudeerders van WO opleiding volgens bedrijven en overheden.
Ook aan de constructief afgestudeerden afkomstig van een WO opleiding is de algemene vraag gesteld, wat zij in het algemeen vinden van de aansluiting van de bij hen aanwezige competenties na afronding van de constructieve opleiding op de door het bedrijfsleven en overheden gewenste competenties. De resultaten zijn weergegeven in Figuur 6.2. Opvallend is dat geen enkele respondent aangeeft dat de aansluiting zeer goed of zeer slecht is, deze uitersten komen niet voor in de respons. Ruim 65% vindt de aansluiting goed, 25% kiest voor gemiddeld en de overige 9% slecht. De gemiddelde score is 3,56.
www.avanteconsultancy.nl
44 / 63
Aansluiting aanwezige competenties op gewenste competenties volgens constructief afgestudeerden (WO) 0.0% 0.0% 9.4%
Zeer slecht Slecht 25.0%
Gemiddeld Goed
65.6%
Zeer goed
Figuur 6.2. Aansluiting aanwezige competenties op gewenste competenties volgens constructief afgestudeerden (WO).
6.2
Algemene competenties
De resultaten van de bedrijven en overhedenenquête zijn voor de algemene competenties weergegeven in Tabel 6.1. De resultaten van de opleidingen en constructief afgestudeerden enquête staan weergegeven in Tabel 6.2. De algemene competenties zijn analytisch denkvermogen, projectmatig werken, kwaliteitsgericht werken, probleemoplossend vermogen en contextueel denken. Algemene competenties Analytisch denkvermogen Projectmatig werken Kwaliteitsgericht werken Probleemoplossend vermogen Contextueel denken
Belangrijk Aanwezig Alsnog aan te leren 4,51 3,78 n.v.t. 3,89 3,52 n.v.t. 4,22 3,54 n.v.t. 4,40 3,51 n.v.t. 4,10 3,52 n.v.t.
Classificatie +++ ++ +++ +++ +++
Tabel 6.1. Resultaten bedrijven en overhedenenquête: algemene competenties.
Opleidingen Algemene competenties
Analytisch denkvermogen Projectmatig werken Kwaliteitsgericht werken Probleemoplossend vermogen Contextueel denken
Belangrijk volgens bedrijven 4,50 3,67 3,33 4,67
Aandacht in opleiding 4,17 3,83 2,83 4,17
Percentage tijdens opleiding 100% 83% 67% 100%
3,67
3,67
83%
Constructief afgestudeerden Aanwezig Percentage t.o.v. vereist tijdens opleiding 4,00 81% 3,61 39% 3,34 38% 3,72 69% 3,50
66%
Tabel 6.2: Resultaten opleidingen en constructief afgestudeerden enquête: algemene competenties.
Deze competenties worden door de bedrijven over het algemeen als erg belangrijk gezien (m.u.v. projectmatig dat als belangrijk wordt gezien). Bovendien zijn deze competenties allen goed aanwezig. De aansluiting van deze competenties op de wensen vanuit de praktijk is daarom zeer goed tot uitstekend, zoals blijkt uit de classificatie (++ en +++). De opleidingen geven ongeveer een gelijke www.avanteconsultancy.nl
45 / 63
belangrijkheid aan als de bedrijven en overheden, behalve bij kwaliteitsgericht werken, waarvan opleidingen denken dat het minder belangrijk is. Constructief afgestudeerden geven aan dat de aanwezigheid van de algemene competenties goed is; dit is gelijk aan bedrijven en overheden. De meeste competenties dienen tijdens de opleiding ontwikkeld te worden. Alleen bij ‘projectmatig werken’ wordt door constructief afgestudeerden aangegeven dat dit hoofdzakelijk na de opleiding aangeleerd wordt. Uit de opleidingenenquête volgt dat onderwijsinstellingen vinden dat dit voornamelijk tijdens de opleiding aangeleerd dient te worden. Wellicht dat door het werken in grote projecten door constructief afgestudeerden veel geleerd wordt wat tijdens een opleiding niet bijgebracht kan worden. Voor de algemene competenties geldt dus dat er veel aandacht aan wordt besteed in de opleiding, erg belangrijk zijn en als goed aanwezig worden gewaardeerd. De competentie ‘kwaliteitsgericht werken’ is de enige competentie waarbij de antwoorden van de opleidingen en constructief afgestudeerden enquête afwijken van de bedrijven en overhedenenquête. Opleidingen vinden deze competentie veel minder belangrijk dan bedrijven en overheden en daarom wordt er ook weinig aandacht aan de ontwikkeling van deze competentie besteed. Echter geeft het grootste deel van de opleidingen (67%) wel aan dat deze competentie tijdens de opleiding aangeleerd dient te worden. Daarentegen vinden constructief afgestudeerden dat deze competentie voornamelijk na de opleiding aangeleerd dient te worden (38%). Gezien de resultaten van de bedrijven en overhedenenquête blijkt echter niet dat hier in de praktijk problemen uit voortkomen.
6.3
Sociaalcommunicatieve competenties
Er zijn twee sociaalcommunicatieve competenties waarover geënquêteerd is in dit onderzoek: communiceren en samenwerken. De resultaten van de bedrijven en overhedenenquête staan weergegeven in Tabel 6.3 en de resultaten van de opleidingen en constructief afgestudeerden enquête in Tabel 6.4. Hieruit blijkt dat beide competenties door bedrijven en overheden erg belangrijk worden bevonden. De aanwezigheid van ‘samenwerken’ wordt als goed ervaren en de aanwezigheid van ‘communiceren’ als redelijk tot goed, waardoor de classificaties respectievelijk uitstekend en goed (+++ en +) zijn. De constructief afgestudeerden ervaren hun eigen competentieniveau op dezelfde manier. Voor beide competenties geldt dat opleidingen de competenties minder belangrijk vinden en er daardoor ook redelijk tot veel aandacht aan besteden, in plaats van erg veel. Echter wordt wel aangegeven door 50% van de opleidingen en constructief afgestudeerden dat ´communiceren’ hoofdzakelijk na de opleiding aangeleerd dient te worden. Dit betekent dat deze competentie voor een deel ook aangeleerd wordt in het werkveld. Voor ‘samenwerken´ geeft het grootste deel aan dat dit tijdens de opleiding aangeleerd dient te worden, wat gezien de aanwezigheid van de competentie ook gebeurt. Sociaalcommunicatieve competenties Communiceren Samenwerken
Belangrijk Aanwezig Alsnog aan te leren 4,29 4,21
3,30 3,56
n.v.t. n.v.t.
Classificatie + +++
Tabel 6.3. Resultaten bedrijven en overhedenenquête: sociaalcommunicatieve competenties.
www.avanteconsultancy.nl
46 / 63
Opleidingen Sociaalcommunicatieve competenties Communiceren Samenwerken
Belangrijk volgens bedrijven 3,67 3,67
Aandacht in opleiding 3,67 3,50
Percentage tijdens opleiding 50% 67%
Constructief afgestudeerden Aanwezig Percentage t.o.v. vereist tijdens opleiding 3,41 50% 3,78 72%
Tabel 6.4: Resultaten opleidingen en constructief afgestudeerden enquête: sociaalcommunicatieve competenties.
6.4
Zelfsturende competenties
Er is één zelfsturende competentie onderzocht: ‘zelfverantwoordelijk werken en leren’. De resultaten van de bedrijven en overhedenenquête staan weergegeven in Tabel 6.5, van de opleidingen en constructief afgestudeerden enquête in Tabel 6.6. De competentie wordt door bedrijven en overheden gezien als erg belangrijk en is goed aanwezig, wat uitstekend is (+++). Opleidingen geven ook aan dat het erg belangrijk is, besteden er veel aandacht aan en vinden ook dat dit tijdens de opleiding aangeleerd dient te worden. Met dit laatste zijn constructief afgestudeerden het eens. Bovendien is de aanwezigheid van de competentie volgens hen tevens goed. De aansluiting van de aanwezigheid van de competentie sluit dus uitstekend aan op de wensen vanuit de praktijk. Zelfsturende competenties Belangrijk Aanwezig Alsnog aan te leren Zelfverantwoordelijk werken en 4,30 3,67 n.v.t. leren
Classificatie +++
Tabel 6.5. Resultaten bedrijven en overhedenenquête: zelfsturende competenties.
Opleidingen Zelfsturende competenties Zelfverantwoordelijk werken en leren
Belangrijk volgens bedrijven 4,33
Aandacht in opleiding 3,83
Percentage tijdens opleiding 100%
Constructief afgestudeerden Aanwezig Percentage t.o.v. vereist tijdens opleiding 3,94 78%
Tabel 6.6: Resultaten opleidingen en constructief afgestudeerden enquête: zelfsturende competenties.
6.5
Functiespecifieke competenties
Er zijn zeven functiespecifieke competenties, namelijk: ontwerpen, modelleren t.b.v. visualisaties, modelleren t.b.v. berekeningen, detailleren, berekenen, plannen en organiseren en rapporteren. De resultaten van de bedrijven en overheden enquête m.b.t. deze competenties staan weergegeven in Tabel 6.7. Voor de opleidingen en constructief afgestudeerden enquêtes staat dit in Tabel 6.8. Functiespecifieke competenties Ontwerpen Modelleren t.b.v. visualisaties Modelleren t.b.v. berekeningen Detailleren Berekenen Plannen & organiseren Rapporteren
Belangrijk Aanwezig Alsnog aan te leren 4,25 3,27 n.v.t. 3,62 3,43 n.v.t. 4,41 3,60 n.v.t. 4,13 3,03 n.v.t. 4,46 3,71 n.v.t. 3,79 3,35 n.v.t. 4,06 3,65 n.v.t.
Classificatie +/+ +++ +/+++ + +++
Tabel 6.7. Resultaten bedrijven en overhedenenquête: functiespecifieke competenties.
www.avanteconsultancy.nl
47 / 63
Opleidingen Functiespecifieke competenties Ontwerpen Modelleren t.b.v. visualisaties Modelleren t.b.v. berekeningen Detailleren Berekenen Plannen & organiseren Rapporteren
Constructief afgestudeerden Aanwezig Percentage t.o.v. vereist tijdens opleiding 3,48 61% 3,25 54%
Belangrijk volgens bedrijven 4,83 2,83
Aandacht in opleiding 4,50 2,67
Percentage tijdens opleiding 83% 83%
5,00
4,50
83%
3,65
84%
3,83 4,67 4,17 3,67
2,83 4,33 3,50 3,17
67% 83% 83% 67%
3,03 3,74 3,31 3,34
42% 74% 44% 56%
Tabel 6.8: Resultaten opleidingen en constructief afgestudeerden enquête: functiespecifieke competenties.
De competenties ´modelleren t.b.v. berekeningen’, ‘berekenen’ en ‘rapporteren’ worden door bedrijven en overheden allen als erg belangrijk gezien en zijn bovendien goed aanwezig, waardoor zij de classificatie uitstekend (+++) krijgen. Voor ‘modelleren t.b.v. berekeningen’ en ‘berekenen’ geldt dat de opleidingen dit ook als erg belangrijke competenties zien en hier ook veel aandacht aan besteden. Bovendien vinden zij dat deze competenties hoofdzakelijk tijdens de opleiding aangeleerd dienen te worden. Constructief afgestudeerden zijn het hiermee eens en vinden bovendien dat het aanwezige competentieniveau t.o.v. het vereiste niveau goed is. Dit betekent dat de aansluiting bij deze competenties uitstekend is. Bij de competentie ‘rapporteren’ geven onderwijsinstellingen een lagere belangrijkheid aan dan bedrijven en overheden, waardoor hier ook minder aandacht voor is in de opleiding. In vergelijking met de competenties modelleren t.b.v. berekeningen en berekenen, geeft bij deze competentie een lager percentage (67%) van de opleidingen daarom aan dat dit hoofdzakelijk tijdens de opleiding aangeleerd dient te worden. Dit percentage is bij constructief afgestudeerden nog lager (56%). Hieruit volgt dat de competentie voor een groot deel ook in het werkveld aangeleerd wordt. Bedrijven en overheden vinden de competentie ‘modelleren t.b.v. visualisaties’ redelijk belangrijk en deze is volgens hen redelijk tot goed aanwezig, waardoor deze als goed (+) geclassificeerd is. Opleidingen denken echter dat deze competentie redelijk onbelangrijk is en besteden hier ook weinig aandacht aan. Tegelijkertijd geeft wel 83% van de opleidingen aan dat deze competentie hoofdzakelijk tijdens de opleiding aangeleerd dient te worden. Van de constructief afgestudeerden geeft slechts 54% dit aan. Bovendien geeft 12,5% van de constructief afgestudeerden aan dat deze competentie niet vereist werd bij de startfunctie. Hieruit valt te concluderen dat opleidingen en constructief afgestudeerden andere verwachtingen en ervaringen hebben met deze competentie dan bedrijven en overheden, die het wel een belangrijke competentie vinden. Gezien de aanwezigheid van de competentie die als gemiddeld tot goed beoordeeld wordt, is de lage aandacht hiervoor in de opleiding geen probleem en hoeft de aandacht ook niet noodzakelijkerwijs verhoogd te worden. De competentie ‘plannen en organiseren’ is redelijk belangrijk voor bedrijven en overheden en de aanwezigheid hiervan waarderen zij als redelijk tot goed, waardoor deze competentie als goed (+) geclassificeerd wordt. Opleidingen geven aan dat deze competentie erg belangrijk is en besteden hier gemiddeld tot veel aandacht aan. Zij vinden bovendien dat deze competentie hoofdzakelijk tijdens de opleiding aangeleerd dient te worden. Van de constructief afgestudeerden geeft juist 56% aan dat www.avanteconsultancy.nl
48 / 63
deze competentie hoofdzakelijk na de opleiding aangeleerd dient te worden. Dit betekent dat zij ervaren hebben dit veel beter in het werkveld aan te kunnen leren. Het is derhalve niet noodzakelijk om extra aandacht aan deze competentie in de opleidingen te besteden, ook omdat de aanwezigheid door bedrijven en overheden als redelijk tot goed wordt beoordeeld. De competentie ‘ontwerpen’ wordt door bedrijven en overheden als erg belangrijk gezien, maar de aanwezigheid hiervan is gemiddeld tot goed, waardoor er ruimte is voor verbetering. Vandaar ook dat deze competentie geclassificeerd is als gemiddeld (+/-). Onderwijsinstellingen geven aan dat deze competentie erg belangrijk is en dat er ook erg veel aandacht aan wordt besteed. Dit blijkt echter niet uit de aanwezigheid van de competentie volgens bedrijven en overheden. Het grootste deel van de opleidingen (83%) en constructief afgestudeerden (61%) geeft aan dat deze competentie tijdens de opleiding aangeleerd dient te worden. Verbetering van deze competentie is daarom mogelijk, maar niet heel dringend. De laatste functiespecifieke competentie is ‘detailleren’. Hierbij geven bedrijven en overheden aan deze competentie erg belangrijk te vinden, terwijl deze slechts redelijk aanwezig is. Opleidingen vinden deze competentie redelijk belangrijk, maar besteden er slechts enigszins aandacht aan. Constructief afgestudeerden vinden de aanwezigheid van deze competentie ook redelijk, maar het grootste deel (58%) geeft aan dat deze competentie hoofdzakelijk aangeleerd dient te worden na de opleiding. Opleidingen zijn het er niet mee eens dat deze competentie het beste in het werkveld aangeleerd kan worden. Deze competentie kan dus voor een deel in de praktijk verbeterd worden, maar verbetering tijdens de opleiding is ook mogelijk.
6.6
Kenniscompetenties
Deze paragraaf betreft kenniscompetenties die betrekking hebben op kennis van vakgebieden die constructief afgestudeerden bezitten. Er is een zestal kenniscompetenties, namelijk: materiaalkunde, wiskunde, toegepaste mechanica, analysetechnieken, constructieleer en uitvoeringstechnieken. De resultaten van de bedrijven en overhedenenquête m.b.t. tot deze competenties zijn weergegeven in Tabel 6.9. De resultaten afkomstig uit de opleidingen en constructief afgestudeerden enquêtes zijn weergegeven in Tabel 6.10. Kenniscompetenties Materiaalkunde Wiskunde Toegepaste mechanica Analysetechnieken Constructieleer Uitvoeringstechnieken
Belangrijk Aanwezig Alsnog aan te leren 4,14 3,33 n.v.t. 4,14 3,86 n.v.t. 4,60 3,86 n.v.t. 4,29 3,70 n.v.t. 4,49 3,68 n.v.t. 3,97 2,94 In het werkveld
Classificatie +/+++ +++ +++ +++ -
Tabel 6.9. Resultaten bedrijven en overhedenenquête: kenniscompetenties.
www.avanteconsultancy.nl
49 / 63
Opleidingen Kenniscompetenties
Materiaalkunde Wiskunde Toegepaste mechanica Analysetechnieken Constructieleer Uitvoeringstechnieken
Belangrijk volgens bedrijven 4,00 3,83 5,00 3,50 4,67 3,50
Aandacht in opleiding 3,33 3,83 4,67 2,83 4,17 2,83
Percentage tijdens opleiding 100% 100% 100% 83% 100% 0%
Constructief afgestudeerden Aanwezig Percentage t.o.v. vereist tijdens opleiding 3,61 84% 4,10 100% 3,74 87% 3,42 81% 3,87 81% 2,81 41%
Tabel 6.10: Resultaten opleidingen en constructief afgestudeerden enquête: kenniscompetenties.
Kennis van ´wiskunde’, ‘toegepaste mechanica’, ‘analysetechnieken’ en ‘constructieleer’ zijn allen erg belangrijk voor bedrijven en overheden. Deze zijn alle vier bovendien goed aanwezig. De competenties ‘toegepaste mechanica’ en ‘constructieleer’ worden door de opleidingen ook belangrijk gevonden en zij besteden hier dan ook erg veel aandacht aan in de opleiding. Bovendien vinden zij dat deze kennis voornamelijk aangeleerd dient te worden tijdens de opleiding. Constructief afgestudeerden denken hier hetzelfde over. De aansluiting van deze twee competenties is dus goed. Kennis van ‘wiskunde’ wordt door opleidingen als redelijk belangrijk gezien en hier wordt ook redelijk veel aandacht aan besteed. Bovendien geeft zowel bij opleidingen als constructief afgestudeerden 100% van de respondenten aan dat deze kennis hoofdzakelijk opgedaan dient te worden tijdens de opleiding. Ook voor deze competentie geldt daarom dat de aansluiting op de wensen vanuit de praktijk goed is. Kennis van ‘analysetechnieken’ wordt door opleidingen als redelijk belangrijk gezien, maar hier wordt slechts enigszins aandacht aan besteed. Tegelijkertijd geven opleidingen en constructief afgestudeerden wel aan dat deze kennis hoofdzakelijk tijdens de opleiding opgedaan dient te worden. Dit betekent dat ondanks dat de opleiding er niet veel aandacht aan besteedt, bedrijven en overheden het niveau van de aanwezige kennis als goed beschouwen, waardoor extra aandacht hiervoor niet noodzakelijk is. Kennis van ‘materiaalkunde’ wordt door bedrijven en overheden als erg belangrijk gezien, maar de aanwezigheid van deze competentie is slechts redelijk tot goed, waardoor het kennisniveau als gemiddeld (+/-) geclassificeerd wordt. Opleidingen vinden deze kennis ook erg belangrijk, maar besteden er slechts gemiddeld tot veel aandacht aan. Ze vinden wel, evenals constructief afgestudeerden, dat deze kennis hoofdzakelijk tijdens de opleiding opgedaan dient te worden. Het kennisniveau is dus niet direct problematisch, maar bij deze competentie is zeker mogelijkheid tot verbetering. Kennis van ‘uitvoeringstechnieken’, tot slot, vinden bedrijven en overheden redelijk belangrijk, maar de aanwezigheid van deze kennis is slecht tot gemiddeld, waardoor het kennisniveau slecht (-) is. Opleidingen geven aan deze competentie redelijk belangrijk te vinden, maar er slechts enigszins aandacht aan te besteden. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor het lage kennisniveau. Constructief afgestudeerden vinden ook dat de aanwezige kennis redelijk tot slecht is, maar het grootste deel (59%) geeft ook aan deze kennis voornamelijk in de praktijk wordt opgedaan. Bij opleidingen is 100% het hier mee eens. Ook bij de bedrijven en overheden geeft iedereen aan dat
www.avanteconsultancy.nl
50 / 63
deze kennis voornamelijk alsnog in het werkveld wordt opgedaan. Dit betekent dat het niet uitermate problematisch is dat het kennisniveau slecht is, omdat dit zonder veel extra moeite alsnog aangeleerd wordt in de praktijk. Het is echter nog steeds gewenst om de ontwikkeling van deze competentie te verbeteren, hoewel dit niet noodzakelijk is.
6.7
Conclusie
Voor elke competentie is een classificatie opgesteld en is besproken in hoeverre het competentieniveau van constructief afgestudeerden met een WO opleiding afwijkt van het gewenste niveau door bedrijven en overheden. Dit is samengevat in Tabel 6.11. De analyse wijst uit dat bij vrijwel alle competenties het competentieniveau van constructief afgestudeerden goed aansluit bij de wensen vanuit de praktijk. Er zijn nauwelijks competenties waarbij deze aansluiting niet goed is. Als dat wel zo is, dan is de aansluiting niet direct problematisch, maar wel voor verbetering vatbaar. De aansluiting is niet goed bij vier (van de 21) competenties. De competentie ‘ontwerpen’ wordt niet als erg belangrijk gezien en opleidingen besteden er veel aandacht aan, maar het niveau wordt slechts als redelijk beoordeeld, waardoor hier potentie voor verbetering is door de kwaliteit van het onderwijs dat deze competentie aanleert te verhogen. De competentie ‘detailleren’ is erg belangrijk, maar slechts redelijk aanwezig. Hoewel deze competentie voor een deel in de praktijk aan te leren is, wordt aangeraden de aandacht hiervoor in de opleiding te vergroten, omdat hier momenteel slechts enigszins aandacht aan besteed wordt. Kennis van ‘materiaalkunde’ is erg belangrijk voor bedrijven en overheden, maar redelijk tot goed aanwezig. Opleidingen besteden hier redelijk tot veel aandacht aan. Aangezien de competentie erg belangrijk is, zou het vergroten van de aandacht hiervoor in de opleiding leiden tot een verbetering van het kennisniveau. Kennis van ‘uitvoeringstechnieken’, tot slot, is de competentie die de meeste aandacht verdient. Dit is redelijk belangrijke kennis, maar is slecht tot redelijk aanwezig. Bovendien is hier weinig aandacht voor in de opleiding. Hoewel deze kennis nog aan te leren is in het werkveld, wordt desondanks aangeraden de aandacht voor ‘uitvoeringstechnieken´ in de opleiding te vergroten.
www.avanteconsultancy.nl
51 / 63
Algemene competenties Analytisch denkvermogen Projectmatig werken Kwaliteitsgericht werken Probleemoplossend vermogen Contextueel denken Sociaalcommunicatieve competenties Communiceren Samenwerken Zelfsturende competenties Zelfverantwoordelijk werken en leren Functiespecifieke competenties Ontwerpen Modelleren t.b.v. visualisaties Modelleren t.b.v. berekeningen Detailleren Berekenen Plannen & organiseren Rapporteren Kenniscompetenties Materiaalkunde Wiskunde Toegepaste mechanica Analysetechnieken Constructieleer Uitvoeringstechnieken
Classificatie
Conclusie aansluiting
+++ ++ +++ +++ +++
Goed Goed Goed Goed Goed
+ +++
Goed Goed
+++
Goed
+/+ +++ +/+++ + +++
Verbetering mogelijk, niet heel dringend Goed Goed Verbetering mogelijk, niet heel dringend Goed Goed Goed
+/+++ +++ +++ +++ -
Verbetering mogelijk, niet heel dringend Goed Goed Goed Goed Verbetering wenselijk
Tabel 6.11. Overzicht competenties WO en bijbehorende classificatie en conclusie n.a.v. analyse.
Aan respondenten van de bedrijven en overheden enquête is gevraagd of zij belangrijke competenties in de vragenlijst missen. Slechts 5 van de 63 personen die deze vraag invulden, hebben aangeven belangrijke competenties te missen. Over het algemeen ervaart men de lijst met competenties dus als compleet. De genoemde ontbrekende competenties zijn praktisch inzicht en presenteren. Beide competenties worden volgens deze individuele respondenten door WO'ers onvoldoende beheerst. De bedrijven en overheden vinden de aanwezigheid van competenties bij WO afgestudeerden gemiddeld belangrijk tot erg belangrijk. Dit blijkt uit de gemiddelde score van 4,20, zie Tabel 6.12. De opleidingen schatten de belangrijkheid gemiddeld iets lager in, namelijk 4,05. Dit is slechts een klein verschil; de opleidingen schatten de belangrijkheid juist in. In tegenstelling tot constructief afgestudeerden van het HBO, liggen de antwoorden van afgestudeerden van het WO met betrekking tot aanwezigheid van competenties over het algemeen dichter bij de antwoorden van de bedrijven en overheden. De gemiddelde score door bedrijven en overheden op de aanwezigheid van een competentie is 3,51. Dit betekent dat de competenties gemiddeld erg goed beheerst worden. De score volgens de constructief afgestudeerden van een WO opleiding is 3,55. Zij hebben over het algemeen dus een realistisch beeld van hun capaciteiten.
www.avanteconsultancy.nl
52 / 63
De uitkomsten op de vragen over wanneer competenties aangeleerd moeten worden, komen sterk overeen met de uitkomsten van de HBO analyse. Het overgrote deel van de competenties moet vooral aangeleerd worden tijdens de opleidingen. Hier zijn zowel de opleidingen als de afgestudeerden het mee eens, respectievelijk 80% en 66%. Wederom geven afgestudeerden iets vaker aan dat een competentie beter na de opleiding aangeleerd kan worden dan de opleidingen zelf.
Belangrijkheid Aanwezigheid Aan te leren tijdens opleiding
Bedrijven 4,20 3,51 n.v.t.
Opleidingen 4,05 n.v.t. 80%
Constructief afgestudeerden n.v.t. 3,55 66%
Tabel 6.12. Gemiddelde belangrijkheid, aanwezigheid en wanneer aan te leren volgens bedrijven, opleidingen en constructief afgestudeerden.
www.avanteconsultancy.nl
53 / 63
7 Afsluitende vragen In dit hoofdstuk wordt de respons op enkele afsluitende vragen die gesteld zijn, gepresenteerd. Dit wordt eerst gedaan voor de bedrijven en overheden enquête, vervolgens de opleidingen enquête en als laatste de constructief afgestudeerden enquête.
7.1
Bedrijven en overheden
Aan de respondenten van de bedrijven en overheden zijn enkele afsluitende vragen gesteld. Deze vragen hadden betrekking op de bijdrage van de bedrijven en overheden aan onderwijskwaliteit, marktontwikkelingen die van invloed zijn op benodigde competenties en de verhouding van opleidingsniveaus binnen het personeelsbestand. 26,2% van de respondenten geeft aan dat zijn/haar organisatie niet of nauwelijks bijdraagt aan de onderwijskwaliteit van constructieve opleidingen. Dit betekent dat bijna 74% van de bedrijven en overheden op de een of andere manier een bijdrage levert aan de kwaliteit van het onderwijs bij constructieve opleidingen. De meest gebruikelijke manier om bij te dragen aan het onderwijs is veruit het aanbieden van stageplaatsen of afstudeerbegeleiding. Dit gebeurt door ruim 40% van de bedrijven en overheden. Het aanbieden van gastcolleges wordt door 14,5% van de bedrijven en overheden gedaan, praktijkdocenten zijn minder gebruikelijk (6,8%). Bijna 8% van de respondenten geeft aan dat hun organisatie meedenkt met opleidingen over de invulling van het curriculum. Een aantal organisaties draagt nog op een andere wijze bij aan onderwijskwaliteit, bijvoorbeeld door plaats te nemen in de raad van advies van een onderwijsinstelling, bijlessen aan te bieden of studiemateriaal aan te leveren.
Bijdrage aan onderwijskwaliteit van constructieve opleidingen 1.4%
2.6%
(Vrijwel) niet Gastcolleges
7.7% 26.2%
Praktijkdocenten Stageplaatsen/afstudeerbegeleiding
40.7%
14.5% 6.8%
Discussie met opleidingen over curriculum Geen mening Overig
Figuur 7.1. Bijdrage aan onderwijskwaliteit van constructieve opleidingen door bedrijven en overheden.
Aan de respondenten is ook gevraagd welke huidige ontwikkelingen in de constructieve sector van invloed zijn op de benodigde competenties van constructeurs. De ontwikkelingen die het vaakst gekozen zijn, zijn; toename complexiteit van bouwopgaven (60,4%), integratie van de ontwerp- en uitvoeringsfase (51,9%), toename van de druk op kosten (45,5%), meer aandacht voor BIM (43,0%) en meer aandacht voor duurzaam construeren (29,4%). Slechts een klein deel (11,1%) van de respondenten geeft aan dat er nog overige ontwikkelingen belangrijk zijn. Deze antwoorden lopen
www.avanteconsultancy.nl
54 / 63
sterk uiteen, enkele voorbeelden zijn toepassing van Eurocodes, toepassing van Systems Engineering en meer aandacht voor de stedelijke omgeving.
Ontwikkelingen in markt die van invloed zijn op benodigde competenties Toename complexiteit van bouwopgaven Integratie ontwerp- en uitvoeringsfase Toename druk op de kosten Toename focus op korte termijn resultaten Toename focus op lange termijn resultaten Meer aandacht voor hergebruik Meer aandacht voor duurzaam construeren Meer aandacht voor parametrisch ontwerpen Meer aandacht voor BIM Overig 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Figuur 7.2. Ontwikkelingen in markt die van invloed zijn op benodigde competenties.
De optimale verdeling van het opleidingsniveau binnen het personeelsbestand van constructiegerelateerde functies is volgens de meeste respondenten (40,8%) een meerderheid van HBO- en WO-opgeleide werknemers. 21,7% kiest voor een personeelsbestand met overwegend werknemers met een HBO-opleiding en 20,9% prefereert een gelijkmatige verdeling tussen MBO'ers, HBO'ers en WO'ers. Een personeelsbestand met vooral MBO'ers en HBO'ers wordt door slechts 11,5% van de respondenten als wenselijk gezien. De andere twee mogelijkheden worden zelden als optimaal gezien. Het valt dus op dat vrijwel alle respondenten een personeelsbestand met in ieder geval (veel) HBO-opgeleide medewerkers prefereren. Bijna 95% kiest namelijk voor een antwoordoptie waarin HBO'ers vertegenwoordigd zijn.
www.avanteconsultancy.nl
55 / 63
Optimale personeelsbestand betreffende constructie gerelateerde functies Gelijke verdeling MBO’ers, HBO’ers en WO’ers Vooral MBO’ers
20.9% 40.8%
0.9%
Vooral HBO’ers Vooral WO’ers
21.7%
Vooral MBO’ers en HBO’ers Vooral MBO’ers en WO’ers
11.5% 0.0%
4.3%
Vooral HBO’ers en WO’ers
Figuur 7.3. Optimale personeelsbestand betreffende constructie gerelateerde functies.
7.2
Onderwijsinstellingen
De gemiddelde tijd tot het vinden van een baan voor constructief afgestudeerden volgens constructieve opleidingen is weergegeven in Figuur 7.4. Hierbij is het antwoord ‘weet ik niet’ weggelaten, om zo te kunnen vergelijken met de antwoorden van de constructief afgestudeerden. Deze optie werd door 13,0% van de respondenten gekozen. Uit deze figuur blijkt dat alle constructief afgestudeerden binnen 12 maanden een baan vinden. Het grootste deel doet dit binnen 3 maanden (90,1%) en 30,0% zelfs binnen één maand. Slechts 9,8% van de respondenten geeft aan dat dit gemiddeld meer dan drie maanden duurde, waarvan 4,9% aangeeft dat het meer dan zes maanden duurt. Aan de constructief afgestudeerden is een soortgelijke vraag gesteld. Ook zij gaven aan dat binnen drie maanden het overgrote deel een baan heeft gevonden (ongeveer 88%), wat overeenkomt met wat opleidingen aangeven. Het grote verschil is dat 78% van de constructief afgestudeerden aangeeft dit binnen een maand te doen, terwijl dit volgens opleidingen slechts 30% is. Verder zijn de antwoorden redelijk overeenkomend.
www.avanteconsultancy.nl
56 / 63
Tijd tot vinden baan voor constructief afgestudeerden 0.0% 4.9%
Binnen 1 maand
4.9%
Binnen 1 – 3 maanden
30.0%
Binnen 3 – 6 maanden
Binnen 6 – 12 maanden 60.1% Na 12 maanden
Figuur 7.4. Gemiddelde tijd tot vinden baan voor constructief afgestudeerden volgens opleidingen.
De ontwikkelingen in het onderwijs die constructieve opleidingen zien als bedreiging voor de kwaliteit van constructief afgestudeerden zijn weergegeven in Figuur 7.5. De aangekondigde bezuinigingen van het kabinet ziet het merendeel als belangrijkste bedreiging (78%). Verder zijn voornamelijk de nieuwe bekostigingsstructuur (39%) en de gewenste toename in differentiatie van opleidingsvormen (30%) bedreigingen voor de kwaliteit van constructief afgestudeerden. Verder is er een aantal keer de optie ‘anders’ ingevuld. Hier zaten geen overeenkomende antwoorden tussen, dus die worden niet allemaal toegelicht. Opmerkelijk was dat één respondent aangaf dat juist de gewenste afname van differentiatie in opleidingsvormen een bedreiging voor de kwaliteit is, wat haaks staat op één van de antwoordopties.
Bedreigende ontwikkeling voor kwaliteit constructief afgestudeerden Hogere eisen die worden gesteld aan docenten Gewenste toename focus en massa in onderzoek Gewenste toename differentiatie opleidingsvormen Nieuwe bekostigingsstructuur sinds 1 januari 2011 Toename van internationalisering Aangekondigde bezuinigingen van kabinet 0%
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
Figuur 7.5. Bedreigende ontwikkelingen in het onderwijs voor kwaliteit constructief afgestudeerden.
www.avanteconsultancy.nl
57 / 63
7.3
Constructief afgestudeerden
7.3.1 Gevolgde constructieve opleiding In Figuur 7.6 is de gemiddelde bijdrage van verschillende onderdelen van opleidingen aan de ontwikkeling van competenties weergegeven. Hierbij betekent een score van 1 zeer weinig, een score 3 neutraal en een score 5 zeer veel. Hieruit blijkt dat voornamelijk stages veel bijdragen aan de ontwikkeling van competenties en gastcolleges het minst bijdragen. Verder blijkt dat (hoor- en werk-) colleges door praktijkdocenten meer bijdragen dan gewone colleges en dat werkcolleges meer bijdragen dan hoorcolleges. Verder dragen individuele opdrachten meer bij dan groepsopdrachten.
Bijdrage onderdelen opleiding aan ontwikkeling van competenties Tentamens Groepsopdrachten Individuele opdrachten Stages Gastcolleges (eenmalig) Werkcolleges door praktijkdocenten (deel vak) Werkcolleges Hoorcolleges door praktijkdocenten (deel vak) Hoorcolleges 1
2
3
4
5
Figuur 7.6. De gemiddelde bijdrage van onderdelen van de gevolgde opleiding aan de ontwikkeling van aanwezige competenties
De vakken die door constructief afgestudeerden als meest waardevol beschouwd worden voor het vervullen van hun huidige functie staan weergegeven in Figuur 7.7. Dit is gebaseerd op de vijf meest waardevolle vakken per respondent. Voor deze figuur zijn de meest voorkomende antwoorden geselecteerd. Hieruit blijkt dat voornamelijk constructie- (mechanica, wiskunde, constructieleer, grondmechanica) en materiaalkunde- (beton, staal, materiaalkunde, hout) gerelateerde vakken waardevol zijn voor het vervullen van constructieve functies. Vakken die bijdragen aan het samenwerken in de praktische context (projecten, stage), zijn ook waardevol, maar in mindere mate.
www.avanteconsultancy.nl
58 / 63
Meest waardevolle vakken voor huidige functie Stage Uitvoeringstechnieken Projecten Hout(constructie) Grondmechanica/funderingstechnieken Materiaalkunde Constructieleer/Constructief ontwerpen Wiskunde Staal(constructie) Beton(constructie) Mechanica 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
Figuur 7.7. Meest waardevolle vakken van constructieve opleiding voor uitvoeren huidige functie.
7.3.2 Aanvullende cursussen en opleidingen Van de respondenten heeft 59,3% een aanvullende cursus of opleiding gevolgd. Deze opleidingen en cursussen zijn weergegeven in Figuur 7.8. Vooral de MSeng opleiding van Betonconstructeurs BV is populair als aanvullende opleiding voor constructief afgestudeerden. Verder zijn cursussen voor staal- en betonconstructeurs populair. Tevens is er een aantal constructief afgestudeerden die een cursus heeft gevolgd over de Eurocode. Er is een redelijk aantal overige cursussen die gevolgd zijn, maar deze zijn niet overeenkomend. De genoemde cursussen zijn bijvoorbeeld Revit of brandbeheersbaarheid. Het doel van de gevolgde aanvullende cursus of opleiding is weergegeven in Figuur 7.9. Hieruit blijkt dat voornamelijk kennisverdieping (43,8%) en –verbreding (31,3%) de belangrijkste doelen zijn voor aanvullende cursussen. De opgedane kennis beter aan laten sluiten op de praktijk is minder vaak (16,7%) het doel van een aanvullende cursus. Slechts een klein deel van de constructief afgestudeerden (8,3%) heeft als doel voor een aanvullende cursus of opleiding om promotie te (kunnen) maken.
www.avanteconsultancy.nl
59 / 63
Gevolgde aanvullende opleiding/cursus Staalconstructeur 18.8%
10.4%
Betonconstructeur 14.6%
Betonconstructeurs BV (MSeng)
8.3% TU Eindhoven 4.2% Eurocode 43.8% Overig
Figuur 7.8. Aanvullende opleidingen en cursussen die gevolgd zijn door constructief afgestudeerden.
Doel aanvullende cursus/opleiding Kennisverdieping 16.7% Kennisverbreding 8.3%
43.8% Promotie
31.3% Betere aansluiting op praktijk
Figuur 7.9. Doel van de gevolgde aanvullende cursus of opleiding.
www.avanteconsultancy.nl
60 / 63
8 Conclusies en aanbevelingen In dit hoofdstuk worden de conclusies en aanbevelingen die voortkomen uit dit onderzoek gepresenteerd. Het van te voren gestelde doel van dit onderzoek luidde: 'Bepalen in hoeverre afgestudeerde studenten van constructieve opleidingen voldoen aan de gewenste competenties vanuit het bedrijfsleven en de overheid.' Om dit doel te bereiken zijn voorafgaand aan het onderzoek de volgende onderzoeksvragen opgesteld: 1) Wat is het verschil tussen aanwezige competenties bij constructief afgestudeerden en de gewenste competenties? 2) Hoe is het verschil tussen aanwezige competenties en gewenste competenties te verklaren? Dit onderzoek is zowel uitgevoerd voor HBO opleidingen als WO opleidingen. De resultaten op de deelonderzoeken zijn significant verschillend en de conclusies worden daarom grotendeels gescheiden behandeld.
8.1
HBO opleidingen
De volgende conclusies kunnen getrokken worden naar aanleiding van de respons met betrekking tot HBO opleidingen:
Bedrijven en overheden beoordelen de algemene kwaliteit van constructief afgestudeerden met een HBO opleiding als neutraal; Wanneer naar de aanwezigheid van specifieke competenties van constructief afgestudeerden met een HBO opleiding wordt gekeken, dan is het merendeel van de competenties op het moment van afstuderen onvoldoende aanwezig; Constructief afgestudeerden aan het HBO beheersen voornamelijk kennis- en zelfsturende competenties onvoldoende. Algemene en functiespecifieke competenties worden zeer wisselvallig beheerst en sociaalcommunicatieve competenties zijn relatief goed ontwikkeld.
8 van de 21 competenties scoren zeer slecht, namelijk; analytisch denkvermogen, probleemoplossend vermogen, zelfverantwoordelijk werken en leren, modelleren t.b.v. berekeningen, detailleren, berekenen, kennis van toegepaste mechanica en kennis van constructieleer. Voor al deze competenties is al redelijk veel aandacht tijdens de opleiding, toch is het uiteindelijke niveau van afgestudeerden lager dan gewenst vanuit het bedrijfsleven en overheden. Verbetering is wenselijk tot sterk noodzakelijk. Zes competenties scoren slecht, namelijk; contextueel denken, ontwerpen, kennis van uitvoeringstechnieken, kennis van materiaalkunde, wiskundige kennis en kennis van analysetechnieken. De eerste drie van deze competenties krijgen over het algemeen al redelijk veel aandacht tijdens de opleiding, maar dienen beter aangeleerd te worden. Aan de overige drie competenties wordt op dit moment relatief weinig aandacht besteed. Aangezien deze competenties ondermaats aanwezig zijn, is meer aandacht hiervoor tijdens de opleiding noodzakelijk. De competenties kwaliteitsgericht werken en communiceren scoren gemiddeld. Deze twee competenties zijn dus voor verbetering vatbaar. Er is al veel aandacht voor deze competenties tijdens de opleiding en verbetering zou gerealiseerd moeten worden door deze beter aan te leren.
www.avanteconsultancy.nl
61 / 63
Vier van de 21 competenties worden als goed beoordeeld, namelijk; projectmatig werken, modelleren t.b.v. visualisaties, plannen en organiseren en rapporteren. De laatste competentie, samenwerken, wordt als uitstekend beoordeeld. Overige conclusies die getrokken kunnen worden, zijn:
8.2
Afgestudeerden afkomstig van een HBO opleiding schatten hun eigen competentieniveau structureel hoger in dan dat de bedrijven en overheden het competentieniveau van de afgestudeerden inschatten; Onderwijsinstellingen schatten de belangrijkheid van competenties voor het bedrijfsleven en overheden goed in.
WO opleidingen
De volgende conclusies zijn getrokken naar aanleiding van de respons met betrekking tot WO opleidingen:
Bedrijven en overheden beoordelen de algemene kwaliteit van constructief afgestudeerden met een WO opleiding als goed; Voor constructieve WO opleidingen sluit het competentieniveau over het algemeen goed aan op de wensen vanuit bedrijven en overheden.
Slechts één competentie scoort slecht, namelijk kennis van uitvoeringstechnieken. Kennis van uitvoeringstechnieken krijgt relatief weinig aandacht tijdens de opleiding, wat het verschil zou kunnen verklaren. Om dit te verbeteren zou deze competentie meer terug moeten komen in de curricula van de constructieve WO opleidingen. De competenties ontwerpen, detailleren en kennis van materiaalkunde scoren gemiddeld en zijn dus voor verbetering vatbaar. Echter is verbetering niet zeer noodzakelijk. Voor detailleren en materiaalkunde is relatief weinig aandacht tijdens de opleiding, deze aandacht zou vergroot kunnen worden. Ontwerpen komt al veel terug in de curricula van de constructieve opleidingen, maar wordt desondanks niet goed genoeg ontwikkeld. De overige 17 (van de 21) competenties worden als goed, zeer goed of uitstekend beoordeeld door bedrijven en overheden. Overige conclusies die getrokken zijn:
Afgestudeerden afkomstig van een WO opleiding schatten hun eigen competentieniveau ongeveer gelijk in als dat de bedrijven en overheden het competentieniveau van de afgestudeerden inschatten; Onderwijsinstellingen schatten de belangrijkheid van competenties voor het bedrijfsleven en overheden goed in.
www.avanteconsultancy.nl
62 / 63
8.3
Terugkoppeling doelstelling
Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk reeds is vermeld, was het onderzoeksdoel: 'Bepalen in hoeverre afgestudeerde studenten van constructieve opleidingen voldoen aan de gewenste competenties vanuit het bedrijfsleven en de overheid.' De eindconclusies van dit onderzoek zijn:
Constructief afgestudeerden afkomstig van een HBO opleiding voldoen onvoldoende aan de gewenste competenties vanuit het bedrijfsleven en de overheid.
Constructief afgestudeerden afkomstig van een WO opleiding voldoen goed aan de gewenste competenties vanuit het bedrijfsleven en de overheid.
www.avanteconsultancy.nl
63 / 63