juli 2014
04
Aansluiting van
opleiding op praktijk “Ik moest meteen wel echt docent zijn”
aan deze kunstzone werken de volgende vakverenigingen mee
colofon kunstzone Tijdschrift voor kunst en cultuur in het onderwijs nummer 4, juli 2014. Kunstzone wordt uitgegeven door Stichting Kunstzone. hoofd - en eindredactie
Ruud van der Meer
saskia van der linden
jan cLAIRE verschaeren GOOSSENS
Hoofdredactie
Hoofdredactie
Eindredactie
Eindredactie
Ruud van der Meer //
[email protected] Saskia van der Linden //
[email protected] Jan Verschaeren //
[email protected] Claire Goossens //
[email protected]
REDACTIE
BDD Beroepsvereniging Docenten Theater en Drama // www.docentendrama.nl NBDK Nederlandse Beroepsvereniging van Danskunstenaars //www.nbdk.nl vllt Sectie Nederlands van Vereniging Leraren Levende Talen // www.levendetalen.nl > Talensecties > Nederlands vls Vereniging Leraren Schoolmuziek //www.vls-cmhf.nl Opzegtermijn: ieder jaar voor 1 oktober. vonkc Vereniging Onderwijs Kunst & Cultuur // www.vonkc.nl Opzegtermijn: ieder jaar voor 1 november.
abonnement
LISA van BeNNEKOM
JAN vAn GEMERT
liesbeth kleuver
Muziek
Drama
PO
Henk langenhuijsen
Literatuur
Binnenland: € 49,75 // Buitenland: € 99,75 Het abonnementsjaar loopt van 1 januari t/m 31 december. Opzegtermijn: ieder jaar voor 1 november. ISSN: 1570-7989
legenda po
Vo
Algemeen
Literatuur
MBO
Beeldend
HBO
Muziek
media
Dans
Drama
ckv
Thema & cover themacoördinatie: Thijs Tittse cover: Anouk Mulders foto: Daniela Torlentino Zie: De kunst van het combineren
Vormgeving art direction & Vormgeving Marie José Kakebeeke //
[email protected]
verkoop advertenties Paul rooyackers
thea vuik
janneke van wijk
Dans
Beeldend
Beeldend/ AV
REDACTIEmedewerkers Ursula van de Bunte Heske ten Cate Madelief Debeij Joost Groeneweg Thijs Tittse Arjaan Verheule
Jan Verschaeren Kluppelshuizenweg 32 7608 RL Almelo Tel: 0546 -491745
[email protected]
druk Veldhuis Media Raalte // www.veldhuismedia.nl
stichting kunstzone Jan Verschaeren Kluppelshuizenweg 32 7608 RL Almelo Tel: 0546 -491745
[email protected]
Wilt u contact met de redactie? Zie onze website voor de email-adressen. Stichting Kunstzone. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Helpdesk arbeidsvoorwaarden voor VLS- en VONKC-leden
De VONKC- en VLS-helpdesks voor belangenbehar-tiging en arbeidsvoorwaarden worden bemand door Remko Littooij. De spreekuren zijn geconcentreerd op een ochtend en een avond. Voor algemene en specifieke vragen kunt u op genoemde tijden bij de helpdesk terecht: Hoe zit het met mijn FPU?, Is mijn taakinvulling wel juist? Ik heb nog steeds geen benoemingsakte, wat nu? Enzovoort.
2
www.kunstzone.nl & volg ons! Volg ons op: www.twitter.com/kunstzone www.facebook.com/kunstzone.nl www.youtube.com/user/kunstzone
Handiger is om een e-mail te sturen met de uitleg van uw probleem. Zo kan de helpdesk een duidelijk antwoord formuleren dat u naar wens telefonisch of via e-mail terugontvangt. Arbeidsvoorwaarden VLS/VONKC t.a.v. Remko Littooij Kluppelshuizenweg 32 7608 RL ALMELO (06) 16500695 E-mail VONKC:
[email protected] E-mail VLS:
[email protected]
Telefonische bereikbaarheid helpdesk
l l
maandagochtend van 9 tot 10 uur woensdagavond van 17 tot 19 uur
Als de helpdesk onbemand is of in gesprek, kunt u een bericht achterlaten. Dan wordt u zo spoedig mogelijk teruggebeld.
wat je moet weten!
WAT JE MOET WETEN! Zie pagina 50!
kunstzone.nl
Inhoud
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
26
14
DE STAP NAAR DE LESPRAKTIJK
NET JE RIJBEWIJS
Afgestudeerd en dan voor de klas
Hoe wordt de aansluiting van opleiding op praktijk ervaren?
06
MUZIEK OP DE PABO Hebben PABO-studenten wel voldoende muziekkennis?
08
MEER DAN ALLEEN LESGEVEN
20 16
EXTRA BAGAGE VERZAMELEN
Beeldende HBO-didaktiek in de VO-praktijk
Onderzoek doorlopende leerlijnen van QuArtEZ
‘TOON WERKELIJKE INTERESSE IN DE LEERLING’ Lerares van het Jaar 2010 Trudy Coenen
28
22
30
WAT KAN IK MET MIJN MBO CREATIEF? Beroepsmogelijkheden met een creatieve MBO-opleiding
11
DE EERSTE KEER VOOR DE KLAS
MOBIELE KUNSTBRIGADE OVER DE IDEALE KUNSTDOCENT
Waaraan voldoet de ideale kunstdocent?
32
De eerste stagedag van een student DBKV
MEDIA(LEER)PARK VOOR VMBO Praktijkgerichte vaardigheden als uitgangspunt
18
JAAP HENTENAAR in de weer
Het drukke leven van een student DBKV
12
MUZIKALE INSPIRATIE
Waar halen muziekdocenten hun inspiratie vandaan?
24
DE KUNST VAN HET COMBINEREN
Het drukke docentenleven van Anouk Mulders
34
BROOD OP DE PLANK Kunstenaars voor de klas
en verder
02 Helpdesk Vls/Vonkc 03 Inhoudsopgave 04 Redactioneel 04 Kunstzone Strip 05 De Starter: Roxanne Boers 10 Kunstzone Cartoon 33 Krassen 36 Weerwolven in beeld 38 Co-teaching in muziek 40 @Web: Charisma 42 Vier perspectieven op de oorlog 44 Inzoomen met een kwast 46 Herinneringen aan Herbert 47 In memoriam Toon Gerritse 48 Hoe klinkt de storm en het Moskouse plein? 49 Digizone 50 Wat je moet weten!
juli 2014
51 Bericht van Cito en CvE 51 Vernieuwingscommissie CKV 52 Wat heeft Cultuur in de spiegel opgeleverd? 54 SUPERSYMFONICS 56 Het laboratorium van de kunsteducatie 58 Herrekijken 60 Trots en gedreven 62 Ervaringsdeskundig 64 Boeksignalementen 65 Recensies 66 Actief met ckv
3
redactioneel
Zwanenzang Het schooljaar loopt op zijn eind. Maar dit is wel de tijd dat de CKV Vernieuwingscommissie een advies moet gaan geven waar we nu naartoe moeten met het vak. Even bijpraten: CKV zou eerst verdwijnen, maar dit werd toch als een ernstige aanslag gezien op de culturele bagage waarmee onze leerlingen het voortgezet onderwijs verlaten. De lobby-acties vonden uiteindelijk toch een luisterend oor bij de minister. Hulde! Maar er moest wel wat veranderen aan CKV. Meer eigen keuzevrijheid voor de scholen en geen verplichting voor het aantal culturele activiteiten. Het nieuwe CKV krijgt meer kwaliteit en geeft meer leerlingen zin in cultuur. De CKV Vernieuwingscommissie moet op korte termijn met een plan komen. De eerste werksessies hebben al plaatsgevonden. Kernvragen: Wat willen we met CKV en wat zijn de wenselijke leeropbrengsten? Het eerste advies ligt komende maand bij de minister en het definitieve plan moet in november klaar zijn. ‘Da’s mooi,’ zult u denken, ‘maar wat moet ik in de tussentijd dan doen?’ Goeie vraag! Het komende jaar is nog als vanouds, maar niets staat ons in de weg om een extra inspanning te doen om de zin in cultuur extra aan te zwengelen. Bijvoorbeeld door meer te kijken naar wat leerlingen zelf leuk vinden, maar ook naar verschillende manieren van rapportage. De leerlingen op onze school moeten op vier verschillende manieren hun ervaringen bij culturele activiteiten met elkaar delen: een liefst Prezi - presentatie, een flyer of filmposter waarmee de culturele activiteit aangeprezen wordt, een YouTube-filmpje met interviews van het publiek en - inderdaad - een geschreven
Ruud van der Meer hoofdredacteur
strip
4
verslag. Centraal staat: je moet er zin in krijgen of je moet kunnen verdedigen dat je het ècht niets vond. Waar ik eerst obligate verslagen zat door te bladeren, zie ik nu vaak het plezier van de culturele activiteit en met elkaar van de filmpjes en presentaties afspatten. Pure winst! Teveel vragen maken dat leerlingen vergeten te genieten. Maar ik geef meer ruimte aan eigen keuzes. Mag je ook naar de sauwelavond (tonpraters)? Ja, maar dan kijk je ook hoe de sauwelaars het publiek bespelen en hoe ze ingaan op het plaatselijke gebeuren. En verdiep je je in de geschiedenis van het plaatselijke carnaval. Hoe breng je deze ervaringen het beste IN de klas? Ik ben er nog niet zo goed uit. En daarna oogsten is essentieel en daar kan ik nog winnen. In dit nummer van Kunstzone bekijken we met u hoe de opleidingswerkelijkheid aansluit op de dagelijkse praktijk. Daarin toch wel een aantal knopen. Bij het PO, maar ook bij het VO. Bachelors en masters, weet een student genoeg en wat kan de school verwachten? Lastige materie, maar wel essentieel voor onze vakken! Dit is mijn laatste stukje dat ik voor u schrijf als hoofdredacteur. Ik kondigde het al eerder aan. Na twaalf jaar is het mooi geweest, tijd voor vers bloed. Dankjewel redactieleden voor al die jaren van supersamenwerking. Het was mijn plezier om dit samen met jullie te doen. Succes nieuwe hoofdredactie Saskia van den Linden en Judith Boessen. Jullie krijgen een prachtig team om mee te werken!
Ruud
kunstzone.nl
de starter
destarter Roxanne Boers
Voor het eerst voor de klas, voor het eerst in de docentenkamer. Kunstzone stelt iedere keer een startende docent aan u voor middels een persoonlijk portret. Redactie en samenstelling: Janneke van Wijk
O
p de basisschool kregen we een tekenschrift, deze heb ik nu nog. Er staan tekeningen in over prinsessen en van ‘ik mik loreland’. Thuis kon ik dagen tekenen, deed aan elke kleurwedstrijd mee en won regelmatig. Ik las veel, ik ging elke week naar de bieb. Ik wilde altijd al naar de kunstacademie.
Mijn eerste stagedag als zeventienjarige vond ik doodeng! De eerste lesdag als docent was ik zenuwachtig. Toen ik de klas binnen zag stromen en iedereen mij vragend aankeek, wilde ik het liefst weglopen. Naarmate de les vorderde, namen mijn zenuwen af. De klas die daarna kwam, ging makkelijker. Ik had zelfs geen rode wangen meer! Die eerste periode had ik ’s ochtends buikkrampen, pure zenuwen. Soms heb ik daar nog last van. Als ik twee weken vakantie heb gehad bijvoorbeeld. Kan ik het nog wel? Zullen ze wel naar me luisteren? Gelukkig valt het altijd mee en zijn die zenuwen na de ochtend verdwenen. Als ik ervaren collega’s moet geloven, is dit normaal en hebben zelfs zij na de zomervakantie een beetje last van zenuwen. We zitten in een periode waarin taal en wiskunde belangrijk worden gevonden en de kunstvakken naar de achtergrond geschoven worden. Ik denk dat ook andere vaardigheden, die van nature in een kind aanwezig zijn, aangesproken moeten worden. Zoals het verbeelden van ideeën, in plaats van alleen in taal uit te drukken. Creativiteit helpt leerlingen hun grenzen op te zoeken en maakt ze kritisch en zelfbewust. Het verbeelden, het maken bij kunstvakken stimuleert een onderzoekende houding bij
juli 2014
Ondertussen heb ik een manier gevonden, gelukkig. Nu gaat het beter en maakt hij heel goed werk. Hij laat me vaak aan het eind van de les dingen zien die hij thuis heeft gemaakt. Erg onder de indruk ben ik van zijn werk. Het gevoel dat je een jonge kunstenaar in je klas hebt.
‘Toen ik de klas binnen zag stromen en iedereen mij vragend aankeek, wilde ik het liefst weglopen. Als ik ervaren collega’s moet geloven hebben zelfs zij na de zomervakantie een beetje last van zenuwen.’ CV Roxanne
Geboortedatum: 26 april 1990 Woonplaats: Enschede Opleiding: docent beeldende kunst en vormgeving ArtEZ HS voor de Kunsten Arnhem Beroep: docent tekenen, handvaardigheid, CKV, KC Werkplek: Baudartius College Zutphen Favoriet tv/film: Amelie, superhelden films, Pulp Fiction, Into the Wild Favoriete muziek: Bon Iver, Ben Howard Favoriet boek: Extremely Loud and Incredibly Close Favoriet gerecht: alles met pompoen en geitenkaas Passies/hobby’s: Mooie dingen zien, horen en verzamelen Onmisbaar ding: best genant: mijn iPhone
kinderen. Wij hebben in de toekomst mensen nodig om gedachten, filosofieën, idealen, ideeën vorm te geven in iets tastbaars. Ik heb een leerling met een groot talent. Hij zit in de tweede klas en heeft een behoorlijke rugzak, waardoor het reguliere onderwijs niet makkelijk is voor hem. Hij is goed in tekenen en handvaardigheid. In het begin vond ik het lastig hoe ik met hem om moest gaan. Ik wist dat hij talent had, maar het kwam er tijdens de lessen niet uit. Snel afgeleid en chaotisch.
Ik haal inspiratie voor de lessen uit de beeldende kunst. Ik ben fanatiek met Pinterest en kom dingen tegen die geschikt zijn voor mijn lessen. Ik vind het belangrijk dat leerlingen de relatie tussen de beeldende lessen op school, wat zij zelf maken, en de kunstwereld zien. Ik zie dat er een kloof is tussen ‘schoolkunst’ en echte kunst. Door leerlingen te inspireren met hedendaagse kunst, veel te bespreken en actuele opdrachten te ontwikkelen komt dit meer bij elkaar. Ik bewonder de docent die alles onder controle heeft. Een goede, fijne werksfeer tijdens de les te pakken heeft. Door de leerlingen heel oké wordt gevonden, door humor, maar ook door duidelijkheid. Die op alle niveaus en in alle leerjaren goed les kan geven, zowel didactisch als inhoudelijk heel sterk is. En daarnaast ook nog zijn vak relevant kan houden, zijn lesmateriaal kan blijven vernieuwen en een sociaal leven heeft. Daar heb ik bewondering voor. Hoe doen jullie dat? v
5
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
MUZIEK op de pabo ‘Mijn studenten stuiten in de praktijk op een muur van weerstand’ Steeds minder vakdocenten muziek zijn werkzaam in het primair onderwijs. Groepsleerkrachten moeten dus zelf het vak muziek onderwijzen. Maar doen ze dat ook? Uit onderzoek en uit de praktijk blijkt dat de meeste groepsleerkrachten zichzelf niet capabel genoeg vinden om een goede muziekles te verzorgen. Christiane Nieuwmeijer, muziekdocent op de PABO, snapt wel waarom. ‘De hoeveelheid uren muziek in het curriculum van de PABO vind ik shocking.’ AUTEUR: LISA VAN BENNEKOM // HBO
I
n een conceptstore op de Overtoom in Amsterdam tref ik Christiane voor een gesprek over het muziekonderwijs op de PABO. We kennen elkaar niet, maar het wordt al gauw duidelijk dat we, beiden opgeleid als muziekdocent, meerdere gemeenschappelijke bekenden hebben. Wat is de wereld van het muziekonderwijs in Nederland toch klein! Christiane vertelt enthousiast, bevlogen en met veel armgebaren over haar werk als muziekdocent op de PABO van Hogeschool InHolland in Alkmaar. Ze werkt er al sinds 1992 als docent en stagebegeleider en is daarnaast onder andere hoofdvakdocent op de opleiding Docent Muziek aan het Conservatorium in Utrecht. Hier zit duidelijk een muziekdocent die weet waar ze over praat. Ik val dus maar gelijk met de deur in huis. Het is algemeen bekend dat er op de PABO’s in Nederland vooral veel aandacht is voor de vakken rekenen en taal. Maar hoeveel uren blijven er dan nog over voor het vak muziek? ‘Op de PABO in Alkmaar hebben de studenten in totaal twintig klokuren het vak vaardigheidstraining muziek, verdeeld over het eerste en tweede jaar. Shocking hè? In het eerste jaar volgen ze daarnaast nog wel twaalf klokuren schoolkoor en komt het vak muziek in twee interdisciplinaire themaweken aan bod. Maar ik ken verhalen van PABO’s waar er in totaal zelfs maar negen contacturen zijn. Ik weet dat vanuit het Netwerk Muziekdocenten PABO dat twee keer per jaar bij elkaar komt. Tijdens deze bijeenkomsten wisselen we informatie
6
Foto’s: Ursula van de Bunte
uit. Gezamenlijk werkten we ook mee aan een onderzoek over muziek op de PABO’s in Nederland. Uiteindelijk hebben we diplomatiek besloten om de resultaten van dat onderzoek maar voor onszelf te houden. We waren bang dat directeuren van PABO’s zouden zeggen ‘Oh, kunnen ze daar met zoveel uren voor muziek toe? Dan schroeven we hier ook de uren omlaag!’ En speelt muziek een rol tijdens de stages van jouw studenten? ‘Het geven van muziek tijdens de stage is voor onze studenten niet verplicht. Ik vroeg vorige week in mijn les aan
tweedejaars: ‘Zeg eens eerlijk, wie heeft er nog nooit muziek gegeven in de stage?’ En toen gingen er wel een paar handen omhoog. En dat zijn tweedejaars hè, met nog maar één les muziek op de PABO voor de boeg! Of als ik studenten vraag een muziekles in de stage te geven, zeggen ze: ‘Ik denk niet dat mijn mentor het goed vindt, want daar worden de kinderen altijd zo druk van...’ Vaak hebben ze op hun stageschool ook geen instrumenten tot hun beschikking. Ik weet uit de praktijk dat de mentoren zelf, de groepsleerkrachten waarbij de studenten stage lopen, haast geen muziek geven. Sommige studenten
kunstzone.nl
Muziek op de Pabo
geven aan nog nooit een muziekles gezien te hebben. En als er muziek wordt gegeven, dan is dat bij de kleuters. Ook uit onderzoek, bijvoorbeeld het IVA beleidsonderzoek Muziek in ieder kind, blijkt dat. Dus de studenten krijgen tijdens hun opleiding van de mentoren al de boodschap dat muziekonderwijs lastig is of herrie geeft. Tja, daar kan ik als muziekdocent op de PABO nauwelijks tegenop boksen. Soms denk ik weleens dat ik beter af zou zijn achter de kassa bij de HEMA.’ (lacht) Wat kunnen de studenten nadat ze jouw vak vaardigheidstraining muziek hebben gevolgd? ‘Voor het vak muziek in het PO is een kennisbasis ontwikkeld, waarin alle kennis staat waarover een beginnende leerkracht zou moeten beschikken. Ik heb helaas niet genoeg contacturen om de kennisbasis voor muziek te halen. En daarbij moet je voor het geven van muziek niet alleen dingen kennen, maar ook kunnen. In de twintig klokuren die ik heb, geef ik ze zo veel mogelijk handvatten, maar uiteindelijk leer je het geven van muziek natuurlijk in de praktijk.’ Christiane legt uit hoe haar lessen over het eerste en tweede jaar van de PABO zijn verdeeld. In het eerste jaar maken de studenten kennis met het vak muziek. De muzikale domeinen en het Klank-Vorm-Betekenis-model komen aan bod. In de eerste twee periodes van het eerste jaar lopen ze stage in de bovenbouw. Christiane speelt hierop in door werkvormen aan te bieden op het gebied van zingen en muziek maken die ze met hun stageklassen zouden kunnen
juli 2014
uitvoeren. In de laatste twee periodes van het eerste jaar lopen de studenten stage in de onderbouw. Bij het vak muziek leren ze dan over zingen, spelen, noteren en bewegen met jonge kinderen. In het tweede jaar staan in de eerste twee periodes luisteren, bewegen en de vocale ontwikkeling van het kind centraal. Enthousiast vertelt Christiane over een filmpje dat ze haar studenten altijd laat zien. Een meisje is van haar tweede tot negende levensjaar op verschillende momenten zingend gefilmd. Gedurende de jaren wordt het vocale bereik van het meisje steeds groter en wordt ze zich bewuster van haar omgeving. Een mooi voorbeeld om de studenten te leren dat de vocale ontwikkeling consequenties heeft voor het liedrepertoire. De laatste twee periodes van het tweede jaar op de PABO staan in het teken van het maken van een eigen ritmische liedbegeleiding, canon zingen en lied leiden. Hoewel je weinig contacturen hebt met de studenten, klinkt het als een mooi programma. Toch triest dat er in de praktijk zo weinig mee gebeurd. ‘De kern van het probleem zit bij de maatschappelijk relevantie van het vak muziek in onze samenleving. Niemand voelt de importantie en relevantie. Ik denk dat het vak op de PABO pas prioriteit gaat krijgen als directies van basisscholen kwaliteit zouden eisen. Want pas als je kwaliteit vraagt op het eind, werkt dat door tot aan het begin. Al zou ik twee keer zoveel uren krijgen om muziek te geven of bakken met huiswerk geven, het zou niks veranderen. Want uiteindelijk stuiten de studenten op de school waar ze gaan werken toch weer op een muur van weerstand.’
Wat zou de huidige situatie op de scholen kunnen verbeteren? ‘De enige oplossing is scholen afrekenen op de kwaliteit van hun muziekonderwijs. De Inspectie van het Onderwijs publiceerde in 2013 het rapport ‘Over de volle breedte’, waaruit blijkt dat er op dit moment te weinig bekend is over de kwaliteit van vakken zoals muziek in het PO. De Inspectie steekt hiermee een ‘vingertop’ in eigen boezem. Het voornemen is om de kunstvakken beter te gaan inspecteren.’
“Studenten krijgen tijdens hun opleiding van de mentoren al de boodschap dat muziekonderwijs lastig is of herrie geeft” Ondanks het sombere beeld dat Christiane schetst van het muziekonderwijs op de PABO en in het PO, benadrukt ze tijdens het gesprek meerdere malen dat haar werk toch heel leuk is. ‘Natuurlijk zijn er ook momenten dat het wél lukt. Dat een student enthousiast terugkomt uit een stageles, omdat een muzikale werkvorm zo goed werkte. Want als ze het proberen, kan het eigenlijk niet mislukken. En als de studenten eenmaal over de streep zijn, dan heb ik ze!’ v
7
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
Elsbeth Veldpape (links) en Saskia van der Linden. Foto: Willem Mes
Meer dan alleen lesgeven QuArtEZ onderzoekt de doorlopende leerlijn De docentenopleiding die ik heb genoten, heeft mij geleerd om te dromen, om te dromen over mijn visie op kunsteducatie. Prachtige theorieën kreeg ik voorgeschoteld, over het authentieke leren en het procesmatige leren. Op papier verzon ik de ideale scholen, met ideale leerlingen en ideale leraren. Als ik later les zou geven, zou de leerling centraal staan en was er voor iedere leerling een computer, een camera en een beamer aanwezig. Elke week zou ik een vermaarde kunstenaar uitnodigen die de leerlingen zou vertellen over zijn werk en samen met de leerlingen nieuw werk zou scheppen. In mijn dromen staat de actuele kunst centraal, en zou iedere individuele leerling ervoor kiezen na zijn middelbare school naar de academie te gaan. AUTEUR: THIJS TITTSE // VO/HBO
8
M
aar wat bleek? In praktijk blijken mijn dromen geen harde waarheden. Het computerlokaal is altijd net door een andere docent in gebruik, de camera’s zijn verouderd en het budget om actuele vermaarde kunstenaars in te huren om te spreken is niet toereikend. De terugkerende uitjes van de leerlingen vallen precies op mijn lesdagen, en school blijkt om de haverklap een vakantie te hebben ingeroosterd. Thuis kom ik om van het nakijkwerk en ben ik uren achtereen bezig met het invoeren van cijfers. Tevens organiseer ik het kerstgala, wat een veel grotere klus blijkt te zijn dan ik in eerste instantie dacht. Als ik denk een avond vrij te hebben, staan plots de ouderavonden voor de deur. Om de drukte te kunnen drukken, trek ik soms maar een oude opdracht uit de kast. Zo’n opdracht waarvan je van tevoren weet wat het eindresultaat is: figuurzaag een uil en schilder deze over in verzadigde kleuren, zo’n opdracht. Wat is er overgebleven van mijn dromen? Waar is mijn visie? Wanneer heb ik voor het laatst een museum van binnen gezien? Hoe staat het met mijn eigen beeldend werk?
kunstzone.nl
Meer dan alleen lesgeven
Project QuArtEZ Beginnende leraren, die over het algemeen starten in de onderbouw, lopen tegen veel obstakels aan en lijken te worden opgeslokt door de school. Er is geen tijd voor bezinning en reflectie, om een visie te kunnen ontwikkelen of handhaven. De visie die reeds door de sectie is gemaakt, blijkt soms verouderd of wat vaag omschreven. Secties blijken over het algemeen te overleggen over de praktische invulling van de lessen, zo gaat dat immers al jaren. Deze problemen hebben de aandacht getrokken van onder andere Elsbeth Veldpape en Saskia van der Linden. Ondersteund door een subsidie binnen het project Cultuurwerkplaatsen van LKCA zijn zij ten strijde getrokken: samen met studenten van de academie, docenten op middelbare scholen en beleidsmakers zijn zij een grootschalig project gestart onder de noemer QuArtEZ. Onder leiding van Saskia van der Linden kreeg een aantal studenten, die studeren aan ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem, de kans om dit probleem te onderzoeken en er een oplossing voor te bieden.
“Wat is er overgebleven van mijn dromen? Waar is mijn visie?”
blijkt dat in de onderbouw - voorzichtig gezegd - met name docentgerichte opdrachten worden gegeven, waarin de techniek van een opdracht centraal staat. Het gaat er bijvoorbeeld niet om waarom de leerling een vlak arceert, maar dat de leerling het vlak arceert op de manier die is aangeleerd. Het procesmatig leren lijkt in de onderbouw soms minder aan de orde te zijn dan in de bovenbouw. Men zou zachtjes kunnen beweren dat er een gat bestaat tussen de onderbouw en de bovenbouw. Doordat er soms door uiteenlopende redenen minder wordt gewerkt aan visie-ontwikkeling, kan er sprake zijn van een leerlijn die niet geheel doorlopend is. De onderbouw en de bovenbouw zijn misschien vreemden van elkaar. Onderzoek Onder leiding van Saskia van der Linden, Lia Laagland, Anouk Mulders en Willemien Cuijpers is eerst een onderzoek gestart naar dit probleem. Vier studenten van ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem meldden zich aan om drie scholen die zijn aangesloten bij scholengemeenschap Quadraam, te onderzoeken. Middels interviews en vragenlijsten voor docenten, leerlingen en andere medewerkers op de betreffende scholen werd onderzocht of er een doorlopende leerlijn bestond tussen de onderbouw en de bovenbouw, of secties werkten vanuit een visie. Ook werd onderzocht of het eventuele ontbreken van een doorlopende leerlijn als een probleem werd gezien. Resultaten Uit de resultaten van deze onderzoeken bleek dat docenten er belang aan
hechten dat de boven- en onderbouw op elkaar aansluiten. Toch vindt een groot deel van de docenten dat de onder- en bovenbouw ook wezenlijk van elkaar moeten verschillen. In de onderbouw wordt duidelijk meer de nadruk gelegd op terminologie en structuur, terwijl in de bovenbouw vooral procesmatig werken en zelfstandigheid wordt gestimuleerd. Staffunctionarissen hechten nog meer belang aan de doorlopende leerlijn dan de docenten. Uit de resultaten blijkt ook dat het leeuwendeel van de docenten werkzaam is in zowel de onderbouw als de bovenbouw en dat die docenten wel proberen toe te werken naar een samenhangend lesprogramma. Ondanks het feit dat docenten het belangrijk vinden de doorlopende leerlijn te verbeteren, blijkt er weinig structureel overleg plaats te vinden over de realisatie van een soepele doorlopende leerlijn. Praktische zaken worden in de wandelgangen geregeld. Inhoudelijk wordt er weinig constructief over deze doorlopende leerlijn besproken, laat staan afgesproken. Wat betreft de visie op kunsteducatie bracht het onderzoek naar voren dat deze visie niet door eenieder op een gelijke manier begrepen en uitgedragen wordt. Nieuwe docenten gaven aan niet op de hoogte te zijn van de visie. Uit de resultaten bleek ook dat het woord visie an sich erg verschillend wordt geïnterpreteerd. Daarnaast bleek dat een derde van de ondervraagden zich niet kan vinden in de visie van de school, maar deze toch moet uitvoeren en uitdragen. De helft van de docenten geeft aan naar eigen inzicht te werken en zich niet veel van de visie op kunsteducatie aan te trekken.
Onderbouw versus bovenbouw Uitgangspunt van het project was dat het hebben van een visie erg belangrijk is voor de doorlopende leerlijn. Idealiter krijgt een leerling uit de eerste klas volgens eenzelfde visie les als een leerling uit een examenjaar. De bovenbouw werkt toe naar een examen, waarin in de eindtermen helder staat omschreven wat er gemaakt moet worden en op welke manier. Het praktisch eindexamen tekenen is ontwikkeld naar de ideeën van het procesmatig leren. Deze visie op kunstonderwijs wordt door de bovenbouw uitgedragen: leerlingen leren te denken in stappen en leren de stappen die ze in een beeldend proces maken te verantwoorden. In de onderbouw is er geen sprake van een eindexamen dat gebonden is aan een bepaalde visie op kunsteducatie. Daar is beeldende vorming een vast onderdeel en is het vak door de docenten nagenoeg vrij in te richten. Het
juli 2014
9
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
Drie instrumenten ontwikkeld Het tweede en derde team (de ontwikkelteams) hebben zich, samen met docente Leontine Broekhuizen, gebogen over de resultaten en aanbevelingen van het rapport. Zij hebben moeten concluderen dat reflectie op het eigen onderwijs en visievorming nodig zijn alvorens een stap vooruit te kunnen maken wat betreft die doorlopende leerlijn. De QuArtEZ- studenten ontwikkelden drie instrumenten om op deze drie gebieden binnen een kunstsectie te helpen. Het eerste instrument betreft een scan die online te raadplegen is en de sectie helpt om te reflecteren op het eigen onderwijs en de organisatie ervan. Het tweede is een eenvoudig en effectief spel, het Visiespel. Aan de hand van een aantal vragenlijsten kan elke leraar zijn plek binnen het spectrum van de visies op kunsteducatie verkennen en ontdekken. Beide instrumenten helpen een sectie te ontdekken waar hun leden staan, waar de consensus is en waar leraren tegenover elkaar staan. Zo kan op een gemakkelijke wijze de visie binnen een sectie worden besproken, opdat docenten vanuit een gezamenlijke visie hun vak uitdragen en opdat vanuit de onderbouw op eenzelfde visie wordt lesgegeven als vanuit de bovenbouw. Beide instrumenten zijn succesvol gepresenteerd op het landelijk congres
10
Cultuur Leert Anders. Met het derde instrument tot slot gaan de docenten aan de slag met de leerlijn. De studenten van dit laatste team zochten de doorgaande leerlijn in het didactisch concept van de zelfstandig werkende leerling die zich ontwikkelt tot zelfverantwoordelijk leren. De studenten hebben alledrie de instrumenten zelf inhoud gegeven vanuit verschillende actuele denkers over kunsteducatie. Openbaar Naast instrumenten en de informatieve databank is het grootste rendement van de cultuurwerkplaats te vinden bij de studenten zelf. Het onderzoek en de instrumenten zijn namelijk in de openbaarheid gebracht en kenden dus erg hoge eisen. Het bleef niet ‘binnen’
de hogeschool. Waar normaal een eindexamenopdracht binnen de muren van de academie blijft, zijn de producten door iedereen te raadplegen en te gebruiken. Studenten moesten de taal leren van een officieel onderzoek - waarin ze overigens zeer geslaagd zijn - en moesten de instrumenten testen op hun bruikbaarheid. Daarnaast hebben de studenten de kans gekregen om een middelbare school ook op organisatorisch niveau te onderzoeken en te beleven. Zo konden de studenten zich een zeer compleet beeld vormen van wat het is om docent te zijn en te werken binnen een team en de context van een middelbare school. Studenten hebben een echt product ontwikkeld - het Visiespel - en hebben dit product getest en bijgeschaafd. v
Nieuwsgierig geworden?
Nieuwsgierig geworden naar jouw visie op kunsteducatie? Die van jouw collega’s? Of wil je de resultaten inzien van het onderzoek? Bezoek de website. > Rapport: www.onderbouw-bovenbouw.artez.nl/ onderzoek > Scan: www.onderbouw-bovenbouw.artez.nl/?tool=inventarisatiescan > Visiespel: www.onderbouw-bovenbouw.artez.nl/?tool=visiespel > Leerlijnen:www.onderbouw-bovenbouw.artez.nl/?tool=opdrachten
kunstzone.nl
De eerste keer voor de klas
De eerste keer
voor de klas
‘Vandaag krijg ik een glimp te zien van waar mijn docentopleiding naar toewerkt.’ AUTEUR: KIRSTEN SCHIEBERGEN // VO/HBO
I
k stap uit de trein, het is nog niet eens licht. Mijmerend denk ik terug aan de avond voor deze ochtend. Ik zat in de kroeg met een glas witte wijn in mijn hand, om een moment te vergeten hoe druk het studeren aan de academie kan zijn. Ik ben een kwartaal bezig met de docentopleiding beeldende kunst en vormgeving. De eerste weken waren overweldigend. Het werktempo was moordend. De maanden zijn voorbij gevlogen. Vandaag krijg ik een glimp te zien van waar mijn opleiding naar toewerkt. Vandaag mag ik ervaren - ik heb mij erop verheugd hoe het is om kunstdocente te zijn. Ik heb mijn lekker zittende, praktische werkkleding van de academie verruild voor een degelijk setje: een jasje, hakken en mijn krullen opgestoken in een knotje. Er zullen vandaag vele ogen op mij gericht zijn. Mijn handen kriebelen, jeuken van nervositeit en enthousiasme. Het schoolgebouw komt in zicht en ik volg de stroom leerlingen naar de ingang. Het ruikt bij binnenkomst ietwat muf, zoals ik mijn eigen middelbare school herinner. Als ik naar de docentenkamer loop, zie ik een meisje dat op haar tenen gaat staan om in haar kluisje te kijken. Ik glimlach bij de gedachte dat ik vroeger ook een klein meisje was. In de garderobe voor de docentenkamer hang ik mijn jas op en fatsoeneer mijn haar door een streng terug te duwen in het knotje. ‘Adem in en adem uit,’ fluister ik mezelf toe en stap onwennig de docentenkamer binnen. De vertrouwde geur van kantinekoffie komt mij tegemoet. Verbaasde blikken in mijn richting. Of verbeeld ik me dat? De mannen en vrouwen die er zitten, lijken mij degelijke mensen. Ik zie voor me hoe ze elke week The Voice of Holland kijken met als reden te begrijpen wat er bij de leerlingen leeft. In het midden van de ruimte zitten ze aan een bar. Ze lachen en laten elkaar filmpjes zien op een tablet. Een man met een brede lach en een twinkeling in zijn ogen stelt zich voor. Hij is de docent die mij een kijkje in zijn klassen zal geven. Vandaag geeft hij aan alle jaren van het atheneum tekenen, handvaardigheid en het vak dat ik ken als CKV, maar dat inmiddels kunst beeldend wordt genoemd. Samen lopen wij naar het lokaal, dat er precies zo uitziet als ik me had voorgesteld. Er staan werkbanken met krukken en aan de muur hangen werkstukken van leerlingen. Er is weinig tijd om te acclimatiseren, de bel gaat. Showtime! De leerlingen druppelen druk pratend het lokaal binnen. Met hun ogen op mij gericht nemen zij plaats door hun tas op tafel te gooien. Ik sta wat onwennig voor de klas met mijn vingers in elkaar gestrengeld. Tijdens deze les handvaardigheid maken de derdeklassers mensfiguren van metaaldraad. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik op de academie voor driedimensionale vaardigheden een draadfiguur heb gemaakt, zodat ik vandaag die kennis in praktijk kan brengen. Terwijl ik met tangetjes en ijzerdraad tussen de tafels loop, laat ik mijn blik door het lokaal dwalen. Het valt mij op dat de meisjes veel op elkaar lijken. Op de vraag hoe ik de leerlingen uit elkaar
juli 2014
ga houden, krijg ik het volgende lesuur antwoord: door te oefenen. De docent geeft breed glimlachend een stapel werkstukken aan mij - daar was ik al bang voor - en ik bekijk het bovenste exemplaar. Als ik de scheef gekrabbelde naam in de bovenhoek heb gevonden, roep ik die door de klas. Gelukkig gaat er een hand omhoog. Ik vraag tijdens het uitdelen wat de leerlingen van de kunstvakken vinden. De jongens vinden het vaak moeilijk en saai, de meisjes zijn meer enthousiast. Het unanieme antwoord van de jongens luidt dat ‘meisjes er gewoon beter in zijn’. ‘Waarom wil je leraar worden?’ vraagt een leerling als ik alle werkstukken verdeeld heb. ‘School is stom.’ Het vak van leraar heeft voor mij altijd al iets magisch gehad. In gedachten zie ik een sprookjesachtige verschijning van een man of vrouw die zijn of haar pupillen begeleidt om een goed leven te leiden en de dingen te doen die ertoe doen - metaforisch gezien natuurlijk. Ik wil graag leerlingen vertellen over kunst en dat het een beroep is waar hij of zij voor kan kiezen. Omdat ik vind dat kunst ertoe doet in de wereld, om een mening of gevoel te delen of juist te laten zien hoe esthetisch de wereld kan zijn.
“Ik zie voor me hoe ze elke week The Voice of Holland kijken met als reden te begrijpen wat er bij de leerlingen leeft” Ik antwoord de leerling dat ik het leuk vind om te tekenen en dat ik het graag aan anderen wil leren, bang dat hij mijn diepere motieven zal uitlachen. Een tweede leerling mengt zich in het gesprek: hij vindt tekenen ook leuk, omdat hij daarvoor niet hard hoeft te werken. Onder zijn tekening ligt een natuurkundeboek. Ik neem aan dat hij een overhoring heeft. De docent, die in stilte achter hem komt staan, zegt dat de tekening volgende week af moet zijn om te worden beoordeeld. De jongen schrikt en grijpt naar zijn potlood. Zijn klasgenoten lachen en ik heb de jongen de hele les niet meer gehoord. Lesgeven lijkt mij een kunst op zich. Uit de bevlogenheid waarmee de docent lesgeeft, spreekt zijn ervaring. Ik heb tijdens deze eerste stage in het onderwijs een mooi voorbeeld aan hem gehad. Als ik tegen het vallen van de avond uit de trein stap, hoor ik een man zeggen: ‘Ik wist niet dat jij iets met kunst deed!’ Ik draai me om en zie een klant van de supermarkt waar ik een bijbaantje heb. Ik glunder van trots. ‘Ik studeer voor kunstdocent.’ Nu weet ik waarvoor ik studeer. Of ik geschikt ben, zal de komende jaren op de academie blijken. v
11
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
Muzikale
1
inspiratie
Wat inspireerde jou tijdens de opleiding Docent Muziek? De Opleiding Docent Muziek staat erom bekend een zeer diverse en intensieve studie te zijn. Je wordt niet alleen opgeleid tot een goede muziekdocent, maar ook als muzikant, coach en dirigent moet je in de praktijk je mannetje (vrouwtje) kunnen staan. Kunstzone vroeg vijf alumni wat hen inspireerde tijdens hun opleiding aan het conservatorium. REDACTIE EN SAMENSTELLING: LISA VAN BENNEKOM // HBO
1 Arjaan Verheule (links) treedt op met zijn band. 2 Lisa van Bennekom (links) op stage in Suriname. Foto: Martine Thuis
12
01
Naam: Arjaan Verheule Opleiding: Docent Muziek, Codarts Rotterdam Huidige werkzaamheden: docent muziek op Dalton Voorburg, muzikant bij The Raspers ‘Rotterdam, de Pieter de Hooghweg, het conservatorium... Op de open dag was ik al verkocht. Uit elke hoek kwam muziek: klassieke zangeressen tegenover rockgitaristen, iemand op een trekzak op de gang, drie flamencogitaristen op de gang. Ik was eenendertig, had jaren met mijn band overal in Nederland gespeeld, ruim honderdtwintig optredens per jaar en het werd tijd om een volgende stap te maken in mijn leven. Dit ging ik tenslotte niet mijn hele leven volhouden. Er zat magie in dat gebouw. Heerlijk was het om naar binnen te lopen, en al dat veel jongere talent om me heen te zien en te horen. Maar als verstokte rock-saxofonist vond ik het ook een onbegrijpelijke wereld. Klassieke muziek stond ver van mij af. En al dat overdreven gedoe met septime-akkoorden. Ik overdrijf een beetje, maar toen ik bij Leo Aussems voor het eerst in het koor meezong, meerstemmig, dolby surround middenin tussen alle muziek, ervoer ik in wat voor nieuwe wereld ik was gekomen. Anders muziek maken en ervaren dan ik gewend was. Alle stemmen om je heen, ik middenin de muziek. Nu probeer ik kinderen kennis te laten maken met de magie van muziek, meedoen, en overal om je heen muziek als je in een bandje speelt. En dat moment als je de partijen als een puzzeltje in elkaar hebt geschoven en ze voelen dat zelf ook… Dat moment…’
02
Naam: Lisa van Bennekom Opleiding: Docent Muziek, Conservatorium van Amsterdam (2001-2005) Huidige werkzaamheden: freelance adviseur muziekonderwijs bij MOCCA, journalist en fotograaf ‘Toen ik het vliegtuig uitstapte, kletste de tropische hitte als een warme natte deken in mijn gezicht. Het avontuur was begonnen: op stage in Suriname! Drie maanden lang woonde ik samen met twee studiegenootjes in Paramaribo. In een on-Surinaams tempo denderden we van de ene muzikale activiteit naar de andere. We maakten een meespeel muziektheatervoorstelling voor basischoolleerlingen, dirigeerden het Nationaal Jeugdkoor, traden zingend op als de Dutch Diva’s en kregen Kawina percussie-les. Vrij van roosters, docenten en tentamens kon ik even proeven van het leven na de studietijd. Op de grond van ons appartement in de Mozartstraat schreven we de scènes en liedjes van onze muziekvoorstelling. We maakten ons eigen decor, zochten muzikanten om mee samen te spelen en introduceerden onszelf bij basisscholen. Het leerde me dat je veel, zo niet alles, kunt bereiken met de juiste dosis enthousiasme, openheid en creativiteit. Naar de vrijheid en zelfstandigheid die ik in 2005 in Suriname ervoer, heb ik bij terugkomst in Nederland lang moeten zoeken. Totdat ik 2011 mijn eigen bedrijfje Bureau81 oprichtte. Toen was het er weer: het gevoel van avontuur!’
kunstzone.nl
MUZIKALE INSPIRATIE
2
03
Naam: Roosje Blenckers Opleiding: Schoolmuziek/ Orthopedagogische Muziekbeoefening, Conservatorium Maastricht (2000-2004) Huidige werkzaamheden: Hoofd Educatie op Aslan Muziekcentrum Amsterdam, muziekdocent. ‘Je kon een speld horen vallen in onze drukke klas met twintig studenten tijdens de les muziekgeschiedenis. De docent Charles Hendrikx kwam binnen en zijn verschijning zei ons dat we ons moesten gedragen. Hij straalde een serene rust uit die wij overnamen. Hij was altijd in strak in het pak. Hij viste zijn bijbehorende zakdoek uit zijn borstzak, draaide zich om en hij snoot ritmisch zijn neus. Niet alleen waren zijn lessen inhoudelijk strak en duidelijk, hij bezat een natuurlijke autoriteit, wat mij als beginnende docent enorm inspireerde. Hoe deed hij dat? Zo lief was hij niet. Hij was streng, gaf vaak een onvoldoende. Hij gaf zelden een compliment en vroeg nooit eens hoe het voor mij als zeventienjarige was om in een vreemde stad te studeren en te wonen! Waarom wilde ik dan toch dat hij mij aardig vond? Ik had een enorm natuurlijk, diep respect voor hem, en mijn medestudenten ook. Nu ik zelf veel voor de klas sta, denk ik nog vaak aan hem als persoon, maar ook aan de goede inhoud van zijn lessen. De vraag die ik mijzelf dan ook vaak stel in moeilijke situaties: Hoe zou Hendrikx dit gedaan hebben? En vervolgens handel ik in zijn geest. Ik besef heel goed dat ik dat voorbeeld ook kan zijn voor mijn eigen leerlingen. Dat geeft mij enorme inspiratie een goede muziekdocent en een goed mens te zijn.’
juli 2014
04
Naam: Wessel van der Wal Opleiding: Docent Muziek, Conservatorium van Amsterdam (1999-2004) Huidige werkzaamheden: docent muziek, docent musical, koordirigent, vocal coach ‘Ik werd binnengelaten door een grote vrouw van Curaçaose komaf. Een vrouw waar ik direct van hield en tegelijk ook een beetje bang voor was. In de kleuterklas van deze dame, want dat was ze, zou ik dus mijn stage gaan lopen. Ik zou deze eerste keer nog geen les geven, alleen kijken. De kleuters waren aan het kleuren. Een van hen had de opdracht niet helemaal goed begrepen en moest daar een beetje van huilen. ‘Huilen helpt niet’ zei de juf. Vriendelijk, maar duidelijk. De kleuter stopte gelijk met huilen en ik knoopte het vast in mijn oren. In de weken die volgden heb ik vele kanten ervaren van het muziekles geven aan kleuters. Soms waren de lessen goed, soms minder. Soms waren de kinderen niet te houden, bijvoorbeeld toen we een slak nadeden en de kinderen in een spiraal om mij heen kwamen staan. Soms waren de kinderen angstwekkend stil. Bijvoorbeeld toen ik ze vroeg het geluid van een hongerige vogel na te doen… Eén ding was altijd hetzelfde: de kleuters waren volledig aanwezig en reageerden verpletterend eerlijk op mijn lesinhoud. De juf hoefde mij nooit uit te leggen wat er goed en minder goed was gegaan. Dat hadden de kleuters al gedaan. Ik heb zo genoten van de tijd met deze kinderen! Ik kan nu, vijftien jaar later en nog altijd zeer actief in het muziekonderwijs, gerust zeggen dat deze stage het moment is geweest waarop ik voor dit vak gevallen ben.’
05
Naam: Janneke Hoogeveen Opleiding: Docent Muziek, Prins Claus Conservatorium in Groningen (2004-2008) Huidige werkzaamheden: freelance muziekvakdocent, adviseur, trainer, ondernemer ‘Vijf dagen geen lessen of stage en in plaats daarvan één opdracht: maak met een groep van zo’n tien tot vijftien studenten een compositie voor de bewoners van een verpleeghuis. Onder leiding van de eerste lichting studenten van de Master of Leadership van de Guildhall school of Music & Drama gingen we aan de slag. Na twaalf jaar reguliere, klassieke dwarsfluitlessen ging er een wereld voor mij open. Ik zag het effect van een andere instelling. Niet ‘ik kom jou muziek brengen zoals ik denk dat het hoort’, maar ‘ik zet de mens waar ik muziek voor ga maken centraal en kijk van daaruit hoe ik mijn talent (muzikaliteit) kan inzetten, zodat het voor beide partijen een waardevolle, betekenisvolle ervaring wordt’. En dat op een plek waar muziek niet vanzelfsprekend is. Na die week heb ik verschillende vervolgprojecten gedaan. Het heeft er zelfs voor gezorgd dat ik een jaar lang elke maand een weekend op en neer naar Londen ging om meer te weten te komen over deze manier van werken. Naast dat ik veel nieuwe werkvormen heb leren kennen, is deze ervaring erg belangrijk geweest voor de ontwikkeling van een visie op het werk als muziekvakdocent. Ik probeer steeds te zien waarom muziek in een bepaalde gemeenschap of groep op een bepaalde manier wordt vormgegeven. En of ik, vanuit de kennis en vaardigheden die ik heb, daaraan iets kan toevoegen, zodat muziek in het leven van mensen een nog betekenisvollere plek krijgt.’
13
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
Net je rijbewijs Na een paar jaar kunstacademie voelen we ons enigszins thuis in de professionele kunstwereld, voor zover je je daarin thuis kunt voelen. Als jonge kunstdocenten willen wij maar wat graag deze ontdekking doorgeven aan jongeren. Hoe kunnen we ons denken en werken als kunstenaar, hetgeen wij leerden op de kunstacademie, inzetten in het onderwijs op de middelbare school? AUTEURS: YVONNE MAK EN WIEKE TESELINK // VO
One size fits all. Foto: Thijs Tittse
K
unstwerken hebben de kracht om iets nieuws te laten ontdekken, bepaalde gevoelens te ervaren of ideeën te overdenken. Je kan jezelf verliezen in een kunstwerk, niet wetend waar het precies over gaat, en toch laat het je wel opnieuw kijken. Kunstwerken geven je de ruimte om te spelen met verbeelding en het werk te verbinden met je eigen opvatting en omgeving.
Pijnlijk leermoment Eenmaal op de academie wordt je ondergedompeld met de performances, de theorieën van Kant en procesmatig werken. Het urenlang praten, presenteren en kijken naar en over kunst leerde ons beschouwen en reflecteren op professionele kunst en ons eigen beeldend werk. Je leert een sloot aan technieken, van klei tot en met hout, modeltekenen en jezelf presenteren. Al snel ken je meer dan de bekende werken van Dalí en Gaudí die je in de Spaanse zon ontmoette. Je ontwikkelt snel een eigen smaak. Zodra je in het afstudeerjaar zit, kun je abstract, buiten de lijntjes en in prachtige verbanden en associaties denken en creëren. De tijd is aangebroken. Vol ambitie en idealen vliegen we als kunstdocenten uit naar de middelbare scholen. Een pijnlijk leermoment volgt al snel in de eerste lessen: je kunt niet alle dertig leerlingen motiveren en enthousiasmeren voor het vak. Nu wij onze eigen lessen draaien, wordt dat gebrek aan motivatie bij leerlingen en de noodzaak van orde houden een groter aandachtspunt dan de inhoud. En die willen we juist zo graag doorgeven. Graag testen leerlingen de jonge juffrouw door spullen uit de klas mee te nemen, gummen te gooien of gewoonweg brutaal zijn. Je mag optreden als de boosdoener, want echt boos worden mogen docenten niet. Als B-acteurs lopen we voor de klas, terwijl het eigenlijk vrij geinig is dat een
14
leerling grote moeite heeft genomen om een kilo gummen te verzamelen. Veilig Met je docentendiploma op zak is het net als het behalen van je rijbewijs. Je leert pas doceren als je je eigen postvak hebt. Een klein verschil: op de weg houd je je aan de opgestelde regels, als docent is er ruimte om je eigen regels en stijl te ontwerpen voor in het klaslokaal. Een stramien en regels voor beoordelen, voor het opgeven van huiswerk, voor het opruimen van kwasten en verfpotten, het uitdelen van het werk, ga zo maar door. Wij voelen ons veilig in de inhoud van ons kunstvak. Maar zonder orde in de klas komt de inhoud niet over en zonder goede inhoud zal de klas ook moeilijk te motiveren zijn. De verleiding komt dichterbij om opdrachten makkelijk gekaderd en leuk in te richten om zo de orde te bewaren. Deze leuke opdrachten doen geen beroep op eigenheid van de creativiteit of reflectie en onderzoek naar beeldende kunst. Om deze opdrachten te geven heb je nauwelijks kunstenaarsexpertise nodig, maar vooral materiaal- en techniekkennis. Juist het werken als kunstenaar
“Een opdracht waarin leerlingen zelf de afmetingen, verhoudingen en kleuren mogen bepalen, brengt een aantal leerlingen in onzekerheid” kunstzone.nl
NET JE RIJBEWIJS
van de leerlingen aanwezig is. Het ontwikkelen van smaak en stijl is belangrijk om buiten de kaders te kunnen denken. Zelf zijn we erg voldaan dat ons dit is geleerd. Maar ben je op veertienjarige leeftijd klaar om de eigenheid in het beeldend werk te ontwikkelen? Een voorbeeldopdracht voor eerstejaars HAVO-leerlingen: een autootje uit karton. De maten en verhoudingen zijn exact beschreven in een handleiding; de leerlingen volgen eenvoudig de instructies. Een klas vol identieke auto’s. Later zullen deze leerlingen in ieder geval zelfredzaam zijn met de installatie van een nieuwe combimagnetron of een doe-het-zelf bouwpakket. Een opdracht waarin leerlingen zelf de afmetingen, verhoudingen en kleuren mogen bepalen, brengt een aantal leerlingen in onzekerheid. Deze leerlingen vragen je het hemd van het lijf of kijken af bij de buurman of buurvrouw. ‘Welke kleur moet ik de vloer in mijn tekening geven, mevrouw?’ ‘Is het nu af?’ of ‘Mevrouw, zou ik nu een voldoende krijgen?’
“Als B-acteurs lopen we voor de klas”
vinden wij zo interessant aan ons vak. Ook bij het beeldende vak mogen leerlingen uitgedaagd worden. Stiekem wachten zij ook niet op een theekransje. Naar een hoger niveau De theorieën over Authentieke kunsteducatie van Folkert Haanstra leerden ons in het beeldend proces en werk direct een verband te leggen naar de professionele, hedendaagse kunst. Hierdoor til je het vak naar een hoger niveau. De opdrachten blijven dan niet hangen in de school, maar verbinden zich met de actualiteit en maatschappij. Leerlingen zien kunst en cultuur om zich heen en hoe je ervan buiten de schoolbanken zou kunnen genieten. Daarnaast raadt Haanstra ons aan de opdrachten aan te laten sluiten bij de opgebouwde spontane creativiteit van de leerlingen. Dit betekent dat er veel differentiatie in de werken
De coachende docent Niet alle keuzes die leerlingen in een creatief proces kunnen doorlopen, staan beschreven in een boek, lesbrief of beoordeling. Het creatieve proces en eindwerk is lastiger te beoordelen dan de exacte vakken. Dit komt de onzekerheid van de leerling niet ten goede. Sommige leerlingen vinden de vrijheid van creativiteit fijn, ze voelen zich uitgedaagd en serieus genomen. Deze leerlingen worden juist gestimuleerd en gemotiveerd door dergelijke opdrachten. Laat je onzekere leerlingen meer zwemmen in deze opdrachten? Of versimpel je de opdracht voor hen, of bouw je het vertrouwen op zodat de leerling groeit in het maken van keuzes in zijn beeldende proces? Er wordt bij ons vak een grote zelfstandigheid van de leerling gevraagd. Opdrachten die het creatieve denken stimuleren vragen om een coachende rol van de docent. De docent geeft handvaten om de beeldende keuzes te kunnen maken, geen kant-en-klare voorbeelden om te kopiëren. Het klinkt allemaal logisch op papier. In de klas gluren we graag nog even of de pook nou in de vierde of vijfde versnelling is geschakeld. Door veel te praten, te schrijven, te lezen over kunsteducatie en af en toe af te kijken bij ervaren coureurs pikken we ook een heleboel op. Als jonge docenten in onze generatie zijn we razend ambitieus en willen we alles blindelings kunnen. We weten: we zijn onderweg. v
(advertentie)
juli 2014
15
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
Extra bagage verzamelen Twee gevestigde docenten schieten te hulp Als student van de opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving loop je stage en krijg je diverse pedagogische en didactische theorieën aangereikt. Uit deze bagage proberen wij een eigen visie te ontwikkelen, waarmee we voorbereid het onderwijs in gaan. Wij zijn benieuwd naar de visie van gevestigde docenten. Kunnen hun inzichten ons helpen om het gat tussen de academie en het werkveld te verkleinen en onze eigen visie aan te vullen? AUTEUR: LIENEKE HULSHOF // VO/HBO
E
lmar Noteboom en Jan Beerten - twee docenten die verschillen in leeftijd, werkplek en ervaring - geven hun visie op het docentschap. Zij doen dit naar aanleiding van stellingen over het beeldend onderwijs. De onderwerpen die in de stellingen worden besproken zijn afgeleid van de lesinhoud en competenties die studenten meekrijgen van de academie, maar zijn hier geen afspiegeling van.
Hoeveel cursussen en opleidingen je tijdens je loopbaan ook doet om jezelf te ontwikkelen maakt niet uit, ervaring is uiteindelijk de beste leermeester. Elmar: ‘Enerzijds is ervaring wel het allerbelangrijkste. Op de opleiding had ik geen idee van wat me te wachten stond. De enkele stages die je loopt, zijn niet voldoende om goed voorbereid te zijn op het werkveld. Daarom zijn docenten de eerste twee tot vijf jaar bezig om te
Jan Beerten
Leeftijd: 55 jaar Opleiding: Radboud Universiteit Nijmegen, Culturele Antropologie. ArtEZ Arnhem, eerstegraads opleiding docent Handvaardigheid, eerstegraads opleiding Kunstcoördinator. HKU Utrecht, eerstegraads opleiding docent Tekenen. Loopbaan: ‘Ik ben eerst als beeldhouwer aan het werk gegaan. Na een jaar of twee viel ik in als docent op een school en ben toen nooit meer weggegaan uit het onderwijs. Eerst gaf ik les op de Rientjes Mavo in Maarssenbroek en sinds 1992 geef ik les in de onder- en bovenbouw van het Rembrandt College in Veenendaal. In 2000 en 2001 heb ik bij de SLO in Enschede gewerkt in verband met de vormgeving van het vak CKV voor het VMBO.’ Visie: ‘Een goede docent helpt leerlingen om zelfvertrouwen en nieuwsgierigheid naar jezelf, het vak en de ander te ontwikkelen.’
Elmar Noteboom
Leeftijd: 34 jaar Opleiding: ArtEZ Arnhem, Docentenopleiding Beeldende Kunst en Vormgeving Loopbaan: ‘Eerst heb ik in Berlijn gewoond, waar ik als kunstenaar heb gewerkt. Daarna heb ik in Arnhem een eigen grafisch ontwerpbureau opgericht en ben ik betrokken geweest bij een kunstproject. Ik geef nu sinds zeven jaar les in de onderbouw op het Dorenweerd College. Daarnaast geef ik ook workshops en voer ik kunstprojecten uit op middelbare scholen.’ Visie: ‘Ik wil op een positieve manier bijdragen aan de ontwikkeling van de leerling en met name hun visie op kunst positief beïnvloeden.’
16
Elmar Noteboom (links) en Jan Beerten (rechts).
ontdekken wie ze zijn als docent voor de klas: wat is je houding, hoe kun je streng zijn maar toch rechtvaardig en hoe kun je jezelf blijven? Dat heeft bij mij veel tijd gekost. Je moet dit echt zelf doen. Geen cursus kan je daarbij helpen. Anderzijds zijn cursussen en scholingen wel belangrijk, ze zijn een bepaalde vorm van inspiratie.’ Jan: ‘Ervaring is inderdaad de beste leermeester. Op de opleiding loop je te weinig stage, waardoor je die ervaring mist. Omdat het kunstonderwijs continu verandert, is het van belang om daarnaast ook tijd te investeren in de ontwikkeling en professionalisering van je vakgebied.’ Bij de kunstvakken wordt vaak de nadruk gelegd op originaliteit. Vreemd, want kopiëren en remixen zijn juist belangrijke onderdelen van het artistieke proces. Jan: ‘Ik zeg altijd tegen de leerlingen: ‘Je werkstuk is pas goed als het niet op die van je buurvrouw of buurman lijkt.’ Elmar: ‘Voor mij is originaliteit het allerbelangrijkste. Je ontkomt er natuurlijk niet aan dat je kopieert. Alles wat je maakt is een samenstelling van wat je ooit hebt gezien. Om die reden hecht ik belang aan de wijze waarop gekopieerd wordt. Eigenheid is daarin cruciaal. Je kan heel goed bij H&M je kleding kopen en toch origineel zijn als je het op je eigen manier combineert. Zo werkt het ook in de kunstvakken.’ Jan: ‘Scholieren kunnen veel van kunstenaars leren. Daarom geef ik leerlingen vaak de opdracht om iets te maken dat op
kunstzone.nl
Extra bagage verzamelen
wordt gelet op vormgeving, kleurgebruik en compositie. De desbetreffende onderwijskrachten zijn vaak niet bekwaam genoeg om aandacht te besteden aan deze aspecten. Wel vind ik het belangrijk om in mijn lessen aandacht te besteden aan de betekenis van kunst in de maatschappij.’ Elmar: ‘Ik denk dat samenwerkingsverbanden wel een meerwaarde kunnen hebben. Tijdens een project heb ik zelf ervaren dat dit succesvol kan zijn, wanneer je vanuit je eigen vak een bijdrage kan leveren en de kwaliteit kan bewaken. Kunst is een opzichzelfstaand vak, andere docenten hebben vaak geen notie van de vakinhoud en zijn bij wijze van spreken al tevreden als het kunstvak vertegenwoordigd wordt door getekende hartjes. Wanneer de kwaliteit gewaarborgd wordt, zie ik dus wel een zekere meerwaarde. Leerlingen worden namelijk enthousiast wanneer ze zien dat kunst kan worden ingezet in een andere context.’
het werk van een kunstenaar lijkt en laat ze daarna iets maken wat er totaal niet op lijkt. Dit laatste is vaak veel moeilijker.’ Iedere docent zou zijn leerlingen kennis moeten laten maken met hedendaagse kunst en belangrijke personen binnen de kunstwereld door mensen uit het werkveld uit te nodigen in de klas. Elmar: ‘Dit klinkt heel mooi, maar is helaas te idealistisch. Het is niet mogelijk om frequent excursies en workshops van kunstenaars te laten plaatsvinden. Daarom is het vooral belangrijk dat je de leerlingen zelf kunt inspireren met hedendaagse kunst en nieuwe media.’ Jan: ‘Ik ben het met de stelling eens, maar financieel en logistiek gezien is het lastig om deze activiteiten regelmatig te organiseren. Kunstdocenten moeten de leerlingen zelf kunnen inspireren door middel van relevante bronnen.’ Binnen het kunstvak is het proces belangrijker dan het eindproduct. Dit moet terug te zien zijn in de criteria en beoordeling van de lessenserie. Elmar: ‘Ik vind het proces en het eindproduct even belangrijk.’ Jan: ‘Bij de kunstvakken is het mogelijk dat de leerling een opdracht voltooit zonder een duidelijke uitkomst te hebben, maar toch veel heeft geleerd. Het eindresultaat van een beeldende opdracht mag wat mij betreft dus volledig mislukken als er een helder en goed proces heeft plaatsgevonden. Dit maakt ons vak zo wezenlijk anders dan de andere vakken.’
juli 2014
Elmar: ‘Eindresultaten mogen inderdaad mislukken. Desondanks vind ik het belangrijk dat leerlingen toch verder werken aan de tekening en leren omgaan met hun tegenvallers.’ De beeldtaal uit de jeugdcultuur is heel clichématig. Als kunstdocent moet je dit doorbreken en vermijden. Elmar: ‘Leerlingen werken heel clichématig, maar dit heeft een reden. Jonge scholieren hebben nog niet het vermogen om een stap verder te denken. Het werk blijft vaak erg plat: wanneer leerlingen een tekening maken over de oorlog, tekenen ze bijvoorbeeld een versplinterd mensfiguur. Dit is ontzettend cliché, maar dit is de maximale abstractie die er te behalen valt op deze leeftijd. Daarom laat ik voorbeelden zien uit de hedendaagse kunstwereld, maar verwacht niet dat de stereotype beeldtaal hierdoor volledig omgegooid wordt. De Beyoncé’s en Rihanna’s blijven terugkomen in het beeldend leerlingenwerk, dit moet je accepteren.’ Jan: ‘Het cliché kun je in je opdrachten als houvast gebruiken om leerlingen op deze manier te motiveren.’ Kunstvakken moeten meer geïntegreerd worden met andere vakken. Jan: ‘Dit is onzin. Ik ben een ontzettende tegenstander van leergebieden. In een leergebied verzuipt alles. De kunstvakken hebben vaak een klein en niet kwalitatief aandeel. Scholieren houden zich onder andere bezig met het maken van een mapje, hoesje of voorkantje, waarbij niet
Er zit een te grote kloof tussen de kunst die de leerlingen thuis maken en datgene wat ze op school doen. De lesinhoud moet aansluiten bij de leefwereld van de leerling en de thuis gemaakte kunst. Op deze wijze bevorder je de betrokkenheid en motivatie van de leerling. Elmar: ‘Ik weet niet of je wel moet aansluiten bij de kunst die ze thuis maken. Als je wel wilt aansluiten, moet je de leerling hiermee naar een hoger niveau tillen.’ Jan: ‘Op mijn school werken ze met dummy’s. Hierdoor combineren leerlingen de kunst van thuis met de kunst van school. Ik probeer de leerlingen te motiveren om in deze dummy thuis ook vrije tekeningen te maken die ze zelf leuk vinden. Toch houden leerlingen deze dingen vaak gescheiden. Zo ervaar ik dat leerlingen bij CKV niet mee willen doen tijdens een muziekopdracht, maar vervolgens na schooltijd wel met een viool wegfietsen richting de muziekschool. Aan de andere kant heb ik hier ook begrip voor. Een kind heeft recht op privacy en hoeft zijn persoonlijkheid van thuis niet op school neer te leggen. Toch moeten ze wel de vrijheid voelen om dit te mogen koppelen. Je moet ze het gevoel geven dat ze zich niet hoeven te schamen en dat ze trots mogen zijn op datgene wat ze doen of maken.’ Elmar: ‘Als leerlingen met thuisgemaakte tekeningen bij mij in de les komen, zal ik dit nooit afkraken. Ik respecteer al hun werk en neem dit serieus. Maar ik wil niet op het niveau van de thuisgemaakte tekeningen blijven hangen.’ Jan: ‘Respectvol omgaan met het werk van de leerlingen is inderdaad noodzakelijk, evenals aandacht geven en contact maken. De leerlingen moeten het gevoel hebben dat je ze gezien hebt en dat ze meetellen als individu. Dat is het allerbelangrijkste in het onderwijs.’ v
17
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
Foto’s: Thijs Tittse
Jaap Hentenaar in de weer Een dag liep ik mee met Jaap Hentenaar, een tweedejaars student aan ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten te Arnhem. Jaap studeert voor Docent Beeldende Kunst en Vormgeving. Deze week moest Jaap een aantal grote projecten afronden. Ik volgde hem in de drukkerij waar hij een aantal houtsnedes afdrukte, in zijn atelier waar hij de laatste hand legde aan een schilderij en ik zag Jaap een selectie maken uit negatieven voor een foto-opdracht. Jaap is een drukke, aan koffie en sigaretten verslaafde jongen die van lokaal naar lokaal hopt en iedere dag tot ’s avonds laat op school is te vinden. SAMENSTELLING EN FOTOGRAFIE: THIJS TITTSE // HBO
18
kunstzone.nl
JAAP HENTENAAR inn de weer
juli 2014
19
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
‘Toon werkelijke interesse in de leerling’ Hoe word je de beste leraar van Nederland? Trudy Coenen is lerares van het jaar 2010 en in datzelfde jaar werd ze genomineerd voor Amsterdammer van het Jaar. Na enkele omzwervingen vond ze de school waar ze nu al ruim twintig jaar met liefde en plezier Nederlands geeft: het Montessori College Oost. Een ‘zwarte VMBO’, een zogenaamde moeilijke school met een mix aan culturen. Haar boodschap is helder: ‘Streng zijn wanneer het nodig is, hard werken samen, maar ook een hart hebben en naar leerlingen luisteren als dat nodig is.’ AUTEUR: HENK LANGENHUIJSEN // VO
20
T
elevisie, kranten en tijdschriften besteedden volop aandacht aan Trudy Coenen (1955) die naast haar recht-door-zee aanpak vooral opviel door haar grote betrokkenheid bij de leerlingen, een groot onderwijshart en veel positieve aandacht die ze onvermoeibaar op het ‘afvoerputje van ons onderwijssysteem’ vestigde. Eind 2013 verscheen haar boek Spijbelen doe je maar thuis, een persoonlijk verslag van haar ervaringen als VMBO-docent. Een boek dat iedereen die een lerarenopleiding volgt zou moeten lezen. Omdat het meer prijsgeeft dan een pedagogisch leerboek, zeer praktijkgericht is en een inspirerend beeld geeft van een even nuchtere als bevlogen docente. Eentje die geen vriend van de leerlingen wil zijn, maar ze wel in haar hart sluit. Geborgenheid ‘Er is geen methode-Coenen,’ stelt ze in haar boek, dat voorlopig nog niets aan actualiteit te verliezen heeft. ‘Het gaat om bepaalde uitgangspunten die een grote rol spelen in mijn dagelijkse lespraktijk. En die uitgangspunten zijn vertrouwen, structuur, strengheid en humor, maar bovenal aandacht en werkelijke interesse. Niet alleen interesse in de schoolresultaten, maar ook interesse in de leerling als geheel, waarom die doet wat-ie doet.’ In haar boek lees je over spijbelsituaties, leerlingen die kansen krijgen en een docent die doortastend optreedt en altijd de leerling centraal stelt. Cultuureducatie? ‘Er is hier maar één norm belangrijk en dat is de Nederlandse. Dat is onze gemeenschappelijke noemer. Je kunt leren van elkaars culturen, maar hier staat de onze centraal. Als Oranje speelt, zeg ik: WIJ voetballen vanavond. Dan word je aangekeken: hoezo, wij? En dan zeg ik het nog een keer. Kinderen vinden dat fijn om te horen. Want je biedt geborgenheid: ze horen ergens bij.’ ‘De wereld van de kinderen op onze school is klein, maar er gebeurt ongelooflijk veel. De meesten had-
kunstzone.nl
‘Toon werkelijke interesse in de leerling’
leeslijst, want anders is het een kwelling voor ze en dat is ook niet de bedoeling.’ Met de vierde MAVO-klas gaat ze ieder jaar in september naar Barcelona. Ze bezoeken er gebouwen van Gaudí en kamperen op een camping vlakbij de zee. ‘Geweldig, het is een vakantie. Samen ’s morgens aan een ontbijttafeltje zitten en daarna de stad gaan bekijken, is een feest. Dat kennen ze niet. Voor hen zijn het soms de mooiste dagen van hun leven. Daar doe je het voor. Culturele kunstzinnige vorming heeft de school samengebracht in enkele CKV-dagen met excursies en workshops. In Amsterdam is natuurlijk genoeg voorhanden.’
den ook niet door dat ik een paar jaar geleden vaak in het nieuws was, al waren ze natuurlijk wel trots dat ze les kregen van de beste leraar van Nederland. Ze komen vaak hun stadsdeel niet uit. Hier hebben ze hun familie en vrienden en ze gaan hier naar de Turkse bakker en de moskee. Ooit hebben we een rondleiding georganiseerd langs de herenhuizen bij de grachten. Een gids vertelde allerlei wetenswaardigheden en er ging een wereld voor hen open. Hoewel ze dikwijls niet begrepen dat we die oude troep niet wilden slopen en ogenschijnlijk weinig interesse hadden, bleek later dat ze het zeer op prijs hadden gesteld.’ Nu de rust bij haar weer enigszins is teruggekeerd, realiseert ze zich nog beter dan voorheen dat het belangrijk is dat je als docent goed in je vel steekt. ‘Ik betrapte mij er wel eens op dat ik dacht dat de kinderen vervelend waren. Dan zei ik tegen mezelf: ‘Trut, dat komt omdat jij je les niet goed hebt voorbereid.’ En dat zeg ik dan ook tegen de leerlingen. Als je jezelf openstelt, krijg je ook veel meer terug. Goed voorbeeld doet goed volgen. Dat is een cliché, maar het is wel waar. Je hoeft niet allemaal hetzelfde te zijn, maar eerlijkheid en authenticiteit voelen leerlingen aan en dat waarderen ze. Dat brengt rust.’ Rol van de leraar ‘Natuurlijk moet je ook een bepaalde autoriteit hebben. Nu ik onlangs oma ben geworden, heb ik weer eens oude foto’s bekeken en het viel me op dat ik op mijn vijfentwintigste die autoriteit al had. Dat moet dus ook in je zitten, maar met alleen
juli 2014
maar autoritair gedrag kun je niets bereiken. Daar ben ik inmiddels ook wel achter gekomen. Je moet daarentegen wel de rol van leraar op je durven te nemen. Je bent niet de gelijke van de leerling en jij bepaalt wat er gebeurt. Bij de eerste homofobe opmerking gooi ik een leerling meteen uit de klas. We leven hier in Nederland en dat pikken we hier niet. Het kan ook niet zo zijn dat je niet over de Tweede Wereldoorlog vertelt, omdat kinderen vinden dat het hun geschiedenis niet is. Ik dring ze geen mening op, die moeten ze zelf vormen, maar ik bepaal of iets belangrijk is. Als ze geen boek bij zich hebben, komen ze later terug om de les in te halen. In het begin vinden leerlingen me soms helemaal niet aardig, maar dat is helemaal niet boeiend. Pas als de structuur staat en de pikorde is bepaald, kunnen we samen verder en is er ruimte voor contact. Ik denk ook dat het mis is gegaan met de integratie omdat wij veel te tolerant zijn geweest en nooit onze regels benadrukten. Alles moest kunnen en overal was begrip voor. Ik ben daarin nooit meegegaan. Kijk, als ik op huisbezoek ga, pas ik me aan aan de aanwezige huisregels, maar hier op school pas ik me voor niemand aan.’ Als docent Nederlands werkt ze voornamelijk met de methode Op niveau plus. Voor haar leesonderwijs maakt ze gebruik van de boekfragmenten uit de methode. Ze zoekt geen specifieke boeken voor specifieke achtergronden. ‘Het wordt tijd dat ze eens een keer niet over hun eigen achtergrond lezen. Maar je moet ze wel begeleiden bij het samenstellen van de
Aandacht ‘Als leerlingen ’s ochtends de klas binnenkomen, sta ik altijd bij de deur. Ik geef ze allemaal een hand en kijk ze allemaal aan, zodat ik al meteen zie of er iets aan de hand is. Ik zeg ook tegen ieder kind iets persoonlijks, zoals: ‘Jij moet nog een toets inhalen’ of ‘Hoe reageerden je ouders?’. Het zijn geen grote opmerkingen, maar ik laat wel zien dat ik oog voor ze heb en dat ze geen nummer zijn.’ Coenen wil nog vijf jaar werken. ‘Ik heb net mijn zusje verloren en dat zet je wel aan het denken. Ik wil me voor 200% kunnen inzetten en als je dan straks op je 67e stopt en niets meer kunt, is dat zonde. Daarvoor is het leven te mooi. Onderwijs en cultuureducatie begint met aandacht voor jezelf hebben, ook als je om die reden stopt.’ v
Website
> w ww.montessori-college-oost.nl
21
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
Wat kan ik met mijn
MBO Creatief? Nu minister Bussemaker weer een oud paard van stal haalt met de instelling van ‘meester-gezel’, is het de vraag of een opleiding wel goed voor je is. En zo ja, welke dan? Welke opleidingen zorgen voor werk en wat voor werk? Enkele MBO-opleidingen waren hierbij de aanleiding voor een onderzoek. AUTEUR: PAUL ROOYACKERS // MBO
Doorstroommogelijkheden In dit artikel worden diverse opleidingen onder de loep genomen: de Frank Sanders Akademie voor Musicaltheater te Amsterdam, de dansopleiding - MBO Dans te Amsterdam, die van Haarlem - NOVA Dansopleiding, en de NOVA Artiestenopleiding te Haarlem, allen MBO-opleidingen. Onderzocht is welke beroepsmogelijkheden er zijn gecreëerd door de afstuderende mensen zelf.
Béjart Ballet Lausanne - Bolero. Foto: Francette Levieux
N
a een bezoek aan het dansgezelschap van Maurice Béjart in Carré werd opeens duidelijk wat Minister Bussemaker zou moeten doen: iedere MBO’er moet al tijdens zijn opleiding stage gaan lopen bij een HBO-opleiding of bij een gezelschap, en daadwerkelijk meedoen aan een voorstelling. Dat drukt de maakkosten van de voorstelling en het is een leerschool voor de jonge ‘gezel’. Bij Béjart deden dansers mee van de opleiding MBO Dans uit Haarlem en van de MBO en HBO Dans uit Amsterdam. Zij dansten mee in het wereldberoemde stuk Bolero dat al vele jaren op het programma staat en een tijdloos meesterwerk is gebleken. In de achterste rij mochten de studenten meedansen, en de toeschouwers achter mij hadden niet door dat er een verschil was tussen de dansers in de eerste rij en die van de tweede rij die moesten aanstormen op de danser in het midden (zie foto). De bescheiden rol die meegedanst werd, was naast
een wereldervaring ook dé kans om in Carré te staan en mee te doen met een wereldberoemd gezelschap. Mooier kan het niet voor aanstormend talent dat twee dagen ervoor had geauditeerd voor de bijrollen.
Frank Sanders Akademie lichting 2001 Van deze lichting zijn in 2004 zo’n elf mensen afgestudeerd. Op een enkeling na is iedereen min of meer aan het werk. Er zijn verschillende artiesten die na hun opleiding nog steeds regelmatig werk hebben: als fulltime voice-over/regisseuse tekenfilms, producente, musicalactrice (twee), musicalacteur, regisseur/schrijver, docent dans/spel, moeder. Sommigen geven les, soms op de opleiding zelf en soms op jeugdtheaterscholen, veelal in Amsterdam. Een enkeling is werkeloos. Het werk varieert van lesgeven, acteren in voorstellingen tot stemactrice aan toe. Eentje is er echt doorgebroken.
Béjart Ballet Lausanne - Bolero. Foto: Lauren Pasche
22
kunstzone.nl
WAT KAN IK MET MIJN MBO CREATIEF
maar dat traject wordt vanaf 2016 onmogelijk als iedere docent minimaal een HBO-opleiding op zak moet hebben.
Frank Sanders Akademie. Foto: Peggy de Haan
Frank Sanders Akademie lichting 2014 De afstuderende jongelingen die nu van deze academie af komen, hebben natuurlijk grootse plannen. Iedereen heeft audities gedaan, en zes van de twaalf studenten hebben een stageplek verworven in een gezelschap. Dat begint dus hoopvol. Echter, zo verging het de groep van 2004 ook. In het begin allerlei stageplekken, maar na verloop van tijd werd het steeds stiller. Van de lichting van 2014 is er eentje een onderneming gestart en heeft zelf een musicalschool opgericht. Er zijn ook lesgevers bijgekomen die zich in de markt zullen nestelen bij jeugdtheaterscholen, in cursusverband of vergelijkbaar. MBO Dans Amsterdam lichting 2014 Deze MBO wordt ook wel Art&Entertainment College genoemd. Er studeren vijftien mensen af: acht proberen auditie te doen bij een HBO Dans, eentje gaat een HBO in dieetleer doen, nog een studente gaat een andere HBO proberen, en enkelen zullen les gaan geven op balletscholen of elders werk gaan zoeken. Normaliter zullen, zoals eerder onderzoek heeft aangetoond, de meesten terecht komen als lesgevers op balletscholen. In het onderwijs liggen de baantjes qua dans niet voor het oprapen en daarbij wordt een MBO’er alleen bevoegd verklaard voor het buitenschoolse terrein mits hij een HBO Dans gaat doen.
Maar de meesten zijn direct aan het werk gegaan in balletscholen, of zijn in vergelijkbare situaties terechtgekomen zoals bij jeugdtheaterscholen. NOVA Dansopleiding lichting 2014 Van de zestien studenten die op dit moment de docentenopleiding afmaken, gaan de meeste doorstuderen op een HBO. Voor enkelen wordt dat een dansopleiding, maar ook totaal andere HBOopleidingen zijn in trek zoals fysiotherapie of dieetleer. Ook zijn er bij die gaan werken op een balletschool of er een gaan starten. Van de uitvoerenden die het beeld van danser of danseres voor ogen hadden toen ze vier jaar geleden begonnen, zal maar een enkeling het dansvak ingaan met een carrière als danser. Dat leidt voor de anderen waarschijnlijk tot het starten van een balletschool of er gaan werken. Nu zie je dat voormalige MBO’ers ook nog wel op een school werkzaam zijn, vaak weer een MBO Dans,
NOVA Artiestenopleiding lichting 2009 en 2014 Deze opleiding bestaat pas vijf jaar en de eerste lichting is vorig jaar afgestudeerd. Na vier jaar studie - men begon met 25 studenten – studeerden er dertien af. Daarvan is nu een jaar later één iemand gaan doorstuderen op de Koningstheateracademie/HBO Kleinkunst, eentje doet Dramaschrijven in Utrecht (HBO), iemand is een productiebedrijfje gestart op het gebied van amateurtoneel, iemand volgt Franse lessen in Parijs, twee studeren aan de HBO gebarentaal in Utrecht, iemand geeft danslessen in een balletschool, iemand helpt haar moeder op een school, een ander is onderwijsassistente, iemand werkt parttime bij een plaatselijk tv-station/semiprofessioneel, iemand speelt bij theatergroep DOX te Utrecht, iemand studeert HBO Kunst en Economie in Utrecht, en eentje is werkeloos. De huidige lichting van 2014 zit vol plannen, variabel van audities doen voor de toneelschool (HBO) tot ZZP’er worden als acteur; één duo is een gezelschap gestart, iemand gaat verder in de evenementenbranche, iemand wordt docente, een enkeling gaat werken. RUDRA en P.A.R.T.S. Het genoemde dansgezelschap van Béjart heeft in Lausanne (Zwitserland) een eigen school om afgestudeerde dansers uit de hele wereld de kans te geven eventueel danser te worden in het fameuze gezelschap. Er zijn natuurlijk talloze plekken waar dansers zich verder kunnen ontwikkelen. Vanzelfsprekend is de zoektocht inherent aan de dansstijl die men zoekt om zich verder in te bekwamen. Béjart is in dat geval een totaal andere school dan bijvoorbeeld P.A.R.T.S. van choreografe Anne Teresa de Keersmaeker. v
NOVA Dansopleiding lichting 2004 De opleiding dans in Haarlem bestaat al meer dan tien jaar en de lichting van 2004 is nog grotendeels aan het werk met dans. Enkelen zijn gaan doorstuderen op HBO’s, niet alleen in dans, maar ook op het gebied van pedagogiek. Frank Sanders Akademie. Foto: Peggy de Haan
juli 2014
23
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
De kunst van het
combineren Het was nog een uitdaging om Anouk Mulders te pakken te krijgen voor een interview. Uiteindelijk werkte de ‘op het laatste moment’-afspraak het beste: ‘Komende vrijdag om kwart voor drie? Dan is mijn les net geëindigd. Verder heb ik alle gaatjes en pauzes vol zitten met scriptie-afspraken en lessen. Kun jij dan?’ staat in de mail die ik ontvang. Dus ben ik stipt om kwart voor drie in haar lokaal van de kunstacademie in Arnhem waar ze net een les filosofie heeft afgerond. AUTEURs: LIEKE VERBURGT & VERA VAN DE VELDE // VO/HBO
24
kunstzone.nl
DE KUNST VAN HET COMBINEREN
Z
oals ik uit haar mail opmaak heeft Anouk Mulders een druk rooster. Op dit moment werkt ze op het Liemers College in Zevenaar waar ze sectiehoofd Tekenen en kunstcoördinator CKV is en lesgeeft aan 3-HAVO tot en met 6-VWO. Daarnaast ondersteunt ze op twee kunstacademies de afdelingen Docent Beeldende Kunst en Vormgeving en Fine Art. Haar vakkenpakket bevat filosofie, kunstgeschiedenis, kunstfilosofie, beroepspraktijk, vakdidactiek en scriptiebegeleiding. Ik ben verrast als ik ook nog hoor dat ze hiernaast tijd heeft om eigen beeldend werk te maken in haar atelier. Kortom, een op papier alleen al uitzonderlijk druk rooster. Anouk heeft dagelijks dan ook een erg veelzijdige en drukke baan. De reden dat ik haar mag interviewen, komt voort uit haar ervaring in het werkveld als docent, beeldend kunstenaar en haar ervaring als student. Hoe heeft Anouk de ruimte tussen academie en werkveld ervaren en hoe is ze gekomen tot waar zij nu is?
“Ik geloof dat de kern van kennisoverdracht zit in de affiniteit die je als persoon hebt met wat je staat te vertellen” Opleiding(en) Anouk heeft een indrukwekkend curriculum vitae met een master in Art en een master in Fine Art van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Een bachelor-diploma Algemene Cultuurwetenschappen/Vergelijkende Kunstwetenschappen en een eerstegraads docentenbevoegdheid voor de beeldende vakken zijn nog niet eens de helft van de opleidingen en bijscholingen die Anouk heeft ondernomen vanaf het begin van haar studie grafische vormgeving in 1995 tot haar huidige werk. Aanvankelijk wist ze niet goed welke opleiding ze wilde volgen, maar wel iets met tekenen. Op de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht begon ze aan een opleiding grafisch vormgeven, maar stapte halverwege het tweede jaar over naar de docentenopleiding. Op het moment dat ze stage ging lopen op een middelbare school, moest ze vooral meelopen met wat er al bedacht was. ‘Dit vond ik zelf niet prettig,’ vertelt Anouk, ‘en daarom wilde ik ook eigenlijk niet het onderwijs in. Het beeld dat ik van het docentschap had, werd voor mij bevestigd. Dat je weinig vrijgelaten wordt. Maar dat verschilt per school, weet ik nu. En daarnaast is het natuurlijk zo dat een stagiaire niet zomaar van alles kan gaan verzinnen. Ik geloof dat de kern van kennisoverdracht zit in de affiniteit die je als persoon hebt met wat je staat te vertellen. Iets vertellen wat je móet vertellen, komt niet over.’ Overgang tussen academie en werkveld In 1999 studeerde Anouk af als docent beeldende kunst en vormgeving, op het moment dat het vak CKV net werd geïntroduceerd. Anouk: ‘Niemand wist eigenlijk precies wat dit vak inhield en ik ook niet. Daarom heb ik me naast mijn werk als docent ingeschreven voor een master Vergelijkende Kunstwetenschappen, nu Algemene Cultuurwetenschappen.’ Zo raakte ze weer bekend met het studeren, maar begon het beeldend werk zelf te missen. Dit gemis was de aanleiding om een tweede master Fine Art te volgen. In deze master heeft ze een thesis geschreven vanuit een filosofische invalshoek. De Hogeschool voor de Kunsten Utrecht heeft haar naar aanleiding van die thesis gevraagd les te komen geven. Anouk: ‘Hier zou ik zelf niet op gesolliciteerd hebben.’
juli 2014
Ze was twintig toen ze na haar docentenopleiding door het toeval een baan in het onderwijs kreeg. Anouk kreeg meteen een groot aantal klassen, waaronder de bovenbouw, voor haar kiezen. ‘Dit was voor mij erg confronterend. Ik moest hierdoor wel meteen écht docent zijn, maar ik had wel meteen een baan die niet bestond uit alleen maar vervangen. Het ‘gewoon doen’ zorgde ervoor dat ik ervaring opdeed. Vertrouwen moet je ook krijgen door te doen. Je weet nooit alles als je net van een academie afkomt. Tijdens je baan spijker je jezelf bij. Op de academie leer je hoe je een les moet opbouwen, waar je informatie kunt vinden, wat de basisvaardigheden zijn voor het lesgeven. Je denkt dat je genoeg kennis hebt om alles te weten wanneer je van de academie afkomt, maar dit kan gewoon niet in vier jaar. Na de academie begint het toepassen pas en dit moet je ook nog leren. De eerste vijf jaar heb je nodig om jezelf te leren kennen als docent door het ontdekken van je eigen sterke en zwakke kanten. Boos worden bijvoorbeeld, dat kon ik niet en paste ook niet bij me als persoon. Nu weet ik dat het ook niet altijd hoeft, en heb ik ontdekt dat humor ook werkt.’ Veel van Anouks vroegere klasgenoten zijn uiteindelijk niet in het onderwijs beland. De meesten van hen moeten er niet aan denken om een aantal jaren na hun studie nog het onderwijs in te gaan. Voor Anouk zelf was het juist een goede zet. ‘Door je meteen in het werkveld te storten, heb je weinig tijd na te denken over alles wat je (nog) niet kunt, te twijfelen over de inhoud van je lessen, je aanpak en je kennis. Wanneer je het beginnen met lesgeven uitstelt, ga je alleen maar meer twijfelen aan je kunde, waardoor je misschien uiteindelijk besluit de stap naar het klaslokaal niet meer te maken.’ Door Anouks ervaring met studeren en tegelijkertijd je in het werkveld bewegen, weet ze veel van de overgang van studie naar werkveld. Uit zichzelf wilde ze op de hoogte zijn en zichzelf blijven ontwikkelen. Al haar studies, cursussen en banen versterken elkaar.
“De eerste vijf jaar heb je nodig om jezelf te leren kennen als docent” Alles verbinden ‘De kunst van het combineren,’ zo noemt Anouk Mulders het wanneer we het hebben over wat haar nu precies geholpen heeft om te komen waar ze nu is. ‘Door het lesgeven leer je zelf veel dingen, omdat je informatie moet overdragen.Je moet het snappen om het te kunnen overdragen en je wordt door de leerlingen direct geconfronteerd met de gaten in je kennis. Het onderwijs is een heel stimulerende werkomgeving. Al mijn verschillende werkplekken stimuleren elkaar ook. Ik leid studenten op voor het middelbaar onderwijs waar ik zelf ook inzit. Ik snap dus waar ze naartoe gaan en hoe ik ze hiermee het beste kan helpen. Als tekendocent bijvoorbeeld geef ik eigenlijk helemaal geen filosofie, maar bepaalde visies zijn wel handig om je lessen mee neer te zetten. Als het gaat om dingen bevragen en werkbesprekingen voeren ligt er vaak wel een filosofische theorie aan ten grondslag, maar dat hoeft de leerling niet te weten.’ Anouk is zelf ook beeldend kunstenaar. Ze snapt naast het werkproces als ervaringsdeskundige ook het maakproces en kan haar eigen ervaringen delen met haar studenten. ‘Ik verbind al deze dingen. Je moet vooral kijken naar de doelgroep en wat zij eraan hebben. En jezelf blijven ontwikkelen.’ Als docent heeft ze ook nog nooit één jaar hetzelfde lesprogramma gegeven. De persoonlijke drive om te ontwikkelen zit in haar persoonlijkheid. ‘Er zijn steeds nieuwe dingen, andere leerlingen. Dus waarom zou ik hetzelfde doen?’ v
25
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
De stap naar de lespraktijk
‘Leren jullie dat nou echt niet meer?’ Carola Hordijk, docent en cultuurcoördinator bij CSG De Lage Waard in Papendrecht, en Rikky Verloop, docent op het Wolfert Lyceum in Bergschenhoek, studeerden beiden de deeltijdvariant van de opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving aan de Willem de Kooning Academie, onderdeel van Hogeschool Rotterdam. Carola Hordijk (CH) studeerde af in 2010 en Rikky Verloop (RV) in 2013. Samen met hun voormalige docenten, Martijn van Dijk (MvD) en Mirjam van Tilburg (MvT), bespreken ze de aansluiting van opleiding op beroepspraktijk. AUTEURS: MIRJAM VAN TILBURG EN MARTIJN VAN DIJK // VO/HBO
26
kunstzone.nl
De stap naar de lespraktijk
MvD: Wat is jullie bijgebleven van de opleiding? CH: ‘Plezier. Iedereen dacht: ‘Je bent zeker blij dat je er vanaf bent.’ Ik vond het jammer dat ik klaar was. Dat plezier zat in het samenzijn met mensen die dezelfde passie hebben. Het delen van enthousiasme, inspireren en uitwisselen van kennis. Ik heb het gevoel dat ik veel geleerd heb. Het maken van eigen werk mis ik nu wel. De opleiding was ook een stok achter de deur. Op de academie heb ik me heel goed kunnen ontwikkelen in het maken van werk en het proces dat daaraan voorafgaat. Dat kan ik ook allemaal inzetten in mijn lessen. Dus dat vind ik echt perfect. Daar put ik nog steeds uit.’ RV: ‘De praktische vakken zijn me het meest bijgebleven, om zo veel bezig te zijn en te creëren. Ik vond het Digitaal Educatief Product (afstudeerproject) echt fantastisch. Dat was van alles wat en ik had nog nooit zoveel moeten doen als toen. Ik was zo trots op mijn DEP, omdat ik het van begin tot eind had ontwikkeld. Dat hadden jullie meer in de tweede en de derde van me mogen verwachten. Ik heb de opleiding als een soort hobby gezien. Dat je ergens mee bezig bent waar je interesse in hebt. Het samenwerken in de opdrachten vond ik ook erg goed. Ik loop er nu tegenaan dat ik altijd moet samenwerken.’ MvT: Wat hebben jullie gemist in de opleiding? CH: ‘Ik had nog wel meer kunnen leren op het gebied van kunstgeschiedenis en cultuurgeschiedenis. Als je op de academie zit, dan zit je het dichtst bij het vuur, dan krijg je van alle kanten nog input. Op school gebeurt dit toch minder.’ RV: ‘De intentie om samen activiteiten te ondernemen op het gebied van kunst en cultuur is er wel, maar het komt er niet van vanwege tijdgebrek.’ CH: ‘Nee, soms is zelfs de intentie er niet. En dat is heel jammer. Als je in een sectie terechtkomt waar niet zo veel actieve mensen in zitten, mis je input. In dat laatste jaar had ik bijvoorbeeld meer filmpjes over kunstenaars, over stromingen, over maatschappelijke discussies willen hebben. Onderwerpen waar ik enthousiast van word en die ik gebruik voor mijn lessen.’ RV: ‘Vaak moesten we zelf één onderwerp uitgebreid uitzoeken en de rest werd door je medestudenten gepresenteerd. Soms zelf meer onderzoek doen beklijft misschien beter. Maar ik vond het ook fijn om te luisteren, bijvoorbeeld naar de gastlessen van kunstenaars. Ik heb een blok gehad waarin je met keramiek, textiel, hout of metaal moest werken, dat vond ik goed. Soms loop ik er in de praktijk tegenaan dat ik die technische dingen of vaardigheden mis.’
juli 2014
MvT: Jullie noemen verschillende inhouden. Rikky noemt vooral technieken en Carola miste de cultuurgeschiedenis. CH: ‘Op de academie had ik maar één keer met lino gewerkt. Ik kijk gewoon naar filmpjes en ik heb altijd veel gevraagd. Ik zou het zonde vinden als daar meer tijd naartoe was gegaan.’ MvT: Wat is het verschil tussen het bekijken van filmpjes over technieken of het zelf studeren voor cultuurgeschiedenis? RV: ‘Niet zo heel veel. Zodra je een onderwerp gaat behandelen, moet je ervoor zorgen dat je dan alles weet. Maar ik denk niet dat je al die kennis paraat kan hebben. Je moet jezelf even updaten.’ CH: ‘Ik zeg altijd tegen leerlingen: ‘Ik vind het zo leuk om kunst te geven, want het gaat over alles.’ Dus als je over kunst praat, dan praat je ook over politiek, religie, seksualiteit en identiteit. Dus daar verdiep ik me altijd in. Als ik mezelf vergelijk met mensen die wat langer geleden zijn afgestudeerd, dan zijn die bij kunstgeschiedenis redelijk goed onderlegd. Ze kunnen allerlei dingen oplepelen, maar missen de aansluiting met de hedendaagse kunst. Ik denk dat de opzet van de opleiding wel gelijk loopt met hoe er op middelbare scholen gewerkt wordt en dat je beter verbanden kunt leggen. In het VMBO-T hebben ze het hele kunstgeschiedenis eruit gegooid. Ik vind het een zegen. Wat heeft zo’n kind eraan om al die feitjes te kennen.’
“Juist door de opleiding ben ik kritisch gaan kijken naar het aanbod op mijn school” MvD: Wat is het belangrijkste dat je jezelf hebt moeten aanleren na de opleiding? RV: ‘Het hanteren van methodes. Je gaat werken op een school en die hanteert een bepaalde methode. En nu is het aan mij dat ik die hele methode helemaal doorspit, lessen ontwikkel en andere voorbeelden erbij haal. Je moet het je eigen maken en creatief omgaan met zo’n stoffig boek.’ CH: ‘Volgens mij maakt het niets uit als je dingen vergeet. Het is belangrijk dat je geleerd hebt hoe je kunt zoeken naar informatie. Dat je weet wat belangrijk is
om te vertellen over je vak, dat wat je die kinderen wilt meegeven. Ik heb het gevoel dat ik dat geleerd heb. De feitjes die kun je wel weer ophalen. Als je iets wilt behandelen, dan duik je er weer even in.’ MvD: Is er wel eens spanning ontstaan of heb je je wel eens onzeker gevoeld ten opzichte van collega’s? CH: ‘Ik had soms wel het gevoel dat ik me moest verdedigen. Als ik aan een oudere collega vroeg hoe bijvoorbeeld de oven werkte, dan vroeg hij: ‘Leren jullie dat nou echt niet meer? Wij zaten elke woensdagmiddag te boetseren.’ Ik moest mezelf bewijzen en dat is zeker het eerste jaar heel moeilijk geweest. Er was een collega die zei: ‘Ik zie wel dat je les kan geven, maar je bent gewoon een bedreiging voor het vak tekenen.’ Zij was opgeleid als tekendocent en ik, ik kon leuk tekenen. Ze heeft later wel haar excuus aangeboden. Toen ik begon, hadden wij nog de vakken handvaardigheid, tekenen en CKV en ik gaf ze alle drie. De opdrachten waren allemaal losse dingetjes. In het tweede jaar begon het al te kriebelen. Ik vond het saai en niet echt over kunst gaan. Ik heb een aanzet gedaan om meer samenhang in de vakken te krijgen op basis van cultureel bewustzijn. Ik denk dat ik juist door de opleiding kritisch ben gaan kijken naar het aanbod op mijn school.’ RV: ‘Ja, ik heb mij wel onzeker gevoeld en nu nog soms. Voor mijn gevoel ben ik minder goed technisch en theoretisch onderlegd, maar zo ervaren mijn collega’s het niet. Zij zien het juist als positief dat ik net van de opleiding kom. Als ik lesgeef, ondersteun ik mijn verhaal met veel beelden, want die zitten nog vers in mijn geheugen.’ MvT: Hebben jullie de overgang van de opleiding naar de beroepspraktijk ervaren als een breuk? RV: ‘Ik mis wel de museumbezoeken. Ik moet mezelf echt pushen. Als ik collega’s zou vragen, dan zouden we gaan, maar het komt er gewoon niet van.’ CH: ‘Ik vond het echt een breuk. Ook al zie ik nog regelmatig medestudenten, iedereen gaat zijn eigen gang. Als alumnus zou ik het ook leuk vinden om vaker een uitnodiging te krijgen voor een receptie of een masterclass. Ik heb het prima naar mijn zin op mijn huidige school, maar ik hoop ooit nog eens ergens terecht te komen waar je wél met mensen kan uitwisselen. Ik dacht dat als ik handvaardigheid en tekenen ging geven, dat ik in een team zou komen waar allemaal mensen werken die gek zijn van kunst, die met elkaar naar musea zouden gaan en dan creatieve avonden zouden organiseren. Dat gebeurde niet.’ v
27
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
Scène uit act.
Montage.
Leerling interviewt publiek.
De Mobiele Kunstbrigade Multidisciplinaire cultuureducatie op locatie Kinderen in de leeftijd van 7 tot 12 jaar werken met vier docenten binnen de vakgebieden audiovisueel, drama en beeldende vorming. Dit cursusjaar is gewerkt met het thema Hollandsche meesters en lokaal erfgoed. De laatste les is altijd een expositie met een openingsact voor ouders en vrienden. Meer weten? www.facebook.com/mobielekunstbrigade. TEKST, FOTOGRAFIE EN SAMENSTELLING: ANNEMIEKE FIERINCK // PO
28
kunstzone.nl
MOBIELE KUNSTBRIGADE
De openingsact.
Werkster heeft kunstwerk schoongemaakt.
’Omaatje’ bewondert kunstwerk.
‘Oud-Hollandsch’ kleitegeltje.
juli 2014
Werkster.
Scène uit de openingsact.
Zintuigen naar aanleiding van Het Melkmeisje van Vermeer.
29
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
Over de ideale
kunstdocent Leontine Broekhuizen. Foto: Thijs Tittse
Docente Leontine Broekhuizen is dagelijks in gesprek met leerlingen, docenten, ouddocenten en beleidsmakers. De ideale persoon dus om de wisselwerking tussen de opleiding en het werkveld mee te bespreken. Ik treed met haar in gesprek om erachter te komen wat in haar ogen de ideale docent is en welke idealen zij de nieuwe generatie docenten meegeeft. AUTEUR: THIJS TITTSE
L
eontine Broekhuizen is docent vakdidactiek op ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten. Ze heeft een flink aantal jaren voor de klas gestaan en was hoofdredacteur van de methode ZienderOgen Kunst. Ze heeft net haar studie Kunstbeleid en Management afgerond, heeft voor het Cito eindexamens geconstrueerd en is voorzitter geweest van de NVTO. Ze ontvangt me met veel enthousiasme in haar krappe zonovergoten kantoor. Stapels scripties en lesmethoden sieren haar bureau. Leontine is een verzorgde, intelligente, druk bezette vrouw. Haar lippen zijn kundig gestift, haar vocabulaire is machtig groot. Ondanks dat Leontine net de vijftig is gepasseerd, straalt ze een jeugdige energie uit, haar ogen stralen, en haar mond is olijk gekruld. Ideaal De ideale docent is volgens Leontine een docent die een verbinding aangaat met zijn leerlingen. Deze docent is in eerste instantie oprecht geïnteresseerd in de doelgroep, heeft het leuk met zijn leerlingen en kent een grote belangstelling in het doen en laten van de leerlingen. Hij verstaat de taal van zijn leerlingen, wat niet wil zeggen dat hij net zo spreekt als een leerling, maar hij heeft inzicht in de psyche van zijn leerlingen. Een ideale docent bouwt een band op met zijn klas, wint vertrouwen van zijn leerlingen. Wat betreft competenties: een ideale docent zou interpersoonlijk erg hoge ogen moe-
30
ten gooien. Voor Leontine is het boekje De Geliefde Leraar van Veronica Weusten leidraad voor haar visie op de ideale docent in het algemeen. Maar dat is nog niet toereikend voor de ideale kunstdocent. Hoe breng je deze visie over op de nieuwe generatie docenten? Hoe kun je toetsen of een stagiair interpersoonlijk competent is? Interesse in leerlingen, het scheppen van een band, het hebben van plezier tijdens het lesgeven zijn zaken die volgens Leontine van nature in een docent zitten. Deze competenties kun je aanwakkeren of stimuleren. Tijdens de stagebezoeken kan Leontine ‘lezen’ of een stagiair het interpersoonlijke contact met de leerlingen in zich heeft. Zij ziet of iemand met plezier met zijn doelgroep omgaat. Volgens Leontine zijn haar vakken, beeldende vorming en CKV, met name de vakken waar de interpersoonlijke competentie sterk weegt. Een docent die veiligheid in zijn klas heeft gewonnen, kan opdrachten naar een hoger plan tillen en kan bijvoorbeeld de leerling zijn gevoelsleven laten verwerken in een opdracht. Leerling centraal Als ik Leontine vraag naar haar missie, zet zij haar ideaalbeeld van het kunstonderwijs af tegen de praktijk en komt er een aarzeling in haar verhaal. Waar ze eerst stellig en vlot vertelde, lijkt ze nu haar woorden voorzichtig te kiezen. Ze vertelt me dat ze niet wil prediken, dat ze anderen niet de les wil lezen. Ze is ervan
kunstzone.nl
Over de ideale kunstdocent
afhankelijk van de opleiding van de docent en de traditie op de school. Leontine voelt zich aangetrokken tot het denkwerk over kunsteducatie van Folkert Haanstra. Zijn artikelen over authentieke kunsteducatie zijn voor haar studenten verplichte kost. Desondanks stuitte Leontine onlangs op een middelbare school in Brussel op prachtig leerlingenwerk dat absoluut niet uit het brein van de leerling kwam, maar een heel adequate uitvoering was van een gesloten opdracht. De leraar die de opdracht gegeven had, wist van te voren precies wat zijn leerlingen zouden maken, met welk materiaal, en in welke kleuren. Alle werken waren allemaal hetzelfde, en bezaten toch een zekere kwaliteit. Deze kwaliteit lag in de technische verfijndheid van de leerlingen: de leerlingen waren op de hoogte van de werking van het perspectief, de schaduwwerking en wisten kundig hun penselen te hanteren. Zou het procesmatig leren, dus het werken met een beeldenonderzoek en het centraal stellen van de leerling, de technische kennis en ontwikkeling van de leerling teniet doen? Maar waar dient die kennis dan toe?
overtuigd dat bepaalde manieren van lesgeven fout zijn, maar ze wil niet degene zijn die met een strenge opgeheven vinger deze lesmethodes afstraft. In het ideaalbeeld van Leontine stelt de kunstdocent de leerling centraal. Niet de docent bepaalt het eindresultaat van een opdracht, maar de leerling bepaalt zelf, eventueel na een beeldend onderzoek, de manier waarop hij een betekenis, een idee, een ervaring wil verbeelden. Een leerling maakt zelf keuzes, een leerling bepaalt zelf zijn materiaal. De leerling denkt zelf na en voert niet alleen uit. Op veel scholen waar Leontine komt, ziet zij, in haar ogen, te vaak eindresultaten van leerlingen die exacte kopieën van elkaar zijn. Het zijn in het algemeen de resultaten van sterk docentgestuurde opdrachten. Creativiteit ontstaat niet door een kleurencirkel in te kleuren, of door een vogelhuisje in de stijl van Mondriaan te maken. Een leerling moet snappen wat hij doet en zou denkstappen moeten maken.
Notie van kunstenaarschap Een ideale docent zou, volgens Leontine, notie moeten hebben van het kunstenaarschap. Een kunstenaar maakt niet zijn hele leven lang exact hetzelfde en een kunstenaar weet aan het begin van een proces nog niet hoe het eindresultaat eruit komt te zien. Een leerling moet tijdens een opdracht eenzelfde proces meemaken als een kunstenaar. Een gesloten opdracht, waar van tevoren het eindresultaat al
bepaald is, voldoet niet aan deze visie. Zelfs al is het resultaat van een gesloten opdracht zo verfijnd en mooi, het gaat voorbij aan het idee van wat kunst zou moeten en kunnen zijn. Je kunt je afvragen of de werkjes in Brussel, hoe mooi ze ook zijn, de leerlingen enige notie bijbrengen van kunst en het kunstzinnige proces.
“Een leerling moet tijdens een opdracht eenzelfde proces meemaken als een kunstenaar” De schoolse praktijk is weerbarstig. Elke periode moeten er cijfers op tafel komen, er is een chronisch tekort aan uren en in de lokalen zijn lang niet alle gewenste materialen en media beschikbaar. De ideale leraar laat zich hierdoor niet weerhouden, en verdrinkt niet in de institutionele belemmeringen. Deze leraar heeft een visie en houdt zijn vak bij, gaat naar musea en tentoonstellingen, en stelt zijn leerlingen centraal. De ideale leraar verstaat zijn vak en kent het wezen van zijn vak. Hij weet het belang van zijn vak ook uit te dragen door zijn aanstekelijk enthousiasme voor kunst. De ideale leraar kent de importantie van zijn vak, opdat hij intellectueel verweer kan tonen, mocht er worden getornd aan zijn liefde: de leerling en de kunst. v
Het nut van basiskennis Kunstdocenten hebben vaak het idee dat er basiskennis nodig is om er later - in de bovenbouw - op een meer creatieve manier mee om te kunnen gaan. Het is de vraag of dat zo werkt. Is het wel zo dat die kennis weer wordt teruggehaald en toegepast in een vrijere context? Vindt die transfer wel plaats? En wat is die basiskennis eigenlijk? Daarover verschillen de opvattingen nogal. Het lijkt wat toevallig, Illustratie: Thijs Tittse.
juli 2014
31
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
Opening Medialeerpark Van Maerlant. Foto: Gerard Monté
Media(Leer)Park
voor VMBO
Worden toekomstige docenten wel toegerust voor vernieuwingen? ‘Innovatie begint met ruimte creëren voor ideeën,’ stelt Peter Muller, directeur innovatie onderwijs van Van Maerlant, een VMBO-school in Den Bosch. Sinds januari kunnen de leerlingen er gebruikmaken van een Media(Leer)Park. Ze maken weekjournaals voor de eigen school, maar ook reportages over de intocht van de Oeteldonkse prins en filmpjes over vrijheid voor het Bevrijdingsfestival. Ondernemen, samenwerken met de praktijk en cultuureducatie komen op een vanzelfsprekende manier bijeen. AUTEUR: HENK LANGENHUIJSEN // VO
‘D
e gemiddelde docent krijgt nog steeds een opleiding die gebaseerd is op het onderwijsmodel van 1920, het industriële tijdperk,’ stelt Muller. ‘Leraren worden voorbereid op het draaien van lesjes voor de klas. Stagiaires komen hier om lesjes te geven. Dat moest ik veertig jaar geleden ook al. Naar onderwijsvernieuwing wordt zelden gekeken. Ik zou willen dat nieuwe docenten zouden nadenken over de vraag: Hoe kun je iets met de diversiteit in de klassen, hoe kun je het onderwijsmodel zo aanpassen dat er sprake is van echte differentiatie, hoe kun je leerlingen ondernemend maken? Ik denk dat het onderwijs radicaal op de schop moet, omdat er anders niets verandert.’
Vernieuwing Het Media(Leer)Park past volgens Muller niet bij ons traditionele onderwijssysteem, maar sluit meer aan bij het competentiegerichte onderwijs. Inmiddels is die vernieuwing een flop geworden, maar dat lag volgens hem niet aan
32
de uitgangspunten. ‘Ik vind het nog steeds goed dat je kwaliteiten van leerlingen, een praktijkgerichte combinatie van vaardigheden, kennis en attitude, als uitgangspunt neemt. Dat zorgt immers voor maatwerk en sluit het beste aan bij wat de praktijk van je verwacht. Helaas leverde dat op veel scholen een laissez-faire-houding op, die net als bij de Tweede fase in het voortgezet onderwijs funest was. Maar het is ook bizar dat je leerlingen zes lessen per dag opsluit en laat luisteren naar een docent, terwijl ze doorgaans weinig samenhang zien en onvoldoende gemotiveerd zijn.’ De eerste stap die Muller op zijn VMBO zette, was leraren de vrijheid geven en hun ondernemingslust aanwakkeren. ‘Ik gaf aan dat ik slechts de contouren bewaak en dat zij alle vrijheid krijgen om te bepalen hoe er gewerkt moet worden. Dat was in het begin even schrikken. Daaruit is voortgekomen dat de instructietijd van een les wordt teruggebracht naar een half uur. De gewonnen tijd mogen de leerlingen naar eigen inzicht en behoefte gebruiken voor vrije studieruimten, weektaken en
kunstzone.nl
krassen
Kra ssen
projecten. Dat was de essentie van onze vernieuwing. Leerlingen krijgen dus meer keuze en docenten meer vrijheid. Elke sectie hanteert een eigen model.’ ‘Als docenten ruimte krijgen, begint de verbeelding te werken. Zo zijn we een paar jaar geleden met een internetcafé gestart. Omdat we de sector economie en commerciële dienstverlening in huis hebben en we af en toe evenementen organiseerden, ontstond de behoefte om meer te doen. Het toeval wilde dat we naar een groter gebouw konden verhuizen en dat er in Den Bosch allerlei bewegingen waren die mediavernieuwingen in gang zetten. Van een ondernemer hier kon ik een complete regiewagen kopen. Omroep Brabant leverde interieur om een studio in te richten. Daardoor konden we hier ruimtes ombouwen, zodat radio- en televisie-uitzendingen gemaakt kunnen worden. We beschikken zelfs over een theatertje.’ Brede competenties Muller benadrukt dat zijn leerlingen een uitgestelde beroepskeuze hebben. Dat wil zeggen dat ze niet voor een vak worden opgeleid. ‘We hanteren brede competenties die straks overal inzetbaar zijn. We leveren leerlingen af die ondernemend zijn, berekeningen kunnen maken, kunnen samenwerken, verantwoordelijkheid durven nemen. Dat past goed bij dit Media(Leer) Park. Dat ze daarnaast ook nog eens leren wat filmen is en worden betrokken bij allerlei culturele evenementen, is natuurlijk fantastisch. Media heeft natuurlijk wel hun aandacht. Inmiddels werken we aan een doorlopende leerlijn, ook met het vervolgonderwijs.’ Verbindingen Een belangrijke vernieuwing was ook het maken van verbindingen in de stad. ‘Een van de partners is het Koning Willem I College, een ROC met een filmopleiding en een ICT-opleiding. De bedoeling is dat op den duur die leerlingen hier stage komen lopen en met onze leerlingen aan de slag gaan. Die leerlingen op hun beurt worden dan weer begeleid door professionele film- en mediamakers van onder meer de plaatselijke radio- en televisiezender Boschtion. Inmiddels heeft die ook onderdak gevonden in ons gebouw, waardoor er sprake is van één grote, gezamenlijke werkruimte. Ook Omroep Brabant heeft belangstelling getoond en wil bepaalde reportages uitzenden. Voor onze leerlingen is het natuurlijk een prachtige leerschool om in een echt team mee te draaien.’ Voor Boschtion, die toe was aan een kwalitatieve vernieuwing, is het eveneens een uitgelezen kans om de gemeente, die voor financiële zekerheid moet zorgen, te overtuigen van een toekomst met kansen en een kweekvijver voor talenten. Zeker voor de nodige professionalisering zal er de komende tijd extra tijd en geld nodig zijn. Waarschijnlijk gaat de gemeente voorzichtig met dit avontuur mee, ook om het imago van het VMBO te verbeteren, door opdrachtsubsidies te verstrekken voor bepaalde activiteiten die in de stad op film vastgelegd moeten worden. Denk aan verkiezingsdebatten en plaatselijke nieuwsvoorziening. De toekomst moet uitwijzen of deze onderneming levensvatbaar is. Maar het feit dat leerlingen ’s avonds en in het weekend naar school komen om aan projecten mee te werken, zegt Muller wel iets. ‘Dat je de praktijk op deze manier binnen de schoolmuren kunt brengen, leer je nergens op een lerarenopleiding. Ondernemersgericht onderwijs moet je zelf bedenken.’ v
‘To be a teacher is my greatest work of art.’ naar citaat van Joseph Beuys
Als u dit leest, staat Cirsten op het punt om de opleiding DBKV te Rotterdam te verlaten en als beginnend docent het werkveld te bestormen. Van 26 tot 29 juni presenteren zij en haar jaargenoten hun afstudeerwerk van de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Ik ben haar afstudeerbegeleider en daarom bezocht ik haar op haar stageschool. Ik moest even wachten en genoot van het eerste lentezonnetje, terwijl ik naar de leerlingen van deze VMBO-school keek. De leerlingen van deze school variëren van het dragen van een trots masker tot het terugtrekken met gebogen ruggen. Even later staat Cirsten overtuigend en duidelijk les te geven. Gaandeweg weet ze de mogelijkheden te laten zien, ze kan improviseren en bovenal, ze begrijpt de humor van de leerlingen. Cirsten is wat je noemt een hardwerkende en goede VMBO-docent. Haar afstudeerproject is een beeldend onderzoek naar lichaamstaal en het fenomeen macht. Ze legt associaties met foto’s van haar leerlingen en die van politici. Links zie je twee giechelende meisjes die samen op de foto willen. Ze staan er een beetje onhandig bij, al zie je dat ze dit al vaak hebben gedaan. Rechts een nieuwsfoto over de onderhandelingen op de Krim. Twee leiders, man en vrouw, geven elkaar een hand. Op hun gezichten grote geforceerde glimlachen met gebleekte tanden. Op een andere foto zie je twee jongens. De ene jongen heeft zijn hand op de schouder van de andere jongen. Ze lachen. Ernaast een foto van Vladimir Poetin en Mark Rutte, waarbij Poetin zijn rechterhand bovenop de handdruk met Rutte legt. Een hand leggen op de ander. Ze lachen, maar de ene jongen wil laten zien wie er de baas is. De beeldassociaties van Cirsten zijn bij vlagen hilarisch, maar bovenal onthullend. In een paar beelden maakt ze inzichtelijk hoe complex de sociale dynamiek is. Wat heeft een beginnend docent Beeldende Kunst en Vormgeving nodig als ze start in de beroepspraktijk? De didactische vaardigheden heeft Cirsten meteen nodig om zich als docent staande te kunnen houden. Het zoeken naar beeldrijm is een artistieke strategie om inzichten te verwerven over het systeem waarin ze functioneert. Is de economieleraar opgeleid met het vak statistiek, Cirsten leerde om te associëren en verbanden te zien vanuit observatie. Zodat zij een onafhankelijke visie kan vormen en, met wat geduld, de richting van ons onderwijs kan bepalen.
Mirjam
Website
> www.hervion.nl/vanmaerlant/home.aspx
juli 2014
Mirjam van Tilburg is hogeschooldocent en coördinator bij Willem de Kooning Academie/Opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving.
33
thema: Aansluiting van opleiding op praktijk
Een interview met Theo van Adrichem over de opleiding Beroepskunstenaars In de Klas (BIK), een éénjarige post-HBO training die kunstenaars geschikt maakt om een rol te kunnen spelen in de cultuureducatie. AUTEUR: THEA VUIK // HBO
Brood op de plank Theo van Adrichem. Foto: Thea Vuik
‘B
ij Cultuur-Ondernemen ben ik wel degene die zich met cultuureducatie bezighoudt, maar het is niet onze core business.’ Ik ben in gesprek met Theo van Adrichem, als projectleider werkzaam bij stichting Cultuur-Ondernemen. Voorheen heette de stichting Kunstenaars & Co, veertien jaar geleden in het leven geroepen door de ministeries van OC&W en Sociale Zaken vanwege de Wet WIK-regeling om individuele kunstenaars te helpen hun eigen beroepspraktijk te ontwikkelen. Dit deden ze door het aanbieden van programma’s, trainingen en werkervaringsprojecten. Inmiddels is de WWIK afgeschaft en bedient de stichting, door twee jaar geleden te fuseren met de Rotterdamse stichting Kunst en Zaken, nu de gehele kunstensector - zo ook culturele instellingen - om minder subsidie-afhankelijk en meer ondernemend te worden. ‘Destijds in 2000 hielden we ons heel erg bezig met het verbreden van het werkveld en het zoeken naar nieuwe markten voor kunstenaars. Dat was ook het moment dat het ministerie van OC&W zich begon te realiseren dat er met het wegbezuinigen van alle kunstvakleerkrach-
34
ten wel een groot gat geslagen werd in de creativiteitsontwikkeling binnen het basisonderwijs. Vanuit die gedachte is ook de subsidieregeling van € 10,90 voor elk kind in het leven geroepen. Scholen konden dat geld aan cultuureducatie besteden, maar hadden die expertise niet echt meer in huis. Vanuit de gedachte om eens te kijken of kunstenaars daar niet een hele goeie rol in zouden kunnen spelen, heb ik met een aantal mensen de opleiding Beroepskunstenaars In de Klas (BIK) ontwikkeld. Wat moeten kunstenaars kunnen en kennen om dat verantwoord te doen, zonder de bedoeling om een bevoegd docent te worden? Nu 12 jaar verder bestaat deze éénjarige post-HBO opleiding nog steeds en wordt in Amsterdam en Utrecht gegeven. Afgelopen jaren zijn ongeveer 600 á 700 kunstenaars opgeleid met die training.’ Sexy ‘Eerst ben ik naar de kunstvakopleidingen gegaan en heb ik gevraagd of zij samen met mij een curriculum wilden ontwikkelen. Tien jaar geleden was hun antwoord: ‘Nou ja zeg, wij gaan onze studenten niet opleiden om in het onderwijs te werken!’ Inmiddels is dat volkomen omgedraaid. Het is een sexy onderwerp geworden.
In eerste instantie heb ik echt moeten zoeken naar een aantal partijen; experts in het land die met elkaar een curriculum hebben ontwikkeld. De opleiding werd een jaar getest in Tilburg in samenwerking met Jan Stoel (van Cultuur in Scholen Tilburg) Samen met de SKVR in Rotterdam, Kunstweb in Amsterdam, Kunstencentrum Groningen en het Utrechts Centrum voor de Kunsten is de opleiding vervolgens doorontwikkeld. In de jaren daarna waren er op het hoogtepunt acht locaties waar die training gegeven werd. Het ministerie van OC&W vond het vanaf het begin een goed idee en is altijd bij het project betrokken geweest. Tot twee jaar geleden is de training volledig gesubsidieerd door het ministerie en hoefden de kunstenaars nauwelijks een eigen bijdrage te betalen. Tenslotte hebben de kunstvakopleidingen de opleiding geadopteerd, zelfs het curriculum overgenomen.’ ‘Inmiddels is een ‘bikker’ een kunstenaar die in het onderwijs werkt. Sommige kunstenaars is het lesgeven zo goed bevallen dat ze daarna ook een bevoegdheid zijn gaan halen. De BIK-opleiding geeft namelijk geen lesbevoegdheid. De insteek was dat het geen leerkrachten
kunstzone.nl
BROOD OP DE PLANK
is altijd heel erg groot geweest, maar de selectie behoorlijk streng. Je moet als kunstenaar enigszins kunnen reflecteren op eigen werk in relatie tot het werken met kinderen. Je moet natuurlijk ook de ambitie hebben om met kinderen te werken. Je moet sociaal vaardig zijn en enigszins aan kunnen tonen dat je kunt communiceren met kinderen. Je moet een vertaalslag kunnen maken van je eigen kunstenaarschap naar datgene wat een school beoogt met cultuureducatie. Want vraag en aanbod moeten wel bij elkaar komen. Je kunt niet zeggen: ‘Dit wil ik doen als kunstenaar en dat ga ik dan op die school doen.’ Nee, je gaat in overleg met die school. Het moet voor beide partijen een meerwaarde hebben. Je moet eerder ‘critical friend’ zijn, een bijdrage leveren aan die creativiteitsontwikkeling. Creatief leren is niet alleen maar de kunsturen invullen: het moet ook een plek krijgen binnen een doorgaande leerlijn.’
zou moeten opleveren, maar dat ze echt aanvullend zijn. Ze brengen de creativiteit van een kunstenaar binnen de school. Je ziet ook kunstenaars die dit aspect als wezenlijk onderdeel van hun kunstenaarspraktijk ervaren. Het kan veel inspiratie geven en soms levert het kunstprojecten op die zeker de toets van de kunstkritiek kunnen doorstaan. Dus het is heel erg naar elkaar toe gegroeid.’
“Nou ja zeg, wij gaan onze studenten niet opleiden om in het onderwijs te werken!” Vraag en aanbod Het is dus geen schande meer om een baantje erbij te willen hebben? ‘Dat het natuurlijk gewoon geld oplevert voor die kunstenaar, is belangrijk maar ook een bijkomstigheid. Het aantal aanmeldingen
juli 2014
Ondernemerschap Wat is er sinds de laatste twee jaar aan het veranderen? ‘Natuurlijk is het zo dat er een enorme omslag is gekomen in de subsidiestructuur. Er is minder subsidie beschikbaar gekomen. Er is nog wel subsidie, maar de plannen van culturele instellingen die subsidie vragen worden steeds meer - ook door het ministerie - getoetst op ondernemerschap. Door de culturele instellingen zal veel meer gedacht moeten worden aan een financieringsmix: een stukje subsidie, een stukje sponsoring, een stukje crowdfunding en een stukje eigen verdienste. Commerciële activiteiten kun je op verschillende manieren inrichten en daarmee moet je je culturele instelling, je bedrijf draaiend houden. En voor de landelijke alsmede de lokale overheden is het wel van belang dat de culturele infrastructuur blijft bestaan. Iedereen beseft inmiddels wel dat een goede culturele infrastructuur met goede instellingen ook een financiële en economische grootheid is. Dus de overheid zoekt naar manieren om de sector te helpen ondernemender te worden en daar past het programma van Cultuur-Ondernemen dan weer prima in.’ Delen ‘Het percentage ZZP’ers in de beroepsgroep kunstenaars is erg hoog. Daarom is het heel belangrijk dat je die kunstenaars eigenlijk al op de opleidingen confronteert met de situatie. Het verschilt per kunstdiscipline hoor: kunstenaars in mode en design bijvoorbeeld worden al veel eerder geconfronteerd met het feit dat ze voor klanten moeten werken. Andere kunstvakopleidingen zijn veel meer gericht op het ontwikkelen van het talent en minder op het ontwikkelen van een bedrijf. Dus daar liggen wel verschillen. Om de problemen bij ZZP’ers enigszins
het hoofd te kunnen bieden, adviseren wij onder andere te zoeken naar mogelijkheden om samen te werken. Dit om activiteiten en kosten te delen, omdat dat goede manieren zijn om de risico’s van het ZZP’er-schap wat minder groot te maken. Ik denk ook aan de zogenaamde broodfondsen. Dat zijn groepjes ZZP’ers die allemaal een bijdrage in de pot doen om elkaar te kunnen helpen als iemand ziek wordt. Dat zijn allemaal ontwikkelingen die wij signaleren.’ Internationaal ‘In Nederland hebben we gewerkt aan het ontwikkelen van competenties bij kunstenaars om te kunnen werken in het basisonderwijs. Dat heeft internationaal ook de aandacht. Daar ontbreekt nog de kennis en ervaring op dat terrein. Ik zit in verschillende internationale netwerken - omdat wij die BIK-opleiding hebben ontwikkeld - om te kijken hoe we in die specifieke situatie, in dat land - de onderwijssituatie is natuurlijk anders - aan competentie-ontwikkeling kunnen werken bij kunstenaars daar. Ken je het internationale forum Artists in Creative Education (ICEnet)? Dat is een digitaal internationaal georiënteerd platform specifiek voor kunstenaars die de ambitie hebben om in het onderwijs te gaan werken. Die wisselen expertise uit en vertellen over elkaars projecten plus resultaten en hoe je bijvoorbeeld het resultaat van zo’n project meet. Heel interessante vragen waar wellicht geen eenduidig antwoord op te geven is. Dat is volop in ontwikkeling.’ ‘Laatst was ik op een congres over cultuureducatie in Kopenhagen waar een heleboel mensen zitten die eigenlijk wel overtuigd zijn van het nut van cultuureducatie. Preken voor eigen parochie. Het is ook moeilijk te duiden waarom cultuureducatie dan zo belangrijk is. Wat is het meetbare resultaat voor de samenleving? Dat congres werd geopend door de Deense voorzitter van de werkgeversvereniging. Iemand die aan de andere kant van het spectrum zit. In zijn keynote speech zei hij dat het van het allergrootste belang is dat jonge kinderen geconfronteerd worden met cultuureducatie en dat zij worden gestimuleerd om creatief te leren. ‘Want’, zei hij, ‘je zult zien dat het werk waar de kinderen die nu in groep 1 zitten straks in terechtkomen, nog niet eens bestaat. Die banen gaan ze zelf uitvinden.’ Tien jaar geleden hadden we nog niet gedacht dat bijvoorbeeld een game-ontwerper een heuse baan zou zijn. Momenteel groeit het aantal nieuwe beroepen, want zo snel gaan de ontwikkelingen. Het is alleen al vanuit dat economische oogpunt van het grootste belang dat je als samenleving creativiteitsontwikkeling blijft stimuleren.’ v
35
Weer wolven
in beeld
Deze foto is gemaakt door Brian van Rhee. Het model is Lara. Ze zegt: ‘Toen ik klein was, vroeg ik aan Sinterklaas blond haar. Vroeger werd ik veel gepest vanwege mijn rode haar. Nu valt dat mee, maar soms komt dat gevoel weer even naar boven.’ Brian zit op de MBOopleiding grafische fotografie. REDACTIE EN SAMENSTELLING: ARJAAN VERHEULE
36
kunstzone.nl
juli 2014
37
vak-, functie- en sectorspecifiek
Foto’s: Ursula van de Bunte
Co-teaching
in muziek De oplossing in de basisschool? Met de kwaliteit van het muziekonderwijs in het PO is het veelal somber gesteld. De meeste basisschoolleerkrachten vinden muziek belangrijk, maar laten tegelijkertijd zien dat ze niet over de tools beschikken om dit vak te kunnen geven. Co-teaching is een term die momenteel vaak opduikt om het muziekonderwijs op de basisschool van de grond te krijgen. Maar is co-teaching de oplossing? AUTEUR: MARJANKA VAN MAURIK // PO
38
W
anneer je met mensen praat over muziek in het basisonderwijs, zijn velen het ermee eens dat dit vak op het rooster hoort te staan. De praktijk laat echter iets anders zien, in uitersten. Uiteindelijk blijft een oude vraag terugkomen: moet het vak muziek gegeven worden door een muziekdocent of door de groepsleerkracht? Beiden hebben zo hun voor- en nadelen.
Groepsleerkracht of muziekdocent Ieder mens is, volgens de theorie van Luc Stevens over de basisbehoeften om te leren, gebouwd om zichzelf te ontwikkelen en heeft een natuurlijke behoefte aan relatie, autonomie en competentie. De groepsleerkracht bouwt met de kinderen een band op. De muziekdocent ziet ze één keer in de week, soms zelfs voor een korte periode. Muziek is een krachtig middel om te verbinden en kan bijdragen om sneller een relatie tot stand te brengen. Een groepsleerkracht ziet de kinderen langer en heeft bovendien de mogelijkheid om met muziek aan te sluiten bij behoeften
van de kinderen, activerend of juist om de neuzen weer dezelfde kant op te krijgen. Om de kinderen aan te spreken op een competent gevoel voor muziek heeft de groepsleerkracht minder vaardigheden. Zij of hij zal het individuele kind beter kennen, maar het geven van een muziekcompetent gevoel vraagt andere vermogens. Ook autonomie, het idee van ‘ik kan het zelf/zelfstandig’, is belangrijk voor de ontwikkeling. Kinderen uitdagen, de gelegenheid geven om eigen keuzes te maken en zelf aan de slag te gaan, vraagt kennis over de zone van naaste ontwikkeling, maar ook inzicht. Wordt er muzikaal gewerkt of is het echt alleen maar herrie? Daarmee ontstaat ook de vraag of een leerkracht de muzikale ontwikkeling van een kind voldoende kan begeleiden. Een combinatie van de groepsleerkracht en de muziekdocent lijkt dan een geweldige oplossing. Samen lesgeven, van elkaar leren, een win-winsituatie? Co-teaching Bij co-teaching werken twee leraren in één klaslokaal als gelijkwaardige partners samen om zo veel mogelijk leerlingen de doelstellingen te laten
kunstzone.nl
Co-teaching in muziek
betrekt de kinderen, waar nodig. • P arallel teaching: beide docenten geven dezelfde informatie, maar ze verdelen de klas, zodat de groep kleiner is. • Station teaching: de klas en de inhoud worden verdeeld. Wisseling van groep maakt dat alle kinderen dezelfde informatie hebben. • ‘Alternatieve’ teaching: voor een groep waarin een groepje kinderen zit dat speciale aandacht nodig heeft. De groepen worden verdeeld. • Team teaching: beide docenten geven instructie, als een team, ze geven samen les. Deze manier wordt gezien als de lastigste, maar de meest bevredigende manier van co-teaching.
halen. Co-teaching is bekend vanuit onder andere de Verenigde Staten en wordt daar ingezet in het inclusief onderwijs. De verwachting is dat, met de invoering van passend onderwijs in Nederland per augustus aanstaande, co-teaching kan zorgen voor ‘meer handen in de klas’. Er is steeds sprake van een docent, gespecialiseerd in het werken met kinderen met achterstanden en/of afwijkend gedrag die samen met de groepsleerkracht verantwoordelijk is voor het geven van het onderwijs in een groep. Nadrukkelijk wordt gesteld dat ze beiden tegelijk en evenwaardig in het onderwijsproces betrokken zijn. De les bijwonen en ondertussen voorbereiden of corrigeren is geen co-teaching. In het boek Co-teaching, beschrijft Sandra Koot vijf essentiële elementen van coteaching: • Wederzijdse interactie: leraar en co-teacher nemen gezamenlijke beslissingen; • Positieve onafhankelijkheid: beide zijn verantwoordelijk voor het behalen van de doelen; • Interpersoonlijke vaardigheden: leraar en co-teacher herkennen en erkennen verschillen in hun verbale en nonverbale vaardigheden; • Het monitoren van het co-teachingstraject: samen regelmatig reflecteren; • Individuele aanspreekbaarheid: beiden zetten zich actief in en zijn lerend in de onderwijssituatie, er ontstaat een partnerschap. Wanneer je deze werkwijze analyseert, zie je weer de basisbehoeften. Zowel voor de co-teachers als individu alsook voor hen als werkpartners behoren relatie, competentie en autonomie tot
juli 2014
de essentiële voorwaarden. Men stelt dat voor het effectieve leren aan deze voorwaarden moet worden voldaan. Ei van Columbus Bekijken we dan de situaties waarbij in het muziekonderwijs wordt gedacht dat co-teaching het ei van Columbus is, dan zie je meteen dat er het één en ander mist. Vaak wordt verwacht dat de leerkracht door het bijwonen van de lessen van een muziekdocent of muzikant in staat zal zijn om een vervolg hieraan te geven of daarna zelfstandig voor de muziekles te zorgen. Al in een beginstadium gaat het mis: wil de leerkracht wel samen met de muziekdocent een traject ingaan? Of is dit vanuit management opgelegd? Of zoekt een culturele instelling wegen om het subsidiegeld in te kunnen zetten? Top-down! Andersom gezien: hoe vaak komt het voor dat de expertise van leraren om een veilig leerklimaat voor de kinderen te creëren wordt onderschat? Zijn de muziekdocent en de leerkracht het eigenlijk wel eens over de manier waarop gewerkt wordt of is daar helemaal niet over gesproken? Om co-teaching werkelijk effectief te laten zijn, is het belangrijk dat beide docenten samen plannen, samen in de klas zijn en samen evalueren. En dat kost tijd! Wordt in co-teaching geïnvesteerd, dan zijn de volgende vormen te onderscheiden: • Eén geeft les, de ander observeert. Van tevoren is samen bepaald welke specifieke observaties gedaan zullen worden. Nadien analyseren de leraren de gegevens samen. • Eén geeft les, de ander loopt rond en
Co-teaching in muziek Bovenstaande vormen van co-teaching bieden zeker kansen en zijn ook inspirerend. Je zou voor een opbouw kunnen kiezen om via observatie en het betrekken van de kinderen, toe te werken naar samen lesgeven. Duidelijk is dat bij het besluit om te gaan coteachen de betrokkenen zelf de stap moeten en willen nemen. Samen voorbereiden, afstemmen en ook nadien reflecteren kost tijd. Wie co-teaching wil propageren en dit ziet als een ultieme manier om te werken aan de kwaliteit van muziekonderwijs, zal rekening moeten houden met investering en moeten zorgen voor facilitering. In deze tijd, waarin alle ‘onderwijsverbeteringen’ bijna verkapte bezuinigingen zijn, is het de vraag of men die stap wil nemen. Toch denk ik dat het de moeite waard is om hiermee te gaan experimenteren. Uiteindelijk zou dit wel eens een heel goede manier kunnen worden om de kwaliteit van muziek in de basisschool te verbeteren. v Marjanka van Maurik is opleidingsdocent muziek aan de Marnix Academie in Utrecht (PABO) en onder andere stafdocent aan de opleiding Muziek aan de Basis (Codarts).
Bronnen
> C ook, L. (2004) Co-Teaching: Principles, Practices, and Pragmatics, California State University, Northridge > K oot, S. (2012). Co-teaching, krachtig gereedschap bij de begeleiding van leraren. Huizen: Uitgeverij Pica > S tevens, L (Red.) (2004). Zin in School. Amersfoort: CPS.
39
@web
@WEB C h a ri s m a Zoals op iedere school zijn leraren in allerhande categorieën te verdelen. En dan denk ik niet in termen als LB-, LC- en LD-docenten, maar eerder in schalen die met ‘populair onder de leerlingen’ hebben te maken. Ik behaal hoe goed ik m’n best ook doe - nooit de hoogste cijfers. Vaak scoor ik bij de start aan een brugklas voldoende tot goed, maar na verloop van tijd duikel ik toch naar beneden. Om in de bovenbouw weer wat overeind te krabbelen. AUTEUR: THEA VUIK
I
k besluit de kunst eens af te kijken bij een collega die de leukste lessen wist te geven en de spannendste verhalen wist te vertellen. Hij heeft inmiddels een ommezwaai gemaakt van geschiedenis naar het complexere vak mens & maatschappij en ik ben benieuwd naar zijn onder de leerlingen befaamde PowerPoints. Eigenlijk wist hij me daar niet zoveel nieuws over te vertellen op een enkel succesvol aspect na: de geluidjes! De PowerPoint-presentaties die hij maakte waren in eerste instantie bedoeld als samenvatting van een les, zodat de klas nog eens - op een meer visuele manier - de leerstof die ze moeten weten, kunnen ervaren. En naarmate hij de techniek beter ging beheersen, kwamen er geluidjes bij. En die waren nu juist zo geliefd onder de leerlingen! Als er toevallig eens geen grappige geluidjes in de presentatie zaten, werd iedereen onrustig. Was meneer misschien ziek? Of had hij er even geen zin in? Het werd dus tijd om me weer eens te verdiepen in de kunst van het presenteren. Over PowerPoint hoef ik niets - en wil ik niets - meer vertellen en over het
Van saai…
online programma Prezi heb ik al het nodige gezegd. Zie @Web: Kuddedieren: Kunstzone 4-2011, pagina 43. Nee, ik ben op zoek gegaan naar verrassende, spannende en leuke manieren om iets te laten zien. Welnu, ik ben van mening uiteindelijk iets gevonden te hebben. Op www.powtoon.com/edu-home vind je online presentatiegereedschap om geanimeerde presentaties annex video’s te maken speciaal voor het onderwijs. Het gaat te ver om het hele programma hier uit te leggen. Ik daag iedereen uit eens een kijkje te nemen op de site en daar van alles te gaan ontdekken. Het programma beperkt zich echter niet alleen tot het onderwijs. Interessant is het gratis ebook The Power of Cartoon Marketing. Te verkrijgen via www. powtoon.com/cartoonmarketing. Daar kun je ook het bijbehorende werkboek downloaden. Een leerzaam voorproefje uit het boek: Harnessing the power of a cartoon can help you create high-impact messages that speak to prospects in ways virtually no other medium can, because:
1. Y ou’re speaking to them via a channel they’re conditioned to associate with fun and childhood (and most definitely not business and sales) - so their guard is down and they’re massively more receptive. 2. T he added level of abstraction allows them to focus on the message rather than petty details, so they can actually evaluate the real benefit. En: A cartoon allows you to present an idea or product in a non-threatening, non-salesy, non-pushy way, because - after all - it’s just a cutesey cartoon...’ Is er nog iets opgevallen in dit verhaal?? Ik ben in gesprek geweest met een collega die het altijd wel WIST... Kortom, ik gebruikte de verleden tijd. Gaandeweg is zijn populariteitspeil wat aan het zakken. Hij geeft een vak dat de leerlingen minder ligt dan geschiedenis. Bovendien wordt hij wat ouder en raakt zijn geduld sneller op. En daar valt zelfs bij hem met geen presentatie tegen op te boksen. Misschien moet hij toch een overstap naar PowToon overwegen. v
…naar spanning en sensatie!
40
kunstzone.nl
“Wij leren niet voor school, maar voor het leven.” “Geschiedenis is een school, waarin men zich zelden aan het lesrooster houdt.”- “Het doel van het onderwijs is een lege geest vervangen door een open geest.”- “Er is geen grote overeenkomst tussen leren en wijsheid.”“Verandering werkt pas als docenten inzien dat het onderwijs beter kan.”- “Onderwijs is dat wat overblijft nadat men heeft vergeten wat men geleerd heeft op school.”
haal je ideologie uit je broekzak
“Het doel van het onderwijs is een lege geest vervangen door een open geest.” “Er is geen grote overeenkomst tussen leren en wijsheid.”- “Verandering werkt pas als docenten inzien dat het onderwijs beter kan.”- “Onderwijs is dat wat overblijft nadat men heeft vergeten wat men geleerd heeft op school.”- “Leren zonder te denken is ijdel. Denken zonder te leren is gevaarlijk.”- “Als je wilt leren, geef dan les.”- “Ik heb nooit iemand ontmoet die zo dom was dat ik niets van hem kon leren.”- “Als je denkt dat het onderwijs duur is, probeer het eens met onwetendheid.”- “Moeilijke mensen zijn de grootste leermeesters.” “Verandering werkt pas als docenten inzien dat het onderwijs beter kan.”- “Onderwijs is dat wat overblijft nadat men heeft vergeten wat men geleerd heeft op school.”- “Leren zonder te denken is ijdel. Denken zonder te leren is gevaarlijk.”- “Als je wilt leren, geef dan les.”- “Ik heb nooit iemand ontmoet die zo dom was dat ik niets van hem kon leren.”
“Onderwijs is dat wat overblijft nadat men heeft vergeten wat men geleerd heeft op school.”- “Leren zonder te denken is ijdel. Denken zonder te leren is gevaarlijk.”- “Als je wilt leren, geef dan les.”- “Ik heb nooit iemand ontmoet die zo dom was dat ik niets van hem kon leren.”- “Als je denkt dat het onderwijs duur is, probeer het eens met onwetendheid.”- “Moeilijke mensen zijn de grootste leermeesters.” - “Modern onderwijs is georganiseerd geheugenverlies. Wie niets meer uit zijn hoofd leert, vernietigt het verleden.”“De autoriteit van de leraar schaadt maar al te vaak degenen die leren willen.”
The New School Collective
vak-, functie- en sectorspecifiek
4 op de oorlog perspectieven
Eva, het Joodse meisje in Verzetsmuseum Junior. Foto’s: Merijn Soeters/Verzetsmuseum Amsterdam
Verzetsmuseum Junior Het is muisstil in de ontvangstzaal van Verzetsmuseum Junior. Groep 7 van de Joop Westerweelschool uit de Amsterdamse wijk De Baarsjes luistert aandachtig naar de videoboodschap van vier 80-plussers. ‘Mensen gaven hun leven voor jullie vrijheid,’ zegt de 81-jarige Jan. ‘De oorlog is een vreselijk, onmenselijk bedrijf,’ heeft de inmiddels 82-jarige Henk aan den lijve ondervonden. ‘Dat nooit meer! Ik wens jullie een leven in vrede toe, zonder honger. En liefst ook nog in gezondheid,’ zegt de nog iets oudere Eva. AUTEUR: MELISSA DE VREEDE // PO/VO
42
Nelia en Titus spelen in het huis van Nelly een propagandaspel waardoor ze ontdekken hoe en waarvan de nazi’s mensen probeerden te overtuigen.
D
e leerlingen hebben zojuist rondgelopen in de huizen waar Jan en Henk ruim 70 jaar geleden woonden en de oorlogstijd doorbrachten. De ruimtes zijn zo ingericht dat bezoekers een goede indruk krijgen van hun leven in die tijd. Ook de huizen van Nelly en Eva kunnen worden bezocht. De vier woningen zijn om een pleintje gegroepeerd, zodat een minidorp ontstaat. Bij de ingangsdeur van ieder huis is een zitje gemaakt, waar kinderen kunnen kijken en luisteren naar een korte introductie-animatie over het leven van de bewoners. Vier oorlogskinderen Eva is een Joods meisje dat met haar ouders en broer uit Oostenrijk is gevlucht. Zij spreekt met een licht Duits accent. Ook Nelly heeft een accent, waaruit blijkt dat ze in Zeeland woont. Haar vader is lid van de NSB en zo komt het dat Nelly deel uitmaakt van de Jeugdstorm. Jans vader is dominee en zit in het verzet. Henk vindt de oorlogstijd aanvankelijk best spannend en leuk. Hij verzamelt allerlei spullen die hij op straat vindt. Maar als zijn beste vriend een Jodenster moet dragen en met zijn familie naar Amsterdam moet verhuizen en
twee oudere broers moeten onderduiken, gaat de lol er helemaal af. Kinderen die in familie- of klassenverband het Verzetsmuseum Junior bezoeken, kunnen op allerlei manieren informatie krijgen over de levens van deze vier personages. Overal kan op knoppen worden gedrukt en zijn geluidsfragmenten te horen. Elke keer dat er een laatje wordt opengetrokken of een deurtje wordt opengemaakt, is er iets te zien, maar er kan ook een ouderwets spel worden gespeeld of een filmpje worden bekeken. In de eettafel die telkens centraal in de woonruimte is gepositioneerd, zit een touchscreen verwerkt waardoor je van alles te weten kan komen over historische zaken die passen bij de achtergrond van de bewoners. In het huis van Nelly is dus informatie te vinden over de NSB, over Mussert en Hitler, de nazi’s en de Jeugdstorm. En bij Jan staat het verzet centraal. Vier perspectieven In Eva’s huis hangen direct bij de deur jassen aan de kapstok waarop grote gele sterren zijn genaaid. Wie op de bank gaat zitten, wordt uitgenodigd om naar boven te kijken. Naar zo’n plafond heeft
kunstzone.nl
VIER PERSPECTIEVEN OP DE OORLOG
Eva heel lang moeten staren. Zij zat twee jaar ondergedoken met haar moeder en verveelde zich te pletter. Wie het huis van Henk bezoekt, schrikt elke keer wanneer de bel hard en duidelijk gaat. Er staat een soldaat compleet met helm voor de deur. In de straat blijkt sprake te zijn van een razzia. Wie het geluidsfragment beluistert, komt erachter dat er Duitse soldaten bestaan met een goed hart. De broers van Henk zitten verstopt op zolder. De soldaat besluit net te doen alsof het huis doorzocht is en vertrekt naar het volgende huis. Alle gebeurtenissen en verhalen die zijn verwerkt in de verschillende huizen, zijn gebaseerd op de werkelijke levensverhalen van de vier personages. Met Nelly, Jan, Henk en Eva zijn talloze gesprekken gevoerd om alle benodigde informatie boven tafel te krijgen. Hun herinneringen worden opnieuw tot leven gebracht in beeld en geluid. En ook de manier waarop hun ouders, broers en zussen de oorlog doorkwamen, krijgt aandacht. De leerlingen van de Westerweelschool kunnen het zich soms maar moeilijk voorstellen. ‘Ik ga nog liever dood dan zo’n ster op mijn jas te dragen,’ zegt Ahmed vol overtuiging. ‘Twee jaar op zo’n klein kamertje zonder mijn iPad?’ vraagt Fatma zich hardop af. Het lijkt haar een onmogelijke opgave. ‘Gatver,’ reageert Shulaila en ze trekt een heel vies gezicht. Zij is er net achter gekomen dat er bij Henk thuis bloembollen werden gegeten. En Yasmina heeft medelijden met Nelly, omdat zij op school erg gepest wordt vanwege de activiteiten van haar vader. Haar klasgenootjes noemen Nelly een landverrader. Gelukkig heeft zij het leuk bij de Jeugdstorm. Daar mag ze soms meehelpen voedselpakketten te maken voor Nederlanders die met de Duitsers meevechten aan het front. Na de oorlog De vier museumdocenten die de groepjes leerlingen begeleiden, laten aan het eind van ieder woningbezoek een korte film zien. Daarin wordt verteld hoe de oorlog voor het betreffende kind eindigde. Eva komt in Auschwitz terecht en overleeft de oorlog, samen met haar moeder. Omdat de vader van Jan verraden wordt, moet het hele gezin onderduiken, ook Jan zelf.
Hij wordt van het ene onderduikadres naar het andere verkast. Na een paar keer besluit hij geen nieuwe vrienden meer te maken. De hele familie van Nelly wordt opgepakt, Nelly zit een jaar gevangen en haar vader vier jaar. In vitrines zijn brieven te vinden die Nelly en haar vader aan elkaar schrijven. Dit vinden de leerlingen heel bijzonder. Ze vragen een paar keer of dat de échte brieven zijn. Wat écht is en wat niet, is sowieso een kwestie die de leerlingen intrigeert. Dat is wel logisch in deze omgeving, waarin museale objecten een plek hebben gekregen in een omgeving die authenticiteit suggereert. ‘Heeft Henk écht op deze bank gezeten? Heeft Nelly er écht zo uitgezien? Is dit een échte radio uit die tijd?’ Na een tijdje snappen de kinderen dat veel dingen ‘echt’ zijn en andere dingen zijn ‘nagemaakt’ of ‘er ongeveer zo hebben uitgezien’. Intensief programma Sommige begrippen die in de presentaties worden gehanteerd, zijn nog wat te moeilijk voor deze groep. NSB of nazi zijn op school nog niet aan de orde geweest en ook de woorden propaganda en vergassen moeten worden uitgelegd. Meester Jeroen de Meer licht toe dat de Tweede Wereldoorlog pas in april wordt behandeld. Idealiter zou het bezoek aan het Verzetsmuseum dus daarna hebben plaatsgevonden, maar dat was roostertechnisch niet mogelijk. Hij is blij dat de oorlog nu toch alvast bij de leerlingen is geïntroduceerd, al betekent het bezoek een fikse tijdsinvestering: ‘Dit programma van Verzetsmuseum Junior is behoorlijk intensief. Het kost echt een hele ochtend. Normaal gesproken hebben we in groep 7 maar één uur geschiedenis in de week. Dus nu hebben we eigenlijk al voor een maand geschiedenis gehad.’ Hoewel één uur geschiedenis in de week aan de magere kant is, krijgt de oorlogsperiode op deze school nog op een andere manier aandacht. De school is immers naar een verzetsheld vernoemd en daar is men trots op. Dus gaan om het jaar de groepen 7 en 8 naar Kamp Vught en brengt de zoon van Joop Westerweel op gezette tijden een bezoek aan de school.
De oorlog dichterbij In het Verzetsmuseum hebben de leerlingen ervaren dat de oorlog op heel verschillende manieren is meegemaakt. En als je kind bent, hangt die manier sterk af van de keuzen die je ouder(s) maken, áls er al een keuze mogelijk is. ‘Wij vinden het belangrijk dat kinderen zich kunnen identificeren zodat de oorlog dichterbij komt. Zo beleven zij het vanuit diverse perspectieven. Hopelijk gaan ze dan nadenken over hun eigen situatie. Hoe zou ik het vinden? Wat zou ik doen?’ vertelt Sandra ter Mijtelen, educatiemedewerker van het Verzetsmuseum. Het is de bedoeling dat docenten daar later in de klas nog mee verdergaan. Om hen daarmee een handje te helpen is op dit moment nog lesmateriaal in ontwikkeling. Het Verzetsmuseum Junior ging in november 2013 open en is een uitbreiding van het reeds bestaande ‘gewone’ Verzetsmuseum. ‘Onze droom is verwezenlijkt,’ zegt Sandra ter Mijtelen, ‘een uitbreiding was hard nodig. We moesten vaak ‘nee’ verkopen omdat we vol zaten. Nu kunnen we meer groepen ontvangen. Daarnaast sluit Verzetsmuseum Junior beter aan bij de belevingswereld van kinderen van groep 7/8 en de onderbouw van het VMBO.’ Met deze nieuwe presentatie beschikt Amsterdam over maar liefst drie kindermusea binnen een vierkante kilometer (Verzetsmuseum Junior, Tropenmuseum Junior en JHM Kindermuseum). Gelukkig kunnen ook niet-Amsterdamse kinderen van dit mooie culturele aanbod profiteren. v Melissa de Vreede is senior projectleider bij het LKCA.
Nieuwsgierig geworden?
> www.verzetsmuseum.org > H et educatieve programma van het Verzetsmuseum Junior is opgenomen in Alice Moves, het digitale forum waar cultuuraanbieders en scholen elkaar ontmoeten. Zie www.alicemoves.nl.
Verzetsmuseum Junior: overzichtsfoto van 360 graden.
juli 2014
43
vak-, functie- en sectorspecifiek
1
3
2
1 Schilderij ‘Cola bij oma’ van Judith van Bilderbeek 2 Schilderij ‘Superman’ van Judith van Bilderbeek. Foto: Steven Witkam 3 Judith van Bilderbeek. Foto: Mirjam Somers
Inzoomen
met een kwast Goed kijken is een beetje anders kijken dan gewoon ‘Ken je dat? Je logeert ergens, maar je hebt het toch niet helemaal naar je zin. Je vraagt of er een lichtje aan mag.’ Situaties als deze vangt Judith van Bilderbeek in haar schilderijen. Ze komt heel dichtbij. Mensen zie je niet. Maar je voelt ze wel. Kunstgebouw ontwikkelde rond het werk van Judith het project Inzoomen met een kwast voor groep 3 en 4. AUTEUR: ANNEMARIE HOGERVORST // PO
Op verzoek van Kunstgebouw maakte Judith van Bilderbeek vijf schilderijen. Deze reizen op dit moment langs scholen in Zuid-Holland die deelnemen aan het programma Kijk|Kunst. Het werk dat
Judith voor dit project gemaakt heeft, wijkt iets af van haar vrije werk. ‘Ik heb het verhalender gemaakt, zodat de kinderen zich beter kunnen inleven. Mijn gewone werk is leger.’
Filmpje: Op bezoek bij de kunstenaar
Bij het lesmateriaal van Inzoomen met een kwast hoort een filmpje van een bezoek aan Judith. In het filmpje zie je onder meer hoe een schilderij ontstaat. Op tafel bij oma stond eerst een theepot, maar het werd uiteindelijk een flesje cola. Tijdens het filmen maakte Judith spontaan een liedje over haar schilderijen. Dit liedje is als soundtrack gebruikt. Ook los van dit project is het inspirerend om met leerlingen dit filmpje te bekijken: www.vimeo.com/kunstgebouw/inzoomen. Kunstgebouw maakt vaker dergelijke filmpjes. Hier vind je ze allemaal op een rij: www.vimeo.com/channels/ opbezoekbijkunstenaar.
44
Inspiratie haalde Judith uit haar eigen kindertijd. ‘Ik was zelf heel dromerig.’ Er ligt een brief met een hartje op de deurmat, voor het autoraam wiebelt Donald Duck aan de achteruitkijkspiegel, in de vensterbank wandelt een grote dino en op het gebloemde tafelkleed staat een flesje cola. ‘Oma verwent je altijd. Bij haar thuis krijg je cola. Een flesje cola is niet saai, omdat je er zo van genoten hebt. En het gebloemde tafelkleed is ook niet saai, omdat je altijd met je ogen de lijntjes van het patroon volgt.’ De sfeer van de schilderijen licht Judith zelf toe in een filmpje dat bij haar thuis en in haar atelier gemaakt is. In dat filmpje zien we ook dat het colaflesje eerst een theepot was. Tussen het schilderen door heeft Judith namelijk foto’s van
kunstzone.nl
INZOOMEN MET EEN KWAST
Foto’s: Wilma Kuil
haar schilderijen gemaakt. ‘Vanuit een idee werken is een goed begin, maar je moet het ook weer los kunnen laten. Je laten verrassen door wat er per ongeluk ontstaat en je door het proces zelf laten verleiden.’ Leren kijken Doel van het project is om kinderen te leren kijken naar kunst en om hun verbeelding te gebruiken. Iedere leerling ontvangt een kartonnen kadertje om doorheen te kijken en zich zo te concentreren op een detail. ‘Kinderen tekenen vaak op de rand van het papier. Maar kijk eens: de grond raakt de lucht. En op de achtergrond is ook iets. Door te kaderen, in te zoomen, gaan ze anders kijken.’ Toen Judith zelf op de basisschool zat, had ze een echte tekenmeester, een zangjuf en een leraar handarbeid. ‘Ik kom nog uit de goeie tijd!’ Aandacht voor cultuureducatie vindt ze belangrijk. ‘Je leert anders denken. Als de gootsteen kapot is en je bent creatief, dan ga je zelf een oplossing zoeken. Of bij problemen in een relatie. Je denkt bijvoorbeeld: Misschien kan ik zelf iets anders doen om beter begrepen te worden.’ Wat wil zij de kinderen meegeven? ‘Dat ze gewoon plezier hebben. Als ze het stom vinden, vind ik het ook goed. Als ze maar iets vinden.’ Ingezoomd Van het atelier van Judith in het drukke centrum van Den Haag naar basisschool De Polsstok in het landelijke Berkenwoude. De leerlingen van groep 3, 4 én 5 - dit is een school met in totaal 44 leerlingen - hebben een maand lang een schilderij van Judith in de klas. Het
juli 2014
schilderij zit in een stevige platte houten kist. Juf Wil Lieuwen: ‘Ik heb de kinderen eerst gevraagd wat er in de kist zou kunnen zitten. Het lijkt wel een hele grote pizzadoos!, riep er eentje. Is dat handig een pizza in een houten doos?, vroeg ik toen. Al redenerend bedacht een leerling dat er misschien wel een schilderij in zou kunnen zitten. Toen hebben we de kist opengemaakt.’ In de kist zat het schilderij Superman. Je ziet het hoofdeinde van een bed met knuffels en een lampje, en een kleine Superman. ‘Hij heeft geen hoofd!’ Dat viel de leerlingen meteen op. We bespraken of Superman echt geen hoofd had of dat de kunstenaar het hoofd expres niet geschilderd heeft. Zo kwamen we vanzelf op het onderwerp inzoomen.’ De Polsstok geeft projectonderwijs. Voor Inzoomen met een kwast is vier keer 45 minuten op een vrijdagmiddag gereserveerd. Toevallig valt het goed te combineren met het geschiedenisproject Oma’s Tijd, waar de kinderen ook mee bezig zijn. In de klas is een tentoonstelling gemaakt van voorwerpen uit oma’s tijd waar de leerlingen op konden inzoomen. Wil Lieuwen laat een tekening zien van een emmer met aardappels. ‘De emmer is van bovenaf getekend. Dat doet een kind niet snel uit zichzelf. Door te kijken door het kadertje heeft de leerling dit perspectief ontdekt.’ Zelf de camera zijn De leukste opdracht vonden de leerlingen het cameraspel. Een leerling is de ‘camera’. Met zijn ogen dicht wordt hij door het klaslokaal gestuurd door een andere leerling. Op een teken doet de
‘camera’ zijn ogen even open en dan weer dicht. De foto is gemaakt. Vervolgens tekent de leerling wat hij gezien heeft. De schilderles vonden de leerlingen wat lastiger. ‘De opdracht was om de kleuren al schilderend te mengen. Dat hadden ze nog nooit gedaan.’ We moeten vaker schilderen, is de conclusie van juf Wil. Aan de leerlingen zal het niet liggen. ‘Als ze aan mij vragen ‘Juf, wanneer gaan we weer verder?’, dan is dat voor mij een goede indicatie voor een geslaagd project!’ v Annemarie Hoogervorst is projectleider communicatie en marketing bij Kunstgebouw.
Cameraspel
Eén van de opdrachten bij het project Inzoomen met een kwast is het cameraspel. Hiermee leren de leerlingen om gefocust naar voorwerpen en vormen in de omgeving te kijken. > E en kind is de fotograaf en een ander kind de camera. > De camera heeft zijn ogen dicht. > De fotograaf stuurt de camera voorzichtig door het klaslokaal op zoek naar iets om te fotograferen. > Met een knijpje in de schouder doet de camera zijn ogen open. Bij een volgend knijpje weer dicht: de foto is gemaakt. > Dan wisselen de leerlingen van rol. > Daarna ontwikkelt elke camera zijn foto, ofwel: elke leerling maakt een tekening van wat hij als camera zag.
45
in memoriaM
Herinneringen aan Herbert 12 maart overleed Herbert van Rheeden. Vanuit zijn laatste werkplek - het kunsthistorisch Instituut van de Amsterdamse Universiteit - werd door Klara Broekhuijsen een passend In Memoriam geschreven. Googlebaar voor belangstellenden. Herberts rol en verdiensten voor het - binnenschoolse kunsteducatieve gebied blijven daarin buiten beeld. Dat vraagt toch om ook een aanvullend verbaal monument in het blad van de beroepsgroep waar hij zich zo eminent voor heeft ingezet. Ik wil dat vanuit een persoonlijk perspectief graag maken. AUTEUR: MAARTEN TAMSMA
H
erbert had zich al twee decennia geleden teruggetrokken uit de voorhoede van het vaderlandse vakgebied. Ik besef dat de jaren dat onze bezigheden in een gezamenlijk spoor liepen min of meer parallel lopen met de virulente jaren dat Herbert zich manifesteerde als NVTO-bestuurslid, kunsthistoricus, vakdidacticus en veelvuldig commissielid. We hebben het globaal over de periode 1970-1990.
met Wouter van Ringelestein over het nut van museumeducatie. Waar zijn ze gebleven?
Als oud-studenten van de Haagse MO-opleiding hebben we elkaar nooit gekruist. Hij liep acht jaar op mij voor. Wel konden we later dierbare herinneringen ophalen aan gezamenlijke docenten zoals Beuning, Minderman en het fenomeen kunsthistorica ‘juffrouw Jacometti’. Herbert deed er in 1959 zijn MO-B en werd tekenleraar in Amsterdam. Vanaf 1967 werd hij docent aan de opleiding in Groningen. In die hoedanigheid zou ik hem later vaker treffen. In 1969 deed ik mijn MO-A kunstgeschiedenis(staats)examen bij een duo waarvan hij er een was. Ons eerste contact. Hete junidagen onder de pressie van de staatsexamencultuur in de Haagse Academie zullen de ouderen onder ons nog in het geheugen gegrift staan. Twee jaar later, in l971, trof ik Herbert weer als gecommitteerde en een jaar later startte mijn cyclus van rondreizend gecommitteerde voor vakdidactiek die mij ook bij Minerva bracht, Herberts thuisbasis. Dus contact bij de koffie, maar meer dan dat: inhoudelijke gesprekken over ‘het vak’ en de aanstaande start van het Eindexamen Experiment Expressievakken (3E).
Met een ad hoc NVTO-commissie kunstbeschouwing (Ben Koevoets, Wout van Ringelestein, Herbert, Adi Martis) vergaderden we bij de laatste thuis over inhoudelijke zorgen voor dit vakgebied bij onze examens. De lijnen naar Ab Meilink en Hans Wijk (de toenmalige inspecteurs en aanstuurders van 3E) waren kort. De naam van Johan Bolling, coördinator bij 3E mag hierbij niet vergeten worden. Onweerlegbaar was de invloed van zulke collegiale denktanks op de beleidsbepalers. Korte lijnen tot op het niveau van de staatssecretaris. Schurende problemen met dictatoriale ambtelijke dossierhouders deden zich pas later voor. Een verzamelobject is inmiddels geworden de publicatie Geen dag zonder lijn die Herbert in 1980 met Ben Koevoets voor de honderdjarige NVTO het licht deed zien.
Als een van de eerste ‘gewone tekenleraren’ haalde Herbert in 1975 zijn doctoraal kunstgeschiedenis, waarna een academische carrière uitgerold kon worden. Hij werd in 1976 vakdidacticus bij het Amsterdamse kunsthistorische instituut en een verhuizing van Groningen naar het westen werd noodzakelijk. Huizen vinden in Amsterdam was een probleem en Herbert vroeg me hoe dat in Haarlem zat. Tijdens zo’n Gronings onderonsje bespraken we de mogelijkheden en een half jaar later werd de familie van Rheeden in de Van Hoogendorpstraat mijn achterbuur. In datzelfde jaar leverde hij een bijdrage aan de derde Zienswijzer: een lesvoorbeeld kunstbeschouwing over landschappen. Het tekende zijn betrokkenheid bij de vertaling van zijn vak naar de lespraktijk. Uit die tijd ook heuse vonktrekkende disputen in ons Maandblad zoals het verbaal degengekletter
46
Vanaf 1979 was Herbert een paar jaar NVTObestuurslid en de lijnen van onze gezamenlijke intenties om tekenen - en KG/KB - met volwaardige examens op de agenda te zetten/ houden, werden op zijn terras ontwikkeld. Hij had een plezierige tuin op het zuiden, ik op de noordkant. Herberts superieure kennis en strategisch vermogen waren van grote waarde.
Naast dit alles werkte Herbert aan zijn proefschrift over de geschiedenis van het kunstonderwijs in Nederland en Nederlands Indië (1988), gevolgd door Om de Vorm, een voor de opleidingen herschreven versie die werd vormgegeven door dochter Saskia. Ik denk dat Herbert binnen het VWO-experiment zijn finest hours heeft beleefd. De combinatie van CPE en CSE binnen de kaders van een hoogwaardig niveau, en links naar fraaie themaboeken waren een knollentuin waarin hij al zijn capaciteiten kwijt kon. De nieuwe generatie heeft nauwelijks besef van de inspanningen die bij de start van dat experiment zijn geleverd om een mondiaal voorbeeldmodel voor kunstexamens te ontwikkelen. Het langsschieten van al deze namen en het bladeren door oude jaargangen van ons Maandblad, waarin Herbert vaak wordt genoemd, maken mij wat weemoedig. Een bewijs dat we afscheid hebben moeten nemen van een soeverein collega waaraan we veel te danken hebben. v
kunstzone.nl
in memoriaM
In memoriam Toon Gerritse Op 30 maart 2014 overleed Toon Gerritse. Hij was sinds 1986 erelid van de Nederlandse Vereniging voor Tekenonderwijs (NVTO) en genoot landelijke bekendheid als auteur van boeken en artikelen. Deze zijn van ongelooflijk belang geweest voor de ontwikkeling van het tekenonderwijs, dat hij een nieuwe legitimatie gaf. De onderbouwing van zijn theorie maakte de NVTO ook geloofwaardig in de besprekingen met het ministerie van Onderwijs. AUTEURS: MARGRIET BEERMAN EN JAN SMITS
Z
ijn opvattingen kregen al vorm in zijn tijd als onderwijzer. Het belang daarvan werd vroegtijdig onderkend. Tijdens zijn examen voor de akte LO-tekenen werd zelfs het onderdeel methode/didactiek stilgelegd, omdat de gehele examencommissie kennis wilde nemen van Toons ideeën. Nooit was er op deze manier over de zin en het belang van het vak gedacht. Vanaf het begin van zijn studie MO-tekenen zette hij voor zijn klasgenoten zijn gedachten uiteen en ook zij werden gegrepen door zijn ideeën. De groep PAN werd opgericht, waarbij Toon zich ontwikkelde als het ‘geweten’ van de tekenlessen die hier besproken werden. In 1962 verscheen bij Uitgeverij Zwijsen zijn eerste publicatie Tekenen over het wezen, de aard en de waarde van het tekenen en de praktische realisatie daarvan, al snel ‘de grijze catechismus’ genoemd. Aansluitend aan zijn MO-B studie werd Toon docent vakdidactiek op de Tilburgse Academie (1963-1974). Na hun eerste praktijkjaren organiseerden de PAN-leden een conferentie voor Brabantse tekenleraren. Die werd druk bezocht en resulteerde in de oprichting van Kring-Zuid. In talrijke bijeenkomsten, die tot in de jaren negentig plaatsvonden, wisselden tekendocenten ervaringen uit en gaven elkaar tips voor de lespraktijk. In dit kader werden Toons ideeën enthousiast verwelkomd en in concrete lessen vertaald. Ook werd contact gelegd met de NVTO die de opleving in het zuiden zeer op prijs stelde. Toon werd enkele jaren lid van het hoofdbestuur (1967-1972). Landelijke belangstelling kon niet uitblijven. Gevoed door zijn voordrachten en artikelen in diverse tijdschriften (waaronder het Maandblad van de NVTO) ontstond een didactiek-school die later als dialectiek de geschiedenis in zou gaan, een spoor dat tegelijkertijd ook door collega Van Ringelestein werd gevolgd. In deze context startten de voorbereidingen voor het eindexamenexperiment voor de beeldende vakken.
Onder zijn redactie kwamen ook gelijkaardige uitgaven voor handvaardigheid en textiele werkvormen uit. Voor een bredere onderbouwing van zijn opvattingen ging hij cultuurfilosofie studeren. Daarbij werd hij vooral geboeid door het werk van Merleau-Ponty en liet hij zich leiden door diens fenomenologie. Studenten hoorden in zijn lessen voor het eerst dat tekenonderwijs de waarneming cultiveert en daarenboven cognitieve aspecten kent. Toon was de grondlegger van genoemde dialectische didactiek waarmee hij een theoretisch fundament legde onder de doelen van het tekenonderwijs. In de jaren zeventig tot negentig werden zijn denkbeelden toonaangevend op vele lerarenopleidingen. Van de tweedegraads lerarenopleiding in Tilburg was Toon van 1974 tot 1983 hoofddocent tekenen. Hierna hield hij zich bezig met tekenen, schilderen en met de studie wijsbegeerte en cultuurpsychologie. Drie weken na het plotselinge overlijden van zijn vrouw overleed Toon onverwachts aan een bacteriële infectie. Hij werd 82 jaar oud. Onder grote belangstelling, ook van vele vakcollega’s, is hij zaterdag 5 april in zijn woonplaats Helvoirt begraven. v
Tussen 1973 en 1980 verschenen bij Uitgeverij Cantecleer diverse boeken. Zeer belangwekkend waren Geschiedenis van de Beeldende Vorming en Beginselen van de Beeldende Vorming. Toon was een van de drie auteurs van het boek Tekenonderwijs in de praktijk dat uitgewerkte lesmodellen bevatte.
juli 2014
47
VAK-, FUNCTIE- en sectorspecifiek
Foto: Fieke Kroon
Hoe klinkt de storm
en het Moskouse plein? Een muzikale audiotour van VO-leerlingen voor Teylers Museum De tentoonstelling De Romantische ziel in het Teylers Museum is één van de meest rustgevende plekken in het hectische stadsleven van Haarlem. Wie er binnenkomt en langs de schilderijen loopt, vergeet de tijd. Voor deze tentoonstelling produceerden leerlingen van het Haarlemse Eerste Christelijk Lyceum (ECL) een muziektour die bezoekers via een speciale Ziel-app konden downloaden. ‘Een app biedt een verrassende blik op kunstprojecten,’ aldus de app-ontwerper Mariëlle van Tilburg. AUTEUR: OLGA DE KORT // VO
M
eeslepende romantische taferelen met felle bliksems, kolkende golven, stille beekjes en zacht avondlicht verbazen, ontroeren, bieden afleiding en troost. Een ideale plek voor een hedendaagse romantische ziel die naar emoties in
48
de schilderkunst verlangt. En waar de emoties zijn, is ook de muziek. Dat was precies de gedachte van Fieke Kroon, educatiemedewerker en inspiratiebron van het project Ziel-app: ‘Als muziek en romantiek zo goed samengaan - het gaat immers allebei over emoties - kunnen we dan niet proberen om de huidige muzieks-
kunstzone.nl
digizone
maak van jongeren met de romantische schilderijen van toen te combineren?’ Het resultaat was vanaf 1 februari tot en met 26 mei te beluisteren via een Ziel-audiotour bij zestien schilderijen. Workshop, app en muziektour Aanvankelijk dacht Kroon aan een muzieksampling workshop voor elke bezoekende schoolklas. Het idee om bij de tentoongestelde schilderijen muziek te produceren en via een speciale app een echte muziektour te ontwikkelen, bleek echter veel origineler en veel interessanter om te realiseren. Nadat Kroon Lotte Lammers van Poppodium Artquake in Hoofddorp om advies vroeg, kwam alles in een versnelling. De ontwikkelaar van de Teylers Museum-audiotour kon op korte termijn een app bouwen; de muziekdocent van het Haarlemse Eerste Christelijk Lyceum Martijn Breebaart stelde de tijden van zijn muziekles beschikbaar en er was snel een enthousiaste DJ gevonden die de uitdaging wilde aangaan. De twee uur durende workshop voor twaalf scholieren uit 4- en 5-HAVO werd op 9 januari jongstleden gegeven, de app zelf was binnen twee weken gebouwd, en vanaf 30 januari was de Ziel in de App Store en in Google Play te vinden. De bezoekers van de volgende dag geopende tentoonstelling maakten gretig gebruik van de nieuwe mediamogelijkheid: alleen al in de eerste maand werd de app 237 keer gedownload. Teamwork Een succes? Nou en of! Zowel de ontwikkelaars als de scholieren hebben met enorm plezier aan Ziel gewerkt. De samenwerking en communicatie tussen Poppodium Artquake, Teylers Museum, DJ’s en app-bouwer Antenna International verliep uitstekend. Volgens DJ Dano Leeflang komt het, omdat ‘iedereen voor hetzelfde doel ging’ en alles deed om ‘dit project te laten slagen’. Voor Fieke Kroon zou het niet anders kunnen met een dergelijk professioneel team en de inzet van de leerlingen: ‘Lotte Lammers dacht heel goed mee en heeft een goede workshop op poten gezet. De DJ was heel inspirerend voor de leerlingen en kende het audio-samplingprogramma op zijn duimpje. Martijn Breebaart stimuleerde zijn leerlingen enorm. De app-ontwikkelaar Antenna heeft het allemaal heel snel en prettig vormgegeven. En de leerlingen vonden het fantastisch om uit een aantal door Dano voorgeprepareerde fragmenten en muziekeffecten hun eigen sample samen te stellen. Zij hebben heel aandachtig en geconcentreerd gewerkt om wonderschone muziekstukken af te leveren. Het fragment bij ‘Gogol op de Dnjepr’ bijvoorbeeld, met het geplas van de roeiriemen in het water, is schitterend geworden. De muziek bij de bliksem in de eik laat indrukwekkend natuurgeweld horen. Je hoort de menigte roezemoezen voor de Orthodoxe kerk in Moskou. De leerlingen waren supertrots om hun app écht in de Google Play en de App Store terug te vinden!’ App-ontwerper Mariëlle van Tilburg maakte een technisch design, vertaalde het inhoudelijke concept van het Teylers Museum naar de technische mogelijkheden, ontwikkelde software en ‘bouwde’ Ziel. ‘Een app biedt een verrassende blik op kunstprojecten, maakt kunst toegankelijker, persoonlijker en interactiever. Bij Ziel hebben we ervoor gekozen de app klein en simpel te houden, zodat de inhoud op de eerste plaats komt. De app is gemakkelijk en gratis te downloaden en past bij de meeste voorkomende telefoons.’
De laatste ontwikkelingen vanuit Digischool.
Nieuwsbrief
Voorbeelden
Hackers hebben mogelijk betalingsgegevens en andere vertrouwelijke info van veel internetters kunnen onderscheppen door een kritieke bug in OpenSSL. De bug zit in software die naar schatting een meerderheid van de websites op internet gebruiken. De bug, die bekendstaat onder de namen Heartbleed en CVE-2014-0160 en die al twee jaar in OpenSSL zit, maakt het mogelijk om van buitenaf het interne geheugen van een webserver uit te lezen en daardoor private keys en ontsleutelde data te zien zonder enig spoor achter te laten. OpenSSL heeft de bug bevestigd. Voor alle duidelijkheid: de communities van De Digitale School (Pleio) zijn niet getroffen! Er is dus geen enkele reden om naast het lidmaatschap van De Digitale School een gebruikersnaam en wachtwoord aan te maken via ENTREE in een of meer van de onderstaande vakcommunities: • http://ckv.vakcommunity.nl • http://beeldonderwijs.vakcommunity.nl • http://ckv2kua.vakcommunity.nl Cultuur in de spiegel
De afgelopen jaren werkte SLO met de Rijksuniversiteit Groningen en twaalf scholen samen aan de vertaling van een theoretisch kader voor cultuuronderwijs naar de onderwijspraktijk. Deze handreiking is het resultaat van die samenwerking. Het leerplankader biedt een structuur en een gemeenschappelijke taal waarmee cultuuronderwijs schoolbreed en in een doorlopende leerlijn kan worden ingericht en vormgegeven. Met behulp van dit kader kunnen leraren met elkaar bewuste keuzes maken voor de inhoud van hun onderwijs. De publicatie is in eerste instantie bedoeld voor cultuurcoördinatoren en leraren in primair en voortgezet onderwijs, en daarnaast voor schoolleiders, medewerkers van culturele instellingen en andere geïnteresseerden die hun cultuuronderwijs vanuit een fundament vorm willen geven. Cultuur in de Spiegel in de praktijk: een leerplankader voor cultuuronderwijs is te downloaden via www.slo.nl/ organisatie/recentepublicaties/cultuurspiegel.
Harry
Een ‘onwaarschijnlijke’ combinatie Alles in dit project is bijzonder en ongewoon: van de voor het eerst in Nederland gepresenteerde Russische schilderijen (uit de periode die in de kunstgeschiedenis vaak met te veel sentimentalisme geassocieerd wordt), tot de samenwerkende partners in de Ziel-app. Het poppodium bijvoorbeeld staat bekend als de enige Nederlandse popzaal met een eigen jongerenlabel.
juli 2014
49
VAK-, FUNCTIE- en sectorspecifiek
Lotte Lammers is altijd op zoek naar projecten voor ‘innovatieve talentontwikkeling waarin niet voor de hand liggende kunst voor jongeren dankzij muziek toegankelijk wordt gemaakt’.
“Een app maakt kunst toegankelijker, persoonlijker en interactiever” De DJ en hardcore house producer Dano Leeflang zou men ook niet meteen met de 19e-eeuwse romantiek in verband brengen. Met zijn 25 jaar ervaring is Leeflang namelijk één van de pioniers van de gabbermuziek, wat voor velen (inclusief zijn ouders) na al die jaren nog steeds als ‘teringherrie’ klinkt. Meer contrast met de romantische Russische landschappen en alle bijbehorende ‘rozengeur en maneschijn’ is moeilijk voor te stellen, maar juist deze uitdagende combinatie bleek de winnende. Dat er mensen zijn die misschien totaal andere geluidsideeën bij een schilderij hebben, vindt de DJ juist heel leuk: ‘Natuurlijk kun je andere geluiden en ideeën voor één en hetzelfde schilderij hebben, maar dat is en blijft de bijzondere kant van muziek: je kunt er alle kanten mee op!’ Dano weet nu al wat hij zal zeggen bij de volgende uitnodiging voor een dergelijk project: ‘Ik zal meteen JA zeggen! Het was fantastisch om de kinderen zo bezig te zien met muziek en beeld.’
wat je moet weten!
Kan mijn school eisen dat ik kom op mijn lesvrije dag?
In Kunstzone 3-2014 stond in deze rubriek het eerste deel over de vraag wanneer je op school aanwezig dient te zijn. Hier het tweede en tevens laatste deel. Compensatie Voor docenten die gebruik maken van BAPO-verlof is in het VO goed geregeld hoe
50
de compensatie plaatsvindt: maximaal drie keer per jaar oproepbaar en altijd met een vervangend dagdeel verlof. Zorg dat je goed weet op welke dag je BAPO-verlof is geroosterd. Stel je werktijdfactor is 0,8 met één dagdeel BAPO. Is de vrije vrijdagmiddag dan vanwege BAPO of vanwege de deeltijdbetrekking waarvoor volgens bovenstaande regeling, geen verplichte compensatie geldt? Voor docenten die op het bewuste dagdeel een andere baan hebben, is compensatie niet aan de orde. Daar regelen de werkgevers in onderlinge afstemming de gevolgen. Kunstvakdocenten zijn vaak naast hun schoolwerk ook werkzaam als zelfstandige. Het is de vraag of andere verplichtingen dan een dienstverband door de werkgever eenzijdig als minder zwaarwegend mogen worden beschouwd. In de praktijk Gaat het om enkele keren per jaar aanwezig zijn op je
Toekomstmuziek De hoop van de DJ om dergelijke projecten vaker te mogen doen, delen alle Ziel’ers. Als het aan Mariëlle van Tilburg ligt, is er zeker een toekomst voor multimedia-, app- en muziekcombinatieprojecten: ‘Multimedia en apps zijn het ideale middel om kunstprojecten als deze te verrijken en toegankelijk te maken voor een groot publiek. Kunstbeleving is gelukkig steeds meer iets wat je op je eigen manier kan doen, samen kan doen en met anderen kan delen. Steeds slimmere technologie helpt daarbij.’ Volgens Kroon is het ‘een mooie manier om jongeren meer bij een onderwerp te betrekken, dat in eerste instantie misschien ver van hun bed staat. Muziek is juist iets waar ze heel erg mee bezig zijn en dat gaat óók over emoties - net als de romantiek. Dus een dergelijk soort combinatie vind ik erg goed werken.’ v Olga de Kort is muziekjournalist, musicoloog, specialist Russische muziek, pianist en organist.
Nieuwsgierig geworden?
> D e Romantische ziel. Schilderkunst uit Rusland en Nederland. Te zien van 1 februari 2014 t/m 25 mei 2014 in Haarlem, Teylers Museum. www.teylersmuseum.nl > D e muziektour Ziel is als app te downloaden via Google Play of de App Store.
lesvrije dag, dan hoeft het geen probleem te zijn. Voorwaarde is wel dan dit evenwichtig verdeeld is over de dagen van de week zodat alle parttimers in gelijke mate benadeeld worden. Realiseer je wel dat je dan meer doet, dan van je verlangd mag worden en dat daar iets tegenover dient te staan vanuit de school. Bijvoorbeeld een lesvrije middag elders in de week, minimaal tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang of flexibiliteit wanneer je zelf een keer in de knoei komt met (mantel) zorgtaken. Maak hierover vooraf heldere afspraken met je leidinggevende.
dagen te plannen - wat in principe gewoon moet kunnen, zoveel mogelijk aaneengesloten is immers de opdracht - wordt dan gezien als een onwenselijke uitzondering. Deze redenering gaat duidelijk mank: er is geen sprake van een uitzondering. Die zou pas ontstaan wanneer de ene collega schriftelijk een toezegging krijgt dat hij altijd op minder dagdelen zal worden geroosterd dan waar zijn werktijdfactor aanleiding toe geeft. Daar waar minder dagdelen zonder problemen te roosteren zijn, zou dat de norm moeten zijn. Blijf dus alert op vreemde redeneringen en neem zonodig contact op met de helpdesk.
Tendens De laatste tijd komen er vaker signalen binnen dat werkgevers van mening zijn dat ze al hun personeel volgens de maximale mogelijkheden uit de tabel moeten inzetten. Bij een lessentaak van 21 lessen en bijbehorende werktijdfactor zou dan een rooster op vijf dagen gemaakt worden. De inspanning om dit op vier
kunstzone.nl
Bericht van Cito en CvE
Bericht van Cito en CvE Terugblik op CSE tehatex VWO 2013 Ieder jaar wordt via WOLF aan examinatoren gevraagd, naast het invullen van de scores van hun kandidaten, ook hun mening te geven over de moeilijkheidsgraad, de lengte, de aansluiting op het gegeven onderwijs en algemene indruk van het examen uitgedrukt in een rapportcijfer. Bij het CSE tehatex VWO 2013 volgde hierop ná de normering nog een uitgebreidere vragenlijst over het examen. CvE en Cito hebben de resultaten van de bevraging via WOLF en de uitgebreide vragenlijst samengevoegd in één document met de naam Terugblik centraal schriftelijk examen tekenen, handvaardigheid en textiele vormgeving vwo 2013. Dit document is gepubliceerd op www.cve.nl onder Publicaties (kies: Overige). Onderstaande tekst geeft de belangrijkste conclusies en aandachtspunten voor de toekomst weer, zoals die in hun publicatie zijn verwoord. Het belangrijkste kritiekpunt dat uit de resultaten van de uitgebreide vragenlijst naar voren komt, betreft niet zozeer het examen zelf als wel de mogelijkheid van een goede voorbereiding op het examen. Een grote groep docenten geeft aan dat
hiervoor de syllabus te weinig houvast biedt. Wel wordt de accentbepaling in de syllabus, op de vaardigheden interpretatie en reflectie, als waardevol ervaren. En zo worden ook de gekozen sleutelwerken, de voorbeelden van representatieve kunstenaars en de bronteksten overwegend als passend ervaren. Als kritiek op het examen zelf komt naar voren dat een grote groep docenten de voorkeur geeft aan meer reproductieve vragen in het examen. Ook geeft een omvangrijke groep aan de wijze waarop accentuering van de vaardigheden interpretatie en reflectie is vertaald naar het examen niet geslaagd te vinden. Voor de overige aspecten is men over het algemeen tevreden. Hierbij gaat het om kwaliteiten als: lengte examen, moeilijkheidsgraad examen, functionaliteit inleidende teksten, taalgebruik, verdeling vraagvormen, houvast correctievoorschrift. Wat betekent bovenstaande voor de toekomst? De examenmakers van Cito en CvE trekken zich de kritiekpunten aan. Omdat echter voor 2014 de examenopgaven
bij binnenkomst van de resultaten van deze vragenlijst al grotendeels op de plank lagen en ook de syllabus al was gepubliceerd, hebben de examenmakers met deze resultaten voor 2014 nauwelijks rekening kunnen houden. Voor de examens van 2015 en 2016 neemt men de kritiekpunten wel mee bij de ontwikkeling van de examenopgaven voor zover dit binnen de opzet van de syllabus past. Kritiek op de inhoud en de vorm van de syllabus worden door de nieuwe syllabuscommissie van het nieuwe thema per 2017 meegenomen. Zodra meer over dit thema bekend is, wordt u hierover door CvE geïnformeerd. Een conceptsyllabus 2017 wordt voorjaar 2015 ter raadpleging voorgelegd aan alle docenten die hieraan mee willen doen. Dit gebeurt middels een digitale veldraadpleging die aan alle scholen met examenkandidaten tehatex vwo wordt gestuurd. Tot slot kan gezegd worden dat Cito en CvE de goede punten van de syllabus en het centraal schriftelijk examen 2014 ook voor de toekomst proberen vast te houden. v
mededeling
Vernieuwingscommissie CKV Op donderdag 6 maart jongstleden is de Vernieuwingscommissie CKV geïnstalleerd. De commissie onder leiding van Antoine Gerrits heeft de opdracht een nieuw examenprogramma te ontwikkelen voor het vak CKV in de bovenbouw van HAVO en VWO.
Uitgangspunten bij de opdracht zijn: • m eer ruimte voor de scholen om een eigen invulling aan het vak te geven. • een kwaliteitsimpuls voor het vak. • een duidelijke stofomschrijving van het domein Kennis van kunst en cultuur. • meer mogelijkheden voor innovatieve vormen van kunst- en cultuuronderwijs. Daarnaast zal de commissie onderzoeken in hoeverre het vak met een cijfer dient te worden afgesloten.
juli 2014
Het advies zal kort na de zomer worden voorgelegd aan het veld en begin november worden aangeboden aan de staatssecretaris van OCW.
In de commissie nemen zitting: Antoine Gerrits (voorzitter), Gudrun Beckman, Jan Beerten, Emiel Heijnen, Barend van Heusden, Marie-Thérèse van de Kamp, Pascal Marsman, Leo Molendijk, Diederik Schönau, Ange Taminiau, Floor den Uijl en Jan Wolters.
51
VAK-, FUNCTIE- en sectorspecifiek
Wat heeft cultuur in de Spiegel opgeleverd? Foto: Ursula van de Bunte
‘De praktijk is armer dan de theorie’ Op 20 maart vond in Zwolle de feestelijke afsluiting plaats van het project Cultuur in de Spiegel (CiS). Het aantal van ruim 600 deelnemers onderstreept het belang van dit project voor de cultuureducatie en de rol die het project de afgelopen vijf jaar heeft gespeeld. De SLO presenteerde die dag zijn leerplankader voor het cultuuronderwijs. Het is de ‘leerplankundige handreiking’ van wat in 2008 als onderzoeksproject door Barend van Heusden van de Rijksuniversiteit Groningen is gestart. AUTEUR: DIEDERIK SCHÖNAU // PO/VO
52
D
it onderzoek moet een antwoord geven op de vraag wat precies onder cultuureducatie moet worden verstaan. Die vraag is relevant, omdat dit begrip drie deelgebieden omvat: de kunstvakken, cultureel erfgoed en mediaeducatie. Maar wat bindt die gebieden nu precies?
Cultuureducatie = cultuuronderwijs Van Heusden heeft dit probleem grondig aangepakt. Hij heeft zich vooral gericht op het begrip cultuur. In een eerste publicatie, uit 2010, heeft hij zijn theorie over cultuur verwoord (Cultuur in de spiegel naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs). Hij heeft dit gedaan door aansluiting te zoeken bij de cultuur- en de cognitiewetenschappen. Eén belangrijk resultaat is dat hij het begrip cultuureducatie heeft vervangen door cultuuronderwijs, dat een veel bredere dekking heeft. Cultuuronderwijs betreft feitelijk alle vormen van onderwijs waarin de reflectie op het menselijk handelen centraal staat. De kunstvakken vormen daarin een deelgebied. Cultuur ontstaat vanuit een samenspel tussen vier door Van Heusden zo benoemde ‘culturele basisvaardigheden’: waarnemen, verbeelden, conceptualiseren en analyseren. Cultuur speelt zich echter niet af in abstracties, maar in een materiële basis. Van Heusden onderscheidt daarin vier soorten vormen waar het culturele proces ‘doorheen gaat’, de zogenaamde ‘media’: het lichaam, gebruiksvoorwerpen, taal en grafische media. Media zijn de dragers van cultuur. Het is hier niet de plaats om de juistheid van de theorie te bespreken. Hier speelt de vraag: wat hebben de onderzoekers en de SLO met de theorie in de praktijk gedaan? Hoe is het theoretisch kader toepasbaar gemaakt voor de leergebieden waar het allemaal om begonnen was? En
kunstzone.nl
WAT HEEFT CULTUUR IN DE SPIEGEL OPGELEVERD
voor de lezers van Kunstzone: wat heeft CiS opgeleverd voor de kunstvakken? Ondergeschikt In de afgelopen vier jaar hebben de SLO, medewerkers van de Rijksuniversiteit Groningen en docenten onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om vanuit het theoretisch kader invulling te geven aan de ‘kunstzinnige oriëntatie’ in het funderend onderwijs. Op een twaalftal scholen voor primair en secundair onderwijs zijn lessen(series) ontwikkeld als vertaling van theorie naar lespraktijk. Deze moesten leiden tot een leerplankader dat ‘een structuur en een gemeenschappelijke taal (biedt) waarmee cultuuronderwijs schoolbreed en in een doorlopende leerlijn kan worden ingericht en vormgegeven’ (p. 8). De gepresenteerde resultaten zijn helaas teleurstellend. Het begrip ‘cultuuronderwijs’ is zo breed, dat de oorspronkelijke vakken en leergebieden waar het in dit onderzoeksproject allemaal om begonnen was (de kunstvakken, cultureel erfgoed en media-educatie), ondergeschikt zijn geworden aan ‘reflectie op cultuur’. Het ‘onderwerp’ staat centraal. Een ‘onderwerp’ kan van alles zijn: verzamelen, energie, mijn lievelingsboek, tijd. De leerling wordt geacht daar onderzoek naar te doen, met gebruikmaking van de vier culturele vaardigheden en de vier soorten media. Dit zijn de ingrediënten waarmee de projecten zijn opgezet en uitgevoerd. Essentie verloren Wie de beschrijving van de tien beschreven projecten leest, bekruipt het gevoel dat iets essentieels verloren is gegaan: de inhoud van de kunstvakken. Ook al wordt er veel getekend, gerapt, gedanst en gespeeld, niet de ontwikkeling van de artistieke vaardigheid staat centraal, maar het onderwerp en de mening van de leerling. Wat met behulp van de ‘media’ wordt gemaakt komt niet verder dan een illustratie van een idee of een inhoudelijke interpretatie. Wat ontbreekt is het onderzoek naar de zeggingskracht van de media. Anders gezegd: er is geen sprake meer van het ontwikkelen van artistieke processen. Dat begrip komt in de hele publicatie niet voor. Daarmee is de kern van de kunstvakken verdwenen. Kennelijk zijn ook de deelnemende kunstvakdocenten er niet in geslaagd een vakrelevante vertaalslag te maken van de theorie van CiS naar het eigen kunstvak. Artistiek denken ongenoemd De benadering van CiS mag dan mede gebaseerd zijn op cognitiewetenschappen, deze wetenschappen worden wel erg cognitief opgevat. Het gaat vooral om het begrijpend interpreteren van het ‘onderwerp’, via de waarneming, de verbeelding, de taal, en de analyse door middel van ‘grafische media’. Het woord ‘emotie’ komt niet voor, ‘gevoelens’ een enkele keer, en ook ’schoonheid’ wordt nauwelijks genoemd. De praktijk is armer dan de theorie. Is dat een gevolg van de theorie of van de vertaalslag naar het onderwijs? Hoe kan de gekozen benadering de positie van de kunstvakken in het onderwijs versterken wanneer deze verdwijnen achter cerebrale vormen van reflectie waarin de eigenheid en uniciteit van het artistieke denken ongenoemd blijft? Het is ook niet vreemd dat muziek en dans er in dit onderzoek bekaaid vanaf komen. Je kunt wel een rap schrijven over de energieproblematiek, maar daarin is niet jouw standpunt interessant. Waar het om gaat is de manier waarop je dit verwoordt en op muziek zet. Dat aspect wordt niet uitgewerkt. De meeste muziek is helemaal geen reflectie op cultuur, laat staan metacognitieve reflectie op een ‘onderwerp’. Muziek is vooral een middel om gevoelens op te roepen, bijvoorbeeld van liefde, verdriet of schoonheid.
juli 2014
De meeste kunstenaars zijn niet zo geïnteresseerd in het geven van hun mening of van een zakelijke interpretatie. Dat resulteert ook snel in betweterige en saaie producten. Kunstenaars willen vooral spannende vormen tot stand brengen, die de beschouwer uitdagen, verrassen, raken, die hij wil zien, voelen en horen. De Guernica is niet interessant vanwege Picasso’s woede over het bombardement op het gelijknamige stadje, maar door de manier waarop hij alle emoties die dat gebeuren bij hem opriep heeft verbeeld. Onbruikbaar In de gegeven lesvoorbeelden (die overigens deels fictief zijn) wordt de leerling slechts een enkele maal uitgedaagd een emotionele lading te geven aan zijn werk. In de meeste gevallen blijft het bij presentatievormen die op geen enkele manier vernieuwend zijn, laat staan dat ze getuigen van een artistiek onderzoeksproces. Een kijkdoos wordt beoordeeld op het ‘netjes knippen’ van de poppetjes. Het doel van het onderwijs wordt het beste zichtbaar wanneer er beoordeeld moet worden. Idealiter worden toetsdoelen gebaseerd op leerdoelen. De toetsdoelen worden vertaald in criteria waaraan de leerprocessen en de daaruit voortkomende producten moeten voldoen. Het leerplankader besteedt nog geen anderhalve bladzijde aan dit onderwerp. De beoordeling richt zich daarin op drie onderwerpen: de ontwikkeling van het culturele bewustzijn, van vaardigheden en het gebruik van media. Mogelijke beoordelingsvragen zijn: ‘Hoe geeft de leerling betekenis aan zijn culturele omgeving?’, ‘Hoe verbeeldt de leerling zijn culturele bewustzijn?’ en ‘Hoe gebruikt en benoemt de leerling zijn lichaam en bijbehorende vaardigheden?’. Dit zijn geen evaluatievragen, laat staan bruikbare beoordelingscriteria, maar onderzoeksvragen waarop dit project nu juist een antwoord had moeten geven. Helaas ontbreekt het antwoord en een docent kan er ook niets mee. Er wordt verwezen naar een achterliggende publicatie (Onderzoek naar een methode van kwalitatieve evaluatie van cultuuronderwijs van A. Sasbrink uit 2012). Daarin wordt alleen opgemerkt dat kunstenaars bij uitstek degenen zijn die de werkstukken van leerlingen het beste kunnen beoordelen, omdat zij ‘specialist’ zijn op het gebied van verbeelding. Deze aanbeveling is net zo onbruikbaar als de suggestie om topvoetballers een uitspraak te laten doen over de kwaliteit van het bewegingsonderwijs van achtjarigen. Oude wijn in nieuwe zakken Een docent die verwacht met dit kaderleerplan de kwaliteit van de kunstvakken in het onderwijs te kunnen verbeteren, komt helaas bedrogen uit. De lesideeën die besproken worden zijn niet vernieuwend en laten veel onduidelijk over het leerproces dat van leerlingen verwacht wordt. Het door CiS geïntroduceerde begrippenapparaat wordt rijkelijk gebruikt in inhoudsbeschrijvingen en lesvoorbeelden, maar het lijkt oude wijn in nieuwe zakken. Alle inhoud van de vakgebieden waar het in ‘cultuureducatie oude stijl’ oorspronkelijk om ging, wordt geperst in een mal van vier vaardigheden en vier soorten media, zonder dat de spanning tussen de vaardigheden en de unieke mogelijkheden van de verschillende media vakinhoudelijk aan de orde komen. Het heeft er de schijn van dat na het formuleren van de theorie een kritische toetsing van de theorie uit het oog is verloren. Het is te hopen dat de dissertaties die het wetenschappelijke deel van het project zullen afsluiten van meer kritische geest en een groter begrip van artistieke denkprocessen blijk zullen geven dan het nu gepubliceerde kaderleerplan van de SLO. v
53
VAK-, FUNCTIE- en sectorspecifiek
SUPERSYMFONICS Een orkestproject voor het VMBO
1
Op twee middelbare scholen in Amsterdam Zuidoost gebeurt dit schooljaar iets bijzonders. Open Schoolgemeenschap Bijlmer en Scholengemeenschap Reigersbos doen mee aan het orkestproject SUPERSYMFONICS van Muziekcentrum Zuidoost. VMBOleerlingen krijgen onder schooltijd in groepjes les op een symfonisch instrument en geven na zeven weken repeteren al als orkest een concert. AUTEUR: LISA VAN BENNEKOM // VO
1, 2 en 3 Leerlingen van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer spelen samen tijdens de orkestrepetitie.
S
UPERSYMFONICS bouwt voort op het succesvolle concept van het Leerorkest, een leerlijn voor het primair onderwijs waarin leerlingen van groep 5 tot en met 8 wekelijks muziekles krijgen op een instrument en samen spelen in een orkest. In 2005 startte het eerste Leerorkest in het multiculturele Amsterdam Zuidoost. Maar inmiddels zijn er negen Leerorkesten in dit stadsdeel en stromen er jaarlijks honderden basisschoolleerlingen met vier jaar lang Leerorkest-ervaring door naar het voortgezet onderwijs. Follow-up Leerorkest In 2010, toen de eerste Leerorkest-leerlingen afscheid namen van de basisschool, ontstond de wens om hen een followup te bieden, zo vertelt Martje Diemer, adjunct directeur van Muziekcentrum Zuidoost (MZO). Het muziekcentrum wil voorkomen dat de muzikale bagage die de leerlingen bij het Leerorkest opbouwden, in het VO verloren gaat. Diemer: ‘Sinds twee jaar kunnen gemotiveerde middelbare scholieren terecht bij het OSB Leerorkest Zuidoost, een intitiatief van de Open Schoolgemeenschap Bijlmer en het Leerorkest.’ Het OSB Leerorkest Zuidoost is echter facultatief en vindt na schooltijd plaats.
54
Vandaar dat Diemer blij is dat het Fonds voor Cultuurparticipatie samen met het Prins Bernhard Cultuurfonds een impuls wil geven aan cultuureducatie in het VMBO. Via de Regeling stimulering cultuureducatie in het VMBO vroeg MZO subsidie aan voor het onderschoolse orkestproject SUPERSYMFONICS. ‘Van de 73 aanvragen zijn er door het Fonds negen projecten gehonoreerd,’ vertelt Diemer. ‘Bijzonder is dat SUPERSYMFONICS het enige muzikale gehonoreerde project is.’ Acht instrumenten SUPERSYMFONICS is een orkestproject van acht weken en vindt dit schooljaar plaats op de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB) en Scholengemeenschap Reigersbos (SGR). ‘De lessen zijn in maart 2014 van start gegaan,’ vertelt Kate Rockett, projectleider van SUPERSYMFONICS. ‘Op de OSB doen vier brugklassen mee. In groepen van maximaal 14 leerlingen krijgen ze les op een symfonisch instrument. Na een introductie gaan ze aan de slag met viool, cello, contrabas, fluit, trompet, baritone, trombone of slagwerk.’ Het doel van de lessen is om als orkest een concert te geven dat bestaat uit drie onderdelen: een minimal music compositie, het begeleiden van bewegend beeld
met muziek en een groepsimprovisatie. Rockett: ‘Muzikaal leider Wouter Hakhoff heeft de opzet van de lessen bedacht en schrijft de composities voor de leerlingen. Hij gaat bij het componeren uit van wat de leerlingen tijdens de lessen geleerd hebben, zoals het spelen van loops met verschillende noten.’ Onder de indruk De lessen verlopen volgens Rockett tot nu toe beter dan verwacht. Voor veel docenten van SUPERSYMFONICS is het de eerste keer dat zij lesgeven in het VMBO. Eén van de muziekdocenten van de OSB bereidde hen hierop voor door de doelgroep - sommige leerlingen hebben een behoorlijke handleiding - vooraf toe te lichten. ‘Ik denk dat het daardoor meeviel’, zegt Rockett. ‘We zien dat de leerlingen echt onder de indruk zijn van onze vakmensen. Daarnaast leren VMBOleerlingen sneller dan de leerlingen van het Leerorkest op de basisschool. Ze zijn motorisch gezien al meer ontwikkeld en kunnen daardoor beter met het instrument omgaan.’ Betrokken leerlingen Ook Modeste Breukers, muziekdocent op de OSB, is enthousiast over hoe het project verloopt. Breukers: ‘De orkestlessen vinden tijdens de reguliere muziekles
kunstzone.nl
SUPERSYMFONICS
plaats. Roostertechnisch was het lastig in te plannen, maar dit geweldige project was die uitdaging dubbel en dwars waard. Het is gaaf dat de leerlingen na drie lessen op hun instrument al samen spelen in een orkest.’ Alle kinderen zijn volgens Modeste heel betrokken. ‘Het is geweldig om te zien dat ze elkaar corrigeren,’ vertelt hij. ‘Een streetwise jongen op de dwarsfluit zag je in het begin denken: ‘Wat moet ik hier nou mee?’ Maar toen hij hoorde dat hij één van de belangrijkste partijen had binnen het orkest was hij om.’ Op de vraag wat zijn leerlingen leren van het project antwoordt Breukers: ‘Het effect van samenspelen in een orkest is groot. De kinderen moeten samenwerken en goed kijken en luisteren naar de dirigent. Ze krijgen besef van de functie van hun instrument binnen het orkest en leren basisvaardigheden op een instrument.’ Hij merkt op dat er ook verbeterpunten zijn: ‘Door het bijna ongrijpbare van dit project was de voorbereiding in de klas hier en daar geïmproviseerd. Dat leerlingen met te weinig voorkennis een instrument in handen kregen, zorgde in het begin voor wat onrust. Maar orde houden, daar hoeven de externe docenten zich niet druk over te maken. Ik ben ook aanwezig bij de les. Als een leerling een grote mond heeft of weigert te doen wat er gevraagd wordt, stuur ik hem of haar gelijk weg voor een goed en duidelijk gesprek op de gang.’ Hiphop Orchestra Het lesprogramma op de SGR wijkt af van de lessen op de OSB. Adjunct directeur Diemer vertelt dat de directie van de SGR in eerste instantie enthousiast was over het spelen op symfonische instrumenten.
3
2
Maar toen de subsidie werd toegekend, kreeg de school wat koudwatervrees. ‘De SGR wist niet zeker of er voldoende draagvlak bij de leerlingen zou zijn voor symfonische instrumenten’, legt Diemer uit. ‘Vandaar dat we ervoor hebben gekozen om daar een hiphop orchestra op te zetten. De leerlingen krijgen nu les op koper- en popinstrumenten en leren rappen.’ Draagvlak binnen de school is één van de elementen die nodig zijn om een orkestproject in het VMBO te laten slagen. Maar uit ervaring met het OSB Leerorkest Zuidoost weet Diemer dat het ook belangrijk is om muzikaal aan te sluiten bij de belevingswereld van de jongeren. ‘Het hiphop orkest op de SGR
werkt zo goed door de aantrekkelijke muziek,’ vertelt ze. Voor een goede organisatie is het voor Muziekcentrum Zuidoost prettig om nauw samen te werken met de muziekdocenten op de school zelf. En het project staat of valt volgens Diemer met kundige vakdocenten voor de verschillende instrumenten. Overdraagbare methode Bij de toekenning van de subsidie voor SUPERSYMFONICS heeft Muziekcentrum Zuidoost de opdracht gekregen om naar aanleiding van het project een methode te schrijven die overdraagbaar is. Diemer vertelt: ‘Per les bekijken we wat wel en niet heeft gewerkt en vervolgens past de muzikaal leider de lessen aan. Uiteindelijk bundelen we alle lessen tot een methode die muziekdocenten in bijvoorbeeld Groningen ook kunnen uitvoeren.’ In de toekomst hoopt Diemer het project te kunnen uitbreiden naar een doorlopende leerlijn voor het VMBO. ‘We willen graag langdurig met een vaste groep leerlingen aan de slag’, vertelt ze. Om dit te bereiken zal het Muziekcentrum opnieuw subsidie aanvragen. Maar komend schooljaar zal SUPERSYMFONICS in ieder geval nog een keer starten in de eerste en tweede klassen van de OSB en SGR. v
Nieuwsgierig geworden?
> w ww.muziekcentrum zuidoost.nl > www.leerorkest.nl
juli 2014
55
VAK-, FUNCTIE- en sectorspecifiek
Het laboratorium van de kunsteducatie Het creatieve proces van de kunstenaar als leermoment Tussen 2010 en 2012 voerde Kunst Centraal in de provincie Utrecht samen met drie gezelschappen en zes basisscholen het project Partnerschap Jeugdpodiumkunsten uit. Iedere deelnemer reserveerde ruimte en tijd voor experimenten op het gebied van kunsteducatie. Er ontstond een laboratorium. Een luxe situatie! Of… een noodzaak? Onderwijs, kunstenaars en Kunst Centraal putten nog steeds uit de resultaten die in dit laboratorium ontwikkeld zijn. Het belangrijkste product? Het vermogen om samen projecten te maken die de creativiteit van kinderen verder ontwikkelt. AUTEUR: MIRJAM DE HEER // PO
56
D
orothé Joosen is programmeur bij Kunst Centraal. Zij stelt voor 375 scholen in de provincie Utrecht een programma samen dat elke leerling jaarlijks minimaal één keer laat kennismaken met een professionele kunstuiting. Zij participeerde in het project Partnerschap Jeugdpodiumkunsten. Haar collega, Hinke Breimer, was projectleider. Samen kijken zij terug en vooruit. Dorothé vertelt: ‘Kunst Centraal organiseert al bijna 25 jaar ontmoetingen tussen kunstenaars en kinderen in de klas. Schrijvers, beeldende kunstenaars, muzikanten en dansers laten de leerlingen tijdens zo’n bezoek kennismaken met hun beroep. Beeldend kunstenaar Mark van Praagh bijvoorbeeld is in de loop der jaren op vrijwel alle scholen in de provincie Utrecht wel eens langs geweest voor een les in het schilderen van bomen, tekenen van portretten of maken van handschriften. Met De Dansers maakten wij het Pijnparadijs, een voorstelling die uitlegt hoe het is om een danser te zijn. Maar een kijkje in de keuken van de kunstenaar? Een repetitie bijwonen? Een kunstenaar volgen in diens creatieve proces? Dat was er nog niet!’
Gewoon doen! Hinke vult aan: ‘Ik weet nog precies wanneer ik ontdekte hoe belangrijk het is dat kinderen het proces van de kunstenaar ervaren. Dat was in november 2009. Wij hadden onze partnerschappen gevraagd een kijkje te nemen in elkaars keuken, het gezelschap bij de school en de school bij het gezelschap. Een groep leerlingen bezocht een repetitie van Holland Opera. Ze keken hun ogen uit. Alles ging anders dan ze verwachtten. De regisseur was een vrouw, de spelers en zangers waren allen mannen. Zij liet
‘We willen dat alle kinderen de kans krijgen hun creativiteit te ontwikkelen. Kunstenaars zijn meesters in het doorlopen van een creatief proces. Kunst Centraal is goed in de vertaling naar het onderwijs. Het is de tijd om samen te werken en kinderen te laten zien en ervaren hoe je stap voor stap iets nieuws bedenkt dat er nog niet was.’ - Dorothé Joosen, programmeur Kunstmenu Kunst Centraal
kunstzone.nl
HET LABORATORIUM VAN DE KUNSTEDUCATIE
‘Een kunstenaar zei ooit tegen mij: ‘Wij zijn een tankstation. Is je tank leeg? Dan rijd je langs, pomp weer vol en rijd weg, zonder erbij stil te staan wat ervoor en erna gebeurt.’ Een partnerschap werkt anders. Je rijdt niet langs voor een kant en klaar product, je kijkt samen wat eraan vooraf gaat en bepaalt samen wat erna gebeurt.’ - Hinke Breimer, projectleider partnerschap Kunst Centraal
hen de teksten en liedjes steeds weer opnieuw doen. De mannen gingen niet met haar in discussie, maar luisterden naar haar aanwijzingen en deden het steeds weer opnieuw en opnieuw. Zowel de kinderen als leerkracht keken met een heel nieuwe blik naar een voorstelling. Acteren is niet alleen een kwestie van wachten tot er inspiratie op je neerdaalt, het is ook een vaardigheid die je kunt leren en waar je je in kunt oefenen.’ Alles om ons heen Dorothé geeft een voorbeeld hoe dit inzicht nu in het Kunstmenu is geïntegreerd: ‘Dit jaar ontwikkelde Kunst Centraal samen met beeldend kunstenares Eline Janssens het project Silhouet in beweging. Het project start met een filmpje dat gemaakt is gedurende de periode dat Eline Janssens werkte aan een van haar kunstwerken. Bijzonder aan haar manier van werken is dat zij alle stappen in haar werkproces documenteert in plakboeken. Je ziet haar verzamelen, nadenken, experimenteren,
juli 2014
besluiten en bijstellen. Door naar haar proces te kijken beseffen de kinderen: over alles om mij heen is nagedacht. De motieven op de tegelwanden van de fietstunnel waar je langs fietst, de borden waar je van eet, aan alles heeft iemand gewerkt en het is nooit zomaar zoals het is. Alles om ons heen is het resultaat van een creatief proces.’ Eigen vragen onderzoeken Een kunstenaar kan goed creatieve processen doorlopen, maar is niet gewend dat te delen met een schoolklas. Kunst Centraal zet zich in om samen met hen een vertaling te maken naar het onderwijs. Om te illustreren hoe dit verloopt, vertellen ze over een project dat ze samen met De Dansers aan het ontwikkelen zijn: ‘We beginnen het gesprek zonder vooraf precies te weten wat eruit komt. We hebben een doel voor ogen: kinderen duidelijk maken
hoe een dans ontstaat en hoe je ervoor zorgt dat je een danser die dans leert. Maar we hebben nog geen inhoud. Die komt samen tot stand. We onderzoeken onze eigen vragen en nieuwsgierigheid. Eigenlijk nemen we de rol van de kinderen. De Dansers bedenken vanuit hun artistieke kwaliteit een antwoord op die vragen. Wij staan weer open voor hun invulling. We voelen samen dat er iets goeds komt.’ Het partnerschapproject leerde ons de educatieve waarde van het proces van de kunstenaar op waarde te schatten. En daarmee wees het ons een weg naar een nieuwe ontwikkeling in de kunsteducatie: samen met kunstenaars en gezelschappen het experiment aangaan. v Mirjam de Heer is communicatie- en marketingdeskundige bij Kunst Centraal.
Nieuwsgierig geworden?
> O ver het proces van de kunstenaar bij Kunst Centraal: www.kunstcentraal.nl/ organisatie/vernieuwing/het-productieproces-van-kunst. > Over het project ‘Silhouet in beweging’ met Eline Janssens: www.kunstcentraal. nl/kunstmenu/silhouet-in-beweging-2. Bij het project is met steun van het K.F. Hein Fonds een filmpje ontwikkeld waarin Eline Janssens gevolgd wordt tijdens een opdracht. > Over het project ‘Koninklijke portretten’ met Mark van Praagh: www.kunstcentraal.nl/kunstmenu/portret-van-een-koningin. > Het nieuwe project met De Dansers gaat heten ‘Een kijkje in de keuken van De Dansers’. Meer over dit project vindt je op: www.kunstcentraal.nl/kunstmenu/ een-kijkje-de-keuken-van-de-dansers. De ontwikkeling van dit project wordt financieel ondersteund door het K.F. Hein Fonds.
57
VAK-, FUNCTIE- en sectorspecifiek
Kauwgom. Foto: Arnoud Holleman
Kraai. Foto: Maartje Jaquet
Reflectie. Foto: Gabriel Oroczo
Uil. Foto: Maartje Jaquet
Herrekijken. Foto: Leerling
Herrekijken Kun je kijken met je oren, zien met je neus? Er valt genoeg te ontdekken in je eigen dagelijkse omgeving. Herrekijker is een kunsteducatieve ontdekkingstocht gericht op het ontwikkelen van een bewuste houding ten opzichte van de dingen om je heen. Herrekijken kan je in je vinexwijk, op het schoolplein of in je achtertuin. Herrekijker en het boek Hoor de zon zijn ontwikkeld door Madelinde Hageman en Caroline Euser (1964-2013). Zie voor meer informatie www.herrekijker.nl. TEKST EN SAMENSTELLING: MADELINDE HAGEMAN EN JANNEKE VAN WIJK // PO/VO
58
kunstzone.nl
HERREKIJKEN
Veertje. Foto: Docent VONKC-studiedag Herrekijken
Hekjeveer. Foto: Irene Cecile
Gevonden blaadje. Foto: Docent VONKC-studiedag Herrekijken
Vogelnest. Foto: Goldsworthy
Waterspiegel. Foto: Carolien Euser
juli 2014
Gezicht. Foto: Leerling
59
VAK-, FUNCTIE- en sectorspecifiek
Trots en
gedreven Een leraar is geraakt door het werk en de passie van een oud-leerling, en hij wil het van de daken schreeuwen. Een leerling zoekt hulp bij zijn ouddocenten om zijn werk te promoten. Cultuur verbindt. Wat zie jij in je leerling? Wat zie jij in je docent? Een gesprek over de verbeelding, drijfveren en raakvlakken tussen een docent en een oud-leerling. AUTEUR: JANNEKE VAN WIJK
Bram Knol
I
n Kunstzone 3-2014 op de pagina’s 50 en 51 stond een beeldreportage van Bram Knol: Hoop voor Despair. Bram was leerling op het Cambreur College in Dongen bij Ruud van der Meer, hoofdredacteur Kunstzone. Ruud was trots op zijn oud-leerling en gooide een balletje op bij de redactie: ‘Indrukwekkend project van een student die ondanks mijn bemoeienis zich nu al groots ontwikkelt. Een echt multi-talent. Hij maakte deze productie in eigen beheer, omdat hij graag stage wil gaan lopen bij het bedrijf dat Avatar maakte.’ Een leraar die geraakt is door het werk van een leerling, en hij wil dit van de daken schreeuwen. Ik vermoed dat er raakvlakken zijn op het gebied van de verbeelding en de drijfveren. We ontmoeten elkaar online, de ontmoeting verbeelden we, zou je kunnen zeggen. Bram Knol is geboren in Kaatsheuvel in 1993, Ruud van der Meer is geboren in Rijswijk in 1957. Ik ben benieuwd naar de overeenkomsten tussen jullie in verbeelding toen jullie beiden tussen de 5 en 8 jaar oud waren. Vertel eens iets over je eerste fantasiewereld? Bram: ‘Ik was gefascineerd door piraten. Met Playmobil en Lego bouwde ik hele piratenwerelden, ik keek piratenfilms, ik was het liefst de hele dag verkleed als piraat en ik tekende piraten.’ Ruud: ‘Mijn eerste fantasiewereld was een technologische wereld waar veel mogelijk was. En dat allemaal toen Star Trek nog op de beeldbuis moest verschijnen.’ Waar speelde je in die tijd graag mee? Bram: ‘Ik speelde veel met Lego en Playmobil. Met dat speel-
60
goed bouwde ik urenlang hele werelden. Ik tekende graag en later speelde ik games.’ Ruud: ‘Ik speelde met de gewone jongensdingetjes, autootjes en bouwdozen. Bij mijn oma speelde ik met mijn neefjes met Meccano. Wij speelden veel buiten en veel minder binnen.’ Wisten jullie op die leeftijd al wat je wilde worden? Bram: ‘Ik wist al dat ik naar de kunstacademie wilde om daarna tekenaar te worden.’ Ruud: ‘Ik wilde graag piloot worden. Mijn oom was dat ook en hij was mijn rolmodel.’ Wat vond je leuk op school? Bram: ‘Het leukste vak op school vond ik kunst. Verder vond ik informatica ook een leuk vak.’ Ruud (lacht): ‘Ik had vooral interesse voor de sociale contacten en de buitenschoolse programma’s.’ Wat is je eerste herinnering aan beeldende kunst? Bram: ‘Ik ben altijd al bezig geweest met tekenen en dingen maken. Het idee om me met film bezig te houden kwam toen ik de ‘making of’ van Lord of the Rings bekeek.’ Ruud: ‘Ik kwam er pas mee in aanraking op de middelbare school.’ Wat heb je op school geleerd tijdens de kunstvakken? Bram: ‘In de lessen kunst heb ik een boel geleerd over kunstgeschiedenis en kunststromingen waar ik nog nooit van had
kunstzone.nl
TROTS EN GEDREVEN
Bram Knol
Ruud van der Meer
gehoord. Ik heb veel geleerd over anatomie en het goed kijken naar objecten.’ Ruud: ‘Ik heb de liefde voor vakmanschap op school meegekregen. Mijn leraren kwamen uit de hoek van de vrije expressie. Toen ik Gerrit Dinsbach als leraar kreeg, kwam er wat meer programma en lijn in.’
veel projecten te doen kan ik me op beide gebieden voldoende ontwikkelen.’
En sloot dit aan bij wat je wilde leren op school? Bram: ‘Ik wilde technisch beter worden in tekenen en schilderen. Er waren geen dingen die ik per se wilde leren bij kunst. Ik wilde er gewoon zo veel mogelijk mee bezig zijn.’ Ruud: ‘Wat ik wilde leren op school? Waarschijnlijk niets of misschien wel alles, maar dan wel van mijn vrienden en vriendinnen.’
“Bram: ‘Ik was gefascineerd door piraten toen ik klein was. Met Playmobil en Lego bouwde ik hele piratenwerelden, ik keek piratenfilms, ik was het liefst de hele dag verkleed als piraat en ik tekende piraten” Naarmate het gesprek vordert beginnen Bram en Ruud elkaar vragen te stellen. Ruud reageert op Bram: ‘Jij wilde technisch beter worden in tekenen. Heeft tekenen als vak op school nog een toekomst, denk je? Bram: ‘Het vak tekenen heeft zeker toekomst. Wel is het leuk om ook les te krijgen in het maken van een animatie of 3D-object.’ Ruud vraagt verder: ‘Heeft onze school op enige manier ècht bijgedragen aan jouw zoektocht?’ Bram: ‘Ik ben naar het Cambreur gegaan, omdat jullie als een van de weinige scholen in de omgeving bij het N&T-profiel het vak Kunst aanboden. Hierdoor heb ik de vakken die ik het interessantst vond, samen kunnen volgen. De school heeft mij ook goed ondersteund bij het kiezen van een opleiding.’ Ruud: ‘Heeft jouw gekozen opleiding jouw behoefte aan zowel creativiteit als vakmanschap vervuld?’ Bram: ‘Naar mijn mening ligt de nadruk in de opleiding toch wel iets te veel op creativiteit, maar door naast mijn studie zelf
juli 2014
Ruud van der Meer
Wat waren jullie verwachtingen van een docent? Bram: ‘Ik vind het belangrijk dat een docent je probeert te begrijpen, dat hij veel verstand heeft van zijn vak en enthousiast is.’ Ruud: ‘Ik verwachtte van een docent kennis en begrip voor wie wij waren.’ Bram, wat kenmerkt nou de manier van lesgeven van je docent Ruud? Bram: ‘Ruud gaf ons altijd erg enthousiast les. Hij kon boeiend vertellen en wist erg veel. Ik vond dat hij me nuttige kritiek en tips gaf en echt zijn best deed om mij verder te helpen.’ Bram vraagt aan Ruud: ‘Wat vind je het leukste aan lesgeven?’ Ruud: ‘Mijn energie komt uit mijn leerlingen. Hun oprechte emotie en de belofte die ze in zich hebben. Zij maken dat ik mezelf iedere keer weer moet uitvinden en verantwoorden.’ Wat hebben jullie thuis geleerd? Bram: ‘Het meeste heb ik thuis geleerd, door het gewoon te doen en zelf te ontdekken, of door op internet op te zoeken hoe je iets het beste kunt aanpakken.’ Ruud: ‘Ik heb geleerd hoe je moet communiceren en hoe dat soms niet lukt.’ Wat heb je van je medeleerlingen geleerd? Bram: ‘Door met studenten aan hetzelfde project te werken leer je veel van elkaar.’ Ruud: ‘Ik heb vriendschap ervaren die met een aantal tot nu toe doorloopt.’ Na afloop vraagt Ruud aan Bram: ‘Heeft Nieuw Zeeland gereageerd?’ Bram: ‘Ja, ze kunnen door geheimhoudingsovereenkomsten met de opdrachtgevers geen stageplekken aanbieden. Wel zullen ze overwegen mij aan te nemen als er een baan vrijkomt. Over vijf jaar hoop ik bij een leuke studio te werken waar ik concept art maak voor films of games. Of ik heb een eigen studio.’ Bij de uitgang vraagt Bram aan Ruud: ‘Zou je liever al je geld met kunst willen verdienen, of daarnaast ook docent willen blijven?’ Ruud: ‘Altijd docent. De kunst dwingt me te veel te reizen in mezelf en dat daarna aan de wereld prijs te geven. Die zoektocht is van mij en die wil ik alleen delen met mensen die ik dat gun en niet aan de hoogste bieder.’ v
61
VAK-, FUNCTIE- en sectorspecifiek
Foto’s: Thea Vuik
Ervaringsdeskundig
M
Het Raayland College is een prominent gebouw gelegen aan een drukke rotonde in Venray. In dit grote gebouw waarin oud en nieuw samengaan heeft ieder type onderwijs een eigen plaats. Aan de basis ervan ligt een imposante fusie: twintig jaar geleden fuseerden 16 verschillende scholen uit Venray en omgeving. Inmiddels is het Raayland College een brede scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs met ruim 2500 leerlingen bestaande uit Praktijkonderwijs, VMBO, HAVO en VWO. Massaal? Dat valt reuze mee. Doordat de gebouwen niet al te rechtlijnig in elkaar grijpen komt het op mij kleinschaliger over dan ik had verwacht.
et Henk Vissers heb ik de afspraak gemaakt om werkstukken te bekijken die het resultaat zijn van de methode Kunst, leer- en werkboek. Vissers is docent aan het Raayland College en heeft samen met oud-collega Fré Thissen deze methode (uit)ontwikkeld. Uitgangspunt is geweest dat de kunstlessen tekenen en handvaardigheid voor alle leerlingen van het Raayland College een vorm en inhoud kregen die helder en zinvol is. Het is de weerslag geworden van flink wat jaren ervaring van beide auteurs. Dat blijkt onder meer uit de evenwichtige opbouw van deze uit drie delen bestaande methode voor zowel het teken- als handvaardigheidsonderwijs in de onderbouw.
AUTEUR: THEA VUIK // VO
Volgens de auteurs geeft deze methode de leerlingen voldoende voorbereiding om na het derde leerjaar de stap naar de bovenbouw te maken. Dan kunnen ze zonder problemen kiezen voor een profiel waarin
62
kunstzone.nl
Ervaringsdeskundig
beeldende vaardigheden en bekendheid met kunst in brede zin een belangrijke rol vervullen. Volgens Vissers dus een uitstekende basis voor een eindexamen in een kunstzinnig vak, CKV of KUA. De opzet van de geboden stof is weliswaar thematisch, maar er ligt een cursorische structuur onder. Deel 3 van de methode gaat uit van een degelijk fundament aan beeldende kennis en vaardigheden die in de voorafgaande twee delen is opgebouwd. De docent zelf bepaalt hoeveel stof hij of zij behandelt, daarmee rekening houdend met het niveau van zijn leerlingen. Zo kan een gymnasiast verdieping vinden in speciale verdiepingsopdrachten en kan een VMBO-leerling boeiende basisstof verwerken. Het zal de docent meer of minder lesvoorbereiding kosten om voor de leerlingen dat niveau te kiezen dat bij hen past. Praktijkopdrachten worden geïntroduceerd met een verschijnsel
juli 2014
uit de dagelijkse werkelijkheid of met een kunstwerk. De kunsttheorie wordt verweven met de praktijkopdracht. Elke opdracht wordt met een kort, toegankelijk kunstbeschouwelijk essay afgesloten. Ter voorbereiding op het eindwerkstuk worden diverse deelopdrachten uitgevoerd. Bij elk onderwerp worden alternatieve opdrachten aangeboden. En door de docent zelf ontwikkeld lesmateriaal - zoals het aanbieden van filmpjes of PowerPoints - kan in deze methode geïntegreerd worden of als flankerende lesstof dienen. Overigens zijn de plannen om digitaal te gaan al heel concreet en in een vergevorderd stadium beland. De auteurs willen de leerlingen leren met andere ogen te kijken naar de wereld om hen heen. Gevraagd naar de rode draad van Kunst, leer- en werkboek: ‘De leerlingen confronteren met diverse fenomenen uit de dagelijkse werkelijkheid. Fenomenen die ogenschijnlijk vanzelfsprekend, triviaal
of cultureel bepaald, maatschappelijk of sociologisch zijn. Kortom, fenomenen die bij nadere beschouwing een wereld blootleggen die de moeite waard is om geëxploreerd te worden. Onlosmakelijk hoort daarbij de fascinatie die kunstenaars hebben bij dezelfde fenomenen en hoe zij daar, op hun eigen wijze, vorm en inhoud aan geven. Door beschouwing, productie en reflectie ontvouwt de werkelijkheid zich voor de leerling, wordt die inzichtelijk en ontstaat ruimte voor verwondering en een persoonlijke en kritische stellingname.’ Al met al is het een aantrekkelijk vormgegeven methode met een heldere lay-out en veel afbeeldingen in kleur van zowel kunstwerken als voorbeelden van werkstukken van leerlingen. De methode biedt de docent veel materiaal voor zijn lessen, maar ook voldoende vrijheid voor persoonlijke invulling. Deze methode is een welkome aanvulling op het gebied van het beeldende onderwijs! v
63
BOEKSIGNALEMENTEN
gespot boeksignalementen Leerplankader cultuuronderwijs
Friese Cultuureducatie met Kwaliteit
Barend van Heusden, hoogleraar Cultuur en Cognitie aan de Rijksuniversiteit Groningen, ontwikkelde een theoretisch kader dat scholen en instellingen in staat zou moeten stellen een visie op cultuuronderwijs te formuleren en een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs te ontwikkelen. Het laat zien welke mogelijkheden er zijn voor het ontwikkelen van cultuuronderwijs voor leerlingen van 4 tot 18 jaar. Met behulp van dit kader kunnen leraren met elkaar bewuste keuzes maken voor de inhoud van hun onderwijs. Deze publicatie is in eerste instantie bedoeld voor cultuurcoördinatoren en leraren in het primair en voortgezet onderwijs, en daarnaast voor schoolleiders, medewerkers van culturele instellingen en andere geïnteresseerden die hun cultuuronderwijs vanuit een fundament vorm willen geven. Cultuur in de Spiegel in de praktijk: een leerplankader voor cultuuronderwijs / M. van der Hoeven (eindredacteur)… [et al.]; SLO, Nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling; RUG, Rijksuniversiteit Groningen. - Enschede: SLO, 2014. - 176 pag. www.slo.nl/downloads/2014/cultuur-in-de-spiegel.pdf
In 2013 is in Fryslân het vierjarig project Kultueredukaasje mei Kwaliteit, Kek! gestart. Dit project vindt plaats in het kader van de landelijke stimuleringsregeling Cultuureducatie met Kwaliteit. Het project in Fryslân kent twee invalshoeken. Ten eerste wordt aandacht besteed aan deskundigheidsbevordering. Daarnaast bestaat het project uit tien regioplannen. Het project Kek! wordt gemonitord waarmee onder meer de kwaliteit van cultuureducatie op de basisscholen in Fryslân in kaart wordt gebracht. Het is de bedoeling dat drie keer een vragenlijst wordt afgenomen bij alle basisscholen in de provincie Fryslân: voorafgaand aan het project in 2013; halverwege het project in de tweede helft van 2014; aan het eind van het project in 2016. In dit rapport wordt verslag gedaan van de eerste meting die heeft plaatsgevonden in 2013. Monitor Kek! Kultueredukaasje mei Kwaliteit: eerste meting, 2013 / L. Bleker, B. de Jager. - Cedin, 2013. - 17 pag. - In opdracht van Keunstwurk. www.kultuerfilter.nl/sites/default/files/bijlagen/rapport_monitor_ kek_eerste_meting.pdf
Creatieve partnerschappen
Creatief denken
Creatieve partnerschappen zijn meerjarige samenwerkingen tussen scholen en culturele instellingen die de ambitie hebben het huidige kunst- en cultuureducatieklimaat te innoveren. De creatieve partnerschappen in de stad Utrecht van de afgelopen vier jaar zijn intensief gevolgd door de HKU, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. In dit boek wordt beschreven wat de ontwikkelingen van deze partnerschappen zijn en worden tien ingrediënten genoemd die het evenwicht tussen creativiteit en samenwerking succesvol kunnen maken. Het boek toont aan dat voor de ontwikkeling van het creatief vermogen van kinderen en jongeren, professionals nodig zijn die zichzelf en elkaar uitdagen op het gebied van creativiteit en partnerschap. Creatief partnerschap: evenwicht tussen creativiteit en samenwerking / N. van der Geest (samensteller/redacteur), A. de Boer (redacteur), M. van der Heijden ... [et al.]; Hogeschool voor de Kunsten Utrecht , Lectoraat Theatrale Maakprocessen. - Amsterdam/ Utrecht: International theater & film books/HKU, 2014. - 206 pag. - ISBN 978-90-640-3784-9
Met deze uitgave leert een leerkracht buiten kaders te denken en geijkte patronen te doorbreken. Door te leren anders te kijken leren zowel de leerkracht als de leerlingen anders te denken en te doen. Hierdoor wordt het makkelijker om op veranderingen in te spelen. Outside the Box bestaat uit drie delen: voor 6-7, voor 8-9 en voor 10-12 jarigen. Elk boek is opgebouwd uit vier onderdelen: ontwerpen, creatief denken, taal ontdekken en problemen oplossen. Binnen deze vier onderdelen bevinden zich tal van creatieve activiteiten. Een greep uit de verschillende delen: een superheld ontwerpen, een gevangen prins redden van zijn betovering, een nieuwe tandpasta bedenken, een eigen buitenaardse wereld creëren, een moordmysterie oplossen. Met tips voor de leerkrachten om de activiteiten in te leiden, uit te breiden of anders aan te pakken. Outside the Box van 6-7; van 8-9 jaar; van 10-12 jaar: stimuleer het creatieve denken in je klas / M. Potter. - Utrecht: Schoolsupport, 2014. - 3 dl.... [et al.]. - Bussum: Coutinho, 2014. - 300 p. ISBN 978-90-469-0397-1
CKV in de toekomst Wat is er uit onderzoek bekend over de kwaliteit van het vak CKV en wat zijn de mogelijke verbeterpunten voor de invulling van het vak en de lessen in het vak, op school of bij culturele instellingen? Dat is de vraag die de onderzoekers zich stellen. Ook inventariseren ze welke vakdidactische verbeteringen door docenten in of buiten school ingezet zouden kunnen worden om te komen tot betekenisvol leren bij het vak CKV. CKV versie 2.0: hoe kunnen we leerlingen nog beter leren kunst te waarderen? / M-Th. van de Kamp, A.M. van der Vlies; Universiteit van Amsterdam. Interfacultaire lerarenopleidingen. - Amsterdam: Expertisecentrum Vakdidactiek Kunsttheorie, 2013. - 24 pag. http://dare.uva.nl/document/513727
64
informatie De meeste vermelde publicaties zijn opgenomen in de online bibliografie cultuureducatie en amateurkunst van het LKCA (Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst). De bibliografie biedt een compleet en actueel overzicht van alle relevante literatuur over cultuureducatie en amateurkunst. Meer informatie: www.lkca.nl/bibliografie, e-mail: info@ lkca.nl, (030) 7115100.
kunstzone.nl
Recensies
recensies toneeldansexpositie&boeken Sonneveld
foto!
Sonneveld is alive and kicking! Een musical maken over iemand die al veertig jaar dood is, kan het gevaar opleveren dat alleen babyboomers de voorstelling zullen herkennen. Ook al ben je niet van de generatie die Wim Sonneveld heeft meegemaakt in de zalen en op tv, dan nog is het absoluut de moeite waard om deze musical te gaan bekijken.
Durf bijzondere foto’s te maken, dat is het verhaal van Marije van der Hoeven. Baas zijn over je eigen beeld. Je lef, je fantasie en je verwondering gebruiken wanneer je foto’s maakt. Deze dingen zijn spannender dan het hebben van de duurste camera of het maken van de zoveelste lachende selfie.
AUTEUR: PAUL ROOYACKERS
Is het noodzakelijk om van alle groten die we in de showbusiness gekend hebben een musical te maken? Niet per se, maar Sonneveld, de mens en onemanshow-artiest, verdient het zeker. Het volk kent hem van zijn prachtige conferences en zijn sensitieve liederen. De musical roert daarnaast erg specifiek het probleem aan dat Sonneveld had met zijn privéleven, oftewel dat hij een vriend had met wie hij samenleefde, iets dat in de jaren zestig niet door iedereen begrepen werd. De spanningen en dit geheim niet willen delen met zijn publiek, vormt de rode draad van de voorstelling naast zijn leven als amuseur voor het grote volk. Tony Neef is als twee druppels water in de huid gekropen van de voormalige entertainer. Wat een prachtige gelijkenis levert dat op. En wat een goede tegenspelers in een goed opgezet en begrijpelijk verhaal. Natuurlijk komen de bekende liederen en problemen die een bekende Nederlander heeft voorbij, maar niet op een belerende of moralistische wijze. De musical Sonneveld sprankelt en is als geheel verfrissend. Er wordt uitstekend gezongen, de choreografieën zijn ronduit vermakelijk en zouden zo in een Annie M.G. Schmidt-tijd passen, maar voldoen hier zeer functioneel bij het opleuken van menig lied. Haal het doek maar op, Margootje en natuurlijk Het Dorp horen thuis in deze hommage aan een van de grote drie uit de vorige eeuw. Niet alleen Tony Neef moet dan ook hier genoemd worden, ook Mariska van Kolck is een geweldige tegenspeler die naast Neef volwaardig danst en geweldig zingt en acteert. Scholen zouden deze voorstelling moeten omarmen vanwege de genoemde problematiek en vanwege de entertainer in die tijd, maar ook omdat Sonneveld de opmaat is geweest voor vele andere artiesten na hem. Sonneveld In diverse theaters Zie www.sonnevelddemusical.nl
juli 2014
AUTEUR: JANNEKE VAN WIJK
foto! is een boek over fotografie van Marije van der Hoeven. Het boek is genomineerd voor de Gouden Tulp, de prijs voor het beste informatieve boek. Eerder verscheen van haar onder andere het boek Klik ik heb je dat in 1995 werd bekroond met de Zilveren Griffel. Een artikel naar aanleiding van het project en het boek Hoed op voor Rembrand verscheen in Kunstzone 4-2009, pagina 4 t/m 6. Dit jaar geeft Marije van der Hoeven inmiddels 25 jaar les over fotografie aan kinderen. Haar missie is om van kinderen gretige en aandachtige kijkers te maken. Achter elke foto schuilt een verhaal. Ieder mens heeft een verhaal. En ieder verhaal kan met foto’s verteld worden. En het liefst met bijzondere foto’s. Dit doe je door je te verbazen, door te beginnen, te overtuigen, te dromen, te speuren, te genieten en te kiezen. Dit boek begint met een ruimtereis van een robot. De robot die 1,4 miljard kilometer van de aarde verwijderd leeft, gaat naar de aarde en bekijkt alle foto’s die door de mensen zijn gemaakt en verwondert zich. Hij schrijft een robotrapport en concludeert: Er zijn veel foto’s van lachende mensen, veel foto’s van dieren en van kleine kinderen. Er zijn foto’s van mensen voor beroemde bruggen en gebouwen. Daarnaast zijn er foto’s van spullen met prijzen erbij en eindeloos veel foto’s van alle straten. De foto’s die de robot het meest aanspreken zijn de fantasiefoto’s, met droombeelden, met poëzie en met grapjes. foto! is voor iedereen, voor jong en oud. De teksten zijn helder en verhalend, grappig en ontwapenend en vooral uitnodigend. Na het lezen van de eerste zin kan en wil je al beginnen met fotograferen. foto! durf bijzondere foto’s te maken Marije van der Hoeven Ploegsma Amsterdam 2013 96 pagina’s ISBN 9789021672304 Prijs: € 16,95
65
actiefm 1
ACTIEF MET CKV
Vakantietips
From the Guggenheim Collection to the Cobra Museum of Modern Art toont t/m 31 augustus internationale abstracte kunst uit de jaren vijftig in een door het Guggenheim Museum samengestelde tentoonstelling. De tentoonstelling, met ruim 50 topstukken van 45 verschillende kunstenaars, maakt talloze interessante verbindingen mogelijk met de cruciale jaren vijftig. www.cobra-museum.nl/nl/ tentoon.html, Cobra Museum Amstelveen
nl/programma. Ga voor het gehele overzicht naar www.CKplus.nl/extra5.html
Seurat. Meester van het pointillisme is de titel van een tentoonstelling die t/m 7 september te zien is in het Kröller Müller Museum. Georges Seurat (Parijs 1859-1891) is bekend geworden als de uitvinder van het neo-impressionisme. Met zijn uit ontelbare gestippelde - gepointilleerde - verftoetsen opgebouwde schilderijen en zijn grote aandacht voor wetenschappelijke kleurtheorieën ontwikkelde hij een nieuwe esthetiek. Mail voor meer informatie naar
[email protected]. www.krollermuller.nl/seurat, Kröller-Müller Museum Otterlo
De kleine kunstkijker is eerste kunstgids voor kinderen én (groot) ouders die door Museum Boijmans Van Beuningen wordt gelanceerd in samenwerking met Rijksmuseum in Amsterdam, Stedelijk Museum in Amsterdam, Kröller-Müller Museum in Otterlo, De Pont in Tilburg en Centraal Museum in Utrecht. Met deze gids willen deze musea ouders en kinderen helpen met het kijken naar kunst en de museumervaring verrijken en verdiepen. De kleine kunstkijker laat zien dat je zelf geen kunstexpert hoeft te zijn om met kinderen naar kunst te kijken. De gids neemt kinderen en ouders mee op reis door zes Nederlandse topmusea en bespreekt steeds een selectie kunstwerken in de vorm van vraag en antwoord. Ook biedt het boekje tips voor het met kinderen bezoeken van een kunstmuseum. Met deze gids ontdekken kinderen en ouders samen de topstukken van de deelnemende musea. De gids is voor € 14,95 te koop in de museumwinkel en de webshop. www.boijmans.nl > het museum > pers > Archief persberichten > Kunst4Kids is terug!, Museum Boijmans Van Beuningen Rotterdam
Festivals, kunstmarkten en atelierroutes in een overzicht zoals Theaterfestival de Parade dat deze zomer weer met kleurrijke tenten, terrassen en restaurants door Nederland reist: Rotterdam van 19 t/m 29 juni in het Museumpark, Den Haag van 4 t/m 13 juli in het Westbroekpark, Utrecht van 18 juli t/m 3 augustus in het Moreelsepark en Amsterdam van 8 t/m 24 augustus in het M.L. Kingpark. Zie ook www.deparade. nl/info/parade. Maar ook van 7 tm 17 augustus Theaterfestival Boulevard in Den Bosch dat iedere zomer hét internationale stads- en zomertheaterfestival van ZuidNederland is. Het festival combineert het avontuurlijke van producties op bijzondere locaties in en om de stad, met voorstellingen en concerten op het bruisende festivalplein aan de voet van de St. Janskathedraal en in de Bossche theaters en concertzalen. Zie ook www.festivalboulevard.
HollandRoute ontsluit Nederlandse erfgoedlocaties van handel, nijverheid, techniek, industrie, waterbeheersing en infrastructuur binnen de metropoolregio Amsterdam. Om alle anker-, route- en rustpunten toegankelijk te maken zijn in totaal ruim 60 wandel-, fiets- en vaarroutes uitgezet. De hoofdroute van dit erfgoednetwerk is voorzien van toeristische bewegwijzering langs autowegen. De hoofdroute vormt de rode draad door de Stadsregio Amsterdam. Op elk punt kan men van deze route gebruik maken. De route heeft geen begin of eind. Wel kent de hoofdroute twee bewegwijzerde afkortingen, en een aftakking van Halfweg naar de Haarlemmermeer (Cruquius en Hoofddorp). In totaal telt de hoofdroute ongeveer 140 km lengte. Op vier plaatsen op snelwegen nabij Amsterdam leiden borden ‘Erfgoed Holland’ naar de
2 3 4
5
1 Jackson Pollock - Number 18 (1950)
2 Georges Seurat Port-en-Bessin (1888)
hoofdroute van de HollandRoute en het UNESCO Werelderfgoed Amsterdam. Eenmaal aangekomen op de hoofdroute wordt u via zeshoekige HollandRoute-borden verder doorverwezen. Ankerpunten zijn de mijlpalen van het Europees industrieel erfgoed. Er bevinden zich zes ankerpunten binnen de Route zoals de Heineken Experience, het Nederlandse Scheepvaartmuseum, de Zaanse Schans met het Zaans Museum, de Museumstoomtram Hoorn-Medemblik, het Nederlands Stoommuseum of het Museum De Cruquius. Een selectie van zeer gevarieerde attracties zijn als routepunt opgenomen. De ongeveer 50 routepunten bestaan uit historische molens, gemalen, handelsbeurzen, fabrieken, musea, forten en buitenplaatsen! Al deze locaties zijn - doch soms beperkt voor het publiek toegankelijk. Even zo belangrijk zijn de rustpunten. Dit zijn spannende en interessante plekken om te eten, drinken of slapen. Alle rustpunten zijn gevestigd in historische gebouwen en/of hebben een uniek verleden. U kunt eten in een restaurant bovenop een oude spoorbrug of slapen in een oud chirurgijnshuis uit 1762! Alle thema-routes zijn opgenomen in de gratis HollandRoute-app voor iOS en Android. www.hollandroute.nl, rondom Amsterdam
2014-2015 Ik Hou van Holland. Nederlandse kunst na 1945 is in Stedelijk Museum Schiedam een tentoonstelling die inzicht geeft in de ontwikkeling van de Nederlandse kunst vanaf het einde van de Tweede Wereldoorlog. Het museum selecteerde ruim honderd kunstwerken die bepalend zijn voor de kunst in deze periode. Bij deze tweejarige tentoonstelling biedt het museum een uitgebreid educatief programma voor het voortgezet onderwijs. De educatieve programma’s zijn erop gericht leerlingen vertrouwd te maken met het museum en met beeldende kunst. Het museum werkt vraaggericht en stemt de inhoud van de rondleidingen en workshops, ook bij de andere tentoonstellingen, graag af op de leerdoelen en het
3 De Parade - Foto: Joep van Aert
curriculum van uw school. www.stedelijkmuseumschiedam. nl > Onderwijs > Voortgezet Onderwijs, Stedelijk Museum Schiedam
De Classic tour van Aluin is nieuw, verrassend, interactief en spannend. Een aanrader voor alle brugklassen - ook VMBO - en voor iedereen die van oersterke verhalen houdt. Tijdens een theatrale rondleiding door het theater word je meegenomen naar het ontstaan van het theater: De Griekse Tragedie. Van het stookhok in de kelder tot de kostuumrekken op zolder. Van kleedkamers tot toiletten, van artiestenfoyer tot regiecabine. Je leert over mythen, over de grote drie tragedieschrijvers, over helden en schurken, godinnen en goden en de tragische maar ook komische gebeurtenissen. En je mag meedoen! Je speelt in het koor of zit in het houten Paard van Troje. Je wacht als soldaat in de haven, omdat er geen wind is om weg te zeilen of je wordt gevraagd je mond te houden over de plannen van een moordenares. Ondertussen zie je hoe het theater in deze tijd wordt gemaakt. Van tekst tot uitvoering en van idee tot decorontwerp. En zo zijn ontstaan en uitvoering van het theater in een rondleiding met elkaar versmolten. Duur: 1:45 uur. www.aluin.nl > EDUCATIE > DE CLASSIC TOUR Aanbod 2014-2015 van De Toneelmakerij biedt keuzes. Dit jeugdtheatergezelschap speelt door heel Nederland en België. Ze spelen op een verrassende, vernieuwende manier verhalen die mensen na aan het hart gaan. Het gezelschap maakt theater voor alle leeftijden, van kleuter tot jongvolwassene, intieme voorstellingen en voorstellingen voor de grote zaal, speelse én complexe voorstellingen. Een gezelschap waarin traditie en vernieuwing samengaan en waarbij publieksbegeleiding en kunsteducatie vanzelfsprekend zijn. Bij alle voorstellingen zijn inspiratieboxen beschikbaar waar docenten zelf mee aan de slag kunnen. In deze box vindt u creatieve opdrachten waarbij verschillende thema’s uit de voorstelling worden behandeld en in een bredere
6
4 Heimat - Foto: Alexander Daems
metckv
ACTIEF MET CKV
context worden geplaatst. Daarnaast is het mogelijk workshops te volgen. Deze worden, al naar gelang de thematiek van het stuk, voor of na de voorstelling gegeven. Tijdens deze workshops worden de leerlingen geënthousiasmeerd om zelf te spelen, geconfronteerd met andere kunstvormen en uitgedaagd om stelling te nemen over de grote thema’s uit de voorstelling. Neem voor meer informatie contact met
[email protected] of met
[email protected]. www.toneelmakerij.nl > EDUCATIE > Aanbod 2014/2015 > Click to read, De Tonnelmakerij Amsterdam (It sucks to be) Helena, deel 2 van de Terug uit Troje Trilogie van theatergroep Aluin, is te zien van november 2014 tot februari 2015. Als theatervoorstelling staat (It sucks to be) Helena op zichzelf. Het publiek hoeft niet eerst De Wraak van Ifigeneia te hebben gezien. De Trojaanse Oorlog is voorbij. Het Griekse leger keert terug met de ontvoerde Helena. Paris is dood en Troje vernietigd. Een goede afloop. Helena is gelukkig. Althans, iedereen zegt dat ze dat moet zijn. Zelf probeert ze haar rol in de wereldgeschiedenis te begrijpen. Oorlog laat nauwelijks te bevatten, diepe wonden na. Als Menelaos en Helena na de Trojaanse oorlog niet meer samen kunnen leven is de hele oorlog voor niets geweest. De druk die op de relatie komt te staan, is de basis voor deze voorstelling die zowel tragisch als lichtvoetig zal worden, ook voor scholieren. De voorstellingen van Aluin trekken een publiek aan van scholieren tot ouderen. Om de scholieren nog beter te kunnen bereiken speelt Aluin ook twee voorstellingen op een dag, overdag voor scholieren en in de avond voor het publiek. Neem voor informatie of boekingen contact op met Victorine Plante door te bellen naar (06) 20817680 of te mailen naar
[email protected]. www.aluin.nl > PRODUCTIES > SEIZOENSAANBOD 2014/2015: (IT SUCKS TO BE) HELENA
Met de Muziek Mee Educatie Concertgebouw 2014-2015 biedt met het project On stage and backstage een
5
kijkje achter de schermen van Het Koninklijk Concertgebouw en Het Koninklijk Concertgebouworkest. Dit begint al in het eigen klaslokaal met het bekijken van een documentaire over gebouw en orkest. Deze documentaire Kunst en de romantiek uit de serie Kunstlicht Next is ontwikkeld in samenwerking met de AVRO. Deze documentaire gaat in op de geschiedenis van Het Concertgebouw en het Koninklijk Concertgebouworkest. U kunt deze aflevering bekijken via Uitzending gemist. Ga daarvoor naar www.schooltv.nl/docent. Via de zoekbalk komt u bij de juiste aflevering. Daarna is het tijd voor Inleiding, repetitie en rondleiding. De leerlingen krijgen eerst in de Dirigentenfoyer achtergrondinformatie over de werken die worden gespeeld. Hierna wonen de leerlingen in de Grote Zaal een deel van een repetitie van Het Koninklijk Concertgebouworkest bij. Het project wordt afgesloten met een rondleiding door onder andere de catacomben van Het Concertgebouw, waarbij wordt verteld over de intrigerende geschiedenis van het gebouw. U kunt kiezen uit verschillende data en muzikale programma’s. Het programma vindt plaats op twee tijdstippen: 9.30 en 11.45 uur. Aan dit project kan per datum één klas deelnemen van minimaal 20 en maximaal 45 leerlingen. De benodigde tijd voor de inleiding, de openbare repetitie en de rondleiding samen bedraagt circa tweeënhalf uur. Bij de voorbereiding in de klas is dan wel de documentaire Kunst en de romantiek uit de serie Kunstlicht Next van Het Concertgebouw en het Koninklijk Concertgebouworkest bekeken. De kosten bedragen € 7,-per leerling en docent. Beschikbare data: 16 en 17 september 2014, 7, 21 en 22 oktober 2014, 4, 11, 12, 25 en 26 november 2014, 9 en 10 december 2014, 27 en 28 januari 2015, 4 en 5 februari 2015, 3, 17 en 18 maart 2015, 12 en 13 mei 2015, 10 en 11 juni 2015. Ga voor meer informatie naar www.concertgebouw.nl > Educatie > Primair en voortgezet onderwijs > Voortgezet onderwijs 2014-2015 > Workshop met concert, Het Concertgebouw Amsterdam
6 Moeder Medea - Foto: Sanne Peper l
Nederlandse Reisopera heeft voor het seizoen 2014-2015 vier speciale programma’s voor het primair onderwijs ontwikkeld. Voor het voortgezet onderwijs is er bij elk van de drie operaproducties die op het speelplan staan een educatief programma te bestellen. Zo wordt het bezoek aan een voorstelling een prettige ervaring voor leerlingen en docenten. Voor leerlingen in het primair onderwijs biedt de Nederlandse Reisopera speciale rondleidingen aan in het operagebouw. Daarnaast zijn er kennismakingsprojecten met de kunstvorm muziektheater, educatieve voorstellingen, workshopopera’s en theatervoorstellingen die ook op school plaats kunnen vinden en die in meer of mindere mate ‘interactief’ zijn. Voor het komende seizoen biedt de educatieve afdeling van de Nederlandse Reisopera voor het voortgezet onderwijs projecten aan voor met name de bovenbouw van HAVO en VWO, bijvoorbeeld in het kader van CKV of muziek. Maar ze kunnen ook – speciaal voor uw school – projecten ontwikkelen die geschikt zijn voor de onderbouw of de hoogste klassen van het VMBO. Jonge mensen blijken steeds weer heel ontvankelijk voor de kracht van muziek en spel, ook als dat opera is. Er gaat een wereld voor ze open. U kent uw leerlingen het beste en daarom vindt de Nederlandse Reisopera het dan ook belangrijk om in overleg met u en uw collega’s maatwerk-projecten samen te stellen. Verder organiseert de Nederlandse Reisopera op aanvraag ook een docententraining. Deze workshop is bedoeld voor docenten in het voortgezet onderwijs die nog weinig ervaring hebben met opera of muziektheater. Mail voor meer informatie naar bcoelman@ reisopera.nl of bel met de afdeling educatie: (053) 4878500. www.reisopera.nl > EDUCATIE > Primair onderwijs www.reisopera.nl > EDUCATIE > Voortgezet Onderwijs
7
Oorkaan heeft voor het schooljaar 2014-2015 zes muziekvoorstellingen voor het onderwijs geselecteerd: voor verschillende leeftijdsgroepen, met uiteenlopende muziekstijlen en spannende educatieprojecten. Oorkaan maakt voorstellingen
7
voor kinderen tot 12 jaar waarin live uitgevoerde muziek centraal staat. De kinderen maken kennis met de kracht van levende muziek in al haar verscheidenheid: van klassiek tot hedendaagse muziek, van romantisch tot jazz en wereldmuziek. Rondom de muziekvoorstellingen bieden ze uitgebreide educatieprojecten aan middels een digitale lesbrief met kijk- en luistermateriaal. Uitbreiding met een workshop is mogelijk. Op aanvraag zijn DVD-opnames en lesmateriaal van de voorstellingen verkrijgbaar. Natuurlijk kunt u ook altijd een voorstelling boeken tijdens het lopende seizoen. Op de website vindt u onder het kopje AGENDA alle data en plaatsen. Neem voor meer informatie en boekingen contact op met de coördinator educatie van Oorkaan Marion Jonk door te bellen naar (020) 6202828 of te mailen naar
[email protected]. www.oorkaan.nl > EDUCATIE > Schooljaar-2014-2015
Watch that Sound is sinds 2004 bezig met het organiseren van workshops waarbij jongeren soundtracks en composities maken bij films. In 2008 werd met ondersteuning van een aantal landelijke fondsen de eerste aanzet gegeven tot het professionaliseren van lessen en workshops en de ontwikkeling van lesmaterialen zoals gratis software. Download nu de Watch That Sound Software tool en bijbehorende filmpjes om direct zelf aan de slag te gaan. www.watchthatsound.nl
8
informatie De vermelde activiteiten vormen een selectie uit de overzichten van de cultuur- en kunstsite CKplus. nl, samengesteld door de beheerders Wil en Hans Weikamp. CKplus geeft actuele overzichten van educatieve activiteiten, exposities en naslagsites van de culturele en kunstinstellingen. Deze informatie vindt u op www.CKplus.nl, e-mail
[email protected].
8
kUNST
leer- en werkboek
Leveringsvoorwaarden: - bestellingen dienen voor 1 juni bij artek bekend te zijn; - bestellingen kunnen ook geplaatst worden bij de bekende schoolboekendistributeurs; - betaling binnen 3 weken na levering; - presentexemplaren alleen via rekening.
Prijzen: Kunst, leer- en werkboek deel 1 - ISBN 978 90 75762 05 1 Kunst, leer- en werkboek deel 2 - ISBN 978 90 75762 06 8 Kunst, leer- en werkboek deel 3 - ISBN 978 90 75762 00 6
€ 25,-- excl. BTW € 25,-- excl. BTW € 25,-- excl. BTW
Contact: artek, educatieve uitgeverij - Postbus 84 - 5800 AB Venray telefoon: 0478 55 02 15 - e-mail:
[email protected]