Cultuur Leert Anders
1
2
1
Leerlijn po - vo
2
Cultuurklassen onderbouw
3
Onderbouw - bovenbouw
Beroepskolom Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs Antoine Gerrits, Claudy Oomen 5
Culturele competenties
6
Media-educatie
7
Integratie in het curriculum
8
Onderwijsconcepten
9
Invoering cultuureducatie
10 Organisatiestructuur
3
4
5
6
7
8
9
10
4
Colofon
INHOUD
Deze publicatie is totstandgekomen onder verantwoordelijkheid van de Begeleidingscommissie Cultuurprofielscholen in het kader van het project ‘Cultuurprofielscholen in het vo’, gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Samenvatting
2
1
Inleiding
3
De publicatie is de schriftelijke neerslag van een van de tien verdiepingsthema’s van het project ‘Cultuurprofielscholen in het vo’ (juni 2004 – december 2006). Naast het uitwerken van deze thema’s bestond het project uit een financiële bijdrage voor 44 cultuurprofielscholen om zich te profileren op het gebied van cultuur. De scholen werden hierbij gevolgd en geadviseerd door de Begeleidingscommissie Cultuurprofielscholen, bestaande uit de volgende personen: • mevrouw J.C. Visser ’t Hooft, voorzitter; • de heer A. Gerrits, senior-adviseur KPC Groep, ’s-Hertogenbosch, secretaris; • mevrouw A. Buys, directeur Fontys Lerarenopleiding Tilburg, Tilburg; • de heer M. van der Grinten, onderzoeker/adviseur Oberon, Utrecht; • de heer F. Haanstra, lector Kunst- en Cultuureducatie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, Amsterdam; • de heer L. Ouwens, adviseur cultuureducatie, Rotterdam; • mevrouw E. Reinders, schoolleider en organisatie-adviseur.
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Beroepskolom kunst en cultuur: landelijke ontwikkelingen Opkomst van een beroepskolom kunst en cultuur in het mbo Platform MBO Kunstonderwijs Doorgaande lijn voortgezet onderwijs - beroepsonderwijs Eerste ervaringen van de Netwerk I-scholen Belangrijkste voors en tegens
4 4 4 6 6 7
3 3.1 3.2 3.3
Uitkomsten good practices Wat willen de scholen samen bereiken? Inhoud: op welke gebieden vindt afstemming plaats? Proces: hoe krijgt de samenwerking vorm?
8 8 8 10
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Good practices: verhalen van scholen met een voorbeeldfunctie De Fontein Alberdingk Thijm College en Comenius College Hooghuis Lyceum, locaties West en Zuid IVKO Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud Segbroek College Jeroen Bosch College, afdeling Jenaplan ROC van Amsterdam
13 14 16 17 19 21 23 24 25
5
Aanbevelingen voor scholen die aan de slag willen
27
Aan dit thema ‘Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs’, geschreven door Antoine Gerrits en Claudy Oomen (Oberon), werkten onderstaande scholen mee. • IVKO, de heer G. van Dijk en mevrouw E. van Strien, Amsterdam • ROC van Amsterdam, mevrouw L. Gamadia, Amsterdam • De Fontein, de heer D. Boots en mevrouw B. Mouissie, Bussum • Segbroek College, de heer J. Hegge, Den Haag • Jeroen Bosch College, afdeling Jenaplan (voorheen Koning Willem I College), mevrouw G. Filiz en mevrouw D. Nouwes, ’s-Hertogenbosch • Alberdingk Thijm College, mevrouw F. Stas, Hilversum • Comenius College, de heer C. Westerdijk, Hilversum • Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud, mevrouw M. de Jongh en de heer H. van den Ende, Nijmegen • Hooghuis Lyceum, locaties West en Zuid, de heer F.J. Claessens, Oss • HKU, mevrouw E. Ekkers, Utrecht
Bijlage I Overzicht deelnemende scholen
29
Dit verdiepingsthema maakt onderdeel uit van ‘Cultuur Leert Anders’ - projectbundel ‘Cultuurprofielscholen in het vo’ (bestelnummer 247020).
Eindredactie: Jeanet Visser Foto’s: Alberdingk Thijm College te Hilversum en Hooghuis Lyceum te Oss Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
© 2006, KPC Groep/Begeleidingscommissie Cultuurprofielscholen, ’s-Hertogenbosch
Cultuur Leert Anders
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
1
4
4
SAMENVATTING
1 INLEIDING
Het creëren van een doorlopende leerlijn staat landelijk sterk in de belangstelling. De beroepskolom kunst en cultuur heeft zich de afgelopen jaren uitgebreid met het mbo. Het Platform MBO Kunstonderwijs heeft zich gericht op de ontwikkeling van een kwalificatiestructuur voor de brede branche van kunst, cultuur en media. Er zijn voor- en tegenstanders van deze ontwikkeling: voorstanders vinden het goed dat er een nieuw beroepsveld ontstaat dat ruimte biedt voor leerlingen die hun talent verder willen ontwikkelen op mbo-niveau; tegenstanders twijfelen echter aan het beroepsperspectief. Binnen de cultuurprofielscholen richt een aantal scholen zich op de aansluiting met het mbo- of het hbo-kunstonderwijs. Uit de eerste ervaringen blijkt dat de samenwerking gepaard gaat met allerlei kinderziektes van praktische aard. Bij enkele cultuurprofielscholen is de samenwerking goed van de grond gekomen; zij werken samen met de vervolgopleidingen aan de ontwikkeling van het programma.
Cultuurprofielscholen zijn scholen die kunst en erfgoed een centrale plaats geven in het curriculum en die samenwerken met culturele instellingen in de omgeving. Iedere school maakt haar eigen keuzes in het proces en geeft de vernieuwing op haar eigen manier vorm. Sommige scholen starten in het eerste leerjaar en bouwen dat langzaam uit naar de hogere klassen, andere zien juist kansen in de bovenbouw. Voor scholen die met de bovenbouw starten, is de aansluiting op het vervolgonderwijs één van de centrale thema’s. Vo-scholen gaan de samenwerking aan met het mbo- of hbo-kunstonderwijs om de doorstroom te stimuleren en te versterken. Met dit verdiepingsthema willen we laten zien hoe een aantal cultuurprofielscholen dit heeft aangepakt en op welke gebieden afstemming is bereikt. De ervaringen van de scholen dienen als ‘good practices’ voor scholen die met dit onderwerp aan de slag willen.
Door de medewerking van acht cultuurprofielscholen en één ROC aan dit verdiepingsthema is er een goed beeld ontstaan van de mogelijkheden en de beperkingen van de aansluiting tussen het vo en het kunst-vervolgonderwijs. Het doel van al deze scholen om de samenwerking aan te gaan is het creëren van een doorlopende kunstleerlijn van het vo naar het vervolgonderwijs. Ze formuleren verschillende doelstellingen om dit te bereiken, die variëren van leerlingen een beeld geven van de mogelijkheden voor het vervolgonderwijs tot het opzetten van een geheel nieuwe opleiding. Met de aansluiting op het vervolgonderwijs bedoelen we niet alleen de daadwerkelijke doorstroom van leerlingen, maar ook de afstemming die scholen en vervolgopleidingen realiseren. Scholen en vervolgopleidingen werken samen aan afstemming op meerdere gebieden: programma, competentieprofielen, didactiek/rol van de docent en vrijstelling/examinering. De scholen werken op verschillende manieren samen. Soms werken docenten van het vo en de vervolgopleidingen samen aan de ontwikkeling van het programma. Een andere vorm van samenwerking is dat de vervolgopleiding het programma ontwikkelt en de vo-docenten vervolgens bekijken of het geschikt is voor hun leerlingen. Daarnaast zijn er allerlei stagevormen. Ondersteuning van de directies van de vo-school en de vervolgopleiding is cruciaal, evenals het belang om goede coördinatie ter plekke te hebben. Het maken van goede afspraken met de vervolgopleidingen is van groot belang, met name in het vmbo, waar het geven van diploma’s in een kunstrichting wettelijk niet mogelijk is. Mogelijkheden hiervoor zijn een convenant of een samenwerkingscontract. Op het moment dat vo-scholen op het gebied van de kunstvakken samenwerken met het mbo en hbo blijken leerlingen zichzelf te overtreffen: ze bloeien op in een nieuwe omgeving en laten zich van een heel andere kant zien. Ook docenten komen tot nieuwe inzichten.
Doel Aan de hand van good practices van een aantal cultuurprofielscholen formuleren we aanbevelingen voor scholen die de aansluiting op het vervolgonderwijs willen versterken en daarmee invulling willen geven aan de beroepskolom kunst en cultuur. We richten ons op de inhoud en het proces.
4
Inhoud • Wat was de aanleiding voor vo-scholen en vervolgopleidingen om samenwerking aan te gaan: welke doelen streven zij na? Wat is de meerwaarde voor beide partijen? • Op welke gebieden vindt afstemming plaats en hoe ziet die er uit? We kijken naar programma, competentieprofielen, didactiek/rol van de docent en vrijstelling/examinering. Proces • Hoe krijgt de samenwerking vorm? Zijn de afspraken vastgelegd? • Hoe verloopt de samenwerking? Welke knelpunten ervaren scholen en wat zijn de succesfactoren? Werkwijze We zijn gestart met een format voor de good practice-beschrijvingen. We hebben een aantal kernvragen geformuleerd en deze voorgelegd aan de scholen. Vervolgens hebben we de scholen bezocht voor een interview. Vanuit de vo-scholen participeerden de trekkers van het traject. In sommige gevallen waren ook vertegenwoordigers van de vervolgopleidingen aanwezig. Behalve de cultuurprofielscholen hebben we ook één ROC bezocht. Op basis van de interviews hebben we good practice-beschrijvingen gemaakt en hebben we de inhoud en het proces van de betrokken scholen geanalyseerd. Vervolgens zijn de scholen bijeengekomen om ervaringen uit te wisselen en gezamenlijk aanbevelingen te formuleren voor andere scholen.
De good practices van onderstaande acht cultuurprofielscholen en één ROC laten zien dat ze allemaal op een eigen wijze hard aan het werk zijn om een goede doorstroom van het vervolgonderwijs te realiseren. • De Fontein, Bussum • Alberdingk Thijm College, Hilversum • Comenius College, Hilversum • Hooghuis Lyceum, locaties West en Zuid, Oss • IVKO, Amsterdam • Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud, Nijmegen • Segbroek College, Den Haag • Jeroen Bosch College, afdeling Jenaplan (voorheen Koning Willem I College), ‘s-Hertogenbosch • ROC van Amsterdam, Amsterdam De praktische aanbevelingen die deze scholen geven, kunnen andere scholen die met dit thema aan de slag willen op weg helpen.
Leeswijzer Dit verdiepingsthema is als volgt opgebouwd. We starten met een schets van het landelijke beeld. Op basis van de literatuur omschrijven we de ontwikkeling van de beroepskolom kunst en cultuur en het aandeel van het voortgezet onderwijs hierin. Vervolgens gaan we in op de deelnemende scholen: hoe ziet de afstemming er inhoudelijk uit en hoe is het proces verlopen? Daarna volgen de good practice-beschrijvingen van de scholen. We leggen het accent op de eigenheid van de scholen: bijzondere projecten en opvallende ontwikkelingen in het proces staan centraal. Tot slot presenteren we de aanbevelingen voor andere scholen die met dit thema aan de slag willen.
2
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
Cultuur Leert Anders
Contact met scholen Als u tijdens het lezen nieuwsgierig bent geworden naar (één van) de good practices en hier meer over wilt weten, raadpleeg dan het overzicht met contactgegevens van de scholen in de bijlage.
3
2 BEROEPSKOLOM KUNST EN CULTUUR: LANDELIJKE ONTWIKKELINGEN Het creëren van een doorlopende leerlijn is een thema dat de afgelopen decennia sterk in de belangstelling staat. De doorstroom van het voortgezet onderwijs naar het vervolgonderwijs verloopt niet altijd even soepel. Met name na de overstap van het vmbo naar het mbo vallen leerlingen uit1, vaak door een verkeerde opleidingskeuze als gevolg van een onduidelijk beroepsbeeld. Onder vmbo-leerlingen bestaat veel enthousiasme en talent voor de wereld van kunst en cultuur, maar door het ontbreken van een mbo-kunstberoepskolom was deze wereld gesloten voor deze jongeren. Dit was aanleiding voor mbo’s om te starten met het mbo-kunstonderwijs en voor de vmbo’s om daar op aan te sluiten. We schetsen de landelijke ontwikkeling.
Hier is een groot aantal kwalificatieprofielen uit voortgekomen, dat in proeftuinen is uitgetest. Het platform zet zich voort en kiest daarbij voor het realiseren van nieuwe kwalificaties4. Onlangs hebben zes scholen de experimentstatus gekregen voor de experimentele opleiding Artiest. Daarnaast komen er ook nieuwestijlprofielen op het terrein van theatertechniek, kunst en design, AV, mediavormgeving, popdesign, sounddesign en marketing en communicatie5. Naast het landelijk Platform MBO Kunstonderwijs zijn er op regionaal niveau ook samenwerkingsverbanden ontstaan.
2.1 Opkomst van een beroepskolom kunst en cultuur in het mbo
4
Eind jaren negentig constateerden het kunstonderwijs en de culturele sector dat de maatschappelijke ontwikkelingen vragen om kunstonderwijs op mbo-niveau. De kunstensector was zich aan het verbreden en kwam los van de subsidies door de opkomst van de ‘creative industries’, een conglomeraat van film-, muziek- en theaterindustrie, telecommunicatie, commerciële omroepstations, uitgeverijen, toeristische attracties en evenementen, design, et cetera. Daarnaast streeft de overheid naar participatie van nieuwe doelgroepen, zoals jongeren en nieuwe Nederlanders. De laatste groep wordt nauwelijks weerspiegeld in de studentenpopulatie van het hbo-kunstvakonderwijs. Scholen uit de vier grote steden hebben pilots ontwikkeld (Culture Clinics) waarbij ze kunst als centraal onderdeel hebben ingepast in het curriculum van bestaande opleidingen. Mbo-, hbo-, en vmbo-scholen en centra voor kunsteducatie werkten hierin samen. Het ging niet alleen om opleiden, maar ook om het zoeken en begeleiden van talentvolle leerlingen en om het uitvoeren van producties.
4
2.2 Platform MBO Kunstonderwijs De vier grote steden, die betrokken waren bij de Culture Clinics, hebben in 2001 het Platform MBO Kunstonderwijs opgericht. Doel van het platform is een kwalificatiestructuur te ontwikkelen die is gericht op de brede branche van kunst, cultuur en media. Het platform doet dit onder andere door beroepscompetentie- en kwalificatieprofielen te ontwikkelen en door samenwerking te realiseren tussen het scholenveld en de culturele sector en tussen vmbo-, mbo- en hbo-scholen onderling. Uit arbeidsmarktonderzoek van het platform is gebleken dat de markt niet groot is, maar wel sterk groeit. Bovendien bleken bedrijven behoefte te hebben aan werknemers met vakspecifieke scholing die aansluit bij de doelgroep waarmee ze gaan werken2. Ook experts3 wijzen op een hiaat dat opgevuld moet worden: mbo-kwalificaties combineren een organisatorisch uitvoerende component met een brede kijk op de kunst- en cultuurwereld. Het zogenaamde cultureel ondernemerschap wordt steeds belangrijker. Het Platform MBO Kunstonderwijs heeft gewerkt aan een competentiegerichte kwalificatiestructuur binnen de beroepskolom Kunst, Cultuur en Media, waarvoor zes clusters geformuleerd zijn: 1 podiumkunstenaar; 2 creatief vormgever; 3 cultureel educatief; 4 facilitair logistiek; 5 facilitair technisch; 6 publiciteitsmedewerker.
1 2 3
4
4
Ministerie van OCW (2006). Factsheets Voortijdig Schoolverlaten. April 2006 Langeweg, N. (2005). Kunstonderwijs in samenhang. Bve-Magazine Ecabo (2002). Kunst- en cultuuronderwijs krijgt vorm. Solide opleiding met creatieve inslag. Impact
5
Cultuur Leert Anders
Platform MBO Kunstonderwijs (2005). Toekomst van het Platform MBO Kunstonderwijs. Concept projectplan 2005-2007 De Kunstconnectie/VKV (2006). Mbo-kunst: opleidingen bieden nieuwe kansen voor de kunsteducatie. Kunstconnected: magazine de Kunstconnectie, Vol. 6, pg. 14-15
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
5
2.3 Doorgaande lijn voortgezet onderwijs – vervolgonderwijs
2.5 Belangrijkste voors en tegens
De vorming van een nieuwe beroepskolom in het mbo vraagt om een goede voorbereiding daarop in het voortgezet onderwijs. De aansluiting vo op het vervolgonderwijs was daarom één van de thema’s waar scholen op konden inschrijven bij de subsidieaanvraag voor de cultuurprofielscholen. Nog steeds staat deze ontwikkeling in de kinderschoenen. In de eerste peiling van de ‘Monitor cultuureducatie voortgezet onderwijs’6 is aan scholen gevraagd met welke vernieuwingen op het gebied van cultuureducatie zij bezig zijn. Van de tien mogelijke vernieuwingen die werden genoemd, eindigt de vernieuwing ‘doorgaande lijn met vervolgonderwijs’ helemaal onderaan: ruim 60% van de scholen is hier niet mee bezig en slechts 4% heeft het verankerd. De doorgaande lijn onderbouw - bovenbouw heeft prioriteit en staat bovenaan de lijst. Bij de samenwerking met externe partners staan de vervolgopleidingen ook onderaan. 28% werkt samen met het hbo-kunstvakonderwijs en slechts 13% met het mbo. Als er samenwerking is, bestaat dat meestal uit voorlichting of participatie in activiteiten. Een klein aantal scholen zegt gezamenlijk een programma te ontwikkelen.
Nog altijd zijn er geluiden voor en tegen de ontwikkeling van het mbo-kunstonderwijs. Voorstanders wijzen erop dat toen de mavo nog bestond er regelmatig leerlingen waren zonder havo-opleiding die op basis van hun talent doorstroomden naar een hbo-kunstvakopleiding9. Sinds de hervorming van het voortgezet onderwijs kwam dit nauwelijks meer voor en begonnen de hbo-kunstopleidingen hogere eisen te stellen aan theoretische vorming en reflectie; de kloof werd dus groter. Door de nieuwe mbo-kunstopleidingen vallen deze leerlingen niet meer tussen wal en schip. De beroepsopleidingen bieden hen de kans op passend werk en andersom kunnen goed opgeleide vakmensen iets betekenen voor de kunstwereld. Tegenstanders twijfelen aan het beroepsperspectief. De meeste vacatures op mbo-niveau zijn al ingevuld door hbo-ers die niet op hun eigen niveau aan de bak komen. Door anderen wordt dit weerlegd: gediplomeerde mbo-ers komen op heel andere plekken terecht dan afgestudeerden van de kunstvakopleidingen, bijvoorbeeld in het sociaal cultureel werk of als entertainer in het toerisme of in een pretpark. De mbo-kunstopleidingen zijn een vorm van emancipatie voor een grote groep jongeren die anders misschien verstoken blijft van kunst. Niet iedereen is het hier mee eens: sommigen pleiten er voor dat kunst evenals topsport en wetenschap een terrein is waar totale concurrentie heerst of hoort te heersen10.
2.4 Eerste ervaringen van de Netwerk I-scholen
4
4
De cultuurprofielscholen die de aansluiting met het vervolgonderwijs als speerpunt hebben gekozen, zijn de voorlopers in Nederland. Ook bij hen ging de start van de samenwerking gepaard met kinderziektes7: mbo’s zijn volop aan de slag met de organisatie van nieuwe kunst- en cultuuropleidingen en geven niet altijd prioriteit aan het creëren van een doorgaande lijn. Op sommige scholen komt de samenwerking wel goed van de grond. Zij hebben mbo-opleidingen gevraagd om samen te werken aan de ontwikkeling van het bovenbouwprogramma en hebben daarbij onder andere gezocht naar aansluiting van competentieprofielen en didactiek. Slechts enkele cultuurprofielscholen werken samen met hbo-opleidingen aan de ontwikkeling van een programma. De meeste scholen maken gebruik van de mogelijkheid om leerlingen in te laten stromen in de vooropleidingen van het hbo-kunstvakonderwijs. Hun rol blijft dan doorgaans beperkt tot doorverwijzen. De aansluiting tussen het voortgezet onderwijs en het vervolgonderwijs is opgenomen in de ‘Checklist cultuurprofielscholen’8 onder het criterium ‘afstemming’: • er is sprake van een doorlopende cultuurleerlijn vo - mbo/hbo; • leerlingen maken kennis met de kunstvakopleidingen door voorlichting, volgen van lessen, enzovoort; • er is sprake van programmatische afstemming met de kunstvakopleidingen.
6
7 8
6
Oomen, C., Donker, A., Van der Grinten, M. & Haanstra, F. (2006). Monitor cultuureducatie voortgezet onderwijs. Peiling 2006. Utrecht: Oberon Begeleidingscommissie Cultuurprofielscholen (2005a, 2005b, 2006). Voortgangsverslagen cultuurprofielscholen. ’s-Hertogenbosch: KPC Groep Begeleidingscommissie Cultuurprofielscholen, Oberon en KPC Groep (2005). Checklist cultuurprofielscholen. In: Nieuwsbrief Cultuurprofielscholen. ’s-Hertogenbosch: KPC Groep
Cultuur Leert Anders
9
10
Twaalfhoven, A. (2004). Dromen van een plek in de culturele sector. Grote groei mbo-kunstopleidingen. Bulletin Cultuur en School, Vol. 34, pg. 4-6 Brussaad, M., Lammers, G., Verhoeven, E. & Seelaar, R. (2003). Cultuuronderwijs in educatieve spagaat. Utrecht: HKU
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
7
3 UITKOMSTEN GOOD PRACTICES
werken samen aan afstemming op meerdere gebieden: programma, vrijstelling/examinering, didactiek/rol van de docent en competentieprofielen.
Door de bezoeken aan acht cultuurprofielscholen en één ROC hebben we een goed beeld van de mogelijkheden en de beperkingen van de aansluiting tussen het vo en het kunst-vervolgonderwijs. We zien overeenkomsten in de aanpak van scholen, maar tegelijkertijd zijn alle scholen en samenwerkingsverbanden uniek. In het volgende hoofdstuk vindt u de good practice-verslagen per school. In dit hoofdstuk vatten we de belangrijkste uitkomsten samen.
3.1 Wat willen de scholen samen bereiken? Scholen en vervolgopleidingen die samenwerking met elkaar aangaan, doen dit met duidelijke achterliggende doelen. Samenwerking kan alleen tot succes leiden als het meerwaarde heeft en het beide partijen iets oplevert. We hebben de scholen gevraagd wat de aanleiding is geweest om samenwerking te zoeken: wat zijn hun doelen en waar ligt voor hen de meerwaarde van de samenwerking?
4
Wanneer we de scholen vragen wat ze willen bereiken, noemen zij één einddoel: het creëren van een doorlopende kunstleerlijn van het voortgezet onderwijs naar het vervolgonderwijs. Scholen formuleren verschillende doelstellingen om dit te bereiken. • Leerlingen een beeld geven van de mogelijkheden voor het vervolgonderwijs Leerlingen hebben vaak geen goed beeld van wat het vervolgonderwijs en de arbeidsmarkt te bieden hebben. Dit leidt nogal eens tot uitval in het mbo of hbo. Door leerlingen te laten kennismaken met de vervolgopleidingen krijgen ze een beter beeld van wat hen te wachten staat en wat de beroepspraktijk inhoudt. • Leerlingen voorbereiden en de kans op toelating vergroten De toelatingsprocedure van het mbo- en hbo-kunstonderwijs wijkt af van die van veel andere opleidingen: een diploma volstaat niet, er wordt geselecteerd in audities. Talent is hierbij het belangrijkst. Vo-scholen willen de kans op toelating vergroten door leerlingen in het voortgezet onderwijs al goed voor te bereiden. Bovendien stijgt de kans op toelating als de vervolgopleidingen de leerlingen al kennen. De auditie is dan minder een momentopname. • Opzetten van nieuwe kunstrichtingen of bovenbouwopleidingen Scholen die cultuureducatie in de bovenbouw een impuls willen geven en daarmee willen inspelen op de belangstelling van leerlingen, schakelen het vervolgonderwijs in voor expertise. Het vervolgonderwijs heeft ervaring in het ontwikkelen en uitvoeren van gericht kunstonderwijs en kan vo-scholen adviseren. De focus is wel anders: het vo is algemeen, voorbereidend en oriënterend, terwijl het vervolgonderwijs zich richt op beroepsvorming. • Talentontwikkeling Scholen streven ernaar om talent in leerlingen vroeg te ontdekken en willen hen graag iets exclusiefs bieden, zo mogelijk buiten de school. Samenwerking met het vervolgonderwijs biedt mogelijkheden om talenten verder te ontwikkelen in een andere omgeving. De school versterkt op deze manier haar concurrentiepositie, het onderwijs wordt aantrekkelijker en plezieriger.
Programma Er is sprake van programmatische afstemming als de vo-school en de vervolgopleiding het programma gezamenlijk ontwikkelen (en liefst ook uitvoeren). We zien de volgende varianten. • Docenten van vervolgopleidingen komen op school en ontwikkelen samen met de docenten van de school het programma. Vaak zijn ze zelf ook uitvoerend docent. • De vervolgopleiding ontwikkelt het programma en legt dit voor aan de vo-docenten. Het programma wordt op de vervolgopleiding uitgevoerd, vo-docenten kijken mee. • Vo-docenten bekijken de programma’s van de vervolgopleiding(en) en bieden dezelfde disciplines aan. • Studenten van vervolgopleidingen zetten een project op voor het voortgezet onderwijs en begeleiden de vo-leerlingen bij de uitvoering van het project. We zien zowel oriënterende als verdiepende programma’s in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Meestal is er sprake van een tweeslag (eerst oriëntatie, vervolgens verdere verdieping). Competentieprofielen In het vervolgonderwijs vormen competentieprofielen het uitgangspunt: studenten werken toe naar een eindkwalificatie die aansluit op de beroepen die zij gaan uitoefenen. Vo-scholen nemen deze competentieprofielen (deels) over. • Competentieprofielen uit het mbo worden gebruikt voor de (eind)beoordeling in het vmbo. Ze kunnen ook dienen als gespreksmiddel voor ouders en leerlingen. • De competentieprofielen van de vervolgopleidingen worden niet letterlijk gekopieerd. Het vo streeft andere doelen na, het is meer algemeen vormend en gericht op ontwikkeling van creativiteit en identiteit, terwijl mbo- en hbo-opleidingen beroepsgerichter en specialistischer zijn en zich sterker richten op ondernemerschap.
Ook het vervolgonderwijs wil doorgaande kunstleerroutes realiseren vanuit het voortgezet onderwijs. Zij voelen zich verantwoordelijk om zich in te zetten voor een goede voorbereiding en doorstroom en ze willen leerlingen vanuit het voortgezet onderwijs aantrekken. De meerwaarde is voor beide partijen duidelijk. Vo-scholen benutten de expertise van de vervolgopleidingen om hun onderwijs aantrekkelijker te maken en bereiden leerlingen beter voor op het vervolg; vervolgopleidingen trekken meer leerlingen aan - die bovendien beter voorbereid zijn - en leren beter in te spelen op de ‘taal’ van de vmbo-leerling. Volgens de deelnemende scholen is er sprake van een doorgaande lijn wanneer vo-scholen en vervolgopleidingen elkaars expertise gebruiken en doorgeven. Voor het realiseren van een doorlopende leerlijn zitten er vooral mogelijkheden in het afstemmen van het competentieprofiel (zie ook onder 3.2).
3.2 Inhoud: op welke gebieden vindt afstemming plaats? Met de aansluiting met het vervolgonderwijs bedoelen we niet alleen de daadwerkelijke doorstroom van leerlingen, maar ook de afstemming die scholen en vervolgopleidingen realiseren. Scholen en vervolgopleidingen
8
Cultuur Leert Anders
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
9
4
Didactiek/rol van de docent Wanneer scholen de werkwijze afstemmen op die van het vervolgonderwijs kunnen leerlingen kennismaken met de nieuwe manier van werken en bereiden ze zich beter voor. Het mbo-kunstonderwijs en de hbo-kunstvakopleidingen werken doorgaans productiegericht. Dat wil zeggen dat studenten zelfstandig (in kleine groepjes) werken aan opdrachten, leidend tot een eindpresentatie. Alle disciplines die nodig zijn voor de productie komen aan bod (denk aan decorbouw, belichting, publiciteit). Vo-scholen proberen in de bovenbouw aan te sluiten bij deze werkwijze. Voor het voortgezet onderwijs is dit vaak een vernieuwende manier van werken die goed aansluit bij de trend van levensecht, competentiegericht leren. Leerlingen doorlopen de cyclus onderzoek – uitvoering - presentatie - reflectie. Ook voor de rol van de docent heeft dit consequenties. Docenten staan niet meer alleen voor de klas, maar werken meer samen in teams en hebben een meer begeleidende rol. Voor sommige scholen is dit een cultuuromslag.
4
Vrijstelling/examinering Door af te stemmen kunnen scholen leerlingen vrijstellingen geven, zodat ze onderdelen die ze al gevolgd hebben niet nog eens hoeven te doen. Ook is samenwerking mogelijk bij de examinering, ter afsluiting van het voortgezet onderwijs, of bij de aanmelding op het vervolgonderwijs. • Leerlingen ontvangen vrijstellingen in het vo voor programmaonderdelen die zij volgen in (samenwerking met) het vervolgonderwijs. Een voorbeeld hiervan is de vrijstelling voor de CKV-vakken in de bovenbouw: als leerlingen aan een project van het vervolgonderwijs deelnemen, hoeven zij het werk dat zij daar maken niet nog eens over te doen voor CKV. • Leerlingen ontvangen vrijstellingen in het vervolgonderwijs voor programmaonderdelen die zij al gevolgd hebben in het vo. In de meeste gevallen wordt het programma echter op maat gemaakt voor vo-leerlingen en krijgen zij in de vervolgopleiding nieuwe stof. • Scholen laten het kunstdossier (ook wel portfolio genoemd) aansluiten. Het kunstdossier is zowel in het vo als in het vervolgonderwijs in opkomst. Wanneer het kunstdossier aansluit, is het bruikbaar voor audities. Door gebruik te maken van het kunstdossier wordt de toelating minder een momentopname, de leerling kan immers eerder gemaakt werk laten zien. • Vervolgopleidingen participeren in de (eind)beoordeling van de leerlingen. Er zijn vo-scholen die de docenten van vervolgopleidingen uitnodigen om samen met hun docenten een beoordeling te geven van de eindproducten van leerlingen. Ook zijn er ROC-leerlingen die halverwege het examenjaar de kunstdossiers van vo-leerlingen bekijken en hier een advies over uitbrengen (“Zou je met dit dossier worden aangenomen en waarom?”).
3.3 Proces: hoe krijgt de samenwerking vorm?
Ondersteuning van de directies van de vo-school en de vervolgopleiding is cruciaal. Ook is het van belang om coördinatie ter plekke te hebben. Organisatorisch talent is hiervoor vereist. Vastleggen van afspraken Het vastleggen van afspraken is van groot belang. Vmbo-scholen die kunst-bovenbouwrichtingen hebben opgezet, kunnen leerlingen nog geen diploma van die richting bieden omdat de wet dit niet toelaat. Zij zijn afhankelijk van convenanten met mbo-opleidingen waarin afspraken over de doorstroom van leerlingen zonder diploma worden vastgelegd. Niet alle scholen sluiten convenanten af: mbo-kunstopleidingen zijn hier vaak huiverig voor omdat zij met audities willen blijven werken en het hbo-kunstvakonderwijs is nog meer gesloten, met name als het gaat om de specialistische opleidingen voor dans of muziek. Sommige scholen hebben met de vervolgopleidingen afgesproken dat de leerlingen in ieder geval mogen deelnemen aan de audities voor de selectie. Een alternatief voor een convenant is het samenwerkingscontract waarin afspraken over afstemmingspunten, roosters, coördinatie en uitvoering worden vastgelegd. Een aantal scholen maakt gebruik van een raamregeling, waarbij leerlingen vrijstellingen krijgen als zij deelnemen aan de vooropleidingen voor dans en muziek. De regeling geldt alleen voor de bovenbouw havo/vwo; vmbo-scholen en vmbo-tl/mavo-afdelingen van havo/vwo-scholen vallen buiten deze regeling. Bij de uitvoering geeft een goed projectplan met duidelijk omschreven doelen en omschrijvingen van de te behalen producten veel houvast. Voor een succesvolle samenwerking is een duidelijk aanspreekpunt (op beide opleidingen) vereist. Ook is het van belang om coördinatie ter plekke te hebben. Dit vraagt om enig organisatorisch talent. De vraag blijft hoe ver scholen moeten gaan in hun afspraken over afstemming. Er heerst altijd een spanningsveld tussen afstemmen en het behoud van eigenheid van de school. Aanmelding en selectie Bij een samenwerkingsproject met het vervolgonderwijs ligt het voor de hand dat vo-scholen zich richten op die leerlingen die gemotiveerd zijn om zich te verdiepen in kunst en cultuur. Vo-scholen stellen in samenwerking met vervolgopleidingen procedures vast om deze leerlingen te selecteren. Aanmeldingsprocedures starten met voorlichting van de school en de vervolgopleiding. Een praktische insteek, waarbij studenten van de vervolgopleidingen komen vertellen over hun ervaringen, werkt beter dan een theoretisch verhaal over de organisatie van de opleiding. In sommige gevallen brengen de leerlingen een bezoek aan de vervolgopleiding om de sfeer te proeven en te kijken hoe het eraan toegaat. Vervolgens schrijven leerlingen een motivatiebrief op basis waarvan de school in samenwerking met de vervolgopleiding een selectie maakt. Scholen selecteren vooral op motivatie en een brede interesse van leerlingen. In sommige gevallen richt het programma zich op alle leerlingen, bijvoorbeeld bij projecten waarin leerlingen werken aan een productie onder begeleiding van mbo- of hbo-studenten.
Samenwerking begint met het maken van afspraken: wat gaan we doen en wie doet wat? De scholen werken op verschillende manieren samen. We lichten enkele belangrijke aspecten van het proces toe en geven aan wat wel en niet werkt: waar liggen de knelpunten en succesfactoren? Vormen van samenwerking Op de meeste voorbeeldscholen zien we dat docenten van het vo en de vervolgopleiding samenwerken aan de ontwikkeling van les- of projectmateriaal. Belangrijk hierbij is dat de taken goed verdeeld worden en dat docenten ontwikkeltijd krijgen. Het maken van een jaarplanning met uitgeroosterde ontwikkeldagen werkt goed. Ook in de uitvoering werken docenten samen. Een knelpunt is de afstemming van roosters: vo-scholen moeten rekening houden met hun eigen rooster én met dat van de vervolgopleiding, voor leerlingen moet ruimte worden gemaakt in het rooster om naar de vervolgopleiding te gaan. Een ander knelpunt is de beperkte ruimte die veel scholen hebben om competentiegericht en vakdoorbrekend te werken. Een andere vorm van samenwerking is dat de vervolgopleiding het programma ontwikkelt en de vo-docenten vervolgens bekijken of het programma geschikt is voor hun leerlingen. Dit kunnen zij doen door mee te draaien in het programma. Deze vorm van samenwerking kan heel stimulerend werken: het geeft nieuwe inzichten en houdt het programma van de eigen school scherp. Ook zien we allerlei stagevormen: mbo- en hbo-studenten worden ingezet als onderwijsassistent of begeleiden leerlingen bij projecten. Het enthousiasme van de studenten werkt aanstekelijk voor de leerlingen en de studenten leren er zelf ook veel van. Vanzelfsprekend vindt samenwerking niet alleen plaats op docentniveau, maar ook op directieniveau.
10
Cultuur Leert Anders
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
11
4
Opbrengsten Hoewel het samenwerken met vervolgopleidingen veel tijd en geld kost en het in het beginstadium niet gemakkelijk is om de juiste contactpersoon te vinden in de zee van (nieuwe) kunstopleidingen, worden de opbrengsten voor de scholen al zichtbaar. Leerlingen overtreffen zichzelf: ze bloeien op in een nieuwe omgeving en laten zich van een heel andere kant zien. Verborgen talenten komen boven. Ook docenten komen tot nieuwe inzichten.
4 GOOD PRACTICES: VERHALEN VAN SCHOLEN MET EEN VOORBEELDFUNCTIE De acht cultuurprofielscholen die we hebben bezocht zijn allemaal hard aan het werk om een goede doorstroom naar het vervolgonderwijs te realiseren. De good practice-verhalen laten zien hoe zij dat hebben aangepakt en waar zij onderweg tegenaan zijn gelopen. We presenteren good practices van de volgende scholen: • De Fontein, Bussum • Alberdingk Thijm College, Hilversum • Comenius College, Hilversum • Hooghuis Lyceum, locaties West en Zuid, Oss • IVKO, Amsterdam • Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud, Nijmegen • Segbroek College, Den Haag • Jeroen Bosch College, afdeling Jenaplan (voorheen Koning Willem I College), ‘s-Hertogenbosch • ROC van Amsterdam, Amsterdam Bij iedere good practice beginnen we met een korte profielschets van de school: we geven aan om welke schoolsoort het gaat, met wie de school samenwerkt, op welke manier de scholen samenwerken aan de doorgaande lijn en of de school werkt met een portfolio.
4
12
Cultuur Leert Anders
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
13
4
4.1 De Fontein Profielschets Schoolsoort: Samenwerking met: Samenwerkingsvorm(en):
Portfolio:
4
vmbo-tl mbo * vervolgopleiding ontwikkelt programma in overleg met het vo; leerlingen volgen het programma bij de vervolgopleiding * studenten van vervolgopleiding worden ingezet bij vo-projecten nee
Visie en doelen De Fontein is twee jaar geleden gestart met het vormgeven van het cultuurprofiel. De school heeft de ambitie om een doorlopende leerlijn te creëren van het vmbo-tl naar het mbo en de overstap voor leerlingen eenvoudiger te maken. Tekenen en beeldende vorming zijn examenvakken, daarom is er altijd wel een groepje leerlingen dat voor een creatieve opleiding kiest. Omdat deze leerlingen meestal naar het Grafisch Lyceum in Utrecht gaan, heeft de directie contact gelegd met deze school. Ook voor het Grafisch Lyceum is samenwerking interessant: de doorgaande leerlijn met het vmbo is één van de vernieuwingsspeerpunten. Doel van het samenwerkingsproject met het Grafisch Lyceum is drieledig: leerlingen laten snuffelen aan de grafimedia, oriëntatie op mogelijke beroepen en leerlingen voorbereiden op (de manier van werken in) het vervolgonderwijs. Samenwerking In het derde leerjaar kunnen leerlingen van De Fontein deelnemen aan een project op het Grafisch Lyceum. Het project start met voorlichting. Een docent van het Grafisch Lyceum geeft een presentatie, studenten van het Grafisch Lyceum brengen hun portfolio mee en vertellen over hun ervaringen. Daarna schrijven geïnteresseerde leerlingen een motivatie. Motivatie en interesse voor grafimedia is het belangrijkste criterium. Niet alleen interesse voor kunst, maar ook affiniteit met computers kan goed aansluiten. In totaal is er plaats voor 20 leerlingen per jaar uit verschillende klassen.
Tijdens het project werkt de groep zes weken lang één middag in de week aan het project dat plaatsvindt op het Grafisch Lyceum. Eén thema staat centraal, vorig jaar was dat ‘De koe’, nu is dat ‘De band’. In het project komen allerlei aspecten van grafimedia aan de orde. Bij het project ‘De band’ maken leerlingen promotiemateriaal. Zij maken een sfeercollage, bedenken een image en fotograferen dat, bedrukken t-shirts, ontwerpen met de computer een dvd-hoes, maken een film en maken buttons met tekeningen. Het project wordt afgesloten met een presentatie en geeft vrijstelling voor CKV. Na het eerste jaar is het project geëvalueerd en dit heeft geleid tot verbeteringen. Zo komen bij ‘De band’ veel meer aspecten van grafimedia aan de orde dan bij ‘De koe’. Het thema wordt gezamenlijk bedacht door De Fontein en het Grafisch Lyceum. Het Grafisch Lyceum stelt het programma op dat speciaal gericht is op vmbo-leerlingen. Docenten van De Fontein kijken vooraf of het aansluit bij de groep en geven tips voor bijstelling. Docenten van het Grafisch Lyceum trekken het project. De docent tekenen van de school doet als ‘deelnemer’ mee om het proces door te maken en het niveau in te schatten. Afstemmingsoverleg wordt niet strikt gepland, maar vindt informeel plaats tijdens de projectmiddagen. De manier van werken op het Grafisch Lyceum is anders dan op De Fontein. Op het Grafisch Lyceum wordt veel in projectvorm gewerkt. Belangrijke competenties zijn samenwerken, onderzoeken, zelfstandig werken, plannen en reflecteren. Dit past goed bij de nieuwe koers van De Fontein. De leerlingen zijn enthousiast: ze komen in een andere omgeving en zijn op een compleet andere manier bezig. De werkvormen zijn afwisselend en de leerlingen werken met professionele materialen. Ook de vrijheid om het project zelf te plannen en in te vullen spreekt de leerlingen erg aan. Ze maken hele lange dagen en je hoort ze er niet over klagen! Het project vindt bewust plaats in het derde leerjaar: het helpt leerlingen om een bewuste keuze te maken voor een vervolgopleiding en helpt leerlingen bij het kiezen van een vakkenpakket voor het vierde leerjaar. Er is uitdrukkelijk voor de projectvorm gekozen: alleen voor leerlingen die echt geïnteresseerd en gemotiveerd zijn is het waardevol. De docenten van De Fontein leren veel van het project. Een echt doorlopend programma creëren is niet haalbaar: De Fontein is geen grafische school en tekenen is iets anders dan grafisch vormgeven. Maar docenten zien wel hoe het creatieve proces vorm krijgt en dat de projecten een onderzoekend karakter hebben. De docenten hebben het werken in groepjes en het evalueren van elkaars werk nu ook in hun eigen lessen ingevoerd. Ook het Grafisch Lyceum is enthousiast over het project. Zij krijgen meer aanmeldingen en krijgen door het project een beeld van het niveau en de interesses van vmbo-leerlingen, waarop zij de opleiding laten aansluiten. Knelpunten en succesfactoren Organisatorisch is het soms lastig afstemmen. De projectmiddagen zijn iedere week op een andere dag gepland, zodat leerlingen niet iedere keer dezelfde vakken missen. Doordat het project buiten de school plaatsvindt, is er niet echt sprake van olievlekwerking. De kunstdocenten zijn erg geïnteresseerd, maar voor de andere docenten ligt het iets verder weg. Het grootste knelpunt is de continuïteit. Wanneer de subsidie voor de cultuurprofielscholen ophoudt, is voortzetting van het project onzeker. Met name het Grafisch Lyceum heeft er veel tijd en energie ingestoken. De opbrengsten van het project zijn duidelijk voor de school. Leerlingen overtreffen zichzelf en het Grafisch Lyceum is verbaasd over de gedrevenheid, de creativiteit en het niveau van de leerlingen. Het project is zo succesvol verlopen, dat het Grafisch Lyceum het concept nu gaat gebruiken voor audities bij de toelating.
14
Cultuur Leert Anders
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
15
4
4.2 Alberdingk Thijm College en Comenius College Profielschets Schoolsoort: Samenwerking met: Samenwerkingsvorm(en):
Portfolio:
havo/vwo hbo * vervolgopleiding ontwikkelt programma in overleg met het vo; leerlingen volgen het programma bij de vervolgopleiding * studenten van vervolgopleidingen worden ingezet bij vo-projecten nee
Visie en doelen De aanpak in Hilversum onderscheidt zich van de andere scholen omdat hier een samenwerking plaatsvindt tussen twee scholen (Alberdingk Thijm College en Comenius College) en het hbo-kunstvakonderwijs. Het Alberdingk Thijm College en het Comenius College zijn twee heel verschillende scholen met verschillende visies op cultuureducatie. Beide scholen hebben wel als doel om talent vroeg op te sporen en een doorlopende leerlijn naar het hbo te creëren. Ook de HKU heeft hier belang bij: ze wil het kunstvakonderwijs meer onder de aandacht brengen bij jongeren, ook bij die jongeren die moeilijk bereikbaar zijn.
4
Knelpunten en succesfactoren De knelpunten zijn van logistieke aard. Het vinden van ruimten in de vo-scholen waar interdisciplinaire projecten kunnen worden uitgevoerd, is niet eenvoudig omdat vo-scholen hiervoor niet zijn ingericht. Ook aan de afstemming van de roosters moet een mouw worden gepast. Bovendien moeten de leerlingen voor de Talentenklas naar Utrecht reizen. De onderlinge samenwerking tussen de twee vo-scholen is goed bevallen. Het is ondanks de verschillen in aanpak toch goed gelukt samen te werken. Men zag elkaar niet als concurrent, het heeft juist versterkend gewerkt. De projecten zijn ook geslaagd vanwege de organisatietalenten van de coördinatoren en vanwege de korte lijnen tussen de partners. Het is goed geweest dat de projecten klein zijn begonnen. Zo hebben de scholen het overzicht behouden en konden ze steeds verder uitbouwen. In het begin is het vaak nieuw en iets wat naast de reguliere taken moet gebeuren. Voorlichting over de tijdsinvestering door docenten is dus belangrijk.
4
Samenwerking De samenwerking tussen de HKU en de twee scholen voor voortgezet onderwijs krijgt gestalte door twee lopende projecten: de Talentenklas en het Interdisciplinaire project. De Talentenklas Het project ‘Talentenklas’ is in 2005-2006 opgezet voor leerlingen havo 5 en vwo 5. De leerlingen volgen acht lesmiddagen in een speciale klas onder begeleiding van pas afgestudeerde docenten van de docentenopleiding van de HKU. De aanmelding verloopt in drie stappen. De leerlingen krijgen een brief, vervolgens komt de HKU voorlichting geven op een van de vo-scholen en ten slotte bezoeken de leerlingen de HKU. Tussendoor schrijven ze een motivatie. Op basis hiervan vindt selectie plaats. Het programma vindt tijdens schooltijd plaats op de HKU. Leerlingen komen echt in de HKU-sfeer terecht en de aanpak is wezenlijk anders dan op de vo-scholen. Het lag in de bedoeling dat er na acht weken een vervolgtraject zou komen waarin de talenten zich zouden specialiseren in een module naar keuze (fotografie, mode en kleding, enzovoort). Dit tweede blok is helaas een zachte dood gestorven, omdat het niet haalbaar was voor HKU-docenten om leerlingen in hun reguliere programma te laten meedraaien en omdat de roosters van de twee scholen en de HKU niet te matchen waren. In het nieuwe schooljaar willen de scholen het tweede blok mogelijk laten aanhaken bij de Seminarweken die de HKU houdt in januari. De meerwaarde voor de leerlingen zit vooral in het bewustwordingsproces: Vind ik de HKU-opleidingen zo leuk dat ik het als vervolgstudie zou kiezen? Ze moeten echter wel de gewone toelatingsprocedure volgen voor aanmelding bij de HKU. De Talentenklas geeft hiervoor geen vrijstelling. Interdisciplinaire project Bij dit project komen drie disciplines samen: muziek, theater/dans en beeldende vorming. In de kunsten zie je dat deze grenzen ook steeds meer vervagen. Derdejaars studenten van de HKU voeren een stageopdracht uit voor leerlingen van het Alberdingk Thijm College en het Comenius College. Ze organiseren gedurende een week samen met de bovenbouwleerlingen (van de niet-examenklassen) een voorstelling. Alles wat komt kijken bij het organiseren van een voorstelling komt aan bod: muziek maken, toneelspelen, decorbouw, kleding maken en promotie verzorgen. Leerlingen kunnen hierop intekenen op basis van belangstelling en worden geselecteerd op gebleken talent en affiniteit in een auditie. Er waren bij dit project de nodige logistieke problemen, maar achter de schermen is alles goed opgelost. De HKU-studenten vonden het een hele leuke en prettige week. Voor hen is het een goede mogelijkheid om zinvolle leerervaringen op te doen. Ze zijn tevreden over de voorstelling die binnen één week is neergezet en de onderlinge samenwerking is prima verlopen. De vo-docenten kunnen van dit project leren hoe zij een interdisciplinaire didactiek ontwikkelen. Dit wordt zeker voor het vak Kunst in de toekomst zeer waardevol. De vo-leerlingen zien het project als een ‘snoepje’. Het project zal verder worden uitgebouwd binnen het curriculum en zal doorgroeien tot een doorlopende leerlijn. De beide vo-scholen zijn goed op weg. Nu zijn er veel losse snoepjes, maar ’als alle snoepjes een hele zak worden, dan heb je al aardig een doorlopende leerlijn’.
16
Cultuur Leert Anders
4.3 Hooghuis Lyceum, locaties West en Zuid Profielschets Schoolsoort: Samenwerking met: Samenwerkingsvorm(en):
Portfolio:
vmbo (basis- en kaderberoepsgerichte leerweg) mbo * vervolgopleiding ontwikkelt programma in overleg met het vo; leerlingen volgen programma bij de vervolgopleiding * vo-school en vervolgopleiding werken samen aan ontwikkeling en uitvoering van het programma dat plaatsvindt bij de vo-school * studenten van vervolgopleidingen worden ingezet bij vo-projecten ja
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
17
4
Visie en doelen Wie het Hooghuis Lyceum in Oss-West bezoekt, zal zijn oog meteen laten vallen op de Museumtoren. In samenwerking met het lokale museum Jan Cunen heeft de school een toren gebouwd die volledig aan de museumeisen voldoet. In de toren zijn lokalen gevestigd waar museumstukken in hangen. Maar de museumtoren is niet het enige cultuurkenmerk van de school: cultuur leeft door de hele school heen. De school heeft een duidelijke visie op cultuureducatie. Uitgangspunt is aansluiten bij de dominante interesse van het kind; het motto is ‘je moet kunnen doen waar je goed in bent’. Op de bovenbouwafdeling Vorm en Ambacht (basis- en kaderberoepsgerichte leerweg) is er veel aandacht voor vormgeving en techniek (13 tot 16 uur per week praktijk). De nadruk ligt op persoonlijke ontwikkeling en creativiteit. Aanleiding voor de school om samenwerking te zoeken met het mbo was de wens om de afdeling Vorm en Ambacht op te zetten en een doorlopende leerlijn te realiseren met het mbo. Samenwerking is noodzakelijk om doorstroom te garanderen: Vorm en Ambacht is geen erkend programma, leerlingen krijgen er geen diploma voor. De school is samenwerking aangegaan met de vraag: ‘Wat willen jullie met onze inbreng?’
Competentieprofielen Het Hooghuis Lyceum wil het mbo nadrukkelijk niet kopiëren. De school gaat uit van haar eigen kracht en opdracht en richt zich op de ontwikkeling van de eigen identiteit en creativiteit. Doordat de school inspringt op de dominante interesse van de leerlingen hebben zij voorsprong op andere leerlingen. Het SintLucas heeft onderzoek gedaan naar het beroepsperspectief van zijn studenten en heeft het competentieprofiel daarop laten aansluiten. Het profiel wordt gebruikt bij de beoordeling van de eindexamenleerlingen Vorm en Ambacht.
Samenwerking met mbo De school heeft samen met een aantal mbo-opleidingen afstemming bereikt in programmering, competentieprofielen, didactiek/rol van de docent en vrijstelling/examinering.
Vrijstelling/examinering Met het Koning Willem I College is een convenant gesloten op centraal directieniveau waarin het volgende is vastgelegd: ‘Voor een leerling Vorm en Ambacht wordt de afsluiting van het opleidingstraject bij het Koning Willem I College met een diploma mbo gegarandeerd bij voldoende inzet en 90% aanwezigheid’. Ook met SintLucas zijn afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in een intentieverklaring. Het is bij deze opleiding niet mogelijk om alle leerlingen te laten doorstromen, omdat de opleiding strenge ingangscriteria hanteert. Afspraak is dat het advies van het Hooghuis Lyceum over aanname van leerlingen altijd wordt overgenomen door SintLucas. De eindpresentaties van de leerlingen Vorm en Ambacht worden beoordeeld door teams van vmbo- en mbo-docenten van SintLucas. De eindpresentatie is onderdeel van het examen waarin alle praktijkvakken zijn geïntegreerd.
Programma De mbo-opleiding SintLucas is betrokken geweest bij de inhoudelijke ontwikkeling van het programma voor Vorm en Ambacht. Er is regelmatig overleg geweest op directieniveau. Ook zijn docenten van SintLucas een aantal malen op school geweest om programmaonderdelen te ‘ondergaan’ (‘ze doen wat leerlingen ook doen’). Aan de hand van de reflectie hierop hebben de docenten van het Hooghuis Lyceum het programma definitief ingevuld. Tussen het Hooghuis Lyceum en de mbo-opleidingen vindt onderlinge uitwisseling van leerlingen plaats. Studenten van het mbo worden ingezet als stagiair(e) bij het programma Vorm en Ambacht. Onlangs hebben twee oud-leerlingen die nu de opleiding Kunst en Amusement volgen (ROC Nijmegen) een project begeleid voor de toneelproductie Romeo en Julia. De leerlingen van Vorm en Ambacht hebben de productie zelfstandig uitgevoerd: ze hebben gepresenteerd, samengewerkt, een performance georganiseerd, het decor gebouwd en kleding gemaakt. De Kunst en Amusement-studenten hadden de regie in handen en begeleidden het proces. De school is zeer tevreden over de studenten. Overigens gebeurt het omgekeerde ook: leerlingen Vorm en Ambacht bezoeken mbo-opleidingen en draaien daar mee in workshops.
Didactiek/rol van de docent De school heeft een duidelijke eigen visie op leren. De school werkt binnen Vorm en Ambacht volgens het idee van ‘just in time learning’, waarbij leerlingen leren wat ze op dat moment willen leren. Voor de school is het lastig om de didactiek af te stemmen op het mbo als er meerdere mbo-opleidingen in de omgeving zijn die op verschillende manieren werken. Het Hooghuis Lyceum heeft haar eigen didactiek vastgesteld en werkt vanuit haar eigen visie. Van daaruit is het gemakkelijker om samenwerking aan te gaan en afstemming te bereiken.
Knelpunten en succesfactoren Er zit een spanningsveld tussen afstemmen en eigenheid: hoe laat je het ene systeem aansluiten op het andere zonder je eigen visie uit het oog te verliezen? Eigenlijk is dit geen knelpunt, maar een zoektocht. Gebrek aan tijd en geld is wel een knelpunt: de school wil het voortzetten, terwijl de subsidie van OCW stopt. De school moet ruimte vrijmaken in haar formatie. Het succes zit in de duidelijke visie van de school. Het werkt om vragen te stellen en om te laten zien wat je zelf kunt inbrengen. Hierdoor heeft de school bij de externe partners ook echt gevonden wat ze zocht. De visie van de school is allesbepalend, de kracht van kinderen is enorm. Het aansluiten bij de dominante interesses van kinderen leidt tot hoge motivatie van de leerlingen. Leerlingen worden ‘zelfstandig eigenwijs’ en nemen hun rol serieus.
4.4 IVKO Profielschets Schoolsoort: Samenwerking met: Samenwerkingsvorm(en):
Portfolio:
vmbo-tl/havo mbo en hbo * vervolgopleiding ontwikkelt programma in overleg met het vo; leerlingen volgen programma bij de vervolgopleiding * vo-school en vervolgopleiding werken samen aan ontwikkeling en uitvoering van het programma dat plaatsvindt bij de vo-school * studenten van vervolgopleidingen worden ingezet bij vo-projecten ja
Visie en doelen Als je het IVKO binnenloopt, merk je meteen dat het een cultuurprofielschool is. Op de wanden zijn muurschilderingen gemaakt door leerlingen en boven zijn leerlingen bezig met een intensieve danstraining. Eén van de doelen van de scholen is het realiseren van een goede doorstroom voor getalenteerde leerlingen die verder willen in het kunstonderwijs. IVKO staat voor Individueel Voortgezet Kunstzinnig Onderwijs. In de visie van de school staat omschreven dat
18
Cultuur Leert Anders
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
19
4
leerlingen, naast de gebruikelijke vakken, een uniek aanbod van kunstvakken en expressiemogelijkheden krijgen. Kernwoorden zijn expressie, ontwikkeling en plezier. In de bovenbouw staan verdieping en creatieve ontwikkeling centraal. Op het vmbo krijgen leerlingen 11 kunstdisciplines aangeboden, op de havo wordt Cultuur en Maatschappij aangeboden. Leerlingen bereiden zich in één blok voor op een examen in een kunstvak en worden gestimuleerd om de vrije ruimte te vullen met een ander kunstvak.
4
Samenwerking met mbo In 2002 is het ROC van Amsterdam (ROC-vA) gestart met een pilot voor de opleiding Kunst, Cultuur en Amusement. De opleiding is onderdeel van Sociaal Cultureel Werk en legt veel nadruk op drama, dans en muziek. De opleiding leidt leerlingen op tot sociaal cultureel werker in de culturele sfeer. In 2002-2003 is de opleiding van start gegaan. IVKO heeft geparticipeerd in de stuurgroep en heeft advies gegeven bij de ontwikkeling van het programma. De wens bleef bestaan om een aparte mbo-kunstpoot op te zetten die als een beroepskolom op zichzelf staat en niet ondergebracht wordt bij andere opleidingen zoals Sociaal Cultureel Werk. Vanuit het Platform MBO Kunstonderwijs zijn proeftuinen opgezet voor de ontwikkeling van nieuwe mbo-kunstopleidingen. De proeftuinen voor de verschillende disciplines zijn verdeeld over het land. Onder de noemer Regionaal Arrangement Beroepsonderwijs Amsterdam (RABA) zijn proeftuinen in Amsterdam opgezet voor de richtingen kunst, kunstmanagement en dans (en bovendien ook muziek). IVKO is ingestapt in het RABA-project met als doel de programma’s van het vmbo en het mbo af te stemmen. De school participeert in de stuurgroep van het project en neemt deel met de discipline dans. Er zijn werkgroepen gevormd met docenten van vmbo- en mbo-scholen die opdracht kregen om plannen te ontwikkelen voor de afstemming van programma’s. Centrale vragen hierbij waren: ‘Wat leer je in de kunstvakken op het vmbo?’ en ‘Waar moet een vmbo-leerling in de kunstvakken aan voldoen om aangenomen te worden op het mbo?’ De school wil stimuleren dat leerlingen buiten de deur, bij de vervolgopleidingen, dingen gaan doen die straks meetellen bij de toelating. Het voordeel voor de leerlingen is groot: als de vervolgopleidingen de leerling kennen, is de auditie minder een momentopname. Bovendien leren de leerlingen de vervolgopleiding goed kennen en leren ze vaardigheden die ook in de vervolgopleiding van belang zijn. Het IVKO heeft met ROC-vA afgesproken dat een leerling in ieder geval altijd de mogelijkheid krijgt om auditie te doen.
Samenwerking met hbo-kunstvakonderwijs De samenwerking met het hbo is meer projectmatig. Het merendeel van de havo-leerlingen vindt zijn weg vanzelf wel en het hbo-kunstvakonderwijs is wat terughoudender in het aangaan van samenwerking. De hbo’s kijken er bij de toelating vooral naar of een leerling zich verder kan ontwikkelen en willen een nieuwe start maken met de leerling. Het IVKO heeft een uitwisselingsproject uitgevoerd in samenwerking met de Rietveld Academie. IVKO-leerlingen volgden lessen op de academie en studenten van de academie hebben workshops gegeven op het IVKO. Beide partijen waren erg tevreden over het resultaat, maar toch heeft het project geen vervolg gekregen. Het doel en de status van het project waren onduidelijk. Zo was het project bedoeld voor het vmbo-tl, maar deden er ook havo-leerlingen aan mee. Knelpunten en succesfactoren Het IVKO heeft behoefte aan coördinatie: iemand die tijd krijgt voor het opbouwen en uitwerken van contacten met het oog op de doorstroom en de verbetering van het eigen curriculum. Samenwerking met vervolgopleidingen werkt inspirerend, je houdt je eigen programma ook scherp. Het RABA-project is succesvol verlopen en heeft geleid tot de start van nieuwe mbo-kunstopleidingen en een artiestenprofiel. Het IVKO hoopt dat de start van de nieuwe opleidingen aanleiding zal zijn tot intensivering en tot het afsluiten van convenanten of het anderszins maken van afspraken.
4.5 Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud Profielschets Schoolsoort: Samenwerking met: Samenwerkingsvorm(en):
Portfolio:
vmbo-tl/havo/vwo mbo en hbo * vo-school en vervolgopleiding werken samen aan ontwikkeling en uitvoering van het programma dat plaatsvindt bij de vo-school * studenten van vervolgopleidingen worden ingezet bij vo-projecten ja
Visie en doelen De Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud (NSG) profileert zich al jaren met cultuur en heeft een zeer uitgebreid cultureel programma. De school heeft de ambitie om cultuur meer binnen de school te trekken. Het programma in de bovenbouw van de afdeling vmbo-tl moet het vmbo meer op de kaart zetten en zorgen voor een goede doorstroom naar het mbo-kunstonderwijs. Een van de doelstellingen is het realiseren van een goede aansluiting van de bovenbouw van het vmbo-tl op de ROC-opleiding Kunst en Amusement (K&A). De school wil vmbo-tl-leerlingen goed voorbereiden op cultuurgerichte vervolgopleidingen en wil daarmee de kans op toelating verhogen. Ook wil de school het onderwijs aantrekkelijker en plezieriger maken. De activiteiten richten zich op alle vmbo-tl-leerlingen. Het CKV-programma in de bovenbouw is fors uitgebreid. Het derde leerjaar begint met een oriëntatiefase waarin de leerlingen drie disciplines volgen: film, theater en dans. In het tweede halfjaar kiezen ze voor één van deze disciplines. In het eerste kwartaal van het vierde leerjaar werken ze aan een eindopdracht. In het schooljaar 2006-2007 staat het thema ‘Mode en design’ centraal, aansluitend bij de manifestatie Dance for Life. Samenwerking met mbo Het ROC Nijmegen is enkele jaren geleden gestart met de opleiding K&A. In het beginstadium was er veel contact. De cultuurcoördinator van de NSG heeft goed gekeken naar het programma van K&A en heeft het programma van de NSG verbreed met dans, film en theater. Uitgangspunt is dat de programma’s niet hetzelfde hoeven te zijn, maar dat het programma zich wel moet richten op dezelfde disciplines en vaardigheden. De cultuurcoördinator heeft het kunstdossier zo opgezet dat het aansluit bij dat van K&A. Leerlingen van K&A hebben stage gelopen op de NSG, wat zeer succesvol is verlopen. De stagiaires hebben invulling gegeven aan het programma voor vmbo-tl, ondersteund door docenten van de NSG. De school gaf concrete opdrachten aan de stagiaires waarmee ze goed konden laten zien wat ze in huis hebben. De samenwerking tussen de NSG en het ROC heeft door ziekte en personeelswisselingen op het ROC een tijd stil-
20
Cultuur Leert Anders
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
21
4
4
gelegen. De opleiding K&A is zich aan het herprofileren en heeft een nieuw uitstroomprofiel geformuleerd (acteur/entertainer). Het contact is inmiddels hersteld en de cultuurcoördinator heeft een samenwerkingsvoorstel gedaan. Hoofdpunten zijn: • het ROC informeert de school over de ontwikkelingen rondom de herprofilering en het nieuwe uitstroomprofiel: welke (nieuwe) eisen worden aan de leerlingen gesteld; • stagiaires van het ROC lopen volgend jaar stage bij het Mode- en Designproject in vmbo 4; • het kunstdossier van de vierdejaars vmbo-leerlingen wordt beoordeeld door ROC-studenten. Deze toetsen aan de hand van een aantal criteria of de dossiers voldoen als portfolio voor eventuele toelating tot de opleiding en doen suggesties voor verbeteringen. De criteria worden gezamenlijk opgesteld onder begeleiding van een ROC-docent; • leerlingen uit vmbo 3 bezoeken binnen schooltijd een voorstelling van eerste- of tweedejaars ROC-studenten en schrijven hierover een recensie. Behalve afstemming op disciplines en vaardigheden streeft de NSG ook naar afstemming in de didactiek en werkwijze. Binnen K&A wordt veel met producties gewerkt. De school wil graag meer ervaring opdoen met deze manier van werken en gaat dat toepassen in het project ‘Frida Kahlo’. De leerlingen maken een toneelvoorstelling waarin in ieder geval de disciplines muziek, geschiedenis, beeldende vorming en film een aandeel hebben. De manier van werken past goed bij het vakoverstijgend leren, een vernieuwingsspeerpunt van de school. De school realiseert zich dat het ROC verder kan gaan in de productiegerichte manier van werken dan het vmbo; het mbo is immers specialistischer, het vmbo meer voorwaardenscheppend.
Samenwerking met hbo-kunstvakonderwijs De vooropleidingen voor de kunstvakopleidingen worden doorgaans georganiseerd door de kunstvakopleidingen zelf. De NSG en Hogeschool Artez geven de vooropleiding voor de kunstacademie in Arnhem gezamenlijk vorm. De school regelt de organisatie en de docenten in samenwerking met Artez. Docenten van NSG geven les in de vooropleiding. De vooropleiding voor het conservatorium van Artez is op soortgelijke wijze opgezet. Volgend jaar komen er ook mogelijkheden voor de vmbo-tl-leerlingen om aan vooropleidingen deel te nemen. Artez start volgend schooljaar met de opleiding Muziektheater die ook toegankelijk wordt voor vmbo-leerlingen. Artez heeft de NSG gevraagd om mee te denken over een vooropleiding voor muziektheater. De NSG start volgend schooljaar met een experiment en gaat kijken welke leerlingen in aanmerking zouden komen voor de opleiding. Dit moeten leerlingen zijn met talent op het gebied van dans, zang én theater. De school gaat zich verder verdiepen in multidisciplinair werken, omdat dit op de nieuwe mbo-opleidingen ook steeds meer gebeurt. Knelpunten en succesfactoren De herprofilering van de opleiding K&A vormt een knelpunt. Het opzetten van nieuwe mbo-kunstopleidingen vergt tijd en energie, de blik naar buiten heeft geen prioriteit. Een knelpunt blijkt de schoolinterne samenwerking tussen vakken. De nieuwe werkwijze, waarin samengewerkt wordt aan producties, is moeilijk te organiseren. De afgelopen jaren heeft de school veel bereikt. De NSG heeft een gevarieerd CKV-programma voor vmbo-tl ontwikkeld, een kunstdossier ingevoerd en met succes stagiaires begeleid. Het vmbo staat daardoor goed op de ‘culturele kaart’ van de school. Ook heeft de school een start gemaakt met projectmatig werken en met de samenwerking tussen vakken. Het ROC heeft een hernieuwde bereidheid getoond om de samenwerking verder uit te bouwen. De presentatieavond, waarbij de leerlingen hun specialisatie laten zien aan hun ouders en genodigden, is een groot succes. Het is een feestelijke manier om eindproducten te showen en het motiveert de leerlingen om kwaliteit aan de eindproducten te geven.
4.6 Segbroek College Profielschets Schoolsoort: Samenwerking met: Samenwerkingsvorm(en): Portfolio:
vmbo-tl/havo/vwo hbo vervolgopleiding ontwikkelt programma in overleg met vo; leerlingen volgen programma bij de vervolgopleiding nee
Visie en doelen Het Segbroek College heeft verschillende plannen ontwikkeld voor getalenteerde leerlingen: het Muziekplan, het Theaterplan, het Dansplan en het Kunstplan. De plannen lopen binnen de school in een doorgaande lijn. De school wil graag dat leerlingen deze lijn doorzetten in hun vervolgopleiding. Bij het Kunstplan en het Muziekplan hebben de vervolgopleidingen een duidelijke rol. Binnen de plannen volgen groepen leerlingen een programma in één discipline. Ieder programma bestaat uit een aantal lessen dat buiten de school plaatsvindt. De plannen zijn onderdeel van het onderwijsprogramma. Doel van de plannen is getalenteerde leerlingen de gelegenheid te geven hun talent verder te ontwikkelen. De plannen bieden de leerlingen iets exclusiefs, buiten de muren van het schoolgebouw. Het onderwijs wordt hiermee aantrekkelijker en de leerlingen versterken hun kansen op toelating op de vervolgopleidingen. Zij bereiden zich voor en kunnen hun kennis en vaardigheden goed gebruiken bij audities en later in de opleiding. Samenwerking met hbo-kunstvakonderwijs Alle plannen worden ‘uitbesteed’ aan specialisten. Bij het Kunstplan en het Muziekplan zijn dit hbo-kunstvakopleidingen. De samenwerking is het intensiefst bij het Kunstplan. Leerlingen volgen één middag in de week les op de locatie van de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten. Alle modules van de academie komen aan bod (beeldend-plat, beeldend-3D, fotografie en grafische technieken). Een docent van de academie stelt het programma samen en geeft de lessen. De twee coördinatoren, één docent van de school en één van de academie, voeren intensief overleg over de praktische invulling van de lessen. De betrokken docent van de academie is opgeleid als docent CKV3 en heeft daardoor goed zicht op het voortgezet onderwijs. Er vindt afstemming plaats wat betreft het onderwerp en de didactische werkvormen. Hierbij houden de docenten rekening met de kerndoelen en de eindtermen.
22
Cultuur Leert Anders
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
23
4
4
Bij het Muziekplan werkt de school samen met cultureel centrum Het Koorenhuis, het Conservatorium en Musicon. Het Conservatorium verzorgt één module. De leerlingen gaan naar het Conservatorium en volgen daar lessen componeren en dirigeren. De docent van het Conservatorium is bekend met schoolmuziek en houdt daar rekening mee. Het Muziekplan is opgesteld in overleg met de coördinator van het Segbroek College. Voor toptalenten hebben de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten en het Conservatorium de landelijke School voor Jong Talent opgezet. Hier kunnen getalenteerde leerlingen vanaf 11 jaar instromen. Zeer getalenteerde leerlingen van het Segbroek College kunnen vanuit één van de plannen instromen. De plannen zijn gericht op talentontwikkeling, niet op toptalent. De echte toptalenten op het gebied van muziek en dans komen vaak helemaal niet op school terecht; zij zijn al eerder ‘afgeroomd’ door de School voor Jong Talent. Voor de leerlingen die deelnemen aan de plannen zijn beoordelingscriteria opgesteld als gedrevenheid, ontwikkelbaarheid, motivatie, kunnen plannen en een stap extra willen zetten. Daarnaast moeten leerlingen over vaardigheden beschikken die specifiek zijn voor de discipline, zoals het omgaan met materialen, creativiteit, en vaardigheid in het rollenspel. De betrokken docent beoordeelt de leerlingen hierop. Bij het Kunstplan en het Muziekplan zijn dat docenten van de Academie en het Conservatorium. De hbo-opleidingen zijn niet gewend aan het afsluiten van convenanten met het voortgezet onderwijs. Er zijn convenanten in de maak voor het Conservatorium en de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten. Hierin worden afspraken vastgelegd over het programma en er komt ook een bepaling in dat de toplaag gemakkelijk kan overstappen naar de vervolgopleidingen. Knelpunten en succesfactoren Voor vo-scholen blijft het moeilijk om binnen te komen bij hbo-kunstvakopleidingen. De hbo-opleidingen werken met audities, hetgeen een automatische doorstroom in de weg staat. Ze verkeren in een luxepositie, omdat er altijd meer aanmeldingen zijn dan plaatsen. Pas als de vervolgopleidingen zien dat het effect sorteert, komt er echt draagvlak voor samenwerking. Ander knelpunt is dat de school graag breed wil insteken, terwijl de samenwerkingspartners zich juist op specialisatie richten. De duidelijke structuur van de plannen is een succes. De school heeft voor ieder plan een coördinator en er zijn gedreven collega’s bij betrokken. Afspraken worden vastgelegd in samenwerkingsverbanden of convenanten. De samenwerkingspartners bevinden zich op korte afstand.
4.7 Jeroen Bosch College, afdeling Jenaplan Profielschets Schoolsoort: Samenwerking met: Samenwerkingsvorm(en):
Portfolio:
vmbo-tl/havo/vwo mbo en hbo * vervolgopleiding ontwikkelt programma in overleg met vo; leerlingen volgen programma bij de vervolgopleiding * vo-school en vervolgopleiding werken samen aan ontwikkeling en uitvoering van het programma dat plaatsvindt bij de vo-school (in ontwikkeling) * studenten van vervolgopleidingen worden ingezet bij vo-projecten (in ontwikkeling) nee
Visie en doelen Vorig schooljaar heette deze school nog Koning Willem I College; met ingang van het schooljaar 2006-2007 heet de school Jeroen Bosch College, afdeling Jenaplan. De school wil veel cultuur aanbieden, niet alleen in de kunstvakken, maar ook in samenwerking met andere vakken. Bij de kunstvakken zijn er workshops en er is een uitgebreid naschools programma. De school wil een doorlopende leerlijn creëren in Design Art Technology (DAT). De doorlopende lijn loopt vanaf het derde leerjaar van het vmbo door in DAT, een opleiding van de mbo-afdeling van het Koning Willem I College. Voor hen is het belangrijk om talent te ontdekken in een vroeg stadium en om onderlinge samenwerking te bevorderen tussen studenten en leerlingen.
opleiding DAT ondersteuning en begeleiding geven. De leerlingen kunnen op deze manier kennismaken met de opleiding. Binnen de projecten komen vijf disciplines samen: leerlingen werken aan theater, beeldende vorming, fotografie, dans en muziek. Ze werken toe naar een eindpresentatie voor ouders, medeleerlingen en docenten. Ook kunnen leerlingen die belangstelling hebben om verder te gaan in de richting Design Art Technology enkele uren per week meelopen in de mbo-opleiding van het Koning Willem I College. In de bovenbouw heeft het vmbo een convenant opgesteld met de mbo-opleiding DAT. In dit convenant zijn afspraken opgenomen over een doorgaande leerlijn. De afspraken betreffen het lesmateriaal vanaf vmbo 3 (voor Kunstvak 2) tot en met het vierde jaar van het mbo. Er zijn ook afspraken gemaakt over vrijstellingen. De didactische aanpak is formeel nog niet vastgelegd, maar dat is wel het streven. Wel hebben docenten van het vmbo lessen in het mbo bezocht om tot verdere afstemming te komen. De samenwerking met de DAT-opleiding is het afgelopen jaar moeizaam verlopen. De afdeling voortgezet onderwijs van het Koning Willem I College had een nieuwe directeur en de docent dans is uitgevallen. Docenten DAT hadden te weinig uren beschikbaar om leerlingen echt goed te begeleiden. Samenwerking met hbo Oorspronkelijk wilde het Jeroen Bosch College een opleiding realiseren waarin leerlingen na de havo een vwodiploma konden halen met daarin een voorbereidend jaar op de kunstacademie of de toneelschool. Omdat het ministerie dit plan heeft afgewezen, is dit nooit van de grond gekomen. Wel kunnen bovenbouwleerlingen die het profiel Cultuur & Maatschappij hebben gekozen hun profielwerkstuk maken bij de Academie voor Kunst en Vormgeving in Den Bosch. Dit was eerst een cursus van acht weken, maar die is nu teruggebracht naar drie volledige zaterdagen. De cursus staat open voor iedereen, niet alleen maar voor leerlingen van het Jeroen Bosch College. Vier tot acht leerlingen per jaar volgen de cursus. De samenwerking is vastgelegd in een contract. Leerlingen die de cursus volgen, krijgen een grote korting. Verschillende disciplines, zoals grafische vormgeving en modeltekenen, komen aan bod. Doorstroom van leerlingen is tot nog toe niet echt bereikt. De leerlingen die zich hebben aangemeld na het volgen van de cursus zijn niet aangenomen. Andere leerlingen kiezen juist bewust om zich niet in te schrijven, omdat ze schrikken van de omgeving, de grote mate van zelfstandigheid en het harde werken. Knelpunten en succesfactoren De school heeft verschillende knelpunten ervaren in het samenwerkingsproces. De nieuwe directeur heeft voor een knip in de continuïteit gezorgd. Ook het draagvlak laat soms te wensen over. Bij sommige docenten is er geen wil om samen te werken. Het succes hangt meer aan personen dan aan de programma’s. Ook de lokalen binnen de school bevorderen de samenwerking niet: de vleugel is weinig zichtbaar, de lokalen zijn te verspreid. Succesfactoren zijn het grote enthousiasme van de leerlingen en het feit dat cultuur de bindende factor van de school is (het ‘cement’).
4.8 ROC van Amsterdam Profielschets Schoolsoort: Samenwerking met: Samenwerkingsvorm: Portfolio:
mbo vo-scholen vo-school en vervolgopleiding werken samen aan ontwikkeling en uitvoering van het programma dat plaatsvindt bij de vo-school (in ontwikkeling) nee
Samenwerking met mbo In de onderbouw is de school gestart met Kunst & Cultuur, een nieuw vak dat vakken als drama, tekenen, handvaardigheid, muziek en dans vervangt. Kunst & Cultuur heeft ieder jaar projecten waarbij studenten van de mbo-
Visie en doelen Parallel aan de ontwikkeling van cultuurprofielscholen in het voortgezet onderwijs starten verschillende ROC’s in Nederland met het mbo-kunstvakonderwijs. Het ROC van Amsterdam (ROC-vA) is één van de eerste ROC’s die hiermee is gestart. Dit ROC werkt samen met enkele cultuurprofielscholen uit Amsterdam aan het versterken van de doorgaande lijn van het vmbo naar het mbo. Het ROC-vA is gestart met het ontwikkelen van een aantal opleidingen binnen het domein Kunst, Cultuur en Media. Voorbeelden hiervan zijn Art & Design, Dans (artiest), Drama en Muziek, Kunst, Cultuur en Amusement en Organisatorisch Publicitair Medewerker. De manier van werken in de nieuwe opleidingen heet het ‘productiehuis’. Dat houdt in dat studenten van verschillende disciplines samenwerken aan een voorstelling (productie). Het
24
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
Cultuur Leert Anders
25
4
ROC-vA creëert een omgeving waarbij studenten alles zelf runnen, ze voeren zelfstandig opdrachten uit in kleine groepjes. Op deze manier wil het ROC studenten optimaal voorbereiden op de beroepspraktijk. Met de start van de nieuwe mbo-kunstopleidingen voelt het ROC zich verantwoordelijk om zich in te zetten voor een goede voorbereiding en doorstroom van de vmbo-leerlingen die instromen in de opleidingen. De gemeente Amsterdam wil met het programma Ruimte voor talent doorgaande leerroutes naar het mbo realiseren voor alle leerlingen op alle niveaus. Voor het ROC liggen hier kansen: zij richten zich op leerlingen die niet op een ‘elitaire’ manier in aanraking zijn gekomen met cultuur, maar wel talent hebben. Binnen het domein Kunst, Cultuur en Media is er veel ruimte voor de ‘straatcultuur’. De opleidingen leiden niet op tot kunstenaar; studenten kunnen aan de slag als entertainer of als organisator van culturele evenementen.
4
Samenwerking met vmbo: RABA-project Doel van het RABA-project (onderdeel van Ruimte voor talent) is het ontwikkelen van doorlopende leerlijnen van het vmbo naar het mbo-kunstonderwijs. Leerlingen volgen een voorbereidend programma waarbij zij zich oriënteren op de KCM-opleidingen. Zij kunnen ontdekken of ze over de gevraagde competenties beschikken en kunnen hun talent verder ontwikkelen. Het project kent twee stromen: het kwalificerende traject en het oriënterende traject. Het ROC-vA, de Open Schoolgemeenschap Bijlmer en het IVKO hebben samengewerkt aan het kwalificerende traject. De doorlopende leerlijnen die hiervoor zijn ontwikkeld bieden leerlingen de verdieping die zij nodig hebben om door te kunnen stromen naar één van de mbo-kunstopleidingen. Het kwalificerende traject past goed bij scholen die kunstvakken aanbieden als eindexamenvak, bij scholen die werken met kunstklassen of bij scholen die een afdeling Kunst en cultuur hebben in de bovenbouw. Het oriënterende traject is ontwikkeld in samenwerking met de ISAscholengroep. Hierbij oriënteren leerlingen zich breed oriënteren op het hele domein van Kunst, Cultuur en Media. Dit traject is bedoeld voor scholen die geen kunstvakken aanbieden voor het eindexamen, maar die ruimte kunnen creëren binnen CKV. Voor beide trajecten waren teams samengesteld van vmbo- en ROC-docenten die als opdracht hadden om competenties te benoemen en lesmateriaal te ontwikkelen voor vmbo-leerlingen. Hier waren dagen voor vrijgeroosterd. De docenten zorgden ervoor dat het programma inhoudelijk en wat betreft werkvormen aansluit bij de KCMopleidingen en bij het vmbo. Het ROC-vA houdt nog steeds audities voor de instroom, maar de leerlingen die deelnemen aan het RABA-project hebben daar wel voordeel van. De ROC-docenten maken de vmbo-leerlingen al in een vroeg stadium mee. Zo kunnen ze goed beoordelen of een leerling talent heeft en ‘ontwikkelbaar’ is en hangt een beoordeling niet meer van één auditiemoment af. Om toegelaten te worden voor het ROC moeten leerlingen over de volgende competenties beschikken: • organiseren van je eigen werk; • eigenheid in werkwijze en resultaten; • technische vaardigheden; • samenwerking met anderen binnen een gestelde opdracht; • presentatie. Het RABA-project is afgerond met de manifestatie ‘Kunst in je toekomst’ in hotel Arena. Het doel van deze manifestatie was om het ontwikkelde lesmateriaal te verbreden naar de hele stad Amsterdam. Er is volledig volgens het ‘productiehuis’ gewerkt: de manifestatie is geheel verzorgd door leerlingen van vmbo, mbo en hbo, allen met een passende rol. Het enthousiasme onder de vmbo-leerlingen (zowel de deelnemers als het publiek) was groot. Knelpunten en succesfactoren Het vo heeft te maken met knellende regelgeving. Gelukkig heeft Amsterdam regelvrijheid gekregen waardoor er meer ruimte is om competentiegericht en vakdoorbrekend te werken. Veel docenten houden zelf ook vast aan hun eigen vak. Er is een spanningsveld tussen het mbo en het hbo. Sommige hbo-opleidingen vrezen voor het beroepsperspectief van hun studenten, die vaak op mbo-niveau aan de slag gaan als ze zijn afgestudeerd. Het ROC heeft de ambitie om, naast de afstemming met het vmbo, ook tot afstemming te komen met het hbo. Een succesfactor is een goed projectplan met duidelijk omschreven doelen en te behalen producten. Ook was er een strakke sturing: de projectleiders hebben een jaarplanning gemaakt met ‘ontwerpdagen’, waardoor de uren niet zijn verzand in de drukte. Ook het inhoudelijk overleg tussen vmbo- en ROC-docenten is succesvol geweest: uiteindelijk is warme overdracht het effectiefst. De manifestatie is een stok achter de deur geweest om een concreet product op te leveren.
26
Cultuur Leert Anders
5 AANBEVELINGEN VOOR SCHOLEN DIE AAN DE SLAG WILLEN Aan de hand van good practices van een aantal cultuurprofielscholen hebben de scholen aanbevelingen geformuleerd voor scholen die overwegen de aansluiting met het vervolgonderwijs te versterken en invulling willen geven aan een doorlopende beroepskolom kunst en cultuur.
Tips en aanbevelingen voor vo-scholen en vervolgonderwijs
Voor wie?
Visie Zorg ervoor dat cultuureducatie echt als volwaardig onderwijs wordt gezien niet als iets dat ‘er bovenop’ wordt aangeboden op school. Dit betekent dat docenten goed toegerust moeten zijn, dat er goed contact is over de positie van cultuureducatie richting leerlingen en ouders, enzovoort.
Vo-scholen
Ga vanuit de eigen visie op cultuureducatie aan tafel zitten met de vervolgopleidingen, maar wel met een open instelling.
Vo-scholen
Zorg ervoor dat het doel duidelijk is, zowel intern als extern: wat willen de partijen bereiken met de samenwerking en op welke punten willen zij afstemming bereiken (programma, competentieprofielen, didactiek/rol van de docent, vrijstelling/examinering)?
Vo-scholen
4
Programma Ontwikkel het programma samen en leg ook vast wie wat doet: welke docenten van beide opleidingen zijn betrokken bij de uitvoering en wat zijn hun taken?
Vo-scholen en vervolgonderwijs
Maak goede werkafspraken met de leerlingen. Laat ze weten welke consequenties deelname aan het programma heeft voor hun rooster en maak duidelijk wat van ze wordt verwacht.
Vo-scholen
Zet docenten bij elkaar met een heldere opdracht, uitmondend in een lessenserie voor kunst en cultuur of een productie.
Vo-scholen en vervolgonderwijs
Aanmelding en selectie Maak het niet te laagdrempelig. Maak een goede selectie van leerlingen, laat niet iedereen toe. Hanteer motivatie als het belangrijkste selectiecriterium.
Vo-scholen
Geef een goed beeld van de praktijk. Nodig studenten van de opleiding uit om over hun ervaringen te vertellen en werk te laten zien. Dat werkt beter dan een zakelijk verhaal over de opzet van de opleiding.
Vo-scholen en vervolgonderwijs
Draagvlak en communicatie Zorg dat bestaande contacten warm blijven. Contact kan gemakkelijk vervliegen, dus blijf wel met elkaar praten. Spreek met de contactpersoon af dat je elkaar op de hoogte houdt van nieuwe ontwikkelingen (bijvoorbeeld bij herprofilering van de opleiding).
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
Vo-scholen en vervolgonderwijs
27
Zorg dat er iemand vanuit de vervolgopleiding deelneemt aan het project die enige affiniteit met en kennis van vo-scholen heeft. Deze persoon moet zelf een inschatting kunnen maken van de wijze waarop een bovenbouwleerling een mbo- of hbo-opleiding beleeft en van de wijze waarop het onderwijs op de vo-scholen is vormgegeven.
Vo-scholen en vervolgonderwijs
Benoem binnen het taakbeleid van de school een cultuurcoördinator die de verantwoordelijkheid deelt met enkele docenten en met de directie. Voor afstemmingsprojecten is geld en onderwijstijd nodig; de directie moet er dan ook zeker achter staan.
Vo-scholen
BIJLAGE I OVERZICHT DEELNEMENDE SCHOLEN Naam school
Plaats
Contactpersoon
Telefoon school Internet school
De Fontein
Bussum
De heer D. Boots Mevrouw B. Mouissie
035 - 6927676 www2.df.gsf.nl
Alberdingk Thijm College
Hilversum
Mevrouw F. Stas
035 - 6729900 www.klg.nl/atc
Comenius College
Hilversum
De heer C. Westerdijk
035 - 6215751 www.comenius-hilversum.nl
HKU
Utrecht
Mevrouw E. Ekkers
030 - 2332256 www.hku.nl
De heer F.J. Claessens
0412 - 625981 www.hhlzw.nl
De heer G. van Dijk Mevrouw E. van Strien
020 - 6244286 www.ivko.nl
Samenwerking
4
Wacht niet te lang op initiatieven van partners, dat voorkomt een hoop frustratie. Stel je erop in dat je moet investeren en dat je zelf initiatief moet nemen.
Vo-scholen en vervolgonderwijs
Zet in een vroeg stadium voorstellen op papier en maak goede startafspraken.
Vo-scholen en vervolgonderwijs
Spreek met de vervolgopleidingen af dat leerlingen in ieder geval mogen auditeren. Probeer dit verder door te ontwikkelen tot ‘warme overdracht’, dat wil zeggen dat leerlingen toegelaten worden als ze het programma hebben doorlopen.
Vo-scholen
Oss Hooghuis Lyceum, locaties West en Zuid IVKO
Zoek contact met scholen voor voortgezet onderwijs. Het levert veel op: je krijgt meer en beter voorbereide leerlingen binnen, je kunt beter inspelen op de ‘taal’ van deze leerlingen en je houdt je eigen programma scherp.
Vervolgonderwijs
Nijmegen Nijmeegse Scholengemeenschap Groenewoud
Randvoorwaarden Stel fte’s beschikbaar zodat de bemanning en financiering voor het project formeel geregeld is.
Amsterdam
Mevrouw M. de Jongh 024 - 3234455 www.groenewoud.nl De heer H. van den Ende
Vo-scholen en vervolgonderwijs
Segbroek College
Den Haag
‘s-Hertogenbosch Mevrouw G. Filiz Mevrouw D. Nouws
073 - 6215400 www.kw1c.nl
Tips en aanbevelingen landelijk
Voor wie?
Jeroen Bosch College, afdeling Jenaplan (voorheen Koning Willem I College)
Maak in het havo/vwo een profiel Kunst (bij Cultuur en Maatschappij is onvoldoende ruimte) en in het vmbo een sector Kunst, zodat meer tijd gereserveerd kan worden voor kunst en cultuur. Probeer dit te realiseren binnen de grenzen van de wet.
Vo-scholen, vervolgonderwijs en ministerie
ROC van Amsterdam
Amsterdam
020 - 4879962 www.rocva.nl
Stel werkgroepen op waarin vertegenwoordigers uit vo, mbo en hbo participeren. Zet proeftuinen op die zichzelf kunnen doorontwikkelen tot vervolgopleidingen.
Vo-scholen, vervolgonderwijs en ministerie
Voer een keurmerk voor cultuurprofielscholen in, zodat cultuureducatie wel een plek móet krijgen in het onderwijsprogramma (met geoormerkte uren).
Vo-scholen en ministerie
De intersectorale aanpak binnen het vmbo biedt ruimte voor kunst- en cultuurrichtingen. Probeer dit principe ook toe te passen in havo en vwo.
Vo-scholen, vervolgonderwijs en ministerie
28
Cultuur Leert Anders
4
De heer J. Hegge
Mevrouw L. Gamadia
070 - 3634940 www.segbroek.nl
Verdiepingsthema 4 Beroepskolom - Voorbeelden van de aansluiting voortgezet onderwijs op het vervolgonderwijs
29
OVERZICHT 10 VERDIEPINGSTHEMA’S Thema 1 Leerlijn po - vo Onderzoek naar het gebrek aan belangstelling voor een doorlopende leerlijn cultuureducatie po - vo en het vinden van good practice-voorbeelden van zo’n leerlijn. Met aanbevelingen voor beleidsmakers om de samenwerking tussen het primair en voortgezet onderwijs te bevorderen. Thema 2 Cultuurklassen onderbouw Vijf scholen met een cultuurklas of plannen daarvoor hebben een uitgebreid antwoord gegeven op de vraag hoe een cultuurklas er in de vernieuwde onderbouw uitziet, wat de voordelen van een cultuurklas voor een school zijn en wat de voorwaarden zijn om zo’n klas met succes te introduceren. Thema 3 Onderbouw - bovenbouw Good practices van twee cultuurprofielscholen die een doorlopende leerlijn onderbouw - bovenbouw ontwikkelen. Met een groot aantal aanvullende opmerkingen van Netwerk I- en Netwerk II-scholen en suggesties voor scholen die meer aandacht willen besteden aan deze leerlijn.
4
Thema 4 Beroepskolom Good practices van acht cultuurprofielscholen en een ROC geven een beeld van de mogelijkheden en de beperkingen van de aansluiting van het voortgezet onderwijs op het kunstvervolgonderwijs. Met praktische aanbevelingen voor andere scholen die de aansluiting willen verbeteren en daarmee invulling willen geven aan de beroepskolom kunst en cultuur. Thema 5 Culturele competenties In de literatuur en op vier cultuurprofielscholen is gezocht naar verheldering van het begrip culturele competentie. Verschillende soorten culturele competenties worden onderscheiden en de consequenties voor de schoolpraktijk zijn beschreven. Thema 6 Media-educatie Het gebruik van media-educatie in het onderwijs neemt (inter)nationaal toe. Zeven cultuurprofielscholen die zich profileren op het terrein van media-educatie laten een voorbeeld zien van hun werkwijze en geven tips en aanbevelingen aan beleidsmakers, management en docenten. Thema 7 Integratie in het curriculum Samen met zes cultuurprofielscholen is onderzocht op welke manieren cultuur geïntegreerd kan worden in het curriculum. Centrale vragen zijn ‘Welke vormen van integratie zijn er?’ en ‘Welke stappen hebben de scholen gezet om tot integratie te komen?’ Thema 8 Onderwijsconcepten Vijf cultuurprofielscholen met een uitgesproken onderwijsconcept zijn uitgebreid geïnterviewd over de gevolgen van dit concept op de ontwikkeling van het cultuurprofiel van de school. Zowel op het gebied van curriculumontwikkeling als op het gebied van talentontwikkeling. Thema 9 Invoering cultuureducatie Met zeven cultuurprofielscholen als voorbeeld is een stappenplan ontwikkeld voor de invoering van cultuureducatie op een vo-school. Het stappenplan wordt geïllustreerd met praktijkervaringen en inspirerende interventies en sluit af met tien gouden tips. Thema 10 Organisatiestructuur Leerlingen en medewerkers van vijf cultuurprofielscholen gaan in op vijf essentiële pijlers van de organisatiestructuur van hun school. Zes cultuureducatiedeskundigen becommentariëren de opgezette structuren en geven adviezen voor uitbouw in de toekomst.
Postbus 482 5201 AL ’s-Hertogenbosch www.kpcgroep.nl/cultuurprofielscholen