Bevoegdheid Raad
Raadsvoorstel Vergadering Vergaderdatum: Registratienummer: Agendapunt nummer:
Gemeenteraad Oirschot 27 maart 2012 2012/11 7
Onderwerp Zienswijze Regionale Woonvisie
Inleiding/aanleiding Het Dagelijks Bestuur (DB) van het SRE heeft bepaald dat het ontwikkelen van de Regionale Woonvisie een majeur dossier is. Volgens dit besluit wordt de gemeenten gevraagd om hun zienswijzen op de voorliggende concept woonvisie. Het college vraagt daarvoor specifiek aan uw raad de mening over de volgende drie vragen: 1. Stemt de gemeenteraad er mee in dat de drie uitdagingen zoals geformuleerd in de concept Regionale Woonvisie - bovenop het lokale woonbeleid - regionaal worden opgepakt? 2. Stemt de gemeenteraad in met de uitgangspunten die per uitdaging zijn geformuleerd? 3. Heeft u suggesties voor concrete acties die kunnen worden opgenomen in het nog op te stellen actieprogramma?
Doel is om tot concrete acties te komen die op korte en lange termijn bijdragen aan het realiseren van de drie regionale uitdagingen. Acties die de verschillende regionale woningmarktpartijen gezamenlijk oppakken en uitvoeren. Bij het ontwikkelen van een visie op deze drie thema’s is verder gekeken dan de korte termijn. De woningmarkt laat zich immers vergelijken met een mammoettanker die slechts zeer langzaam bij te sturen is. We zullen daarom nu al moeten nadenken over de vraag waar we willen zijn met de lokale en regionale woningmarkt over tien of twintig jaar. Dit alles vloeit voort uit het rijksbeleid (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, SVIR en Woonvisie van het rijk), het provinciaal beleid (Structuurvisie ruimtelijke ordening en verordening Ruimte) en de Regionale Agenda SRE (vastgesteld in de Regioraad van 30 juni 2011).
Het begrip “wonen” gaat al lang niet meer alleen om de woning, maar ook om de woonomgeving. Het gaat om leefbaarheid, herstructurering, stedelijke vernieuwing, huisvesten van specifieke doelgroepen (onder andere starters en senioren), welzijn en zorg, woonruimteverdeling en maatschappelijke voorzieningen. Dit zijn veelal lokale verantwoordelijkheden waarbij vooral voor gemeenten een belangrijke taak is weggelegd.
07 Raadsvoorstel zienswijze woonvisie SRE.doc/
blz. 3
Toch weten we allemaal dat de woningmarkt zeker niet alléén een lokale markt is. Bepaalde opgaven ontstijgen in toenemende mate het lokale schaalniveau. Als gemeente kun je deze dus ook niet meer alleen oplossen. Om concrete resultaten te bereiken en onderlinge concurrentie te voorkomen, moeten we daarom over de gemeentegrenzen heen kijken en gezamenlijk naar oplossingen zoeken. Daarnaast lopen de verschillende gemeenten bij bepaalde lokale vraagstukken tegen dezelfde problemen aan (bijvoorbeeld bij de huisvesting van arbeidsmigranten). Het is niet logisch als elke gemeente dan voor zichzelf een oplossing gaat zoeken, terwijl het veel efficiënter is om op regionale schaal gezamenlijk tot een oplossing te komen.
Onder het motto “Lokaal doen, wat lokaal kan” richt deze concept Regionale Woonvisie zich daarom op drie uitdagingen met uitgangspunten die de 21 regiogemeenten gezamenlijk kunnen en moeten oppakken: 1. Oog voor kenniswerkers en lage-lonen-arbeidsmigranten. - Erken dat er sprake is van een permanente aanwezigheid van arbeidsmigranten. - Benoem de kansen van de aanwezigheid van arbeidsmigranten. - Zorg gezamenlijk voor passende huisvesting. 2. Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied. - Kwantitatieve afspraken waar het moet, kwalitatieve afspraken waar het kan. - Stimuleer initiatieven van onderop. - Een andere manier van denken en werken is noodzakelijk. 3. Duurzaam vernieuwen en transformeren van de bestaande voorraad. - De bestaande (woning)voorraad is de grootste opgave. - Kies voor kleinschalig toevoegen van kwaliteit door middel van nieuwbouw. - Duurzaam vernieuwen is meer dan een fysieke opgave.
In 2004 heeft de Regioraad de vorige Regionale Woonvisie “Samen wonen in zeven ambities” vastgesteld. Sindsdien zijn er grote veranderingen opgetreden: -
Demografische veranderingen: de regio als geheel groeit nog; in sommige gemeenten treedt al krimp op of gaat dit de komende jaren optreden. Ook de vergrijzing en de verhoogde levensverwachting hebben invloed op de woningmarkt.
-
De economische crisis: deze heeft geleid tot vraaguitval bij (duurdere) koopwoningen en dus minder investeringsruimte bij marktpartijen. Corporaties hebben door nieuwe regelgeving minder vrijheid en minder investeringsruimte. Dit betekent dat iedereen moet inspelen op de wensen van consumenten.
-
Toenemend belang van de bestaande woningvoorraad: natuurlijk is de bestaande woningvoorraad altijd belangrijk geweest. Door de stagnerende nieuwbouw neemt het besef van dit belang alleen maar toe.
07 Raadsvoorstel zienswijze woonvisie SRE.doc/
blz. 4
Voorstel 1. Er mee in te stemmen dat de drie uitdagingen zoals geformuleerd in de concept Regionale Woonvisie regionaal worden opgepakt. 2. In te stemmen met de uitgangspunten die per uitdaging zijn geformuleerd. 3. Het SRE te verzoeken om meer aandacht te besteden aan de volgende aspecten: -
Naast kenniswerkers en lage-lonen-arbeidsmigranten zijn in het landelijk gebied de werknemers in de maakindustrie van groot belang. Dit zijn toeleveranciers en zijn dienstverlenend in de logistiek en industrie.
-
Duurzaamheid moet zowel bij woning- en utiliteitsbouw zich richten op de aspecten materiaalenergie- en waterbesparing, gezondheid en flexibel ruimtegebruik en niet alleen energie.
-
Bij de transformatie van de bestaande voorraad aangeven dat het aspect zorg hierbij nadrukkelijk zal worden betrokken.
-
De drie bovenstaande aspecten toevoegen aan het actieprogramma.
Argumenten 1.1 De uitdagingen zijn gemeentegrensoverschrijdend en vragen daarmee om een regionale visie en focus. Voor de gemeente Oirschot zijn de drie thema’s van belang. Maar dat geldt ook voor de (meeste) andere gemeenten binnen het SRE-gebied. De thema’s zijn niet specifiek het belang van Oirschot alleen. Ze zijn gemeentegrensoverschrijdend en vragen om een regionale aanpak.
2.1 Deze uitgangspunten sluiten aan bij de Woonvisie 2009-2013 en de Toekomstvisie. In de Woonvisie 2009-2013 hebben we uitvoeringsmaatregelen geformuleerd waarbij de uitgangspunten ook aan bod komen. De gemeente spant zich in om deze maatregelen tijdig en goed uit te voeren. De Toekomstvisie formuleert het belang van aansluiten bij de behoeften, de vitaliteit en duurzaamheid (zie verder onder “Relatie met Toekomstvisie”). De Toekomstvisie heeft als subtitel: “Kwaliteit van leven”. De gemeente Oirschot is blij dat het SRE kwaliteit als sturingselement gaat onderzoeken. De Kempengemeenten hebben hier gezamenlijk om gezocht.
3.1 We missen aandacht voor deze aspecten in de concept Regionale Woonvisie. In de concept Regionale Woonvisie is op geen enkele wijze ingegaan op deze aspecten, terwijl dit voor de gemeente Oirschot belangrijke thema’s zijn. Wij vinden het van wezenlijk belang dat het SRE dit opneemt in de Regionale Woonvisie. Voor Oirschot is het van belang dat niet alleen goede huisvesting plaatsvindt voor arbeidsmigranten. Ook voor de werknemers in de maakindustrie moeten geschikte huisvesting kunnen vinden in de gemeente. In de klimaatvisie van de Kempengemeenten gaan we niet alleen in op het aspect energie, maar komen ook de andere genoemde duurzaamheidsaspecten aan bod. We hebben hierover in regionaal verband afspraken
07 Raadsvoorstel zienswijze woonvisie SRE.doc/
blz. 5
over gemaakt. Vanwege de toenemende vergrijzing in onze gemeente gaat het aspect zorg een steeds belangrijkere rol spelen.
Risico’s n.v.t.
Kosten en dekking n.v.t.
Draagvlak en Communicatie Het Dagelijks Bestuur (DB) van het SRE heeft bepaald dat het ontwikkelen van de Regionale Woonvisie een majeur dossier is. Volgens dit besluit wordt onder andere uw raad gevraagd om een zienswijze op de voorliggende concept woonvisie. Deze moet elke gemeente vóór 16 april 2012 indienen. Daarom moet uw raad dit voorstel uiterlijk in de raadsvergadering van 27 maart 2012 behandelen. Om te komen tot een concept Regionale Woonvisie heeft een intensief proces plaatsgevonden met vertegenwoordigers van veel verschillende woningmarktpartijen (gemeenten, provincie, Rijk, woningcorporaties, projectontwikkelaars, kennisinstellingen, makelaars en woonconsumenten). Allereerst hebben de portefeuillehouders van de 21 regiogemeenten drie regionale uitdagingen voor de woningmarkt vastgesteld; thema’s die gezamenlijk opgepakt kunnen en moeten worden. Daarop heeft het SRE in 2011 vier expertmeetings en een bestuurlijke woonconferentie georganiseerd waarin met de verschillende partijen uitgebreid is gediscussieerd over de uitwerking van de drie uitdagingen. Het Resultaatdocument – dat naar aanleiding van de expertmeetings en de conferentie is opgesteld - heeft weliswaar geen formele status, maar vormt wel de basis voor de nu voorliggende concept Regionale Woonvisie. Het Resultaatdocument is als bijlage bij dit voorstel gevoegd, evenals de concept Regionale Woonvisie.
Het SRE coördineert de communicatie over de Regionale Woonvisie (waar nodig in samenwerking met de diverse woningmarktpartijen).
Relatie met Toekomstvisie De drie uitdagingen sluiten goed aan bij de Toekomstvisie. In de samenvatting daarvan, op bladzijde 3, staat immers: ‘Oirschot voorziet in voldoende, kwalitatief goede woningen die aansluiten bij de behoeften van de bevolking. Dit draagt bij aan de vitaliteit van Oirschot.’ Daarnaast vermeldt de Toekomstvisie: ‘Levensloopbestendig en duurzaam bouwen is standaard geworden.’ De Toekomstvisie heeft als subtitel: “Kwaliteit van leven”. De gemeente Oirschot is blij dat het SRE kwaliteit als sturingselement gaat onderzoeken. De Kempengemeenten hebben hier gezamenlijk om verzocht.
07 Raadsvoorstel zienswijze woonvisie SRE.doc/
blz. 6
Burgerparticipatie Bij de expertmeetings zijn ook andere woningmarktpartijen betrokken.
Procedures, Planning en Uitvoering Het SRE legt nu op hoofdlijnen de visie op de drie uitdagingen aan de gemeenteraden voor. Parallel aan dit traject stelt het SRE, gezamenlijk met de verschillende woningmarktpartijen, een actieprogramma op. Voor elk van de drie uitdagingen formuleren zij concrete acties gebaseerd op de Regionale Woonvisie. Elke actie werken zij uit in een korte ‘business case’ waarin de opdracht concreet wordt beschreven, wie de trekker is van die specifieke actie, welke andere partijen worden betrokken in de uitwerking, wat de deadline is en hoe de (eventuele) kosten worden verdeeld. Het SRE is verantwoordelijk voor het opstellen van het actieprogramma en het in gang zetten van de uitvoering van de acties. Dat betekent niet dat het SRE automatisch verantwoordelijk is voor de uitvoering van de acties. Per actie wordt gekeken wat het beste schaalniveau is om deze uit te werken en welke organisatie verantwoordelijk is voor de uitvoering.
Op basis van de binnengekomen zienswijzen stelt het SRE een nota van beantwoording zienswijzen op. Conform deze nota wordt de concept woonvisie waar nodig aangepast. Het is uiteindelijk de bedoeling dat de ontwerp Regionale Woonvisie op 28 juni 2012 door de Regioraad wordt vastgesteld. De planning van het traject is in onderstaand schema kort samengevat:
9 januari 2012 16 april 2012 21 mei 2012
13 juni 2012
18 juni 2012 28 juni 2012
Het Dagelijks Bestuur biedt de definitieve concept woonvisie ter zienswijze aan de gemeenteraden aan Uiterlijke indiendatum zienswijzen Nota van beantwoording zienswijzen en ontwerp woonvisie wordt via het Dagelijks Bestuur aangeboden aan de Regioraad van 28 juni 2012 Het portefeuillehoudersoverleg Ruimte & Wonen adviseert het Dagelijks Bestuur over de ontwerp woonvisie Het Dagelijks Bestuur brengt eventuele laatste wijzigingen aan in de ontwerp Regionale Woonvisie De Regioraad stelt de ontwerp Regionale Woonvisie vast
Evaluatie Het SRE stelt parallel aan het traject van de zienswijzen een actieprogramma op. Ten minste twee keer per jaar wordt in de Regioraad, in het Ambtelijk overleg Wonen, het portefeuillehoudersoverleg Ruimte en Wonen en het Platform Wonen de voortgang van het actieprogramma gepresenteerd. Via woonvisie.sre.nl houden zij alle partijen op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen rondom de woonvisie. 07 Raadsvoorstel zienswijze woonvisie SRE.doc/
blz. 7
Bijlagen ter inzage -
Concept Regionale Woonvisie
-
Resultaatdocument
Oirschot, 28 februari 2012
burgemeester en wethouders,
Jos van Hout,
Ruud Severijns,
secretaris
Burgemeester
07 Raadsvoorstel zienswijze woonvisie SRE.doc/
blz. 8
Raadsbesluit Vergadering: Vergaderdatum: Registratienummer:
Gemeenteraad Oirschot 27 maart 2012 2012/11
De raad der gemeente Oirschot; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 februari 2012; gegeven de agendering door het Presidium d.d. 6 maart 2012;
besluit:
1. Er mee in te stemmen dat de drie uitdagingen zoals geformuleerd in de concept Regionale Woonvisie regionaal worden opgepakt. 2. In te stemmen met de uitgangspunten die per uitdaging zijn geformuleerd. 3. Het SRE te verzoeken om meer aandacht te besteden aan de volgende aspecten: -
Naast kenniswerkers en lage-lonen-arbeidsmigranten zijn in het landelijk gebied de werknemers in de maakindustrie van groot belang. Dit zijn toeleveranciers en zijn dienstverlenend in de logistiek en industrie.
-
Duurzaamheid moet zowel bij woning- en utiliteitsbouw zich richten op de aspecten materiaalenergie- en waterbesparing, gezondheid en flexibel ruimtegebruik en niet alleen energie.
-
Bij de transformatie van de bestaande voorraad aangeven dat het aspect zorg hierbij nadrukkelijk zal worden betrokken.
-
De drie bovenstaande aspecten toevoegen aan het actieprogramma.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Oirschot van 27 maart 2012,
De gemeenteraad,
Han Struijs,
Ruud Severijns,
griffier
voorzitter
07 Raadsvoorstel zienswijze woonvisie SRE.doc/
blz. 9
07 Raadsvoorstel zienswijze woonvisie SRE.doc/
blz. 10
Regionale Woonvisie 2011-2020
inbo
Foto: Helmond, Torenstraat
Regionale Woonvisie 2011-2020
Colofon Augustus 2011
Als aanzet voor de nieuwe Regionale Woonvisie 2011-2020 heeft het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) i.s.m. Inbo en CityTV vier expertmeetings en een Regionale Woonconferentie georganiseerd. Voorliggend document is hier het resultaat van. Projectteam Ron Hensen (SRE) Job van Schuppen (Inbo) Mark van der Poll (Inbo) Arnoud van der Wijk (Inbo) Alex Sievers (Inbo) Fotografie Pagina 20 en 21 - RoVorm/ Paul Deelman Cartoons Dennis Wijmer (Zout in de Pap Produkties) Bronvermelding Wij hebben ons best gedaan om onze bronnen te achterhalen. Mocht u menen rechten te kunnen ontlenen aan deze publicatie, neemt u dan contact met het SRE op. W www.soulife.nl/sre T @srewoonvisie
0. Inleiding 1. Uitdagingen
1.1 Geef ruimte aan unieke woonmilieus en bind kenniswerkers en bedrijven 1.2 Oog voor lage-lonen-arbeidsmigranten 1.3 Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied 1.4 Kies voor duurzaam vernieuwen en transformeren
2. Uitvoering 3. Participanten
0.
inleiding
0. Inleiding
Vier uitdagingen Begin dit jaar is het SRE gestart met de ontwikkeling van een nieuwe Regionale Woonvisie 2011-2020. Onder het motto “lokaal doen, wat lokaal kan” heeft het SRE gekozen voor een focus op dié thema’s waar het regionaal woonbeleid echt van meerwaarde kan zijn. Thema’s die niet alleen gemeentegrensoverschrijdend zijn, maar om regionale visie en focus vragen gezien de rol van het wonen aan de (verdere) ontwikkeling van Brainport. Tegelijkertijd zijn het thema’s die niet los gezien kunnen worden van de lokale inzet van partijen en hun lokale belangen. De inzet van deze partijen is ook noodzakelijk om de ambities uit de Regionale Woonvisie tot uitvoering te brengen. Kortom: regionale thema’s met een lokale uitwerking. Met het uitgangspunt “lokaal doen wat lokaal kan” in het achterhoofd is samen met Rijk, provincie, gemeenten, corporaties en overige woningmarktpartijen besloten de volgende uitdagingen centraal te stellen in de Regionale Woonvisie: 1.
Geef ruimte aan unieke woonmilieus en bind kenniswerkers en bedrijven1;
2.
Oog voor lage-lonen-arbeidsmigranten;
3.
Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied;
4.
In eerste instantie was de uitdaging “Creëer unieke woonmilieus en bind kenniswerkers en bedrijven”. Naar aanleiding van de expertmeeting en de Regionale Woonconferentie bleek echter niet het creëren van unieke woonmilieus het doel te moeten zijn maar het bieden van de mogelijkheden daartoe. Hierop is besloten de uitdaging te wijzigen in: “Geef ruimte aan unieke woonmilieus en bind kenniswerkers en bedrijven”.
Inleiding
1
8
Kies voor duurzaam vernieuwen en transformeren.
Aan de hand van vier expertmeetings is voor ieder van deze uitdagingen gezocht naar de ambities en
Waarom een nieuwe regionale Woonvisie 2011-2020?
speerpunten, de rol van het regionale woonbeleid in het realiseren daarvan en de rol van verschillende
De regio Eindhoven is de afgelopen jaren uitgegroeid tot
(samenwerkende) partijen daarbinnen. De uitkomsten van
een wereldwijde topregio op het gebied van onderzoek,
deze expertmeetings zijn op 26 mei 2011 gepresenteerd
kennis en hoogwaardige maakindustrie. Begin juni is
tijdens de Regionale Woonconferentie. In samenspraak
Eindhoven zelfs uitgeroepen tot slimste regio ter wereld2.
met een brede vertegenwoordiging van (regionale)
Volgens het Intelligent Community Forum is Brainport
woningmarktpartijen zijn de resultaten besproken en is
Einhoven een voorbeeld voor een nieuw manier van
gezocht naar (samenwerkende) partijen die zich actief
denken over samenwerking en regionale ontwikkeling. De
willen inzetten voor uitvoering van een van de
ambitie is deze positie te behouden en verder te
verschillende uitdagingen.
versterken door een krachtige samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid. De
Voorliggend resultaatdocument vormt het sluitstuk van dit
sleutelwoorden daarin staan helder benoemd in de
proces. Door het organiseren van de expertmeetings en
Regionale Agenda 2011-2014: een dynamische, goed
de Regionale Woonconferentie heeft het SRE samen met
bereikbare regio met een sterke economie; een
gemeenten en verschillende (regionale)
magneetfunctie voor kenniswerkers; een hoog
woningmarktpartijen een kwalitatieve visie bepaald op de
voorzieningenniveau; een sterke nationale en
bovenstaande uitdagingen. Het resultaatdocument
internationale uitstraling en een betrokken samenleving
beschrijft deze visie als input voor de Regionale
met een hoog zelforganiserend vermogen. Het wonen
Woonvisie 2011-2020 die naar verwachting begin 2012
heeft hierin een prominente rol. Een sterke economie kan
definitief wordt vastgesteld.
immers niet zonder aantrekkelijke woon- en leefmilieus. Bovendien vraagt een dynamische regio met internationale uitstraling om zowel sterke steden als een vitaal en aantrekkelijk landelijk gebied. Met de bovengenoemde uitdagingen zet de Regionale Woonvisie dan ook een concrete stap om de ambities uit de Regionale Agenda 2011-2014 waar te maken en een bijdrage te leveren aan het behoud van Eindhoven als slimste regio ter wereld. ‘Eindhoven is de slimste regio ter wereld’ Volkskrant, 3 juni 2011
9
Inleiding
2
Maar er is meer dan alleen de ambitie om door te groeien als internationale topregio. De nieuwe Regionale
Randvoorwaarden voor de Regionale Woonvisie 2011-2020
Woonvisie moet ook een aantal omvangrijke ontwikkelingen en daarmee nieuwe vraagstukken in
Dit resultaatdocument heeft geen pasklare antwoorden
goede banen zien te leiden.
op bovenstaande vragen. Wel zijn twee randvoorwaarden
•
Demografische veranderingen: naarmate in de regio
benoemd tijdens de vier expertmeetings en bevestigd
meer sprake is van afnemende bevolkingsgroei,
tijdens de Regionale Woonconferentie. Deze
zullen vergrijzing, ontgroening en krimp meer en
randvoorwaarden vormen de rode draad waarlangs het
meer een rol gaan spelen.
nieuwe woonbeleid zich de komende jaren moet
De actuele problemen op de woningmarkt:
ontwikkelen. Zij zijn kaderstellend om de vier uitdagingen,
vraaguitval naar dure woningen, uitval van
bijbehorende ambities en uitvoering waar te maken.
bouwplannen en Europese regelgeving leiden tot
Alleen dan kan de regio Eindhoven kennis en innovatie
(aanzienlijk) verminderde investeringsruimte bij
van wereldformaat samen op laten gaan met een
marktpartijen, corporaties en overheden.
aantrekkelijke woon- en leefomgeving. De
Tegelijkertijd moeten (nieuwe) opgaven voor zowel
randvoorwaarden zijn:
•
•
ontwikkelaar als woonconsument betaalbaar blijven. Zoals bijvoorbeeld beheer en verduurzaming van de
Identiteit en kwaliteit als vertrekpunt in denken en
bestaande voorraad. Dit vraagt om nieuwe en
handelen
andere manieren van werken, investeren en
Wees als gemeente(n) en regio bewust van de
financieren.
aantrekkelijke samenhang van stedelijke en landelijke gebieden. Deze samenhang vormt de regionale
Hoe gaat de regio hiermee om? Wat kan het regionaal
basiskwaliteit van Zuidoost-Brabant. In essentie bestaat
woonbeleid hieraan bijdragen? En welke rol vraagt dit
deze uit een spreiding en menging van stad en
van verschillende partijen? Deze ontwikkelingen leiden
landschap: steden en dorpen zijn overal, maar
immers niet alleen tot gewijzigde inhoudelijke opgaven,
tegelijkertijd is het landschap altijd binnen handbereik.
maar ook tot nieuwe verhoudingen tussen overheden,
Binnen deze samenhang heeft ieder gebied en plek haar
corporaties, marktpartijen en de burger.
eigen specifieke woon- en leefkwaliteit. Weet als gemeente(n) welke dat zijn en durf op basis daarvan keuzes te maken. Dit kan bijvoorbeeld het ontwikkelen
Inleiding
van nieuwe woonmilieus zijn op goed doordachte locaties
10
SRE Nieuwe ruimtelijke kaders
Gemeenten Identiteit en kwaliteit als vertrekpunt in denken en handelen
Samenwerking in ‘co-currentie’
Regionaal verbinden en afstemmen
Vertalen
Regionale agenda 2011-2014
Regionale kwaliteitsafspraken
Ontwikkelen & beheren
Co-creatie
€
Behouden en versterken van het SRE als wereldwijde topregio
Bottom-up initiatieven van partijen, burgers, corporaties, ontwikkelaars, coöperaties
waar slimme en efficiënte combinaties mogelijk zijn met
Nieuwe ruimtelijke kaders
bijvoorbeeld werken, mobiliteit en/of duurzaamheid. Maar
Bottom-up initiatieven van (samenwerkende) partijen en
wel altijd passend bij de wens van de consument en de
burgers krijgen (meer) invloed op de kwaliteit van de
identiteit van het gebied. Ook het koesteren (letterlijk met
regio. “Iedereen die gaat bouwen, zul je dus moeten
rust laten) en beheren van bepaalde gebieden is een
faciliteren”. Op basis van goede kwaliteitsafspraken zul je
keuze. Misschien omdat deze waardevol zijn, maar ook
als overheid (maar ook als corporatie of marktpartij)
omdat andere plekken en gebieden in de regio wellicht
ruimte moeten gaan bieden. Niet alleen als het gaat om
beter zijn. Wie andere gemeenten gunt om deze goede en
(nieuw) bouwen, maar ook als het gaat om beheer,
gewilde toplocaties binnen de regio te ontwikkelen,
herbestemming, verduurzaming, etc. Om dit te kunnen,
draagt bij aan het behoud en de verdere ontwikkeling van
zijn nieuwe ruimtelijke kaders noodzakelijk. Dit zijn in feite
de aantrekkelijke samenhang van steden en dorpen
regionale kwaliteitsafspraken in aanvulling op de
binnen de regio. Dit denken en handelen (gunnen) vanuit
kwantitatieve afspraken die eerder gemaakt zijn in het
identiteit en kwaliteit is primair een lokale
Regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020. De regio
verantwoordelijkheid. Het verbinden van de verschillende
erkent dat kwaliteit weliswaar een diffuus begrip is, maar
locatiekwaliteiten en het afstemmen van bijbehorende
dat - waar mogelijk - het wel de ambitie is om daar
keuzes is een regionale verantwoordelijkheid.
regionale (proces) afspraken over te maken. Binnen deze Inleiding
11
kwaliteitsafspraken wordt ruimte geboden om in co-
Hoofdstuk 2 gaat in op de uitvoering. Hier is per uitdaging
creatie met eindgebruikers, gemeenten, corporaties en
een actietabel opgenomen met verantwoordelijke partijen
ontwikkelaars duurzame ruimtelijke initiatieven te
en wordt duidelijk wie welke rol op zich moet nemen om
omarmen en te ontwikkelen. Onderstaand model (figuur
de verschillende uitdagingen waar te maken. Hoofdstuk 3
1) geeft hiervan een schematische weergave. Hierin is de
geeft tot slot inzicht in de verschillende participanten die
Regionale Woonvisie 2011-2020 gepositioneerd als
een actieve bijdrage hebben geleverd aan de
onderdeel van de ambities zoals opgenomen in de
expertmeetings en de Regionale Woonconferentie.
Regionale Agenda 2011-2014. Citaten en uitspraken
Leeswijzer
In elk hoofdstuk zijn enkele citaten en uitspraken opgenomen. Deze zijn afkomstig van verschillende deelnemers aan de expertmeetings en uitgesproken
Het resultaatdocument telt drie hoofdstukken. Hoofdstuk 1 behandelt de vier uitdagingen en is opgebouwd in de volgorde waarin de expertmeetings over de vier uitdagingen hebben plaatsgevonden. Elke paragraaf bestaat uit een korte introductie op de uitdaging, een beschrijving van de overkoepelende conclusie en een uitwerking (inhoudelijke verdieping) daarvan naar speerpunten voor het nieuwe regionale woonbeleid. Daarnaast zijn per uitdaging de belangrijkste bevindingen van de Regionale Woonconferentie verwerkt. Dit betekent dat paragraaf 1.1 de bevindingen beschrijft over het geven van ruimte aan unieke woonmilieus en het binden van kenniswerkers en bedrijven. Paragraaf 1.2 zet de resultaten over het wonen en de huisvesting van lagelonen-arbeidsmigranten uiteen. Paragraaf 1.3 geeft de conclusies weer over het nieuwe evenwicht tussen sterke steden en een vitaal landelijk gebied. Tot slot beschrijft Inleiding
paragraaf 1.4 de bevindingen rondom duurzaam vernieuwen en transformatie.
12
tijdens een van deze bijeenkomsten.
Inleiding
13
1.
uitdagingen
Geef ruimte aan unieke woonmilieus en bind kenniswerkers en bedrijven
Inleiding Zuidoost-Brabant is een sterke, internationale economie. Dit merken we niet alleen door het stempel Brainport dat onze kenniseconomie heeft, maar ook door de aantrekkingskracht van de regio op bedrijven, kenniswerkers en arbeidsmigranten. Deze sterke positie danken we onder meer aan de gunstige arbeidsmarkt en bovengemiddelde reputatie van onze universiteit en onderwijsinstellingen. De reputatie van het woon- en leefklimaat is echter niet meer dan
Geef ruimte aan unieke woonmilieus en bind kenniswerkers en bedrijven
gemiddeld. Het in stand houden en creëren van werkgelegenheid is een cruciale factor om bedrijven en kenniswerkers blijvend te binden aan de regio en onze economie nog verder te versterken. Belangrijke voorwaarde daarvoor is het investeren in de diversiteit en uniciteit van woonmilieus en de kwaliteit van woningen. Het woon- en leefklimaat in de regio Eindhoven moet de komende jaren een behoorlijke ontwikkeling doormaken. Maar is dit overal noodzakelijk? En zo ja, welke richting moet die ontwikkeling dan op? De eerste expertmeeting voor de nieuwe Regionale Woonvisie 2011-2020 gaf hiervoor de aftrap. Hierin stond de uitdaging centraal: “Geef ruimte aan unieke woonmilieus en bind kenniswerkers en bedrijven”
16
Conclusie
ook andere doelgroepen) hebben wel degelijk een aantal specifieke woon- en leefwensen die nu deels ontbreken in
De regio Eindhoven biedt een breed scala aan
Eindhoven en de regio. Gemeenten en andere partijen
bestaande woonmilieus voor kenniswerkers en
moeten de ruimte geven aan (samenwerkende)
bedrijven. Deze kwaliteiten moeten getoond en (beter)
ontwikkelende partijen om deze woonwensen mogelijk te
gecommuniceerd worden. Daarnaast moet ruimte
maken. Tot slot stellen de keuzemogelijkheden aan
worden geboden voor noodzakelijke vernieuwing van
woonmilieus in de regio belangrijke eisen aan de
bestaande en toevoeging van nieuwe woonmilieus.
communicatie richting kenniswerkers. Speerpunten voor
Geef ruimte aan unieke woonmilieus en bind kenniswerkers en bedrijven
het regionaal woonbeleid zijn dan ook: Kenniswerkers zijn van groot belang voor de regio Eindhoven gezien de directe bijdrage die zij leveren aan
Geef ruimte om te investeren in bestaande
het economisch profiel van de regio. Zij zijn hoog
woonmilieus
opgeleid en komen alleen of met partner via
Specifieke investeringen (acupunctuur in de bestaande
internationale ondernemingen (o.a. Philips, ASML) of de
voorraad) maken het mogelijk om bestaande woonmilieus
TU/e in de regio Eindhoven terecht. Kenniswerkers
nog nauwer aan te laten sluiten op de wensen van de
komen uit Nederland, maar vooral in Eindhoven is een
kenniswerker, maar ook andere doelgroepen. Deze
relatief groot deel van hen ook afkomstig uit het
investeringen richten zich op onder meer een 24/7
buitenland. Om deze kenniswerkers en bedrijven te
economie, aantrekkelijke (stads)parken en openbaar
binden aan de regio, hoeven nauwelijks grootschalige,
groen, goede (OV-)bereikbaarheid en een aantrekkelijk
nieuwe woonmilieus gecreëerd te worden. De regio
voorzieningenpakket. Uitgangspunt hierin is dat iedere
Eindhoven biedt immers een breed scala aan bestaande
gemeente in de regio haar eigen kwaliteiten als
woonmilieus. Van stedelijk tot suburbaan in Eindhoven en
vertrekpunt neemt en op basis daarvan keuzes maakt.
Helmond en van agrarisch tot cultuurhistorisch in
“Probeer als regio niet met zijn allen de koek gelijkmatig
respectievelijk De Peel en De Kempen. Deze
te verdelen. Op die manier vereven je alles met elkaar tot
samenhangende verscheidenheid van stedelijke en
een eenvoud waarin je de kracht van de regio, namelijk
landelijke gebieden (Brabantse mozaïek) vormt een
de onderscheidende kwaliteiten tussen stad en land,
belangrijke en onderscheidende kwaliteit van de regio die
afvlakt.” Daarnaast kunnen specifieke investeringen op
aan ieder woonmilieu en gebied zijn eigen identiteit geeft.
heel concrete woonwensen worden gedaan. Zoals:
Ook voor kenniswerkers. Dit betekent echter niet dat er
nieuwe vormen van energie, woon-werkcombinaties,
niks hoeft te gebeuren. De internationale concurrentie
technologie en glasvezel als primair onderdeel van de
met andere kennisregio’s is groot en kenniswerkers (maar
woning. Dit stelt je als regio bovendien in staat om de
17
Brainport-technologie letterlijk zichtbaar te maken in het dagelijks wonen en leven. Tot slot gaat het niet alleen om fysieke maatregelen. “Belangrijkste reden voor vertrek van kenniswerkers is dat ze niet kunnen aarden; geen community vinden”. Het faciliteren van ontmoeting en kennisuitwisseling kan door het oprichten van een community center/internationaal kenniscenter of uitbreiding van het Expat Center Brabant, maar hangt ook samen met het vinden van een geschikt Geef ruimte aan unieke woonmilieus en bind kenniswerkers en bedrijven
woonmilieu waarin kenniswerkers (en hun partners!) naar eigen wens onderdeel worden van de maatschappij.
expats activity
Open up, enrich, expose and incubate
Inspiratie Eindhoven SUPERvillage : ‘Uit onderzoek blijkt dat de meeste internationale kenniswerkers niet zozeer op zoek zijn naar hoogdynamische stedelijke omgevingen, maar eerder naar een rustig, veilige en groen woonen werkmilieu. Zij ... hebben uiterst traditionele vooruitstrevende woonwensen en geven de voorkeur aan een meer introvert en huiselijk bestaan in een relatief prikkelarmerijke omgeving. (…) Zij prefereren een lange bos korte wandeling in het park … en gaan liever sporten soms…’
Bron: bovenstaande beelden zijn overgenomen uit de publicatie “Living in Brainport”, YYY spatial think tank in samenwerking met IaDea in opdracht van het architectuurcentrum Eindhoven
Geef ruimte om (enkele) nieuwe woonmilieus te ontwikkelen Er is een aantal (sub)milieus dat node wordt gemist in de regio. Het gaat om hoogstedelijke woonmilieus met intensieve functiemenging en innovatieve mogelijkheden op het gebied van wooncomfort, office-mogelijkheden aan huis (voor de partner) en kleiner en goedkoper wonen. Een woonmilieu dat alleen geschikt is om in Eindhoven te realiseren. Hier is vraag naar dergelijke milieus en zijn bovendien een aantal goede plekken (toplocaties) aanwezig die passen bij de identiteit van de stad. Strijp-S is zo een plek die kan uitgroeien tot een hoogstedelijk milieu. Dit is een locatie waar wonen slim gecombineerd kan worden met werkgelegenheid, goede bereikbaarheid en voorzieningen. Door tevens iets bijzonders toe te voegen (acupunctuur met bijzondere nieuwbouw) ontstaat een nieuwe ontmoetingsplek in de stad met regionale uitstraling.
18
Communiceer al het goede wat de regio te bieden heeft “De kenniswerker lijkt voldoende keuze te hebben, maar hoe komen zij er achter dat deze woonmilieus aanwezig zijn en waar zij al dat prachtigs kunnen halen?” Het Expat Center Brabant, maar ook het bedrijfsleven, moet letterlijk communiceren welke keuzemogelijkheden aan woonmilieus en kwaliteiten de regio heeft. Deze rijke schakering moet de kenniswerker getoond worden. Bij aankomst hebben kenniswerkers en hun partners grote behoefte aan gestroomlijnde informatie over wonen en leven, zoals bijvoorbeeld via de website
mogelijkheden resulteert in een sterkere match tussen woonwens en aanbod en daarmee in een sterkere binding met de regio. De oprichting van een community center/ internationaal kenniscenter of uitbreiding van het bestaande Expat Center Brabant kan hierin een cruciale rol vervullen. Meer informatie (www) Bekijk de presentaties, discussie en debat
19
Geef ruimte aan unieke woonmilieus en bind kenniswerks en bedrijven
www.expatguideholland.com. Uiteraard houden zij een vrije keuze, maar voorlichting over de verschillende
Woon-, leef- en werkmilieus in de regio Eindhoven
20
Woon-, leef- en werkmilieus in de regio Eindhoven
21 21
Oog voor lage-lonenarbeidsmigranten
Inleiding Zuidoost-Brabant is een ondernemende regio met een sterke economie en veel bedrijvigheid. Naast werknemers die hun wortels in de regio hebben, is, met name in de productiesfeer, de laatste jaren ook een steeds groter deel van hen van buiten Nederland afkomstig. Veel van deze zogenaamde lage-lonen-arbeidsmigranten komen uit Midden- en Oost Europa (naar schatting gaat het in de regio om 15.000-20.000 personen) en zijn werkzaam in de bouw, agrarische sector of metaalindustrie. De groep is jong (gemiddeld rond de 30 jaar), relatief goed opgeleid, maar komen in Nederland (onder andere door de taalbarrière en schaarste) veelal te werken in laag betaalde sectoren. Sommige arbeidsmigranten komen alleen, anderen komen samen met partner of gezin naar de regio om hier tijdelijk te werken. Echter, een steeds groter wordend deel van deze arbeidsmigranten vestigt zich hier permanent. Zowel tijdelijke als permanent verblijvende lage-lonen-arbeidsmigranten verdienen een goed dak boven hun hoofd. Ze leveren
Oog voor lage-lonen-arbeidsmigranten
immers een belangrijke bijdrage aan de economische bedrijvigheid en zullen een plek moeten weten te vinden in de samenleving. Daarnaast hebben gemeenten (maar ook corporaties en werkgevers) de verantwoordelijkheid om onveilige en slechte woonomstandigheden te voorkomen. De tweede expertmeeting voor de nieuwe Regionale Woonvisie ging daarom de volgende uitdaging aan: “Oog voor lage-lonen-arbeidsmigranten”
22
Conclusie
Erken dat er sprake is van een permanente stroom arbeidsmigranten
De aanwezigheid van arbeidsmigranten loont en is
De komst van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost
kansrijk. Het SRE heeft met het nieuwe regionale
Europa is geen tijdelijke stroom. Het betreft een
woonbeleid een ambassadeursfunctie in de
permanente stroom die zorgt voor een permanente vraag
bewustwording hiervan en kan samen met andere
naar tijdelijke of zelfs structurele woonruimte. Het aanbod
partijen goede woonomstandigheden voor
kan deze vraag niet bijbenen. Overheden en corporaties
arbeidsmigranten mogelijk maken.
moeten zich hiervan bewust zijn. Dit vereist een andere
Oog voor lage-lonenarbeidsmigranten
politieke en bestuurlijke opinie tegenover de komst van Arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europa zijn een
arbeidsmigranten: minder vanuit problemen denken,
economische factor van betekenis. Zij bieden een
meer vanuit kansen en met lange termijn oplossingen in
oplossing voor knelpunten op de Nederlandse
plaats van ad hoc maatregelen en tussenoplossingen.
arbeidsmarkt in met name de bouw en landbouw en
Hoe langer migranten hier immers zijn, hoe meer
leveren daarmee een aanzienlijke bijdrage aan de
behoefte aan privacy en een wooncarrière ontstaat.
Nederlandse economie. Dit blijkt niet alleen uit onderzoek
Arbeidsmigranten die hier langer verblijven dienen op de
van SEO1, maar wordt ook erkend door verschillende
lange termijn dan ook benaderd te worden als een
partijen, waaronder werkgevers en gemeenten. Naast de
gewone woningzoekende en niet als een bijzondere
woonomstandigheden van arbeidsmigranten is er steeds
doelgroep. Dit vraagt om gemeentelijk en provinciaal
meer aandacht voor de economische meerwaarde en de
beleid dat letterlijk en figuurlijk de ruimte en
kansen die deze mensen bieden. Dit is een nieuwe
mogelijkheden biedt om deze permanente stroom goed te
opgave waarin (bovenal) goede huisvesting centraal
huisvesten. Verschillende partijen, waaronder
staat, maar daarnaast bewustwording, samenwerking en
gemeenten, werkgevers en arbeidsbemiddelaars, zijn
afspraken noodzakelijk zijn om deze kansen te
namelijk erg enthousiast en ambitieus om met goede
verzilveren en te benadrukken. Het regionaal woonbeleid
oplossingen te komen.
speelt hierin een belangrijke ambassadeursrol. Speerpunten zijn:
Benoem de kansen van deze permanente stroom “Arbeidsmigranten hebben we nu en in de toekomst hard nodig”. Vergrijzing en krimp leidt tot vertrek van Nederlandse arbeidskrachten en een teruglopend voorzieningenniveau in de kleine kernen. Arbeidsmigranten kunnen dit gat opvullen. Wie vooruit
SEO Economisch Onderzoek, De economische impact van arbeidsmigratie uit de MOElanden, Bulgarije en Roemenië, december 2008
1
23
Moderne migratie: MOE-landen kijkt, speelt in op deze demografische ontwikkelingen en
10.000
benut de permanente stroom arbeidsmigranten door met
migratiesaldo
8.000
6.000
name gezinnen vast te houden. Niet alleen voor
4.000
werkgelegenheid in de land- en tuinbouw, maar ook voor
2.000
de gezondheidszorg, het onderwijs (op peil houden van
0
het aantal leerlingen op kleine scholen) en het
-2.000
-4.000 1995 Polen
1996
1997
1998
Roem/Bulg
1999
2000
Marokko
2001
2002 Turkije
2003
2004
2005
2006
2007
Nederlandse Antillen + Aruba
2008
2009
Suriname
2010
verenigingsleven. Bovendien zijn met name Polen vaak goed opgeleid. “Maak daar gebruik van.” Neem deze groep serieus en zorg voor goede huisvesting. Alleen
Moderne migrant komt om te werken
door goede huisvesting kan deze potentie immers benut worden. Voor een sociale onderlaag hoeven gemeenten en corporaties niet bang te zijn. “We creëren deze zelf als we de kansen niet benutten en arbeidsmigranten geen groeimogelijkheden bieden.” Zorg voor goede huisvesting Als eerstverantwoordelijke voor goede huisvesting van arbeidsmigranten wordt de werkgever gezien, maar
Bron: CBS
gemeenten en corporaties nemen in toenemende mate een actieve rol op zich. Deze partijen zijn echter
Oog voor lage-lonen-arbeidsmigranten
Bron: SEO / CBS
nauwelijks in staat om de vraag naar woonruimte correct op te vangen. Planologische regelgeving, stringent beleid en gebrek aan draagvlak onder lokale bewoners en/of de politiek zorgen voor moeizame procedures en een gebrekkig aanbod. “Er is veel gemeentelijk beleid, maar 80-90% van de huisvesting van arbeidsmigranten is illegaal; dat wil zeggen, deze wordt gedoogd”. Consequentie hiervan is dat malafide arbeidsbemiddelaars de weg van de minste weerstand kiezen en migranten onder slechte omstandigheden huisvesten. Daar komt bij dat er door gebrekkige
24
registratie in de GBA (Gemeentelijke Basis Administratie)
moet dit proces stroomlijnen en heeft een leidende rol
vaak onduidelijkheid is over de aantallen
om samen met deze partijen regionale uitgangspunten en
arbeidsmigranten, het toekomstperspectief en de inhoud
afspraken te maken (kwantitatief en kwalitatief) en vast te
en duur van het werk. Dit bemoeilijkt een goede sturing
leggen in woonprogramma’s.
op huisvesting. Inschrijving in het GBA is daarnaast van groot belang om als arbeidsmigrant maatschappelijk te
Meer informatie (www)
kunnen functioneren. Denk hierbij aan inschrijving bij een
Bekijk de presentaties, discussie en debat
woningcorporatie of het gebruik maken van zorgvoorzieningen en/of onderwijs. Het SRE is zich bewust van deze problematiek en heeft met de nota “Tijdelijk (werken en) wonen” getracht een handreiking te bieden aan de 21 regiogemeenten om op lokaal niveau tot oplossingen te komen. Ook hier bleek de praktijk weerbarstig: “De vraag is groter dan het aanbod en niet alle gemeenten vertaalden de handreiking naar lokaal beleid.” Gevolg daarvan is dat gemeenten op verschillende manieren opereren. Het standpunt van de provincie Noord-Brabant is dat huisvesting van specifieke doelgroepen, waaronder arbeidsmigranten, deel uit maakt van het reguliere uitgeoefend, maar dat er regionaal afspraken worden gemaakt om voldoende, goede huisvestingsmogelijkheden te bieden. Het regionaal woonbeleid moet dan ook in staat zijn hier een doorbraak in forceren. Overheden, LTO, werkgevers, corporaties en arbeidsbemiddelaars hebben immers de gezamenlijke verantwoordelijkheid en ambitie om te zorgen voor goede huisvesting van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europa. De Stuurgroep Arbeidsmigranten van het SRE
25
Oog voor lage-lonen-arbeidsmigranten
huisvestingsbeleid dat lokaal door gemeenten wordt
Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied
Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied
Inleiding De kracht van Zuidoost-Brabant is de combinatie van rust en dynamiek, van groen en rood, van thuiswereld en buitenwereld. De menging van stad en land heeft niet alleen geleid tot dorpse steden, maar ook tot een landschap met een sterk stedelijke cultuur. De steden zijn gebaat bij het landschap en de mooie dorpen waar het goed, veilig en ontspannen wonen is. De dorpen zijn gebaat bij de werkgelegenheid en het voorzieningenniveau van de steden. De bewoners in het SRE benutten dit unieke ’dorpstedelijke netwerk’ ten volle en beschouwen het als hun leefwereld. Een leefwereld die echter in toenemende mate onder druk komt te staan. Afnemende bevolkingsgroei, dalend voorzieningenniveau en een scheve verhouding tussen betaalbare en dure woningvoorraad kunnen op termijn een disbalans veroorzaken binnen het dorpsstedelijk netwerk. Om dit te voorkomen sorteert het SRE voor op de ‘nieuwe groei’. Dit vereist een omslag in (bestuurlijk) denken en handelen waarin niet langer en alleen groei centraal staat, maar mogelijk ook krimp onderdeel is van een gezonde balans tussen stad en land. In het kader van de Regionale Woonvisie 2011-2020 stond in de derde expertmeeting daarom ook de volgende uitdaging centraal: “Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied”
26
Conclusie
volbrengen. “Dit vraagt ander bestuur, een andere mentaliteit, een andere cultuur en een andere
Bottom-up initiatieven vanuit burgers en partijen
gereedschapskist”.
krijgen (meer) invloed op de kwaliteit van de regio. Dit is een proces dat vraagt om nieuwe ruimtelijke
Een grote opgave waar de regio de komende jaren voor
kaders in de vorm van regionale kwaliteitsafspraken.
staat, is het transformeren van de bestaande voorraad.
Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied
Voornaamste doel is deze voorraad te beheren, te Zuidoost-Brabant is een regio in beweging. Een regio die
verduurzamen en goed aan te laten sluiten bij de (telkens
door verschillende ontwikkelingen moet anticiperen op
veranderende) wensen van de woonconsument. Dat wil
nieuwe tijden. Tijden waarin groei niet vanzelfsprekend is,
niet zeggen dat er de komende jaren niks nieuws meer
de woningmarkt zich hervormt van aanbodgericht naar
gebouwd wordt. Prognoses wijzen uit dat er de komende
vraaggericht, de consument centraal staat en de
10 jaar nog een netto opgave is van 25.000 woningen in
bestaande voorraad om forse investeringen vraagt. Dit
de regio. Er is dus nog altijd een bouwopgave. Deze zal
betekent ook dat woningbouw niet langer
zich echter primair richten op het kleinschalig toevoegen
vanzelfsprekend een financiële opbrengstenpost is.
van kwaliteit aan de bestaande voorraad in zowel steden
Nieuwe verdienmodellen zijn noodzakelijk om deze
als dorpen. Deze transformatie (kwaliteitsslag) slaagt
betaalbaar te houden. Hoe kan het regionaal woonbeleid
alleen als overheden, maar ook andere partijen (o.a.
deze ontwikkelingen in goede banen leiden en zorgen dat
ontwikkelaars en corporaties), in staat zijn een
ook in deze andere tijden de kwaliteit van stad en land
denkomslag te maken in sturen en handelen. Partijen
zich verder ontwikkelt? De volgende speerpunten voor
moeten bereid zijn om kwaliteit leidend te laten zijn voor
inhoud en proces van het regionaal woonbeleid zijn van
kwantitatieve keuzes. Zelfs als daar financiële
belang:
consequenties aan zijn verbonden. Zowel de stedelijke gebieden als de landelijke (krimp)gebieden kunnen het
Transformatie
zich namelijk niet permitteren om pas op de lange termijn
De letterlijke vertaling van transformatie is verandering.
voor te sorteren op de structurele veranderingen in de
Verandering in de brede zin van het woord staat centraal
woningmarkt. De afzetmogelijkheden in de woningmarkt
in het regionaal woonbeleid. Dit betekent dat niet alleen
zijn wezenlijk veranderd en de ‘nieuwe groei’ dient zich
de regionale woonopgaven veranderen, maar dat een
aan. Gemeenten moeten die ‘nieuwe groei’ onder ogen
transformatie in (bestuurlijk) denken en handelen
zien. Dat kan door op lokaal niveau nauwkeurig de
minstens van even groot belang is om deze opgaven te
27
Krimp is…
mogelijkheden van inbreiding te inventariseren en de eigen identiteit als vertrekpunt van elke ontwikkeling te nemen. De intergemeentelijke afstemming van deze keuzes en het maken van kwaliteitsafspraken daarover is een regionale verantwoordelijkheid. Maak nieuwe weefsels van bebouwing en landschap
Integrale dorpsontwikkelingsprogramma’s
Verdunnen en verdichten Verdunnen en verdichten gaat in feite over verdichten enerzijds en koesteren anderzijds. De huidige en toekom-
Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied
stige kwaliteit van stad en land in de regio Eindhoven is namelijk gebaat bij keuzes als het gaat om locaties die letterlijk met rust gelaten worden en locaties waar verdichting/ontwikkeling kan plaatsvinden. Dit vereist echter
Wat
Wat zag u zo net voorbij komen?
grote zorgvuldigheid. Iedere gemeente kent immers haar lokale belangen en “met name op het gebied van woningbouw concurreren alle gemeenten in de regio met elkaar.” Maar waar ben je als gemeenten nu écht goed in? Waar liggen je kwaliteiten, wat is je identiteit en in hoeverre past deze bij de wens van de woonconsument? Als gemeenten op basis van hun identiteit en kwaliteiten in staat zijn samen te werken (‘co-currentie’) en het SRE dat regionaal weet te verbinden en te vertalen in regionale kwaliteitsafspraken dan pas is het SRE de regio die het wil zijn:
Leg bijzondere ruimtelijke kwaliteiten bloot Bron: bovenstaande beelden zijn overgenomen uit de presentaties ‘Ruimte maken voor krimp’ van de Brabant Academy en ‘Nieuwe groei in het buitengebied’ van het SRE
(onderdeel van) Brabants mozaïek met een complementair aanbod aan woon- en leefkwaliteiten waarin bewust keuzes gemaakt kunnen worden. Van het rustigste dorpje waar niet veel meer gebeurt (koesteren) tot het meest
28
hoogstedelijke woongebied vol dynamiek waar ruimtelijke
ratie. Dit leidt tot een wijk-, buurt-, of gemeenschapsnet-
ontwikkelingsmogelijkheden worden gefaciliteerd. Dit
werk met een economisch en sociaal rendement waarin
vraagt niet alleen om samenwerking en lef (om bijvoor-
iedereen zijn of haar eigen kennis ter beschikking stelt
beeld de ontwikkeling van bepaalde woonmilieus aan een
voor het betreffende project.
buurgemeenten te gunnen), maar ook om een regionaal verdienmodel waaruit kosten en opbrengsten van ver-
Meer informatie (www)
dichten en koesteren gefinancierd kunnen worden.
Bekijk de presentaties, discussie en debat
Teruggeven Vraaggericht en kwalitatief ontwikkelen/ beheren vereist: hun initiatieven, het faciliteren van hun keuzes en toetsing op inhoudelijke kwaliteitsafspraken. Dit betekent dat verantwoordelijkheden (meer) bij burgers en/of samenwerkende partijen komen te liggen. Top-down sturing gebeurt alleen nog op specifiek lange termijn beleid of door het stellen van ruimtelijke kaders in de vorm van kwaliteitsafspraken. Bottom-up initiatieven vanuit burgers en partijen krijgen hierdoor (meer) invloed op de kwaliteit van de regio. Het teruggeven van beslisbevoegdheid aan burgers en partijen is hier onmiskenbaar onderdeel van. Dit betekent dat het omarmen van projectinitiatieven door burgers en partijen feitelijk ophoudt bij het faciliteren daarvan. Verantwoordelijkheid wat betreft realisatie, financiën en beheer ligt namelijk bij de burger, buurt, gemeenschap of coöpe-
29
Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied
het serieus nemen van de gebruiker(s), het omarmen van
Kies voor duurzaam vernieuwen en transformeren
Inleiding De regio Eindhoven heeft een krachtige economie en een gevarieerde voorraad bestaande woon- en werkmilieus. Dit maakt het SRE een robuuste regio die wel een stootje kan hebben. Toch mag er van achterover leunen geen sprake zijn. Het is juist deze bestaande voorraad die om aandacht vraagt en de basis is van de toekomstige woningmarkt. Het op grote schaal ontwikkelen van nieuwe woonwijken behoort immers tot het verleden en met name woningen uit de periode 1950-1985 vragen om modernisering, (energetische) verduurzaming en andere ingrepen om deze toekomstbestendig te maken. Daarnaast staan veel kantooren werklocaties leeg. Deze bieden mogelijkheden voor herbestemming en transformatie. Maar duurzaam vernieuwen is al lang niet meer (alleen) een fysieke opgave. De bestaande voorraad kent immers bestaande gebruikers. Zij
Kies voor duurzaam vernieuwen en transformeren
zijn de ervaringsdeskundigen, kennen hun plek en hebben hun wensen. Gemeenten en andere partijen betrekken hen in het proces, maar steeds vaker organiseren zij hun eigen proces. Daarnaast is duurzaamheid steeds meer een strategische opgave, waarin het efficiënt verbinden en ruimtelijk positioneren van plekken en stromen leidt tot energiereductie. Deze en andere ontwikkelingen stonden centraal tijdens de vierde expertmeeting in het kader van de Regionale Woonvisie 2011-2020. Hierin gingen partijen de volgende uitdaging aan: “Kies voor duurzaam vernieuwen en transformeren”
30
Conclusie
woningvoorraad (zowel bestaand als nieuw) van belang is voor een toekomstbestendige woningvoorraad op
Duurzame vernieuwing en transformatie van
regionaal schaalniveau. Vanuit dit bewustzijn is het
bestaande voorraad vindt primair plaats op een
volgende speerpunt van belang voor de inhoud en proces
lokaal schaalniveau. Het SRE heeft een belangrijke
van het regionaal woonbeleid:
Kies voor duurzaam vernieuwen en transformeren
rol om deze vernieuwing regionaal te agenderen en te communiceren. Voor zowel de bestaande als nieuwe
Agendeer en communiceer regionale verduurzaming
voorraad, met aandacht voor de rol van bewoners en
Het SRE heeft een belangrijke rol om duurzame
oog voor duurzaamheid als toekomstbeeld voor de
vernieuwing en transformatie van woningen en kantoren
regio.
regionaal op de agenda te zetten en van daaruit gemeenten, corporaties en andere partijen mogelijkheden
De ambities voor duurzame ontwikkeling en
te bieden tot samenwerking en uitvoering. Zo heeft het
toekomstbestendig wonen in de regio komen tot uiting op
SRE met de ondertekening van het Regionaal Convenant
verschillende schaalniveaus. Met name op woning- en
GPR Gebouw afspraken kunnen maken om
wijkniveau zijn deze concreet te benoemen voor zowel de
verduurzaming van nieuwbouwprojecten naar een hoger
bestaande voorraad als de nieuwbouw. Voorbeelden zijn
schaalniveau te brengen. Met de ondertekening van dit
isolatie, gebruik van zonne-energie, en gescheiden
convenant streven deelnemende partijen naar een hogere
watersystemen. Dit is veelal een lokale opgave die onder
kwaliteit van de gebouwde omgeving en wordt een
andere op basis van het convenant “Energiebesparing
stimulans gegeven aan duurzaam en toekomstbestendig
corporatiesector” (waarin afspraken zijn gemaakt voor
bouwen in de regio. Projecten die vanuit dit convenant
verduurzaming van de woningvoorraad) wordt ingevuld.
zijn ontwikkeld, moeten gecommuniceerd worden en
Aandachtspunt hierin is met name de relatie huurder-
dienen als voorbeeld voor een verdere regionale
verhuurder en de opgave om huurders ‘mee te krijgen’ in
uitvoering.
de verduurzaming van hun woning. Goede communicatie
Toch gaat het niet alleen om (energetische)
en “de kwaliteit van de dialoog als basis voor succes”
verduurzaming in de nieuwbouw. Juist de breedte en
geldt hierin als motto. Het SRE heeft niet direct een
veelzijdigheid van duurzaamheid biedt veel
uitvoerende rol in deze opgave - deze ligt primair bij
mogelijkheden om ook andere aspecten regionaal te
gemeenten, corporaties en bewoners - maar is zich
agenderen en - waar mogelijk - onderdeel te maken van
bewust van het feit dat lokale verduurzaming van de
je regionale kwaliteitsafspraken. Concreet gaat het dan
31
om verduurzaming en verhoging van de gebruikskwaliteit
Centrale vraag
en toekomstwaarde van bestaande bouw, maar ook aandacht voor de rol van bewoners in dat proces: het faciliteren van hun woonwensen en het kunnen omarmen
Hoe kan ‘duurzame ontwikkeling’ een bijdrage leveren aan de actuele verstedelijkingsopgave?
van hun duurzaamheidsambities. Tot slot is er een toenemende strategische duurzaamheidsopgave die het SRE moet agenderen. Deze komt voort uit de trend waarin duurzame ontwikkeling wereldwijd het nieuwe toekomstbeeld is. Niet de energetische verduurzaming van bestaande of
Energiebeleid
nieuwe woningvoorraad staat hierin centraal, maar - in aanvulling daarop - energiereductie door plekken en
Essentie
stromen in de regio slim en efficiënt met elkaar te verbinden. Hierin wordt het zwaartepunt van de vraag CO2-uitstoot/energieverbruik
naar energie - die in de stad ligt - gekoppeld aan het aanbod aan energie. Energiestromen vanuit functies
Kies voor duurzaam vernieuwen en transformeren
Woonlasten
elders in de regio of stad worden slim en efficiënt verbonden met plekken die energie vragen. Dit betekent dat na jarenlange perioden van ruimtelijke
Comfort
functiescheiding er nu een duidelijke opgave ligt voor het aedes vereniging van woningcorporaties
12
verbinden van woonlocaties (plekken) met de stromen van (industriële) productie, water, verkeer, consumptie en
Bron: Sheet 1 - VromRaad Sheet 2 - Aedes
energiehuishouding. “We leven immers in een tijdperk aedes vereniging van woningcorporaties
10
van verbinden in plaats van scheiden”. Hierin staan fabrieken, industrie of voorzieningen niet langer los van de woonomgeving, maar worden daar (weer) onderdeel van doordat woningen gebruik maken van bijvoorbeeld hun (rest)warmte. Meer informatie (www)
32
Bekijk de presentaties, discussie en debat
Kies voor duurzaan vernieuwen en transformeren
33
2.
uitvoering
Uitvoering
Inleiding De Regionale Woonvisie 2011-2020 legt een sterke nadruk op uitvoering. Belangrijkste vraag daarin is welke (samenwerkende) partijen de verschillende uitdagingen gaan waarmaken. Voor elke uitdaging is daarvoor in dit hoofdstuk een actietabel opgenomen. De acties komen voort uit de inhoudelijke verdieping van iedere uitdaging (hoofdstuk 1) met daarin gekoppeld enkele (samenwerkende) partijen die daarvoor verantwoordelijk zijn/worden. Tijdens de regionale Woonconferentie op 26 mei 2011 zijn de verschillende
Uitvoering
partijen gevraagd zich hieraan te committeren.
36
Geef ruimte aan unieke woonmilieus en bind kenniswerkers en bedrijven Doel: Het communiceren van de specifieke (woon)kwaliteiten van de regio Eindhoven, het faciliteren van ontmoetingsplekken en mogelijkheden tot het vormen van communities voor kenniswerkers, het vernieuwen van bestaande en toevoegen van nieuwe woonmilieus waarin bestaande kwaliteiten en identiteit het vertrekpunt vormen.
1
Actie
Verantwoordelijke (samenwerkende) partij(en)
Onderzoek de mogelijkheid tot het oprichten van een commu-
Proces- en projectsturing
nity center door het uitbreiden van activiteiten van het Expat
Expat Center Brabant
Center Brabant
Deelnemers Brainport Development, bedrijfsleven, kennisinstellingen (o.a. TU/e, Fontys), Kamer van Koophandel, gemeente Eindhoven, SRE
2
Zorg voor gestroomlijnde (meertalige) informatie over woon-
Proces- en projectsturing
en leefkwaliteiten van alle gemeenten in de regio en maak
Expat Center Brabant
deze (digitaal) beschikbaar
Deelnemers Brainport Development, SRE, gemeenten
3
Stimuleer en faciliteer bijzondere woningbouwprojecten op
Deelnemers
vooraf goed doordachte locaties
Woningcorporaties, ontwikkelaars, gemeenten
Uitvoering
37
Oog voor lage-lonen-arbeidsmigranten Doel: Het in samenwerking zorgen voor goede huisvesting van lage-lonen-arbeidsmigranten, het benadrukken en communiceren van de kansen die arbeidsmigranten bieden.
1
Actie
Verantwoordelijke (samenwerkende) partij(en)
Herbevestig het afgesproken beleid uit de nota Tijdelijk (wer-
Proces- en projectsturing
ken en) wonen in de SRE-gemeenten
Stuurgroep Arbeidsmigranten (SRE) Deelnemers Gemeenten
2
Inventariseer vanuit de GBA de (huisvestings)vraag van lage-
Proces- en projectsturing
lonen-arbeidsmigranten en koppel dit aan het aanbod (bij-
Stuurgroep Arbeidsmigranten (SRE)
voorbeeld het woningbestand dat corporaties hebben)
Deelnemers Uitzendbureaus, LTO, corporaties en werkgeversorganisaties, gemeenten
3
Deel de ervaringen met de huisvesting van lage-lonen-ar-
Proces- en projectsturing
beidsmigranten die elders in Nederland zijn opgedaan (o.a.
Stuurgroep Arbeidsmigranten (SRE)
het opstellen van een ‘verklaring arbeidsmigranten in Noorden Midden-Limburg, West Friesland)
Uitvoering
>>
38
4
Actie
Verantwoordelijke (samenwerkende) partij(en)
Stroomlijnen van de wet- / regelgeving en de processen rond-
Proces- en projectsturing
om de (huisvesting van) arbeidsmigranten
Stuurgroep Arbeidsmigranten (SRE) Deelnemers Gemeenten, provincie Noord-Brabant, werkgeversorganisaties, SNCU, LTO
a
Stimuleer en verbeter de registratie van lage-lonen-arbeidsmi-
Gemeenten
granten in het GBA
b
Stel een huisvestingsverordening op om de instroom van lage-
Gemeenten, Stuurgroep Arbeidsmigranten (SRE)
lonen-arbeidsmigranten te reguleren
c
Creëer planologische ruimte in gemeentelijk en provinciaal
Gemeenten, provincie Noord-Brabant
beleid door initiatiefnemers voor goede huisvesting (o.a. corporaties en werkgevers) meer mogelijkheden te bieden voor zowel tijdelijke woonoplossingen, lange termijn oplossingen, als creatieve woonvormen
d
Zet een afgestemd handhavingssysteem op
Werkgeversorganisaties, gemeenten, SNCU (stichting naleving CAO voor uitzendkrachten), LTO
5
Stel een ‘Kansenboek arbeidsmigranten’ op
Proces- en projectsturing Stuurgroep Arbeidsmigranten (SRE)
Uitvoering
39
Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied Doel: Het voorsorteren op de ‘nieuwe groei’, het realiseren van een denkomslag in sturen en handelen waarbij lokale identiteit en kwaliteit als vertrekpunt genomen worden voor ruimtelijke keuzes.
1
Actie
Verantwoordelijke (samenwerkende) partij(en)
Stem lokale ruimtelijke keuzes regionaal af en leg deze, in
Proces- en projectsturing
aanvulling op de kwantitatieve afspraken uit het Regionaal
SRE (strategieontwikkelaar, beleidssynchronisatie)
Woningbouwprogramma, vast in regionale kwaliteitsafspraken
Deelnemers Provincie Noord-Brabant, Brabant Academy, TU/e, gemeenten, corporaties, marktpartijen
a
Breng de bestaande woningvoorraad kwantitatief en kwalita-
Gemeenten, corporaties, SRE
tief in beeld
b
Krijg beter inzicht in het verhuisgedrag en de woon- en leef-
SRE
wensen van (toekomstige) senioren en kleinere huishoudens
c
Breng inzicht in de totale woonlasten van de woonconsument
SRE
d
Faciliteer de discussie over (extra) bouwkosten die kwaliteit en
SRE
duurzaamheid met zich meebrengen
2
Het nadenken over nieuwe ontwikkelingsmethodieken die bij-
Proces- en projectsturing
dragen aan een nieuw evenwicht van sterke steden en een
SRE (strategieontwikkelaar)
vitaal platteland
Deelnemers Provincie Noord-Brabant, Brabant Academy,
Uitvoering
TU/e, gemeenten, corporaties
40
Kies voor duurzaam vernieuwen en transformeren Doel: Het agenderen en communiceren van regionale verduurzaming, het stimuleren van samenwerking tussen gemeenten, corporaties, bewoners en andere partijen.
1
Actie
Verantwoordelijke (samenwerkende) partij(en)
Maak duurzaamheid onderdeel van de regionale
Proces- en projectsturing
kwaliteitsafspraken
SRE Deelnemers Gemeenten, provincie Noord-Brabant, corporaties, TU/e
a
Benoem voorbeeldprojecten die verduurzaming bottom-up
Gemeenten, provincie Noord-Brabant, SRE, Aedes
aanjagen op basis van bestendigheid, comfort en kwaliteit van wonen en leven. Kom niet zondermeer met een maatregelenpakket.
b
Stimuleer de aanpak van verduurzaming van de bestaande
SRE, corporaties, TU/e, Aedes, Slim Renoveren,
voorraad, transformatie en herbestemming
Levensloop Academie
Uitvoering
41
3.
participanten
45
Onze dank gaat uit naar de eenieder die een bijdrage heeft geleverd en in het bijzonder naar de sprekers: Aron Bogers (Inbo), Bärbel van Zanten (Iadea), Daniëlle van der Ven (Hurks Vastgoedontwikkeling), Dick Loeff (SRE), Dennis Gudden (Inbo), Ernest Berkhout (SEO), Fons Merken (Wonen Limburg), Han Lörzing (TU/e, Provincie Utrecht), Hans Mommaas (VROM-Raad), Hans van Voorene (Trudo), Jan van Dijk (Brabant Academy), Joost Ossevoort (Aedes), Mary Fiers (Eindhoven), Mendel Robbers (YYY), Niek Bargeman (Provinicie Noord-Brabant), Ron Stoop (Expatcenter Brabant), Simon Wessels (SRE), Thom Aussems (Trudo), Ton Wijnen (Z.O.N. Arbeidsvoorziening). ...en de experts: Aaltje Schouten-Saarloos (Nuenen), Anita Pauwels (Hendriks Coppelmans Ontwikkeling), Anja Tils (Bergeijk), Anka Meeuws (SRE Milieudienst), Anouk Vinken (Someren), Arnold Joost (Stad2), Astrid Haast (Woningbelang), Astrid van Deelen (Brainport Development), Audry Verheijen (Wonen Weert), Bart Kamerling (Magis en Van den Berg), Bep de Vaan-Heffels (Best), Brechje Lubse (Wonen Limburg), Caroline van Tilborg (Woonpartners), Cees van de Ven (Reusel-De Mierden), Doris de Bruijn (SlimRenoveren), Eef Bongaarts (Helmond), Egbert Buiter (Valkenswaard), Ela Kloszewska (Z.O.N. Arbeidsvoorziening), Eric Beerens (VROM-inspectie), Esther Struik (Wocom), Fons Lustenhouwer (Aedes), Frank Engelen (Beeckk Adviseurs), Frank Metsemakers (Woonbedrijf), Frank van Noort (Waalre), Frans Stienen (Helmond), Frans van den Boomen (Bouwfonds), Freija Mostert (VNG), Gerrit Kros (Someren), Hans Savelkouls (Ministerie van Binnenlandse Zaken), Hans Spooren (Best), Hélène Kivits (Compaen), Henk Kerkers (Deurne), Herman Litjens (ZLTO), Hilde van Beek (Wooninc.), Ingrid de Boer (Woonbedrijf), Ingrid van der Burgt (provincie NoordBrabant), Ingrid van Luijt (SRE), Irene Martens (Martens Mondial Coaching), Jaap van Engelshoven (AM), Jackel Henstra (KAW), Jan Lathouwers (Bergeijk), Jan-Willem Popelier (Laurentius), J-D. Van Arkel (Son en Breugel), Jeroen Singelenberg (SEV), Jeroen van der Hoek (Bergeijk), Jessie Wagenaar (Bouwfonds), Jo Goossens (NVB), Joep Berghuis (Eindhoven), John Frenken (Son en Breugel), Joke Beuger (Waalre), Jori Meulendijks (Asten), Jos Gruijters (Laarbeek), Jozef van Asten (Cranendonck), Karin Duimelinks (Deurne), Kees Haest (Metaal Flex Nederland), Lianne van Stratum (Wonen Limburg), Lies de Groot (Aert Swaens), Liesbeth van Beek (Wonen Limburg), Linda Tuijt (Woonbedrijf), Lisette Heesakkers (Laarbeek), Lou van Gerven (Valkenswaard), Maarten Klerkx (ABT), Mahdi Triki (Philips Research), Marco Koopman (Levensloop Academie), Marie Beenackers- van Poppel (Cranendonck), Marieke Leussink (TU/e), Mariëlle Hoefsloot (Provincie Utrecht), Marinus Biemans (Deurne), Marja van Wolferen (Goed Wonen Gemert), Marjo Compen (Heeze-Leende), Marleen Sanders (Stad2), Mart Verhoeven (BAM Woningbouw), Martien Jansen (Nuenen), Martijn van Boven (GRIP op vastgoed), Miranda Raaijmakers (Wocom), Myreen Minnaar (Wooninc.), Nienke Verhagen (Gemert-Bakel), Olaf Henschen (Property Match Investments), Paul Gondrie (Best), Paul Sebregts (Bergopwaarts@BOW), Pauline Jansen (Nuenen), Petra Rijkers (Asten), Piet Machielsen (Oirschot), Pieter van Santvoort (Van Santvoort Makelaars), Ria Appelo (Domein), Rinus Verberne (Fontys - Vastgoed & Makelaardij), Rob Möhlmann (Woningbelang), Robèrt Kersjes (Wooninc.), Robert Visser (Son en Breugel), Robert Wessels (ZLTO), Roel Maas (ABT), Roel van Heugten (Metaal Flex Nederland), Roeland van Hooff (Eersel), Ron Kruijswijk (Kruijswijk makelaardij), Sean Vos (SlimRenoveren), Sjoerd Slaaf (Bewonersplatform Woensel Noord), Sjoerd Swinkels (Beeckk Adviseurs), Sonja Driessen (SRADA), Theo Heuveling (Bladel), Theo van den Tillaart (Nuenen), Ties van de Moosdijk (Helmond), Tiny Leenders (Ver. Kleine Kernen Noord-Brabant), Tjakko Middel (Helmond), Toine Brosens (Woningstichting Laarbeek), Toon Meulensteen (Eindhoven), Toon van der Mierden (Veldhoven), Trudy Thijssen (Woningstichting Laarbeek), Wendy Hellings (Son en Breugel), Will Groothuysen (Ur2d), Willem van Hal (Helmond), Willy Giesbers (Adriaans Bouwgroep), Wilma van der Rijt-van der Kruis (Heeze-Leende), Wim van Lith (Ver. Kleine Kernen Noord-Brabant), Wim Verberne (Z.O.N. Arbeidsvoorziening), Wim Vissers (Geldrop-Mierlo), Xavier Broekx (Broeckx-Praasterink makelaars), Yolanda van der Zanden (Trudo), Yvan Vavier (Someren), vrijwilligers van de locaties en andere betrokkenen bij de expertmeetings en werkconferentie.
Inbo Geeresteinselaan 57 Postbus 57 3930 EB Woudenberg T +31 (0)33 286 82 11 Datum Augustus 2011 Status Eindversie Referentie 7881
www.inbo.com
Woonvisie Regio Eindhoven Samen werken aan drie uitdagingen voor de regionale woningmarkt
Colofon
Woonvisie Regio Eindhoven Samen werken aan drie uitdagingen voor de regionale woningmarkt
Opgesteld door
Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) Keizer Karel V Singel 8 Postbus 985 5600 AZ Eindhoven
Auteur
Ron Hensen
Bronnen
Het Geniale Wonen (mei 2010), Urhahn Urban Design en Rigo Research & Advies Resultaatdocument (juli 2011), Inbo
Datum
16 januari 2012
Status
Concept
Website
www.sre.nl/woonvisie woonvisie.sre.nl
1
Voorwoord Het zijn roerige tijden op de woningmarkt. Het nieuws wordt gedomineerd door dalende huizenprijzen, afnemend consumentenvertrouwen, angst voor dubbele woonlasten en verscherpte regelgeving van de banken ten aanzien van de hypotheekverstrekking. Een bijzondere tijd om een nieuwe woonvisie te presenteren. Ondanks deze actualiteit is en blijft de regio Eindhoven een economisch sterke regio. We zijn niet voor niks „Brainport‟. Een regio die ook de komende jaren nog zal blijven doorgroeien. Nieuwbouw blijft dus belangrijk. Maar ook in onze regio moet er meer aandacht komen voor het toekomstbestendig maken van de bestaande woningvoorraad. Daar ligt de grootste opgave. We wonen - misschien in tegenstelling tot wat sommigen denken - in een regio met een grote diversiteit aan aantrekkelijke leef- en woonmilieus. Keuze genoeg voor mensen die hier (willen) wonen: van stedelijk tot landelijk. Een mooie groene omgeving en uitstekende voorzieningen zijn altijd dichtbij. Juist de specifieke kwaliteiten en identiteiten van de verschillende gemeenten moeten we verder versterken. Dit is vooral een lokale verantwoordelijkheid. Mensen identificeren zich met hun straat, dorp of stad. Niet zozeer met een regio. Maar het is onvoldoende om uitsluitend op lokaal niveau naar oplossingen te zoeken. Zeker in de huidige woningmarkt. Het is daarom wenselijk om bepaalde vraagstukken regionaal te „tackelen‟. We kiezen daarom drie belangrijke regionale woonthema‟s: 1. Oog voor kenniswerkers en lage-lonen-arbeidsmigranten; 2. Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied; 3. Duurzaam vernieuwen en transformeren van de bestaande voorraad. Maar met een visie op papier zijn we er niet. "In gelul kun je niet wonen" is de beroemde uitspraak die aan voormalig staatssecretaris Jan Shaefer wordt toebedeeld. We zullen dus samen de handen uit de mouwen moeten steken om op onze drie thema's ook echt resultaten te boeken. Wonen is immers een werkwoord. Daarbij wordt nadrukkelijk gezocht - passend bij de uitgangspunten van de Regionale Agenda - naar ieders rol en verantwoordelijkheid. Ten slotte wil ik alle mensen en organisaties die hebben meegewerkt aan de totstandkoming van deze visie bedanken voor hun inbreng. Ik hoop en verwacht dat we ook in het vervolgtraject een beroep op u kunnen doen! Mary Fiers Portefeuillehouder Ruimte en Wonen, SRE
2
Inhoudsopgave SAMENVATTING .......................................................................................................................................... 5 1.
INLEIDING ............................................................................................................................................ 7 1.1. LOKAAL DOEN, WAT LOKAAL KAN ................................................................................................................ 7 1.2. DAAROM EEN REGIONALE WOONVISIE......................................................................................................... 7 1.2.1. Voorsorteren op structurele veranderingen op de woningmarkt ............................................... 7 1.2.2. Regionale woningmarkt draagt bij aan Brainport-doelstellingen .............................................. 8 1.3. HOE ZIJN WE GEKOMEN TOT DE REGIONALE WOONVISIE? ............................................................................... 8 1.3.1. Van ‘Het Geniale Wonen’ naar vier uitdagingen ........................................................................ 8 1.3.2. Resultaten expertmeetings en woonconferentie ........................................................................ 9 1.3.3. Van vier naar drie uitdagingen ................................................................................................... 9 1.4. LEESWIJZER ............................................................................................................................................ 9
2.
DE POSITIE VAN DE REGIONALE WOONVISIE...................................................................................... 10 2.1. RIJKSBELEID .......................................................................................................................................... 10 2.1.1. Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte ..................................................................... 10 2.1.2. Woonvisie ................................................................................................................................. 10 2.2. PROVINCIAAL BELEID .............................................................................................................................. 11 2.2.1. Structuurvisie ruimtelijke ordening en verordening Ruimte ..................................................... 11 2.2.2. Bevolkings- en Woningbehoefteprognose ................................................................................ 11 2.3. REGIONALE AGENDA 2011-2014 ............................................................................................................ 11 2.3.1. Wat zegt de Regionale Agenda over ‘wonen’? ......................................................................... 12 2.3.2. Wettelijke volkshuisvestingstaken SRE ..................................................................................... 13 2.3.3. Relatie met de Regionale Woonvisie......................................................................................... 13 2.4. REGIONAAL WONINGBOUWPROGRAMMA .................................................................................................. 13 2.4.1. Een realistisch woningbouwprogramma op basis van behoeften ............................................ 13 2.4.2. Een flexibel woningbouwprogramma ....................................................................................... 13 2.4.3. Relatie met de Regionale Woonvisie......................................................................................... 14 2.5. REGIONAAL WONINGMARKTONDERZOEK.................................................................................................... 14 2.5.1. Regionaal Woonbehoeftenonderzoek ...................................................................................... 14 2.5.2. SRE Monitor Wonen .................................................................................................................. 14 2.5.3. Relatie met de Regionale Woonvisie......................................................................................... 14 2.6. GEMEENTELIJKE WOONVISIES ................................................................................................................... 14
3.
EEN VISIE OP DRIE REGIONALE UITDAGINGEN ................................................................................... 16 3.1. RANDVOORWAARDEN............................................................................................................................. 16 3.1.1. Randvoorwaarde 1: Identiteit en kwaliteit als vertrekpunt in denken en handelen ................. 16 3.1.2. Randvoorwaarde 2: Nieuwe manier van werken is noodzakelijk ............................................. 17 3.2. OOG VOOR KENNISWERKERS EN LAGE-LONEN-ARBEIDSMIGRANTEN.................................................................. 17 3.2.1. Kenniswerkers: uitgangspunten voor het regionaal woonbeleid .............................................. 18 3.2.2. Lage-lonen-arbeidsmigranten: uitgangspunten voor het regionaal woonbeleid ..................... 19 3.2.3. Conclusie ................................................................................................................................... 21
3
3.3. NAAR EEN NIEUW EVENWICHT VAN STERKE STEDEN EN EEN VITAAL LANDELIJK GEBIED .......................................... 22 3.3.1. Uitdaging in samenhang en gezamenlijk aanpakken ............................................................... 22 3.3.2. Het denken over het nieuwe evenwicht is nog zeker niet afgerond ......................................... 22 3.3.3. Uitgangspunten voor het regionaal woonbeleid ...................................................................... 23 3.3.4. Conclusie ................................................................................................................................... 24 3.4. DUURZAAM VERNIEUWEN EN TRANSFORMEREN VAN DE BESTAANDE WONINGVOORRAAD .................................... 24 3.4.1. Uitgangspunten voor het regionaal woonbeleid ...................................................................... 24 3.4.2. Conclusie ................................................................................................................................... 26 4.
VAN VISIE NAAR UITVOERING: NAAR EEN ACTIEPROGRAMMA 2012-2015 ........................................ 27 4.1. HET ACTIEPROGRAMMA 2012-2015 ........................................................................................................ 27 4.1.1. Het proces naar het actieprogramma ....................................................................................... 27 4.1.2. Hoe komt het actieprogramma er uit te zien? .......................................................................... 27 4.1.3. Het vervolg ................................................................................................................................ 27 4.2. RELEVANTE PARTNERS PER UITDAGING ....................................................................................................... 27 4.2.1. Oog voor kenniswerkers en lage-lonen-arbeidsmigranten ....................................................... 28 4.2.2. Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied ........................... 28 4.2.3. Duurzaam vernieuwen en transformeren van de bestaande voorraad .................................... 29
5.
TOT SLOT: NA HET ACTIEPROGRAMMA 2012-2015 ............................................................................ 30
BIJLAGE 1 1.1 1.2
DE REGIO IN CIJFERS ............................................................................................................................... 32 DE REGIO IN BEELD ................................................................................................................................. 37
BIJLAGE 2 2.1 2.2 2.3 -
DE REGIO EINDHOVEN IN CIJFERS EN BEELD ....................................................................... 32
TRENDS EN ONTWIKKELINGEN OP DE WONINGMARKT ...................................................... 40
DEMOGRAFIE ........................................................................................................................................ 40 Regio als geheel blijft groeien, sommige gemeenten krimpen ......................................................... 40 Toename van een- en tweepersoonshuishoudens ............................................................................ 40 Vergrijzing ......................................................................................................................................... 40 FUNCTIONEREN WONINGMARKT ............................................................................................................... 41 Economische crisis ............................................................................................................................ 41 Meer verantwoordelijkheid individuele consument en samenwerkende partijen ............................ 41 WOONBEHOEFTEN ................................................................................................................................. 41 Verduurzaming van het wonen ......................................................................................................... 41 Toenemend belang bestaande woningvoorraad .............................................................................. 41 Maatwerk als nieuwe verstedelijkingsopgave .................................................................................. 42 Ontstaan van nieuwe collectiviteiten ................................................................................................ 42 Het nieuwe werken ........................................................................................................................... 42 Bewust ‘goedkoop scheefwonen’: geld over houden voor luxe uitgaven ......................................... 42
BIJLAGE 3
EEN GOED (T)HUIS IN ZUIDOOST-BRABANT ........................................................................ 43
BIJLAGE 4
LITERATUURLIJST ................................................................................................................ 46
4
Samenvatting Lokaal doen, wat lokaal kan Het begrip „wonen‟ gaat al lang niet meer alleen om de woning, maar ook om de woonomgeving. Het gaat om leefbaarheid, herstructurering, stedelijke vernieuwing, huisvesten van specifieke doelgroepen (met name starters en senioren), welzijn en zorg, woonruimteverdeling en maatschappelijke voorzieningen. Dit zijn veelal lokale verantwoordelijkheden waarbij vooral voor gemeenten een belangrijke taak is weggelegd. Daarom zal de voorliggende Regionale Woonvisie deze thema‟s dan ook niet nog eens van een „regionaal sausje‟ voorzien. Toch weten we allemaal dat de woningmarkt zeker niet alléén een lokale markt is. Deze visie richt zich daarom op die uitdagingen die de 21 regiogemeenten gezamenlijk kunnen en moeten oppakken:
1. Oog voor kenniswerkers en lage-lonen-arbeidsmigranten; 2. Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied; 3. Duurzaam vernieuwen en transformeren van de bestaande voorraad. Randvoorwaarden bij de uitwerking van de drie uitdagingen Een intensief proces met vertegenwoordigers van veel verschillende woningmarktpartijen (gemeenten, provincie, Rijk, woningcorporaties, projectontwikkelaars, kennisinstellingen, makelaars en woonconsumenten) is de basis voor de visie op deze drie thema‟s. Deze partijen hebben twee randvoorwaarden benoemd die centraal staan bij het uitwerken van de drie uitdagingen: Identiteit en kwaliteit als vertrekpunt in denken en handelen De samenhang van stedelijke en landelijke gebieden vormt dé basiskwaliteit van Zuidoost-Brabant. In essentie bestaat deze uit een spreiding en menging van stad en landschap: steden en dorpen zijn overal, maar tegelijkertijd is het landschap altijd binnen handbereik. Binnen deze samenhang heeft ieder gebied en plek haar eigen specifieke woon- en leefkwaliteit. Weet als gemeente(n) welke dat zijn en durf op basis daarvan keuzes te maken. Maar wel altijd passend bij de wens van de consument en de identiteit van het gebied. Nieuwe manier van werken is noodzakelijk Door de demografische ontwikkelingen en de gevolgen van de economische crisis is er sprake van een structurele vraagverandering op de woningmarkt. Daarom zullen we op een andere manier moeten kijken naar dezelfde opgaven en is een nieuwe manier van werken noodzakelijk. Een manier van werken die uitgaat van de specifieke identiteit van deze regio en de gemeenten hierbinnen. Uitdaging 1: Oog voor lage-lonen-arbeidsmigranten en kenniswerkers De aanwezigheid van kenniswerkers en lage-lonen-arbeidsmigranten loont en is kansrijk voor de regio Eindhoven. Kenniswerkers hebben geen specifieke woonwensen en zijn daarmee dus gewoon onderdeel van de reguliere woningmarkt. Maar om de kenniswerkers blijvend te kunnen binden aan de regio is het belangrijk dat de specifieke woon- een leefkwaliteiten getoond en beter gecommuniceerd worden. Om te kunnen aarden in deze regio is het bovendien belangrijk voor kenniswerkers en hun partners(!) dat ze een community kunnen vinden. Taak is dus om de informatie voor kenniswerkers beter te stroomlijnen en waar nodig de organisaties te faciliteren en stimuleren bij het tot stand brengen van communities en ontmoetingsplekken.
5
De aanwezigheid van lage-lonen-arbeidsmigranten is permanent. Zij vragen tijdelijke of zelfs structurele woonruimte. Een steeds groter wordend deel vestigt zich hier permanent. Zij dienen benaderd te worden als een gewone woningzoekende. Deze ontwikkelingen vereisen een andere manier van denken: minder vanuit problemen, meer vanuit kansen en met lange termijn oplossingen in plaats van ad hoc maatregelen en tussenoplossingen. De Stuurgroep Arbeidsmigranten van het SRE streeft naar een gezamenlijke verklaring waarin overheden, corporaties, werkgevers etc. het welzijn en de huisvesting van de arbeidsmigrant samen goed willen regelen. Uitdaging 2: Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied Door demografische ontwikkelingen (groeiende regio met enkele krimpende gemeenten, vergrijzing, toename een- en tweepersoonshuishoudens) en door de gevolgen van de economische crisis verandert de toekomstige vraag op de woningmarkt structureel. Het streven “naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied” is een complexe en veelomvattende uitdaging, die door deze ontwikkelingen wel noodzakelijk is. Om tot concrete resultaten te komen, zal deze uitdaging veel meer veel meer vanuit een breder perspectief aangepakt moeten worden. Dat betekent een andere manier van denken en handelen, waarbij initiatieven van onderop veel meer gestimuleerd moeten worden. Het denken over deze uitdaging is nog niet afgerond. Taak van het SRE is om dit denken vanuit het wonen (én vanuit een breder perspectief) verder vorm te geven, waarbij bewustwording van de noodzaak tot een omslag een belangrijk doel is. Uiteindelijk willen we waar mogelijk kwalitatieve afspraken maken passend bij de identiteit en kwaliteit van de specifieke gemeenten. Uitdaging 3: Duurzaam vernieuwen en transformeren van de bestaande woningvoorraad De grootste opgave waar de regio de komende jaren voor staat, is het transformeren van de bestaande voorraad. Deze opgave bestaat uit drie componenten: inspelen op demografische ontwikkelingen, het energievraagstuk en het herbestemmen/transformeren van kantoor- en werklocaties. Dat de bestaande voorraad de grootste opgave is, wil niet zeggen dat er de komende jaren niks nieuws meer gebouwd wordt. De nieuwbouw zal zich primair richten op het kleinschalig toevoegen van kwaliteit aan de bestaande voorraad, passend bij de bestaande kwaliteiten en identiteiten van de steden en dorpen. Het SRE heeft een belangrijke rol om het belang van deze bestaande voorraad regionaal te agenderen en te communiceren. Daarbij moeten we ons realiseren dat duurzaam vernieuwen meer is dan alleen een fysieke opgave: de bestaande gebruikers worden betrokken en organiseren steeds vaker hun eigen proces. Naar een actieprogramma 2012-2015 Het definitieve actieprogramma voor de periode 2012 tot 2015 wordt de komende tijd concreet uitgewerkt, samen met de (regionale) woningmarktpartijen. Elke actie wordt vertaald in een korte „business case‟ waarin de opdracht concreet wordt beschreven, wie de trekker is van die specifieke actie, welke andere partijen worden betrokken in de uitwerking, wat de deadline is en hoe de (eventuele) kosten worden verdeeld. Het proces naar het definitieve actieprogramma is per uitdaging verschillend.
6
1.
Inleiding
1.1.
Lokaal doen, wat lokaal kan
Volgens onze grondwet is “bevordering van voldoende woongelegenheid voorwerp van zorg der overheid”. Maar het begrip „wonen‟ is breder dan alleen het bevorderen van voldoende woongelegenheid. Het gaat al lang niet meer alleen om de woning, maar ook om de woonomgeving. Het gaat om leefbaarheid, herstructurering, stedelijke vernieuwing, huisvesten van specifieke doelgroepen (met name starters en senioren), welzijn en zorg, woonruimteverdeling en maatschappelijke voorzieningen. Dit zijn veelal lokale verantwoordelijkheden waarbij vooral voor gemeenten een belangrijke taak is weggelegd. Zij staan het dichtst bij de burger. In de lokale woonvisie beschrijven de gemeenten hoe zij het beleid op deze lokale woonthema‟s vormgeven. Daarom zal de voorliggende Regionale Woonvisie deze thema‟s dan ook niet nog eens van een „regionaal sausje‟ voorzien. “Lokaal doen, wat lokaal kan” is namelijk het uitgangspunt van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) bij werkzaamheden op het gebied van wonen. Toch weten we allemaal dat de woningmarkt zeker niet alléén een lokale markt is. Door bepaalde ontwikkelingen (die ook in deze woonvisie worden beschreven) wordt het belang van het regionale schaalniveau steeds groter. Deze visie richt zich daarom op die uitdagingen die de 21 regiogemeenten gezamenlijk kunnen en moeten oppakken. Het portefeuillehoudersoverleg Ruimte en Wonen heeft drie specifieke thema‟s vastgesteld waarvoor in deze visie ambities en uitgangspunten worden geformuleerd. Het wonen in de regio behelst dus veel meer, maar dit zijn de drie thema‟s die aandacht vragen van het regionaal woonbeleid en de daarin samenwerkende woningmarktpartijen:
1. Oog voor kenniswerkers en lage-lonen-arbeidsmigranten; 2. Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied; 3. Duurzaam vernieuwen en transformeren van de bestaande voorraad.
1.2.
Daarom een Regionale Woonvisie
Bij het ontwikkelen van een visie op deze regionale thema‟s moeten we verder kijken dan de korte termijn. De woningmarkt laat zich immers vergelijken met een mammoettanker die slechts zeer langzaam bij te sturen is. We zullen daarom nu al moeten nadenken over de vraag waar we willen zijn met de regionale woningmarkt over tien of twintig jaar. Door nu al voor te sorteren op de relevante ontwikkelingen, kunnen we gezamenlijk zorgen voor een toekomstbestendige woningmarkt in de regio Eindhoven. 1.2.1.
Voorsorteren op structurele veranderingen op de woningmarkt
De vorige Regionale Woonvisie „Samen wonen in zeven ambities‟ is in 2004 vastgesteld. Enkele van de destijds geformuleerde ambities en onderliggende thema‟s zijn ook op dít moment nog actueel, maar op bepaalde vlakken is de woningmarkt structureel veranderd. Bijkomend doel van deze Regionale Woonvisie is daarom ook een bijdrage leveren aan het in goede banen leiden van een aantal van deze opvallende ontwikkelingen: • Demografische veranderingen: het aantal inwoners in de regio blijft voorlopig groeien, maar in sommige gemeenten krimpt het aantal nu al of gaat het de komende jaren krimpen. Ook de vergrijzing heeft een impact op de regionale woningmarkt: er komen niet alleen meer ouderen bij in de regio Eindhoven, maar zij leven gemiddeld ook steeds langer;
7
•
•
De economische crisis: door de economische crisis (ook wel schuldencrisis genoemd) is er sprake van vraaguitval bij vooral duurdere woningen en uitval van bouwplannen. Dit heeft geleid tot (aanzienlijk) minder investeringsruimte bij marktpartijen, corporaties en overheden. Daarbij hebben met name corporaties ook te maken met nieuwe Europese en landelijke regelgeving. Een andere manier van werken, investeren en financieren op de woningmarkt is daardoor noodzakelijk. Meer dan ooit moet er rekening gehouden worden met de wensen van de consument en dat betekent dat er veel preciezer kan en moet worden ingespeeld op de wensen van allerlei subgroepen op de woningmarkt. Tegelijkertijd moeten (nieuwe) opgaven voor zowel ontwikkelaar als woonconsument betaalbaar blijven; Toenemend belang van de bestaande woningvoorraad: de bestaande woningvoorraad is altijd al belangrijk geweest. Maar mede door de stagnerende nieuwbouwproductie als gevolg van de economische crisis en demografische ontwikkelingen als de vergrijzing neemt het besef van dit belang alleen maar toe.
Hoe gaan de gemeenten met deze ontwikkelingen om? Wat kan het regionaal woonbeleid daar aan bijdragen? En welke rol vraagt dit van verschillende partijen? Deze ontwikkelingen leiden immers niet alleen tot gewijzigde inhoudelijke opgaven, maar ook tot nieuwe verhoudingen tussen overheden, corporaties, marktpartijen en de burger. 1.2.2.
Regionale woningmarkt draagt bij aan Brainport-doelstellingen De regio Eindhoven is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een wereldwijde topregio op het gebied van onderzoek, kennis en hoogwaardige maakindustrie. In juni 2011 is Eindhoven zelfs uitgeroepen tot slimste regio ter wereld. Volgens het Intelligent Community Forum is Brainport Eindhoven een voorbeeld voor een nieuwe manier van denken over samenwerking en regionale ontwikkeling. De ambitie is deze positie te behouden en verder te versterken door een krachtige samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid. De sleutelwoorden daarin staan helder benoemd in de Regionale Agenda 2011-2014 en in Brainport 2020 „Top economy, smart society‟: een dynamische, goed bereikbare regio met een sterke economie; een magneetfunctie voor kenniswerkers; een hoog voorzieningenniveau; een sterke nationale en internationale uitstraling en een betrokken samenleving met een hoog zelforganiserend vermogen. Het wonen heeft hierin een belangrijke rol. Een sterke economie kan immers niet zonder aantrekkelijke woon- en leefmilieus. Bovendien vraagt een dynamische regio met internationale uitstraling om zowel sterke steden als een vitaal en aantrekkelijk landelijk gebied. Met de eerder genoemde regionale thema‟s zet deze woonvisie dan ook een concrete stap om de ambities uit de Regionale Agenda en Brainport 2020 waar te maken en op deze manier een (bescheiden) bijdrage te leveren aan het behoud van Eindhoven als slimste regio ter wereld.
1.3.
Hoe zijn we gekomen tot de Regionale Woonvisie?
1.3.1.
Van ‘Het Geniale Wonen’ naar vier uitdagingen
Ter inspiratie voor de Regionale Woonvisie is in het voortraject „Het Geniale Wonen‟ opgesteld. Dit document is een eigenzinnige visie op de opgaven voor de regionale woningmarkt tot 2020. In Het Geniale Wonen wordt de regio geadviseerd een focus te kiezen in de nieuwe woonvisie: een focus op dié thema‟s waar het regionale woonbeleid écht van meerwaarde kan zijn. De regio heeft dit advies over genomen. Op basis van het voorstel uit Het Geniale Wonen is daarom door het
8
portefeuillehoudersoverleg Ruimte en Wonen besloten de volgende uitdagingen centraal te stellen in de Regionale Woonvisie: 1. Geef ruimte aan unieke woonmilieus en bind kenniswerkers en bedrijven; 2. Oog voor lage-lonen-arbeidsmigranten; 3. Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied; 4. Kies voor duurzaam vernieuwen en transformeren. 1.3.2.
Resultaten expertmeetings en woonconferentie Aan de hand van vier expertmeetings is voor ieder van deze vier uitdagingen gezocht naar de ambities en speerpunten, de rol van het regionale woonbeleid in het realiseren daarvan en de rol van verschillende (samenwerkende) partijen daarbinnen. Deelnemers aan deze expertmeetings waren vertegenwoordigers van gemeenten, provincie, Rijk, woningcorporaties, projectontwikkelaars, kennisinstellingen, makelaars en woonconsumenten. De uitkomsten van deze expertmeetings zijn op 26 mei 2011 gepresenteerd tijdens de Regionale Woonconferentie. In samenspraak met een brede vertegenwoordiging van (regionale) woningmarktpartijen zijn de resultaten besproken en is gezocht naar partijen die zich actief willen inzetten voor (één van) de verschillende uitdagingen. Het zogenaamde „Resultaatdocument‟ vormt het sluitstuk van dit proces. Door het organiseren van de expertmeetings en de Regionale Woonconferentie heeft het SRE samen met gemeenten en verschillende woningmarktpartijen een kwalitatieve visie bepaald op de bovenstaande uitdagingen. Het Resultaatdocument beschrijft deze visie als input voor de Regionale Woonvisie zoals die nu voorligt. 1.3.3.
Van vier naar drie uitdagingen In het Resultaatdocument zijn de vier uitdagingen uitgewerkt zoals eerder beschreven in deze paragraaf. Bij het uitwerken van deze woonvisie is geconstateerd dat het logischer was om de uitdagingen enigszins te herschikken. Vandaar dat uiteindelijk gekozen is voor de drie uitdagingen zoals opgenomen in paragraaf 1.1.
1.4.
Leeswijzer
Na deze inleiding leest u in hoofdstuk 2 wat de positie van de Regionale Woonvisie is ten opzichte van het rijks-, provinciaal, regionaal en lokaal beleid. In hoofdstuk 3 wordt de visie voor de drie uitdagingen beschreven. Per uitdaging worden uitgangspunten benoemd en de conclusies uiteengezet. In hoofdstuk 4 wordt uitleg gegeven hoe de stap van visie naar uitvoering wordt gezet door middel van het actieprogramma 2012-2015. Hoofdstuk 5 sluit af met een kort beeld van de regio over tien, twintig jaar. In de bijlagen wordt onder andere inzicht gegeven in de regio Eindhoven, zowel in cijfers als in beelden. Ook worden hierin de trends en ontwikkelingen die de komende jaren van belang zijn voor én van invloed zijn op de regionale woningmarkt op een rijtje gezet.
9
2.
De positie van de Regionale Woonvisie
De Regionale Woonvisie staat natuurlijk niet op zichzelf. Er zijn duidelijke verbanden met bestaand rijks-, provinciaal, regionaal en lokaal (woon)beleid. De relatie van de woonvisie met onder andere de rijkswoonvisie, de provinciale Bevolkings- en Woningbehoefteprognose, de Regionale Agenda 2011-2014, het Regionaal Woningbouwprogramma en de lokale woonvisies wordt in dit hoofdstuk beschreven.
2.1.
Rijksbeleid
Het Rijk heeft onlangs twee visies uitgebracht die van belang zijn voor onze regio en voor deze woonvisie. 2.1.1.
Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Al in het regeerakkoord van 30 september 2010 heeft het kabinet aangegeven dat het dáár investeert waar onze nationale economie er het meest bij gebaat is, namelijk in de stedelijke regio‟s van Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven. In de zogenaamde Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) wordt die lijn doorgetrokken. In de SVIR staan de nationale plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen, zoekt het Rijk in samenwerking met marktpartijen en andere overheden naar vernieuwing van realisatie en financiering. Het kabinet constateert dat onze kansen in het internationale speelveld vooral liggen bij de sectoren waar we sterk in zijn. Veel van die sectoren zijn geconcentreerd in de stedelijke regio‟s, onder andere in Brainport regio Eindhoven. Gebiedsontwikkelingen van nationaal belang, zoals Brainport Avenue, worden doorgezet. 2.1.2.
Woonvisie
De overdrachtsbelasting is voor een jaar verlaagd van 6 naar 2%. Dit is zonder twijfel de bekendste maatregel uit de Woonvisie van het Rijk, die minister Donner (BZK) op 1 juli 2011 naar de Tweede Kamer stuurde. Met deze Woonvisie wil het kabinet het vertrouwen op de woningmarkt versterken en de doorstroming voor huurders en kopers bevorderen. Het kabinet constateert dat de huidige woningmarkt slecht functioneert, met als gevolg een inefficiënte inzet van publieke middelen, onvoldoende mobiliteit en keuzemogelijkheden voor de burger en een onvoldoende investeringsperspectief voor marktpartijen. Een heroriëntatie op de woningmarkt is dus noodzakelijk. Donner houdt een pleidooi voor het creëren van meer evenwicht op de woningmarkt, met meer keuzemogelijkheden door een betere marktwerking en meer eigen verantwoordelijkheid en zeggenschap bij bewoners. De beleidsagenda van de Woonvisie volgt daarin drie hoofdlijnen: het verbeteren van de aansluiting tussen vraag en aanbod op huur- en koopmarkt; het verbeteren van de condities voor investeringen op de woningmarkt; het verbeteren van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving in dorpen en steden. De rijkswoonvisie is natuurlijk een kader waarbinnen de Regionale Woonvisie moet opereren. Het is goed om te zien dat in beide woonvisies overeenkomstige thema‟s worden aangehaald, zoals meer eigen verantwoordelijkheid en zeggenschap bij bewoners en het verbeteren van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving in dorpen en steden. Dat betekent dat we bij het uitwerken van de
10
drie uitdagingen in een actieprogramma bij bepaalde acties commitment van het Rijk kunnen verwachten.
2.2.
Provinciaal beleid
2.2.1.
Structuurvisie ruimtelijke ordening en verordening Ruimte Waar kunnen het beste woningen worden gebouwd? Hoeveel ruimte is nodig voor bedrijventerreinen? En waar dan? Op welke plekken kunnen we extra natuur maken? Dit staat beschreven in de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant die op 1 januari 2011 in werking is getreden. Eén van de manieren om de provinciale belangen veilig te stellen zoals beschreven in de structuurvisie, is de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2011. Hierin staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg Bron: Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant stadium waar ze aan toe zijn. In de verordening is onder andere vastgelegd dat het maken van regionale kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwafspraken één van de taken van het Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) is. Daarom werkt het SRE zowel bij het Regionaal Woningbouwprogramma als bij de Regionale Woonvisie nauw samen met de provincie Noord-Brabant. 2.2.2.
Bevolkings- en Woningbehoefteprognose
Voor een actueel beeld van de toekomstige bevolkingsontwikkelingen, de veranderingen in de bevolkingssamenstelling en de hiermee samenhangende woningbehoefte, wordt de provinciale Bevolkings- en Woningbehoefteprognose regelmatig – en ten minste eenmaal per bestuursperiode – geactualiseerd. Zo kan steeds tijdig worden ingespeeld op nieuwe trends en ontwikkelingen, die van invloed zijn op de omvang en samenstelling van de bevolking en kunnen kwantitatieve en kwalitatieve effecten hiervan op de woningmarkt worden aangegeven. Begin 2012 zijn de resultaten van de meest actuele provinciale prognose bekend gemaakt. Deze resultaten worden niet alleen gebruikt bij de actualisatie van het Regionaal Woningbouwprogramma, maar zijn ook uitgangspunt voor de cijfers en trends die worden beschreven in deze Regionale Woonvisie.
2.3.
Regionale Agenda 2011-2014
In de Regionale Agenda 2011-2014 (vastgesteld in de Regioraad van 30 juni 2011) beschrijven we een nieuw perspectief op onze regionale samenwerking. De ambitie is helder: de regio Eindhoven wil uitgroeien tot de best presterende regio van Nederland, tot een van de technologisch meest innovatieve regio‟s van Europa en tot de top 10 van de wereld. Als Brainport is de regio al een pijler onder de Nederlandse economie en Europees gezien een hoogvlieger op het gebied van kennis en innovatie. Maar om aan de top te blijven, zijn er nieuwe inspanningen nodig, andere inzichten, een frisse aanpak. De route naar dit doel is geschetst in de Brainport 2020 agenda. Dit is een gezamenlijke agenda voor een gezamenlijke toekomst. De basis voor de toekomst van de regio is de samenwerking tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid (Triple Helix). De hechte samenwerking van 11
deze partijen is het fundament onder Brainport. Ieder van de drie partijen speelt zijn eigen unieke rol. De overheid gaat over de woon- en leefomgeving, de arbeidsmarkt en het stimuleren van een goed economisch klimaat. Alle 21 gemeenten hebben hierin hun specifieke opgaven. De gemeenten vullen elkaar aan en vormen samen een gezamenlijk beeld van de regionale toekomst. Dit vraagt ook om een gezamenlijke verantwoordelijkheid bij het realiseren van deze toekomst. En dat loont de moeite: als de regio zijn toppositie vasthoudt en versterkt, plukt elke gemeente daar de (economische) vruchten van. In de Regionale Agenda 2011-2014 zetten de 21 gemeenten die de regio Eindhoven vormen, de lijnen uit waarlangs dat doel bereikt kan worden. Daarmee verandert het karakter van de samenwerking naar het doelgericht realiseren van gezamenlijk gestelde ambities. Wat zegt de Regionale Agenda over ‘wonen’? In de Regionale Agenda staan economie en leefbaarheid centraal. Voor de inhoudelijke samenwerking onderscheiden we verder een aantal subthema‟s: economische structuurversterking, campussen en bedrijventerreinen, arbeidsmarkt, gebiedsontwikkeling, wonen, infrastructuur en mobiliteit, duurzaamheid en voorzieningen. Omdat dit de Regionale Woonvisie is, is er in deze paragraaf natuurlijk extra aandacht voor het onderdeel „wonen‟ uit de Regionale Agenda. Daarnaast worden hier een aantal thema‟s uitgelicht die inhoudelijk ook van belang zijn voor de woonvisie: Wonen: in onze regio willen we een ontspannen en evenwichtige woningmarkt. Dat betekent dat er voor alle doelgroepen voldoende woningen zijn van de gewenste kwaliteit. Betaalbaarheid is daarbij een belangrijke factor. We willen kwetsbare doelgroepen adequaat huisvesten. Hierbij denken we aan mensen die afhankelijk zijn van goedkope huurwoningen, of van zorgwoningen. De eerste verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de lokale woningmarktpartijen. Bepaalde zaken zullen we gezamenlijk moeten oppakken. Zo leggen we afspraken over nieuwbouw vast in een regionaal woningbouwprogramma. Meer dan eerder zal daarbij de relatie met de bestaande voorraad aandacht krijgen. Verder is een evenwicht in de woningvoorraad van stad en land essentieel, ook voor wat betreft de verhouding tussen de sociale en vrije sector. Voor de ontwikkeling van de regionale economie is het belangrijk dat we aantrekkelijk zijn voor kenniswerkers. We willen kenniswerkers voor onze regio behouden en aantrekken. Ook denken we aan een gezamenlijke aanpak voor de huisvesting van tijdelijke buitenlandse werknemers; Gebiedsontwikkeling: de Brainport-ambitie om tot de internationale top van technologieregio‟s te behoren vraagt om een aantrekkelijk woon- en werkmilieu. De kwaliteit van de leefomgeving is een optelsom van lokale en regionale factoren, waaraan elke gemeente bijdraagt met specifieke kwaliteiten. Voor een sterke regio is het belangrijk om keuzes te maken en aanwezige kwaliteiten te versterken. Gebiedsontwikkelingen hebben vaak een regionale schaal. Het SRE vervult daarin een coördinerende en verbindende rol; Voorzieningen: sociaal-culturele ontwikkeling is essentieel voor een hoogwaardige leefomgeving. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het aanbod van culturele voorzieningen, de recreatieve infrastructuur en zorgvoorzieningen. Dit zijn voornamelijk lokale thema‟s, maar op regionaal niveau is op een aantal terreinen (zoals cultuur en versterking van het toeristisch profiel) afstemming van beleid wenselijk. Op het gebied van zorg wil de regio een actieve rol vervullen in innovatie en het gezamenlijk voorbereiden van gemeentelijk beleid; 2.3.1.
12
Duurzaamheid: in het kader van duurzaamheid zet de regio in op de thema‟s „klimaat en energie(transitie)‟, „cradle-to-cradle‟ en „gezondheid en biodiversiteit‟. De regio wil in 2040 onafhankelijk zijn van fossiele brandstoffen. Duurzaamheid zien we als een integraal onderdeel van alle (overige) beleidsthema‟s. 2.3.2.
Wettelijke volkshuisvestingstaken SRE
Samen met zes andere stadsregio‟s heeft het SRE op 1 januari 2006 de status van plusregio gekregen. Een plusregio is een regionaal openbaar lichaam van Nederlandse gemeenten in een stedelijk gebied waaraan wettelijke taken zijn toebedeeld op grond van de wet gemeenschappelijke regelingen (wgr). Het huidige kabinet is van plan om deze „plus-status‟ te schrappen. Maar totdat dit daadwerkelijk zover is, is het SRE op het gebied van volkshuisvesting verantwoordelijk voor de uitvoering van twee wettelijke taken: het zonodig vaststellen van een huisvestingsverordening als bedoeld in artikel 2, leden 1 en 2 van de Huisvestingswet; het op basis van de Huisvestingswet optreden als toezichthouder ten opzichte van de gemeenten aangaande de huisvesting van statushouders. 2.3.3.
Relatie met de Regionale Woonvisie
De Regionale Agenda zegt dat de primaire verantwoordelijkheid bij werkzaamheden op het gebied van wonen op lokaal (of subregionaal) schaalniveau ligt. Dit uitgangspunt wordt ook in deze woonvisie gehanteerd. In een grondig proces hebben de portefeuillehouders samen bepaald welke thema‟s we in deze regio gezamenlijk gaan oppakken. En dat zijn de drie uitdagingen geworden die we in het volgende hoofdstuk beschrijven. Bij de verdere uitwerking van de Regionale Agenda Wonen werkt het SRE nauw samen met de provincie Noord-Brabant. Overlap in de werkzaamheden moet daarbij voorkomen worden.
2.4.
Regionaal Woningbouwprogramma
De Regioraad heeft op 17 december 2009 het Regionaal Woningbouwprogramma (RWP) vastgesteld. In het programma is opgenomen hoeveel (sociale en vrije sector)woningen de 21 regiogemeenten in tien jaar tijd gaan toevoegen aan de woningvoorraad. Het gaat hierbij om een netto taakstelling die per subregio is vastgesteld: Stedelijk Gebied, De Kempen en De Peel. Via www.sre.nl/woningbouwprogramma vindt u het meest recente RWP.. 2.4.1.
Een realistisch woningbouwprogramma op basis van behoeften In het verleden was een regionaal woningbouwprogramma een optelsom van gemeentelijke ambities. Maar bij het nieuwe RWP is de daadwerkelijke woningbehoefte van de inwoners van Zuidoost-Brabant als uitgangspunt genomen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de prognose van de provincie Noord-Brabant, waarin op basis van demografische ontwikkelingen de woningbehoefte is berekend. Dit maakt het RWP een realistisch programma. 2.4.2.
Een flexibel woningbouwprogramma
Het RWP is flexibel: middels een sturingskader wordt jaarlijks geëvalueerd of het programma nog aansluit op de behoeften van de regionale woonconsument. Dit gebeurt door intensieve monitoring, woningmarktonderzoek en het delen van belangrijke informatie over de woningmarkt met elkaar. Sluit het programma niet meer aan op de behoeften, dan kan het worden bijgesteld. Met name een actualisatie van de provinciale Bevolkings- en Woningbehoefteprognose (zie paragraaf 2.2.2) kan aanleiding zijn voor een bijstelling van het programma.
13
De woningmarktpartijen zitten dus samen „bovenop‟ de woningmarkt: met elkaar volgen ze de behoeften van de woonconsumenten en sturen zij de woningbouwplannen bij zodra dat nodig is. Bovendien hebben de partijen de verantwoordelijkheid om elkaar aan te spreken als gemaakte afspraken niet nagekomen worden. 2.4.3.
Relatie met de Regionale Woonvisie Het Regionaal Woningbouwprogramma is hét kader voor de kwantitatieve nieuwbouwafspraken van de 21 regiogemeenten. Aanvullend daarop kan de Regionale Woonvisie gezien worden als kwalitatief kader voor de drie specifieke regionale woonthema‟s. Waar mogelijk worden daarbij concrete kwalitatieve afspraken gemaakt.
2.5.
Regionaal Woningmarktonderzoek
Het regionaal woningmarktonderzoek bestaat uit een pakket aan onderzoeken en rapportages die meer inzicht geven in (het functioneren van) de regionale woningmarkt. Twee specifieke onderzoeken worden hieronder uitgelicht. In samenwerking met de regionale marktpartijen zoekt het SRE op specifieke onderdelen van het woningmarktonderzoek steeds meer de samenwerking met de TU/e. 2.5.1.
Regionaal Woonbehoeftenonderzoek
Al vanaf 1995 laat het SRE driejaarlijks een onderzoek uitvoeren naar de woonwensen van de inwoners in de regio Eindhoven. In het voorjaar van 2012 zijn de resultaten gepresenteerd van het nieuwste Regionaal Woonbehoeftenonderzoek. In dit woonbehoeftenonderzoek worden ook de resultaten van het zogenaamde „onderzoek daadwerkelijk verhuisgedrag‟ meegenomen: een onderzoek naar de verhuisstromen van huishoudens binnen, tussen én uit de 21 regiogemeenten. 2.5.2.
SRE Monitor Wonen De SRE Monitor Wonen geeft inzicht in de ontwikkelingen op het gebied van (de samenstelling van) bevolking, huishoudens en woningvoorraad in de regio Eindhoven (zie bijlage 1). Daarnaast wordt de voortgang van de afspraken zoals gemaakt in het Regionaal Woningbouwprogramma besproken. De monitor helpt inzichtelijk te maken waar de komende jaren de uitdagingen liggen voor de gezamenlijke woningmarktpartijen en op welke terreinen dus gericht actie moet worden ondernomen. De SRE Monitor Wonen wordt jaarlijks uitgebracht. 2.5.3.
Relatie met de Regionale Woonvisie De relatie tussen de woonvisie en het woningmarktonderzoek werkt twee kanten op. De verschillende woningmarktonderzoeken leveren nuttige informatie op die in deze Regionale Woonvisie gebruikt zijn. Van de andere kant zijn er ook een aantal zaken in het proces van de woonvisie naar voren gekomen die in toekomstige woningmarktonderzoeken extra aandacht zouden moeten krijgen.
2.6.
Gemeentelijke woonvisies
(Bijna) elke gemeente heeft haar eigen woonvisie die zich vanzelfsprekend primair op het lokale belang richt. Daarin is de visie van de gemeente opgenomen over bijvoorbeeld woningbouw, doelgroepen (bijvoorbeeld starters en senioren), wonen-welzijn-zorg en woonruimteverdeling. De
14
meeste thema‟s betreffende de woningmarkt zijn namelijk ook lokaal. Deze Regionale Woonvisie voorziet deze thema‟s dan ook niet nog eens van een „regionaal sausje‟, maar richt zich op die thema‟s die de 21 regiogemeenten gezamenlijk kunnen en moeten oppakken.
15
3.
Een visie op drie regionale uitdagingen
Onder het motto “lokaal doen, wat lokaal kan” zijn drie woonthema‟s vastgesteld die gemeentegrensoverschrijdend zijn en daarmee om een regionale visie en focus vragen: 1. Oog voor kenniswerkers en lage-lonen-arbeidsmigranten; 2. Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied; 3. Duurzaam vernieuwen en transformeren in de bestaande voorraad. Een intensief proces met vier expertmeetings en een woonconferentie is de basis voor de visie op deze drie uitdagingen zoals beschreven in dit hoofdstuk. Aan deze expertmeetings en de woonconferentie hebben vertegenwoordigers van veel verschillende woningmarktpartijen deelgenomen: gemeenten, provincie, Rijk, woningcorporaties, projectontwikkelaars, kennisinstellingen, makelaars en woonconsumenten. Op basis van de resultaten hiervan zijn voor elk thema enkele uitgangspunten voor het regionaal woonbeleid geformuleerd. Maar allereerst zijn twee randvoorwaarden benoemd die centraal staan bij het uitwerken van de uitdagingen.
3.1.
Randvoorwaarden
De regio staat voor een transitie waarin een nieuwe (structurele) balans gevonden moet worden tussen de demografische ontwikkelingen die op ons af komen en het benutten van de economische potentie van de regio. Uit de vier expertmeetings bleek dat om die transitie te kunnen realiseren, twee randvoorwaarden centraal moeten staan: (1) we moeten veel meer vanuit bestaande identiteiten en kwaliteiten denken. En (2) daarbij hoort een andere manier van werken. Alleen dan kan de regio Eindhoven kennis en innovatie van wereldformaat samen op laten gaan met een aantrekkelijke woon- en leefomgeving. Deze twee randvoorwaarden zijn bevestigd tijdens de Regionale Woonconferentie van 26 mei 2011 en zijn daarmee kaderstellend voor de uitvoering van de drie uitdagingen. 3.1.1.
Randvoorwaarde 1: Identiteit en kwaliteit als vertrekpunt in denken en handelen De samenhang van stedelijke en landelijke gebieden vormt dé basiskwaliteit van Zuidoost-Brabant. In essentie bestaat deze uit een spreiding en menging van stad en landschap: steden en dorpen zijn overal (zie figuur 1), maar tegelijkertijd is het landschap altijd binnen handbereik. Binnen deze samenhang heeft ieder gebied en plek haar eigen specifieke woon- en leefkwaliteit. Weet als gemeente(n) welke dat zijn en durf op basis daarvan keuzes te maken. Maar wel altijd passend bij de wens van de consument en de identiteit van het gebied. Van het meest hoogstedelijke woongebied vol dynamiek waar ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden worden gefaciliteerd, tot het koesteren (letterlijk met rust laten) van het rustige dorpje. Wie andere gemeenten gunt om de goede en gewilde toplocaties binnen de regio te ontwikkelen, draagt bij aan het behoud en de verdere ontwikkeling van de aantrekkelijke samenhang van steden en dorpen binnen de regio. Dit denken en handelen vanuit identiteit en kwaliteit is primair een lokale verantwoordelijkheid. De trots en het identiteitsbesef ligt namelijk op het niveau van de dorpen en steden. Dé Zuidoost-Brabander bestaat niet. Je bent inwoner van Middelbeers of Helmond. En dat gevoel van lokale trots moet je koesteren. Het verbinden van de verschillende locatiekwaliteiten en het afstemmen van bijbehorende keuzes is een regionale verantwoordelijkheid. Gezien de vele belangen die hierbij spelen, vereist dit proces grote zorgvuldigheid.
16
Figuur 1: Een waas van min of meer verstedelijkte dorpen en steden in allerlei soorten en maten, van XS tot XL (Bron: Het Geniale Wonen)
3.1.2.
Randvoorwaarde 2: Nieuwe manier van werken is noodzakelijk Door de in bijlage 2 genoemde trends en ontwikkelingen is er sprake van een structurele vraagverandering op verschillende terreinen, ook op de woningmarkt. Daarom zullen we op een andere manier moeten kijken naar dezelfde opgaven en is een nieuwe manier van werken noodzakelijk. Een manier van werken die uitgaat van de specifieke identiteit van deze regio en de gemeenten hierbinnen. We zijn weliswaar al een regio met aantrekkelijke steden en dorpen, maar de uitdaging is om de specifieke kwaliteiten aan elkaar te verbinden. Daarbij moeten we beseffen dat het bouwen van woningen of het uitbreiden van bedrijventerreinen alléén niet voldoende is om aantrekkelijk te zijn. Soms is het zelfs beter om dat juist niet te doen. Het betekent ook een manier van werken waarin niet langer voor alle gemeenten groei centraal staat, maar mogelijk ook krimp onderdeel is van een gezonde balans en de aantrekkelijke samenhang tussen stad en land. En waarin bottom-up initiatieven van (samenwerkende) partijen en burgers steeds meer invloed krijgen op bijvoorbeeld de kwaliteit van de woning en woonomgeving.
3.2.
Oog voor kenniswerkers en lage-lonen-arbeidsmigranten
Zuidoost-Brabant is een sterke, internationale economie. Dit merken we niet alleen door het stempel Brainport dat onze kenniseconomie heeft, maar ook door de aantrekkingskracht van de regio op bedrijven, kenniswerkers en lage-lonen-arbeidsmigranten. Het in stand houden en creëren van werkgelegenheid is een cruciale factor om bedrijven en kenniswerkers blijvend te binden aan de regio en onze economie nog verder te versterken. Het besef dat ook lage-lonenarbeidsmigranten een heel belangrijke bijdrage leveren aan de economische bedrijvigheid van deze regio begint steeds meer te leven.
17
3.2.1.
Kenniswerkers: uitgangspunten voor het regionaal woonbeleid
Kenniswerkers zijn van groot belang voor de regio Eindhoven gezien de directe bijdrage die zij leveren aan het economisch profiel van de regio. Zij zijn hoog opgeleid en komen alleen of met partner via internationale ondernemingen (bijvoorbeeld Philips, ASML) of kennisinstellingen (bijvoorbeeld TU/e, TNO) in de regio Eindhoven terecht. Kenniswerkers komen uit Nederland, maar vooral in Eindhoven is een relatief groot deel van hen ook afkomstig uit het buitenland. Als kenniswerkers specifiek uit het buitenland worden „gehaald‟ om hier specialistisch werk te doen, 1 spreken we ook wel over kennismigranten . Om de kenniswerkers te binden, zijn de volgende uitgangspunten voor het regionaal woonbeleid van belang: Kenniswerkers hebben geen andere woonwensen dan de ‘normale’ woonconsument Dé kenniswerker bestaat niet. Eigenlijk weten we dat allemaal wel, maar bewijzen vinden we onder andere in de onderzoeken “Wat beweegt kennismigranten?” van SEO, “Wonen in de regionale kennisstad” van het AME en het onderzoek naar de woonwensen van internationale kenniswerkers in Zuidoost-Brabant van de gemeente Eindhoven. In een eerdere studie (Eindhoven Supervillage) werd nog verondersteld dat kenniswerkers specifiek op zoek waren naar rustige, groene woonmilieus. Maar de conclusie dat kenniswerkers geen significant andere woonwensen hebben dan de „normale‟ woonconsument is op basis van verschillende onderzoeken dus gerechtvaardigd. Net zoals iedereen heeft ook de kenniswerker veel keuzemogelijkheden. De regio Eindhoven biedt namelijk een breed scala aan bestaande woonmilieus: van stedelijk tot suburbaan in Eindhoven, Helmond en omliggende gemeenten. En van agrarisch tot cultuurhistorisch in respectievelijk De Peel en De Kempen. Dit betekent echter niet dat er niks hoeft te gebeuren. Er is namelijk een specifiek milieu dat tot op dit moment wordt gemist in de regio. Het gaat om hoogstedelijke woonmilieus met intensieve functiemenging en innovatieve mogelijkheden op het gebied van bijvoorbeeld office-mogelijkheden aan huis. Een woonmilieu dat in deze regio in principe alleen geschikt is om in Eindhoven te realiseren. Hier is vraag naar dergelijke milieus en zijn bovendien een aantal toplocaties beschikbaar die passen bij de identiteit van de stad. Strijp-S is zo‟n plek die kan uitgroeien tot een hoogstedelijk milieu. Het ontwikkelen van zo‟n milieu is een verantwoordelijkheid van de gemeente Eindhoven zelf en valt daarmee buiten de scope van deze woonvisie. Communiceer en stroomlijn informatie over woon- en leefkwaliteiten De kenniswerker heeft dus voldoende keuze. Maar hoe komen zij er achter wat deze regio nou exact te bieden heeft? Bij de oriëntatie op deze regio hebben kenniswerkers en hun partners grote behoefte aan gestroomlijnde (meertalige) informatie over wonen en leven in de gemeenten in deze regio. Voor buitenlandse kenniswerkers gebeurt dit al enigszins via het Expat Center Brabant en de website www.expatguideholland.com, maar over het algemeen is de informatievoorziening nog onvoldoende. Uiteraard houdt de kenniswerker een vrije keuze, maar voorlichting over de verschillende mogelijkheden resulteert in een sterkere match tussen woonwens en aanbod en daarmee in een sterkere binding met de regio. Het Expat Center, de overheid en het bedrijfsleven moeten letterlijk communiceren welke keuzemogelijkheden aan woonmilieus en kwaliteiten de regio heeft. 1
Een migrant die in Nederland, bij een bij de kennismigrantenregeling aangesloten werkgever arbeid in loondienst verricht en (in 2011) een jaarlijks bruto-inkomen verdient van ten minste € 50.619 of € 37.121 als hij/zij jonger is dan dertig jaar. Het looncriterium wordt jaarlijks aangepast. (bron: Regionale Begrippenlijst Wonen, Expat Center Brabant)
18
Faciliteer ontmoeting van kenniswerkers In de publicatie „Living in Brainport‟ wordt het vermoeden geuit dat het niet kunnen aarden een belangrijke reden is voor vertrek van (vooral buitenlandse) kenniswerkers. Een belangrijke oorzaak voor het niet kunnen aarden, is dat kenniswerkers geen „community‟ (een groep mensen die wordt gebonden door een gezamenlijke identiteit) kunnen vinden. Deze communities moeten dus veel meer gefaciliteerd worden, zodat de kenniswerkers elkaar kunnen ontmoeten en met elkaar kennis kunnen uitwisselen. Dat kan bijvoorbeeld door het oprichten van een community center of uitbreiding van het Expat Center Brabant. Maar het aarden in deze regio hangt ook samen met het vinden van een geschikt woonmilieu waarin kenniswerkers naar eigen wens onderdeel worden van de maatschappij. Een heel belangrijk aspect daarin zijn de partners van de kenniswerkers. Als wij hen geen mogelijkheden bieden om onderdeel te worden van onze maatschappij of een community, dan zal het ook erg lastig zijn om de kenniswerker zelf blijvend te binden aan de regio Eindhoven. 3.2.2.
Lage-lonen-arbeidsmigranten: uitgangspunten voor het regionaal woonbeleid Naast de bovengenoemde kenniswerkers en de werknemers die hun wortels in de regio hebben, 2 komen de laatste jaren ook steeds meer lage-lonen-arbeidsmigranten naar deze regio, met name in de productiesfeer. Veel van deze buitenlandse werknemers komen uit Midden- en Oost-Europa (volgens inventarisatie van het SRE gaat het in de regio om 15.000-20.000 personen) en zijn werkzaam in de agrarische sector, bouw of (metaal)industrie. De groep is jong (gemiddeld rond de 30 jaar), relatief goed opgeleid, maar komt in Nederland (onder andere door de taalbarrière en schaarste) veelal te werken in laag betaalde sectoren. Sommige arbeidsmigranten komen alleen, anderen komen samen met partner of gezin naar de regio om hier tijdelijk te werken. Was er in eerste instantie slechts sprake van seizoensarbeid, de laatste jaren zien we dat er steeds meer sprake is van structurele werkzaamheden. Een steeds groter wordend deel van deze arbeidsmigranten vestigt zich hier dan ook permanent. Zowel tijdelijke als permanent verblijvende lage-lonen-arbeidsmigranten verdienen een goed dak boven hun hoofd. Ze leveren immers een belangrijke bijdrage aan de economische bedrijvigheid en zullen een plek moeten weten te vinden 3 in de samenleving. Het regionaal woonbeleid en met name de Stuurgroep Arbeidsmigranten speelt hierin een belangrijke ambassadeursrol. Uitgangspunten daarbij zijn:
Erken dat er sprake is van een permanente aanwezigheid van arbeidsmigranten De komst van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa is geen tijdelijk fenomeen. Er zijn permanent arbeidsmigranten aanwezig in deze regio en deze hebben dus ook een permanente vraag naar tijdelijke of zelfs structurele woonruimte. Op dit moment kan het aanbod deze vraag niet bijbenen. Overheden en corporaties moeten zich hiervan bewust zijn. Dit vereist een andere opinie tegenover de komst van arbeidsmigranten. Dat heeft ook de Tweede Kamercommissie „Lessen uit recente arbeidsmigratie‟ (LURA-rapport) geconcludeerd. Er moet minder vanuit problemen worden gedacht, meer vanuit kansen. En meer vanuit lange termijn oplossingen in plaats van ad hoc maatregelen en tussenoplossingen. Hoe langer migranten hier immers zijn, hoe meer behoefte aan privacy en een wooncarrière ontstaat. Arbeidsmigranten die hier langer verblijven, dienen op de
2
Om het verschil met de kennismigranten beter te duiden, noemen we de arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa in deze woonvisie „lage-lonen-arbeidsmigranten‟. 3
Omdat geconstateerd is dat veel regiogemeenten tegen dezelfde problemen aanlopen bij de huisvesting van arbeidsmigranten, is in 2011 een regionale Stuurgroep Arbeidsmigranten ingesteld. De stuurgroep streeft naar een integrale aanpak van de knelpunten bij de huisvesting van arbeidsmigranten. De stuurgroep bestaat uit de vijf portefeuillehouders van Asten, Deurne, Eersel, Eindhoven en Laarbeek onder voorzitterschap van de verantwoordelijk wethouder uit Helmond.
19
lange termijn dan ook benaderd te worden als een gewone woningzoekende en niet als een bijzondere doelgroep. Dit vraagt om gemeentelijk en provinciaal beleid dat letterlijk en figuurlijk de ruimte en mogelijkheden biedt om deze permanent aanwezige lage-lonen-arbeidsmigranten goed te huisvesten. Verschillende partijen in deze regio, waaronder gemeenten, werkgevers en arbeidsbemiddelaars, zijn erg enthousiast en ambitieus om met goede oplossingen te komen. Benoem de kansen van de aanwezigheid van arbeidsmigranten Arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europa zijn een economische factor van betekenis. Zij bieden een oplossing voor knelpunten op de Nederlandse arbeidsmarkt in met name de bouw en landbouw en leveren daarmee een aanzienlijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Dit blijkt niet alleen uit onderzoek van SEO, maar wordt ook erkend door verschillende partijen, waaronder werkgevers en gemeenten. Deze arbeidsmigranten hebben we nu en in de toekomst hard nodig, bijvoorbeeld om de gevolgen van de vergrijzing van de Nederlandse bevolking op te vangen. Het is met name belangrijk de gezinnen vast te houden. Niet alleen voor werkgelegenheid, maar ook voor de gezondheidszorg, het onderwijs en het verenigingsleven. Bovendien zijn met name Polen vaak 4 goed opgeleid; 20% heeft een diploma op HBO/WO-niveau . Daar moet gebruik van worden gemaakt. Neem deze groep serieus en zorg voor goede huisvesting. Alleen door goede huisvesting kan deze potentie immers benut worden. Wanneer wordt gesproken over de huisvesting van arbeidsmigranten ligt de focus vaak op de huisvestingsvormen die niet wenselijk of toegestaan zijn. Deze focus draagt vaak bij aan het negatieve beeld dat de Nederlandse samenleving van de lage-lonenarbeidsmigranten heeft. Gelukkig zijn er naast de slechte voorbeelden ook een aantal succesvolle voorbeelden van de huisvesting van arbeidsmigranten, ook in deze regio. Voor een sociale onderlaag hoeven gemeenten en corporaties dus niet bang te zijn. We creëren deze zelf als we de kansen niet benutten en arbeidsmigranten geen groeimogelijkheden bieden. Zorg gezamenlijk voor passende huisvesting De werkgever haalt de lage-lonen-arbeidsmigrant naar zijn bedrijf in de regio en is daarmee in eerste instantie verantwoordelijk voor hem of haar. Vaak ook voor de huisvesting van de arbeidsmigrant. Gezamenlijk hebben we echter geconstateerd dat dit geen wenselijke situatie is. In de regio wordt daarom gestreefd naar zoveel mogelijk ontkoppeling van werk en wonen. Het beheer en de exploitatie van de woonruimte moet zoveel mogelijk in handen komen te liggen van andere partijen (bijvoorbeeld woningcorporaties). Gemeenten en corporaties nemen in toenemende mate een actieve rol op zich bij de huisvesting van arbeidsmigranten. Deze partijen zijn echter nauwelijks in staat om de vraag naar woonruimte correct op te vangen. Planologische regelgeving, stringent beleid en gebrek aan draagvlak onder lokale bewoners en/of de politiek zorgen voor moeizame procedures en een gebrekkig aanbod. Consequentie hiervan is dat malafide arbeidsbemiddelaars de weg van de minste weerstand kiezen en migranten onder slechte 4
Bron: Poolse migranten. De positie van Polen die vanaf 2004 in Nederland zijn komen wonen (Sociaal en Cultureel Planbureau)
20
omstandigheden huisvesten. Daar komt bij dat er door gebrekkige registratie in de GBA (Gemeentelijke Basis Administratie) vaak onduidelijkheid is over de aantallen arbeidsmigranten, het toekomstperspectief en de inhoud en duur van het werk. Dit bemoeilijkt een goede sturing op huisvesting. Inschrijving in het GBA is daarnaast van groot belang om als arbeidsmigrant maatschappelijk te kunnen functioneren. Denk hierbij aan inschrijving bij een woningcorporatie of het gebruik maken van zorgvoorzieningen en/of onderwijs. Het SRE is zich bewust van deze problematiek en heeft met de nota „Tijdelijk (werken en) wonen‟ al in 2006 getracht een handreiking te bieden aan de 21 regiogemeenten om op lokaal niveau tot oplossingen te komen. Ook hier bleek de praktijk weerbarstig: de vraag is groter dan het aanbod en niet alle gemeenten vertaalden de handreiking naar lokaal beleid. Gevolg daarvan is dat gemeenten op verschillende manieren opereren. Dit is één van de redenen dat de Stuurgroep Arbeidsmigranten in het leven geroepen is. Het standpunt van de provincie Noord-Brabant is dat huisvesting van arbeidsmigranten deel uit maakt van het reguliere lokale huisvestingsbeleid. De provincie vindt daarbij wel dat er regionaal afspraken moeten worden gemaakt om voldoende, goede huisvestingsmogelijkheden te bieden. Het is dan ook de taak van het regionaal woonbeleid om hier een doorbraak in te forceren. Overheden, land- en tuinbouworganisaties, werkgevers, corporaties en arbeidsbemiddelaars hebben immers de gezamenlijke verantwoordelijkheid en ambitie om te zorgen voor goede huisvesting van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa. Naast bewustwording en de erkenning van het probleem is dus de wil van de verschillende partijen om oplossingen te creëren een belangrijke voorwaarde tot succes. De Stuurgroep Arbeidsmigranten streeft daarom naar een gezamenlijke verklaring waarin deze partijen het welzijn en de huisvesting van de arbeidsmigrant samen goed willen regelen. Als eerste stap daar naar toe heeft het portefeuillehoudersoverleg op 30 november 2011 ingestemd met de beslispuntennotitie „Een goed (t)huis in Zuidoost-Brabant‟ zoals in bijlage 3 opgenomen. 3.2.3.
Conclusie De aanwezigheid van kenniswerkers en lage-lonen-arbeidsmigranten loont en is kansrijk voor de regio Eindhoven. Kenniswerkers hebben geen specifieke woonwensen en zijn daarmee dus gewoon onderdeel van de reguliere woningmarkt. Dat betekent dat zij veel keuzemogelijkheden hebben. Om de kenniswerkers blijvend te kunnen binden aan de regio is het belangrijk dat de specifieke woon- een leefkwaliteiten getoond en beter gecommuniceerd worden. Om te kunnen aarden in deze regio is het bovendien belangrijk voor kenniswerkers en hun partners(!) dat ze een community kunnen vinden. Taak is om de informatie voor kenniswerkers beter te stroomlijnen en waar nodig de organisaties te faciliteren en stimuleren bij het tot stand brengen van communities en ontmoetingsplekken. De aanwezigheid van lage-lonen-arbeidsmigranten is permanent. Zij vragen tijdelijke of zelfs structurele woonruimte. Een steeds groter wordend deel vestigt zich hier permanent. Zij dienen benaderd te worden als een gewone woningzoekende. Deze ontwikkelingen vereisen een andere manier van denken: minder vanuit problemen, meer vanuit kansen en met lange termijn oplossingen in plaats van ad hoc maatregelen en tussenoplossingen. De Stuurgroep Arbeidsmigranten van het SRE streeft naar een gezamenlijke verklaring waarin overheden, corporaties, werkgevers etc. het welzijn en de huisvesting van de arbeidsmigrant samen goed willen regelen
21
3.3.
Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied
De kracht van Zuidoost-Brabant is de combinatie van rust en dynamiek. De menging van stad en land heeft niet alleen geleid tot dorpse steden, maar ook tot een landschap met een sterk stedelijke cultuur. De steden zijn gebaat bij het landschap en de mooie dorpen waar het goed, veilig en ontspannen wonen is. De dorpen zijn gebaat bij de werkgelegenheid en het voorzieningenniveau van de steden. De bewoners in het SRE benutten dit unieke ‟dorpstedelijke netwerk‟ ten volle en beschouwen het als hun leefwereld. Stad en platteland horen dus bij elkaar in één systeem. Toch komt dit systeem in toenemende mate onder druk te staan. We weten dat het inwonersaantal van de regio als geheel nog doorgroeit, maar binnen de regio zien we duidelijke verschillen. Bepaalde landelijke gemeenten aan de rand van de regio krimpen nu al of zullen de komende jaren gaan krimpen. Groei en krimp gaan hand in hand. Daarbij komen ontwikkelingen als vergrijzing, toename van de eenpersoonshuishoudens, vraaguitval als gevolg van de economische crisis en een woningmarkt die zich hervormt van aanbodgericht naar vraaggericht. Ontwikkelingen die het evenwicht tussen het stedelijk en landelijk gebied mogelijk kunnen verstoren. En dat moeten we voorkomen. 3.3.1.
Uitdaging in samenhang en gezamenlijk aanpakken
Het streven “naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied” is een complexe en veelomvattende uitdaging. Een uitdaging die veel breder gaat dan enkel „wonen‟. Niet alleen de woningmarkt staat onder druk, maar ook de ontwikkeling van bedrijventerreinen, detailhandel en overige voorzieningen (zie bijvoorbeeld de „Ruimtelijke Verkenning 2011‟ van het Planbureau voor de Leefomgeving). De regio staat op allerlei gebieden dus voor een (kansrijke) transitieopgave. Op dit moment wordt te vaak geprobeerd om alleen vanuit het „eigen domein‟ de veranderende opgaven aan te pakken. Zo wordt vaker gedacht dat alleen al het bouwen van voldoende woningen de leefbaarheid van de kleine kernen wel op peil houdt. Maar dat is een illusie. We moeten deze opgaven veel meer in samenhang zien („integraal en intersectoraal‟ zoals de SER het noemt in haar rapport over demografische ontwikkelingen). Dat maakt het wellicht nog complexer, maar het is wel noodzakelijk om concrete resultaten te bereiken en onderlinge concurrentie te voorkomen. Als gemeente kun je het dus ook niet meer alleen oplossen. Deze vraagstukken ontstijgen in toenemende mate het lokale schaalniveau. Om echt een antwoord te kunnen vinden op de genoemde ontwikkelingen moeten we verder kijken dan de gemeentegrenzen en gezamenlijk een nieuw evenwicht tussen stad en platteland realiseren. Dit alles maakt een andere manier van werken, investeren en financieren noodzakelijk, ook op de woningmarkt. 3.3.2.
Het denken over het nieuwe evenwicht is nog zeker niet afgerond
In het voortraject is ook al uitgebreid gesproken over hoe we deze uitdaging kunnen „tackelen‟. Onder andere de expertmeetings en de bestuurlijke werkconferentie hebben heel wat input opgeleverd. Maar gezamenlijk zijn we tot de conclusie gekomen dat we nog lang niet uitgedacht zijn. Zeker ook gezien de bovenstaande conclusie dat het goed is om dit vraagstuk veel meer in samenhang, en dus vanuit een breder perspectief, te bekijken. Toch kunnen we voor het regionaal woonbeleid al een aantal uitgangspunten voor het streven naar een evenwicht tussen stad en platteland vaststellen, passend bij de integrale aanpak die nodig is. In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe het verdere traject om te komen tot concrete resultaten vorm wordt gegeven.
22
3.3.3.
Uitgangspunten voor het regionaal woonbeleid
De regionale woningmarkt moet door verschillende ontwikkelingen anticiperen op nieuwe tijden. Tijden waarin groei niet voor alle gemeenten vanzelfsprekend is, er sprake is van vraaguitval bij met name duurdere woningen, de woningmarkt zich hervormt van aanbodgericht naar vraaggericht, de consument centraal staat en de bestaande voorraad om forse investeringen vraagt. Waarin woningbouw niet langer vanzelfsprekend een financiële opbrengstenpost is en nieuwe verdienmodellen noodzakelijk zijn om deze betaalbaar te houden. Toekomstige ontwikkelingen waar we op moeten voorsorteren, maar ook actuele ontwikkelingen die we nu concreet moeten oppakken. Hoe kan het regionaal woonbeleid deze ontwikkelingen in goede banen leiden, zodat we in deze regio ook straks sterke steden en een vitaal landelijk gebied hebben? En we te maken hebben met 21 gemeenten die elkaar aanvullen en niet beconcurreren. Daarbij moeten in ieder geval de volgende uitgangspunten voor inhoud en proces centraal staan: Kwantitatieve afspraken waar het moet, kwalitatieve afspraken waar het kan Discussies met betrekking tot het regionale woonbeleid gaan (te) vaak over cijfers. Deze „kramp‟ van de kwantiteiten moeten we eigenlijk zien te doorbreken. Om onderlinge concurrentie te voorkomen, is het wel nodig om kwantitatieve basisafspraken te maken. En in de vorm van het Regionaal Woningbouwprogramma zijn die er ook. Maar steeds vaker wordt de wens geuit om de focus te leggen op kwalitatieve afspraken en waar mogelijk de kwantitatieve afspraken los te laten. Maar waar moeten die kwalitatieve afspraken dan over gaan? Kwaliteit is namelijk een diffuus begrip: in elke situatie wordt hier iets anders onder verstaan. Woonkwaliteit in het landelijk gebied is vaak toch iets anders dan woonkwaliteit in de steden. Toch is de ambitie van de regio om - waar mogelijk – zulke (sub)regionale afspraken te maken, in aanvulling op de kwantitatieve afspraken uit het Regionaal Woningbouwprogramma. Partijen moeten daarbij bereid zijn om kwaliteit leidend te laten zijn voor kwantitatieve keuzes. Zelfs als daar financiële consequenties aan zijn verbonden. Uit de expertmeetings is gebleken dat onder de verschillende (woningmarkt)partijen en gemeenten draagvlak aanwezig is om deze discussie fundamenteel aan te gaan. Stimuleer initiatieven van onderop De tijd dat de vraag naar nieuwe woningen zo groot was dat elke woning wel werd verkocht, is voorbij. Voor projectontwikkelaars en andere ontwikkelende partijen geldt dat zij zich meer dan ooit moeten richten op de wensen van de klanten. Daarnaast is er sprake van verminderde investeringsruimte van deze partijen en vooral bij de overheid. Deze ontwikkelingen betekenen dat burgers en samenwerkende partijen steeds meer ruimte krijgen om zelf verantwoordelijk te zijn voor de kwaliteit van woning en woonomgeving. Van de andere kant schept dat ook verwachtingen. Maar verschillende projecten die in (collectief) particulier opdrachtgeverschap zijn ontwikkeld, hebben aangetoond dat die verwachtingen ook (meer dan) waar kunnen worden gemaakt. De gemeenten zullen zulk soort initiatieven moeten stimuleren en vooral nog faciliterend zijn richting burgers en samenwerkende partijen. De verantwoordelijkheid wat betreft realisatie, financiën en beheer ligt namelijk steeds meer bij de burger, buurt, gemeenschap of coöperatie. CPO-project Casteren, Bladel
23
Een andere manier van denken en werken is noodzakelijk De randvoorwaarden zoals gedefinieerd in paragraaf 3.1 zijn extra belangrijk voor dit thema. Want pas als gemeenten in staat zijn samen te werken op basis van hun lokale identiteit en kwaliteiten, kan er een goed evenwicht ontstaan van sterke steden en een vitaal landelijk gebied. De regio kan het zich niet permitteren om pas op de lange termijn voor te sorteren op de structurele veranderingen in de woningmarkt. Om de leefbaarheid van zowel steden als dorpen te garanderen, is het noodzakelijk dat we op een adequate manier kunnen reageren op ontwikkelingen. 3.3.4.
Conclusie
De regio staat voor een transitie: door demografische ontwikkelingen (groeiende regio met enkele krimpende gemeenten, vergrijzing, toename een- en tweepersoonshuishoudens) en door de gevolgen van de economische crisis verandert de toekomstige vraag op de woningmarkt structureel. Dit zou het bestaande evenwicht tussen stad en platteland kunnen verstoren. Het streven “naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied” is een complexe en veelomvattende uitdaging, die door deze ontwikkelingen toch écht noodzakelijk is. Om tot concrete resultaten te komen, zal deze uitdaging veel meer veel meer gezamenlijk en vanuit een breder perspectief aangepakt moeten worden. Lokaal worden de gevolgen gevoeld, maar het is onvoldoende om te proberen om uitsluitend op lokaal niveau het probleem op te lossen. Dit zou hooguit leiden tot het onderling elkaar de tent uit concurreren. Een mogelijke efficiënte aanpak begint daarom met een regionaal woonbeleid, waaraan iedereen zich houdt. Dat betekent een andere manier van denken en handelen, waarbij initiatieven van onderop veel meer gestimuleerd moeten worden. Het denken over deze uitdaging is nog niet afgerond. Taak van het SRE is om dit denken vanuit het wonen (én vanuit een breder perspectief) verder vorm te geven, waarbij bewustwording van de noodzaak tot een omslag een belangrijk doel is. Uiteindelijk willen we waar mogelijk kwalitatieve afspraken maken passend bij de identiteit en kwaliteit van de steden, de omliggende gemeenten én de landelijke gemeenten.
3.4.
Duurzaam vernieuwen en transformeren van de bestaande woningvoorraad
De regio Eindhoven heeft een krachtige economie en een gevarieerde voorraad bestaande woonen werkmilieus. Dit maakt het SRE een robuuste regio die wel een stootje kan hebben. Toch mag er van achterover leunen geen sprake zijn. Het is juist deze bestaande voorraad die om aandacht vraagt en de basis is van de toekomstige woningmarkt. Met name woningen uit de periode 19501985 vragen om (energetische) verduurzaming om deze toekomstbestendig te maken. En daar zijn kansen voor. Duurzaamheid is de laatste jaren namelijk uit de geitenwollensokkensfeer gepromoveerd tot een onmisbare component in de ruimtelijke en economische ontwikkeling. Met duurzaamheid is geld te besparen én te verdienen. 3.4.1.
Uitgangspunten voor het regionaal woonbeleid
De basis voor een blijvend sterke woningmarkt is gelegen in de huidige situatie; de bestaande woningvoorraad in de regio Eindhoven. De ambities voor duurzame ontwikkeling van en toekomstbestendig wonen in de bestaande voorraad komen tot uiting op verschillende schaalniveaus. Met name op woning- en wijkniveau zijn deze concreet te benoemen, bijvoorbeeld isolatie, gebruik van zonne-energie en gescheiden watersystemen. Het SRE heeft niet direct een uitvoerende rol op dit schaalniveau - deze ligt primair bij gemeenten, corporaties en bewoners maar is zich bewust van het feit dat lokale verduurzaming van de woningvoorraad (zowel
24
bestaande bouw als nieuwbouw) van belang is voor de regio als geheel. Vanuit dit bewustzijn zijn de volgende uitgangspunten belangrijk voor de inhoud en het proces van het regionaal woonbeleid: De bestaande (woning)voorraad is de grootste opgave Discussies op de regionale woningmarkt gaan vaak over nieuwbouw. Dat terwijl door middel van nieuwbouw jaarlijks minder dan 1% netto toevoeging aan de woningvoorraad plaatsvindt: gemiddeld zo‟n 3.000 nieuwe woningen per jaar in de regio Eindhoven. Als gevolg van de crisis zal dit aantal de komende jaren zelfs niet gehaald worden. De grootste opgave waar de regio de komende jaren voor staat, is het transformeren van de bestaande voorraad. Deze moet goed aan blijven sluiten bij de (telkens veranderende) wensen van de woonconsument. De opgave bestaat uit drie componenten: 1. Inspelen op demografische ontwikkelingen: in het kader van de enorme vergrijzing werd in het verleden werd wel eens gedacht dat we alle senioren in een nieuwbouwappartement konden huisvesten. Maar dat deze gedachte niet reëel was, daar zijn we snel achter gekomen. Uit de praktijk is gebleken dat veel senioren dat helemaal niet willen. Steeds vaker willen zij zo lang mogelijk in hun huidige huis blijven wonen. Dit betekent wel dat we deze woningen op korte termijn geschikt moeten kunnen maken, mocht de bewoner 5 plotseling last krijgen van lichamelijke beperkingen . Van de andere kant willen we niet dat deze woningen voor de langere termijn niet meer aantrekkelijk zijn voor andere doelgroepen. Een interessante uitdaging voor de bestaande woningvoorraad. Een andere demografische ontwikkeling die van invloed zal zijn op de bestaande woningen, is de forse toename van het aantal een- (en ook twee)persoonshuishoudens. Bij sommige corporaties is het woningtoewijzingssysteem nog zo dat eengezinswoningen niet aan eenpersoonshuishoudens worden toegewezen. Maar dat is straks niet meer houdbaar als bijna 40% van de huishoudens in deze regio bestaat uit één persoon. Welke rol kan en moet de bestaande woningvoorraad spelen om te kunnen voldoen aan de veranderende vraag van deze doelgroep? 2. Het energievraagstuk: de nieuwbouw die de laatste jaren gerealiseerd is en nog gaat worden, is vrijwel per definitie zeer duurzaam (door wet- en regelgeving). Dat ligt anders in de bestaande voorraad, daar kan nog een flinke slag geslagen worden als het gaat om het energiezuiniger maken van woningen. Met name woningen uit de periode 1950-1985 vragen om (energetische) verduurzaming om deze toekomstbestendig te maken. Daarbij moeten we rekening houden met het feit dat de energielasten een steeds groter onderdeel van de totale woonlasten uitmaken; 3. Herbestemmen en transformeren van kantoor- en werklocaties: mede als gevolg van de crisis staan veel kantoor- en werklocaties leeg. Van de vierkante meters kantoren staan volgens 2 het EIB in Nederland momenteel 1 op de 6 m leeg. Deze bieden mogelijkheden voor herbestemming en transformatie. Bijvoorbeeld naar woningen. Dit heeft natuurlijk wel impact op de ontwikkeling van nieuwe woningen. Ook historisch erfgoed geeft veel mogelijkheden Bron: Cultuurhistorisch erfgoed Brainport voor hergebruik, zie ter inspiratie bijvoorbeeld de (appartementen in voormalig klooster publicatie „Cultuurhistorisch erfgoed Brainport‟. Nazareth, Oirschot) 5
Zie ook de Trendrapportage „Toekomstbestendig Wonen in de regio Eindhoven‟. Daar wordt gesproken over het „Just-inCase„ en „Just-in-Time„ leveren van aanpassingen aan de woning en diensten aan huis voor de doelgroep senioren.
25
Kies voor kleinschalig toevoegen van kwaliteit door middel van nieuwbouw Dat de bestaande voorraad de grootste opgave is, wil niet zeggen dat er de komende jaren niks nieuws meer gebouwd wordt. Prognoses wijzen uit dat er de komende tien jaar nog een netto opgave is van 26.000 woningen in de regio. Er is dus nog altijd een bouwopgave. Het op grote schaal ontwikkelen van nieuwe woonwijken behoort echter tot het verleden. De nieuwbouw zal zich primair richten op het kleinschalig toevoegen van kwaliteit aan de bestaande voorraad, passend bij de bestaande kwaliteiten en identiteiten van de steden en dorpen. Nieuwbouw blijft daarmee een belangrijk „vliegwiel‟ voor de doorstroming, ook in de bestaande woningvoorraad. Veruit het grootste deel van de woningbouwprojecten vindt op inbreidingslocaties plaats. Uitbreidingsprojecten komen pas aan de orde wanneer er geen ruimte is of mogelijkheden zijn voor het toevoegen van de gewenste kwaliteit. Duurzaam vernieuwen is meer dan een fysieke opgave Het SRE heeft een belangrijke rol om duurzame vernieuwing, herbestemming en transformatie van bestaande woningen en kantoren regionaal op de agenda te zetten en van daaruit gemeenten, corporaties en andere partijen mogelijkheden te bieden tot samenwerking en uitvoering. Maar dit is al lang niet meer (alleen) een fysieke opgave, zoals vaak gedacht wordt. De bestaande voorraad kent immers bestaande gebruikers. Zij zijn de ervaringsdeskundigen, kennen hun plek en hebben hun wensen. Gemeenten en andere partijen betrekken hen in het proces, maar steeds vaker organiseren zij hun eigen proces. Belangrijk blijft daarom het faciliteren van de woonwensen van deze gebruikers en het omarmen van hun duurzaamheidsambities. Goede communicatie en “de kwaliteit van de dialoog als basis voor succes” geldt hierin als motto. 3.4.2.
Conclusie De grootste opgave waar de regio de komende jaren voor staat, is het transformeren van de bestaande voorraad. Deze opgave bestaat uit drie componenten: inspelen op demografische ontwikkelingen, het energievraagstuk en het herbestemmen/transformeren van kantoor- en werklocaties. Dat de bestaande voorraad de grootste opgave is, wil niet zeggen dat er de komende jaren niks nieuws meer gebouwd wordt. De nieuwbouw zal zich primair richten op het kleinschalig toevoegen van kwaliteit aan de bestaande voorraad, passend bij de bestaande kwaliteiten en identiteiten van de steden en dorpen. Het SRE heeft een belangrijke rol om het belang van deze bestaande voorraad regionaal te agenderen en te communiceren. Daarbij moeten we ons realiseren dat duurzaam vernieuwen meer is dan alleen een fysieke opgave: de bestaande gebruikers worden betrokken en organiseren steeds vaker hun eigen proces.
26
4.
Van visie naar uitvoering: naar een actieprogramma 2012-2015
In het voorgaande hoofdstuk hebben we uiteengezet wat onze visie is op de drie door de portefeuillehouders geselecteerde uitdagingen voor het regionale woonbeleid. Maar het is niet de bedoeling dat het bij een visie blijft. We willen ook echt zaken in gang zetten. En dat gaan we doen middels een concreet actieprogramma. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe we tot een definitief programma gaan komen waarin concrete acties worden opgenomen om de drie uitdagingen daadwerkelijk te realiseren. Bovendien wordt beschreven met welke relevante partners we daarvoor in eerste instantie om tafel gaan.
4.1.
Het actieprogramma 2012-2015
4.1.1.
Het proces naar het actieprogramma Het definitieve actieprogramma voor de periode 2012 tot 2015 wordt in 2012 concreet uitgewerkt. Het SRE is verantwoordelijk voor het opstellen hiervan. Dit gebeurt natuurlijk samen met de (regionale) woningmarktpartijen. Maar omdat het proces naar het definitieve actieprogramma per uitdaging verschillend is, kan er geen identieke aanpak voor de drie thema‟s worden geschetst. 4.1.2.
Hoe komt het actieprogramma er uit te zien? Het uiteindelijke actieprogramma beschrijft concrete acties voor de drie uitdagingen. De acties vinden hun basis in de visie zoals in dit document beschreven. Elke actie wordt uitgewerkt in een korte „business case‟ waarin de opdracht concreet wordt beschreven, wie de trekker is van die specifieke actie (organisatie inclusief naam van een persoon), welke andere partijen worden betrokken in de uitwerking (inclusief namen van personen), wat de deadline is en hoe de (eventuele) kosten worden verdeeld. Het hoeft dus niet per se het SRE te zijn die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de actie. Per actie wordt gekeken wat het beste schaalniveau is om deze uit te werken en welke organisatie bijgevolg verantwoordelijk is voor de uitvoering. Het is belangrijk dat ook andere partijen dan overheden zich binden aan het actieprogramma. 4.1.3.
Het vervolg
Na vaststelling van het definitieve actieprogramma door het Dagelijks Bestuur van het SRE kan de uitvoering van de acties starten. Het SRE is verantwoordelijk voor het in gang zetten hiervan. De regionale woningmarktpartijen worden regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang van het actieprogramma. Dat gebeurt door ten minste twee keer per jaar in de Regioraad, in het Ambtelijk overleg Wonen, het portefeuillehoudersoverleg Ruimte en Wonen en het Platform Wonen de voortgang te presenteren. Daarnaast worden via de website woonvisie.sre.nl alle geïnteresseerden continu op de hoogte gehouden van de uitwerking van het actieprogramma.
4.2.
Relevante partners per uitdaging
Tijdens de expertmeetings en de woonconferentie hebben verschillende partijen aangegeven bereid zijn mee te werken en te denken bij het verder uitwerken van het actieprogramma. In deze paragraaf wordt per uitdaging beschreven welke partijen in eerste instantie de meest logische partners zijn om het actieprogramma samen mee verder uit te werken.
27
4.2.1.
Oog voor kenniswerkers en lage-lonen-arbeidsmigranten
Kenniswerkers Als we over (internationale) kenniswerkers spreken, dan zijn in ieder geval het Expat Center Brabant, Brainport Development en de TU/e relevante gesprekspartners. Samen met deze organisaties zal in eerste instantie dan ook een concept actieprogramma worden opgesteld. Zij weten als geen ander wat er nog ontbreekt voor de kenniswerkers op het gebied van (informatie over) wonen en leven in deze regio. Zodra dit concept gereed is, kunnen andere relevante partijen ingeschakeld worden bij het verfijnen van het actieprogramma, zoals gemeenten, werkgevers en makelaars. Lage-lonen-arbeidsmigranten Zoals eerder gezegd, streeft de Stuurgroep Arbeidsmigranten naar een gezamenlijke verklaring waarin verschillende partijen gevraagd worden zich te binden aan een gezamenlijke aanpak bij de huisvesting van de arbeidsmigranten. Parallel aan het werken aan een gezamenlijke verklaring zet de stuurgroep verschillende acties uit. Deze zullen ook een plaats krijgen in het uiteindelijke actieprogramma van de Regionale Woonvisie. De werkgroep Buitenlandse Werknemers (bestaande uit vertegenwoordigers van gemeenten, de provincie, woningcorporaties, ZLTO, werkgeversorganisaties, uitzendbureaus en de VROM-inspectie) zal zich – onder voorzitterschap van het SRE - uiteindelijk bezig houden met advisering over en uitvoering van deze acties. Hiervoor hoeft dus geen apart traject te worden opgestart. Afgesproken is dat het uitzetten en uitvoeren van deze acties (bijvoorbeeld het opstellen en vaststellen van de verklaring) niet hoeft niet te wachten op de definitieve besluitvorming rondom de Regionale Woonvisie. 4.2.2.
Naar een nieuw evenwicht van sterke steden en een vitaal landelijk gebied
Zoals we in hoofdstuk 3 geconstateerd hebben, is het denken rond dit thema nog niet afgerond. Zeker ook gezien de conclusie dat het goed is om dit vraagstuk veel meer in samenhang en vanuit regionaal perspectief te bekijken. Het Dagelijks Bestuur van het SRE onderschrijft dit en heeft een traject uitgezet om het denken verder vorm te geven en uiteindelijk te komen tot concrete resultaten die leiden tot een nieuw evenwicht tussen stad en platteland. Dit traject wordt ingezet in nauwe samenwerking met de provincie Noord-Brabant. In het bestuursakkoord 2011-2015 van het college van Gedeputeerde Staten is dit thema namelijk ook als speerpunt gedefinieerd. Belangrijke eerste stap die in dit proces gezet moet worden is die van bewustwording: bestuurders in de regio moeten overtuigd zijn van het feit dat het noodzakelijk is om voor te sorteren op de aankomende demografische ontwikkelingen in relatie tot de economische ambities van deze regio. Belangrijke gesprekspartners voor dit thema zijn de provincie en de gemeenten, maar ook het maatschappelijk middenveld van zorgorganisaties, onderwijs, woningcorporaties, detailhandel, werkgeversorganisaties en institutionele beleggers / ontwikkelaars. Op basis van de rijkswoonvisie kunnen we stellen dat ook het Rijk een rol kan spelen.
Panoramafoto‟s Eindhoven en Landgoed Croy (foto‟s: Berry de Jong)
28
4.2.3.
Duurzaam vernieuwen en transformeren van de bestaande voorraad
Een belangrijke partner bij het transformeren, herbestemmen en verduurzamen van de bestaande voorraad zijn de woningcorporaties. Omdat zij ongeveer 30% van de totale regionale woningvoorraad bezitten, zullen zij nauw betrokken worden bij het opstellen en uitwerken van het actieprogramma. Van de particuliere woningvoorraad is het veel moeilijker een beeld te vormen. Projectontwikkelaars en particuliere vastgoedinvesteerders zullen uitgenodigd worden om daarover mee te praten. Voor zowel het corporatie- als het particuliere bezit geldt dat de bewoners zelf de belangrijkste gesprekspartner zijn. Daarnaast zullen ook energieleveranciers en kennisinstellingen als de TU Eindhoven betrokken worden.
29
5.
Tot slot: na het actieprogramma 2012-2015
De regio Eindhoven is een krachtige regio met een duurzaam en sterk profiel. Dat zal in 2020 en ook in 2030 nog zo zijn. In deze regio zijn in het verleden en zullen in de toekomst vele innovaties plaatsvinden die wereldwijd hun weerslag kennen in het dagelijkse leven van vele, vele mensen. De innovatiekracht van de regio komt door de concentratie van knappe koppen. Knappe koppen die leuk, mooi en goed wonen in de regio. Ook over tien, twintig jaar zullen zij en velen met hen (bijvoorbeeld de lage-lonen-arbeidsmigranten) heel prettig wonen in de regio. De diversiteit van karakter, omvang en voorkomen van de dorpen en steden, de schoonheid van het landschap, de Brabantse gemoedelijkheid, de aanwezigheid en potentiële beschikbaarheid van vele verschillende soorten woningen en woonmilieus, zijn allemaal aspecten die bijdragen aan de blijvende aantrekkingkracht van de regio. Dit is een regio die in principe met gemak de concurrentie aan kan met omliggende en verder weg gelegen regio‟s. Misschien wel omdat in tegenstelling tot vele andere regio‟s er niet alleen geleund wordt op één stad, maar omdat de regio twee sterke steden en vele vitale dorpen kent, die samen karakter, profiel en kracht van de regio maken, maar ook vaak ieder voor zich lokale vitaliteit laten zien.
30
BIJLAGEN
31
Bijlage 1
De regio Eindhoven in cijfers en beeld
Het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) is het regionaal bestuurlijk orgaan in de regio Zuidoost-Brabant. Het SRE geeft vorm aan de bestuurlijke samenwerking van de 21 gemeenten in Zuidoost-Brabant en ondersteunt deze gemeenten bij de uitoefening van een aantal van hun taken. Het werkterrein van het SRE is voor een groot deel gericht op ontwikkelingen die gemeentegrenzen overschrijden en die om een bovenlokale afstemming en aanpak vragen. Voor de regionale aanpak van het wonen is de regio in drie subregio‟s opgedeeld. Het Stedelijk Gebied bestaat uit de gemeenten Best, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Helmond, Nuenen c.a., Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre (de gemeenten in het Stedelijk Gebied zonder Eindhoven en Helmond worden ook wel Randgemeenten genoemd). Subregio De Kempen heeft vijf nauw met elkaar samenwerkende gemeenten: Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden. De Peel bestaat uit de gemeenten Asten, Cranendonck, Deurne, Gemert-Bakel, HeezeLeende, Laarbeek en Someren.
De Kempen
Stedelijk Gebied
De Peel
Figuur I: De regio Eindhoven met de subregio‟s
1.1
De regio in cijfers
Bevolking Op 1 januari 2011 woonden er in de regio Eindhoven bijna 739.000 mensen. Dat is 30% van de inwoners van de provincie Noord-Brabant. Volgens de provinciale Bevolkings- en
32
6
Woningbehoefteprognose zal rond 2030 het maximaal aantal inwoners van bijna 751.500 bereikt worden. In de regio zal het aantal inwoners voorlopig dus nog blijven toenemen. Wel zijn er bepaalde gemeenten die gaan krimpen of zelfs nu al krimpen. De prognose verwacht bijvoorbeeld dat vanaf 2013 de bevolkingsaantallen in De Kempen en De Peel licht teruglopen. Na 2030 zal het aantal inwoners in de regio afnemen tot ongeveer 742.000 inwoners in 2040.
Stedelijk Gebied
De Kempen
De Peel
SRE totaal
115 110 105 100
95 90
2040
2038
2036
2034
2032
2030
2028
2026
2024
2022
2020
2018
2016
2014
2012
2010
2008
2006
2004
2002
2000
85
Figuur II: Bevolkingsontwikkeling 2000-2040 (CBS-statline, provinciale prognose)
Rond 2040 – en hierin verschilt deze regio niet of nauwelijks van de landelijke cijfers – bereikt de vergrijzing haar hoogtepunt. In 2011 is 7% van de totale bevolking een 75-plusser. In 2040 zal dat bijna 14% zijn. Absoluut gezien betekent dat een stijging van 53.000 75-plussers in 2011 naar 100.000 in 2040. Migratie In 2010 is het migratiesaldo voor Zuidoost-Brabant als totaal positief. Uit figuur III blijkt dat alleen Helmond en De Peel een licht negatief migratiesaldo hebben. Ook het migratiesaldo van de Randgemeenten (voor het eerst sinds 2001) en De Kempen is dus positief (laatste elf jaar niet meer voor gekomen). Sinds 2006 heeft de regio Eindhoven de stijgende lijn te pakken: het migratiesaldo neemt toe van -2.000 tot bijna +2.000 in 2010.
6
Actualisering 2008. Bij het aanbieden van deze concept Regionale Woonvisie aan de gemeenteraden waren de resultaten van de nieuwe provinciale Bevolkings- en Woningbehoefteprognose 2011 (gepubliceerd in januari 2012) nog niet bekend. Bij het ter vaststelling aanbieden van deze Regionale Woonvisie aan de Regioraad is de nieuwste prognose wel doorvertaald in het gehele document.
33
Figuur III: Migratiesaldo per subregio (CBS-statline)
Volgens het CBS zijn er in de periode 2005 t/m 2010 netto per jaar gemiddeld 577 mensen vanuit het buitenland in de regio komen wonen. In tegenstelling tot het buitenlands migratiesaldo is het binnenlands migratiesaldo in deze regio de laatste vijf jaar negatief geweest. Er vertrekken dus meer mensen naar andere regio‟s in Nederland dan dat er zich vanuit de rest van Nederland in deze regio vestigen. Ook in 2010 is dit het geval. Huishoudens Inzicht in de huishoudensontwikkeling is van belang aangezien hier een directe relatie ligt met de woningbehoefte. Op 1 januari 2010 kende de regio 322.500 huishoudens. De provinciale prognose verwacht voor de periode tot 2030 nog een redelijk sterke groei tot 354.000 huishoudens.
Stedelijk Gebied
De Kempen
De Peel
SRE totaal
130 125 120
115 110 105
2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030 2032 2034 2036 2038 2040
100
Figuur IV: Huishoudensontwikkeling 2000-2040 (CBS-statline en provinciale prognose)
Die groei zit voor een groot deel in een toename van eenpersoonshuishoudens. Op 1 januari 2010 waren 108.476 van de 322.493 huishoudens alleenstaand. Volgens de prognose neemt het aantal eenpersoonshuishoudens de komende 30 jaar nog met bijna 30.000 toe. Gemiddeld is in 2040 ongeveer 39% van alle huishoudens een eenpersoonshuishouden, met als uitschieter de gemeente Eindhoven met 46%. Maar ook in De Peel en De Kempen zal bijna één op de drie huishoudens een eenpersoonshuishouden zijn. 34
De huishoudensgrootte in de regio is in de afgelopen tien jaar gedaald van 2,40 naar 2,28. De gemiddelde huishoudensgrootte is met 2,00 veruit het kleinste in de gemeente Eindhoven. In Reusel-De Mierden zijn er gemiddeld nog 2,59 personen per huishouden in 2010. Woningen en woonmilieus Op 1 januari 2011 stonden er bijna 315.000 woningen in deze regio. Volgens het CBS is 60% van deze woningen een koopwoning en 40% een huurwoning. 75% van de huurwoningen is eigendom van een corporatie. Uit de SRE Monitor Wonen 2011 blijkt dat bijna 50% van de corporatiewoningen onder de categorie grondgebonden woningen met een netto huurprijs tussen € 361,66 en € 554,76 valt. Meer dan 40% van de woningen die de corporaties in deze regio bezitten, is gebouwd in de jaren ‟60 en „70. Van de particuliere voorraad is helaas niet zo veel informatie beschikbaar. Uit het Woononderzoek Nederland (WoON) 2009 kunnen we gegevens halen over typen woonmilieus in de regio. Tabel I laat zien dat vooral het buiten-centrum milieu (39%) en het centrum-dorps milieu (27%) sterk vertegenwoordigd zijn in de regio. Centrum-stedelijk wonen is in een klein deel van de regio te vinden. Hoewel het landelijke woonmilieu in de totale regio een relatief klein deel beslaat, is dit woonmilieu in De Kempen en De Peel (naast centrum-dorpse woonmilieus) in grote delen aanwezig.
Tabel I: Woonmilieus SRE (WoON 2009)
Leefbaarheid Het is goed wonen in de regio Eindhoven. De tevredenheid over het wonen en leven in de regio uit zich onder andere in de uitkomsten van de BZK Leefbaarometer. De Leefbaarometer is een samengestelde index en beslaat de volgende thema‟s: veiligheid, sociale samenhang, samenstelling bevolking, voorzieningen, publieke ruimte en woningvoorraad. Figuur V laat zien dat de leefbaarheid in het grootste deel van de regio positief tot zeer positief is. De leefbaarheid in de steden Eindhoven en Helmond is iets lager, maar laat nog steeds een positief beeld zien. Zeker als dat vergeleken wordt met de leefbaarheidsscore van andere grote steden in Nederland. Op CBSwijkniveau scoren alleen de binnenstad van Helmond en Woensel-Zuid in Eindhoven matig positief op leefbaarheid. Wat figuur V niet laat zien, is dat de ontwikkeling van de leefbaarheid in deze regio sinds 2006 positief is.
35
Figuur V: BZK Leefbarometer 2010
Economie De regio Eindhoven geldt binnen Europa als één van de meest toonaangevende kennis- en innovatieregio‟s. Met de aanduiding Brainport is de regio door het kabinet aangewezen als pijler van de nationale economie. De regio onderscheidt zich door een hoge mate van research en development in combinatie met industriële en hoogtechnologische bedrijvigheid. In de regio wonen volgens CBS per 1 januari 2011 488.000 mensen tussen de 15 en 65 jaar. 346.000 daarvan behoren tot de beroepsbevolking. 5,2% van de beroepsbevolking is werkloos. In totaal zijn er 398.000 banen in de regio. Dat betekent dat er 15% meer banen zijn dan dat er mensen zijn die tot de beroepsbevolking horen.
36
1.2
De regio in beeld
Het opstellen van een visie begint met het bestuderen van de manier waarop er nu in de regio gewoond wordt. Dat is geen makkelijke taak. De regio Eindhoven telt 21 gemeenten, een veelvoud aan kleine kernen, kent 315.000 woningen met bijna 740.000 bewoners en is meer dan 1.000 km² groot. Er is dus veel te kiezen in deze regio. Niet alleen qua woningen, maar ook wat betreft woonmilieus. En dat kan niet allemaal in beeld gebracht worden. Daarom een selectie van beelden uit de regio zoals deze zijn opgenomen in het inspiratiedocument „Het Geniale Wonen‟. De opstellers van dit document hebben daarin een aantal zaken uitgelicht die wat hen betreft opvallend zijn in deze regio. Daarbij wel de kanttekening dat de werkelijkheid altijd rijker en veelkleuriger is dan in een beperkt aantal beelden te vangen is.
Sommige dorpen lijken stedelijker dan de steden. Kleine gemeenten met een oude kern zijn levendig.
De dorpen in de regio zijn over het algemeen vitaal en levendig. Eindhoven is een stad , in tegenstelling tot concentrisch gegroeide steden, die is samengesteld uit meerdere dorpen. De „dorpse‟ sfeer die de stad daardoor heeft, is haar kracht.
In Eindhoven is ruimte voor bijzondere architectuur en hoogbouw.
37
De vitale „randgemeenten‟ hebben hun nabijheid ten opzichte van Eindhoven gemeen, maar kenmerken zich bovenal door verschillen.
Helmond kent een traditie als proeftuin voor de woningbouw. De kubuswoningen, Dierdonk, Brandevoort en nu het Zonnekwartier zijn allen voorlopers voor ontwikkelingen elders in Nederland.
Grootschalige stadsuitbreidingen (VIN EX) zijn verleden tijd. Meerhoven en Brandevoort zijn daarmee waarschijnlijk de laatste uitbreidingen op deze schaal.
38
De herontwikkeling van de oude industriecomplexen is kansrijk om een nieuwe groep bewoners aan de stad te binden.
Mensen zijn trots op hun woonomgeving, en stralen tevredenheid uit. Er lijkt op veel plekken niet veel noodzaak voor verandering.
De sociale cohesie is sterk. Binding met de geboorteplaats is voelbaar en er zijn veel voorbeelden te vinden op het gebied van wonen en zorg, collectief opdrachtgeverschap en buurtcentra.
Bron: Het Geniale Wonen, inspiratiedocument als opmaat naar een nieuwe Regionale Woonvisie voor Zuidoost-Brabant (Urhahn Urban Design en Rigo Research & Advies, mei 2010)
39
Bijlage 2
Trends en ontwikkelingen op de woningmarkt
Autonome en niet-autonome trends en ontwikkelingen zijn van invloed op de regionale woningmarkt. In dit kader wordt een selectie van de belangrijkste trends en ontwikkelingen voor de komende jaren op een rijtje gezet. In de uitwerking van de drie regionale uitdagingen is hiermee nadrukkelijk rekening gehouden.
2.1
Demografie -
Regio als geheel blijft groeien, sommige gemeenten krimpen
Op 1 januari 2011 woonden in de regio Eindhoven bijna 739.000 mensen. Volgens de provinciale Bevolkings- en Woningbehoefteprognose zal rond 2030 het maximum van ongeveer 751.500 inwoners worden bereikt. De bevolkingsaantallen zullen de komende jaren weliswaar minder sterk groeien, maar in de totale regio zal het aantal inwoners voorlopig blijven toenemen. Dat wordt bevestigd in de meest recente CBS/PBL prognose: behalve een forse groei in de Randstad, neemt het inwonertal vooral toe rond een aantal steden met bovenregionale voorzieningen, zoals hogere onderwijsinstellingen. Eén daarvan is Eindhoven en omliggende gemeenten. Wel zijn er bepaalde gemeenten die gaan krimpen of zelfs nu al krimpen. Na 2030 zal het aantal inwoners in de regio naar verwachting van de provinciale prognose afnemen tot ongeveer 742.000 inwoners in 2040. -
Toename van een- en tweepersoonshuishoudens
Het aantal personen per huishouden in Zuidoost-Brabant wordt steeds kleiner. Zo is de gemiddelde huishoudensgrootte in de regio in de afgelopen tien jaar gedaald van 2,40 naar 2,28 personen per huishouden. Woonden er in 1980 nog zo‟n drie mensen per woning, nu woont in de regio al 34% van de mensen alleen in een woning. En in Eindhoven is dat zelfs 46%! De provinciale prognose verwacht dat in 2040 bijna 40% van alle Zuidoost-Brabantse huishoudens een eenpersoonshuishouden is. Dit betekent overigens niet dat de ruimtebehoefte daarmee afneemt. Per Nederlander vragen we steeds meer ruimte. Volgens de studie „Mid-Size Utopia‟ is ons ruimtegebruik de afgelopen 100 jaar met een factor vijfentwintig toegenomen. In 1910 woonden er 2 gemiddeld vijf personen in een woning van ongeveer 60 m . Honderd jaar later wonen er nog net 2 twee personen in een woning van 120 m . Dat er ondanks de afnemende bevolkingsgroei nog steeds behoefte is aan nieuwe woningen, komt vooral doordat het aantal personen per woning nog steeds afneemt. De risico-analyse demografische ontwikkeling van Companen toont aan dat de behoefte aan nieuwe woningen ook sterk afhankelijk is van de mate waarin de regio erin slaagt om nieuwe werkgelegenheid te creëren. Vergrijzing Er komen niet alleen meer ouderen bij in de regio Eindhoven, maar zij leven gemiddeld ook steeds langer. Net zoals in de rest van Nederland bereikt de vergrijzing in deze regio rond 2040 haar hoogtepunt. Volgens prognoses betekent dat een stijging van 53.000 75-plussers op dit moment naar ongeveer 100.000 in 2040. Met de toenemende vergrijzing is ook meer behoefte aan wonen met zorg en ondersteuning. De Trendrapportage „Toekomstbestendig wonen in de regio Eindhoven‟ geeft hier meer inzicht in.
40
2.2
Functioneren woningmarkt
Economische crisis De economische crisis heeft een duidelijke weerslag op de woningbouw in Zuidoost-Brabant. Een belangrijke exponent hiervan is de sterk terugvallende nieuwbouwproductie. Ook in de bestaande woningvoorraad is het aantal transacties fors terug gelopen, vooral bij de duurdere woningen. Het aantal dagen dat een gemiddelde woning te koop staat, is volgens NVM-cijfers sinds 2007 verdubbeld naar 163 dagen. Het gebrek aan vertrouwen, de daling van de huizenprijzen en de angst voor dubbele woonlasten leiden behalve tot minder nieuwbouw dus ook tot stagnatie in de doorstroming. Ook de verscherpte regelgeving van de banken bij het verstrekken van hypotheken en de Europese regels voor woningcorporaties helpen de doorstroming niet. Het risico bestaat dat door deze ontwikkelingen de betaalbaarheid van het wonen in het geding komt. We merken dat vooral middeninkomens het moeilijk hebben omdat ze enerzijds steeds moeilijker een hypotheek krijgen. En anderzijds door de Europese regels niet in aanmerking komen voor een sociale huurwoning. Overigens heeft het laatste WoON uit 2009 uitgewezen dat de woonlasten niet significant zijn toegenomen in verhouding tot het inkomen. Meer verantwoordelijkheid individuele consument en samenwerkende partijen De tijd dat de vraag naar nieuwe woningen zo groot was dat elke woning wel werd verkocht, is voorbij. Voor projectontwikkelaars en andere ontwikkelende partijen geldt dat zij zich meer dan ooit moeten richten op de wensen van de klanten. Daarnaast is er sprake van verminderde investeringsruimte van deze partijen en vooral bij de overheid. Deze ontwikkelingen betekenen dat burgers en samenwerkende partijen steeds meer ruimte krijgen om zelf verantwoordelijk te zijn voor de kwaliteit van woning en woonomgeving. Van de andere kant schept dat ook verwachtingen. Maar dat moet geen probleem zijn. Vrijwel iedereen heeft gewonnen aan inkomen, mogelijkheden voor mobiliteit en communicatie, woongenot en -kwaliteit en vaardigheden zich te uiten (mondigheid). De consument is kritisch geworden, gewend om voor zijn eigen belang op te komen en gewend als consument eisen te stellen. Dit vraagt aanpassingsvermogen van de traditionele partijen. De samenwerking tussen partijen onderling én die met de woonconsument zal daarom veranderen.
2.3
Woonbehoeften -
Verduurzaming van het wonen
Het belang van duurzaamheid (in de breedste zin van het woord) in het wonen wordt steeds groter. Enerzijds uit ideële motieven om de leefbaarheid nu en voor volgende generaties te waarborgen. Anderzijds omdat steeds meer het besef ontstaat dat duurzaamheid besparingen oplevert en impulsen geeft aan nieuwe ontwikkelingen. In de Regionale Trendrapportage is meer over deze trend te lezen. Toenemend belang bestaande woningvoorraad Eén van de gevolgen van de crisis is dat de nieuwbouwproductie stokt. Mede daarom wordt ook steeds meer het belang van de bestaande woningvoorraad onderkent. Daar komt bij dat door middel van nieuwbouw jaarlijks minder dan 1% netto toevoeging aan de woningvoorraad plaatsvindt. Dit betekent dat kwantitatief het meeste winst is te behalen in de bestaande bouw. Voor
41
de sociale woningvoorraad zijn daarbij de corporaties een natuurlijke partner. Voor de particuliere sector liggen kansen op het gebied van het benutten van eigen kracht van de eigenaar / bewoners. -
Maatwerk als nieuwe verstedelijkingsopgave
De Vinex-productie is voor een belangrijk deel afgerond. Nu is maatwerk geboden. Daarbij kan en moet veel preciezer op de wensen van allerlei subgroepen op de woningmarkt worden ingespeeld. En dit aantal subgroepen in de woningmarkt (niches) zal de komende jaren alleen nog maar toenemen. Maatwerk en kleinschalig ontwikkelen worden daarom de nieuwe standaard, in plaats van een generiek aanbod dat bij iedereen maar een beetje moet passen. Ontstaan van nieuwe collectiviteiten De individualisering mag dan doorzetten, tegelijkertijd ontstaat er behoefte aan nieuwe samenlevingsvormen. De VROM-raad (nu onderdeel van de Raden voor de Leefomgeving) identificeerde de trend „wonen met gelijkgestemden‟, ook vaak „communities‟ genoemd. Communities ontstaan op woningniveau, maar ook op woonmilieuniveau. Internet is een belangrijk medium ter ondersteuning van communities. -
Het nieuwe werken
Steeds meer mensen werken – al dan niet tijdelijk – aan huis. Het aantal zzp‟ers neemt nog steeds toe, maar ook werknemers in loondienst vinden het prettig om een andere balans in wonen en werken te kunnen aanbrengen. Veel bestaande woningen zijn hier echter niet of nauwelijks op ingericht en ook in de nieuwbouw wordt hierop nog maar beperkt voorgesorteerd. -
Bewust ‘goedkoop scheefwonen’: geld over houden voor luxe uitgaven
Mensen willen vaak zo groot mogelijk wonen op de best mogelijke locatie. Tenminste dat is de veronderstelling. Onder andere onder de huidige „babyboomgeneratie‟ zien we een andere ontwikkeling: zij besteden hun geld liever aan iets anders (bijvoorbeeld vakanties) dan aan het wonen. Als ze tevreden zijn met hun woning en buurt, kiezen mensen er bewust voor om goedkoper te blijven wonen zodat ze geld overhouden om luxe uitgaven te doen
Bronnen: CBS-statline, provinciale Bevolkings- en Woningbehoefteprognose (actualisering 2008), SRE Monitor Wonen 2011, Bouwfonds NAW-dossier (juni 2011), Mid-size Utopia, Woononderzoek Nederland (WoON) 2009, resultaatdocument Inbo, Trendrapportage Toekomstbestendig Wonen, VROM-raad advies ‘Wonen in ruimte en tijd’, Risico-analyse demografische ontwikkeling.
42
Bijlage 3
Een goed (t)huis in Zuidoost-Brabant
Constaterende dat: Algemeen I. In verband met de schaarste op de arbeidsmarkt, arbeidsmigranten noodzakelijk zijn voor de economie in de SRE-regio en kansen bieden; II. Het verschijnsel arbeidsmigratie al tientallen jaren een feit is en een permanent karakter heeft: er is een structurele in –en uitstroom van arbeidsmigranten; III. Veel arbeidsmigranten werkzaam zijn in de agrarische sector, maar ook in de industrie, de bouw en de zorg het aantal arbeidsmigranten toeneemt; IV. Er in eerste instantie slechts sprake was van seizoensarbeid, maar dat de laatste jaren steeds meer sprake is van structurele werkzaamheden die door arbeidsmigranten vervuld worden (het hele jaar door); V. Bij het beschrijven van de aantallen, slechts een deel van de arbeidsmigranten in het GBAsysteem wordt geregistreerd. Dit levert een onvolledig beeld; Huisvesting VI. Het primair de taak is van de werkgevers/arbeidsbemiddelaars om voor de arbeidsmigranten goede omstandigheden te creëren. Vanuit haar regiefunctie heeft de overheid tot taak om samen met haar partners op alle fronten, uitbuiting van de arbeidsmigrant tegen te gaan én te sturen op goede en passende huisvesting; VII. Er te weinig kwantitatief en kwalitatief woningaanbod is voor arbeidsmigranten in deze regio; VIII. Arbeidsmigranten recht hebben op goede en passende huisvesting. Daar waar mensen goed gehuisvest zijn, is minder overlast; IX. De huisvestingsbehoefte als volgt is in te delen: 1. Permanente huisvesting voor werknemers die besluiten in Nederland te blijven; 2. Structurele huisvesting voor tijdelijke werknemers; 3. Tijdelijke huisvesting voor tijdelijke werknemers. X. Passende huisvesting in elk geval voldoet aan de wet- en regelgeving zoals deze in de regio wordt gehanteerd. Passende huisvesting is vaak afhankelijk van het soort arbeid, de arbeidsduur en de door de arbeidsmigrant gewenste huisvesting en de duur waarvoor de migrant in Nederland is; XI. Het vigerende Regionaal Woningbouwprogramma aangeeft dat de landelijke regio‟s zorg dragen voor de opvang voor lokale behoefte (migratiesaldo-nul). Het Stedelijk Gebied daarboven, in het kader van het bundelingsbeleid vanuit het Rijk, zorgdraagt voor de opvang van mensen die van buiten de regio naar deze regio komen (migratie); XII. Nu in de nieuwe provinciale prognoses voor de huisvesting van buitenlandse migranten woningbehoefte opgenomen is. Elke gemeente kan dus arbeidsmigranten huisvesten.
43
Beslissen wij als volgt: Algemeen I. Als SRE-gemeenten stellen we een gezamenlijke regionale verklaring op waarin staat dat we het welzijn en de huisvesting van de arbeidsmigrant samen goed willen regelen. Een verklaring, met daarin de uitgangspunten, het plan van aanpak en de verantwoordelijken. Andere betrokken partijen worden uitgenodigd om deze verklaring mede te ondertekenen en eraan deel te nemen; II. De gemeenten hanteren een uniforme toepassing van inschrijving, zodat registratie op gelijke wijze plaatsvindt en dat de arbeidsmigrant in iedere gemeente dezelfde rechten en plichten kent. Liever vervuiling van het GBA-systeem, dan geen inschrijving; III. Als SRE-gemeenten stimuleren we zoveel mogelijk ontkoppeling van werk en wonen. De werkgevers blijven verantwoordelijk voor werknemers die zij hier tijdelijk naartoe halen, maar het beheer en exploitatie van de woonruimte moet in handen komen te liggen van andere partijen (bv.woningcorporaties); Huisvesting IV. Als regio onderschrijven we de noodzaak tot samenwerking op het gebied van de huisvesting van arbeidsmigranten en willen we gezamenlijk komen tot een zo goed mogelijke, passende en eenduidige huisvesting van de arbeidsmigrant in de regio; V. Beslissingen over de relatie tussen de huisvesting van de arbeidsmigrant en het Regionaal Woningbouwprogramma nemen we op het POHO/RRO en niet lokaal; VI. De gemeenten nemen de regie en zorgen voor een goede inpassing in de omgeving en zorgen dat de huisvesting voldoet aan in Nederland algemeen aanvaarde kwaliteitsnormen; VII. Conform overweging IX wordt bij het creëren van huisvesting uitgegaan van: 1. Permanente huisvesting: de mogelijkheden in de reguliere woningvoorraad. 2. Structurele voorziening: vervolgens wordt op structurele basis gezocht naar inpassingsmogelijkheden in bestaand vastgoed, met uitzondering van vastgoed op recreatieterreinen en bedrijventerreinen. 3. Tijdelijke huisvesting voor tijdelijke arbeidskrachten: specifiek voor de agrarische sector in verband met de traditionele seizoensarbeid geldt wanneer er geen andere mogelijkheden zijn dat de mogelijkheden worden bekeken bij: buitengebied, de werkgever, recreatieterreinen etc. Wonen bij de werkgever blijft mogelijk, mits onder strenge voorwaarden op het gebied van veiligheid, kwaliteit en een tegen maximum huurbedrag. De taak van de gemeenten is om tijdig misstanden te signaleren en hierop te handhaven.
44
Toelichting Arbeidsmigrant = een economisch actief persoon die werkzaam zal zijn, werkzaam is of werkzaam is geweest in een betaalde activiteit in een staat waarvan hij geen onderdaan is. Hij/zij doet dit op eigen initiatief en op vrijwillige basis. GBA De geringe registratie in het GBA heeft verschillende oorzaken: • Er is nauwelijks een prikkel om te registreren; • De migrant is niet in het bezit van de benodigde documenten; • De werkgever dringt er op aan het niet te doen; • De gemeenten zijn gebaat bij de inkomsten van de toeristenbelasting en zien de voordelen van de “rompslomp” rondom inschrijving niet. Waarom is registratie zo belangrijk: indien niet ingeschreven in het GBA, dan is het ook niet mogelijk om in te schrijven als woningzoekende, in te schrijven voor kinderopvang, zorg, scholing etc. Passende Huisvesting Passende huisvesting voldoet in elk geval aan de wet- en regelgeving zoals deze in de regio wordt gehanteerd. Het voorkomt in ieder geval overbewoning, onwenselijke situaties voor de migranten en overlast voor de omgeving. Passende huisvesting kan zijn: een gewone woning, maar ook een woonverblijf (pension). Bij grotere complexen is een mix in wooneenheden/units een optie, bijvoorbeeld spoedzoekers, urgenten en arbeidsmigranten. Bestaande gebouwen kunnen hier in veel gevallen voor gebruikt worden. Er zijn inmiddels voorbeelden vaak in de vorm van een Short Stay Facility, woonhotels, containerwoningen en/of job lodges. De regie-rol De beleidsverantwoordelijkheid voor het wonen van de arbeidsmigrant ligt bij de gemeenten. Corporaties hebben de maatschappelijke verantwoording om mensen te huisvesten, daarbij hoort tevens de informatievoorziening. Het blijkt dat het fenomeen corporatie volledig onbekend is bij de arbeidsmigrant. Wiens taak is het om deze mensen in te lichten over de mogelijkheden en de wijze waarop zij gebruik kunnen maken van deze mogelijkheden? Gezamenlijke verantwoording van gemeenten, werkgevers, corporaties en de migrant zelf. Begin bij het begin! Wachttijden zijn geen excuus om geen voorlichting te geven, niet in te laten schrijven en niet na te denken over reguliere (maar ook tijdelijke) huisvesting. Het creëren van huisvesting Op structurele basis dient gezocht te worden naar mogelijkheden in de reguliere woningvoorraad. Vervolgens wordt op structurele basis gezocht naar inpassingsmogelijkheden in bestaand vastgoed. Er dient ook gekeken worden naar bestemmingsmogelijkheden. Bijvoorbeeld bestemmingsplanwijzigingen, waardoor nieuwbouw van logiesgebouwen mogelijk wordt gemaakt. Daarnaast gaat het om bestemmingswijzigingen van bestaande gebouwen. Voor nieuwe logiesgebouwen/pensions geldt dat zij binnen bestaande kernen gerealiseerd dienen te worden en tevens dienen aan te sluiten op een daartoe geschikte ontsluitingsstructuur. Duidelijke afspraken dienen gemaakt te worden over het beheer. De mogelijkheden voor shortstayvoorzieningen dienen uitgebreid te worden, daar waar een huisvestingsproblematiek zich voordoet.
45
Bijlage 4
Literatuurlijst
Arnoldus, M. en Musterd, S. (2002). Wonen in de regionale kennisstad. Amsterdam: Amsterdam Study Centre for the Metropolitan Environment (AME). Berkhout, E. (2011). De moderne migrant: een economische visie op arbeidsmigratie. SEO, presentatie tijdens expertmeeting Regionale Woonvisie (18 februari 2011). Berkhout, E., Smid, T. en Volkerink, M. (2010). Wat beweegt kennismigranten? Een analyse van de concurrentiekracht van NL bij het aantrekken van kennismigranten. Amsterdam: SEO. In opdracht van Ministerie van Economische Zaken. Bouwfonds ontwikkeling. (2011). Woningplattegronden. NAW dossier, #40, juni 2011. Brainport 2020 (2011). Brainport 2020: Top economy, smart society. Brainport Development N.V. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Ministerie van (2011). Woonvisie. BZK Leefbaarometer: www.leefbaarometer.nl CBS-statline: statline.cbs.nl Companen (2010). Risico-analyse demografische ontwikkeling. In opdracht van Woonbedrijf en SRE. Economisch Instituut voor de Bouw. (2010). Kantorenleegstand, probleemanalyse en oplossingsrichtingen. Expat Guide Holland: www.expatguideholland.com Inbo (2011). Resultaatdocument, Regionale Woonvisie 2011-2020. In opdracht van SRE. Infrastructuur en Milieu, Ministerie van (2011). Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Jong, A. de, en Van Duin, C. (2011). Regionale bevolkings- en huishoudensprognose 2011-2040: sterke regionale contrasten. CBS/PBL. Pact Brabant (2011). Brabants Arbeidsmarktakkoord 2012-2015. In opdracht van provincie Noord-Brabant. Planbureau voor de Leefomgeving (2011). Nederland in 2040: een land van regio’s. Ruimtelijke Verkenning 2011. Provincie Noord-Brabant (2008). De bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant, actualisering 2008. Provincie Noord-Brabant (2011). Structuurvisie ruimtelijke ordening. Provincie Noord-Brabant (2011). Verordening ruimte Noord-Brabant 2011. Sociaal Economische Raad (2011). Bevolkingskrimp benoemen en benutten. SER, advies 2011/03. SOAB (2011). Trendrapportage Toekomstbestendig Wonen in de regio Eindhoven. In opdracht van SRE. Sociaal en Cultureel Planbureau (2011). Poolse migranten. De positie van Polen die vanaf 2004 in Nederland zijn komen wonen. SCP, Den Haag. SRE (2011). Monitor Wonen 2011. SRE (2006). Nota Tijdelijk (werken en) wonen. SRE (2010). Regionaal Convenant GPR Gebouw. SRE (2009). Regionaal Woningbouwprogramma 2010-2020. SRE (2011). Regionale Begrippenlijst Wonen (www.sre.nl/begrippenlijstwonen). SRE (2011). Samenwerken in een nieuw perspectief: Regionale Agenda 2011-2014. SRE Milieudienst (2011). Cultuurhistorisch erfgoed Brainport. In opdracht van SRE.
46
Urhahn Urban Design en Regio Research & Advies (2010). Het Geniale Wonen, inspiratiedocument als opmaat naar een nieuwe Regionale Woonvisie Zuidoost-Brabant. In opdracht van SRE. Tweede Kamercommissie „Lessen uit recente arbeidsmigratie‟ (2011). Arbeidsmigratie in goede banen (LURA-rapport). Urban Affairs (2005). Eindhoven Supervillage: plan de campagne. In opdracht van Stichting Architectuurcentrum Eindhoven. Vriens, J. (2009). Huisvesting van de International Knowledge Workers in Zuidoost-Brabant: een onderzoek naar woonwensen. Gemeente Eindhoven. VROM, Ministerie van (2009). Woononderzoek Nederland (WoON) 2009. VROM-raad (2009). Wonen in ruimte en tijd. Een zoektocht naar sociaal-culturele trends in het wonen. YYY en IaDea Creative Solutions (2010). Inhoud #3: Living in Brainport. In opdracht van Stichting Architectuurcentrum Eindhoven. Zandbelt & vandenBerg (2010). Mid-Size Utopia: Ontwerpconcept voor dynamisch stedelijke regio’s.
47