1
Aanleiding Sinds 1 december 2012 zijn scholen verplicht aandacht te besteden aan seksualiteit en seksuele diversiteit. Hiervoor is voor de onderbouw van het VO kerndoel 43 aangepast. De aanpassing is bedoeld om de acceptatie van seksuele diversiteit te bevorderen. Aandacht voor seksualiteit en seksuele verschillen kan ook tot een veiliger schoolklimaat leiden. Lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgenderleerlingen voelen zich dikwijls onveiliger dan andere leerlingen en worden vaker gepest. Ook zijn er jongeren die te maken hebben met seksueel geweld. Deze leerlingen kunnen meer uit zichzelf halen als zij op school worden geaccepteerd en gerespecteerd.
Kerndoel 43
De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen, en leert respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit.
aanvragen lespakket Om toegang te krijgen tot de les hebben de leerlingen een individuele toegangscode nodig. Deelname is gratis. U verkrijgt de wachtwoorden door u aan te melden via www.codenamefuture.nl/whatsup of een e-mail te sturen naar
[email protected]. Codename Future Zeestraat 71 2518 AA Den Haag 070 – 302 47 70
[email protected] www.codenamefuture.nl/whatsup
2
Bespreekbaar maken Dit lespakket maakt het onderwerp seksuele diversiteit bespreekbaar in de klas. Aan de hand van videofragmenten, verhalen van jongeren, stellingen en testjes krijgen de leerlingen informatie over het onderwerp en worden ze aangezet om erover na te denken. In de klas Seksuele diversiteit is een onderwerp dat in de klas veel reacties oproept. Niet alle leerlingen zijn gewend om open over seksualiteit te praten. Zij zijn terughoudend in het geven van hun mening. Anderen vinden het juist stoer en willen laten zien dat ze al een stuk verder zijn dan hun klasgenoten. Vooroordelen en oordelen hebben invloed op de bespreking van het onderwerp. Ook culturele achtergronden, zoals geloof, afkomst en sociaal milieu, spelen een belangrijke rol. Al deze invloeden zorgen dat de wijze waarop en de inhoud bij lessen over seksuele diversiteit sterk kan verschillen. Leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn in een levensfase waarin ze hun identiteit nog aan het ontwikkelen zijn. Voor sommigen staat het onderwerp seksuele identiteit daardoor nog ver van hen af, voor anderen juist heel dichtbij. Het spreken over het onderwerp maakt dat leerlingen een zetje in de rug kunnen krijgen bij het nadenken over hun identiteit. Op school Met het lespakket willen we seksuele identiteit niet alleen bespreken in de klas, maar ook bespreekbaar maken in de school. Op veel scholen hebben leerlingen met een homo- of biseksuele geaardheid en transgender leerlingen het vaak moeilijk. Ze worden vaak genegeerd of gepest. Bespreking van het onderwerp in de klas heeft ook invloed op het klimaat op school. In het lespakket wordt op verschillende plaatsen gewezen op het opzetten van een GSA. Een GSA is een actiegroep in school gericht op het verbeteren van de positie van homo’s, lesbo’s, bi’s en transgenders. Ook dat is een stap om het schoolklimaat positief te beïnvloeden. Uitdaging Lessen die iets te maken hebben met seksualiteit zijn een uitdaging en spannend. Nooit is in te schatten wat er allemaal naar boven komt. Dat maakt de lessen voor een docent ontzettend boeiend om te geven. U heeft natuurlijk ook zelf uw ideeën over seksuele diversiteit. Om zo’n onderwerp goed in de klas te bespreken is het van belang dat u als gespreksbegeleider optreedt. Door open vragen te stellen geeft u leerlingen de ruimte om hun mening en ideeën naar voren te brengen. U zorgt voor structuur en orde in de bespreking.
3
belangrijke begrippen LHBT Misschien zegt het je al meer als we het seksuele diversiteit noemen. En onder seksuele diversiteit vallen eigenlijk alle vormen van seksuele identiteit, dus ook heteroseksualiteit. Daarom gebruiken we liever het begrip LHBT, dan weten we ook precies waar we het wel over hebben, namelijk:
Lesbisch: Als je als meisje alleen op meisjes valt.
Biseksueel: Je valt zowel op jongens als op meisjes.
Homoseksueel: Als je als jongen alleen op jongens valt.
Transgender: Dat je als man of vrouw het gevoel hebt in het verkeerde lichaam te zitten.
Voor meer informatie over LHBT, zie de achtergrondinformatie in de bijlage.
GSA en GSA-docent Een Gay-Straight Alliance (letterlijk een Homo-Hetero Alliantie). Ofwel een groep leerlingen en docenten die ervoor zorgt dat hun school veilig is voor iedereen. Of je nu homo, hetero, lesbo, bi, transgender of in dubio bent. Er bestaan ruwweg drie types van GSA’s: de Activisten-GSA, de Voorlichting-GSA en de Support-GSA. De ideale GSA is een combinatie van deze drie soorten. Elke GSA heeft een of meer GSA-docenten nodig. Meer informatie hierover vindt u op www.gaystraightalliance.nl, gsa voor docenten. U kunt hier de GSA docentenhandleiding downloaden.
voorbereiding op coc-voorlichtingsles Bent u van plan een COC-voorlichter uit te nodigen in uw klas? Het lespakket What’s up?! is een prima voorbereiding op een COC-voorlichtingsles. In de gastlessen maken leerlingen kennis met seksuele diversiteit. Op die manier wordt het onderwerp bespreekbaar en gaan leerlingen er zelfstandig over nadenken. Het streven is om vooroordelen over homoseksualiteit weg te nemen en de tolerantie te verhogen, maar ook om inzicht te geven in de eigen ontwikkeling van leerlingen. Op die manier kunnen de lessen bijdragen aan een veilige school en aan de persoonlijke vorming van leerlingen. De meeste COC-voorlichters zijn zelf homo, lesbisch of biseksueel. Leerlingen kunnen persoonlijke vragen stellen, er worden persoonlijke verhalen verteld. De voorlichters van het COC hebben veel ervaring met het praten over seksuele diversiteit en weten er veel over. Kijk op www.voorlichtingindeklas.nl hoe en waar u een COC-voorlichtingsles aan kunt vragen.
4
INFORMATIE Doelgroep: Onderbouw VO (klas 1 en 2). Vak(ken): De modules kunnen ingezet worden tijdens het mentoruur, lessen maatschappijleer of biologie. De modules zijn geschikt om te gebruiken als voorbereiding op een COC-voorlichtingsles. Het lespakket What’s up bestaat uit vier modules van elk 25 minuten. De modulen kunnen los van elkaar gebruikt worden. In totaal is het mogelijk om twee lessen van 50 minuten te vullen, maar minder kan ook. U kunt ook elke les een module doen en de rest van het lesuur besteden aan het uitvoeren van GSA-activiteiten. Module: What’s up: actie Individueel in de Workspace Benodigdheden: Computers met internetverbinding + inloggegevens voor leerlingen Stappenplan voor de leerlingen van GSA website, www.gaystraightalliance.nl/38/hoe-start-ik-een-gsa/ Module: macho & lipstick Klassikaal via digibord / beamer Benodigdheden: Computer met internetverbinding + inloggegevens voor docent Uitgeprint werkblad voor de leerlingen Uitgeprint stappenplan voor de leerlingen Module: Ik en de liefde Individueel in de Workspace Benodigdheden: Computers met internetverbinding + inloggegevens voor leerlingen Module: ik en de liefde - uitslag Test Klassikaal via digibord / beamer Benodigdheden: Computer met internetverbinding + inloggegevens voor docent Module: acceptatie Klassikaal via digibord / beamer Benodigdheden: Computer met internetverbinding + inloggegevens voor docent Smartphones en handleiding stemsysteem Uitgeprint stappenplan voor de leerlingen
5
What’s up: actie! lesbeschrijving Werkvorm
Individueel in de Workspace op een computer. Leerlingen worden aangezet om na te denken over jezelf kunnen zijn. De leerlingen kunnen deze module zelfstandig maken.
Omschrijving
Module over de mate waarin mensen zichzelf kunnen zijn. Leerlingen zoeken uit in hoeverre ze zichzelf kunnen zijn, waarbij het accent ligt op school. Vervolgens wordt ingegaan op de positie van homo’s, lesbo’s, bi’s en transgenders in school. De module heeft als uitgangspunt dat iedereen zichzelf moet kunnen zijn in school. In de module komt vervolgens aan de orde wat de school doet om te zorgen dat je jezelf kun zijn op school. Als afsluiting wordt de GSA geïntroduceerd en bedenken leerlingen hoe ze een bijdrage kunnen leveren aan een klimaat van acceptatie op school.
De les
1. Introductie 2. Jezelf zijn op school Leerlingen testen of zij altijd zichzelf zijn. De meeste leerlingen halen de score van 100% jezelf zijn niet. Daar gaat de module verder op in. De vraag ‘Heb je zelf nog een tip hoe je kunt zorgen dat je jezelf blijft’ is na de gegeven top 4 lastig. Mogelijke andere tips zijn: - Leren om nee te zeggen. - Kijk of andere ook graag willen doen wat jij wilt doen (zoek medestanders). - Gun jezelf de tijd om uit te vinden wat je wilt. - Denk nog eens terug aan momenten dat je iets hebt gedaan waar je geen zin in had. Bedenk hoe je het anders had kunnen aanpakken. De vragenlijst bij (Lekker) belangrijk maakt duidelijk hoeveel ruimte de leerling vindt dat er moet zijn om jezelf te zijn. 3. Bij ons op school Leerlingen gaan na in hoeverre ze homo’s, lesbo’s, bi’s en transgenders kennen op school. Leerlingen onderzoeken wat de school eraan doet om te zorgen dat leerlingen zich veilig voelen. De antwoorden verschillen van school tot school. Het is handig als u weet wat er op school aan wordt gedaan. De GSA (Gay Straight Alliance) wordt geïntroduceerd aan de hand van een film. Leerlingen geven antwoord op de vraag wat voor hen de belangrijkste reden is om op te komen voor LHBT-ers op school. Dit antwoord verschilt per leerling. Als een leerling geen reden ziet om aan de situatie wat te doen, kan hij/zij dat bij ‘anders’ invullen. 4. Verwerkingsopdracht Leerlingen gaan een actie bedenken om te zorgen dat iedereen zichzelf kan zijn op school. Of ze nu homo, hetero, bi, lesbo of transgender zijn. Ze kunnen op de site van gaystraightalliance.nl grasduinen om voorbeelden van acties en een stappenplan te bekijken.
6
macho & LIPStick lesbeschrijving Werkvorm
Klassikaal met het digitale schoolbord of beamer en projectiescherm. Benodigdheden: werkblad en stappenplan + pen (elke leerling) Deze module is gericht op meningsvorming. Eerst worden situaties aan de leerlingen voorgelegd en wordt naar hun mening gevraagd. Met de klas wordt onder leiding van de docent gereflecteerd op de meningen in de klas.
Omschrijving
Module over mannelijkheid en vrouwelijkheid en transgender. Welke man-vrouw rollen zijn er en waarom is dat zo? Aan de basis van dit onderwerp liggen stereotype beelden van mannen en vrouwen.
De les
1. Introductie 2. Macho mannen en lipstick vrouwen Sterotypen van mannen en vrouwen komen aan bod bij een muziekclip en reclamefilmpjes. Leerlingen bepalen of ze het eens of oneens zijn met stellingen over gedrag en vaardigheden van jongens en meiden. Achteraf blijken het allemaal stereotypen te zijn. Stimuleer de leerlingen om na te denken waarom ze het met de stellingen eens of oneens zijn. Bij de stelling over kleding (Kleding is heel belangrijk voor je mannelijkheid of vrouwelijkheid) kunt u de discussie stimuleren door te vragen wat een echte vrouw is en wat een echte man is. In een kort filmpje over een extravagant geklede jongen blijkt dat het wel degelijk uitmaakt wat je aan hebt. U kunt leerlingen vragen waarom ze denken dat dit zo is. Het schelden met woorden als ‘homo’ kunt u bij de stelling over ‘Schelden doet geen pijn?’ behandelen. 3. Ik ben een meisje Leerlingen bekijken een fragment uit de HollandDoc documentaire ‘Ik ben een meisje’. De documentaire is ongeveer 15 minuten. Desgewenst kunt u deze helemaal laten zien. De module wordt dan 12 minuten langer. De bespreking neemt dan ook meer tijd in beslag, waardoor de module ongeveer een lesuur gaat beslaan. De documentaire staat op www.hollanddoc.nl, zoek op: ‘Ik ben een meisje’.
In de module gebruiken we het begrip transgender voor alle mensen die zich niet helemaal thuis voelen in hun lichaam. Deze groep in onderverdeeld in verschillende groepen: Transgender (Paraplubegrip voor) vrouwen of mannen die zich in meer of mindere mate psychologisch identificeren met het andere geslacht. Transseksueel (Medische term voor een) vrouw of man die van geslacht wil veranderen. Noemen zich doorgaans transgender. 7
Transman Was voorheen vrouw. Transvrouw Was voorheen man. Travestiet Travestieten zijn mensen die kleden zich soms of regelmatig kleden als iemand van het andere geslacht. Het geeft ze het gevoel dat die kleding dan beter bij hun gevoel van dat moment past. Het zijn vaak mannen die zich kleden als vrouw. Voor meer informatie over transgenders: www.transvisiezorg.nl
Bespreek de volgende vragen n.a.v. het fragment of de aflevering: 1. Vind jij Joppe een jongen of een meisje? Waarom? 2. Joppe vertelt in de eerste week als ze op school zit dat ze een meisje met een jongenslichaam is. Vind jij de eerste schoolweek een goed moment om zoiets over jezelf te vertellen? 3. Hoe zou jij het vertellen? 4. Zou jij in de klas naast Joppe willen zitten? Waarom? Start bij vraag 1 met een inventarisatie van de antwoorden: jongen, meisje en geen van beide. Vraag vervolgens aan enkele leerlingen een toelichting. Bij de bespreking van vraag 2, 3 en 4 zijn de antwoorden niet zo belangrijk. Wijs leerlingen echter op mogelijke oordelen die ze over Joppe uitspreken. Probeer met de groep de conclusie te trekken dat een transgender als Joppe zich ook veilig in de klas moet voelen. 4. Verwerkingsopdracht: op zoek naar een GSA docent De leerlingen gaan op zoek naar twee docenten om de bestaande of nog niet bestaande GSA-groep op school te helpen, een man en een vrouw. Dit doen ze aan de hand van een stappenplan. Print het stappenplan van tevoren uit, voor elk groepje een exemplaar. Maak groepjes van vier of vijf leerlingen. Zorg dat in ieder geval zowel een vrouwelijke als een mannelijke docent worden aangeschreven. Door de brief te schrijven, verdiepen ze zich in wat een GSA is en waarom het belangrijk is om te zorgen dat iedereen zich veilig kan voelen op school. De leerlingen leveren de brief bij u in. U zorgt ervoor dat de brief bij de juiste docenten terecht komen.
8
Ik en de liefde lesbeschrijving Werkvorm
Individueel in de Workspace op een computer. De leerlingen kunnen deze module zelfstandig maken.
Omschrijving
Hoe denken leerlingen over de liefde? Leerlingen beschrijven zichzelf en op wie ze verliefd zouden kunnen worden. Van uiteenlopende koppels beoordelen ze wie verliefd op elkaar zijn. Ter afsluiting vullen ze een test in over zichzelf, LHBT’ers en de liefde. De les vindt plaats in de Workspace, waardoor leerlingen kunnen antwoorden zonder dat klasgenoten meekijken.
De les
1. Introductie 2. Wie ben ik, waarin val ik op? LHBT’ers vallen vaak op binnen een school. Leerlingen denken na waarin zij zelf opvallen. Ze beschrijven zichzelf aan de hand van een aantal karaktereigenschappen. 3. Opvallen in de liefde Nadat ze over zichzelf hebben nagedacht, gaan de leerlingen kijken naar andere jongeren. Ze moeten setjes maken van mensen die een relatie hebben en leren aan de hand van de seksuele oriëntatie van de setjes over lesbo-, homo-, en bi-liefde. Door een filmpje te bekijken over LHBT-ers die verliefd zijn, ontdekken ze dat verliefd zijn voor iedereen eigenlijk hetzelfde is, ongeacht seksuele oriëntatie. Ze denken na over de eigenschappen van de persoon waar zij verliefd op zouden kunnen worden of al zijn. 4. Test jezelf Nu de leerlingen gedurende deze les hebben nagedacht over zichzelf en de liefde vullen ze hier anoniem een test in over hoe ze denken over liefde, en vooral over LHBT-ers bij hun op school of in de klas. De uitslag van de test kunt u gebruiken als u nog eens op het onderwerp terug wilt komen. Dit is een aparte digibordmodule. 5. Afsluiting
Module ‘Ik en de liefde - uitslag test’ - digibord, klassikaal
Dit is een aparte digibordmodule (duur circa 15-30 minuten) waar de uitslagen van de klas gevisualiseerd zijn in grafieken. U kunt deze bespreken met de leerlingen. Of u speelt deze door aan de COC-voorlichter, als deze bij u in de klas komt. Als er geen voorlichting komt, en u de resultaten ook niet extra bespreekt, laat de leerlingen dan in ieder geval weten wat de uitslag is. U kunt dit doen door deze uitslagles door Codename Future klaar te laten zetten voor de leerlingen.
9
acceptatie lesbeschrijving Werkvorm
Klassikaal met het digitale schoolbord of beamer en projectiescherm Benodigdheden: vellen papier en stiften, smartphones en handleiding stemsysteem, uitgeprint stappenplan voor de leerlingen Bij het onderdeel stemmen kunnen de leerlingen hun mening geven via hun smartphone. De leerlingen die er een hebben, mogen deze bij wijze van uitzondering in de klas gebruiken. Wees duidelijk over het moment dat ze iets met hun smartphone mogen doen en wanneer ze er af moeten blijven. Deze module is gericht op meningsvorming. Eerst worden situaties aan de leerlingen voorgelegd en hun mening gevraagd. Met de klas wordt onder leiding van de docent gereflecteerd op de meningen in de klas.
Omschrijving
In deze module gaat het over het accepteren van jezelf (als LHBT-er), en waarom het soms lastig is om jezelf te zijn op school/in de maatschappij.
De les
1. Introductie 2. Het geheim Het geheim van Jesse U laat fragmenten zien van de uitzending over Jesse van het BNN-programma It gets better. Bespreek met de leerlingen de vraag: “Wat houdt Jesse tegen om op school niet te vertellen dat hij homo is?” Antwoord: In de film geeft Jesse aan dat hij bang is om gepest en buitengesloten te worden en vraagt hij zich af of medescholieren het accepteren. Discussieer met de leerlingen over de stelling: “Het is hartstikke moeilijk om op school te vertellen dat je homo bent.” Verschillende leerlingen zullen het eens zijn met de stelling. Vraag door waarom ze het ermee eens zijn. Probeer de argumenten in te delen in twee groepen: 1. Persoonlijke redenen van de homo, zoals: persoonlijke twijfel, onzekerheid over de toekomst en angst om te worden afgekeurd of buitengesloten. 2. Redenen die te maken hebben met de omgeving, zoals: je vrienden keren zich van je af, je gaat gepest worden en mensen vinden het toch gek. Mogelijk komen er ook oordelen naar boven, zoals: homoseksualiteit is vies/raar/niet normaal. Reageer daar open op en vraag door en refereer naar de uitgesproken mening: Waarom is het vies/ raar/niet normaal?
10
Uit de kast Bespreek met de leerlingen de vraag: “Welke reden kan Carlo Boszhard gehad hebben om zo aan zijn ouders te vertellen dat hij homo is?” Antwoord: Carlo Boszhard vertelt dat de boodschap ‘Ik ben verliefd’ voor ouders een positieve boodschap is. Elke ouder gunt zijn of haar kind liefde en verliefdheid. Door te zeggen ‘Ik ben homo’ gooi je meteen een probleem op tafel. Het kan voor ouders een teleurstelling betekenen en dus negatief zijn. Carlo brengt de mededeling dus positief. Veel leerlingen zullen ook afleveringen van het populaire programma ‘Uit de kast’ van Arie Boomsma hebben gezien. U kunt vragen hoe de familie en vrienden van de hoofdpersoon in de uitzendingen reageerden als de hoofdpersoon vertelde dat hij/zij homo is. Homo’s pesten Bespreek met de leerlingen de stelling: “Jongeren die homo’s pesten, zijn lafaards die bang zijn voor het onbekende.” Deze stelling kan veel reactie oproepen. Belangrijk is dat hij oproept tot discussie. Probeer met de klas te achterhalen, waarom homo’s op school gepest worden en wat daartegen te doen is. 3. Zoenen, kan dat? Zoenen in GTST Laat het fragment zien waarin Edwin en Lucas van Goede Tijden Slechte Tijden met elkaar zoenen. Deze uitzending heeft veel en heftige reacties opgeroepen. Wat vinden de leerlingen ervan? Leerlingen kunnen zelf via polls reageren op deze zoenscène met behulp van de smartphone. Hoe het werkt staat beschreven in de digibordles. U kunt er ook het hulpblad downloaden. Trek na de polls met de klas een conclusie uit alle reacties. Wat vindt de klas van de liefde tussen mannen en vrouwen in het openbaar? De conclusie hoeft niet eenduidig te zijn. Nog meer zoenen Laat het fragment zien waarin een heterokoppel met elkaar zoent. Deze scène heeft geen negatieve reacties opgeroepen. Bespreek de stelling: “Homo’s, lesbo’s en bi’s krijgen minder ruimte om te doen wat ze leuk en lekker vinden. Ook als ze daar niemand overlast mee bezorgen.” De stelling is eigenlijk een retorische vraag. Uit alle reacties op de zoenscène van Edwin en Lucas kan worden opgemaakt dat veel mensen moeite hebben met uitingen van homoseksualiteit in het openbaar. Leg vervolgens aan de klas de vraag voor: Moeten we daar niet wat aan doen? 4. Verwerkingsopdracht Verdeel in de klas in groepjes van 4 leerlingen. De groepjes gaan ieder een actie bedenken om aandacht te vragen voor Jezelf zijn op school. Dit doen ze aan de hand van een stappenplan. Indien uw programma het toelaat, kunt u de actie(s) ook laten uitvoeren door uw leerlingen. Leerlingen die meer actie willen ondernemen, kunnen een GSA beginnen. Ze kunnen informatie hierover vinden op www.gaystraightalliance.nl.
11
helpen bij het oprichten van een gsa GSA-docent is een rol die de docent zelf invult. Sommige docenten zijn heel erg betrokken en trekken met veel enthousiasme de kar, anderen zijn meer op de achtergrond en ondersteunen de GSA alleen als de leerlingen er zelf niet uitkomen. Weer anderen zorgen ervoor om samen met een stel collega’s de taken te verdelen. Alles hangt af van de hoeveelheid energie en tijd docenten er naast het lesgeven aan kunnen en willen besteden. Nadat een GSA is opgezet verdwijnen de docenten enigszins in de coulissen. Hun taak is vanaf dat moment het activeren, motiveren, adviseren en ondersteunen van de leerlingen die een GSA hebben. Vaak gaat het ondersteunen van een GSA door docenten als volgt: Eén of meerdere docenten zijn het aanspreekpunt voor de GSA, bijvoorbeeld door om de zoveel tijd contact te hebben met de GSA en daar hulp te bieden waar dat nodig is. Docenten blijven bij collega’s en schoolleiding de ‘volwassen’ gesprekspartner van de GSA. Docenten houden de GSA in beweging door adviezen te geven over (landelijke) acties en hoe draagkracht te verzamelen binnen de school voor de GSA, bijvoorbeeld door de GSA aan te moedigen zichtbaar te blijven, ook in het nieuwe schooljaar met nieuwe leden. Docenten houden de draagkracht van de GSA in de gaten binnen alle geledingen binnen de school en stimuleren hun omgeving om de GSA breed op te vatten. Een GSA is niet een homoclubje, maar een breed gedragen initiatief binnen de school om de school sociaal veiliger te maken voor iedereen. Docenten zorgen voor opvang van leerlingen (en mogelijk ook collega’s) die het moeilijk hebben door/ met hun homoseksualiteit en weten de weg binnen en buiten de school om deze leerlingen verder te helpen (en te verwijzen).
Meer informatie over de GSA en de rol van de GSA-docent vindt u op:
www.gaystraightalliance.nl Bij GSA voor docenten leest u meer informatie en kunt u een GSA-docentenhandleiding downloaden.
12
achtergrondinformatie over lhbt Algemeen Je bent hetero als je als jongen op meisjes valt en als meisje op jongens. Als je als jongen alleen op jongens valt en als meisje alleen op meisjes ben je homoseksueel. Meisjes worden ook lesbiennes genoemd. Val je op zowel jongens als meisjes dan ben je biseksueel. De meeste mensen zijn heteroseksueel. Dit is ongeveer 92 % van de bevolking. Het woord hetero komt uit het latijn en het betekent verschillend. Heteroseksualiteit wordt door het merendeel van de bevolking als vanzelfsprekend gevonden, en dit is dan ook meestal de norm. Vooral in media zie je veel heteroseksuele voorbeelden zoals in reclames: vader en moeder en twee kinderen. Binnen heteroseksualiteit komen nog steeds redelijk strikte normen voor ten aanzien van mannelijk en vrouwelijk gedrag. Het standaard heteroseksuele beeld is dat mannen het initiatief nemen en vrouwen afwachten. Wanneer mannen veel seksuele partners hebben, wordt dit vaak als stoer beschouwd. Als vrouwen veel seksuele partners hebben wordt dit eerder als negatief beschouwd. Deze normen lijken te vervagen, maar ze spelen ook vandaag de dag nog steeds een belangrijke rol in onze samenleving. Hoeveel LHB-ers? Hoe groot de groep homo, lesbo’s en biseksuelen (LHB) is hangt sterk af van wat je onder homoseksualiteit verstaat. In Nederland verstaat men tegenwoordig onder homoseksualiteit dat je jezelf als homoseksueel ziet, dat je seksuele gedrag homoseksueel is en dat je ook op relatiegebied homoseksueel bent. Ongeveer 4 tot 8 % van de bevolking is LHB, is in onderzoek aangetoond. We hanteren eigenlijk nog steeds 10 % van de bevolking, ofwel 1 op de 10 mensen, omdat we aannemen dat er ook nog veel mensen zijn die niet in onderzoek aangeven dat ze LHB zijn, of zich wel LHB gedragen maar zich niet zo noemen en omdat er mensen LHB zijn, maar er niet voor uitkomen. Uit de kast Er voor uitkomen dat je homo, lesbisch of bi bent, wordt ook wel ‘coming-out’ genoemd, of in het Nederlands ‘uit de kast komen’. Wanneer iemand zijn coming-out heeft, verschilt. Sommige mensen vertellen het al snel in het ontdekkingsproces, anderen wachten totdat ze een relatie hebben. Sommigen vertellen het wel aan vrienden, maar pas later aan ouders en familie, of andersom. Lesbisch Lesbiennes zijn in onze samenleving veel minder zichtbaar dan homoseksuelen, denk maar eens aan hoeveel homo’s van TV bekend zijn en hoeveel lesbiennes van TV bekend zijn. Homo Het woord homoseksualiteit bestaat al sinds het eind van de 19e eeuw. Tot 1973 vond men dat het een ziekte was, dat homo’s een verstoorde ontwikkeling hadden gehad. en dat het een persoonlijkheidsstoornis was. In 1973 werd homoseksualiteit uit het handboek voor geestelijke stoornissen (de DSM) gehaald. Homoseksualiteit is nog steeds niet zo geaccepteerd als dat het soms lijkt en dit uit zich vooral in geweld tegen homoseksuele mannen. Homoseksualiteit in de vorm van emotie, affectie, relatie en seks wordt tegenwoordig door het merendeel van de Nederlandse bevolking wel erkend als een andere vorm van seksualiteit en relaties. Biseksueel Biseksuelen zitten vaker in de kast dan homo’s en lesbiennes. Wanneer je een heterorelatie hebt is het niet gebruikelijk om daar achteraan nog te zeggen dat je bi bent. Dus veel biseksuelen in een heterorelatie gaan als hetero door het leven. Daarbij komt ook dat mensen vaak wel aantrekking ervaren tot beide geslachten, maar zich niet per se biseksueel noemen. 13
Wanneer LHB? Waarom iemand zichzelf als hetero, homo, lesbisch of biseksueel benoemt, hangt af van een aantal factoren. Het draait om aantrekkingskracht op de volgende niveaus: Emotioneel niveau (kun je je emoties met elkaar delen, voel je je veilig bij elkaar, vertrouw je elkaar) Affectief niveau (kun je gevoelens van elkaar erkennen, meestal geuit door knuffelen, omhelzen, kussen, handen vasthouden) Relationeel niveau (wil je een liefdesrelatie met elkaar) Seksueel niveau (voel je je seksueel aangetrokken tot elkaar en heb je graag seks samen) De meeste mensen noemen zichzelf homo, lesbisch of bi als ze aantrekking tot hetzelfde geslacht op alle vlakken ervaren.
Transgender Transseksualiteit is in veel landen beter geaccepteerd dan homoseksualiteit. Dit heeft er mee te maken dat transseksualiteit nog altijd als een ziekte wordt gezien, er is tenslotte ook een behandeling voor. En tegen een ziekte wordt minder aangekeken alsof het je eigen schuld is, want als je geboren wordt met een ziekte kun je daar niets aan doen. Transgenders zijn mensen die zich niet helemaal thuis voelen in hun eigen lichaam. Ze voelen zich geen man en geen vrouw, maar voelen zich mens. Sommige transgenders leven afwisselend als man of als vrouw, en voelen zich daar goed bij. Andere transgenders leven tussen de twee geslachten in. Vaak zijn transgenders ontevreden over (een deel van) hun lichaam, omdat die niet past bij hun genderidentiteit. Transseksueel Transseksuelen zijn mensen die zich helemaal niet thuisvoelen in hun eigen lichaam. Hun genderidentiteit is tegengesteld aan hun lichamelijke geslacht. Ze voelen zich gevangen in het verkeerde lichaam: vrouwen in een mannenlichaam of mannen in een vrouwenlichaam. Vaak zijn transseksuelen zo ontevreden over het geslacht van hun lichaam, dat ze een medische behandeling willen. Omdat de woorden “man-naarvrouw trans-seksueel” en “vrouw-naar-man transseksueel” een hele mond vol is, worden vaak de begrippen “MV” of “transvrouw” resp. “VM” of “transman” gebruikt. Genderdysforie Genderdysfore mensen voelen zich niet helemaal of helemaal niet thuis in hun eigen lichaam. Hun geest voelt zich (deels) van een ander geslacht dan hun lichaam is. Kortom, hun geestelijke geslacht of genderidenteit past niet bij hun lichamelijke geslacht. Genderdysforie is een medische term.
Het begrip transgender wordt steeds vaker ook als verzamelwoord gebruikt voor alle mensen die zich transgender, transseksueel en/of travestiet voelen of zich op een andere manier niet thuisvoelen in de tweedeling man/vrouw.
Travestiet Travestieten zijn mensen van wie de genderiden-titeit ook niet helemaal past bij hun lichamelijke geslacht. Ze kleden zich soms of regelmatig als iemand van het andere geslacht, en geven zo hun genderidentiteit een plaats in hun leven. Travestieten hebben een soort “deeltijdregeling” voor hun genderidentiteit, en voelen zich daar goed bij. Het zijn vaak mannen die zich kleden als vrouw. Binnen de travestieten kan er ook nog onderscheid gemaakt worden tussen Drag-kings en Drag-queens. Het verschil bij het kings en queens is dat dit tijdens het uitgaan vaak gebeurt en dat er soms ook nog een showelement bij komt kijken. Een drag-king is een vrouw die zich graag als man verkleed en een drag- queen is een man die zich graag als vrouw verkleed. Travestie betekent dat je je graag als de andere geslacht verkleed. Dit heeft verder niets met de seksuele oriëntatie te maken al is het wel zo dat er binnen de homowereld wat meer openheid is over of iemand zich wel eens als man of vrouw verkleed en gebeurt dit ook vaker in het openbaar of op feesten. De redenen waarom mensen zich wel eens verkleden als het andere geslacht zijn heel verschillend. Wat het meest voorkomt is dat mensen het doen omdat het leuk vinden en omdat ze zich ook fijn voelen in kleding van het andere geslacht. Wanneer drag-kings en -queens ook optreden op feesten doen ze het vaak ook voor de sensatie en aandacht. Heel soms weet iemand ook niet zeker hij of zij zich nou een man of een vrouw voelt en dan is het om te ontdekken wat fijner is. Wanneer deze gevoelens aanhouden, dan is iemand transgender.
14