STUDENT EN STAD
Aanleiding kadernota Maastricht is een studentenstad. Neem de getalsverhoudingen in ogenschouw: op een bevolking van 121.467 inwoners (december 1999) telt Maastricht niet minder dan 15.000 studenten in het Hoger Onderwijs. Getalsmatig moge het duidelijk zijn, maar hoe is het gesteld met de kwalitatieve aspecten van de verhouding tussen stad en student? De snelle ontwikkeling van Maastricht tot een stad met een grote studentenpopulatie heeft de gemeenschap niet onberoerd gelaten. Hoe ervaart de Maastrichtse burgerij de ontwikkeling tot een studentenstad? Lokale ondernemers, van kruidenier tot horeca-ondernemer en particuliere huurbaas, varen wel bij de komst van studenten. Een voorzichtige schatting leert dat de bestedingen van de studentenpopulatie voor de lokale economie jaarlijks toch al snel een waarde vertegenwoordigen van 100 miljoen (zie Bijlage I) Eenmaal afgestudeerd, zijn studenten van grote betekenis vanwege de impulsen die ze aan de economie geven als starters of als hoog opgeleide nieuwkomers op de arbeidsmarkt. Behalve aan de plaatselijke economie draagt de studentenpopulatie ook in belangrijke mate bij aan de internationale uitstraling van de stad, niet in de laatste plaats als 'kennisstad'. Echter, met de komst van studenten uit alle windstreken is tegelijkertijd ook het stedelijke straatbeeld en leefklimaat aan verandering onderhevig. Heel wat inwoners van Maastricht zien hiervan vooralsnog vooral de nadelen, zo lijkt het wel eens. Studenten plaatsen op hun beurt kritische kanttekeningen en geven aan dat Maastricht onvoldoende invulling geeft aan hetgeen een heuse studentenstad aan voorzieningen zou moeten bieden voor studenten. Hoe dan ook, duidelijk moge zijn dat de almaar uitdijende studentenpopulatie naast lusten ook lasten met zich heeft meegebracht voor de stedelijke gemeenschap en dat studenten zich moeten realiseren dat aan hun verblijf te Maastricht rechten maar ook plichten zijn verbonden. De gemeentelijke overheid en de besturen van de instellingen voor Hoger Onderwijs, de Universiteit Maastricht en de Hogeschool Maastricht, onderkennen al enige jaren het belang van de geschetste thematiek met al haar uitdagingen en problemen. Bij verschillende gelegenheden hebben zij laten blijken hierin beleidsmatig een gezamenlijke verantwoordelijkheid te zoeken. Zo hebben de drie partijen samen in 1997 opdracht gegeven tot een onderzoek onder de Maastrichtse studenten naar hun wensen en verwachtingen ten aanzien van een zogeheten ''studentenstad''. 1 Met de uitkomsten hiervan zijn deskundigen van de gemeente en betrokken onderwijsinstellingen tezamen met studenten uit de Maastrichtse Studentenraad aan het werk gegaan om te komen tot een verdere uitwerking van het thema 'Maastricht Studentenstad'. Tijdens een studiedag2 , maar ook bij gelegenheid van het periodiek bestuurlijk overleg tussen gemeente, studenten, Hogeschool Maastricht en Universiteit Maastricht, is meermaals vastgesteld dat in een gecoördineerde aanpak moet worden voorzien. Integraal beleid is op de lange termijn niet gediend met ad hoc benaderingen en oplossingen, maar veronderstelt een breed gedragen bestuurlijke visie en aanvaarde uitgangspunten voor beleid. De voorliggende nota schetst hiervoor de kaders. Het feit dat met deze nota kaders worden aange geven voor een studentenbeleid betekent niet dat vanuit een '0-situatie' wordt gestart. In de voorbije jaren heeft bijvoorbeeld de gemeente bij verschillende gelegenheden overleg gezocht met studenten en -waar nodig- aan hen ook steun geboden bij bepaalde initiatieven. De snelle groei van het aantal studenten en de maatschappelijke uitdagingen waarvoor stad en onderwijsinstellingen staan, maken het nu echter nodig de kaders voor een specifiek studentenbeleid in onderlinge samenhang expliciet vast te stellen. 1
Maastricht als Studentenstad, UniConsult Maastricht (Maastricht, juli 1997) Op 14 januari 1999 heeft een startconferentie plaatsgevonden waar behalve over een algemene visie op de relatie tussen student en stad ook is gesproken over de belangrijkste knelpunten 2
Nota Student en Stad, mei 2000
2
De nota is als volgt opgebouwd: 1: Achtergrondgegevens van de Maastrichtse studentenpopulatie
4-11
INHOUD: • Tussen 1993 en 1999 is het aantal studenten in het hoger onderwijs toegenomen van 11.590 naar 14.590, voor de komende 5 tot 6 jaar kan een stijging met nog eens minimaal 2.000 studenten worden geprognosticeerd. Nog geen kwart van de studenten is herkomstig uit Zuid-Limburg. Meer dan 10% van de gehele studentenpopulatie komt zelfs uit het buitenland.
• De Maastrichtse studentenwereld kent een hoge organisatiegraad. Studenten hebben zich georganiseerd als het gaat om medezeggenschap, studie, gezelligheid, sport, cultureel vermaak enz
• 2/3-deel van de UM-studenten heeft naast de studie een bijbaan van gemiddeld 7 uur per week die vooral in het weekend of in vakantieperioden wordt uitgeoefend. De inkomsten van de bijbaan – overwegend op ongeschoold niveau in horeca of detailhandel– belopen gemiddeld 340 gulden per maand en worden aangewend voor bestrijding van de kosten van levensonderhoud dan wel om daarmee extra uitgaven te kunnen doen. Veel studenten zoeken ook een bijbaan om op deze wijze werkervaring op te doen of omdat ze de inhoud van het werk interessant vinden. De uitkomsten van de studievoortgang bevestigen dat ervaring met werken voor studenten een belangrijke aanvulling kan zijn op de kennis en vaardigheden opgedaan in de studie. Zo blijkt van een kleine bijbaan tot 8 uur per week juist een stimulerende werking uit te gaan voor de studievoortgang.
2: Aantrekkelijkheid van Maastricht als studentenstad
12-14
INHOUD: In toto beoordelen studenten Maastricht als studentenstad met een ruime voldoende, een 7,5. Hierbij is van betekenis dat het imago van Maastricht als een middelgrote, kleinschalige stad met een historische uitstraling door het merendeel van de studenten wordt onderschreven. Evenzo onderkennen studenten de aantrekkelijke kanten van de omgeving, de interessante geografische ligging en het kenmerkende onderwijssysteem. Tegenover deze als zeer positief beoordeelde kenmerken van de studentenstad Maastricht steekt het oordeel van de studenten over voorzieningen als studentenhuisvesting, sport en openbaar vervoer opmerkelijk schriel af, ook als de uitkomsten worden gerelateerd aan die van andere studentensteden.
3: Bestuurlijke missie en uitgangspunten voor beleid
15-26
INHOUD: de algemene doelstellingen en taken van stedelijke overheid en instellingen voor hoger onderwijs sluiten als het gaat om studentenbeleid zozeer op elkaar aan dat, met inachtneming van de belangen van studenten en de aspecten waaraan ze waarde hechten, een gezamenlijke missie kan worden vastgesteld. Vanuit deze missie laat zich op de verschillende prioritaire beleidsterreinen een visie vinden waarmee vorm en inhoud kan worden gegeven aan de verdere uitwerking van het studentenbeleid, bijvoorbeeld: • De gemeente Maastricht en de onderwijsinstellingen onderkennen dat het sportaanbod, studentenhuisvesting, veiligheid en aspecten van vervoer belangrijke onderdelen zijn van het geheel aan voorzieningen dat in een studentenstad aan studenten ter beschikking wordt gesteld en dat gemeente en onderwijsinstellingen moeten nagaan hoe zij aan de verdere ontwikkeling hiervan in onderling overleg sturing kunnen geven • Flexibele invulling van het voorzieningenniveau dat stad en onderwijsinstellingen bieden aan een almaar pluriformer studentenpopulatie • De financiële situatie van studenten verdient extra aandacht, in het bijzonder als het gaat om de voorwaarden en regelgeving op grond waarvan studenten van bestaande voorzieningen gebruik kunnen maken • Gemeente en onderwijsinstellingen kunnen veel voor elkaar betekenen als het gaat om de ontwikkeling van een goed werk- en woonklimaat voor hoog opgeleide werknemers en de totstandkoming van voorzieningen voor afgestudeerden die een eigen bedrijf in Maastricht e.o. willen beginnen • Gemeente en onderwijsinstellingen hebben oog voor het proces van gewenning van de stedelijke gemeenschap aan de studentenpopulatie en vice versa. Toepassing van het beginsel van deconcentratie is binnen werkbare kaders waardevol voor begeleiding van het proces van inbedding van studenten in de gemeenschap • Het eigen karakter van Maastricht als studentenstad hangt nauw samen met het sterk ontwikkelde studentenverenigingsleven • De gemeentelijke overheid en onderwijsinstellingen moeten in samenwerking inhoud en uitvoering geven aan een actief en veelzijdig relatiebeheer ten behoeve van studenten • Last but not least: gemeente en onderwijsinstellingen onderkennen dat intervisie over elkanders strategische ontwikkelingen essentieel is, niet in de laatste plaats omdat de voorliggende bestuurlijke kaders geen statisch gegeven zijn maar onder invloed van strategische beleidskeuzen voortdurend om aanpassing zullen vragen
BIJLAGE I: ECONOMISCHE BETEKENIS VAN DE BESTEDINGEN VAN STUDENTEN
27
BIJLAGE II: VERHOUDING UITWONENDE / THUISWONENDE STUDENTEN
28
Nota Student en Stad, mei 2000
3
ACHTERGRONDGEGEVENS STUDENTENPOPULATIE
1: •
Omvang en kenschetsing van de Maastrichtse studentenpopulatie
Tussen 1993 en 2000 is de studentenpopulatie met niet minder dan 30% toegenomen. Weinig universiteitssteden in Nederland vertonen over de laatste jaren een overeenkomstig snelle groei. Bewust gestuurd door de Universiteit Maastricht zwakt de groei van het aantal instromende studenten voor universitaire opleidingen af. Niettemin, zelfs bij een stabiele instroom van eerstejaarsstudenten zal de totale hoeveelheid studenten nog een autonome groei laten zien tot minstens 16.000 in 2005. Hierbij zij opgemerkt dat ontwikkelingen als verbreding van het opleidingenaanbod en de gevolgen van de samenwerking tussen UM en OU, tussen UM en LUC, alsmede de integratie van Hogeschool Maastricht en Hogeschool Limburg allesbehalve uitsluiten dat de komende jaren wederom een versnelling van de groei zal optreden. Tabel 1
Ontwikkeling van de studentenaantallen in het Hoger Onderwijs te Maastricht Totaal UM
1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Totaal HM
7.466 7.790 8.156 8.392 9.005 10.029 10.688 11.315 11.756 12.030 12.240 12.283 12.314 12.333
4124 4185 3860 3871 3995 3859 3909 3915 3934 3958 3976 3981 3981 3981
Aantal studenten Hoger Onderwijs
11.590 11.975 12.016 12.263 13.000 13.888 14.597 15.230 15.690 15.988 16.216 16.264 16.295 16.314
Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, 1-decembertellingen
Een indeling naar regionale herkomst van de studenten aan de UM laat zien dat het hierbij al lang niet meer gaat om een instelling die wat de instroom van studenten betreft een sterk regionaal karakter draagt. Integendeel, voor het overgrote deel van de studenten geldt dat de verandering van onderwijsinstelling tegelijkertijd gepaard gaat met een verandering van woonplaats. Maastricht en directe omgeving is in elk opzicht het nieuwe oriëntatiepunt voor hen. De komst naar Maastricht impliceert met andere woorden voor het merendeel van de studenten dat ze niet alleen een keuze hebben gemaakt voor een onderwijsinstelling waaraan ze willen studeren, maar ook voor een stedelijke gemeenschap om te wonen, te sporten, uit te gaan en sociale contacten op te bouwen.
Nota Student en Stad, mei 2000
4
Tabel 2
Regionale herkomst UM-studenten in 1999 (in procenten)
Regio
Eerstejaarsstudenten
Zuid-Limburg
Alle studenten
23,4
23,6
Overig Limburg
8,2
9,0
Eindhoven/Helmond
7,7
9,0
Rest Nederland
40,4
42,9
Buitenland
20,4
15,5
Bron: Bureau Inschrijvingen UM, geaccordeerd ISIS+-bestand
Voor de Hogeschool Maastricht geldt dat met name in het kunstvakonderwijs, de Vertaalacademie en de Hoge Hotelschool instroom van studenten behalve uit de eigen regio ook in belangrijke mate uit het gehele land plaatsvindt. Het verschijnsel dat de keuze voor een studie ook een andere leefwereld met zich meebrengt, geldt in nog sterkere mate voor de categorie van buitenlandse studenten. Hierbij is een onderscheid tussen reguliere buitenlandse studenten en uitwisselingsstudenten relevant. Waar de ene student in beginsel een volledige opleiding doorloopt van ten minste 4 jaar, verblijft de andere student voor de duur van 3 tot maximaal 12 maanden aan de universiteit om kennis te maken met een klein deel van de opleiding en daarnaast met een andere cultuur. Reguliere studenten stellen vanzelfsprekend andere eisen aan het voorzieningenniveau dan uitwisselingsstudenten. Ongeacht de duur van hun verblijf, geldt voor alle buitenlandse studenten dat zij in potentie kunnen worden beschouwd als ambassadeurs voor de desbetreffende studentenstad in hun eigen land. Zowel in absolute als in relatieve zin kent geen universiteit in Nederland zoveel buitenlanders onder haar studenten als de UM. Daar waar sprake is van studentenstad Maastricht moet de groep van buitenlandse studenten dan ook expliciet in de beschouwing worden betrokken. Tabel 3
Ontwikkeling hoeveelheid buitenlandse studenten aan UM
3
(absolute aantal)
Reguliere buitenlandse studenten 1995/96 1996/97 1997/98 1998/99 1999/2000
342 533 831 1.287 1.576
Buitenlandse uitwisselingstudenten 436 520 832 713
Bron: Bureau Inschrijvingen UM, geaccordeerd ISIS+-bestand
3
inclusief CES, CA en IMEP
Nota Student en Stad, mei 2000
5
Een belangrijk deel van de studentenmarkt van de kunstvakopleidingen van de Hogeschool Maastricht gelegen in de Euregio en verder in Nord-Rhein Westfalen en Vlaanderen. Voor het Conservatorium is de instroom van studenten uit Duitsland en België van betekenis. De Academie Beeldende Kunsten trekt vooral studenten uit Duitsland en de Toneelacademie kent vanwege het taaleigene van de opleiding een ruime instroom uit Vlaanderen. Tabel 4
Ontwikkeling hoeveelheid buitenlandse studenten aan HM (absolute aantal)
Reguliere buitenlandse studenten 1997/98 1998/99 1999/2000
501 475 452
Bron: opgave inschrijvingen HM
Vernieuwing van het Voortgezet Onderwijs, flexibilisering van de studiefinanciering, implementatie van concepten als ''Een leven lang leren'', invoering van bachelor- en masteropleidingen zijn voorbeelden van (externe) ontwikkelingen die samen met de veranderende behoefte van de arbeidsmarkt zullen leiden tot een verdere diversificatie van de stud entenbevolking. Nu is het nog mogelijk om het gros van de studenten te identificeren als afgestudeerde scholieren die afhankelijk zijn van studiefinanciering en die veelal nog geen uitgekristalliseerde verwachtingen hebben ten aanzien van levensstandaard en leefklimaat. De komende jaren zullen ongetwijfeld een toename laten zien van oudere studenten uit allerlei levensfasen en met een achtergrond van een in minder of meerdere mate gevorderd beroepsleven. Deze groep stelt andere eisen aan de kwaliteit van het studentenbestaan. Kortom, de onderwijsinstellingen en de stedelijke gemeenschap gaan als het gaat om de studentenpopulatie gaandeweg te maken krijgen met een zeer diverse groep met uiteenlopende en wisselende verwachtingen en wensen. •
Organisatie van de studentenwereld
Studenten moeten zich thuis voelen, willen zij in staat zijn succesvol te studeren. Een bevredigend studieverloop en een plezierige 'studententijd' zijn de bouwstenen voor een goede, levenslange relatie tussen student, onderwijsorganisatie en studentenstad. Vanuit deze instelling hebben onderwijsinstellingen in het verleden geïnvesteerd in voorzieningen voor studenten en geijverd voor een goed leefklimaat. Hierbij is vanzelfsprekend veel waarde gehecht aan inbreng en medezeggenschap van de betrokkenen zelf. In Universiteitsraad (UM), faculteitsraden (UM), Centrale Medezeggenschapsraad (HM) en deelraden (HM) worden gekozen vertegenwoordigers uit het midden van studenten bij wet in staat gesteld tot medezeggenschap. De studentenvakbond Nieuwe Studenten Eenheid Maastricht (NSEM) en de studentenorganisatie Deskundige Onafhankelijke Pragmatische Eenheid (DOPE) zijn in de meeste universitaire overleg- en inspraakorganen vertegenwoordigd en komen daarin op voor de belangen van studenten. De Maastrichtse Studentenraad (MSR) mist weliswaar een wettelijke basis, maar kan toch worden beschouwd als een belangrijk, zij het informeel, overlegorgaan waarin de gemeente en vertegenwoordigers van allerlei studentenorganisaties deelnemen om overleg en intervisie tot stand te brengen.
Nota Student en Stad, mei 2000
6
Studenten vonden en vinden zich daarnaast ook op basis van heel andere grondslagen, zo moge blijken uit het rijk geschakeerde studentenverenigingsleven van Maastricht. Studieverenigingen zijn organisaties voor en door studenten die zich op grond van de gevolgde opleiding of de beroepsperspectieven hebben gevonden. Organisatievorming vindt hierbij plaats langs lijnen van faculteiten, opleidingen of afstudeerrichtingen. Alleen de UM telt al bijna 40 studieverenigingen die voor studenten met seminars, congressen, voorlichting etc een extra dimensie bieden bij de opleiding 4 . Daarnaast zijn er een aantal algemene verenigingen actief die dan wel niet studievereniging heten, maar ook ijveren voor een goed onderwijsklimaat en een aantrekkelijk beroepsperspectief, zij het niet toegespitst op een specifieke studie. Waar de een zich bekommert om een hechte relatie tussen opleidingen en bedrijfsleven, maakt de ander zich sterk voor een snelle en goede integratie van buitenlandse studenten. De historie leert dat jonge studentensteden in de aanvangsfase een snelle en in sommige opzichten ongecontroleerde ontwikkeling kennen van de verenigingen die zich toeleggen op studentengezelligheid. Maastricht is hierop geen uitzondering, integendeel. Naast de drie (middel)grote gezelligheidsverenigingen Koko, Circumflex en Tragos is er een bonte schare van kleine tot zeer kleine verenigingen en disputen ontstaan. Lang niet alle verenigingen zijn een lang leven beschoren. Tegenover de afvallers staan echter telkens ook weer nieuwkomers. De laatste gegevens wijzen uit dat er niet minder dan 50 verenigingen dan wel onafhankelijke disputen actief zijn. Sommige disputen zijn weer samenwerking aangegaan in min of meer los federatief verband: Maastrichtse Disputen Federatie (MDF) en Onafhankelijk Studentenplatform Maastricht (OSM). Vooral de grotere organisaties zoeken geregeld overleg met onderwijsinstellingen en/of gemeente- instanties. Zij zijn ook het eerste aanspreekpunt voor de UM, HM en gemeente als het gaat om afstemming en afspraken over toezicht en controle op een ordentelijk verloop van het georganiseerde gezelligheidsleven. De Werkgroep INKOM die jaar na jaar voor eerstejaarsstudenten de introductie tot de instellingen voor hoger onderwijs en de studentenstad Maastricht verzorgt, werkt hierbij nauw samen met studentengezelligheidsverenigingen en met studentensportverenigingen. Met de groei van de studentenpopulatie is ook de hoeveelheid studentensportorganisaties toegenomen. In totaal zijn er nu 14 erkende studentensportverenigingen, uiteenlopend van voetbal- en tennisverenigingen tot alpinistenclubs en roeiverenigingen. Tegenover de gemeente en UM neemt de Maastrichtse Universitaire Studentensport STichting (MUSST) als overkoepelende organisatie de gezamenlijke belangen van zowel individuele studentensporters als studentensportverenigingen waar. •
Sociaal-economische positie van de studentenpopulatie
In 1999 heeft de Universiteit Maastricht samen met de Universiteit van Amsterdam, Erasmus Universiteit Rotterdam en Technische Universiteit Delft voor de derde maal geparticipeerd in een onderzoek naar studeren en werken onder eerste- tot en met zesdejaars- voltijdstudenten. 5 De resultaten hebben na de derde meting betrekking op drie achtereenvolgende collegejaren, namelijk 1996/97, 1997/98 en 1998/99. Hieronder worden de belangrijkste uitkomsten samengevat.
4
zie Gids Maastrichtse Studentenverenigingen, NSEM i.s.m. Dienst Studentenzaken (Maastricht maart 2000) Studeren en werken in het wetenschappelijk onderwijs. Conceptrapportage derde onderzoeksmeting, hoofdstukken 2 tot en met 5 (Rotterdam Institute for Social Policy Research: RISBO, Rotterdam april 2000) 5
Nota Student en Stad, mei 2000
7
TABEL 5
Tijd die UM-studenten naast studie besteden aan werk per week (in uren en procentuele verdeling))
1996 / 1997
1997 / 1998
1998 / 1999
gemiddeld aantal uren
6,4
6,6
6,9
% 0 uur % 1 - 4 uur % 5 - 8 uur % 9 - 12 uur % 13 - 20 uur % > 20 uur
37 14 21 14 11 4
34 11 24 17 13 2
32 10 28 15 12 3
Bron: Bijlage IV, Conceptrapportage studeren en werken
Hoewel het verschijnsel werken naast de studie onder Maastrichtse studenten sinds 1996 licht is gestegen, werken ze nog toch altijd beduidend minder dan studenten aan de UvA (gemiddeld 10,1 uur) en EUR (gemiddeld 8,7 uur). Er is een verband tussen het aantal uren dat studenten werken en hun studievoortgang. Uit alle metingen aan alle betrokken universiteiten blijkt dat de 'magische' grens ligt bij 8 uur per week: • studenten met een kleine bijbaan tot maximaal 8 uur per week kennen een betere studievoortgang dan studenten die niet bijwerken • studenten die meer dan 8 uur per week werken boeken significant minder studievoortgang dan studenten die een bijbaan hebben van minder dan 1 dag in de week • studenten die meer dan 12 uur per week werken zijn bewijs voor een onmiskenbaar negatieve relatie tussen werken en studievoortgang. Zo bezien, bevindt zich circa 15 % van de UM-studenten in de gevaarlijke zone van meer dan 12 uur werken. Ter verge lijking: aan de EUR gaat het om 25% en aan de UvA zelfs om 32 % van de studenten. Dat studenten aan de UM aantoonbaar sneller de studie doorlopen dan studenten van de andere onderzochte universiteiten, is niet los te zien van de omvang en betekenis van de bijbaantjes, zo lijkt aannemelijk. Overigens is dit maar een gedeeltelijke verklaring voor de goede studievoortgang. Studenten aan de TUD besteden niet meer tijd aan werken dan UM-studenten, maar behalen per jaar gemiddeld heel wat minder studiepunt en. De doorslaggevende factor voor de progressie in de studie is vanzelfsprekend het veelgeroemde Maastrichtse onderwijsmodel.
Nota Student en Stad, mei 2000
8
TABEL 6
Tijdstippen waarop UM-studenten werken (verdeling in procenten)
door de week overdag door de week 's avonds door de week 's nachts in het weekend in vakantieperioden
1996 / 1997 47 45 12 76 88
1997 / 1998 49 43 10 66 82
1998 / 1999 52 49 15 73 83
Let wel: studenten die zowel overdag als 's avonds en in de weekenden werken, komen in 3 categorieën voor Bron: Bijlage X, Conceptrapportage studeren en werken
Geconstateerd kan worden dat studenten op alle tijdstippen bijverdienen, een klein deel zelfs ook 's nachts. De helft van de studenten werkt wel eens door de week overdag, hetgeen allicht tot gevolg kan hebben dat de beschikbaarheid voor de studie onder druk komt te staan. Gelukkig weten studenten in de regel werkzaamheden te concentreren op tijdstippen die minder belastend zijn voor de studie, bijvoorbeeld in het weekend of in vakantieperioden. TABEL 7
Sectoren waarin UM-studenten werken (verdeling in procenten)
1996 / 1997 horeca onderwijs / onderzoek detailhandel commerciële diensten * overige sectoren
29 9 19 16 27
1997 / 1998 34 11 18 18 18
1998 / 1999 27 13 19 17 23
* hiertoe zijn onder meer gerekend telemarketing, schoonmaken, administratief werk, post bezorgen, koeriersdiensten Bron: Bijlage XI, Conceptrapportage studeren en werken
Studenten uit Maastricht zijn veel vaker dan studenten in Delft, Rotterdam of Amsterdam in de horeca werkzaam. Dit heeft ongetwijfeld te maken met de lokale arbeidsmarktomstandigheden. In de onderzochte periode daalt onder de ondervraagde studentenpopulatie het aandeel van studenten die aangeven dat voor het verrichte werk geen opleiding vereist is van 61% naar 54%. In Maastricht vindt een soortgelijke daling plaats, namelijk van 64 naar 59%. 6 Het gevaar dat studenten laaggeschoolden aan de onderkant van de arbeidsmarkt verdringen, is daarmee ook voor Maastricht nog steeds relevant. Ongeveer 25% van de UM-studenten heeft een bijbaantje waarvoor een middelbare opleiding vereist is en nog eens een ruime 20% werkt op het niveau van een hogere opleiding.
6
zie Bijlage XII, Conceptrapportage studeren en werken
Nota Student en Stad, mei 2000
9
TABEL 8
Inkomen per maand van UM-studenten verdeeld naar inkomstenbron (in guldens)
werk beurs leningen ouder / partner andere vormen
1996 / 1997 291 367 78 378 33
totaal
1.147
1997 / 1998 305 378 57 397 47 1.184
1998 / 1999 341 409 50 409 56 1.265
Bron: Bijlage VII, Conceptrapportage studeren en werken
Het inkomen van Rotterdamse (1.385 gulden) en Amsterdamse studenten (1.355 gulden) is hoger dan het inkomen van studenten aan de UM. Dit wordt veroorzaakt door het verschil in verdiensten uit betaalde arbeid. De betekenis hiervan voor de sociaal-economische positie van (UM-)studenten hangt natuurlijk nauw samen met de redenen die studenten hebben om bij te verdienen. TABEL 9
Redenen om bij te verdienen genoemd door UM-studenten en door de gehele ondervraagde populatie (in procenten)
UM - studenten 1996 / 1997 1997 / 1998 extra uitgaven 91 90 voorzien in kosten 66 65 interessante inhoud 58 57 werkervaring opdoen 52 53 minder / niet te lenen 54 49 sparen 46 45 vergroot kans op baan 31 29 sluit aan bij opleiding 23 23 tekort ouderbijdrage 17 15
1998 / 1999 89 67 63 57 53 44 30 26 15
Totaal studenten TUD, UvA, EUR en UM 1998 / 1999 90 68 60 57 51 39 34 27 19
Bron: Bijlage XIII, Conceptrapportage studeren en werken
De meest genoemde redene n om bij te verdienen, hebben te maken met de kosten van levensonderhoud en de dekking van extra uitgaven.Voor veel studenten is het ook een mogelijkheid om minder of niet te hoeven lenen. Gezien het aantal studenten dat bijverdient en de redenen om een bijbaantje te zoeken in aanmerking genomen, is niet te betwisten dat arbeidsmarktontwikkelingen van directe betekenis zijn voor de sociaal-economische positie van studenten. In het collegejaar 1998/1999 geven meer studenten dan voorheen aan dat ze het werk ook inhoudelijk interessant vinden. Een verband met de constatering dat studenten vaker bijbaantjes hebben op een hoger opleidingsniveau dringt zich op. Kortom: 2/3-deel van de UM-studenten heeft naast de studie een bijbaan van gemiddeld 7 uur per week die vooral in het weekend of in vakantieperioden wordt uitgeoefend. De inkomsten
Nota Student en Stad, mei 2000
10
van de bijbaan – overwegend op ongeschoold niveau – belopen gemiddeld 340 gulden per maand en worden aangewend voor bestrijding van de kosten van levensonderhoud dan wel om daarmee extra uitgaven te kunnen doen. Veel studenten zoeken ook een bijbaan om op deze wijze werkervaring op te doen of omdat ze de inhoud van het werk interessant vinden. De uitkomsten van de studievoortgang bevestigen dat ervaring met werken voor studenten een belangrijke aanvulling kan zijn op de kennis en vaardigheden opgedaan in de studie. Zo blijkt van een kleine bijbaan tot 8 uur per week juist een stimulerende werking uit te gaan voor de studievoortgang.
Nota Student en Stad, mei 2000
11
2.
AANTREKKELIJKHEID VAN MAASTRICHT ALS STUDENTENSTAD
In 1997 hebben de gemeente Maastricht, de Hogeschool Maastricht en de Universiteit Maastricht bij wijze van een uitgebreide steekproef met vragenlijsten een onderzoek laten verrichten onder Maastrichtse studenten naar de positie van Maastricht als studentenstad. Het onderzoek biedt inzicht in de factoren die een rol spelen bij het beoordelen van een studentenstad en geeft tevens in grote lijnen aan hoe Maastricht hierop scoort. Tabel 10
Factoren waarop de aantrekkelijkheid van een studentenstad wordt beoordeeld, in volgorde van belangrijkheid 1. 2. 3. 4. 5. 6. t/m 10.
ONDERWIJS HUISVESTING UITGAAN OPENBAAR VERVOER OMGEVING EN LIGGING STAD INTRODUCTIE BEVOLKING SPORT IMAGO STAD STUDENTENVERENIGINGEN / DISPUTEN
Moderatoren: invloeden die de werking van de genoemde factoren versterken dan wel verzwakken A. B.
AANDEEL VAN STUDENTEN IN DE TOTALE BEVOLKING BEELDVORMING VAN LOKALE BEVOLKING OVER STUDENTEN
Bron: Maastricht als Studentenstad, UniConsult Maastricht (Maastricht, juli 1997)
Al naar gelang de methode van statistische bewerking en analyse 7 scoren de factoren op de plaatsen 6 tot en met 10 in de onderlinge verhoudingen wisselend. Voor de factoren in het bereik van de plaatsen 1 tot en met 5 geldt dat de methode van statistische bewerking nauwelijks van betekenis is voor de onderlinge rangorde. In dit licht bezien, verdient het aanbeveling aan de factoren Introductie, Bevolking, Sport, Imago stad en Studentenverenigingen geen afzonderlijk rangordenummer toe te kennen maar ze gezamenlijk te scharen onder de plekken 6 tot en met 10. Hiermee wordt ook recht gedaan aan de respondenten die tijdens het onderzoek hebben aangegeven dat het moeilijk is een rangorde aan te geven tussen de factoren waaraan niet meteen de hoogste prioriteit wordt toegekend.
7
Respondenten hebben een rangorde onder de voorliggende factoren aangegeven met behulp van de cijfers 1 tot en met 10, waarbij alle cijfers maar één maal gebruikt mochten worden. Vervolgens zijn twee bewerkingswijzen mogelijk. De factor die door de meeste respondenten op de eerste plek is geplaatst, voert ook de rangorde aan; de factor waarvan de meeste respondenten hebben opgemerkt dat deze op plek 2 thuishoort, komt vervolgens in de rangorde ook op plaats 2, etc. etc. Aldus is een collectieve rangorde bepaald voor de totale steekproef. Daarnaast kan ook een bewerking worden gekozen waarin weging van de scores plaatsvindt. De uiteindelijke plaats in de rangorde wordt dan niet alleen bepaald door de plek die door respondenten het meest frequent is genoemd, maar in sterkere mate door de totale score: het aantal eerste plaatsen, plus het aantal tweede plaatsen, tot en met het aantal 10e plaatsen. Voor de factoren in de rangorde 1 tot en met 5 verandert de keuze van methode weinig, wel voor de factoren 6 tot en met 10. Zo scoort de factor studentenverenigingen wat de meest frequent genoemde plek betreft op plaats 10, bij een gewogen meting schuift het studentengezelligheidsleven op naar plek 7.
Nota Student en Stad, mei 2000
12
Studenten zijn van mening dat als hun aandeel in de stedelijke gemeenschap toeneemt, ze vanzelf ook serieuzer zullen worden genomen als het gaat om afstemming van het voorzieningenniveau op hun wensen en verwachtingen. Uiteindelijk zal dit leiden tot een hogere waardering van de studentenstad, zo luidt hun verwachting. Gevoelens ten aanzien van de eenzijdig negatieve beeldvorming van de plaatselijke bevolking over studenten zetten daarentegen de waardering van de stad onder druk. Terecht of niet terecht, geconstateerd moet worden dat veel studenten van mening zijn dat ze binnen de stedelijke gemeenschap minder gerespecteerd worden of dat ze bewust worden tegengewerkt. Tabel 11
Waardering van Maastricht op de onderscheiden 'aantrekkelijk heidsindicatoren' van studentensteden FACTOREN ONDERWIJS HUISVESTING UITGAAN OPENBAAR VERVOER OMGEVING EN LIGGING STAD INTRODUCTIE BEVOLKING SPORT IMAGO STAD STUDENTENVERENIGINGEN
WAARDERING ++ + ++ + +/+ ++ +
Bron: Maastricht als Studentenstad, UniConsult Maastricht (Maastricht, juli 1997)
In toto beoordelen studenten Maastricht als studentenstad met een ruime voldoende, een 7,5. Hierbij is van betekenis dat het imago van Maastricht als een middelgrote, kleinschalige stad met een historische uitstraling door het merendeel van de studenten wordt onderschreven. Evenzo onderkennen studenten de aantrekkelijke kanten van de omgeving, de interessante geografische ligging en het kenmerkende onderwijssysteem. Tegenover deze als zeer positief beoordeelde kenmerken van de studentenstad Maastricht steekt het oordeel van de studenten over studentenhuisvesting en openbaar vervoer opmerkelijk schriel af. Let wel, hierbij gaat het om factoren waaraan voor studentensteden veel waarde wordt toegekend. Met veel publiciteit omgeven wordt jaarlijks in weekbladen en afzonderlijke boekwerken ruimschoots aandacht gegeven aan studentenevaluaties van opleidingen in het hoger onderwijs. In de marge van deze onderzoeken is ook plek ingeruimd voor oordelen van studenten over faciliteiten die niet rechtstreeks aan de desbetreffende opleiding zijn gekoppeld, bijvoorbeeld over sportvoorzieningen en huisvesting. Maastricht is de enige studentenstad in Nederland die een eigen sportcomplex voor studenten ontbeert. Mogelijk hangt de lage waardering voor studentensport hiermee samen. Op een ranglijst waarop de 12 universiteitssteden van hoog naar laag worden geordend op grond van het oordeel van studenten over de sportvoorzieningen, neemt Maastricht in 1998 en 1999 de bedenkelijke 11e plaats in. Op de ranglijst van universiteitssteden met betaalbare kamers is de positie van de laatste jaren nauwelijks beter, namelijk de 10e respectievelijk 9e plaats 8 . De landelijk gepubliceerde
8
Keuzegids Hoger Onderwijs, Editie 1998-1999 (Amsterdam 1998), 24-25, Keuzegids Hoger Onderwijs, Editie 1999-2000 (Amsterdam 1999), 24-27
Nota Student en Stad, mei 2000
13
studentenevaluaties laten zien dat de druk op de kamermarkt in Maastricht of de behoefte aan sportvoorzieningen sinds het onderzoek in 1997 alleen maar zijn toegenomen. Gemeente Maastricht, Universiteit Maastricht, Hogeschool Maastricht en studenten hebben in reactie op de onderzoeksresultaten en de latere ontwikkelingen vastgesteld dat in de relatie tussen student en stad verbetering moet worden nagestreefd op prioritaire beleidsterreinen. Vastgestelde prioritaire beleidsterreinen veiligheid / openbaar vervoer acceptatie en integratie economische positie huisvesting sportvoorzieningen
Het gaat hierbij om vraagstukken die verweven zijn met talloze andere ond erwerpen en die alleen onder gezamenlijke regie van alle betrokken partijen kunnen worden aangepakt. Hieraan dient een gemeenschappelijke visie ten grondslag te liggen op hetgeen een studentenstad als Maastricht zou moeten bieden. Wat voor contouren van een breed gedragen bestuurlijke visie en hierin ingebed studentenbeleid tekenen zich tot dusver af?
Nota Student en Stad, mei 2000
14
3.
BESTUURLIJKE MISSIE EN UITGANGSPUNTEN VOOR BELEID
Onmiskenbaar zijn studiekiezers heden ten dage ertoe geneigd bij de keuze voor een opleiding en opleidingsplaats vrij zakelijk te calculeren. Zo wordt de keuze voor een vervolgopleiding in het hoger onderwijs beïnvloed door overwegingen van efficiëntie ten aanzien van het beroepsperspectief en door inschattingen omtrent de kwaliteit van het studentenbestaan. Deze op zichzelf terechte afweging wordt soms vertroebeld door allerlei vormen van aandacht van media, overheden, het bedrijfsleven en - niet te vergeten - elkaar beconcurrerende instellingen in het hoger onderwijs. De regionale instellingen voor hoger onderwijs hebben er zeker onder dergelijke omstandigheden alle baat bij dat Maastricht zich behalve met een uitstekend onderwijsaanbod ook met goede voorzieningen en faciliteiten voor studenten profileert als een aantrekkelijke studentenstad. De ha ndelwijze van de Universiteit Maastricht van de laatste jaren toont aan dat het pertinent niet haar bedoeling is om op deze wijze in staat te worden gesteld zoveel mogelijk studenten binnen de poorten te halen9 . Wel is het van grote betekenis voor onderwijsinstellingen als de Hogeschool Maastricht en de Universiteit Maastricht dat ze goed zijn toegerust om met een interessant en veelomvattend aanbod op een concurrerende internationale markt de beste en meest geschikte studenten uit binnen- en buitenland aan te trekken. In een klimaat waarin het accrediteren van organisaties, het samenstellen van (inter) nationale ranglijsten en het uitvoeren van bench- marking snel tot gemeengoed worden gemaakt, tellen voor onderwijsinstellingen alle aspecten mee die een studentenstad aantrekkelijk maken. De onderwijsinstellingen willen mede uit een oogpunt van maatschappelijke betrokkenheid een betere verankering in de samenleving bewerkstelligen. Zo beoogt de Universiteit Maastricht met een concept als 'De lerende regio' de banden met de gemeenschap aan te halen door als motor van regionale maatschappelijke en culturele ontwikkelingen op te treden, in het bijzonder met de overdracht van kennis en het beschikbaar stellen aan de gemeenschap van universitaire voorzieningen als Studium Generale, Wetenschapswinkel, HOVO, Wetenschapsdag. De UM stimuleert met raad en daad studenten en medewerkers om een eigen bedrijf te starten. Bedrijfsmatige activiteiten die voortkomen uit universitaire (kern)activiteiten kunnen worden ondergebracht in de UM-Holding, andere initiatieven kunnen via startersfondsen beginkapitaal trachten te verwerven. 10 Verdere activiteiten richten zich op cursussen ‘ondernemerschap’ en modulen in het reguliere onderwijs, met name in de Faculteit der Economische Wetenschappen. De lerende regio kan op uiteenlopende manieren, langs diverse wegen en met verschillende participanten gestalte krijgen, maar niet zonder de studentenpopulatie intensief in het proces van economische, maatschappelijke en culturele ontwikkeling van de regio te betrekken. Duidelijk moge zijn dat studenten en alumni hiertoe het meest worden aange spoord als zij voelen ook gewaardeerd te worden door de regionale gemeenschap en er onlosmakelijk deel van uitmaken. Dat kan feitelijk alleen maar door studenten in woord en gebaar te laten merken dat ze over plichten en rechten beschikken, net zoals iedere andere Maastrichtse burger. Het concept van 'De lerende regio' is de pendant van het gemeentelijk streven om de (internationale) allure van Maastricht te versterken door de stad nadrukkelijker ook als kennisstad op de landkaart te zetten. Het profiel van 'De lerende stad' komt hieruit voort en speelt in op de maatschappelijke eis de bevolking vertrouwd te maken met de uitdaging van 9
De numerus fixus voor de opleiding Internationale Bedrijfskunde, de invoering van het bindend studieadvies bij de opleiding Economie, de nadruk op wiskundige kennis en vaardigheden als vooropleidingseis, etc. laten zien dat de UM kwaliteit van studenten boven kwantiteit stelt. 10 Via het Minckelersfonds en het TEP-programma ondersteunt de UM met eigen middelen universitaire start ers; zie ook hierna p. 23
Nota Student en Stad, mei 2000
15
'een leven lang leren'. 11 De lerende stad deelt verantwoordelijkheid en biedt veel kansen voor burgers die hun horizon willen verbreden. Er zit ook een andere kant aan het concept van de lerende stad, namelijk dat de stad kan leren van haar ingezetenen. In dialoog met burgers vindt uitwisseling van waardevolle ideeën plaats en wordt aldus een wezenlijke bijdrage geleverd aan de kwaliteit van de stad. Gedurende hun studie en zeker als ze eenmaal afgestudeerd zijn, zijn studenten van grote betekenis voor het kennisklimaat van de gemeenschap. Daarnaast mag de betekenis van hun attitude voor anderen niet worden onderschat. Ze zijn als het ware een aansprekend voorbeeld voor de gehele gemeenschap om ook voortdurend te streven naar verbreding van de eigen horizon. Als kennisintensie ve en dynamische groep bij uitstek, geeft de studentenpopulatie een belangrijke impuls aan de economische en sociaal-culturele ontwikkeling van de stad. Het is van groot belang dat stad en student, met inachtneming van ieders specifieke rol en plaats, blijvend met elkaar in dialoog zijn. Het is dan wel zaak studenten van begin af aan sterker bij de gemeenschap te (kunnen) betrekken en ook wat hun banenkeuze betreft te binden aan de Maastricht en omgeving. Voor de regio en de onderwijsinstellingen is het goed als zich werkgelegenheid ontwikkelt in de richting van hoogwaardige zakelijke dienstverlening en innovatieve productie. Met leedwezen moet nu nog geconstateerd worden dat het overgrote deel van de afgestudeerden binnen enkele maanden na het afstuderen de regio verlaat: andere regio’s profiteren aldus van de opleidingsactiviteiten hier ter plekke en regionale arbeidsplaatsen worden niet bezet. Natuurlijk zal het nooit zover komen dat iedere afgestudeerde werk in de regio vindt. Dat hoeft ook niet, maar zorg ervoor dat degenen die vertrekken met goede ervaringen de stad verlaten en als ambassadeur voor Maastricht in den vreemde kunnen optreden, zo zou de opdracht moeten luiden. Het bindingsproces begint feitelijk met goede studentenvoorzieningen en gaat allengs over in de totstandkoming van een arbeidsmarkt en woonklimaat voor hoog opgeleide starters. De gemeentelijke overheid kan aan deze maatschappelijke doelstelling sturing geven. Hoewel moeilijk tot in detail aanwijsbaar, mag de vernieuwende en internationale impuls die studenten, studentenorganisaties en afgeleide activiteiten aan de stedelijke cultuur geven niet buiten beschouwing blijven. 12 Met oog voor het waardevolle en met behoud van het eigene is de stedelijke leefomgeving dankzij de inbreng van de studentenpopulatie rijker en gevarieerder geworden. Deze vernieuwing is de aantrekkelijkheid van Maastricht en de omringende regio ten goede gekomen op diverse terreinen uiteenlopend van woonoord voor hoger opgeleiden en vestigingsplaats voor internatio nale ondernemingen tot regio voor het betere toerisme. Als er geen maatschappelijk 'winstoogmerk' was, dan zou het gemeentebestuur hoe dan ook uit een oogpunt van maatschappelijke verantwoordelijkheid eraan gehouden zijn een expliciet beleid ten behoeve van studenten te voeren. Alleen al op grond van het grote aantal studenten binnen de plaatselijke gemeenschap verdient deze groep van stedelingen de belangstelling van het lokaal bestuur. 13 Hierbij komt aan de student, eenmaal ingeschreven bij de gemeente, de aandacht toe van een inwoner en niet van een gast. Weliswaar is de studentenpopulatie vlottend van aard, maar de verblijfsduur van minimaal 4 tot 6 jaar rechtvaardigt alleszins het toekennen van de inwonersstatus. Temeer ook omdat de student op zichzelf een even wezenlijk als permanent element van de stedelijke samenleving is, waarmee tot in de verre toekomst rekening moet worden gehouden. 11
Zie het gemeentelijk beleid als vastgelegd in: Stadsvisie 2010 en Ontwikkelingsprogramma 2000-2004 Tot de activiteiten die de UM structureel ontplooit ten behoeve van studenten en die tevens de algemene culturele en maatschappelijke ontwikkeling schragen, behoren bij voorbeeld de programma's van Studium Generale, Wetenschapswinkel en HOVO 13 Niet voor niets wordt hierbij ook stilgestaan in het collegeprogramma voor 1998-2002. Collegeprogramma 1998-2002, hoofdstuk II, Leefbaarheid en veiligheid 12
Nota Student en Stad, mei 2000
16
Overigens veronderstelt ook de sociaal-economische positie van studenten dat de gemeente zich bezint op mogelijkheden om sturing te geven aan de problemen en kansen van deze categorie van ingezetenen. Zeker ook omdat studenten, mede uit economische nood gedreven, plaatsen op de arbeidsmarkt innemen die tot verdringing van laagopgeleiden kunnen leiden. De algemene doelstellingen en taken van stedelijke overheid en onderwijsinstellingen sluiten als het gaat om studentenbeleid zozeer op elkaar aan dat gezocht kan worden naar een gezamenlijke missie: Missie ten aanzien van studentenbeleid Stedelijke overheid en onderwijsinstellingen realiseren zich terdege dat ze zoveel mogelijk gezamenlijk verantwoordelijkheid moeten dragen voor een integraal en samenhangend studentenbeleid om hiermee recht te doen aan de belangen van een belangrijk deel van de stedelijke gemeenschap. Een betrokken en aan de gemeenschap gebonden studentenpopulatie houdt daarenboven grote beloften in voor verdere ontwikkeling van zowel arbeidsmarkt als ondernemingsklimaat en draagt in belangrijke mate bij aan de uitstraling van Maastricht als 'kennisstad' met een veelzijdige en internationaal georiënteerde samenleving. Op bijna symbiotische wijze vallen de belangen van de onderwijsinstellingen hiermee samen, zeker als het gaat om de maatschappelijke taak en de wervingskracht van universiteit en hogeschool op de markt voor de meest geschikte studenten en medewerkers in binnen- en buitenland. De wederzijdse afhankelijkheid van stad en onderwijsinstellingen voor elkanders verdere strategische ontwikkeling ligt mede ten grondslag aan het gezamenlijk streven naar een volwassen studentenbeleid waarmee Maastricht voor studenten een heuse studentenstad is, waarin studenten volwaardige inwoners zijn met rechten en plichten als alle andere burgers.
Vanuit deze missie laten zich de volgende uitgangspunten voor beleid vaststellen: •
Explicitatie van verantwoordelijkheden en mogelijkheden. In goed overleg zullen gemeente en onderwijsinstellingen moeten vaststellen wie op welke beleidsterreinen aanspreekbaar dan wel verantwoordelijk is. Voor sommige voorzieningen geldt dat onderwijsinstellingen noch gemeentelijke overheid op de omvang en / of kwaliteit hiervan kunnen worden aangesproken. Zo toonden studenten in het UniConsult onderzoek uit 1997 zich ontevreden over het openbaar vervoer. Dat dezelfde punten terugkomen in de wensenlijst va n de Maastrichtse Studenten Raad in 2000 laat zien dat het hierbij blijkbaar om een weerbarstige materie gaat. Gedeeltelijk heeft dat ook ermee te maken dat onderwijsinstellingen noch stedelijke overheid veel invloed kunnen uitoefenen op de verwezenlijking van de gezochte veranderingen, die soms zelfs aanpassing van landelijk beleid vragen. Het is zaak taken en vooral ook de mogelijkheden van de verschillende partijen te benoemen en in overleg met de studenten na te gaan wat realiseerbaar is. Dat geldt ook voor gevoelens van onveiligheid onder studenten. De zorg voor een veilige stad
Nota Student en Stad, mei 2000
17
vormt speerpunt van gemeentelijk beleid. 14 Signalen van studenten en studentenvertegenwoordigers hierover dienen als input voor het reguliere gemeentelijke beleid. Ø
De Maastrichtse Studenten Raad heeft een uitgesproken voorkeur voor: nachtbussen op woensdag en donderdag extra bussen op maandagochtend en tijdens toetsperiodes nachttreinen vanuit Utrecht
Als voorbeeld van een interessante samenwerking tussen diverse instanties mag de overeenkomst tussen de Nutsbedrijven Maastricht en de Universiteit Maastricht gelden over toegang tot het kabelnetwerk. De Nutsbedrijven Maastricht bieden studenten en medewerkers van de UM via het eigen kabelnetwerk toegang tot het netwerk van de UM en Internet. Het onsluiten van universiteitsinformatie vanaf de thuiswerkplek biedt de UM de mogelijkheid om voor studenten een extra dimensie toe te voegen aan de studiefaciliteiten. Per studentenhuis gaat het zo'n 48 gulden kosten. Afhankelijk van het aantal studenten in huis over wie de kosten kunnen worden uitgesmeerd, ontstaat een aantrekkelijke tot zeer aantrekkelijke kostprijs voor Internetgebruik. q
•
Als een concreet actiepunt kan worden genoemd de ontwikkeling van web-sites voor (aanstaande) studenten en afgestudeerden waarin gemeente en onderwijsinstellingen hun informatie op elkaar afstemmen en optimaal linken 15 (actie gemeente, UM en HM in overleg met studentenvertegenwoordigers))
Gemeente en onderwijsinstellingen hebben oog voor het proces van gewenning van de stedelijke gemeenschap aan de studentenpopulatie en vice versa. Hierbij gaat het niet om integratie en inburgering, maar om wisselwerking en acceptatie van een ieders plaats en cultuur binnen de gemeenschap. Als de stad Maastricht studenten adequate voorzieningen biedt, mag deze verwachten dat studenten ontvankelijk zijn voor de behoeften en noden van de gemeenschap, te beginnen met een inschrijving en formele registratie als ingezetene. Gewenning en acceptatie zijn geleidelijke en nagenoeg autonome processen die met een goede informatievoorziening kunnen worden vergemakkelijkt en met specifieke initiatieven kunnen worden versneld. Van gewenning en acceptatie kan pas sprake zijn als groepen met elkaar in aanraking komen. Het bestuurlijk standpunt dat de wijze van huisvesting en de aard van de voorzieningen van studenten er niet toe mogen leiden dat zij zich afzonderen van de stedelijke gemeenschap heeft bijgevolg niet aan betekenis ingeboet. Toepassing van het beginsel van deconcentratie is met andere woorden waardevol voor begeleiding van het proces van inbedding van studenten in de gemeenschap, zo onderschrijven alle betrokkenen. Tegelijkertijd moet ervoor worden gewaakt dat dit uitgangspunt het onmogelijk maakt om voor delen van de studentenpopulatie in een gepaste omvang speciale voorzieningen te treffen. Hierbij staat voorop dat dit niet mag leiden tot de totstandkoming van uitsluitend intern gerichte en voor de buitenwereld afgesloten studentenfaciliteiten. Kortom, in uitzonderingssitua ties kan er sprake zijn van de ontwikkeling van speciale studentenfaciliteiten zolang als deze onderdeel zijn van een complex aan multifunctionele voorzieningen
14
Ontwikkelingsprogramma 2000-2004. Het thema Veiligheid is als 13e programma aan de nota toegevoegd
15
Bij de concrete actiepunten betreft het allesbehalve een uitputtend overzicht. Ze beogen een eerste indruk te geven van de wijze waarop de uitgangspunten voor beleid kunnen worden vertaald naar acties en actoren.
Nota Student en Stad, mei 2000
18
Initiatieven van studenten om de band met de Maastrichtse burgerij aan te halen, kunnen systematisch worden gestimuleerd door zowel gemeente als onderwijsinstellingen. De jaarlijkse INKOM kan hierbij met nog meer nadruk voor iedere student als een goed startpunt van een langjarig traject worden gemarkeerd. Een nieuw initiatief als de RAGweek 16 kan worden beschouwd als een teken dat studenten zich wel degelijk bewust zijn van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. q
•
Concreet actiepunt: doelgerichte voorlichting (Nederlands- en Engelstalig) over diverse (financiële) gemeentelijke regelingen en wetenswaardigheden door het samenstellen van een speciale uitgave van gemeentewege (actie van gemeente in overleg met studenten[vertegenwoordigers] en studentenbegeleiders aan onderwijsinstellingen)
De gemeente Maastricht en de onderwijsinstellingen onderkennen dat het sportaanbod een belangrijk onderdeel is van het geheel aan voorzieningen dat in een studentenstad aan studenten ter beschikking wordt gesteld en dat gemeente en onderwijsinstellingen moeten nagaan hoe zij aan de verdere ontwikkeling hiervan in onderling overleg sturing kunnen geven. Als de student als volwaardige inwoner van de stad Maastricht wordt beschouwd, dan dient er in het algemene sportbeleid ook nadrukkelijk met hem rekening te worden gehouden, hetzij als individuele sporter, hetzij als lid van een studentensportvereniging. 17 Gemeenten en onderwijsinstellingen kunnen, ieder met de eigen verantwoordelijkheden, zoeken naar wegen om meer gezamenlijk op te trekken waar het gaat om de ontwikkeling van studentensport als onderdeel van een algemeen sportbeleid. Op den duur kan met een samenhangend beleid een verrijking van het gehele sportaanbod binnen de gemeente tot stand worden gebracht. Zo bezien, verdient het aanbeveling niet zozeer nadruk te leggen op hetgeen studentensport en burgersport mogelijk scheidt, als wel op de mogelijkheden van afstemming over en weer van het aanbod van sportactiviteiten, de behoefte aan accommodaties en het beschikbaar stellen van subsidies. Het beeld dat studentensport(verenigingen) categoriaal is en bijgevolg geen onderdeel is van het algemene sportbeleid van de gemeente behoeft bijstelling. Er zijn immers al heel wat voorbeelden te geven van succesvolle samenwerking en soms zelfs van gedeeltelijke integratie tussen burger- en sportverenigingen. 18 In andere gevallen nemen burgersporters en studentensporters gezamenlijk deel aan sportprogramma’s. 19 Oók draagt de
16
''In British English, rag week is a week once a year when students collect money for charity bij arranging a series of amusing and lively events.'' Van 8 tot 14 april jl. is de eerste Rag-week gehouden, met activiteiten als toneel- en muziekvoorstellingen in bejaardentehuizen, koffie en gebak voor toeristen, het ophalen van lege kratten, een ballonnenwedstrijd op het OLV-plein etc. De opbrengst is o.m. bestemd voor de Stichting Jeugdhulp Maastricht 17 De instellingen voor hoger onderwijs tellen momenteel 4.500 houders van studentensportkaarten. Ongeveer 1000 studenten zijn georganiseerd in één van de 14 studentensportverenigingen. 3.500 sportkaarthouders maken als individuele sporter gebruik van het sportaanbod dat in belangrijke mate geconcentreerd is in de Sporthal Randwijck. 18 Samenwerking SSV en burgersportverenigingen : Burgersportverenigingen Studentensportverenigingen Watersport: Maastrichtse Watersport Club Saurus (roeien) Atletiek Kimbria Uros Badminton BC Ralley Heep (comp.team) Korfbal KVM Hippo’s Paardrijden Bunde Chevaliers Rugby MRV Maraboes/Margrieten Tennis Ready Stennis Voetbal RKHSV DBSV/Red Socks Dankzij de gegarandeerde inkomsten van leden van de studententennisvereniging Stennis is Tennis Ready nog in 2000 in staat op verantwoorde wijze te investeren in lichtmasten en kan daarmee de accommodatie efficiënter uitbaten voor een grotere groep Maastrichtenaren 19 Acrobatiek, zelfverdedigingsporten, ballet, bedrijfshockey, duiken, schaatsen, triatlon, (zaal)voetbal, waterpolo en zwemmen zijn hiervan goede voorbeelden
Nota Student en Stad, mei 2000
19
studentensport dankzij de huur van accommodatie bij aan de exploitatie van algemene sportaccommodaties. 20 Dergelijke al dan niet georganiseerde vormen van samenwerking komen nu incidenteel en willekeurig tot stand. Het lijkt een gemiste kans om hieraan vanuit gemeente en instellingen niet meer sturing te geven. Het ontbreken van een eigen sportcomplex van de instellingen voor hoger onderwijs te Maastricht mag er niet toe leiden dat de stad en instellingen in evaluaties op het onderdeel studentensportvoorzieningen telkens onder de maat scoren. Een apart complex enkel en alleen voor studentensport is niet de eerst aangewezen oplossing. Veeleer moet worden gestreefd naar een aan de eisen van de tijd aangepast multifunctioneel sportcomplex, dat, hoewel uitdrukkelijk voor allerlei gebruikers toegankelijk, toch ook als herkenbare sportvoorziening voor studentensport kan fungeren. 21 In de planvorming moeten ook de uitkomsten van een onderzoek naar de stedelijke sportvoorzieningen worden betrokken. Incidenteel is de gemeente bereid in ‘zware’ investeringen te participeren ten behoeve van studentenvoorzieningen. Van geval tot geval zal hierbij een afweging worden gemaakt.
•
Ø
De Maastrichtse Studenten Raad spreekt als wens uit: studentensportverenigingen erkennen als volwaardig sportaanbieder in Maastricht meer samenwerking tussen UM Sport en de gemeente
q
Concreet actiepunt: onderzoek naar stedelijke sportvoorzieningen, mede met het oog op een integrale afstemming van het aanbod aan activiteiten en accommodaties binnen de gemeente. De planvorming rondom een multifunctioneel sportcomplex kan hierbij worden betrokken (actie van gemeente, UM, HM, woningbouwcorporatie in overleg met studentenvertegenwoordigers)
De gemeente Maastricht en de onderwijsinstellingen onderkennen dat studentenhuisvesting een belangrijk onderdeel is van het geheel aan voorzieningen dat in een studentenstad aan studenten ter beschikking wordt gesteld en intensiveren de inzet voor voldoende en kwalitatief goede huisvesting voor alle studenten. Groningen en Amsterdam (VU) zijn voorbeelden van universiteit(sted)en die alle instromende studenten bij voorbaat toezeggen dat er binnen de gemeentegrenzen geschikte woonruimte beschikbaar is. Een dergelijk streven zou voor studentenstad Maastricht, mede met het oog op de hoge waardering van studenten voor imago en uitstraling van de stad, van grote betekenis kunnen zijn. Toege geven, hierbij is sprake van een hoog, maar op de lange termijn misschien toch niet bij voorbaat onrealistisch ambitieniveau, zeker als er eenmaal gedurende langere tijd sprake is van een - naar omvang stabiele studentenpopulatie. Voor de kortere termijn is het met het oog op de sterke groei van de studentenpopulatie niet realistisch om de lat zo hoog te leggen en zou de ambitie moeten luiden: voldoende en kwalitatief goede en betaalbare huisvesting voor alle studenten op redelijke afstand van de onderwijsvoorzieningen en andere faciliteiten. De UM is beduidend sneller gegroeid dan kon worden voorzien. Ook de komende jaren zal de hoeveelheid studenten verder toenemen. De omvang van de studentenpopulatie en de noodzakelijke inzet voor verbetering van de kwaliteit c.q. brandveiligheid van de kamers in Maastricht en omgeving nopen tot een actief beleid ten aanzien van studentenhuisvesting. Op basis van recente CBS-gegevens is aantoonbaar dat om en nabij 70% van de studenten aan de Maastrichtse instellingen voor hoger onderwijs niet meer
20
Hiervan hebben baat: MHC hockeyvelden, MWC accommodatie, Tennishal Dousberg, Gymzaal de Spiegel, zwemmen in Dousberg/Heer en het programma van UM-sport in de Sporthal Randwijck/Gemeente 21 De faciliteiten en staat van onderhoud van sporthal Randwijck, waar een belangrijk deel van de 4.500 kaarthouders sport, laten helaas al verschillende jaren te wensen over.
Nota Student en Stad, mei 2000
20
thuis woont maar als uitwonend moet worden beschouwd (zie bijlage I). Dit percentage komt ook overeen met de uitkomsten van een onderzoek halverwege de jaren negentig. Uitgaande van bovengenoemde verhouding is alleen al in de periode 2000 – 2006 een uitbreiding met circa 1.200 kamers nodig om de geprognostiseerde groei van de studentenpopulatie op te vangen. Wil op deze behoefte worden ingespeeld, dan is een goede samenwerking tussen gemeentelijke overheid, woningbouwverenigingen en onderwijsinstellingen onontbeerlijk evenals een eendrachtige beï nvloeding van de particuliere kamermarkt. q
•
Flexibele invulling van het voorzieningenniveau dat stad en onderwijsinstellingen bieden aan een almaar pluriformer studentenpopulatie. Bij de ontwikkeling van een adequaat voorzieningenniveau voor studenten wordt er rekening mee gehouden dat studenten steeds minder een homogene groep vormen met in minder of meerdere mate uniforme kenmerken. Naast de gewone schoolverlater krijgen de stad en de instellingen voor hoger onderwijs steeds meer te maken met studenten met een internationale achtergrond en met studenten die op oudere leeftijd werken en studeren combineren. Zij stellen, zo moet worden onderkend, op sommige terreinen andere eisen aan de voorzieningen die stad en onderwijsinstelling bieden. Om een en ander te kunnen concretiseren is verder onderzoek naar de positie van bijvoorbeeld buitenlandse studenten nodig. q
•
Concreet actiepunt: concipiëren van een gemeentelijke nota studentenhuisvesting, waarin aan de orde komen: v de kwaliteit van studentenkamers. Met name de verbetering van de (brand)veiligheid zal de komende jaren centraal komen te staan v de kwantiteit van studentenkamers. Er is een inventarisatie voorzien van het huidige aantal studentenkamers die zal worden gerelateerd aan het benodigd aantal studentenkamers nu en in de toekomst v de spreiding van studentenhuisvesting over de stad. Met inachtneming van het algemene beginsel van deconcentratie wordt de ontwikkeling in ogenschouw genomen van geconcentreerde studentenfaciliteiten als onderdeel van multifunctionele complexen waarin activiteiten als wonen, werken, sporten en vermaak zijn verzameld (actie: gemeente)
Concreet actiepunt: in 2000 onderzoek naar de positie van buitenlandse studenten, onder meer toegespitst op kwesties als procedures rondom verblijfsvergunning, huisvesting, vervoer (actie van gemeente, HM en UM)
De financiële situatie van studenten verdient extra aandacht, in het bijzonder als het gaat om de voorwaarden en regelgeving op grond waarvan studenten van bestaande voorzieningen gebruik kunnen maken. Inkomensvergelijking tussen studenten en bijstandsgerechtigden laat zien dat studenten op of onder bijstandsniveau leven. Vanzelfsprekend mag niet uit het oog worden verloren dat het toekomstperspectief van de gemiddelde student heel wat rooskleuriger is dan dat van de meeste bijstandstrekkers en dat beleid daarop wordt aangepast. Zo kan de gemeente de student tegemoet komen met verstrekking van de Zalm-snip en door kortingen op dan wel kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Ook komen studenten in aanmerking voor schuldsanering bij de Kredietbank Limburg. In het geval van ‘bijzondere bijstand’ kan gedacht worden aan een tegemoetkoming in buitengewone medische kosten of in de kosten van aanschaf van gebruiksgoederen. Evenals een aanvraag in het kader van de Abw wordt ook een beroep op bijzondere bijstand individueel beoordeeld. Om voor een van deze voorzieningen in
Nota Student en Stad, mei 2000
21
aanmerking te kunnen komen, moet een student zich wel hebben ingeschreven bij de gemeente als ingezetene. De Maastrichtse Studenten Raad geeft bijvoorbeeld aan behoefte te hebben aan: Ø vereenvoudiging van de procedure voor het verkrijgen van de Zalmsnip Ø vereenvoudiging van de procedure voor het verkrijgen van kwijtschelding heffing rioolrecht en afvalstoffenheffing Ø minima ontvangen de Maastrichtpas gratis. Studenten vinden dat zij ook hierop recht hebben en stellen daarenboven voor dat de Maastrichtpas wordt uitgebreid met relevante voordelen voor studenten q
§
Concreet actiepunt: doelgerichte voorlichting (Nederlands- en Engelstalig) over diverse financiële gemeentelijke regelingen en wetenswaardigheden door het samenstellen van een speciale uitgave van gemeentewege (actie van gemeente in overleg met studenten[vertegenwoordigers] en studentenbegeleiders aan onderwijsinstellingen)
Gemeente en onderwijsinstellingen kunnen veel voor elkaar betekenen als het gaat om de ontwikkeling van een goed werk- en woonklimaat voor hoog opgeleide werknemers en de totstandkoming van voorzieningen voor afgestudeerden die een eigen bedrijf in Maastricht e.o. willen beginnen. Zoeken studenten tijdens hun studie wellicht zonder al te veel ambitie naar een bijbaantje om zich te verzekeren van een redelijk inkomen, rondom het afstuderen gaan ze zich serieus bezighouden met het vinden van een baan om een zelfstandige existentie op te bouwen. Jaarlijks studeren aan de instellingen van hoger onderwijs ruim 1500 studenten af. Als gezegd, afgestudeerden die zich aan de regio gebonden voelen en die hier een aantrekkelijk leefklimaat aantreffen, zullen zich meer dan tot dusver oriënteren op het vinden van werk in de regio. Dan dienen er natuurlijk ook geschikte kennisintensieve banen voorhanden te zijn. De gemeente Maastricht zou hierbij in een bescheiden omvang een actieve rol als werkgever kunnen spelen door jaarlijks bijvoorbeeld een aantal afgestudeerden bij de gemeente aan te stellen. Ook als verstrekker van stageplekken of als tijdelijk werkgever voor studenten van een duale opleiding als Kennistechnologie kan de gemeente de geleiding van studenten naar de arbeidsmarkt beï nvloeden. Daarnaast dienen er voldoende mogelijkheden te zijn om in relevante branches een eigen bedrijf te starten. Ongeveer 10% van de afgestudeerden is daadwerkelijk geï nteresseerd in het ondernemerschap, zo wijst onderzoek van Bureau Holding en Kennistransfer (BHKT) van de UM uit. Voor de stad Maastricht is het belangrijk dat een deel van de kennis in de (eu)regio blijft. Door het voeren van een gericht startersbeleid met de UM 22 en de Hogeschool Maastricht wil de gemeente deze kennis aan de (eu)regio binden. De stad Maastricht moet met andere woorden voor jong afgestudeerden van UM en HM ook na de studietijd perspectief bieden. 23 Inmiddels wordt er door UM, (HM), AZM en gemeente gewerkt aan een taakstelling van jaarlijks 20 “hoogstarters”. 24 De HM is voornemens vorm te geven aan een startersbeleid, mede in reactie op de notitie van de HBO-raad over “De Hogeschool als kennispoort’’. Startende afgestudeerden en medewerkers van UM en HM zullen vooral ondernemerschap
22
De UM holding heeft ervaring met het oprichten van nieuwe bedrijven in onder meer de voedingstechnologie, medische zorg en (kennis)technologie, ICT etc 23 Ontwikkelingsprogramma 2000-2004, 58-60 24 De bevordering van startersinitiatieven in samenwerking met regionale onderwijs- en kennisinstellingen wordt verwoord in de gemeentelijke nota Ontwikkelingsprogramma 2000-2004. De ambitie om jaarlijks 20 hoog opgeleide afgestudeerden te begeleiden naar het ondernemerschap is verwoord in een projectvoorstel van Bureau Holding en Kennistransfer (BHKT) van februari 2000 over hoog opgeleide studenten, afgestudeerden of medewerkers die hun kennis willen exploiteren in de vorm van zelfstandig ondernemerschap (ook wel hoogstarters geheten).
Nota Student en Stad, mei 2000
22
ontplooien op kennisvelden als ICT, multimedia en 'Life Sciences'. Met hun activiteiten sluiten ze uitstekend aan op de sectoren van de stedelijke kenniseconomie die de gemeente Maastricht op haar grondgebied wil ontwikkelen. 'Andere' hoogwaardige kennis kan worden ingezet in de ondersteunende dienstverlening, hetzij ten behoeve van de zakelijke of logistieke diensten, hetzij ten behoeve van de opleidingsinfrastructuur. Deze dienstverlening zal niet alleen ondersteunend zijn aan de eerdergenoemde sectoren, maar ook aan de nog niet eerder genoemde explosief groeiende callcentre branche, de shared services en niet het minst aan hoogwaardig stadstoerisme. Behalve op het Minckelersfonds25 , dat financiële ondersteuning biedt voor hoogstarters, dient ook gewezen te worden op de potenties van het Project grensoverschrijdend ondernemerschap. BHKT heeft de centrale coördinatie van het Euregionaal grensoverschrijdende ondernemersproject geheten Temporary Entrepreneurial Positions (TEP). Het project heeft tot doel jonge ondernemers (studenten, medewerkers, afgestudeerden van de universiteiten van Luik, Hasselt en Maastricht en de Hogeschool Limburg/Maastricht) in de grensregio’s te stimuleren. Inhoudelijke en financiële ondersteuning zijn niet de enige pijlers waarop een startersbeleid kan worden ontwikkeld. Potentiële starters worden ook geanimeerd door zichtbare - zoniet tastbare - voorbeelden van anderen. Vanuit een samenballing / brandpunt van startende ondernemingen is de uitstraling van 'good practice' op anderen vanzelfsprekend het grootst. Met het aanbieden van faciliteiten als ondernemersruimten gelegen in de directe nabijheid van kennisdragende faculteiten en diensten kan de concentratie van startende ondernemingen worden gestuurd. q
q
q q q
§
Concreet actiepunt: uitwerken van een integraal startersbeleid voor de afgestudeerden (ook uit kunsten- en [facility-]managementopleidingen) van HM en UM (actie van gemeente met UM en HM) Concreet actiepunt: nader uitwerken van een project waarbij jaarlijks 5 ‘Jonge Honden’ bij de gemeente een werkplek wordt geboden (actie gemeente in overleg met HM en UM) Concreet actiepunt: onderzoek naar de mogelijkheid van stageplaatsen bij de gemeente (actie gemeente in overleg met UM en HM) Concreet actiepunt: uitbouw van het project grensoverschrijdend ondernemerschap (actie UM, HM en gemeente) Concreet actiepunt: nader onderzoek naar de redenen waarom zoveel studenten na afronding van de studie de regio verlaten (actie gemeente, UM en HM)
Studenten zijn een factor van betekenis voor het Maastrichtse culturele leven en het uitgaansklimaat. Het moge duidelijk zijn dat studenten van de kunstvakopleidingen in actieve zin een belangrijke bijdrage leveren aan verrijking van het kunstzinnige en culturele klimaat. Maar ook studenten van andere opleidingen stellen zich op cultureel gebied actief op. In het amateur cultuurcircuit zijn op zeer uiteenlopende plekken studenten van diverse pluimage terug te vinden. De studentenwereld staat verder garant voor de organisatie van heel wat culturele activiteiten. Helaas onttrekken deze zich vaak aan het oog van de rest van de Maastrichtse bevolking. 26 Een gemiste kans waar het gaat om verbreding van het cultureel aanbod. Daarenboven zijn er niet veel betere manieren te bedenken om stedelijke gemeenschap en studentenpopulatie onder een goed gesternte met
25
Een fonds dat in 1996 is opgericht door LIOF Industriebank NV, SNS-bank Limburg en de Universiteit Maastricht. Het fonds verschaft aan kennisintensieve starters financiële ondersteuning in de vorm van (converteerbare) achtergestelde leningen en participaties 26 Als een aansprekende uitzondering kunnen de opvoeringen van de studententoneelvereniging 'Alles = Drama' bij gelegenheid van de RAG-week worden genoemd. Met veel succes werden produkties verzorgd in Maastrichtse bejaardenoorden. Een en ander is zo goed aangeslagen dat er afspraken zijn gemaakt om regelmatig opvoeringen te laten plaatsvinden voor ouderen.
Nota Student en Stad, mei 2000
23
elkanders leefculturen kennis te laten maken! Het is zaak na te gaan op welke wijze die activiteiten zich een betere plaats binnen het stedelijke culturele klimaat kunnen verwerven, bijvoorbeeld door beleid te entameren ten aanzien van publiciteit, herkenbare locaties en afstemming van de programmering. Mogelijk is al veel winst te behalen met een centrale plek en een ondersteunende organisatievorm. Studenten zijn ook te beschouwen als ‘cultuurconsumenten’. En waar het gaat om 15.000 goed opgeleide jongeren die veel belang hechten aan een druk en actief uitgaansleven, is allesbehalve sprake van een te veronachtzamen potentiële publieksgroep. In de praktijk echter blijken studenten voor veel culturele instellingen een moeilijke doelgroep te zijn. Komen ze niet omdat ze het te druk hebben met studie, werk, verenigings- en dispuutleven? Hebben ze hun ankers vooral in het weekend nog elders uitgeworpen? Deze factoren spelen zijn maar zeer ten dele van betekenis. Hoe is anders het succes van het Cultuur Café van het Studium Generale op vrijdagavond in Kumulus te verklaren? Ook hier is nader onderzoek nodig. Misschien sluit het aanbod wel niet aan op de interesse van studenten? Weet men in de instellingen überhaupt wel wat er zoal leeft onder deze groep van jonge volwassenen en hoe men hen het beste bereikt? Op basis van bevindingen in andere universiteitssteden is aannemelijk dat er onder studenten grote behoefte is aan een eigen locatie voor studentencultuur. Vanzelfsprekend zou zo'n centrum behalve voor studenten ook voor andere belangstellenden toegankelijk moeten zijn. De ontwikkeling, financiering en uitbating van een dergelijk initiatief veronderstelt een breed draagvlak. De Maastrichtse Studenten Raad geeft aan behoefte te hebben aan: Ø onderzoek naar de culturele behoeften van studenten in Maastricht: poppodium, cultureel centrum Ø kortingsregeling voor studenten bij culturele instanties als musea Ø stadsbibliotheekpas tegen studentenkorting Ø verlenging openingstijden voor kroegen op woensdag- en donderdagavond Ø vergunning voor een nacht- en / of zondagwinkel q
q
q
•
Concreet actiepunt: onderzoek naar de culturele behoefte van studenten in beide hoedanigheden, namelijk als consument en als ‘producent’ (actie van gemeente in overleg met UM, HM en studentenvertegenwoordigers) Concreet actiepunt: aandacht voor de mate waarin de vraag van studenten naar uitgaansmogelijkheden op met name woensdag- en donderdagavond aansluit op het aanbod (actie van gemeente, horeca en studentenvertegenwoordigers ) Concreet actiepunt: inventarisatie van de mogelijkheden om tegen acceptabele kosten de stadsbussen met aangepaste rijtijdenschema’s te laten werken (actie van gemeente, Stadsbus en studentenvertegenwoordigers)
Het eigen karakter van Maastricht als studentenstad hangt nauw samen met het sterk ontwikkelde studentenverenigingsleven. Analoog aan het sterk ontwikkelde verenigingsleven binnen de stedelijke samenleving, geven ook studentenverenigingen en disputen de studentenstad een eigen identiteit. Van de grotere gezelligheidsverenigingen wordt verwacht dat zij gegeven hun omvang en bestuurlijke continuï teit in staat zijn om in samenspraak met onderwijsinstellingen, gemeente en stedelijke gemeenschap op een verantwoorde wijze sturing te geven aan het sociaal vertier en uitgaansleven van studenten, met inachtneming van aanvaarde richtlijnen ten aanzien van burengerucht, alcoholgebruik, veiligheid etc. Het studentenverenigingsleven is sterk in beweging. Zo telt Maastricht naast enkele grote gezelligheidsverenigingen en disputenfederaties een bonte schare van kleine tot zeer kleine studentenverenigingen … en er komen er nog voortdurend bij! Gemeente en onderwijsinstellingen zijn erin geslaagd verschillende grotere verenigingen bij het vinden
Nota Student en Stad, mei 2000
24
van geschikte huisvesting met raad en daad bij te staan en zullen dit beleid ook de komende jaren voortzetten. Aantrekkelijke huisvesting is alleen voor de grotere verenigingen een haalbaar doel. Voor de huisvesting van Koko is in onderling overleg een goede oplossing gevonden. SV Circumflex is ver gevorderd met bouwplannen. Tragos vraagt om uitbreiding en de huisvesting van de Maastrichtse Studenten RoeiVereniging Saurus wordt meegenomen in de ontwikkeling van Boschpoort / Noord-west Entree. q
•
Concreet actiepunt: intervisie op regelmatige basis tussen studentenvertegenwoordigers en desbetreffende onderdelen binnen gemeente en onderwijsinstellingen over ontwikkeling van studenten(gezelligheids)verenigingen
De gemeentelijke overheid en onderwijsinstellingen moeten in samenwerking inhoud en uitvoering geven aan een actief en veelzijdig relatiebeheer ten behoeve van studenten. De relatie met de onderwijsinstelling begint al op het moment dat iemand zich als scholier voor het eerst globaal gaat oriënteren op de aansluitende mogelijkheden in het hoger onderwijs. Een nieuwe fase vangt aan als de scholier studiekiezer wordt. De meest intensieve band met de onderwijsinstelling en stad ontstaat vanzelfsprekend op het moment dat iemand daadwerkelijk met de studie aanvangt en zich metterwoon vestigt in Maastricht. Maar ook na het behalen van het afsluitend academisch examen kan er sprake zijn van een innige band tussen alumnus en onderwijsinstelling en stad. Zo wil de UM haar alumnibeleid aanscherpen de komende jaren. De Hogeschool Maastricht kent sinds enige jaren een alumnibeleid dat geresulteerd heeft in het opzetten van alumniverenigingen voor de verschillende opleidingen. Alumni zijn niet alleen het belangrijkste visitekaartje van de universiteit, hogeschool en stad maar zijn ook erg belangrijk omdat ze feedback kunnen geven met betrekking tot de inhoud en vorm van het onderwijs, ideeën voor onderzoek, vestigingsplaatsen, toerisme en financiële steun. Van meet aan zullen stad en onderwijsinstellingen op al deze fasen en (overgangs)momenten moeten inspelen met een veelzijdig en samenhangend informatie- en communicatiebeleid. De nieuwe informatie en communicatietechnologieën bieden hiertoe ook meer mogelijkheden dan voorheen. De Maastrichtse Studenten Raad geeft bijvoorbeeld aan behoefte te hebben aan: Ø het creëren van een algemene studentenfolder met ook informatie over gemeentelijke regelingen, bijvoorbeeld omtrent de huurcommissie in Maastricht Ø meer Engelstalig voorlichtingsmateriaal ten behoeve van buitenlandse studenten
q
q
Concreet actiepunt: de ontwikkeling van web-sites voor (aanstaande) studenten en afgestudeerden waarin gemeente en onderwijsinstellingen hun informatie op elkaar afstemmen en optimaal linken (actie gemeente, UM en HM in overleg met studentenvertegenwoordigers)) Concreet actiepunt: de ontwikkeling van een algemene studentenfolder (actie gemeente, UM en HM in overleg met studentenvertegenwoordigers)
• Last but not least: gemeente en onderwijsinstellingen onderkennen dat intervisie over elkanders strategische ontwikkelingen essentieel is, niet in de laatste plaats omdat de voorliggende bestuurlijke kaders geen statisch gegeven zijn maar onder invloed van strategische beleidskeuzen voortdurend om aanpassing zullen vragen Het is van evident belang dat UM, HM en gemeente elkaar op de hoogte blijven houden van de inhoudelijke strategieën. Denk aan de ontwikkeling van nieuwe opleidingen, de samenwerking van onderwijsinstellingen, de ontwikkeling van sportvoorzieningen of de inrichting van bedrijventerreinen …., stuk voor stuk ontwikkelingen die van invloed (kunnen) zijn op het studentenbeleid. De bestuurlijke en ambtelijke samenwerking tussen
Nota Student en Stad, mei 2000
25
gemeentelijke overheid en instellingen voor hoger onderwijs moet op vaste voet worden gecontinueerd. q q
Concreet actiepunt: minimaal twee maal per jaar vindt er bestuurlijk overleg plaats tussen UM, HM en gemeente Concreet actiepunt: binnen de verschillende betrokken besturen worden bij voorkeur voor de volle breedte van het studentenbeleid coördinerende bestuurders aangewezen. Op ambtelijk niveau vindt eenzelfde concentratie van taken en verantwoordelijkheden plaats binnen de onderscheiden organisaties.
Nota Student en Stad, mei 2000
26
BIJLAGE I:
ECONOMISCHE BETEKENIS VAN DE BESTEDINGEN VAN STUDENTEN IN MAASTRICHT E.O.
Uitgaande van 15.000 studenten met een gemiddeld budget van 10.000 gulden per jaar 27 , belopen de totale bestedingen van studenten 150 Mf. Hierbij passen de volgende kanttekeningen: • lang niet alle studenten wonen in Maastricht. Uitwonende studenten, dat wil zeggen studenten die metterwoon in Maastricht zijn gevestigd, zullen het grootste deel van hun budget ook daadwerkelijk in de regio besteden. Uitgegaan wordt van een verhouding tussen uit- en thuiswonende studenten van 72,2 : 27,8 (zie ook hierna Bijlage II) • de studenten die in Maastricht wonen, besteden niet al hun geld in Maastricht e.o.. Onderzoek toont aan dat 73,8% van het budget feitelijk in de regio wordt uitgegeven (= Regionale Bestedings Quote). 28 Buiten beschouwing zijn gebleven: • de bestedingen van thuiswonende studenten die veelvuldig in Maastricht verblijven voor het volgen van onderwijs en voor gezellig verkeer • de uitgaven aan collegegeld van 15.000 studenten ad. 2700 gulden (= 40 Mf) ten gunste van UM en HM, die op hun beurt weer een groot deel van de collegegeld-opbrengsten besteden in de regio. De economische betekenis van beide soorten van bestedingen kan allicht op 20 Mf worden geschat.
150 Mf, * 72,2%
=
+
* 73,8% _____ 80 Mf 20 Mf ------100 Mf
als bestedingen (excl collegegelden) van de totale studentenpopulatie, waarvan kan worden toegerekend aan het in Maastricht wonende deel van de studentenpopulatie , dat van het budget in Maastricht e.o. besteedt
als bestedingen van thuiswonende studenten en bestedingen van onderwijsinstellingen dankzij collegegeld-opbrengsten in totaal
Het regionaal effect van 100 Mf aan bestedingen laat zich uitdrukken in minimaal 500 voltijdse arbeidsplaatsen. 29
27
Bij de vaststelling van het gemiddelde budget is uitgegaan van richtlijnen van het Ministerie van OC&W alsmede van de uitkomsten van de RISBO-enquetes (zie bijvoorbeeld tabel 7 van deze nota). Bestedingen als betaling collegegeld en verzekering ziektekosten zijn niet meegeteld 28 Maks, J.A.H. en M.J. Oude Wansink, De economische betekenis van de Universiteit Maastricht en aanverwante instellingen en bedrijven voor de regio Zuid-Limburg (Maastricht 1999, onuitgegegeven) 29 Zie becijfering Maks, Wansink, De economische betekenis, 7-9
Nota Student en Stad, mei 2000
27
BIJLAGE II:
Verhouding uitwonende / thuiswonende studenten, gerelateerd aan de ontwikkeling van de hoeveelheid studenten met studiefinanciering 1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
4340 2909 7249 131 204 335 7584
4623 2906 7529 123 225 348 7877
4940 2970 7910 145 219 364 8274
5143 2812 7955 155 217 372 8327
5178 2743 7921 115 208 323 8244
5358 2727 8085 110 163 273 8358
5920 2767 8687 116 142 258 8945
4471
4746
5085
5298
5293
5468
6036
Buitenlandse studenten UM van wie 70% uitwonend
239
239
239
239
373
582
901
Kamers in België voor UM studenten
400
400
400
400
400
350
300
1: Totaal aantal uitwonende studenten UM
5110
5385
5724
5937
6066
6400
7237
2: Totaal studenten UM
7162
7466
7790
8156
8392
9005
10029
71,4%
72,1%
73,5%
72,8%
72,3%
71,1%
72,2%
3113
3131
3189
3029
2951
2890
2909
450
450
450
450
450
450
450
100
100
100
100
100
100
100
1: Totaal uitwonend HM
3663
3681
3739
3579
3501
3440
3459
2: Totaal studenten HM
4124
4124
4185
3860
3871
3995
3859
88,8%
89,3%
89,3%
92,7%
90,4%
86,1%
89,6%
Uitwonend WO met WSF in Maastricht Uitwonend HBO met WSF in Maastricht Uitwonend WO met WSF in randgemeenten Uitwonend HBO met WSF in Randgemeenten Totaal uitwonend met WSF < Bron CBS Heerlen >
Universiteit Maastricht Totaal uitwonend UM met WSF
(bron UM)
Percentage uitwonend UM (1 als % van 2)
Hogeschool Maastricht Totaal uitwonend HM met WSF Correctie HM Buitenlandse studenten HM (schatting op basis van 1999)
Kamers in België voor HM studenten
Percentage uitwonend HM (1 als % van 2)
.
Nota Student en Stad, mei 2000
28