Aangesproken als zelfredzame burger
Hoe is het voor patiënten of cliënten om eigen kracht en netwerk aan te spreken en in te zetten?
Aangesproken als zelfredzame burger... Hoe is het voor patiënten of cliënten om nu aangesproken te worden als zelfredzame burger? Hoe is het om eigen kracht en netwerk aan te spreken en in te zetten?
Het gaat immers niet alleen om burgers die steun vragen, maar ook om burgers die graag iets voor anderen willen doen.
Colofon Het onderzoek ‘Aangesproken als zelfredzame burger’ is een uitgave van Partoer, en is gefinancierd door de provincie Fryslân. Auteurs: Dr. Truus de Witte (onderzoek en rapportage) Dr. Nienke Boomstra (interviews, december 2014) Eindredactie: Sonja Toonstra Leeuwarden, juni 2015 Partoer, Fries bureau voor sociaal economische vraagstukken Postbus 298 9801 BB Leeuwarden T. (058) 2348500 F. (058) 2348501 E.
[email protected] I. www.partoer.nl
2
Samenvatting De overheid heeft een aantal wetten veranderd, waardoor het niet meer vanzelfsprekend is dat mensen allerlei voorzieningen kunnen ontvangen. Te denken valt aan huishoudelijke hulp, een traplift, een rollator, of vervoer naar een opvanggelegenheid. De overheid wil dat eerst gekeken wordt naar wat mensen zélf nog kunnen, hoe ze door familie of buren geholpen kunnen worden, en wat ze zelf kunnen betalen. Met andere woorden: was men vroeger ‘patiënt’ of ‘cliënt’, nu wordt men aangesproken als burger, als zelfredzame burger. Mienskipssoarch werkt al zeven jaar met Meitinkers (meedenkers), het eerste ‘aanspreekpunt’ voor inwoners die ondersteuning vragen als het gaat om wonen, zorg, dienstverlening en welzijn. Ze vormen een mobiel Wmo-loket. Meitinkers handelen niet vanuit een lijstje met mogelijke voorzieningen, maar gaan met aanvragers in gesprek over waar ze écht mee geholpen zouden zijn. Zo wordt misschien om een traplift gevraagd, maar krijgt de aanvrager uiteindelijk hulp bij de verhuizing naar een geschikte woning op de begane grond. In goed overleg. Deze werkwijze, die Mienskipssoach aanvankelijk als pilot uitvoerde, wordt nu voor het grootste deel van Nederland de ‘wettelijke nieuwe manier’. In dit onderzoek komen mensen aan het woord die op deze ‘nieuwe manier’ zijn benaderd. Hoe was dat voor hen? Wat verwachtten ze? Wat misten ze? Welke tips kunnen ze geven? Dit, vanuit de overtuiging dat hun ervaringen en meningen ertoe kunnen bijdragen dat mensen als Meitinkers hun werk nog beter kunnen doen, zodat mensen die om hulp vragen zo goed mogelijk geholpen kunnen worden én hun eigen kracht optimaal wordt benut. Wat was prettig? Fijn dat de Meitinker thuis langskwam en ook keek naar wat er misschien nog meer ter sprake gebracht kon worden. De Meitinker was vriendelijk, flink en doortastend, handelde snel. De Meitinker zocht vlot uit wat al dan niet mogelijk was in specifieke situaties en welke voorwaarden daarbij golden. De Meitinker stond niet alleen stil bij wat niet ging, maar ook bij wat wél mogelijk was en wat de aanvrager wél kon en mogelijk nog meer kon. Wat viel tegen? Vaak waren de aanvragers teleurgesteld over wat ze kregen, en over de bijdrage die ze moesten betalen. Hadden ze meer moeten zeuren of opspelen? De aanvragers vinden het dikwijls moeilijk om hulp te vragen aan familie, vrienden, kennissen en buren. Ze gaven aan dat de kosten flink konden oplopen als alle uitgaven bij elkaar werden opgeteld. Ze vertelden dat het moeilijk was om er precies achter te komen wat tegen welke prijs mogelijk was, wie ze daarvoor moesten benaderen, en wie hen bij het aanvragen kon helpen. Verschillende gemeenten hanteerden verschillende regels, en bijvoorbeeld keuringsresultaten vervielen wanneer verhuisd werd naar een andere gemeente. Welke tips geven de zorgvragers? Hun eigen woorden: Kijk naar de bruikbaarheid van verstrekte hulpmiddelen. Moet de rollator inklapbaar zijn? Past deze in de auto? Is hij niet te zwaar? Stuur na enige tijd iemand langs om te kijken of we het wel redden. Een voorziening kan bijdragen aan passief ‘meedoen’, maar ook aan het zelf uitvoeren van vrijwilligerswerk. Met een taxipasje kan ik naar een centrum toekomen om daar met bewoners te dammen, of om computerles te geven. Zo draag ik bij én voel ik me nuttig. Maak het gemakkelijker om tweedehands hulpmiddelen te vinden of aan te schaffen. Geef informatie over wat goede tweedehands hulpmiddelen zijn, voor welke situatie. Kijk goed naar ouderen en gehandicapten, in hoeverre kúnnen ze meedoen en welke steun hebben ze daar bij nodig? Neem alle aanvragers serieus, geef mondigen geen ‘brutaal’ gevoel en kom bescheiden mensen tegemoet. Vooral ouderen hebben het niet geleerd om te vragen. Wees tijdens een keukentafelgesprek altijd soepel en vermijd vooroordelen. Geef wat rek aan regels, lettend op iedere specifieke situatie. We moeten niet terug naar de jaren vijftig, toen de buurvrouw bij je kwam bakeren. De samenleving is niet meer zo gemoedelijk en behulpzaam als toen.
3
Ziekenhuis, huisarts, fysiotherapeut, trombosedienst, enzovoort: geef actief aan waar welke hulp aan te vragen is, op welke manier, tegen welke voorwaarden, en wie daar bij kan helpen. Geef meer en sneller informatie: waar hebben we wel en niet recht op? Wat moeten we wel of niet betalen, en hoeveel? Niet een wet maar een sfeer zorgt ervoor dat we meer voor elkaar (gaan) zorgen. Help mensen écht passend om hen mee te kunnen laten doen naar vermogen. Let speciaal op isolement en eenzaamheid wanneer een aanvraag wordt afgewezen. Maak initiatieven als ‘vrijwillige klussendienst’ goed bekend in huis-aan-huisbladen, dorpskrantjes, posters in supermarkten en op lokale radio en televisie.
4
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doel van het onderzoek 1.3 Vraagstelling 1.4 Onderzoeksmethode 1.5 Verantwoording 1.6 Leeswijzer
06 06 06 06 06 06 06
2. Zelf- en samenredzame burgers 2.1 Breng de vragende burger en de mogelijkheden in beeld 2.2 Vind de wérkelijke vraag 2.3 Maak het niet moeilijker dan het is, en houd het laagdrempelig 2.4 Faciliteer alternatieven en maak daar gebruik van 2.5 Zet uitkeringsgerechtigden in vanuit de Participatiewet 2.6 Werk methodisch en evalueer
07 07 07 08 08 08 08
3. Cijfers 3.1 Friese bevolking 3.2 Voorzieningengebruik 3.3 Wie zijn de gebruikers? 3.4 Informele- en mantelzorg
10 10 11 11 12
4. Burgers aan het woord 4.1 Jan (68) en Ida (68) van Veen 4.2 Johan Kroos (65) 4.3 Sytze Visser (65) 4.4 Henny Vrieswijk (50) 4.5 Trynke Monsma (79)
14 14 16 17 18 21
5. Conclusies en aanbevelingen 5.1 Aangesproken als zelfredzame burger 5.2 Meedenken over oplossingen 5.3 De nieuwe werkwijze: tips
23 23 23 24
Bijlage: Introductie en gespreksitems
25
5
1. Inleiding 1.1 Aanleiding ‘Zoveel mogelijk burgers doen mee aan de samenleving’, dat is het streven van de overheid. Zij doen dit zoveel mogelijk op eigen kracht of met steun van hun omgeving. Lukt dit niet, dan biedt de overheid passende ondersteuning. Gemeenten staan voor de taak om meer te doen met minder geld. De oplossing ligt in anders doen, voortbordurend op de Kantelings- of Transformatiegedachte: niet het aanbod staat centraal, maar de wens, vraag of behoefte van de burger. Dit vraagt om een andere werkwijze (transformatie) van professionals, maar ook om een andere houding van zorgvragende burgers. Maar wat is die vraag, wens of behoefte? Stichting Mienskipssoarch en Bureau Van Toepassing brachten in 2012 de zorgconsumptie van een groot aantal cliënten in beeld. Van ruim honderd vraaggesprekken werden naast het beantwoorden van de gestandaardiseerde vragenlijst aanvullende aantekeningen gemaakt over wensen, vragen en behoeften. Deze aantekeningen zijn in 2013 nader geanalyseerd. Dit leverde aanbevelingen op over hoe burgers het beste kunnen worden aangesproken op hun zelf- en samenredzaamheid, en over welke competenties professionele ondersteuners zouden moeten beschikken (hoofdstuk 2). Tevens werd geadviseerd om in beeld te brengen hoe cliënten het ervaren om als burger aangesproken te worden, waarbij niet het consumeren van zorg voorop staat maar het meedoen naar vermogen. 1.2 Doel van het onderzoek De provincie Fryslân gaf in 2014 de opdracht aan Partoer om een aantal van deze burgers in beeld te brengen. Dit, om enerzijds meer zicht te krijgen op hoe het voor burgers is om vanuit de nieuwe werkwijze ondersteund te worden. Anderzijds om tips te verzamelen over hoe deze nieuwe werkwijze verbeterd kan worden. 1.3 Vraagstelling Het onderzoek richt zich dan ook op de volgende vragen: Hoe is het voor zorgvragers om als zelfredzame burger aangesproken te worden? Hoe is het voor zorgvragers om mee te moeten of mogen denken over passende, liefst goedkopere oplossingen? Welke tips kunnen zorgvragers geven over deze nieuwe werkwijze? 1.4 Onderzoeksmethode Cijfers over bevolking, voorzieningengebruik en informele- en mantelzorg bieden inzicht in voorzieningengebruik, gebruikers en sociale netwerken. Vijf burgers zijn geïnterviewd over hoe het voor hen was om vanuit de nieuwe werkwijze benaderd te worden, en over de ondersteuning die ze kregen. Voorafgaand aan het onderzoek heeft overleg plaatsgevonden met Stichting Mienskipssoarch, omdat deze stichting al zeven jaar ondersteuning biedt vanuit de nieuwe werkwijze (aanvankelijk als pilot). De stichting wil graag weten hoe het nog beter kan. 1.5. Verantwoording De geïnterviewden hebben toestemming gegeven voor het opnemen van hun anonieme verhalen in deze rapportage. Het betreft slechts vijf burgers. De uitspraken kunnen daarom niet gegeneraliseerd worden, maar dragen bij aan de discussie over het thema. Dit sluit aan bij de één van de motto’s van de nieuwe Wmo: ‘Ieder verhaal is er één’. 1.6 Leeswijzer Hoofdstuk 2 schetst uit voorgaand onderzoek voortvloeiende aanbevelingen over ‘de nieuwe werkwijze’ voor zowel burgers als professionals. Hoofdstuk 3 brengt enkele cijfers in beeld over de Friese bevolkingssamenstelling en het gebruik van Wmo-voorzieningen. Hoofdstuk 4 geeft het woord aan vijf burgers. Hoofdstuk 5 formuleert conclusies en aanbevelingen. De interviewitems worden als bijlage 1 toegevoegd.
6
2. Zelf- en samenredzame burgers De overheid streeft ernaar dat zoveel mogelijk burgers meedoen aan de samenleving. Burgers werken voor hun eigen levensonderhoud en dat van hun gezin. Ze leven hun leven zo zelfstandig mogelijk, en ze dragen bij aan het welbevinden van de mensen in hun omgeving. Voor de meeste mensen, zo’n 80% van de bevolking, is dit normaal en haalbaar. Anderen hebben ondersteuning of activering nodig om mee te kunnen doen. Tijdelijk of structureel, gevraagd of ongevraagd, eenvoudig of complex. De overheid wil dat de ondersteuning ertoe leidt dat mensen zelf sterker worden, én dat zij meer een beroep kunnen doen op de kring van mensen om hen heen: hun sociale netwerk. De overheid heeft drie taken overgeheveld naar gemeenten, omdat gemeenten dicht bij de uitvoering staan en de ondersteuning daardoor beter kunnen afstemmen op de vragen, wensen en behoeften die spelen onder de burgers. Het gaat om overheveling van AWBZ-taken naar de Wmo, jeugdzorg en de Participatiewet. Deze overheveling gaat gepaard met een korting op het budget. Gemeenten staan daarmee voor de taak om meer te doen met minder geld. De oplossing ligt niet zozeer in minder doen, maar vooral in anders doen, voortbordurend op de Kantelingsgedachte: niet het aanbod staat centraal, maar het bieden van maatwerk, passend bij de wens, vraag of behoefte van de burger. Maar… wat is die vraag, wens of behoefte? Stichting Mienskipssoarch en Bureau Van Toepassing brachten in 2012 de zorgconsumptie van 245 cliënten in beeld, door hen vragen te stellen over onder andere hun indicatie en zorggebruik. Dit resulteerde in de rapportage ‘Het gebruik van AWBZ-begeleiding en aanknopingspunten voor de ontwikkeling van een passend aanbod’. Van 137 vraaggesprekken werden extra aantekeningen gemaakt over wensen, vragen en behoeften. Deze zijn in 2013 nader geanalyseerd door Partoer en Stichting Mienskipssoarch. Dit onderzoek resulteerde in twee rapportages: De uitgebreide publicatie ‘Wat betekent begeleiding voor mij? Huidig aanbod AWBZ, wensen en behoeften van cliënten, mogelijke alternatieven voor gemeenten’. En de samenvatting ‘Het kan ook anders! Transitie begeleiding AWBZ: vragen en dilemma’s, antwoorden en mogelijkheden’. Het onderzoek bracht in beeld dat er winst te halen is: het kan namelijk anders, goedkoper, de eigen kracht kan meer worden aangesproken, het netwerk kan beter worden benut en professionals kunnen beter worden toegerust in het zoeken en vinden van oplossingen. Het onderzoek formuleerde een aantal aanbevelingen: hoe kunnen burgers het beste worden aangesproken op hun zelf- en samenredzaamheid? En over welke competenties zouden professionele ondersteuners moeten beschikken? De aanbevelingen luidden: 1. Breng de vragende burger en de mogelijkheden in beeld Hoe ziet de sociale omgeving van de burger er uit die om ondersteuning vraagt? Welk aanbod is tegen welke prijs en leveringsvoorwaarden beschikbaar? Met andere woorden, hoe ziet de sociale kaart er uit, welk professioneel en vrijwillig aanbod is er, en welke verbindingen kunnen worden gemaakt? Kan een breder netwerk worden benaderd, informeel (buren, vrienden) of formeel (kerk, respijtzorg, maatjesproject of vrijwilligersorganisatie)? 2. Vind de wérkelijke vraag Belangrijk is het om achter de gestelde vraag de wérkelijke vraag te ontdekken, los van bestaande en bekende voorzieningen. De gestelde vraag vloeit vaak voort uit de bekendheid met voorzieningen, zoals ‘mijn buurvrouw krijgt die hulp ook’. Ook professionals De nieuwe werkwijze hebben jarenlang ondersteuning geboden door een bekend scala aan (transformatie) vraagt voorzieningen ter sprake te brengen. De nieuwe werkwijze (transfordus van beide partijen matie) vraagt dus van beide partijen een ‘kanteling’. Welke alternatieeen ‘kanteling’. ven zijn er in het eigen netwerk van de burger, de buurt, het dorp of de wijk? Is er een enthousiaste vrijwilliger beschikbaar voor vervoer, of vinden er al groepsactiviteiten plaats in het buurthuis, zoals een sjoel- of kaartmiddag? Wat kunnen steun vragende burgers wél, en waar lopen ze warm voor? Steun vragen bij het één hoeft steun geven bij het ander niet uit te sluiten. 7
Bij vraagverheldering gaat het om de volgende vragen, los van mogelijke oplossingen: Hoe gaat het met u? Wat gaat goed, en waar kunt u steun bij gebruiken? Waar dacht u zelf aan? Wat hebt u al geprobeerd, en hoe ging dat? Waar bent u goed in? Waar ligt u wakker van? Waar ligt u het méést wakker van, en welke zaken hebben met elkaar te maken? Wat zou u zélf willen doen voor anderen? 3. Maak het niet moeilijker dan het is, en houd het laagdrempelig Cliënten hebben niet altijd behoefte aan professionele zorg. In veel gevallen gaat het om een luisterend oor, aandacht, iemand die er voor hen is. Is er bijvoorbeeld een maatjesproject met vrijwilligers, op wie steun vragende burgers kunnen rekenen op momenten dat het leven tegenvalt of moeilijk is? Zijn er enthousiaste buurtgenoten die tijd hebben en hand- en spandiensten willen verrichten? 4. Faciliteer alternatieven en maak daar gebruik van Het is belangrijk voor gemeenten om kennis te hebben van de informele sociale kaart, en deze actief te ondersteunen. Welke initiatieven en activiteiHet gaat immers niet alleen om ten zijn er al in de wijken en buurten, die bijdragen aan burgers die steun vragen, maar ook de autonomie van burgers? Bijvoorbeeld: om burgers die graag iets voor Zijn er reguliere knutselmiddagen voor kinderen anderen willen doen. in het buurthuis, waar kinderen met een beperking ook aan deel kunnen nemen? Is er een inloopspreekuur voor administratie, of is het een idee om dit op te zetten? Is er een gepensioneerde boekhouder die graag iets voor anderen wil doen? Zijn er inwoners zonder auto maar met rijbewijs, die anderen, die wel een auto hebben maar niet meer kunnen of durven rijden, naar bijvoorbeeld het ziekenhuis of een activiteit willen brengen? Betrek burgers bij (plannen voor) het leefbaarder maken van de gemeente, waardoor aanbod ontwikkeld en geborgd wordt. Laagdrempelig door vrijwilligers, met professionele steun op afstand. Het gaat immers niet alleen om burgers die steun vragen, maar ook om burgers die graag iets voor anderen willen doen. 5. Zet uitkeringsgerechtigden in vanuit de Participatiewet Stichting Mienskipssoarch ontwikkelde het concept van Freonskippers: langdurig werkloze uitkeringsgerechtigden die graag iets voor anderen wilden doen. Een aantal Freonskippers ondersteunt nu talloze burgers, en ontvangt daarvoor het minimumloon. Het gaat om administratie, oppassen op zieken, vervangen van mantelzorg, huishoudelijke klussen of het ondersteunen van eenzame ouderen. 6. Werk methodisch en evalueer Het is noodzakelijk om begeleiding doelmatig toe te kennen, om onnodige kosten te voorkomen. Wat is het doel van de begeleiding, wat houdt deze in, wat zijn de voorwaarden en middelen? Als deze duidelijk zijn vastgelegd, kunnen ze gedegen worden geëvalueerd en waar nodig worden bijgesteld. Begin maart 2015 noemde Alexandra Sweers de volgende, grotendeels met de bovenbeschreven aanbevelingen overeenkomende tips in haar artikel ‘Hoe voer je een keukentafelgesprek?’ (Zorg en Welzijn, 5 maart 2015). Betrek alle leefgebieden in het gesprek, om een zo compleet mogelijk beeld van de zorgvrager te krijgen: wonen, financiën, sociale contacten, lichamelijke en psychische gezondheid, werk en activiteit, zingeving. Laat de zorgvrager vertellen over wat de huidige begeleiding voor hem of haar betekent en wat er zou gebeuren als deze weg zou vallen. Breng eventuele bij de zorgvrager gevoelde spanning of weerstand ter sprake: “Ik heb het idee dat dit gesprek u zenuwachtig maakt, klopt dat, en hoe komt dat?”
8
Houd er rekening mee dat er mensen zijn die hun problemen aandikken om hulp te krijgen, én dat er mensen zijn die hun situatie bagatelliseren, vaak om nog zoveel mogelijk regie te ervaren. Deze laatste groep loopt het gevaar ten onrechte te weinig steun te krijgen. Mantelzorgers kunnen de hulpvraag verduidelijken, betrek hen bij het gesprek. Hoe gemotiveerd is de hulpvrager? Vraagt hij of zij zelf om hulp, of hebben (bezorgde, overbelaste, verhinderde) mantelzorgers om hulp laten vragen? Foto’s in huis brengen vaak in beeld wie belangrijk zijn voor de hulpvrager. Kunnen deze personen als steunend netwerk worden ingezet? Zorg als professional voor voldoende kennis over verschillende problematieken: op verstandelijk, lichamelijk, psychisch en sociaal gebied. Focus op de kernvraag: “Hoe zou u willen dat uw dagelijkse leven er uit ziet, ondanks de beperkingen?" Luister goed naar de ideeën die de hulpvrager zélf heeft, denk out-of-the-box, wees duidelijk over wat wel en niet kan, en neem bij een ‘afwijzing’ na een tijdje contact op om te kijken hoe het met de aanvrager gaat, en om het gesprek te vervolgen. Het gaat om een geheel nieuwe werkwijze. Een transformatie. Voer in het begin de gesprekken met een collega, om van elkaar te leren en elkaar scherp te maken en houden.
9
3. Cijfers Burgers, die hun gemeente benaderen voor ondersteuning, worden niet langer als cliënten benaderd. Professionals gaan niet meer (in de eerste plaats) uit van een reeks voorzieningen. In plaats daarvan wordt tijdens een keukentafelgesprek verkend wat de werkelijke vraag, wens of behoefte is, wat de burger zelf kan of kan betalen, wat er in zijn of haar sociale omgeving kan worden aangesproken, en wat er voor passende oplossingen beschikbaar zijn in de wijk of het dorp: een reguliere voorziening, een passende vrijwilliger, en overige geschikte mogelijkheden. Pas als deze niet toereikend zijn worden oplossingen geboden in maatwerkvoorzieningen als hulp bij huishouden, dagopvang, een woningaanpassing, enzovoort. In 2014 deden Partoer en KWIZ in een aantal Friese gemeenten1 onderzoek naar het gebruik van zorgvoorzieningen. Het betrof voorzieningen die onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten zouden gaan vallen: Wmo Hulp bij Huishouden Wmo Woningaanpassing en Hulpmiddelen Wmo Vervoer AWBZ-functies (Begeleiding Individueel/Groep, Kortdurend Verblijf 18+) AWBZ ZZP’s (VV 1 t/m 4, VG 1 t/m 4, GGZ B/C 1 t/m 3 18+) Het onderzoek bracht in beeld dat deze voorzieningen vooral werden gebruikt door: inwoners van 65 jaar of ouder vrouwen alleenstaanden Hoe staat het in Fryslân met het aantal 65+’ers, vrouwen en alleenstaanden? In welke mate wordt gebruik gemaakt van de genoemde zorgvoorzieningen? En hoe zit het met mantelzorg en informele hulp? Om een beeld te schetsen van de gebruikers worden enkele cijfers over de bevolkingssamenstelling gegeven. Daarna volgen cijfers over het gebruik van de genoemde voorzieningen en over informele hulp en mantelzorg. 3.1 Friese bevolking Fryslân telde 646.317 inwoners op 1 januari 2014. Van deze totale bevolking waren 122.445 (18,9%) burgers 65 jaar en ouder. De overige 523.872 vielen in de leeftijdsgroep 0 t/m 64 jarigen. De volgende figuur brengt deze verdeling in beeld. Figuur 3.1: Friese bevolking 65+ in aantallen (2014) Friese bevolking 65+
122.445
Friese bevolking 0 t/m 64 Bron: CBS, Monitor Fryslân
523.872
Mannen en vrouwen zijn evenredig verdeeld binnen de gehele Friese bevolking. Op latere leeftijd ontstaan verschillen: er zijn meer oudere vrouwen dan oudere mannen. Daarom wordt in de volgende figuren het geslacht gegeven van de Friese 65+’ers. Vrouwen maakten het grootste deel uit van deze groep 65+’ers: 66.431 (10,3%) vrouwen waren 65 jaar of ouder, 56.014 (8,7%) mannen.2 Figuur 3.2: Friese bevolking, mannen en vrouwen 65+ in aantallen (2014) Vrouwen 65+ Mannen 65+
66.431 56.014
Friese bevolking 0 t/m 64
523.872
Bron: CBS, Monitor Fryslân
1 2
Vier kleinere plattelandsgemeenten en een dichter bevolkte stedelijke gemeente. Vanwege afrondingen wijkt het percentage-totaal enigszins af van de som der delen.
10
Bekend is dat de zorgvraag toeneemt met het stijgen van de leeftijd. Hoe verhoudt de groep 75+’ers zich tot de totale Friese bevolking? Van de totale bevolking waren 51.743 (8,0%) inwoners 75 jaar of ouder: 30.979 (4,8%) vrouwen en 20.764 (3,3%) mannen. Figuur 3.2 brengt deze gegevens in beeld. Figuur 3.3: Friese bevolking, mannen en vrouwen 75+ in aantallen (2014) Vrouwen 75+ Mannen 75+
30.979 20.764
Friese bevolking 0 t/m 74 Bron: CBS, Monitor Fryslân
594.574
Hoe is de verdeling naar huishoudtypen in Fryslân? Het CBS definieert vier huishoudtypen: alleenstaanden, meerpersoonshuishoudens met en zonder kinderen en eenoudergezinnen. De huishoudtypen waren in Fryslân in 2014 als volgt verdeeld: Figuur 3.4: Huishoudtypen Fryslân in percentages (2014) 6,3%
34,6%
27,6%
Alleenstaand Meerpersoons zonder kinderen Meerpersoons met kinderen Eenoudergezin
31,5% Bron: CBS, Monitor Fryslân
De figuur laat zien dat 34,6% van alle Friese huishoudens alleenstaanden betreft. Een derde (31,5%) van de huishoudtypen wordt door meerpersoonshuishoudens zonder kinderen gevormd. Eenderde (33,9%) betreft eenoudergezinnen (6,3%) en meerpersoonshuishoudens met kinderen (27,6%). 3.2 Voorzieningengebruik Het onderzoek dat Partoer/KWIZ uitvoerden bracht in beeld dat 4,5% van alle huishoudens, waarvan het oudste lid 18 jaar of ouder was, gebruik maakte van een zorgvoorziening. Het meest werd aanspraak gemaakt op de Wmo-functies Vervoer (8,3%) en Hulp bij Huishouden. De onderstaande tabel geeft het aandeel van alle huishoudens weer dat gebruik maakte van één van de genoemde zorgvoorzieningen. Tabel 3.1 Gebruikers voorzieningen op huishoudniveau in percentages (2013) Zorgvoorziening
Percentage van alle huishoudens
Wmo Hulp bij Huishouden
7,1%
Wmo Woningaanpassingen en Hulpmiddelen
1,1%
Wmo Vervoer
8,3%
AWBZ-functies (Begeleiding Individueel/Groep, Kortdurend Verblijf 18+)
4,7%
AWBZ-ZZP (VV 1 t/m 4, VG 1 t/m 4, GGZ B/C 1 t/m 3 18+) Bron: Partoer/KWIZ
1,3%
3.3 Wie zijn de gebruikers? De zorgvoorzieningen werden vooral gebruikt door inwoners van 65 jaar of ouder, vrouwen en/of alleenstaanden. De onderstaande tabel brengt de kenmerken van de gebruikers in beeld op persoonsniveau (leeftijd en geslacht) en huishoudniveau (huishoudsamenstelling).
11
Tabel 3.2 Kenmerken gebruikers zorgvoorzieningen (2013) Wmo Hulp bij Wmo Woningaanpassingen Huishouden en Hulpmiddelen 65+ Alleenstaand Vrouw
Wmo Vervoer
AWBZ functie
AWBZ ZZP
78,8%
63,9%
70,4%
25,9%
80,9%
73,1%
44,3%
60,0%
56,0%
83,0%
74,1%3
62,7%
65,5%
48,0%
69,6%
Bron: Partoer/Kwiz
Wat laat de tabel zien? Enkele voorbeelden, gerelateerd aan de eerder geschetste figuren 3.1 t/m 3.4. 78,8% van alle gebruikers van Wmo Hulp bij Huishouden is 65 jaar of ouder, terwijl figuur 3.4 schetst dat deze leeftijdsgroep 18,9% van de Friese bevolking vormt. 73,1% van alle cliënten die een Woningaanpassing of Hulpmiddel hebben ontvangen in het kader van de Wmo is alleenstaand, terwijl alleenstaanden 34,6% van de bevolking vormen. 70,4% van alle gebruikers van Wmo Vervoer is 65 jaar of ouder, terwijl 65+’ers 18,9% van de Friese bevolking vormen. 65,5% van alle gebruikers van Wmo Vervoer is vrouw. Figuur 3.4 brengt in beeld dat 10,3% van de totale Friese bevolking vrouw is, ouder dan 65 jaar. Het gebruik van AWBZ-functies is evenrediger verdeeld over de leeftijdsgroepen, huishoudtypen en beide geslachten. 3.4 Informele- en mantelzorg In de nieuwe werkwijze wordt tijdens keukentafelgesprekken verkend wat de werkelijke vraag, wens of behoefte is, dus ‘de vraag achter de vraag’. Ook wordt gekeken naar wat aanvragers zelf kunnen, of zelf kunnen betalen. Daarnaast wordt gekeken naar de mogelijke inzet van mantelzorgers: gezins- of familieleden, buren, vrienden of vrijwilligers. Partoer bracht in maart 2014 een Startfoto uit: ‘Vrijwillige inzet in de zorg’. In september 2014 deed het Fries burgerpanel uitspraken over veranderingen in de langdurige zorg. In februari verscheen Partoers publicatie ‘Vrijwilligerswerk en informele zorg binnen de transities’. Wat zeggen deze publicaties over informele- en mantelzorg? Enkele
cijfers uit ‘Vrijwilligerswerk en informele zorg binnen de transities’: 125.000 Friezen (18+) verlenen mantelzorg. 42.000 Friezen (18+) geven zowel intensieve als langdurige hulp. Ongeveer 11.000 Friezen (12-15) groeien op met ziekte en zorg in de thuissituatie. Ruim 17.000 Friese mantelzorgers voelen zich overbelast. 310.000 Friezen (15+) verrichten vrijwilligerswerk, 58% van de Friese bevolking, tegenover 50% van de Nederlandse bevolking.
Gegevens uit de Startfoto ‘Vrijwillige inzet in de zorg’: De meerderheid (69%) van alle vrijwilligers in de zorg is vrouw. 46% van de vrijwilligers in de zorg is 65+. 96% van de zorgvrijwilligers helpt mee met recreatieve activiteiten. 88% van hen bezoekt bewoners. 82% van hen gaat mee met uitstapjes. 71% van hen helpt mee bij dagverzorging. 80% voert op vaste tijdstippen vaste taken uit. 76% doet een vast aantal uren in de week vrijwilligerswerk. 77% van de vrijwilligers geeft collectieve ondersteuning. 53% geeft individuele ondersteuning. Ruim 50% van de coördinatoren denkt dat ‘hun’ vrijwilligers in de toekomst meer en/of andere taken krijgen, 20% denkt dat de taken gelijk blijven. Per 100 cliënten zijn gemiddeld 67 vrijwilligers actief. Vrijwilligers in de extramurale zorg hebben meer begeleiding nodig. 3
De voorziening Wmo Hulp bij Huishouden wordt bij meerpersoonshuishoudens zonder kinderen doorgaans aan de vrouw verstrekt.
12
Er is meer aandacht nodig voor het samenspel tussen cliënt of zorgontvanger, vrijwilliger, mantelzorger en zorgprofessional.
Het Fries burgerpanel over veranderingen in de langdurige zorg: 57% vindt het niet goed dat burgers in de toekomst meer voor zichzelf en elkaar moeten zorgen, 13% vindt het goed, 27% geeft aan: ‘Het zal wel moeten’. 82% vindt dat mensen zelf moeten kunnen kiezen of zij hun sociale netwerk inzetten als ze een hulpvraag hebben. 74% geeft aan het moeilijk te vinden om in de sociale omgeving om hulp te vragen. 63% vindt dat het netwerk een signaleringstaak heeft. 27% is van mening dat mensen meer dan nu een beroep op hun sociale omgeving kunnen doen als ze een hulpvraag hebben. 64% van de respondenten heeft het afgelopen jaar iemand in de sociale omgeving geholpen met een zorg- of hulpvraag. Meestal (41%) ging het om een niet inwonende (schoon)ouder. Het meest werd emotionele ondersteuning gegeven: 65%. In 48% van de hulp betrof het materiële ondersteuning. In 47% van de hulp betrof het sociale ondersteuning. In 43% van de hulp ging het om huishoudelijke hulp. In 36% van de hulp betrof het klusjes in en om huis. In 21% van de hulp ging het om het organiseren of coördineren van zorg. In 13% van de hulp betrof het persoonlijke verzorging. In 12% van de hulp ging het om begeleiding. Vrouwen (71%) helpen vaker iemand in hun omgeving dan mannen (29%). 55-65 jarigen bieden het vaakst hulp in hun omgeving, vooral (schoon)ouders. Mannen doen vaker klusjes in en om huis, vrouwen huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging en sociale en emotionele ondersteuning. Van alle respondenten geeft 52% aan dat er op vervoer bezuinigd kan worden, 51% op huishoudelijke hulp, 50 op hulpmiddelen en 35% op woningaanpassingen. 74% ziet de veranderingen in de langdurige zorg met zorgen tegemoet, 11% geeft aan: ‘Laat maar komen!’ In het volgende hoofdstuk komen enkele betrokkenen aan het woord. Zij brengen hun ervaringen met de nieuwe benadering van hun ondersteuningsvraag naar voren in een persoonlijk (gepseudonimiseerd) verhaal, gebaseerd op interviews die zijn afgenomen in november en december 2014. Jan (68) en Ida (68) van Veen deden een beroep op Wmo Woningaanpassingen en Hulpmiddelen. Johan Kroos (65) vroeg Wmo Vervoer aan, net als Sytze Visser (65). Henny Vrieswijk (50) beschikte al over hulpmiddelen en deed nu een aanvraag over Wmo Woningaanpassingen Wmo Vervoer. Trynke Monsma (79) deed een beroep op Wmo Hulp bij Huishouden.
13
4. Burgers aan het woord 4.1 Jan (68) en Ida (68) van Veen Jan en Ida van Veen wonen aan het water in een dorp in Noord-Fryslân. Ze zijn na hun pensionering naar Fryslân verhuisd, onder andere vanwege hun liefde voor varen. Tot hun pensionering waren beiden redelijk tot goed gezond. Ze hebben altijd hard gewerkt. Ida aanvankelijk als bejaardenverzorgster en daarna als assistente op een consultatiebureau. Jan werkte zijn hele werkzame leven in de industriële meet- en regeltechniek. Bij hun verhuizing letten ze goed op de faciliteiten in het dorp, het openbaar vervoer en daarmee de mogelijkheid om tot hun tachtigste in het huis te kunnen blijven wonen. Ze hebben maandenlang hun huis verbouwd, om er goed en langer in te kunnen wonen. In hun buurt is veel sociale controle. Dat vinden ze fijn. Iedereen houdt op een positieve manier een oogje in het zeil. Toen ze net een jaar in Fryslân woonden werd Jan ernstig ziek. Hij kreeg een longembolie en een bacterie in zijn bloed. Hij heeft lang in het ziekenhuis gelegen en volgde daarna een lang revalidatietraject. Pas na vijf maanden kon hij weer naar huis, maar hij is nog steeds aan het opbouwen. Hij gaat minstens tweemaal per week naar een training bij een fysiotherapeut om zijn conditie te verbeteren en op peil te houden. Jan heeft last van een zeer beperkte longinhoud door COPD4. Ook zijn spraak is aangetast. Naast dat hij niet ver kan lopen vanwege zijn beschadigde longen, heeft hij trombose in zijn benen gehad, die de aderen permanent beschadigd heeft. Ida kreeg, toen Jan in het ziekenhuis lag, een nieuwe heup. Ze hebben na haar operatie samen in hetzelfde revalidatiecentrum gelegen. Omdat Ida zelf nog aan het herstellen was toen Jan thuis kwam, was er vooral in die beginperiode extra hulp nodig. Jan: “Ik zeg wel eens: ik heb een emmertje energie en dat is op een gegeven moment leeg. Ik moet leren dat te doseren. Het is ook sterk afhankelijk van de weersomstandigheden. Ik heb heel veel steun aan de longarts en longassistentes. Via hen ben ik begin dit jaar drie maanden op intensieve longrevalidatie geweest. Ik ben wat eigenwijs. Ik meet mijn eigen zuurstofsaturatie of zuurstofverzadiging. Dat kan ik goed zelf doen. Ik zorg ervoor dat het niet onder de 90% komt, want dan kunnen andere organen beschadigd raken. Ik houd de stand van zaken van mijn longen bij via www.mijncopdcoach.nl. Als er iets aan de hand is dan krijg ik meteen een reactie en tips voor wat ik kan doen. Dat gaat via het ziekenhuis. Ook het bloedprikken en doseren van medicijnen heb ik geleerd via de trombosedienst, op een cursus, dus dat kan ik ook zelf. Het ziekenhuis is een enorme steun voor ons.” Ida vult aan dat Jan niet zoveel meer kan qua conNu heeft hij opeens hulp nodig, en het ditie, en dat dit lastig voor hem is. Hij heeft altijd is heel moeilijk voor hem om die te alles zelf gedaan. Nu heeft hij opeens hulp nodig, vragen. Het is wél een voordeel voor en het is heel moeilijk voor hem om die te vragen. hen dat hij veel met de computer kan. Het is wél een voordeel voor hen dat hij veel met Als er iets is kan hij zelf hulp zoeken. de computer kan. Als er iets is kan hij zelf hulp zoeken. Jan: “Ik pak alles aan waarvan ik denk dat het kan helpen om wat beter te worden. Er zit nog steeds een stijgende lijn in. Daarom doe ik er ook alles aan.” Ida: “Vanuit het revalidatiecentrum kwam ik thuis. Ik kon daar nog maar een paar stappen lopen. De mensen van het revalidatiecentrum hebben mensen in dit dorp ingeschakeld. Er stond een bed in de woonkamer toen ik thuis kwam. Dat was het grootste probleem. We wilden graag samen boven blijven slapen. Dat was één van de vragen waar we hulp bij nodig hadden. Het andere was dat ik graag naar buiten wilde en daar vervoer voor wilde regelen. Er kwam hier iemand van Mienskipssoarch. Een heel aardige vrouw. Ze was er ook heel snel. Over de behandeling ben ik heel tevreden. Maar het is mij wel erg tegen gevallen wat wij gekregen hebben. Mijn man kwam zo ziek thuis, en het enige wat geregeld werd, en waar we ook nog dik voor moesten betalen, was een scootmobiel en een rolstoel. Die scootmobiel was snel geregeld. We hebben daarnaast zelf ook nog een kleinere scootmobiel gekocht, omdat het te zwaar voor ons samen was om die verstrekte scootmobiel uit
4
COPD: Chronic Obstructive Pulmonary Disease, een chronische longziekte in de vorm van longemfyseem of chronische bronchitis. De longen zijn door de chronische ontstekingen blijvend aangetast, de longinhoud aanzienlijk verminderd. Daardoor zijn de patiënten erg moe, en worden ze ernstig belemmerd in al hun activiteiten.
14
elkaar te halen en in de auto te doen. Eigenlijk hadden we dus een grotere auto nodig, maar daar hebben we het geld niet voor. Om boven te kunnen slapen was een traplift nodig.” Jan: “Traplopen is voor mij het zwaarste wat er is. Ik doe het wel eens, omdat de fysiotherapeute zegt dat het goed is, maar dan lig ik boven wel een kwartier lang te hijgen. We kwamen niet in aanmerking voor vergoeding van de traplift. Die hebben we dus zelf moeten kopen. Dat was omdat er beneden nog een kamertje is, waar ook een slaapkamer van gemaakt kon worden, vonden ze. Maar dat kamertje is in gebruik, er staat een eettafel, plus de computer. Op den duur gaan we die vast wel gebruiken als slaapkamer, maar nu was dat nog niet de bedoeling. Vroeger werd er met die trapliften gegooid, bij wijze van spreken. Ik snap wel dat er overal bezuinigd moet worden, maar het is wel heel vervelend voor ons. De medeIk had meer van de hulp verwacht, en van de werker van Mienskipssoarch heeft haar best hulpmiddelen die we konden krijgen. Je krijgt gedaan om ons te helpen een gebruikte, tweedan te horen dat de regels veranderd zijn. dehands traplift te vinden. Anders hadden wij Maar je ziet ook dat andere mensen het wel geen traplift kunnen kopen. Maar ik had meer voor elkaar krijgen. Ik vraag me dan wel eens van de hulp verwacht, en van de hulpmiddelen die we konden krijgen. Je krijgt dan te horen af of we te vriendelijk zijn. dat de regels veranderd zijn. Maar je ziet ook dat andere mensen het wel voor elkaar krijgen. Ik vraag me dan wel eens af of we te vriendelijk zijn. Wij zijn geen mensen die er dan over gaan lopen zeuren.” Ida: “Ook het taxivervoer viel ons erg tegen. Het is wel toegekend, maar het is maar zo’n beperkt aantal kilometers dat we per jaar maar één keer één enkele reis naar onze zoon en de kleinkinderen in Bodegraven kunnen maken. Dan is het budget op. We hadden gehoopt dat we extra kilometers konden krijgen, maar dat kan blijkbaar niet. Er is niet gekeken naar hoe ver je moet reizen. Ik kan zelf ’s avonds niet meer rijden, omdat ik nachtblind ben. Als we naar Bodegraven gaan moeten we dus al vroeg in de middag weg. Mijn man kan nu zelf weer redelijk autorijden. Het taxivervoer vind ik echt minimaal.” Jan: “Ik heb wel een invalidenparkeerkaart, dat helpt wel, maar helaas kunnen we bijvoorbeeld bij het theater niet dichtbij parkeren. Daar zijn geen invalidenparkeerplaatsen. Als we dan gebruik zouden kunnen maken van taxivervoer, dan zouden we ook nog steeds van dat soort dingen kunnen genieten, omdat we voor de deur worden afgezet.” Ida heeft al snel nadat Jan thuis kwam, en toen zij dat zelf na haar Ik zorg eerst goed heupoperatie lichamelijk weer aan kon, taken van de wijkverpleging voor mijzelf, anders overgenomen, zoals wassen. “Het is fijn dat we in dit buurtje goed op kan ik ook niet voor elkaar letten, maar daar zijn wel grenzen aan, vind ik. Je laat je niet anderen zorgen. door de buurvrouw wassen. Gelukkig kon ik al snel dat soort dingen weer op me nemen, zo doen wij veel samen, mijn man en ik. Ik had wel verwacht dat er nog even iemand langsgekomen was om te vragen of we het samen wel redden.” Jan doet vrijwilligerswerk in een verzorgingshuis. Lang niet zoveel als hij van plan was, maar wel zo veel als hij kan. “Ik doe repair café, één of twee keer per maand. En ik dam iedere week met een bewoner. Ida kaart wel met hem. Hij leeft er echt naar toe dat ik weer kom dammen, want de andere bewoners willen dat niet, zegt hij. Ik heb ook geMijn man vindt het heerlijk dat hij probeerd die meneer meer dingen te laten doen, maar toch nog ergens nodig is. Dat vind ik hij is niet naar buiten te krijgen. Ik zorg eerst goed voor hartstikke knap van hem. Hij blijft mijzelf, anders kan ik ook niet voor anderen zorgen.” hier niet zitten, hij gaat op zoek naar Ida reageert: “Jan vindt het heerlijk dat hij toch nog erwaar hij iets kan betekenen. Ondanks gens nodig is. Dat vind ik hartstikke knap van hem. Hij dat hij soms heel moeilijk praat gaat blijft hier niet zitten, hij gaat op zoek naar waar hij iets kan betekenen. Ondanks dat hij soms heel moeilijk hij er toch naar toe. praat gaat hij er toch naar toe. Het enige waar hij soms nog moeite mee heeft is achter zijn rollator lopen. Maar als we naar Heerenveen gaan dan doet hij dat toch. Die rollator hebben we zelf gekocht. We hadden er wel één gekregen, maar die is veel te moeilijk voor ons om in te klappen.” “We vinden het natuurlijk wel jammer dat we sommige dingen niet meer kunnen”, zegt Ida, “maar we kijken vooral naar wat we nog wél kunnen. We zijn nog samen en dat is hartstikke fijn. Als je alle financiële uitgaven bij elkaar optelt, schrik je wel hoor. Naast de traplift en de rollator, bijvoorbeeld, ook een elektrische fiets. Fietsen is voor mijn man heel goed, en we hebben een home15
trainer, maar in de buitenlucht is het natuurlijk veel beter. De oude elektrische fiets is er een keer mee opgehouden. Toen moest onze zoon ons op komen halen. Nu hebben we een tweedehands fiets aangeschaft die, naast trapondersteuning, ook alleen op de motor kan rijden. Maar dan ben je zomaar weer duizend euro kwijt. Dan gaat het hard met het spaarboekje. Door het verkopen van onze sloep hadden we weer wat extra geld. Gelukkig hoeft het nog niet, maar ik zou ook niet graag aan de kinderen willen vragen om bij te springen. Ik moet eerlijk zeggen dat wij niet gevraagd hebben of we voor iets anders in aanmerking konden komen, nadat we te horen hadden gekregen dat die traplift niet doorging en het taxivervoer maar een beperkt aantal kilometers inhield. Daar zijn we wat op afgeknapt. Ik kan dus ook niet de schuld geven aan Mienskipssoarch dat we zo weinig kregen. Misschien hadden we toch een tegemoetkoming voor die fiets kunnen krijgen. We zijn er gewoon van uit gegaan dat we niks meer zouden krijgen. We hebben altijd samen heel hard gewerkt en hebben altijd onze eigen broek opgehouden. Dan is vragen heel erg moeilijk. Het zou fijn zijn als we zelf zouden kunnen uitzoeken waar we recht op hebben. Mijn man heeft wel eens gezegd dat hij misschien een persoonsgebonden budget wilde. Dan heb je het zelf in de hand. We zijn nog genoeg bij om zelf dingen te kunnen regelen. Wat we nu hebben, dat hebben we ook allemaal zelf moeten aanvragen. Wat ook lastig is, is dat elke gemeente zijn eigen regels hanteert voor het toekennen van hulp. Dit dorp schijnt daar heel moeilijk in te zijn, dat zei de ergotherapeut ook. Dat voelt niet eerlijk. Op het moment dat we de aanvragen deden ben je gewoon zo gelukkig dat je man weer thuis is en dat het weer goed gaat, dat dat soort dingen je ook helemaal niet bezighouden. Naderhand krijg je pas die onvrede, dat gevoel dat ze best wat meer hadden kunnen helpen.” Jan: “Ik heb een tweede kans gekregen, en dat is ongelooflijk. Ik heb geknokt in de revalidatie, en nog, en dat heeft mij zover weer gebracht. Voor elke vooruitgang die er is, zijn we nog steeds ontzettend gelukkig.” 4.2 Johan Kroos (65) Johan Kroos woont in een vrij nieuw huis in een dorp onder de rook van Leeuwarden. Na een lange tijd van schulden vanwege problemen met de verkoop van zijn vorige huis, is hij nu schuldenvrij. Met hulp van zijn huidige vriendin heeft hij het huis modern en smaakvol ingericht. Johan heeft geen gemakkelijk leven gehad. Nadat hij zijn tweede vrouw tijdens haar ziekbed heeft verzorgd totdat zij overleed, heeft hij zelf ook gezondheidsproblemen gekregen. Hij kreeg contact met Mienskipssoarch vanwege een Wmo-vervoerregeling. “De medewerkster van Mienskipssoarch, die hier langskwam, was een fantastische vrouw. Ze legde alles heel duidelijk uit, en stelde ook goede vragen. En toen ging ze er ook vlot achter aan. Ik nam contact op met Mienskipssoarch omdat ik last heb van mijn rug. Die is gebroken geweest. Soms gaat het best goed, maar ik kan ook plotseling door mijn rug zakken. De pen die in mijn rug zit, verschuift dan opeens. Daar kan ik niks aan doen. Mijn huisarts nam me helaas niet serieus. Die zei dat het niet in mijn rug zat, maar dat mijn heupen het probleem waren. Nu heb ik een andere huisarts. Ik heb allemaal van die pechdingen. Eigenlijk was mijn leven vanaf mijn jeugd best lastig. Nu pas ga ik leven. Ik ben vorig jaar voor het eerst op vakantie geweest. En straks gaan we weer. Ik ben nu echt aan het genieten. Maar goed, het contact met Miensskipssoarch was om na te gaan of ik in aanmerking kwam voor een vervoersvoorziening. Ik heb wel een rijbewijs, maar door de schulden heb ik alles moeten verkopen. Een auto kopen zit er even niet in. Ik heb wel een fiets, maar zo ver kan ik ook weer niet fietsen. Ik fiets op mijn half-elektrische fiets wel naar Leeuwarden, maar daar doe ik wel een uur over, omdat ik steeds even af moet stappen om mijn rug te ontzien. De eerste keer dat ik Wmo-vervoer aanvoeg werd dat direct afgewezen. Ik weet niet waarom. Ik kreeg meteen een papier terug waarop stond dat het afgewezen was. Dat vertelde ik aan mijn vriendin. Zij kan heel goed praten. Ik sla snel dicht. Ze zeggen wel dat ik te zachtmoedig ben, ik zeg altijd maar ja en amen. Toen heeft mijn vriendin voor mij gebeld en werd er gezegd dat ze wel contact met me zouden opnemen. Mijn vriendin heeft vroeger ook veel moeilijkheden gehad en weet hoe alles draait. Zij weet ook wie je dan kunt bellen en zo. Haar broer weet financieel veel. Voor een straatje staatsloten heeft hij me drie jaar lang geholpen. Naar aanleiding van dat telefoontje dat mijn vriendin voor mij deed kwam de medewerkster van Mienskipssoarch langs. Ik weet niet meer precies wat ze allemaal gevraagd heeft, maar het contact was wel heel prettig, heel netjes. Ik weet wel dat ze niet gevraagd heeft naar wie er in mijn omgeving zouden kunnen helpen met vervoer. Ik heb hier ook eigenlijk niemand. Ik drink zo eens per 16
week een kopje koffie met de buurvrouw, en die help ik dan wel eens met de tuin, maar voor de rest heb ik in de buurt niet zoveel contacten. Het taxivervoer werd toegekend en toen had de medewerkster van Mienskipssoarch nog iets in een boek over extra kilometers, zodat je wat verder weg kon met de taxi. Dat moet ik nog even goed doorlezen. Het zou wel heel mooi zijn als ik daarvoor in aanmerking kom, want ik heb een zuster in Deventer wonen. Dan kan ik daar ook wat gemakkelijker naar toe. De mevrouw van Mienskipssoarch vroeg mij of ik ook mee wilde doen aan activiteiten. Ik zei dat ik dat liever niet deed. Ik kan eigenlijk niks, dus dat heeft voor mij geen zin. Ze gaf aan dat ik het toch wel kon proberen, maar dat lukt mij gewoon niet. Ja, vijf minuten en dan zit ik daar weer. Dat heb ik toen afgewezen. Maar ik vond het wel heel goed dat ze het aanbood. Voor veel mensen zal het ook vast Ze vroeg of ik ook mee wilde doen heel fijn zijn. Zeker voor eenzame mensen. Maar ik heb aan activiteiten. Ik zei dat ik dat genoeg contacten. Mijn vriendin komt twee of drie keer in liever niet deed. Maar ik vond het de week langs, ik kom ook wel eens bij haar moeder. Die wel heel goed dat ze het aanbood. vangt mij op als een kind. Mijn vriendin heeft mij ook Voor veel mensen zal het ook vast enorm geholpen toen ik zo in de schulden zat. Ik kon nog heel fijn zijn. Zeker voor eenzame geen brood kopen. Zij bood aan mij te helpen. Ik kreeg mensen. toen nog helemaal nergens hulp mee. Ik had wel hulp aangevraagd, maar alles werd afgewezen. Zij heeft de financiën helemaal overgenomen. Zij zorgde ervoor dat ik leefgeld kreeg, van mijn eigen geld dan, en zo ben ik uit de schulden gekomen. Ik was dus al schuldenvrij toen mijn huis uiteindelijk verkocht werd. Ik verwacht niet dat ik nog meer hulp nodig heb via Mienskipssoarch, behalve dan misschien die extra kilometers voor het taxivervoer. Het huis is al zo aangepast dat ik beneden kan slapen. Ik heb zelfs al een elektrisch bed beneden staan. Dat hadden we geregeld voor mijn vrouw, toen ze zo ziek was. Het bed was gratis af te halen, en we kregen er zelfs een gloednieuwe matras bij. Daar waren we toen heel blij mee. Als ik een slechte dag heb kan ik gewoon op dat bed gaan liggen. Ik heb veel geluk gehad dat mijn vriendin en haar broer mij konden helpen. Ook met het vinden van de juiste ingangen. Ik maak me wel zorgen over hoe het straks komt, als je steeds meer zelf moet doen. Vooral voor echt oudere of gehandicapte mensen. Ik vind het wel zorgelijk of zij straks nog wel de juiste hulp zullen krijgen.” 4.3 Sytze Visser (65) Sytze Visser woont met zijn vriendin in een dorp middenin het groen en tussen het water, vlakbij natuurgebied De Alde Feanen. Hij heeft eerder in de Randstad gewoond, waar zijn familie nog woont. Sytze heeft altijd in de sociale verzekeringsbranche gewerkt. Vanuit die achtergrond helpt hij nu anderen. Sytze is minder mobiel, hij kan niet zo ver lopen. “Ik heb een auto, maar dat is een ding van vijftien jaar oud. Je bent altijd bang dat hij er mee ophoudt. En dan heb je hoge kosten om hem weer aan het rijden te krijgen. Officieel kan ik geen gebruik maken van het openbaar vervoer. Nu heb ik laatst wel weer een keer in een trein gezeten. Maar goed, zoveel vervoersmogelijkheden heb je hier nu ook weer niet. En met de bus moet je toch ook altijd weer een stukje lopen, en dat gaat niet. In de Randstad kreeg ik moeiteloos een vervoersvoorziening via de Wmo. Toen ik verhuisd was heb ik een formulier ingevuld om in aanmerking te komen voor een taxipas. Hier ging meteen de deur dicht tijdens de aanvraag. In de Randstad kreeg ik moeiteloos een Ik had immers wel vervoer, was het vervoersvoorziening via de Wmo. Toen ik verhuisd antwoord. Ik kreeg het gevoel dat het vroeg ik om een taxipas. Hier ging meteen de deur maar brutaal van me was dat ik er om dicht tijdens de aanvraag. Ik had immers wel vervoer, had durven vragen. De mevrouw van was het antwoord. Ik kreeg het gevoel dat het maar Mienskipssoarch gaf me de indruk dat ik brutaal van me was dat ik er om had durven vragen. het allemaal wel had kunnen weten. Het is wel mijn vakgebied, maar het verschilt per gemeente en dat wist ik niet. Daarom vroeg ik het ook. Ik kreeg niet een goed gevoel van die mevrouw. Eigenlijk was het gesprek voorbij toen ik zei dat ik een auto had. Ik had tegen dat
17
besluit in beroep kunnen gaan, maar ik had niet het gevoel dat dat zinnig zou zijn. Dat zou alleen maar een hoop papier en denkwerk kosten. Daarom heb ik het maar achter me gelaten. In deze regio komt er altijd iemand langs als je een aanvraag doet in het kader van de Wmo. Ze gaan dan kijken of er in het huis nog iets anders moet gebeuren. In mijn geval denk ik dat ze ook wel een brief hadden kunnen sturen. Het was niet nodig geweest om langs te komen. De enige andere aanpassing die ik nog nodig heb is een trapleuning. Vroeger kreeg je die uit de voorzieningen, nu weet je dat je die niet meer krijgt. Ik probeer het dan ook niet, dan wordt het een gezeur en ik heb wel andere dingen te doen. Er wordt ook wel in kaart gebracht wie anders het vervoer zou kunnen verzorgen. Buren enzo. Daar heb ik helemaal geen zin in. Ik ken hier wel wat mensen, maar die werken overdag. En dan nog, dat is voor mij geen optie. In het verlengde van die vervoersvoorziening heb ik ook een gehandicaptenparkeerkaart. Die kaart heb ik al dertig jaar. Ik moet nu een nieuwe aanvragen en daarvoor moet ik een herkeuring ondergaan. In de Randstad had ik ook al een In de Randstad had ik ook al een paar keer een paar keer een herkeuring gehad, ook in verherkeuring gehad, ook in verband met de band met de Europese regels. Blijkbaar nemen Europese regels. Blijkbaar nemen ze hier geen ze hier geen genoegen met de resultaten van genoegen met de resultaten van die keuring en die keuring en moet het toch weer opnieuw. moet het toch weer opnieuw. Ze zouden daar Ze zouden daar kunnen informeren maar dat is kunnen informeren maar dat is voor hen niet voor hen niet voldoende. Heel maf vind ik dat. voldoende. Heel maf vind ik dat. De regels De regels verschillen dus per gemeente. Alleen al het recht op parkeren. In bijvoorbeeld Amverschillen dus per gemeente. sterdam mag je overal gratis parkeren, ook langs de dure grachten, als je inwoner van de Randstad bent en zo’n gehandicaptenparkeerkaart hebt. Hier is dat heel anders. Je moet eerst op zoek gaan naar een gehandicaptenparkeerplaats. Als je dan eentje gevonden hebt, dan staat er nadrukkelijk ook een betaalpaal bij. Dat is hier allemaal wat minder geregeld, vind ik. Vanuit mijn achtergrond in de sociale verzekeringen weet ik wel dat er veel wetten zijn en dat die strak zijn. Maar er moet toch ook enige rek in zitten? Gelukkig heb je die mogelijkheid ook, maar die wordt hier niet ingezet. Ik vind het kwalijk dat de regels per gemeente zo kunnen verschillen, want zo kun je niet weten waar je aan toe bent. Ik ben met pensioen en doe nu vrijwilligerswerk. Ik ben vrijwilliger bij een vereniging van uitkeringsgerechtigden. Ik zat eerst in het buurtWat dat vrijwilligerswerk betreft doe ik ‘mee servicepunt in een dorp verderop, in de binaar vermogen’, maar dat moet wel gefacibliotheek. Maar er kwam geen hond, dus toen liteerd worden... heb ik gezegd dat ik er eerst maar mee ophield. Ik heb er een streep onder gezet, het is tijdelijk gesloten. Ik doe ook ander vrijwilligerswerk, ik ga met mensen mee naar het UWV en de Sociale Dienst. Ik kijk dan met de mensen mee of het allemaal wat netjes loopt. Vanuit mijn achtergrond kan ik dat en ik vind het leuk om te zien hoe mijn oud-collega’s het doen. Ik geef ook excursies bij It Fryske Gea. Daar heb ik mijn auto bij nodig. Het is heel vervelend als er een boot vol mensen op je ligt te wachten en de auto houdt er op de heenreis mee op. Een taxi zelf betalen is gewoon veel te duur. Maar goed, ook dat argument mocht niet baten. Wat dat vrijwilligerswerk betreft doe ik dus ‘mee naar vermogen’, zoals dat nu ook wel gezegd wordt. Ik zet me in waar ik dat kan. De facilitering aan de andere kant, als je een vraag hebt en daar een oplossing voor wilt, die is er niet. 4.4 Henny Vrieswijk (50) Henny Vrieswijk woont in een watersportdorp, niet ver van Leeuwarden. Ze was tot twee jaar geleden een fitte vrouw, die genoot van haar werk in de thuiszorg en bij de posterijen, en vooral van haar gezin en de kleinkinderen. Plotseling liet haar gezondheid haar in de steek. Ze werd geopereerd aan haar schouder. Even daarna aan haar knie. Nu staan twee operaties voor carpaal tunnelsyndroom aan haar polsen op stapel en moet haar andere schouder waarschijnlijk ook geopereerd worden. Ook heeft ze te horen gekregen dat ze fibromyalgie heeft. Ze is door dit alles beperkt mobiel. Ze loopt binnenshuis met een kruk en buiten verplaatst ze zich in een rolstoel.
18
Haar hulpvraag concentreert zich op het vervoer van en naar het ziekenhuis en op aanpassingen in de woning. Over deze zaken heeft ze contact met Mienskipssoarch. “Ik was altijd aan het werk. Ik werkte bij de post en in de thuiszorg. Ik had nooit gedacht dat dit mij zou overkomen. Zeker niet nu ik nog maar vijftig ben. Wat ik heb hoort meer bij mensen van in de zeventig. Vorig jaar juni ben ik geopereerd aan mijn schouder. Er zijn een stuk bot en slijmvlies weggehaald. Na die operatie begon de pijn, die zat overal. Dat bleek fibromyalgie te zijn. In januari raakte ik in het ziekenhuis met mijn been. Na een week met pijn rondgelopen te hebben bleken er stolsels in mijn knieholte te zitten. Die zijn er via een operatie uitgehaald. Ik heb toen wel een dag of tien in het ziekenhuis gelegen. Eenmaal thuis kreeg ik geen thuiszorg omdat mijn man mij en het huis wel kon verzorgen, en anders de kinderen. Daar had ik al informatie over gekregen in het ziekenhuis: ik zou niet voor thuiszorg in aanmerking komen. Achteraf hoorde ik dat ik wel iemand Achteraf hoorde ik dat ik wel had kunnen krijgen voor het wassen, maar dat wist ik iemand had kunnen krijgen voor het toen nog niet. Ik vond het moeilijk dat ik daar helemaal wassen, maar dat wist ik toen nog geen informatie over kreeg. Ik kreeg drie keer in de week niet. Ik vond het moeilijk dat ik fysiotherapie en dat was het. Ik moest natuurlijk ook nog daar helemaal geen informatie over vaak naar het ziekenhuis. Pas in juni heb ik, door gekreeg. sprekken met mijn broer en de huisarts, contact opgenomen met Mienskipssoarch. Ik had geen idee hoe ik dat moest aanpakken. Bij Mienskipssoarch gaf ik aan dat ik geopereerd was en nu minder mobiel was. Ik vertelde dat ik vaak naar het ziekenhuis moest en graag informatie wilde over vervoer en andere dingen. Toen is hier iemand van Mienskipssoarch geweest om daarover te praten. Tijdens dat gesprek werd eerst gevraagd wie in de omgeving zouden kunnen helpen. Er werd gevraagd of mijn man werkte. Ja dus. Hij had Mijn buurman, die heeft wel een auto, maar die zelfs een nieuwe baan toen hij mij heen en wil ik daar niet voor vragen. Zulk goed contact weer reed naar het ziekenhuis, het eerste hebben we niet. Ze hebben wel gevraagd of buren half jaar. Dat was heel vervelend, maar ook zouden kunnen helpen met het vervoer. Maar gelukkig deed zijn nieuwe baas daar niet nee hoor, dat doe ik niet. moeilijk over. Daarna vroeg ze naar de kinderen. Ik heb wel kinderen, maar die zijn druk met hun eigen gezinnen en het werk. Ik vind het ook te belastend en bezwaarlijk om dat aan hen te vragen. Mijn kinderen komen wel veel langs, hoor. Mijn dochter helpt dan ook wel, met stofzuigen of de was. Mijn schoondochter komt straks en die doet de was voor mij in de droger. Ik vraag nu wel meer aan mijn kinderen. Je moet wel. Mijn buurman, die heeft wel een auto, maar die wil ik daar niet voor vragen. Zulk goed contact hebben we niet. Ze hebben wel gevraagd of buren ook zouden kunnen helpen met het vervoer. Maar nee hoor, dat doe ik niet. Dat wil ik ook niet. Dan ga je weer terug naar de jaren veertig, vijftig. Dan kwam de buurvrouw ook bij je bakeren. Die kant moeten we denk ik niet op willen. De samenleving is nu niet meer zo gemoedelijk en behulpzaam. Mensen zijn nu veel meer op zichzelf. Ik ken de buren wel, maar zo goed is dat contact niet en dat wil ik ook niet. Ik wil veel liever die zorgtaak bij mijzelf en binnen het gezin houden. Als ik helemaal alleen zou zijn dan zou ik het nog niet aan de buren vragen. Dan blijf ik wel thuis. Nou ja, dat heb ik dus wel met Mienskipssoarch besproken. Dat het geen optie is om buren te vragen om mee te gaan naar het ziekenhuis. De buren die ik heb zouden dat ook niet kunnen doen, daar zijn het de mensen niet voor. In het verleden heb ik ook slechte ervaringen met buren gehad. Dan hoeft het niet zo nodig meer. Kennissen vielen ook af, omdat die niet in de buurt wonen maar in Leeuwarden. Toen dat allemaal in kaart gebracht was werd besloten dat ik Wmo-vervoer kreeg, eerst voor een half jaar. Die medewerkster van Mienskipssoarch had me wel verzekerd dat ik dat waarschijnlijk volgend jaar ook nog krijg, want de vooruitzichten zijn niet zo positief. Eén van de andere dingen waar ik het met Mienskipssoarch over gehad heb is een traplift. De medewerkster heeft aangegeven dat ze die wel wilde aanvragen, maar dat we hem vast niet zouEen andere optie is het zelf aanschaffen van den krijgen. Zij zei dat de gemeente kijkt naar de een traplift, bijvoorbeeld tweedehands. Ik ruimte beneden. Er is een aparte ruimte die zou zou als het zover is wel graag hulp willen bij kunnen dienen als slaapkamer. Daarom zou ik er waar ik die kan vinden, en hoe ik weet wat waarschijnlijk niet voor in aanmerking komen. een goede traplift is. Mienskipssoarch zoekt dat nog wel voor ons uit, 19
voor de zekerheid. Voor de rest zijn er geen aanpassingen nodig, want het is al een vijfenvijftigplus woning. Zelfs het terras was al aangepast door de vorige bewoner. Dat heeft zo moeten zijn, lijkt het wel. Als we inderdaad geen traplift kunnen krijgen dan hebben we wel alvast besproken wat de andere opties zijn. Dat is bijvoorbeeld verhuizen, maar dat is voor ons niet een realistische optie. We wonen hier nog maar vijf jaar en we vinden het hier fijn. Een andere optie is het zelf aanschaffen van een traplift, bijvoorbeeld tweedehands. Ik zou als het zover is wel graag hulp willen bij waar ik die kan vinden, en hoe ik weet wat een goede traplift is. Op zich ben ik wel tevreden met de hulp die ik via Mienskipssoarch gekregen heb, maar ik had het graag eerder willen weten. Ik heb dit pas vanaf september, omdat ik niet wist wie ik hiervoor kon benaderen. Misschien had het ziekenhuis, bijvoorbeeld de vaatchirurg of de internist, of de huisarts het eerder kunnen zeggen. Er komen hier zoveel mensen over de vloer, van de trombosedienst en fysiotherapie, die hadden het me allemaal kunnen vertellen. Daar ben ik ontevreden over. En ook andere dingen, zoals steunen in de Er komen hier zoveel mensen over de vloer, die haddouche en het toilet. Daar had ik graag den het me allemaal kunnen vertellen. Daar ben ik wat informatie over willen hebben of ik ontevreden over. En ook andere dingen, zoals steunen daar recht op had en zo ja, hoe ik dat in de douche en het toilet. Daar had ik graag wat moest regelen en bij wie. Ik vind dat er informatie over willen hebben of ik daar recht op had meer en sneller informatie had moeten en zo ja, hoe ik dat moest regelen en bij wie. Ik vind komen. Het is niet dat ik het zelf niet dat er meer en sneller informatie had moeten komen. wil betalen, maar als ik er recht op heb, Het is niet dat ik het zelf niet wil betalen, maar als ik dan wil ik dat wel krijgen. Nu heb ik dat er recht op heb, dan wil ik dat wel krijgen. aan Mienskipssoarch gevraagd. Ik verwacht dan ook dat zij dat voor mij uitzoekt. Zij wist het ook niet, dus zij zou het voor mij navragen. Ik heb soms het gevoel dat ik alles zelf moet doen, dat ik overal zelf achteraan moet hollen. Dat kost mij veel energie en ik word er boos van. Ik had graag gehad dat Mienskipssoarch hier langs kwam en de boel zou bekijken, zoals de douche. En dat ze dan zouden zeggen dat daar een steun in moest en dat zij vervolgens zouden uitzoeken of ik die zelf moest betalen of via de woningbouw. Ik verwacht van Mienskipssoarch dat zij wel meer voor mij uitzoeken en dat ook doorgeven. Het is nu alweer weken geleden dat zij hier was en ik hoor niks. Het mag allemaal wel wat sneller. Ik zal er zelf wel weer achter aan moeten gaan. Eigenlijk staat mijn hoofd daar helemaal niet naar. Laat ze mij maar bellen denk ik dan. Ik word daar boos van. Ik kan daar niet tegen. Dat komt ook wel vanuit mezelf. Door de hele situatie ben ik boos en verdrietig. Ik vind de bezuinigingen verschrikkelijk. Ik vind het een heel slechte wet. Dat je alles zelf maar onderling moet regelen. Dat meen ik echt. De goeden moeten weer boeten voor de mensen die misbruik van de regelingen hebben gemaakt in het verleden. Ik denk ook niet dat de nieuwe wet ervoor gaat zorgen dat mensen elkaar weer meer gaan helpen. De samenleving is zo veranderd dat dat niet meer terug te draaien is. Mijn wereld draait echt om mijn gezin. Ik laat niemand anders toe in mijn leven. Ik noem ook niemand een vriendin, het zijn bij mij allemaal kennissen. Mijn vriend is mijn man. Hij is de enige die ik alles toevertrouw. Om van alles aan buren en kennissen te vragen dat vind ik te belastend en wil ik ook niet. Ze hebben het nu over ‘meedoen naar vermogen’. Dat je moet doen wat je nog kunt. Ik wil ook graag meedoen, ik wil weer graag mobiel zijn, maar dat lukt niet. Ik moet nog veel verwerken van wat er gebeurd is. Ik wil zo graag anders, maar het gaat niet. Lopen gaat sowieso niet. Maar ik zou wel graag wat willen. Ik zit nu in het afkeuringstraject met het UWV. Als ze bijvoorAls ik met de taxi zou moeten, dat kan ik helebeeld beginnen over omscholing, en zij wilmaal niet betalen. Dat hebben denk ik heel veel len dat betalen, dan zou ik dat best willen. mensen, en die komen dan in een isolement. Dat Ik ga het niet zelf betalen, dat doe ik niet. denk ik ook wel met mensen met huishoudelijke Ik heb hier niet zelf om gevraagd. Maar als hulp. Als die niet meer komt, dan verslonst dat ze bijvoorbeeld zeggen dat ik wel kantoorhelemaal. werk zou kunnen doen, en dat zij er dan de omscholing voor verzorgen en er kans is op een baan, dat zou ik in de toekomst wel willen. Maar ik wil in ieder geval een uitkering. Ik heb hier niet om gevraagd en ik heb recht op een uitkering, dus dan wil ik die ook krijgen.
20
Ik vraag mij af wat er in januari allemaal gaat gebeuren. Iedereen zegt dat het niet best wordt in januari. Ik vraag me dan af wat dat dan allemaal is. Ik heb wel begrepen dat de thuishulpen grotendeels zelf betaald moeten worden. Aan de ene kant vind ik dat ook wel eerlijk. Ik heb zelf ook in de thuiszorg wel gezien dat sommige mensen het prima zelf hadden kunnen betalen. Die kregen in die tijd helemaal van alles, van vervoer tot aanpassingen in het huis, terwijl zij genoeg geld hadden. Nu zijn degenen die dat niet kunnen betalen de dupe van dat beleid. Ik hoop dat ik zelf recht blijf houden op het Wmo-vervoer en dat ik mijn rolstoel mag houden. Dan ben ik toch nog wat mobiel. Als ik met de taxi zou moeten, dat kan ik helemaal niet betalen. Dat hebben denk ik heel veel mensen, en die komen dan in een isolement. Dat denk ik ook wel met mensen met huishoudelijke hulp. Als die niet meer komt, dan verslonst dat helemaal. Ik heb het idee dat de regering alleen maar gezonde mensen wil hebben. Ik weet niet wat dit allemaal moet worden.” 4.5 Trynke Monsma (79) Trynke Monsma woont in een mooi huis aan de rand van een dorp niet ver van Leeuwarden. Zij redt zich zoveel mogelijk zelf, maar helaas kan zij niet meer alles op de manier doen zoals ze wil. Daarvoor krijgt ze wat hulp via Mienskipssoarch. “Het laatste contact dat ik met Mienskipssoarch had was naar aanleiding van een brief van de gemeente waarin stond dat de indicatie voor huishoudelijke hulp eind dit jaar af zou lopen. Ik zou die indicatie opnieuw moeten aanvragen. Daarom heb ik contact opgenomen met de Meitinker. Ze is hier toen geweest, maar die wist ook nog niet hoe het verder zou komen. Dat loopt dus nog. Het heeft ook geen haast, want de hulp loopt in ieder geval nog drie maanden door. Ik heb al zo’n zeven jaar huishoudelijke hulp, voor drie uren in de week. Dat in verband met mijn slechtziendheid, COPD en hartfalen. De hulp bevalt prima. Het is nu dus even afwachten hoe het komt met die nieuwe indicatie. Toen het hier nog Boarnsterhim heette hadden we al Meitinkers. De Wmo-taxi, die ik nodig had omdat ik vaak naar het ziekenhuis moest, heb ik ook via hen geregeld. Zij kwamen toen bij mij thuis om daarover te praten. Op donderdagmiddag kun je ook naar hun kantoor toe, maar die dag komt mij niet goed uit. Als je belt komen ze altijd snel, of ze bellen snel terug. Dat is prima. In dat gesprek over de Wmo-taxi is niet gevraagd naar wie in mijn omgeving zou kunnen helpen met vervoer. Die hulp heb ik ook niet zo in de omgeving en dat weten ze wel van Mienskipssoarch. Zij weten ook dat ik niet van alles vraag. Zolang ik mezelf kan redden doe ik dat. Met dat taxivervoer bijvoorbeeld, dan ging ik met de bus heen en alleen op de terugweg met de taxi. Ik heb nu ook Valys aangevraagd. Dat is een landelijke organisatie, dus niet via de gemeente. Ik geloof dat ik daarvoor ook contact heb gehad met Mienskipssoarch, want ik had het nummer niet. Het meisje van de taxi zei dat ik voor langere afstanden goedkoper met Valys kon reizen. Ik heb er nog geen gebruik van gemaakt, maar ik zou het kunnen gebruiken om bij mijn zus op bezoek te gaan. Ik heb nog nooit iets aan Mienskipssoarch gevraagd wat ze niet goed vonden. Ik vind het ook niet fijn om te vragen. Net als die huishoudelijke hulp, die drie uur in de week is eigenlijk niet genoeg. Zelf kan ik niet zoveel meer doen qua schoonmaakwerk, dus het komt echt Ik vraag het niet als ik al denk dat ik het niet ga krijop die drie uurtjes aan. Dat is niet gen. Net als met de rollator. Ik wist wel dat de nieuwe genoeg, maar in deze tijd ga ik echt regels zo waren dat je die zelf moest kopen, dus dan ga niet om meer vragen. Dat heeft geen ik daar niet achteraan. Nu heb ik een mooie lichte rolzin, denk ik. Het is nu heel voordelig, lator via een vriendin van mij gekregen. Die was van en ik kan ook niet meer betalen, dus haar overleden man. het is goed zo. Ik ben hier heel blij mee en dan moet je niet zeuren. Ook voor die nieuwe indicatie ga ik niet vragen om meer uren huishoudelijke hulp. Ik vind dat zo hebberig. Daarom heb ik ook nog nooit een meningsverschil gehad met Mienskipssoarch. Ik vraag het niet als ik al denk dat ik het niet ga krijgen. Net als met de rollator. Ik wist wel dat de nieuwe regels zo waren dat je die zelf moest kopen, dus dan ga ik daar niet achteraan. Nu heb ik een mooie lichte rollator via een vriendin van mij gekregen. Die was van haar overleden man. Ik vind het niet nodig om uit te buiten waar je recht op hebt. Eerder was het zo dat mensen maar gingen zitten wachten op een regeling via de gemeente, terwijl ze het prima zelf konden betalen en snel konden regelen. Ik vind dat maar raar. Ik denk dat de mensen die de hulp die ze nodig hebben niet kunnen betalen, daar nog steeds wel een tegemoetkoming voor blijven krijgen. 21
Ik vind het wel heel vervelend dat je je familie of kinderen daarin moet betrekken. In mijn geval gaat dat niet. Het is niet dat zij dat niet zouden willen, maar de situatie is zo dat dat niks wordt. Ik zou het op zich wel prettig vinden als ze wel zouden kunnen helpen, dat lijkt me Ik heb wel gekeken wie er in mijn omgeving zou wel leuk. Maar misschien zou ik het als het kunnen helpen. Ik vind dat je daar naar kijken echt aan de orde zou zijn toch niet fijn moet, maar ik kwam op niemand uit. Ik heb een vinden, hoor, dat weet ik niet. Ik heb wel hele hoop vrienden, maar dat zijn ook bijna gekeken wie er in mijn omgeving zou allemaal oude mensen. kunnen helpen. Ik vind dat je daar naar kijken moet, maar ik kwam op niemand uit. Ik heb een hele hoop vrienden, maar dat zijn ook bijna allemaal oude mensen. De jongere vrienden wonen wat verder weg. De Meitinker heeft niet gevraagd naar wie in mijn omgeving mij zou kunnen helpen. Ik denk dat ze dat bij mij ook niet zo snel zouden doen. Ze weten wel dat ik niet onnodig dingen zal vragen. Maar misschien moeten ze dat straks wel vragen. In deze kleine gemeenschap weten mensen wel hoe je in elkaar steekt. Het was zelfs vanuit Mienskipssoarch dat de Wmo-taxi aangevraagd is. De Meitinker had al heel vaak gezegd dat ik dat aan moest vragen, maar ik zei dat het nog niet nodig was. Eigenlijk was dat wel zo, maar ik stelde het steeds uit. Nu ik het heb ben ik er wel heel blij mee. Ik ben heel tevreden over de Meitinkers. Ik heb er niet veel gebruik van gemaakt, natuurlijk. Er was hier laatst wel iemand voor in de tuin, maar dat was van de vrijwillige klussendienst uit het dorp. Dat was voor eenmalige klusjes. Dat vind ik ook een leuk initiatief. Als ik zoiets lees, in het dorpsblad, dan denk ik altijd: kan ik ook nog wat doen? Maar eigenlijk kan dan niet meer omdat ik zo slecht zie. Ik denk dan dat ik dat nog wel kan, maar er blijft niet zoveel over. Ik heb wel veel vrijwilligerswerk gedaan. Negentien jaar bij de SOS Telefonische Hulpdienst en een jaar of tien bij VluchteIk denk wel: kan ik ook nog wat doen? lingenwerk. ’s Ochtends denk ik altijd dat ik nog van Maar eigenlijk kan dan niet meer alles kan, maar het gaat niet meer. Het is vervelend dat omdat ik zo slecht zie. En het vervoer er dan iemand langs moet komen om bijvoorbeeld de is een drempel, om daar naartoe te tuin te doen. Aan de andere kant laat ik het ook maar gaan. Verder werken ze veel met gebeuren, want het is niet anders. Als je je er tegen computers, dat kan ik ook niet. verzet word je alleen maar chagrijnig. Ik zou echt wel wat willen doen hoor, bijvoorbeeld weer bij de telefonische hulpdienst, die nu Sensoor heet. Maar de eerste drempel is al het vervoer, om daar naartoe te gaan. Verder werken ze veel met computers, dat kan ik ook niet. Met Vluchtelingenwerk ben ik pas vorig jaar opgehouden. Met een paar van die mensen heb ik nog wel wat contact. Niet zoveel meer, want ik ben natuurlijk wel afhankelijk van de taxi als ik ergens naar toe ga. Dat is op zich geen probleem, maar je zit altijd met de tijden dat je moet afspreken. Vaak ben je veel te vroeg. Maar laatst was ik doordat de taxi te laat was niet op tijd bij de oogarts. De oogarts was net weg toen ik aankwam en dat vond ik heel vervelend. Het is niet leuk om afhankelijk te zijn. Behalve dat ik wel eens bij mensen langs ga, komen hier ook veel mensen over de vloer. Ik verveel me nooit, ik heb altijd te weinig tijd. Natuurlijk is het lastig om afhankelijk te zijn van anderen, maar als ik zie wat die voor me doen dan ben ik heel tevreden. Niks te zeuren eigenlijk. Ik vind over het algemeen wel dat oude mensen zeuren. Alles is te duur en zo. Laatst was ik naar een activiteit die de Meitinker had georganiseerd en daar waren ook twee vrouwen die waren alleen maar aan het zeuren over dat alles zo duur is en dat de hulp misschien wel ophoudt. Daar vind ik niks aan. Het is goed dat de Meitinkers vragen naar wat je nog wel kunt, welke mogelijkheden er zijn en wat je nodig hebt. Uit mijn eigen omgeving heb ik ook wel gezien dat er bijvoorbeeld aanpassingen in de woning gedaan zijn waar uiteindelijk helemaal geen gebruik van gemaakt is. Als er goed was gekeken naar de mogelijkheden dan waren die aanpassingen niet gedaan. De Meitinkers zijn denk ik wel mensen die soepel moeten zijn en niet te veel vooroordelen moeten hebben.” Het is goed dat de Meitinkers vragen naar wat je nog wel kunt, welke mogelijkheden er zijn en wat je nodig hebt. Uit mijn eigen omgeving heb ik ook wel gezien dat er bijvoorbeeld aanpassingen in de woning gedaan zijn waar uiteindelijk helemaal geen gebruik van gemaakt is. Als er goed was gekeken naar de mogelijkheden dan waren die aanpassingen niet gedaan.
22
5. Conclusies en aanbevelingen In dit laatste hoofdstuk worden conclusies en aanbevelingen geformuleerd aan de hand van de onderzoeksvragen: Hoe is het voor zorgvragers om als zelfredzame burger aangesproken te worden? Hoe is het voor zorgvragers om mee te moeten of mogen denken over passende, liefst goedkopere oplossingen? Welke tips kunnen zorgvragers geven over deze nieuwe werkwijze? 5.1 Aangesproken als zelfredzame burger Hoe is het voor zorgvragers om als zelfredzame burger aangesproken te worden? De vijf geïnterviewden gaven unaniem aan: zelfredzaam als het kan, steun als het moet. Het moet, met andere woorden, wel mogelijk zijn om zelfredzaam te zijn, en zo nodig moet dit gefaciliteerd worden. Het door de Meitinkers aangesproken worden als zelfredzame burger had enkele prettige en moeilijke kanten. Prettig: De Meitinker was vriendelijk, flink en doortastend, en handelde snel. De Meitinker legde alles heel duidelijk uit en stelde goede vragen waar ik iets mee kon. Ik sla snel dicht, maar tóch kreeg ze een prettig gesprek voor elkaar. Ze zocht vlot en goed uit wat in mijn situatie mogelijk was. Om kunnen gaan met de computer en internet is een pré: zo kun je zelf van alles uitzoeken over je kwaal én over mogelijkheden. In de buurt heerst een positieve sociale controle: we letten een beetje op elkaar. Gelukkig heb ik iemand in mijn omgeving die goed kan praten en goed met administratie om kan gaan. Dat gaf me steun én heeft me bij het aanvragen van steun geholpen. Goed dat ze vragen naar wat je wél kunt, welke creatieve mogelijkheden er zijn, zonder meteen aan dure woningaanpassingen te denken. Moeilijk: Ik vind het moeilijk om hulp te vragen aan familie, vrienden, kennissen en buren. Mijn man was zo ziek, en we kregen alleen maar een scootmobiel en een rolstoel. We hoorden wel dat de regels veranderd waren, maar anderen kregen het wél voor elkaar. Moet je meer zeuren of ‘opspelen’ om iets te krijgen? Je moet wel goed kunnen praten. Onze kosten lopen flink op als je alle uitgaven bij elkaar optelt. Ik wil graag níet een beroep op onze kinderen doen als ons spaargeld op is. Het is moeilijk om er achter te komen wat je wel en niet kunt krijgen. Op het moment dat de patiënt thuis is ben je opgelucht en blij met alles. Het is niet leuk om er achteraf achter te komen dat je meer steun had kunnen krijgen. Er zijn grenzen aan burenhulp. Ik laat me niet door de buurvrouw wassen, bijvoorbeeld. Lastig dat keuringsresultaten niet meer gelden als je naar een andere gemeente verhuist. 5.2 Meedenken over oplossingen Hoe is het voor zorgvragers om mee te moeten of mogen denken over passende, liefst goedkopere oplossingen? De geïnterviewden vonden het unaniem prettig dat ze mee konden denken over passende oplossingen, maar vonden het jammer dat hun wensen dikwijls niet gehonoreerd werden. Prettig: Fijn dat er snel een Meitinker langskomt of terugbelt nadat je gebeld hebt. Ik vond het fijn dat de Meitinker bij mij thuis kwam, om zich heen keek en mogelijke vragen of oplossingen aankaartte waar ik zelf niet aan dacht. Fijn dat de Meitinker actief heeft meegezocht om een tweedehands traplift te vinden. De Meitinker vroeg me ook of ik mee wilde doen met activiteiten. Dat vind ik goed, Ik hoef niet zo nodig, maar voor eenzame en geïsoleerde mensen is zo’n vraag belangrijk. Moeilijk: Het viel me tegen dat we zo weinig kregen, en dat we daar ook nog dik voor moesten betalen. 23
Vroeger werd er bij wijze van spreken met trapliften gegooid, nu amper meer. Dat taxivervoer was niks: we kunnen maar één enkele reis naar onze zoon maken. Met een invalidenparkeerkaart ben je slechter af dan met een taxipas. Als je naar theater wilt heb je wel een parkeerplaats, maar je moet daar voor betalen, en daarna moet je nog een eind lopen. Met een taxipasje word je die ene keer voor de deur afgezet, en ben je dus veel mobieler. Het is lastig dat iedere gemeente weer andere regels hanteert.
5.3 De nieuwe werkwijze: tips Welke tips kunnen zorgvragers geven over deze nieuwe werkwijze? Naast de bovenstaande ervaringen geven de zorgvragers de volgende tips: Kijk naar de bruikbaarheid van verstrekte hulpmiddelen. Moet de rollator inklapbaar zijn? Past deze in de auto? Is hij niet te zwaar? Stuur na enige tijd iemand langs om te kijken of we het wel redden. Een voorziening kan bijdragen aan passief ‘meedoen’, maar ook aan het zelf uitvoeren van vrijwilligerswerk. Met een taxipasje kan ik naar een centrum toekomen om daar met bewoners te dammen, of om computerles te geven. Zo draag ik bij én voel ik me nuttig. Maak het gemakkelijker om tweedehands hulpmiddelen te vinden of aan te schaffen. Geef informatie over wat goede tweedehands hulpmiddelen zijn, voor welke situatie. Kijk goed naar ouderen en gehandicapten, in hoeverre kúnnen ze meedoen en welke steun hebben ze daar bij nodig? Neem alle aanvragers serieus, geef mondigen geen ‘brutaal’ gevoel en kom bescheiden mensen tegemoet. Vooral ouderen hebben het niet geleerd om te vragen. Wees tijdens een keukentafelgesprek altijd soepel en vermijd vooroordelen. Geef wat rek aan regels, lettend op iedere specifieke situatie. We moeten niet terug naar de jaren vijftig, toen de buurvrouw bij je kwam bakeren. De samenleving is niet meer zo gemoedelijk en behulpzaam als toen. Ziekenhuis, huisarts, fysiotherapeut, trombosedienst, enzovoort: geef actief aan waar welke hulp aan te vragen is, op welke manier, tegen welke voorwaarden, en wie daar bij kan helpen. Geef meer en sneller informatie: waar hebben we wel en niet recht op? Wat moeten we wel of niet betalen, en hoeveel? Niet een wet maar een sfeer zorgt ervoor dat we meer voor elkaar (gaan) zorgen. Help mensen écht passend om hen mee te kunnen laten doen naar vermogen. Let speciaal op isolement en eenzaamheid wanneer een aanvraag wordt afgewezen. Maak initiatieven als ‘vrijwillige klussendienst’ goed bekend in huis-aan-huisbladen, dorpskrantjes, posters in supermarkten en op lokale radio en televisie.
24
Bijlage: Introductie en gespreksitems De overheid is bezig met nieuw beleid. Mensen die hulp nodig hebben moeten nu eerst kijken of ze hulp van familie, buren en vrienden kunnen krijgen, voordat ze gebruik kunnen maken van professionele hulp. En daarnaast wordt er naar inkomen gekeken, om te bepalen hoeveel eigen bijdrage mensen kunnen betalen voor de professionele hulp. Ik wil graag met u praten omdat u momenteel ondersteuning krijgt, nadat er een gesprek met u is gevoerd waarin bovenstaande punten aan de orde zijn gekomen. Ik stel daarbij de volgende vragen. Niet als ‘rijtje’, maar als openingen voor een gesprek van ongeveer een uur à anderhalf uur. Welke hulp ontvangt u momenteel, van wie, en om welke reden? Toen u hulp vroeg, is een medewerker van Wmo bij u langs geweest om te praten. Wat verwachtte u? Hoe liep dat gesprek? Medewerkers van instanties moeten nu kijken naar wat mensen écht nodig hebben. De vraag achter de vraag, heet dat. Dus niet meer: “Ik wil een scootmobiel”, maar “wat speelt er, waardoor u nu vraagt om een scootmobiel?” Hoe is het om zo aangesproken te worden? Hoe is dit nieuwe beleid voor u? Welke pluspunten ziet u? Welke minpunten ziet u? Hoe is het voor u om hulp te vragen aan familie, vrienden of buren? Wat is het verschil tussen hulp vragen aan familie, vrienden of buren of aan een medewerker van een instantie? Wat is het verschil tussen hulp krijgen van familie, vrienden of buren of van een medewerker van een instantie? Waar zouden de medewerkers, die met u praten, op moeten letten? Welke vragen wilt u horen? Wat zou u hen willen vertellen? Wat moeten medewerkers weten over uw situatie om zelf te kunnen werken met dit nieuwe beleid?
25
Partoer Westersingel 4 8913 CK Leeuwarden T (058) 234 85 00 www.partoer.nl