Aanbidding… en een trap na!
De Heilige Norbertus Henk Geerts De mensen die de kerk van de Heilige Lambertus te Udenhout bezoeken worden altijd geraakt door het hoogaltaar in deze kerk. De een houdt van barok en de ander haat deze stijl. Iedereen echter is het er over eens dat het altaar groot is, heel groot. Zelfs de regelmatige kerkganger weet waarschijnlijk niet dat dit hoogaltaar nog groter is dan wat hij of zij ziet. Men is eraan gewend geraakt en denkt dat de losse beelden, links en rechts er niet bij horen. Waarom dit neo-barokke hoogaltaar in deze neoclassicistische waterstaatskerk? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten we de politieke kaart van noordwest Europa tussen 1790 en 1840 kort bekijken. De politieke orde in Europa werd in vanaf 1789 op zijn kop gezet. Dit kwam door de Franse Revolutie uit dat jaar. Tot 1796 behoorde Brabant, als Generaliteitsland, formeel tot de Statenbond der Zeven Verenigde Nederlanden. Het werd direct vanuit Den Haag bestuurd door de Staten-Generaal. Toen de Franse legers in 1794 Brabant binnenrukten, vluchtten de schraapzuchtige bestuurders naar het noorden. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden hield op te bestaan en de katholieken kregen dezelfde rechten en plichten als de protestanten. Een van die wetten die wegvielen was het verbod voor katholieken om andere kerken te hebben dan schuurkerken. In 1806 aanvaardde de broer van Napoleon Bonaparte, Lodewijk Napoleon, de regering van het net opgerichtte Koninkrijk der Nederlanden. Hij stelde alles in het werk om de welvaart te verhogen onder de bevolking. Onder zijn regering werd begonnen met het teruggeven van kerkgebouwen aan de katholieken. De nieuwe kapel van Udenhout, gebouwd voor de protestanten, bleef echter in hun bezit. In 1810 kwam Nederland onder direct bestuur van Parijs. Napoleon Bonaparte was niet tevreden over de manier van besturen van zijn broer. Na de val van Napoleon werd op 20 november 1813 het Koninkrijk der Nederlanden gesticht. Een nazaat van de laatste stadhouder Willem V werd koning onder de naam Willem I. Op het Congres van Wenen in 1815, werden de Zuidelijke Nederlanden bij het koninkrijk gevoegd. Het noorden van dit koninkrijk was overwegend protestants, het zuiden Brabant en België, katholiek. Al vlug traden er spanningen op tussen Den Haag en Brussel. Brussel wenste onder andere geen staatscontrole van de katholieke seminaries. In 1830 was er een korte oorlog tussen de noordelijke en de zuidelijke Nederlanden. In 1839 werd, onder druk van Frankrijk en Engeland, het koninkrijk België geboren. De landsgrens werd midden door het voormalige Hertogdom Brabant getrokken. Udenhout ligt ten noorden van deze grens en bleef een deel van het koninkrijk der Nederlanden. In Udenhout was de schuurkerk te klein geworden en in slechte staat. Men wilde een nieuwe kerk bouwen. Daar katholieken en protestanten binnen het koninkrijk gelijke rechten hadden, mochten ze ook nieuwe kerken bouwen. Daar het neo-klassicisme toen de algemeen gebruikte bouwstijl was van het ministerie van Waterstaat, volgde men deze. Misschien was het zo ook makkelijker om subsidie te krijgen. In 1840 werd met de bouw van de kerk begonnen en op 7 oktober 1841 werd ze geconsacreerd door de bisschop van Curium ipi., Cornelius Ludovicus, baron van Wijkerslooth. Als hoogaltaar diende het oude hoogaltaar uit de Waterstaatskerk. Boven de frontdeur van de nieuwe kerk stond de volgende tekst: In achttienveertig verkoos de Hemelkoning In plaats van eene schuur
Deez’ kerk zich tot een woning. De Neoclassistische Waterstaatskerk Zo worden de kerken genoemd die tussen 1824 en 1875 met steun van de landelijke overheid werden gebouwd. Het ontwerp en de bouw van deze kerken was onderhevig aan de controle van de ingenieurs van het ministerie van Waterstaat. Een Waterstaatskerk is niet verbonden aan een bepaalde bouwstijl. De regeling dat men een kerk mocht bouwen met steun van de landelijke overheid werd ingevoerd om een einde te maken aan de conflicten tussen katholieken en protestanten. Zij was een gevolg van het feit dat men besloot om het kerkgenootschap dat een kerkgebouw in bezit had, legaal of illegaal, dit gebouw te laten houden. Dit omdat de teruggave van kerken aan katholieken vaak op grote tegenwerking van protestantse zijde kon rekenen. Om de nieuwbouw van kerken mogelijk te maken, werd de regeling tot het ontvangen van staatsteun mogelijk gemaakt. De bouwstijl die in het begin werd gebruikt door de architecten van het ministerie van Waterstaat was het neoclassicisme. Deze bouwstijl gaat terug op de bouwstijl van de Grieken en de Romeinen. De eerste dertig jaren van de regeling werden veel kerken in deze stijl gebouwd. Een Barok interieur In 1853 werd in Nederland de bisschoppelijke hiërarchie hersteld. Dit betekende oa. dat de bisschoppelijke zetels van Utrecht, s-Hertogenbosch en Roermond. weer bezet werden. De neoclassicistische kerk had vanaf nu haar langste tijd gehad. De katholieken werden zelfbewuster en men bezon zich op het grootse verleden. De bouwstijl die het beste het katholieke geloof belichaamde was de bouwstijl van de Franse en Engelse kathedralen, de gotiek. Vanaf nu begon men dan ook meer en meer in de trant van de gotiek te bouwen: de neogotiek was geboren. Grofweg werd deze stijl gevolgd vanaf 1850 tot 1930. Vanaf het einde van de 19e eeuw verdwenen de eerste neoclassicistische kerken. De heidense, neoclassicistische gebouwen waren niet de juiste omgeving voor het vieren van het katholieke geloof. Ook in Udenhout hing die dreiging over de kerk. Ze werd gelukkig nooit uitgevoerd. De belangrijkste onderdelen van het interieur van de neoclassicistische kerk werden in neobarok uitgevoerd. Deze stijl sloot aan op de bouwstijl van de contrareformatie in de 16e en 17e eeuw, de barok. Wie ooit Rome heeft bezocht, kan zijn/haar hart daaraan ophalen. Maar ook in de Zuidelijke Nederlanden, in Antwerpen en Leuven bijvoorbeeld, vindt men prachtige barokkerken en –interieurs.. Bouwde de barok altaren in baksteen en marmer, de neobarok moest het doen met hout, gips en verf. Er was in de eerste helft van19e eeuw niet veel geld te besteden door de arme katholieken. Voldoende keus voor de grotere en de kleinere portemonnee was er wel. Men kon het interieur van de kerk zo duur maken als men wilde. Dit gold zeker voor altaren, preekstoelen en communiebanken.Zocht men een hoogaltaar, dan kon men kiezen uit een altaar met 4 of 6 zuilen. Beelden kon men zoveel bestellen als men wilde. Wilde men geen hoogreliëf in het midden van het hoogaltaar, dan kon men ook kiezen voor een schilderij of een glas in lood raam. Vlakreliëfs op de sokkel van het hoogaltaar konden ook vervangen worden door velden van geschilderd natuursteen. De bekroning van het hoogaltaar werd op veel verschillende manieren uitgevoerd. Meestal was het echter een kruis. Dit lijkt op confectie, maar zo is het niet. Ieder hoogaltaar werd apart gemaakt, omdat de maten van ieder priesterkoor overal anders waren. De schenkster van het Udenhoutse hoogaltaar, Arnolda Petronella van Iersel (1789 – 1864), was een dochter van Heiliger van Iersel (0000 – 1842) en Joanna van
Abeelen (1767 – 1842). De van Iersels waren een rijke boerenfamilie, door en door katholiek. Ook waren zij hooggeschoold en zij hadden affiniteit met kerkelijke kunst. Veel heeft deze familie voor de parochie en de kerk van Udenhout gedaan. De familie had zeven kinderen, drie werden priester. Joannes en Franciscus waren pastoor en kapelaan in Den Dungen, Arnoldus was de pastoor van Waspik In de kerk van Den Dungen stond een preekstoel, gemaakt door Jan Baptist van Hool uit Antwerpen, voor 1842. Voor 1842, want de preekstoel van Udenhout werd in dat jaar geplaatst. Hier ligt misschien de verbinding met Antwerpen en met Joannes Jozef Peeters (1804 – 1885). Joannes Jozef Peeters is ook gekend als Joannes Baptista Peeters, wat verwarring kan wekken. Als J.B. Peeters heeft hij verschillende orgelkassen gebouwd. Het Udenhoutse hoogaltaar werd door Arnolda van Iersel aan de kerk geschonken. En dan wordt het gissen Was Jan Jozef Peeters ooit in Udenhout om de situatie ter plekke te bekijken? Waren Arnolda van Iersel en pastoor Verschuure ooit in Antwerpen? Wie leverde de theologische gedachte voor dit hoogaltaar en wie maakte het ontwerp? Allemaal open vragen die waarschijnlijk nooit beantwoord zullen worden. Hoe dan ook, op 12 december 1848 werd het huidige hoogaltaar door Mgr. Zwijsen, bisschop van Gerra, geconsacreerd. Het moet een mooie dag zijn geweest voor Udenhout en voor pastoor Verschuure in het bijzonder. Het priesterkoor van de nieuwe kerk was compleet. Een nieuw hoogaltaar achter prachtige communiebanken. En, alles paste prachtig bij de stijl van de preekstoel in het schip van de kerk. Tussen 1842 en 1848 kreeg de kerk haar mooiste kunstschatten. De familie van Iersel kon trots en tevreden zijn. Hun geschenken verfraaiden de kerk buitengewoon en dat tot op de dag van vandaag. Het hoogaltaar Wanneer we door de middenpad van de kerk naar de communiebank lopen, valt pas goed op hoe groot het hoogaltaar eigenlijk is. Het reikt van de vloer tot in de schedel van de apsis. Iemand die meent dat dit een confectie altaar is, komt al meteen bedrogen uit. Nooit had een confectie altaar zo mooi in de apsis kunnen passen. Het hoogaltaar is als het ware opgebouwd uit vele lagen boven op elkaar. Op de vloer is een groene plint. Hierboven komt een laag geschilderde bruine natuursteen, afgewisseld met ivoorkleurig geschilderde witte steen. Daarrboven komt een laag met zes vlakreliëfs die episoden uit het leven van de Moeder Gods Maria uitbeelden. Aan iedere kant van het tabernakel zijn er drie episoden. Links van het tabernakel: • De geboorte van Maria, feestdag 8 september. • De moeder van Maria, Anna, ligt in het bed. De vader Joachim kijkt toe terwijl een dienstmaagd Maria afdroogt. • De opdracht van Maria in de tempel, 21 november. • Joachim en Anna brengen het drie-jarige kind Maria naar de tempel in Jeruzalem om het daar te laten opgroeien tot haar twaalfde levensjaar. • De boodschap aan Maria door de engel Gabriël, 25 maart. • De Heilige Geest zal u overschaduwen en gij zult een zoon baren die gij Jezus moet noemen. Maria aanvaardt Gods wil zonder te twijfel: Zie de dienstmaagd des Heren. Mij geschiede naar Uw woord. In deze voorstelling ligt het begin van ons Wees gegroet Maria en De Engel des Heren. Achter het tabernakel: lege velden zonder vlakreliëfs.
Rechts van het tabernakel: • De visitatie, Maria bezoekt haar nicht Elisabeth, 2juli/31mei • De nicht van Maria, Elisabeth, was zwanger van Johannes de Doper. Zijn vader, Zacharias, kon echter niet geloven dat zijn oude vrouw nog zwanger kon worden. Alsd straf verloor hij een tijd zijn spraakvermogen. Het vlakreliëf toont een hoogzwangere Elisabeth die voor Maria neigt. Achter Maria staat Jozef en achter Elisabeth de priester Zacharias. Ook Johannes de Doper, in de schoot van Elisabeth, voelde aan dat Jezus bij zijn ouders op bezoek was. De bekende Maria-hymne Magnificat klonk uit de mond van Elisabeth toen de zwangere Maria haar bezocht. • De droom van Jozef. • Jozef kan de situatie met zijn zwangere verloofde niet goed aan. Een engel verschijnt hem in een droom en raadt hem aan Maria als zijn vrouw te nemen en het kind op te voeden. • De reis naar Bethlehem. • De hoogzwangere Maria zit op een ezel die geleidt wordt door Jozef. Ze zijn op weg naar Bethlehem, de stad van David, om deel te nemen aan de volkstelling. De volgende laag is een sokkel waarop zes korintische zuilen zo zijn geplaatst dat er als het ware drie openingen zijn ontstaan. Centraal, in de middelste opening, bevindt zich een hoogreliëf dat de aanbidding der herders voorstelt, 25 december. Tegen een muur, met in het midden een raam met een ronde boog waardoor het hemelse licht naar binnen schijnt, zijn een afdak en een constructie van palen gebouwd. Jezus ligt in een forse kribbe. Achter de kribbe knielt zijn moeder. Zij tilt met haar handen de doek op waarop het kind Jezus ligt. Op deze manier toont zij hem aan de wereld, gesymboliseerd door de herders. De scene doet denken aan de priester die de zegen geeft met het Allerheiligste. Hij houdt de monstrans vast met het schoudervelum, De oudere herder, links boven, kijkt als enige de kerk in. Rechts achter Maria, met het kale hoofd, staat de heilige Jozef. Herders en schapen, de os en de ezel maar ook een hondje omringen de kribbe. Het zijn Brabantse herders, één van hen houdt het zandschopje op een stok in zijn hand. Rechtsonder is een kapot zuiltje te zien. Het is een beeld van de donkere, heidense, grieks-romeinse wereld, die nu door de komst van Christus, de Verlosser, verlicht wordt. Boven dit tafereel zweven, in goddelijk licht uit de hemel, drie engeltjes. De tekstrol in hun handen heeft de woorden; Gloria in excelsis Deo. Links van dit hoogreliëf, tussen de zuilen: de heilige Gregorius de Grote, paus en kerkleraar (540-604), 3 september. Hij is afgebeeld met de tiara op zijn hoofd, de kruissstaf in zijn rechterhand en een bundel papier in zijn linkerhand. Hij kijkt liefdevol naar het kind in de kribbe. De tiara is een soort witte helm met daarom heen drie kronen. De drie kronen symboliseren van boven naar beneden dat de paus priester, leraar en koning is. Het pauselijk kruis op de kruisstaf heeft altijd drie dwarsbalken van verschillende grootte. De bundel papieren in de linkerhand van de paus symboliseren zijn praktische lessen op schrift. Ook is hij bekend voor zijn geschrift over de werkdadigheid van het eucharistisch offer en zijn geschiften over de kerkmuziek . De gregoriaanse muziek is naar hem vernoemd. Links van hem, op een console, de heilige Augustinus, bisschop en kerkleraar (354430), 28 augustus (foto). Hij is afgebeeld als bisschop, met mijter en kromstaf. In zijn rechterhand houdt hij een brandend hart, het symbool voor compromisloze liefde voor God en mens. Als jongeman deed hij veel wat God verboden heeft, na zijn
bekering wilde hij zijn fouten goed maken. Een preek van bisschop Ambrosius van Milaan, gaf hem het geloof weer terug. Na een zeer werkzaam leven stierf hij als bisschop van Hippo in Noord-Afrika. ”Te laat had ik U lief, o Gij Schoonheid zo oud en nieuw, te laat ben ik U gaan liefhebben!”. Dit is misschien de beste tekst van zijn hand die bij zijn attribuut, het brandend hart, past. Zijn belangrijkheid voor de kerk tot op de dag van vandaag blijkt uit zijn titel “kerkleraar”. Links van hem, op een andere console, boven de bank van de misdienaars, staat de apostel Petrus, 29 juni. Deze apostelfiguur kwam in 1850 in de kerk. Hij werd geschonken door de kinderen A Bergmans. Drie attributen staan bij hem: de haan, driemaal verloochende hij Jezus na zijn arrestatie in de hof van olijven. Het kruis is het teken van zijn marteldood rond het jaar 67 in het circus van Nero, bij de huidige Sint Pieter te Rome. Daar hij zich niet waardig vond om op dezelfde manier te sterven als Jezus, werd hij ondersteboven gekruisigd. De sleutels, die hij vasthoudt, zijn het belangrijkste attribuut In Matteús.16, 19 staat geschreven: Ik zal U de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn Daarom is een sleutel van goud en de andere van zilver, de kleuren van het Vaticaan, geel – wit. In de kerk kan de zondaar vergeving van de zonden krijgen door de absolutie van de priester in het sacrament van de biecht. Petrus betekent ‘rots’, op hem wordt de kerk gebouwd. Hij moet zijn broeders sterken en voorgaan. Jezus bidt dat zijn geloof niet zal bezwijken. De verhouding tussen Jezus en Petrus was heel sterk. Hij wordt ook wel de eerste paus genoemd. Ons beeld staat daarom ook niet voor niets aan de rechterhand van Christus. Het Petrus beeld in onze kerk is een vereenvoudigde kopie van het Petrus beeld gemaakt door de Antwerpse beeldhouwer Artus Quellien de Oude (1609-1668) in 1658. Het bevindt zich in de kerk van St. Andries te Antwerpen. Rechts van het hoogreliëf, tussen de zuilen,staat de heilige Norbertus (1080-1134), 6 juni. Over hem schrijf ik hier nog niets. Dit beeld op deze plaats in het hoogaltaar is de aanleiding voor dit artikel. Rechts van hem, staande op een console aan de muur, staat de heilige Ambrosius, bisschop en kerkleraar, (340-397), 7 december. Hij is afgebeeld met de bisschopsstaf, een bundel papier en aan zijn voeten staat een bijenkorf. Geboren uit christelijke ouders werd hij na zijn klassieke opleiding in Rome prefect van Ligurië en Emilië. Zijn standplaats werd Milaan. Als prefect nam hij het woord om de rust te herstellen tussen katholieken arianen. Een kind riep toen: Ambrosius bisschop”, en hij werd bij acclamatie gekozen door de mensenmenigte. Na zijn studies werd hij gewijdt. Hij preekte zo goed, dat hij de heilige Augustinus bekeerde. Ambrosius, de man van de wereld, leeft in een wereld van Mariaverering, transsubstantiatie, maagdelijkheid en geestelijk huwelijk tussen God en de ziel een plaats hebben. Zijn vele geschriften blijven tot op de dag van vandaag actueel.Van hem komt het gebruik in de westerse kerk de psalmen antifonaal te zingen. De bijenkorf is een beeld van de kloosterlijke en kerkelijke gemeenschap. Zoals de bijen in de korf ondergeschikt zijn aan hun koningin en gezamenlijk een sterke en natuurlijke eenheid vormen, zo zijn de monniken in het klooster, de gelovigen in het bisdom of in de Kerk een ondeelbare eenheid, in gehoorzaamheid aan de abt, de bisschop of de paus. In ons hoogaltaar kijkt hij het schip van de kerk in, als het ware de mensen tot navolging oproepend. Op de console, boven de bank voor de acoliethen, staat de apostel Paulus, 29 juni. Hij kwam eveneens in 1850 in de kerk, ook geschonken door de kinderen A. Bergmans. Als attributen heeft hij het zwaard en een bundel papieren. Het zwaard
verleent hem een wel heel vechtlustige houding, Dit is ook een teken voor zijn felle karakter Paulus, voor zijn bekering Saulus genoemd, Als Saulus streng levend naar de Joodse wet en dus ijverig de kerk vervolgend. Na zijn bekering als Paulus navolger van en ijverig missionaris voor Christus. Damascus, Jeruzalem, Antiochié, Athene, Korinthe, Efeze en Rome, om maar een paar plaatsen te noemen waar hij preekte. Hij wordt ook niet voor niets “de apostel der heidenen” genoemd. Hij was een heel ijverig briefschrijver. U kunt zijn pastorale brieven lezen in het Nieuwe Testament. Onder keizer Nero werd hij tijdens de christenvervolging opgepakt. Als Romeins staatsburger mocht hij alleen door het zwaard onthoofd worden. Zo geschiedde rond het jaar 67. Zijn gezicht kikt de gelovigen in de kerk aan, hen tot navolging oproepend. Boven op de zuilen van het hoogaltaar ligt een hoofdbalk met daarop een kroonlijst. Op deze kroonlijst staan, van links naar rechts: Een staande engel, stotend in de bazuin. Hij kijkt naar het schip van de kerk, zijn rechterhand wijst naar het grote hoogreliëf, boven de Aanbidding der herders. Dan volgt een kleine, knielende putto. Hij heeft de handen over de borst gevouwen en kijkt naar het schip van de kerk Vervolgens komt een hoogreliëf. Het stelt de Heilige Drieëenheid voor. Rechts in het hoogreliëf God de Vader, met de scepter in zijn hand. Op de scepter een Alziend Oog. Hij wijst naar Zijn Zoon Jezus Christus die in Zijn linkerhand het kruis vasthoudt. Dit is het teken van Zijn offerdood waardoor Hij de wereld zou verlossen. Tussen hen in, in de gedaante van een duif, de Heilige Geest. Het gouden licht op de achtergrond verbeeldt het ontoegankelijk licht waarin God woont. Het reliëf is mooi versierd met festoenen en engelenkopjes. Onder de voeten van Jezus en de Vader, wolken en engelenkoppen. Links en recht s van dit reliëf, krullen met acanthusbladeren.Rechts hiervan opnieuw een putto. Zijn handen over de borst gevouwen en met zijn hoofd naar het schip kijkend. Als laatste, rechts van deze putto een staande engel. De bazuin in zijn linkerhand is naar beneden gericht. Met zijn rechterhand wijst hij naar het hoogreliëf van de Heilige Drieëenheid. Zijn hoofd kijkt naar het schip van de kerk. Onder de putti zijn versieringen aangebracht in de vorm van krullen. Hier en daar zijn sporen van lichtblauwe verf te zien. Boven op de segmentboog, een vergulde console, geflankeerd door twee engelenkoppen Aan de voorzijde is ze versierd met het Alziend Oog . Daarboven een wereldbol met daarop een stralenkruis. Gods Evangelie moet over de hele aarde verkondigd en geleefd worden. Tot zover de uiterlijke beschrijving van de achterwand van het hoogaltaar en de beelden er omheen. Nu volgt het deel met de altaartafel en het tabernakel. De mensa en het tabernakel Tegen de hoge wand van het hoogaltaar stond de mensa, de tafel. De onderkant van de mensa is gemarmerd en wordt versierd door een prachtige rococoschelp.In 1951 werd de mensa met de onderkant naar voren gezet, zodat de mensen in de nieuwe dwarsbeuken de priester konden zien als hij de Eucharistie vierde, met de rug naar de mensen toe. In 1967, bij de invoering van de Liturgie van het Tweede Vaticaans Concilie, werden voor de mensa twee nieuwe steunen gemaakt, naar het model van de oude uit 1848. Dit werd gedaan omdat de altaartafel nog verder in de richting van het schip werd geschoven. De mensen in de dwarsbeuken moesten de priester kunnen zien als hij met het gezicht naar de mensen toe de Euharistie vierde. De oude steunen en de gesloten onderkant werden met enige aanpassingen weer onder het tabernakel gezet. Het blad van de mensa is een grote schijf wit, grijs geaderd marmer.
Boven de mensa, tegen de hoge wand van het hoogaltaar, staat het tabernakel. Tabernakel betekent Tent en het woord komt uit het Hebreeuws. Het oorspronkelijke tabernakel is reeds lang verdwenen. Het huidige zal wel aan het einde van de negentiende of begin twintigste eeuw in de kerk gekomen zijn. De deur van dit tabernakel was oorspronkelijk versierd met twee neogotische engelen. Pastoor Prinsen, geen vriend van de neogotiek, verafschuwde deze engelen zo zeer, dat hij in 1955 door Leo Bäumler uit Weiden, Duitsland, de huidige barok geïnspireerde bekleding van de tabernakeldeur liet maken. Deze werd samen met de rest van het hoogaltaar verguld. De engelen werden echter niet weggegooid. In 1951 liet pastoor Prinsen in de gang die achter het priesterkoor doorloopt, een deur maken die achter het tabernakel uitkwam. Het tabernakel kreeg een achterdeur met daarop de twee neogotische engelen gemonteerd. Daar de deur van de gang naar het tabernakel meestal dicht is, zal pastoor Prinsen de twee engelen weinig hebben hoeven te zien. Op de huidige tabernakeldeur aan de voorkant, staat onder een boog een kelk met een stralenkrans. Links en rechts boven de kelk zon en maan. De hele combinatie verwijst naar het negende uur op Goede Vrijdag. Toen Jezus aan het kruis stierf was het donker als gevolg van een zonsverduistering. In het tabernakel worden de geconsacreerde hosties bewaard, het Lichaam van Christus. De zijkanten van het tabernakel en de er bovenopstaande expositietroon zijn met sierlijk houtsnijwerk versierd. Links en rechts van het tabernakel staan drie kaarsenkandelaars. Deze staan op een soort trapje dat vanaf het tabernakel in drie treden naar beneden afloopt. De voorkant van deze trapjes is versierd met laurier-, acanthusbladeren en bloemen. Achter deze trapjes staan links en rechts twee houten versieringen. Hun sierlijke krullen worden bekroond door links een bijenkorf en rechts een melkkan. In de Bijbel zijn honing en melk de spijzen voor kinderen die nog geen vast voedsel kunnen verdragen. Op onze weg in het geloof zijn we als kinderen en kunnen we niet zonder zacht voedsel. Melk en honing zijn ook een teken van overvloed. In het Oude Testament is het land dat God aan zijn volk belooft, een land dat overvloeit van melk en honing. Samengevat zijn de melkkan, de bijenkorf en het tabernakel een beeld van de Kerk, die aan haar kinderen geestelijk en lichamelijk voedsel geeft door haar verkondiging en de sacramenten. Bovenop het tabernakel staat de expositietroon. Normaal is deze gesloten. Men ziet dan een kelk met daarboven een zwevende hostie. Deze is omringd door een stralenkrans en zes cherubijntjes. Draait men de expositietroon open, dan ziet men twee rijk versierde nissen. De ene nis is bekleed met vergulde stof en borduurwerk. Dit borduurwerk toont een pelikaan die met eigen bloed haar jongen voedt. Deze nis werd gebruikt op het feest van Sacramentsdag en het lof op zondag. De andere nis is bekleed met witte stof en versierd met het Heilig Hart van Jezus. Deze werd gebruikt op het feest van het Heilig Hart van Jezus en iedere eerste vrijdag van de maand. De monstrans, met daarin de hostie, het Lichaam van Christus, werd geplaatst op een verguld voetstuk Dit voetstuk is versierd met een reliëf van een pelikaan die haar jongen met bloed uit de eigen borst voedt. De voedende pelikaan is een beeld van Christus. Hij voedt ons met Zijn Lichaam en Bloed. Dit gebeurt iedere keer wanneer in de H.Mis de gelovigen ter communie gaan. Links en rechts van de expositietroon zweven twee putti. Zij houden druiventrossen en korenaren in hun handjes. Druiventrossen en korenaren zijn beelden voor brood en wijn waarmee de H.Mis gevierd wordt Boven de expositietroon, gedragen door prachtige voluten, versierd met acanthusbladeren opnieuw een nest met daarin een pelikaan die haar jongen voedt. Echter, uit het nest rijst ook een kruis op met daaraan de gekruisigde Christus. Duidelijker kan de symboliek Pelikaan = Christus niet zijn. Het kruis zelf was voordat het verguld werd
zwart, de Christusfiguur wit./ivoor. In de sacraments-hymne Adoro Te devote wordt Jezus met een pelikaan vergeleken . Waarschijnlijk heeft de ontwerper bij het ontwerpen van dit deel van het hoogaltaar deze hymne in zijn hoofd gehad. Hoe en waarom en wat is de betekenis? Waarom heeft het hoogaltaar deze vorm en versiering? Wat is de achterliggende gedachte, als er die al is? Het hele altaar is wel heel doordacht opgebouwd en alles wat er op staat aan beelden en reliëfs is niet zomaar gedaan. Zelfs de posities van de beelden en de reliëfs zijn doordacht. Er is wel eens geschreven dat het hoogaltaar een Maria altaar zou zijn. Dit klopt niet. De kerk van Udenhout heeft als naamspatroon Sint Lambertus. En dit al eeuwen lang. Verder staat er in de kerk, in de Onze Lieve Vrouwe dwarsbeuk, een Mariaaltaar. Het hoogaltaar zelf ontkent ook dat het een Maria-altaar is. Zeker, zes vlakreliëfs en één hoog reliëf op een centrale plaats doen vermoeden dat het een Maria-hoogaltaar zou kunnen zijn. Maar als we de zeven reliëfs goed bekijken, dan zien we dat het leven van Maria begint met haar geboorte en ophoudt met de Aanbidding van de herders. Het hoogaltaar vertelt niets over haar rol op de bruiloft te Kana. Ook haar staan onder het kruis vind je er niet. Evenmin haar aanwezigheid bij de apostelen op het Pinksterfeest. Haar dood en haar tenhemelopneming met ziel en lichaam, ze zijn er niet. Nee, Maria wordt hier afgebeeld in voorbereiding op haar moederschap en als moeder van Jezus. Wat is het hoogaltaar dan wel? Het hoogaltaar is een katechismus, een geloofsleer over het katholieke geloof zoals dat in de 19e eeuw werd onderwezen. Het laat een synthese zien tussen de Heilige Schrift en de Traditie van de Kerk, de Sacramenten en het Leergezag. Als we het Credo, de lange geloofsbelijdenis lezen en het hoogaltaar bekijken, dan vallen al heel wat puzzeldelen op hun plaats. Het geloof in de heilige Drieëenheid: Vader, Zoon en heilige Geest is het centrale thema. God die woont in het ontoegankelijk licht, het grote hoogreliëf boven op het hoogaltaar, wordt mens in zijn Zoon Jezus, de Christus. Dit gebeurt binnen de menselijke tijdrekening, afgebeeld in de Aanbidding van de herders Hij houdt zoveel van de mensen, dat Hij altijd bij hen wil zijn. Altijd is Hij bij ons in de gedaante van brood en wijn, in het tabernakel onder het hoogreliëf van de Aanbidding de herders. Iedere keer wanner de priester de eucharistie viert doet hij dat wat Jezus deed op Witte Donderdag, tijdens het Laatste Avondmaal. Ook wordt dan het Kruisoffer van Goede Vrijdag tegenwoordig gesteld. Deze boodschap over God die mens werd en Zijn Zoon gaf om voor altijd bij ons te zijn, dit voor de hele mensheid, is de centrale, de verticale lijn van het hoogaltaar. Op deze drie taferelen past ook drie keer het woord Aanbidding. Om dit te begrijpen moeten we weer teug nar het hoogreliëf van de heilige Drieëenheid. Links van dit reliëf, op de uiterste hoek van het altaar, staat een engel. Hij stoot in de bazuin en wijst met zijn rechterhand op de Drieëne God. Zijn hoofd kijkt naar beneden, naar ieder van ons persoonlijk, in het schip van de kerk. Het stoten in de bazuin betekent hier: een kind is geboren, een mensenleven is begonnen. Gebruik het goed. Aan de uiterste rechterkant van het reliëf staat een andere engel. In zijn linkerhand houdt hij een bazuin vast, met het mondstuk naar beneden. Hij is uitgespeeld, een mensenleven op aarde is afgesloten. Ook hij wijst met zijn rechterhand naar de Drieëne God en kijkt met zijn hoofd naar ieder van ons in het schip van de kerk. Heb je goed geleefd, neem deel aan de heerlijkheid van de Heer. Direct links en rechts van het hoogreliëf, twee knielende putti. Zij hebben de handen kruislings gevouwen
over de borst. Ook zij kijken naar ieder van ons in het schip van de kerk. Aanbid God tijdens je leven, in bidden en werken,is de overduidelijke boodschap. Het tweede woord Aanbidding is het hoogreliëf van de Aanbidding der herderes. Een herder kijkt het schip van de kerk, de gelovigen oproepend tot dezelfde aanbidding van God. Het derde woord Aanbidding is van toepassing op de aanbidding van God die verborgen is in de gedaante van Brood: Het heilig Sacrament in de monstrans. Ora et labora, bid en werk. Alles ter ere Gods. Sint Norbertus Nu gaan we een stap naar beneden. Er volgen dan, van links naar rechts, de beelden van de grote kerkleraren van Latijnse, de Rooms Katholieke Kerk. Er zijn er vier: Sint Augustinus, Sint Gregorius de Grote, Sint Ambrosius en Sint Hiëronymus. Zij hebben in de eerste eeuwen van de kerk, haar leer verder uitgewerkt en vastgelegd. In ons hoogaltaar ontbreekt het beeld van Sint Hiëronymus. In zijn plaats staat het beeld van Sint Norbertus. Om te weten waarom Sint Hiëronymus ontbreekt, moeten we eerst kort naar zijn leven kijken. Hiëronymus (30 september) werd omstreeks 340 geboren te Stridon in Dalmatië en stierf op 30 september 420. In 365, als student, wordt hij gedoopt. In de jaren 375377 leeft hij de woestijnvaders in de woestijn bij Antiochie, Syrië. Hier leert hij ook hebreeuws. Zijn priesterwijding vindt plaats in 378. Paus Damasus vraagt hem om zijn secretaris te worden in 382. Daarna begon hij de Heilige Schrift, vanuit de grondtekst, te vertalen in het latijn: de Vulgata. Hiervoor had hij Hebreeuws (Oude Testament) en Grieks (Nieuwe Testament) nodig. Hij is altijd een voorstander van kloosterlijk en geestelijk leven geweest, wat hem niet door iedereen in dank werd afgenomen. Na 385 gaat hij na Bethlehem waar bij een klooster leidt en onderricht. Als hij zeventig is wordt dit in brand gestoken door tegenstanders. Na de wederopbouw sterft hij er in 420. Gedurende zijn leven is hij een felle aanhanger van de man die de stoel van Petrus bekleedt en roept hij de mensen op de H. Schrift te lezen. Aan het begin van de zestiende eeuw werd de H. Schrift door onder andere Erasmus van Rotterdam en Maarten Luther in de landstaal vertaald. In 1618 gaven de Staten Generaal in Nederland een bijbelvertaling in opdracht. Dit alles volgens het principe van de Reformatie: sola scriptura, sola fides, sola gratia. Alleen door de Heilige Schrift, alleen door geloof en alleen door Gods genade kunnen de mensen gered worden. De heiligen verdwenen, de sacramenten verdwenen. De goede werken en de traditie van de Kerk eveneens. De traditie van de kerk is haar leer die vanaf de eerste eeuwen mondeling werd overgeleverd. Vandaag de dag bestrijdt niemand dat een hervorming van de katholieke kerk in de zestiende eeuw noodzakelijk was. Het kind met het badwater weggooien is echter een erg rigoreuze oplossing. Hiëronymus kon geen plaats krijgen in het hoogaltaar. Men zocht een heilige die ook de sacramenten verdedigd had. De H.Schrift, de Traditie en de leer van de Kerk waren reeds bij de drie kerkvaders goed ondergebracht. De beste kandidaat voor de verdediging van de sacramanten was de heilige Norbertus. Hij was bekend uit de geschiedenis van de parochie. Als stichter van de Norbertijnen, via de abdij van Tongeloo, stond hij als het ware aan de wieg van onze parochie. Wie is hij? Norbertus, 1080 – 1134 / 6 juni, werd geboren in Genneperhuis bij Gennep omstreeks 1080. Hij kreeg zijn opleiding bij aartsbisschop Frederik I in Keulen. Daarna was hij kanunnik aan de kathedrale kerk van Sint Victor te Xanten. In 1115 werd hij te Keulen priestergewijd en keerde terug naar Xanten. Hij zette zich in voor het nakomen van de kloostergeloften, in het bijzonder die van de armoede. Zijn bezittingen gaf hij aan de armen en trok een tijd naar Frankrijk, waar hij een
bestaan als rondtrekkende prediker leidde. De bisschop van Laon gaf hem grond om een klooster te bouwen. In 1120 worden hij en zijn volgelingen gevraagd om in Prémontré (= van tevoren getoond) te gaan wonen, ten westen van Laon. Hier wordt de grondslag gelegd voor de orde van de Norbertijnen, Premonstratenzers, Witheren. De kloosterregel van Augustinus wordt zijn uitgangspunt. In 1124 vertrekt hij Antwerpen om het tanchelisme te bestrijden. Na gedane arbeid wordt hij tot aartsbisschop van Maagdeburg benoemd in 1126 waar hij in 1134 overlijdt. Het tanchelisme is een leer, die werd gesticht door Tanchelm/Tanchelijn/Tanchelinus. Wanneer hij geboren werd weten we niet, maar hij werd vermoord in 1115. Hij keerde zich tegen de Kerk en de kerkelijke sacramentenleer. Hij leerde: Sacramenten hebben geen werking als ze door een onwaardige geestelijke worden toegediend. Ook was hij fel gekant tegen de specifieke priesterlijke volmacht en de transsubstantiatie. Zijn werkterrein was vooral Zeeland en Vlaanderen. Hij vestigde zich in Antwerpen, waar hij zijn einde zou vinden. Zijn leer was moeilijk te bestrijden. Vandaar dat sint Norbertus in 1124 naar Antwerpen wordt gestuurd. Wanneer Norbertus met een monstrans in zijn hand wordt afgebeeld, dan is dit een teken van zijn triomf over de leer van Tanchelm. Voorheen werd Norbertus vaak afgebeeld in witte kleding, met mijter en bisschopsstaf. De monstrans kreeg hij pas ten tijde van de Contrareformatie, na 1570. Ook dit beeld in onze kerk kijkt het schip. Zijn blik maant ons tot geloof en roept op tot navolging van Christus en zijn Kerk. Het is nu wel duidelijk waarom Norbertus in ons hoogaltaar staat. Waar de reformatie de waarde van de sacramenten duidelijk vermindert of ontkent, staat Norbertus pal. De reformatie ontkent de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in de gedaante van brood en wijn na de consecratie. De Kerk, hier in de persoon van sint Norbertus, belijdt dit tot aan het einde der tijden. Er is misschien nog een andere rede waarom Norbertus in ons hoogaltaar staat. Jan Jozef Peeters, onze beeldhouwer/ontwerper, was een Antwerpenaar. Misschien kende hij Norbertus en Tanchelm. We zullen het nooit weten. Petrus en Paulus sluiten aan iedere kant de rij van heiligen af. Paulus, ook apostel van de heidenen genoemd, reist over de hele toen bekende wereld om Gods Blijde Boodschap te verkondigen. Een groot missionaris, tijdloos net zoals de missie van de Kerk: verkondigen tot aan het einde der tijden. Petrus, de eerste leider van de kerk, paus. De belangrijkste onder gelijken. Hij is het zichtbaar teken van de continuïteit in de kerk, vanaf Jezus tot in onze dagen. Waar Petrus is, daar is de Kerk Tot zover de beschrijving van ons hoogaltaar. Wanner u de volgende keer de parochikerk van Udenhout bezoekt, dan ziet u opnieuw het grote hoogaltaar. Misschien echter met andere ogen, de boodschap ervan begrijpend. Een groots monument, een groots getuigenis van offerbereidheid van mensen uit de negentiende eeuw, met een nog grotere, eeuwige boodschap: Aanbid God in Uw leven in bidden en werken. Bronnen: J. F. L..Dankelman CssR: Peerke Donders. 1982 Gooi en Sticht Hilversum. Over de Unentse kerk.
De St.-Lambetuskerk van Udenhout, Waterstaatskerk, monument. 2003 Parochie St.-Lambertus te Udenhout Stichting Heemcentrum t Schoor Udenhout Biezenmortel. Over de Unentse parochie Geschiedenis van de Udenhoutse Sint-Lambertusparochie. 2006 Stichting Heemcentrum t Schoor Udenhout Biezenmortel Fotos van bidprentjes CCM van den Bersselaar Boek H.van Iersel: Portret Arnolda van Iersel, Huize Felix Heemcentrum t Schoor Dr. Piet Penning de Vries SJ, De Heiligen. 1981 Uitgeverij Richt b.v. Vught Hans Biederman Prisma van de symbolen. Historisch-culturele symbolen van A tot Z verklaard 1992 Uitgeverij Het Spectrum b.v. Utrecht Vincent Morse Cooper An illustrated encyclopaedia of traditional symbols. 1978 Thames and Hudson Ltd London Hubert Jedin ea Handbuch der Kirchengeschichte. 1985 Herder, Freiburg Basel Wien. Josef Hoefer/Karl Rahner ea Lexikon fuer Theologie und Kirche 1986 Herder, Freiburg Basel Wien Katholiek Gebedenboek 1986 Uitgeverij Tabor, Brugge.
Bijlagen: 1. Graven. Foto Op het oudste deel van het kerkhof, aan twee kanten omgeven door de muren van het schip en de dwarsbeuk en door het hek langs het kloosterpad aan de derde kant, staat tegen de muur van de dwarsbeuk een hoog grijs grafmonument. Voor dit monument liggen drie graven. Links het graf van Josephus van Iersel , zoon . In het midden het graf van Johanna van Abeelen , weduwe van Heyliger van Iersel. Rechts het graf van Arnolda Petronella van Iersel, dochter. Johanna Maria van Abeelen was de eerste die op het nieuwe parochie kerkhof werd begraven, 26 oktober 1842. De tekst voor Josephus van Iersel luidt: Hier ligt begraven De heer Josephus van Iersel geboren te Udenhout de 8 december 1792 en overleden den 20 october 1864 het is een allergoddelijkst werk medehelper te worden in de bekering der zielen s. Dion. de Lute: Heer: Cap III Mogelijjkerwijs wordt hier sint Dionysius van Lutetia/Parijs bedoeld, gestorven omstreeks 250/258 RIP De tekst voor Johanna Maria van Abeelen luidt: Hier ligt begraven Mejuffrouw Joanna Maria van Abeelen echtgenoote van den heer Heiliger van Iersel geboren te Helvoirt e den 19 maart 1767 en overleden te Udenhout den 23 october 1842 De gansche gemeente zal hare aalmoezen verkondigen. E XXI. RIP
De tekst voor Arnolda Petronella luidt: Hier ligt begraven Arnolda Petronella van Iersel Geboren te Udenhout 9 october 1789 en overleden den 12 april 1864
Heer, ik heb de luister van uw huis bemindt \ de woonplaats uwer heerlijkheid. ps xxv,8 RIP Was het jaar 1789 voor Frankrijk en de katholiek kerk aldaar het begin van een zeer donkere tijd, voor Udenhout was het jaar 1789 op langere termijn een gelukkig, luisterrijk jaar. Toen Arnolda in 1864 werd bijgezet naast haar moeder, had ze voor haar eigen hoogaltaar gestaan. Hoe passend is de psalmtekst op het grafmonument onder haar naam. Door haar, haar moeder en broer, was het huis van God te Udenhout werkelijk luisterrijk geworden, een waardige woonplaats voor Zijn heerlijkheid.
2 Gebeden. Geloofsbelijdenis: Ik geloof in één God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde, van al wat zichtbaar en onzichtbaar is. En in één Heer, Jezus Christus, eniggeboren Zoon van God vóór alle tijden geboren uit de Vader. God uit God, licht uit licht, ware God uit de ware God. Geboren, niet geschapen, één in wezen met de Vader, en door wie alles geschapen is. Hij is voor ons, mensen, en omwille van ons heil uit de hemel neergedaald. Hij heeft het vlees aangenomen door de heilige Geest uit de maagd Maria, en is mens geworden. Hij werd voor ons gekruisigd, Hij heeft geleden onder Pontius Pilatus en is begraven. Hij is verrezen mop de derde dag, volgens de Schriften. Hij is opgevaren ten hemel: zit aan de rechterhand van de Vader. Hij zal wederkomen in heerlijkheid om te oordelen levenden en doden en aan zijn rijk komt geen einde. Ik geloof in de heilige Geest die Heer is en het leven geeft, die voortkomt uit de Vader en de Zoon; die met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt; die gesproken heeft door de profeten. Ik geloof in de éne, heilige, katholieke en apostolische kerk. Ik belijd één doopsel tot vergeving van de zonden. Ik verwacht de opstanding van de doden,
en het leven van het komend rijk. Amen
Het Wees gegroet. Wees gegroet,Maria, vol van genade, De Heer is met U, Gij zijt de gezegende onder de vrouwen, En gezegend is Jezus, de Vrucht van uw schoot. Heilige Maria, Moeder van God, Bid voor ons, zondaars, Nu en in het uur van onze dood. Amen
De Engel des Heren De Engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt, En zij heeft ontvangen van de heilige Geest. Wees gegroet Maria…. Zie de dienstmaagd des Heren. Mij geschiede naar uw woord. Wees gegroet Maria… En het Woord is vlees geworden. En Het heeft onder ons gewoond. Wees gegroet Maria… Bid voor ons, heilige Moeder van God, opdat wij de beloften van Christus waardig worden. Laat ons bidden. Heer wij hebben door de boodschap van de Engel de menswording van Christus uw Zoon leren kennen; wij bidden U: stort uw genade in onze harten, opdat wij door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de heerlijkheid van de verrijzenis. Door Christus, onze Heer. Amen
Magnificat Lucas 1, verzen 46 – 55 Hoog verheft nu mijn ziel de Heer, verrukt is mijn geest om God, mijn verlosser. Zijn keus viel op zijn eenvoudige dienstmaagd: van nu af prijst ieder geslacht mij zalig. Wonderbaar is het wat Hij mij deed, de Machtige, groot is zijn Naam! Barmhartig is Hij tot in lengte van dagen voor ieder die Hem erkent. Hij doet zich gelden met krachtige arm, vermetelen drijft Hij uiteen; Machtigen haalt Hij omlaag van hun troon, eenvoudigen brengt Hij tot aanzien; Behoeftigen schenkt Hij overvloed, maar rijken gaan heen met ledige handen.
Hij trekt zich zijn dienaar Israël aan, Zijn milde erbarming indachtig; Zoals Hij de vaderen heeft beloofd, Voor Abraham en zijn geslacht voor altijd.
Adoro Te devote Een gebed, toegekend aan Sint Thomas van Aquino OP, 1225-1275 Dit gebed wordt gebruikt tijdens de Eucharistische aanbidding, vroeger het Lof genoemd.
Adoro te devote, latens Deitas, Quae sub his figuris vere latitas; Tibi se cor meum totum subicit, Quia te contemplans totum deficit. vermag. Visus, tactus, gustus in te fallitur, Sed auditu solo tuto creditur. gehoor; Credo quidquid dixit Dei Filius; Nil hoc verbo veritátis verius. Waarheid zelf. In cruce latebat sola Deitas, schuil, At hic latet simul et Humanitas, Ambo tamen credens atque confitens, Peto quod petivit latro poenitens. Plagas, sicut Thomas, non intueor; deed, Deum tamen meum te confiteor. Fac me tibi semper magis credere, In te spem habere, te diligere. O memoriale mortis Domini! Panis vivus, vitam praestans homini! geeft, Praesta meae menti de te vivere, Et te illi semper dulce sapere. steeds. Pie Pellicane, Jesu Domine, Me immundum munda tuo sanguine; Cuius una stilla salvum facere Totum mundum quit ab omni scelere. Jesu, quem velatum nunc aspicio, Oro, fiat illud quod tam sitio: Ut te revelata cernens facie, Visu sim beátus tuae gloriae. Amen heerlijkheid.
Ik aanbid met eerbied U, verborgen God, die hier onder tekens waarlijk Zich verschuilt; aan U onderwerpt zich heel en al mijn hart, want U schouwend weet ik dat het niets
Oog en smaak en tastzin wordt in u misleid, het geloof steunt veilig slechts op het ik geloof al wat Gods Zoon vérkondigd heeft, niets is meer waar dan het woord der
Op het kruis ging slechts uw heil’ge Godheid hier blijft echter ook uw mensheid diep verhuld ; toch belijdend beide met een vast geloof, vraag ik wat berouwvol U de rover vroeg. Ik zie niet uw wonden, als eens Thomas Toch wil ik belijden U als mijnen God, doe in U geloven mij steeds méér en meer, doe mij op U hopen, U beminnen slechts. O gedachtenisteken van des Heren dood, levend Brood, dat aan den mens het leven geef dat mijn geest in U zijn leven vindt, geef hem als zijn zoetheid U te smaken
Pelikaan vol goedheid, Jezus onze Heer, reinig mij, onreine, door uw zuiver Bloed, waarvan éne druppel zelfs verlossen kan heel het wereldrond van al zijn zondigheid. Jesus, dien gesluierd ik hier nu aanschouw, moge lessen, bid ik, zich mijn grote dorst; dat ik ongesluierd ziende uw aangezicht, zalig zij door ’t schouwen van uw Amen.