Aanbevelingengemeentelijk dierenwelzijnsbeleid
Gemeente Woerden
Regislratiedatum: Behandelendafdeling Afgehandelddoor/op:
11.019199
10/11/2011 Griffier
Herziene versie oktober 2008
*>*£&"
Colofon Samenstelling: drs. Henny Greven (beleidsmedewerker gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid) Juridisch advies: mr. Léon Ripmeester (juridisch beleidsmedewerker) Eindredactie: Jan Dobbe Productie: Multicopy Den Haag
Met dank aancollega's op hetVerenigingsbureau envan diverse afdelingenvoor dewaardevolle open aanmerkingen die hebben bijgedragen aan detotstandkoming van dezenota.
© 2008, Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren Postbus 85980 2508 CR Den Haag
Niets uit deze publicatie magworden verveelvoudigd, opgeslagen ineen geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk,fotokopie of opwelke andere wijze danook,zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van deNederlandse Verenigingtot Bescherming vanDieren.
**£*
Voorwoord
DeDierenbescherming komtopvoor de belangenvanalle dieren.Wij proberen dit onder anderete doendoor het dierenwelzijnsbeleid opdiverse niveauste beïnvloeden.We richten onze inspanningen daarbij nietalleen op de Europese en nationale overheden,maar ook op provincies engemeenten. Over deze laatste doelgroep gaat hetindezenota. Dierenwelzijn iseenthema datveel mensen aanspreekt. Datmerken wij als Dierenbescherming dagelijks.Veel mensen willen ietsdoenvoor dieren,bijvoorbeeld omdat zij inaanraking komen met dierenleed inde gemeentewaar zewonen.Zwerfdieren,verkeersslachtoffers, circussen die dieren exploiteren,jacht, hetzijnallemaal onderwerpen die de burger raken. Het is danook belangrijk dat gemeenten eenstructureel dierenwelzijnsbeleid voeren.Talvan besluiten en handelingen van de gemeente hebben immers,direct ofindirect, invloed ophetwelzijnvan dieren.Tevensvragen veel dierenwelzijnsproblemenjuist omeen lokale aanpak. Sinds deeersteversievandezenota Gemeentelijk Dierenwelzijnsbeleid (2004) isrelevantewet- en regelgeving gewijzigd en/oftot stand gekomen. Daarom komenwij nu met deze herziene editie, waarvan ik hoop dat hijgemeenten en dierenbeschermers wederom inspireert om gezamenlijk een optimale bescherming voor dierentebewerkstelligen. Deafgelopenjaren heeft eengroot aantal gemeenten op basisvan dezenota beleid gemaakt. Ook komen er meer en meer wethouders die dierenwelzijn specifiek inhunportefeuille hebben.Als Dierenbescherming zijnwezeerverheugd over deze ontwikkeling.Wij hopen datveelgemeenten zullenvolgen! Bij deze nota biedenwe utevens ondersteuning aanvan de Dierenbescherming. Hebt u vragen, neem dan gerust contact opmet hetVerenigingsbureau in Den Haag ofmet een lokale afdeling van de Dierenbescherming bij uinderegio.
Frank Dales Algemeen directeur
»*&**
1. INLEIDING 1.1 Doel 1.2 Opbouw
9 9 9
2
GEZELSCHAPSDIEREN 2.1 Opvangvan gezelschapsdieren 2.1.1 Hondenen katten 2.1.2 Kleine huisdierenenexotischedieren 2.1.3 Opvang 2.1.4 Rolvandegemeente 2.2 Destructiedodegezelschapsdieren 2.3 Hondenbeleid 2.3.1 Rolvan degemeente 2.4 Dierenwinkels 2.5 Houdenvan ongeschiktedieren 2.5.1 Rolvandegemeente 2.6 Ouderenen hunhuisdier 2.6.1 Rolvan degemeente 2.7 Hobbydieren 2.8 Rolvan degemeente 2.8.1 Schuilstallenbeleid 2.8.2 Uitgangspuntenvoor diervriendelijk beleid 2.9 Gezelschap hobbydieren 2.10 Kinder- enstadsboerderijenenhertenkampen 2.10.1 Rolvan degemeente
11 11 11 11 11 11 13 14 14 17 18 18 18 19 19 19 ['.'.'.'.'.'.'.'.19 20 20 20 20
3
GEBRUIKVAN DIERENVOORVERMAAK 3.1 Inleiding 3.2 Gezondheids-enwelzijnswetvoor dieren(GWWD) 3.3 Rolvandegemeente 3.3.1 Motiefopenbare ordeenveiligheid 3.3.2 Motiefdierenwelzijn 3.3.3 Beleidsopvatting 3.4 "Volksvermaak"en promotie-activiteiten 3.4.1 Sierduiven 3.4.2 Levende kerststallen 3.4.3 Circussen
23 23 23 23 23 24 25 25 25 25 26
4
DIEREN INNOOD 4.1 Dierenambulances 4.1.1 Rolvan degemeente 4.2 CursusDieren-EHBO 4.2.1 Rolvan degemeente 4.3 Gemeentelijk Rampenplanenrampenbeheersingsplan 4.3.1 Rolvande gemeente
27 27 27 28 28 28 28
5
LANDBOUWHUISDIEREN 5.1 Inleiding 5.1.1 Verborgen bio-industrie 5.1.2 Pelsdierenfokkerij 5.1.3 Aquacultuur 5.2 Rolvan degemeente 5.3 Rol Dierenbescherming 5.3.1 Politieke beïnvloeding 5.3.2 Juridische procedures 5.3.3 Rolvande gemeente 5.3.4 Reconstructiebeleid 5.3.5 Vee-en paardenmarkten 5.3.6 Stimulerenvanscharrel-enbiologische productie enconsumptie
31 31 31 31 31 31 31 32 32 32 33 33 34
*<>^
6
PROEFDIEREN 6.1 Rolvan de gemeente
7
IN HET WILD LEVENDE DIEREN:JACHT, BEHEER EN OVERLAST 7.1 Jacht, beheer enschadebestrijding 7.2 Jacht 7.2.1 Uitzonderingsgebieden 7.2.2 Argumenten tegende plezierjacht 7.2.3 Rolvan degemeente 7.3 Beheer en schadebestrijding 7.3.1 Flora-enfaunawet 7.3.2 Natuurbeschermingswet 1998 7.3.3 Vrijstellingen,ontheffingen envergunningen 7.3.4 Beheerargument 7.3.5 Argument schadebestrijding 7.3.6 Alternatieven 7.4 Hengelen 7.5 Wet- en regelgeving 7.6 Rolvan de gemeente 7.6.1 Vis-evenementen 7.7 Overlastgevende dieren 7.7.1 Rolvan degemeente 7.7.2 (Water)vogels 7.8 Stadsduiven 7.8.1 Schadelijk genoemde dieren ('plaagdieren') 7.8.2 Verwilderde exoten 7.8.3 Rolvan degemeente 7.8.4 Verwilderde katten 7.8.5 Rolvan degemeente
37
IN HETWILD LEVENDE DIEREN- RUIMTELIJKE INGREPEN 8.1 Inleiding 8.2 Wet- en regelgeving 8.2.1 Beschermde leefomgeving 8.3 Rolvan degemeente 8.3.1 Bevordering van hetdierenwelzijn inbestemmingsplannen 8.3.2 Dekapvergunning 8.3.3 Verkeersmaatregelen omdierente beschermen 8.3.4 Baggeren 8.3.5 Beheer van hetopenbaar groen 8.3.6 Het bevorderen vande natuurontwikkeling 8.3.7 Ecologische infrastructuur
47
8
DEEL 2 9
DIERENWELZIJNSBELEIDOPNATIONAAL NIVEAU 9.1 Inleiding 9.2 De Gezondheids- enwelzijnswet voor dieren 9.3 Honden-en kattenbesluit 1999(HKB'99) 9.3.1 Dierziekten 9.3.2 Agressieve dieren 9.4 Hetwetsvoorstel Wet dieren 9.5 De Flora-enfaunawet 9.6 Algemene verbodsbepalingen 9.7 Bescherming van leefgebieden 9.8 Zorgplichtbepaling 9.9 Wet op dedierproeven 9.10 Europese Richtlijnen 9.11 De Natuurbeschermingswet 1998 9.11.1 Natura 2000-netwerk
35 35
37 37 37 37 38 38 38 38 38 39 39 39 39 40 41 41 41 41 42 43 43 44 44 45 45
47 47 48 48 49 49 49 50 51 51 52 53 55 55 55 56 56 56 56 57 57 57 58 58 58 58 59
*-%*""•*
9.11.2 Vergunningen 9.12 Ruimtelijk beleid 9.12.1 Wet ruimtelijke ordening 9.12.2 Structuurvisie 9.12.3 Bestemmingsplan 9.12.4 Beheersverordening 9.12.5 Projectbesluit 9.13 Omgevingsvergunning LITERATUUR
60 60 60 60 60 61 61 61 63
*<£**
1. INLEIDING
Deel2: Wet-enregelgeving
Ineengemeente, stadofdorp, bevinden zich talvandieren. Deinwoners houden zeer uiteenlopende gezelschapsdieren, zoals honden en katten,maar ook exotische vogels of reptielen. Inhet buitengebied enop enkele plaatsen binnen de bebouwde kom bevinden zich landbouwhuisdieren zoalsvarkens en koeien. Eninbijvoorbeeld een laboratorium van een bedrijf ofziekenhuis bevinden zich proefdieren. Degrootste groep dieren,ook in stedelijke gemeenten,wordt gevormd door in het wild levendedieren.
Om hetgemeentelijk dierenwelzijnsbeleid in een breder kaderte plaatsenwordt in het tweede deeleen korte beschrijving gegeven vande nationalewet- enregelgeving die relevant isvoor dierenwelzijn.
Tegenover aldeze dieren hebbenwij alsmens verplichtingen.Wij hebben zelfs een extra zorgplicht, omdat dieren ineendorp of stadin hoge matevan de mensafhankelijk zijn. Dieren horen bijde samenleving. Een gemeente zonder dieren zou aanzienlijk inboeten aan levendigheid,waarde en veelzijdigheid. Dierenverdienen danook onze zorg enaandacht, endaar is iedereen het over eens, welke levensovertuiging menook aanhangt. Ditgeldt zowelvoor huisdieren als voor in hetwild levendedieren. Veel besluiten en handelingen vande gemeente zijnvan invloed op hetwelzijnvan dieren,zowel de gehouden dieren alsdierenin het wild. 1.1
Doel
Hetdoelvandeze notais hetinformerenvan afdelingen van de Dierenbescherming over diverse onderwerpen diezij kunnen aandragen bijde gemeente voor een beter gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid. Ook kunnen gemeenten gebruik makenvande nota als basisvoor het opstellen vaneen eigen beleidsnota voor gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid. 1.2
Debelangrijkste landelijkewetgeving op het gebiedvan dierenwelzijn wordt gevormd door: • • • •
Gezondheids enwelzijnswet voor dieren (GWWD) Flora-enfaunawet (Ffw) Wet op dedierproeven (Wod) Natuurbeschermingswet 1998
Indeze nota zal niet uitgebreid worden ingegaan optaken enmogelijkheden op provinciaal niveau.Naastdeze nota isde nota 'Provinciaal dierenwelzijnsbeleid'verschenen. Indie notawordt ingegaan op hetgeen provincies kunnendoen om een goed dierenwelzijn tebevorderen. Verder isereenleidraadverschenen voor afdelingen vande Dierenbescherming, waarin duidelijke handvattenworden aangereikt om gemeenten tebenaderen. Ingegaanwordt op de bestuurlijke enambtelijke organisatie van gemeenten, huntaken en bevoegdheden op het gebiedvandierenwelzijn en inspraakprocedures (Handleiding voor het benaderen vandegemeente inzake gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid,2008).
Opbouw
De nota met aanbevelingen bestaat uittwee delen: Deel 1:Mogelijkheden vandegemeente Inhet eerste deel wordt per onderwerp ingegaan op dierenwelzijnsproblemen waarmee dieren en inwonersvan gemeenten te maken kunnen krijgen.Daarbij worden de mogelijkheden geschetst die gemeenten hebben om een bijdrage te leverenaan een beter dierenwelzijn. Hierbijworden zowel mogelijkheden op basiswet- en regelgeving besproken als niet-juridische mogelijkheden.
«O*
GEZELSCHAPSDIEREN
InNederland worden ongeveer 20 miljoen dieren uit liefhebberij gehouden.Tot deze gezelschapsdieren worden onder andere honden, katten,cavia's, konijnen,vogels, reptielen, amfibieënenvissen gerekend,maar ook hobbymatig gehouden landbouwhuisdieren zoals schapen,geiten, paarden en kippen.Veel gezelschapsdieren belanden in het asiel of andere opvang.Denk aan zwervende, in beslaggenomen, mishandelde ofverwaarloosde dieren.Ookals eigenaren om diverse redenen niet langer in staat zijn omvoor hundiertezorgen,komen deze dieren meestal ineen opvangterecht. 2.1 2.1.1
Opvang van gezelschapsdieren Honden en katten
Intotaal worden er inons land 3,6 miljoen katten en bijna 1,8 miljoen hondengehouden. Decirca honderd asielenvangenjaarlijks ruim 25.000 honden en 50.000 katten op.Nog steedsworden erdus meer kattendan honden opgevangen:voor elke hond komen ertwee katten in het asielterecht. Deopvang ineen asiel istijdelijk. Het percentage hondendat teruggaat naar de eigenaar is groot:72 procent. Bij de katten isdat slechts 13procent. Hetfeit dat relatief veel meer hondendan katten een identificatie (chip of tatoeage) hebben engeregistreerd staan bijeen databank, isvermoedelijk de oorzaakvan het groteverschiltussen deze percentages.Voor honden en katten die nietteruggaan naarde eigenaar zoeken de asielen een nieuwebaas. 2.1.2
Kleine huisdieren en exotische dieren
InNederland alleen alworden er ongeveer 600.000 kleine knaagdieren en 600.000 konijnen als huisdier gehouden.
Nederland telt helaas steeds meer exotische huisdieren. De handel indeze dierenis omvangrijk. Bijtropische vissen ligt het importaantal rond de40 miljoen perjaar. Het aantal reptielen/amfibieënligt rond de 130.000 perjaar, waarvan circa 100.000 schildpadden. Hoegemakkelijk de aanschaf isvan exotische dieren,zo problematisch is hunverzorging. De dieren leven hier ineen ander (kouder) klimaat,vaak met een gebrek aan leefruimte. Veel exotische dieren overleven mede daardoor de Nederlandse huiskamer niet. De dieren die hetwel overleven,krijgen het alsnog zwaarteverduren:papegaaien vereenzamen bijvoorbeeld en pikkenzichzelf kaalvande stress,schildpadden hebben vaak ernstig te lijdenonder een chronisch gebrek aan ruimte. Ditleidtervaaktoe dat ookdeze dieren uiteindelijk opstraat ofinsloten worden gevonden,waar zeworden afgedankt. Denk aanroodwangschildpadden. Ook kanhet zijn dat eigenaren afstand willen doen omdat deze dieren moeilijk of niette houden zijn. 2.1.3
Opvang
Voor kleine huisdieren enexoten bestaat gespecialiseerde opvang. Insommige gemeentenverzorgen deopvangcentra voor hondenen katten ook de opvangvan andere dierenzoals schildpadden, konijnen of knaagdieren. Daarnaast zijn er ook specifieke opvangcentra voor groepen dieren zoals knaagdieren, konijnen enexoten.Deze opvangcentra zijnvaak in particuliere handen. Geldvandeoverheid krijgen zij niet. Ze moeten hetdoenmetdonaties van sympathisanten en donateurs. Hetwerk inde centrawordt goeddeels gedaan door vrijwilligers. De Dierenbescherming ondersteunt hetwerk van diverse opvangcentra, onder meermet financiële bijdragen. 2.1.4
Rolvande gemeente
a. Opvangplicht Gevonden dieren,dieeeneigenaar hebben (gehad),vallenvolgens het Burgerlijk Wetboek (boek 5art.8lid 3)onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Een vinder van eenzwerfdier isverplicht hiervan zo snelmogelijk aangifte tedoen bij de gemeente. Devinder kanervoor kiezen het dier vervolgens zelf teverzorgen. Het kan dan binnen eenjaar zonder meer door de rechtmatige eigenaar worden opgeëist. Echter, logischer en passender is het om het dier in
11
«O**
bewaring tegevenvia de gemeente. Danzal op het dier de hiervoor speciaal inhetleven geroepen regeling over gevondendieren in het Burgerlijk Wetboek worden toegepast. Op grond daarvan isde gemeente verplicht een gevonden dier minimaal twee wekente bewaren enteverzorgen, behoudens zwaarwegende redenen om hiervan afte wijken. Dezetweeweken geven de eigenaar de kans hetdier terugte halen.Alsde eigenaar zichniet binnentweeweken meldt,is de gemeente bevoegd het dier aaneenander teverkopen ofte geven.Inde praktijk betekent dit dat de gemeente dedieren officieel overdraagt aan hetasiel waar de dieren verblijven. Deopvangplicht vande gemeente is niet beperkt tot honden en katten. Hetgaat om allegevonden dieren die vermoedelijk ergens nogeeneigenaar hebben. Het kan dus ook gaan om een konijn of schildpad dieis ontsnapt. b. Voorlichting Het isvoor degemeentefinancieel gezien van belang dat gevonden dierenzosnel mogelijk teruggaan naar de eigenaar. Degemeente kan daarom voorlichting geven over dit onderwerp inde gemeentegidsof ophaar internetpagina. Belangrijke informatie isdat deeigenaar zowel aangifte kan doen bijde politie alsmelding kan maken bijeencentraal meld-en registratiepunt. Denk aan de plaatselijke Dierenbescherming en/of StichtingAmivedi . Zeker alseen dier eenidentificatie heeft (chip, tatoeage, halsband met naam enadres etc.)is de kansgroot dat de eigenaar zijnverloren dier terugkrijgt. Als de eigenaar zichbinnentwee weken meldt, zal hijzijn huisdier weer mee kunnen nemen. Hij moetdanwel de kosten vanverzorging en opvangvergoeden. Identificatievan honden middels een chipis per2011 landelijk verplicht. Gratis chip voor uw kat Van12februaritotenmet9maartkuntuuw kat tijdenseenconsultbijdedierenartsgratislaten chippen.Dezechipactie iseeninitiatiefvan de DierenbeschermingafdelingZuidOostDrentheen wordtmedegefinancierddoordegemeente.Een chipisvoorzienvaneenuniekidentificatienummer waarmeeuwkatherkendkanworden.Metbehulp vaneenchipkunnengevondendierensnellerterug naarhuneigenaar.Alledierenartsenin de gemeenteEmmendoenmeeaandechipactie. Bron: www.emmen.nl
(Stichting voor gevonden en vermiste huisdieren, www.amivedi.nl).
Aanbeveling 1: Degemeente geeft in haar gemeentegids en op haar internetpagina tips hoete handelen bij eenweggelopen huisdier en plaatst daarbij het telefoonnummer vande plaatselijke afdeling vande Dierenbescherming of andere meldpunten voor vermiste huisdieren. Aanbeveling 2: Degemeente draagt bijaanfinanciering van een chipactie van de Dierenbescherming. c. Financiële steun Inde praktijk beschikt eengemeente nietzelf over eigen opvangmogelijkheden. Daarom sluit menvaak een contract afmetasielen en/of opvangcentra (somsvande Dierenbescherming). Het asiel neemtde opvangvan hetgevonden dier opzich ende gemeente betaalt hiervoor een redelijke vergoeding. 'Redelijk' iseen evenredige vergoeding voor destructurele kosten die het asiel maakt om de opvangvan dieren 365 dagen perjaar te kunnen garanderen (adequate huisvesting enverzorging van de dieren). Hetasiel probeert deeigenaar van gevonden dieren teachterhalen,danwel een nieuwe eigenaar tevinden. Daarnaast speelt eenasiel ook een belangrijke preventieve rol bij zwerfdierenproblematiek. Mensen die afstand willen doenvan hun dier, bijvoorbeeld inverband met allergieof verkeerde verwachtingen bijde koopvan het dier, kunnen het naar een asiel brengen.Een asiel zalervervolgens alles aan doen om voor ditzogenaamde afstandsdier een nieuwe eigenaar tevinden. Hierdoorwordt voorkomen dat mensen hun dier inhet bosaan een boom achterlaten en levert het asiel een bijdrage aan hetvoorkomen van een (te grote) zwerfdierenpopulatie dievoorveel overlast in eengemeente kan zorgen (zievoor deze problematiek paragraaf 7.8.4). De Dierenbescherming heeft opverzoek van asielen en gemeenten eenrekenmodel ontwikkeld. Dit rekenmodel iseen model waarin alle door hetasielte maken kosten voor deopvangvan zwerfdieren (beperkt tot honden en katten) gedurende deeerste twee weken zichtbaar gemaakt kunnen worden.In het model wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten kosten, namelijk: capaciteitskosten: kosten die altijd gemaakt moeten wordenvanwege het beschikbaar hebben van opvangcapaciteit, en
12
*«*>*"
verzorgingskosten: kostendie rechtstreeks toe te rekenen zijnaanhet opgevangen dier. Het model houdt alleen rekeningmetde kosten die gedurende deeersteveertien dagen (wettelijke bewaartermijn) worden gemaakt. Naast devergoedingvoor deze wettelijke bewaartermijn betalenveel gemeenten extra bedragen. Voorbeelden daarvan zijn: 1. extravergoedingenvoor zwerfdieren (omdat het meestal langer dan2weken duurtvoordat ze herplaatst kunnen worden), 2. vergoedingen voor afstandsdieren (potentiële zwerfdieren), 3. vergoedingen voor neutralisatie (castratie of sterilisatie) vankatten, 4. vergoedingen bijbouwen/of verbouw. Aanbeveling 3: Erworden afspraken gemaakttussen de gemeente en een asielvoor honden,kattenen overige dieren,waarbij hetasiel deopvangvan het gevonden dier opzichneemtende gemeente hiervoor een redelijke vergoeding betaalt. d.Faciliteren enpromoten Behalve metfinanciële vergoedingen kunnen gemeenten ook opandere manieren dierenopvang steunen,bijvoorbeeld door een locatie ter beschikkingtestellen.Insommige gemeenten speelt datdehuisvestingvan het asiel zodanig isdat renovatie dringend noodzakelijk is.Aangezien eengoed opvangadres ook inhet belangvande gemeente is,is hetwenselijk datde gemeente inde renovatiekosten bijdraagt.Totslot kande gemeente de bekendheidvande opvangcentra vergroten, bijvoorbeeld door bijhet informatiepakket aan nieuwe inwonersvande gemeente,een informatiefolder over de dierenopvangcentra tevoegen.Ookishet mogelijk een hoofdstuk overdierenwelzijn enopvang opte nemen inde (digitale) gemeentegids. Aanbeveling 4: Degemeente maakt afspraken meteenasiel voor honden, katten en overigedieren over een locatie ofeen eventuele bijdragevoor renovatiekosten vaneen dierenopvangcentrum.
2.2
Destructie dode gezelschapsdieren
Per 1 januari 2008 isde Destructiewet komen tevervallen eniseen regeling hierover opgenomen indeGezondheids- en welzijnswet voor dieren2(GWWD). Inde GWWDisgeregeld datten aanzien van kadaversvangezelschapsdieren bij een gemeentelijkeverordening, de zogeheten destructieverordening, regels moeten worden vastgesteld. Indezeverordening moeten éénof meer verzamelplaatsen worden aangewezen waar kadaversvan gezelschapsdieren in ontvangst worden genomen. Dit kanzijneen gemeentelijke werf,waar zichdan een koeling bevindt voor hetverzamelen van dode honden endode katten. Hetis belangrijk dat de dieren opdeze gemeentelijke opslagplaats(en) worden gecontroleerd opeen chip endat ze minimaaltwee weken worden bewaard. Eigenaren die hundier kwijtzijn hebben dan immerstwee weken detijd om hun dier terug tevinden. Hetgemeentebestuur kanook devaak bestaande praktijk handhaven om dierenambulances aantewijzen als instantie dievoor hetverzamelen bevoegd is. Detaken dieinditverband bijeen dierenambulance kunnenworden neergelegd zijn: verwijdering uit openbare ruimte,vervoer, tijdelijkeopslag, hetaanbieden ter destructie, hetopsporen van eigenaren en registratie. Degemeente betaalt dedierenambulance voor het uitvoeren van dezetaak. Dedode dieren worden door de dierenambulance gecontroleerd opeenchip, zodat de eigenaar op de hoogte kan worden gebracht. Ook maken de meeste dierenambulances eenfoto en een korte beschrijvingvan het dier datze hebben opgehaald en geven dit door aan de Stichting Amivedi.Opdeze manier kan een eigenaar zijnof haar dierterugvinden. Aanbeveling 5: Degemeente maakt afspraken met de Dierenbescherming of dierenambulance over hetverwijderen van dode gezelschapsdieren uit deopenbare ruimte, alsmede over het vervoer, detijdelijke opslag (minimaal 2 weken) en het aanbieden ter destructie van deze dieren. Daarnaast worden afspraken
Wet van24september 1992,houdendevaststelling van deGezondheids- enwelzijnswet voor dieren
13
*«'V
gemaakt over hetopsporen van eigenaren en de registratievan de opgehaaldedieren.
voor alle inwoners en dat bijdraagt aan het welzijnvanhonden.
2.3
a) Hondenbelasting
Hondenbeleid
Inde Nederlandse samenleving hebben honden een belangrijke rol.Het ontwikkelen van beleidten aanzienvan honden is onontkoombaar, gezien hetfeit daterin Nederland bijna 1,8 miljoen honden leven. Het is belangrijk dat hondeneigenaren en hun medeburgers zonder ergernissen en overlast kunnen samenleven. Hondenpoep staat nog steeds hoog opde lijstvan irritaties diein gemeenten voorkomen.Deoverlast door hondenpoep is niet primair een dierenwelzijnsprobleem. De maatregelen ertegen rakenechter wel hetwelzijn van honden. Dit geldtvooralvoor aanlijngeboden voor de gehele bebouwde kom met uitzonderingvan bepaalde uitrengebieden. Een goed ensuccesvol hondenbeleid probeert de overlast te bestrijden door goede voorzieningen tetreffen inde openbare ruimte, rekening houdend methetwelzijnvande honden. Daarnaast neemtvoorlichting een belangrijke plaatsin. 2.3.1
Rolvan de gemeente
Inveel gemeenten zijner al regelswaar hondeneigenaren zichaanmoeten houden.Er zijn echter groteverschillen tussen de diverse gemeenten.Omtekomentot een hondenbeleid dat bevredigend isvoor alle inwoners van degemeente, is het goed het bestaande beleid nog eenstegen het lichtte houden. Hieronder worden onderdelen van een effectief hondenbeleid beschreven,zoals de besteding van hondenbelasting, de regelingen die zijn opgenomen indeAPV, controle en handhaving van het beleid enfaciliteiten diede gemeente beschikbaar stelt. De Dierenbescherming vindt het belangrijk dat gemeenten bij het makenvan hondenbeleid gebruik makenvan expertise vande Dierenbescherming envan hondenbezitters. Om draagvlak teverkrijgen is hetverstandig ook bewoners(organisaties) bij het beleidsproces te betrekken. Ingoed overleg en in nauwe samenspraak met deze partijen kan men komen tot een goed hondenbeleid dat bijdraagt aan dierenwelzijn. Aanbeveling 6: Degemeente maakt, inoverleg met de Dierenbescherming eninwoners van de gemeente, hondenbeleid dat acceptabel is
ledere gemeente heeft hetwettelijke recht hondenbelasting te heffen3,maar niet elke gemeente doet dat ook. Degemeente kan deze inkomsten geheel tengoedelaten komen aan het hondenbeleid (bijv.de gemeente Dordrecht), maar isdit nietverplicht.Ze kaner ookvoor kiezen de inkomsten (gedeeltelijk) voor algemene middelentegebruiken.
DeDierenbescherming bepleit het leggen van een relatietussen hondenbelasting en de inzet vanfinanciële middelen.Zo kunnen met de opbrengst van de hondenbelasting voorzieningenvoor hondenenhet bestrijden of opruimenvan hondenpoep worden bekostigd. Denk aan openbare hondentoiletten enhet aanleggenvan uitrengebieden en speelvelden voor honden. DeGemeentewet noemtgeenvrijstellingen speciaalvoor dehondenbelasting. Gemeenten kunnenwel zelfvrijstellingen invoeren voor bepaalde groepen. De Dierenbescherming vindt datdezevrijstellingen zeker moeten geldenvoor honden dieineenasielverblijven. Alsde hondgedurende het heffingstijdvak overlijdt, ofalsde houder zijn hond op een andere manier kwijtraakt, kanhij meestal naar evenredigheid ontheffingvan het belastingbedrag krijgen.Hetzelfde geldt als iemand indeloopvan hetjaarverhuist naar een adres buiten degemeente. Een en ander moetindegemeentelijke belastingverordening zijngeregeld.
Honden houden hun eigen broek op Dehondenbelasting wordt in Dordrecht hondgericht besteed.Aanvoorlichting overde spelregels enhandhaving bijvoorbeeld. Maar vooral aan hetaanleggen enonderhouden van voorzieningen voor honden,zoals speciale speelveldjes, uitlaatgebieden en hondentoiletten. Bron:http://cms.dordrecht.nl
Aanbeveling 7: Hondenbelasting wordt alleen besteed aan maatregelen voor hondenzoals voldoende uitrengebieden enspeelvelden,voorzieningen
Gemeentewet, artikel 226
14
**$>w'
voor het bestrijden of opruimen van hondenpoep envoorlichtingsmateriaal. Daarbij geeft degemeente eenvrijstelling voor het betalen vanhondenbelasting voor honden die ineenasielverblijven. b) HondenbeleidindeAPV Degemeente kanregels uit het hondenbeleid indeAlgemene Plaatselijke Verordening (APV) opnemen. Indemodel-APVvande Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG4) zijn bepalingen opgenomen over verontreiniging door hondenen gevaarlijke honden. Debepalingen indemodel-APV met betrekkingtot honden zijn: •
•
• •
•
toegangsverbod op kinderspeelplaatsen enspeelweides of opandere door het college aangewezen plaatsen dievoor het publiektoegankelijk zijn; verbod ophetachterlatenvan hondenpoep optrottoirs, kinderspeelplaatsen, speelweides endergelijke enopandere door hetcollege aangewezen plaatsen; aanlijngebod binnende bebouwde kom; verplichting tot het dragenvan een halsband of eenander identificatiekenmerk wanneer de hondopdeopenbare weg loopt; verplichting tot kortaanlijnen,aldan niet in combinatie met eenmuilkorf als het college ditinverband met het gedragvan dehond noodzakelijk vindt.
Deene gemeente heeft de plichten, geboden enverboden metbetrekkingtot hondenwel opgenomen inhaarAPV ende andere gemeente niet.Ookdetoepassingvan deze bepalingen isverschillend pergemeente.Zo heeft deenegemeente meer openbare ruimtes waar eentoegangsverbod of een aanlijnverplichting geldt,dandeandere gemeente. Hieronder wordt ingegaan opde diverse plichten,geboden enverboden. • Toegangsverbod Inbepaaldevoor publiek toegankelijke gebieden zijn honden niettoegestaan. Deze verboden geldenvaakvoor gebieden met weinig groenvoorziening,sportvelden of winkelcentra. Indemeeste Nederlandse gemeenten zijn hondenook niettoegestaan op kinderspeelplaatsen.
VNG isdebelangenvereniging van Nederlandse gemeenten.
Bij hetaanwijzen van deverboden gebieden moet de gemeente wel rekening houden met hondenbezitters die indergelijk 'verboden' gebiedwonen. Inde gemeente Groningen hebben deze hondenbezitters een ontheffing gekregen. Zijmogen daarom toch met hun hond door hetverboden gebied lopen,indit gevalwinkelstraten. Dehond moet dan zijn aangelijnd enals hijtoch "per ongeluk" zijn behoefte doet,isdeeigenaar verplicht ditopte ruimen. Hettoepassen vantoegangsverboden moet verder worden afgestemd op delocaties en behoeften van de betrokkenen. Ineen stad(deel) metveel groenvoorziening en ruimte isde situatie anders dan ineen binnenstad zonder groenvoorziening. Hetis altijd belangrijk datalternatieven indebuurt worden aangeboden voor hetuitlatenvan honden.Als hondeneigenaren eengoede uitlaatruimte in de buurt hebben,zal het begripvoor een toegangsverbod meer draagvlak hebben en beter worden nageleefd. Daarbij moeten honden de mogelijkheid hebben om uitte kunnenrennen. • Opruimplicht Oplocatieswaar veel mensen komen enwaar weinig groen is, bijvoorbeeld een winkelcentrum of plaatsen dieworden gebuikt omte sporten ofte spelen,kan een opruimplicht worden gehanteerd. Het is daarnaast aante bevelen om alternatieven te bieden inde buurt, bijvoorbeeld door uitlaatroutes of uitlaatplaatsen aante leggen waar hondenpoep niet door de hondenbezitter hoeftteworden opgeruimd. Ditom draagvlak en de kansop nalevingtevergroten. Inde gemeente Leidschendam-Voorburgzijner "kwispelroutes" aangelegd. Iedereen die hondenbelasting betaalt, krijgt een kaartvan de gemeente met delosloop- en kwispelroutes van Leidschendam-Voorburg. Tevens is het belangrijk daterop locaties waar eenopruimplicht geldt, afvalbakken voorde uitwerpselen worden geplaatst. • Aanlijn-en muilkorfplicht Door het instellenvaneen aanlijnplicht (eventueel alleen op specifieke locaties) kan deoverlast door (loslopende) honden soms wordenverminderd. Eenaanlijnplicht kan vooral van belang zijningebieden waar loslopende honden eengevaarvormen voor hetverkeer zoals bijdrukke wegen,maar ook inwinkelcentra, bij kinderspeelplaatsen, begraafplaatsen ensportvelden. Hetis echter wel belangrijk datgemeentenvoldoende grote enveilige locaties creërenwaar honden los
—
15
tf-S^*"
kunnen lopen en uit kunnen rennen.Alseen gemeente hiertoeteweinig ofte kleine locaties aanwijst, isde kansop gevechtentussen honden groter. Belangrijk isdusdat uitrengebieden voldoende geografisch verspreid liggen en niette klein zijn. Hetis daarom geen goede zaak aanlijngeboden te laten geldenvoor alle parken en plantsoenen binnen een gemeente. Als een hond heeft aangetoond 'gevaarlijk' te zijn, kande gemeente de eigenaar een zogenaamd muilkorfgebodvoorzijn hond opleggen. Inde meeste gemeenten wordt een hondals 'gevaarlijk' bestempeld,wanneer hij meer danéén keer iemand heeft gebeten. • Identificatie en registratie Identificeren ishet aanbrengen van een uniek kenmerk (chip,tatoeage) waaraan een hond herkend kanworden. Devolgende stap is registreren,datwil zeggen hetvastleggen van de identificatiegegevens ineenlandelijke of Europese databank. De meeste gemeenten hebben eenartikel met betrekking tot identificatie en registratie opgenomen inhunAPV omdat ze hetvan belangvindenvoor decontrole opde naleving van deaanlijn-enmuilkorfgebodenenvoor de opsporing van een overtreder. Via detatoeage of chip kan nagegaanworden of een hond behoort tot een gevaarlijke categorie enwiede eigenaar of houder is. Een andere belangrijke reden om dierente identificeren isdat eengevonden dier sneller weer bij zijn eigenaar terug kanzijn. Inde eerste plaats isdit beter voor hetwelzijnvan het dier. Bovendien worden de kostenvoor opvang geminimaliseerd. Het isdaarom vangroot belang datde gemeente indeAPV een artikel opneemt over identificatie en registratie. Indemodel-APV van deVNG iseen artikel opgenomen overde verplichting tot het dragenvan een halsband of eenander identificatiekenmerkwanneer de hond op de openbare weg loopt. Hetverdient aanbeveling dat de gemeente dit artikel overneemt inhaar eigenAPV. Devoorkeur gaat daarbij uit naar een onderhuids ingebrachte chip,omdat een halsband verloren kan rakenentatoeages verbleken. In2011 wordt identificatie middels eenchipvoor honden landelijk verplicht. Aanbeveling 8: Degemeente neemt regelsvan het hondenbeleid indeAPV op,waarbij expliciet rekening wordt gehouden metwelzijnvan honden.
c) Gemeentelijkefaciliteiten Alsdegemeente hondeneigenaren verplicht hondenpoep van zijnof haar hond op te ruimen,moet de gemeente ervoor zorgen dat depoepgedeponeerd kanworden. Denk aan afvalbakken. Degemeente kanervoor kiezen speciale hondenpoepbakken te plaatsen. Belangrijkvoor het draagvlak isdat eveneens plaatsenworden gecreëerd waar de opruimplicht niet geldt, bijvoorbeeld hondentoiletten of uitlaatstroken. Een hondentoilet iseen afgebakend stukje grond metbijvoorbeeld zandwaarin honden hun behoefte kunnen doen.Degemeente maakt de hondentoiletten regelmatig schoon. Insteeds meergemeenten worden hiervoor zogenaamde 'hondenpoepzuigers' aangeschaft. Uitlaatstroken zijn stukken grond waarde honden uitgelaten kunnen worden. Bij zowel hondentoiletten als uitlaatstroken is het van belang dat bordenworden geplaatst waarop staat aangegeven wat de plichten van eenhondeneigenaar zijn. Belangrijk isdat ervoorlichting wordt gegeven over hetgebruikvan afvalbakken,hondentoilettenenanderevoorzieningen. Dit kandoor het plaatsenvan bordjes, het uitgevenvan een folder overhet hondenbeleid of uitleg inde gemeentegidsen-website.
•XV Ms #;
o
O
%
4*
Aanbeveling 9: Degemeente geeft voorlichting op haar website ofviafolders over het hondenbeleid.
16
«O*
Om hondeneigenaren nog eens extrate attenderen op de regels, heeft de gemeente Uithoorn borden gemaakt diesteedsvan plek veranderen. Meestal staan ze op plekkenwaar menveel last heeftvan hondenpoep. Denk aan plekken inde buurtvaneen losloopterrein ofeen hondenuitlaatroute, die daar echter net geen onderdeel van zijn. Debordenworden steedsweer op een nieuwe locatie geplaatst. Iser ergens een plek waar veel lastwordt ondervonden van hondenpoep, dan kunnen omwonenden de locatievoordragen voor plaatsing vandetijdelijke hondenborden. Aanbeveling 10: Degemeente zorgt voor voldoende geografisch verspreide locaties binnende gemeente die groot genoeg zijn om honden uit te laten enwaar ze uitkunnen rennen. Daarbij zorgt degemeente voor faciliteiten opde genoemde locaties, zoals borden en afvalbakken.
burgemeester op grondvanartikel 74van de Gezondheids- enwelzijnswet voor dieren (GWWD) bevoegd isom dieren naar een door hem aangewezen plaatste latenvervoeren en aldaar te laten doden. Deeigenaar kan hiertegen beroep of bezwaar aantekenen en hangende de beslissingvia het aanvragen van eenzogeheten voorlopige voorziening. Inhet nalevenvande nieuwe regeling krijgen gemeenten eengrotere rol. Burgemeesters kunnen op basisvan het bestuursrecht honden inbeslag laten nemen enonderwerpen aan de test. Inernstige gevallen kan ook gebruik gemaakt wordenvan hetWetboek van Strafrecht. Voor individuele honden diedoor agressief gedrag eengevaarvoor mens en diervormen, kande gemeente krachtens deAPV zijn een aanlijn- enmuilkorfgebied instellen op plaatsen dievoor het publiek toegankelijk zijn (zie paragraaf 2.3.1).
d) Agressief gedrag
e) CursusGehoorzameHuishond
• Agressief gedragvan honden iseen probleemwaarmee vrijwel iedere gemeente te maken krijgt. Overal waar mensen en honden elkaar ontmoeten,zijnincidenten mogelijk. Jaarlijksworden gemiddeld 7.300mensen in hetziekenhuis behandeldvoor de gevolgen van een hondenbeet. Jaarlijksworden naar schatting 230 slachtoffers van hondenbeten opgenomen ineenziekenhuis(Bron: ConsumentenVeiligheid).
Opde cursus Gehoorzame Huishondvan de Dierenbescherming leren de cursisten meer over het natuurlijke gedragvan een hond.Door hier rekening meetehouden,begrijpt de eigenaar de hond beter enworden problemen voorkomen.Decursus legt de nadruk op actief en lerend bezigzijn metdehond.Deze aanpak bevordert de relatietussen eigenaar enhond. Hierdoor luistert de hond beter en zal deze in gevaarlijke situaties sneller reageren opzijn baas. Dit draagt bijaan hetvoorkomen en/of verminderen van ongelukken met honden in hetverkeer en bijtincidenten.
• Agressieve honden De Ministervan LNV ontwikkelt op basisvan artikel 73van de Gezondheids- enwelzijnswet voor dieren een nieuwe regeling die het mogelijk maakt honden in beslag te nemendie abnormaal agressief gedragvertonen.Tegelijk wordt de huidige Regeling Agressieve Honden (RAD) afgeschaft; volgens deze regeling werden pitbullachtige honden in beslaggenomen engedood. Deregeling kent ook eenfokverbod eneenverbod ophet houdenvan deze honden. De RADis in1993 ingevoerd nadat drie kinderen door pitbulls werden doodgebeten. Volgens de nieuwetest ondergaan honden die in beslag genomen worden,eentest. Deze wordt afgenomen door gedragsdeskundigen. Alsvervolgens blijkt dat de hond abnormaal agressief is,zal hij gedood worden. Op1 januari 2009treedt devoorgenomen regeling inwerking. Inde RAD isgeregeld dat met betrekkingtot de aangewezen agressieve dieren,de
Gezien bovenstaande is hetvoor de gemeente zinvol als in haar omgeving een cursus Gehoorzame Huishond wordt gegeven.Zozou degemeente hetvolgenvandeze cursussen kunnen stimuleren, bijvoorbeeld door middel van subsidie. Daarbij kan de gemeente voorlichting geven door inde gemeentegidsof op haarwebsite aandacht te besteden aan het bestaan van decursus. Aanbeveling 11: Degemeente zorgt voor een locatie waar een cursus Gehoorzame Huishond kanworden gegeven. Daarbij zorgt degemeente voor voorlichting aan haar inwoners over de cursus. 2.4
Dierenwinkels
Om impulsaankopen tegen tegaan ishet belangrijk datmen zichvooral goed informeert voordat menovergaat tot de aanschaf van een
17
tf«*^**
dier. Het isvangroot belang datwordt nagegaan inwelke situatie hetdieris opgegroeid. Isersprakevan eengoede huisvesting samen met demoeder, krijgthet dier goedevoeding enmedische zorgen krijgt het dier persoonlijke aandacht?Via dierenwinkels isvaak nietteachterhalen in welke omstandigheden eendier isgefokt. Niet zelden zijn het absoluut miserabele omstandigheden waarin bijvoorbeeld honden hun leven alsfokteef moetenslijten. Een gemeente kanweinig doenaan dierenhandel viawinkels,inieder geval kanze deze nietzonder meerverbieden. Erzijn namelijk geenmogelijkhedenvoor gemeenten om regelste stellenten aanzienvan dierenwelzijn indierenwinkels. Wat een gemeente wel kandoen ishet geven vanvoorlichting aan burgers,waarbij wordt geadviseerd voorde aankoopvaneenhond, kat of konijn niet naar een dierenwinkel te gaan, maar naar een asiel oferkendefokker. Als mensen geendieren meer indierenwinkels kopen, dan 'sterft' de handelvanzelf uit. Op dit moment lopen ertevens diverse initiatieven om burgers bewusttemakenover deaanschaf vanhuisdieren. Het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG) geeft zogenaamde huisdierenbijsluiters uit (en publiceert deze informatie op haarwebsite) overhet verantwoord houdenvan diverse soorten huisdieren (www.licg.nl). 2.5
Houden van ongeschikte dieren
Exotische dierenzijn bijzonder populair als huisdier. Veel mensenvinden hetleuk, interessant of stoer omeen bijzonder dierte hebben.Zelden realiseren zijzichdatdeze dieren helemaal niet inonslandthuishoren en al helemaal niet ineen kooi, hokofkom. Laat staan dat deze mensen weten waar deze dierenvandaan komen enwelke lijdensweg ze hebben afgelegd.Wellicht zouden zijzichin dat geval nogwel een keer bedenken, alvorens zo'n dier te kopen.De Dierenbescherming vindt datexotische dieren ongeschikt zijn om alshuisdiertehouden.Ze horen niet ingevangenschap, maar gewoon in devrije natuur, in hun natuurlijke leefomgeving televen. De Raadvoor Dierenaangelegenheden (een belangrijk adviesorgaan voor deoverheid) heeft in2006 aan de ministervan LNVeen 'positieflijst' gepresenteerd.Volgensde systematiek van deze lijst mogen dieren niet
gehouden worden, tenzijzeopde lijststaan. Demeeste zoogdiersoorten dievaak in opvangcentra (zie paragraaf 2.1.3) belanden, zoals dewasbeer, zijn uitgesloten van delijst. Datwilzeggen dat de Raadvindt dat deze dieren, die niet of nauwelijks in gevangenschap te houden zijn, niet als huisdier gehouden mogenworden. Hiermee zoueeneinde komen aan heelveel dieren-èn mensenleed. Metdeze lijst wordt een eerste stap gedaan op weg naar verantwoord huisdierenbezit als het gaat om exotische dieren. De Dierenbescherming hoopt dat de minister van LNV deze positieflijst zo spoedig mogelijk opneemt indewet. 2.5.1
Rolvan de gemeente
Insamenwerking met de Dierenbescherming kandegemeentevoorlichting geven aan haar inwoners over de (gevolgen van de) aanschaf vaneen (exotisch) huisdier. Daarbij ishet belangrijk datde gemeente duidelijk maakt welke dieren niet geschikt zijn omtehouden. Aanbeveling 12: Insamenwerking met de Dierenbescherming geeft degemeente voorlichting aan haar inwoners over de keuze endegevolgen van deaanschaf van een (exotisch) huisdier. 2.6
Ouderen en hun huisdier
Deafgelopenjaren issteeds meer bekend geworden over de relatie tussen mens en gezelschapsdier en de positieve rolop het lichamelijk en psychischwelzijnvanmensen. Niet alleen zorgt het uitlatenvan een dier voor lichaamsbeweging en sociale contacten,maar ookzorgt deverantwoordelijkheid voor een dier ervoor datmen betervoor zichzelf zorgt. Het isduszeer ongewenst dat een oudere, bij opname inwoonzorg-ofverpleegcentra of verhuizing naar eenaanleunwoning, afstand moetdoenvan zijnof haar huisdier. Dat is niet alleentriest voor de ouderen zelf, maar ook voor hetdier, datvervolgens meestal in het asiel belandt. Opinitiatiefvan de dierenarts G.J.M. Kortman uit Eindhoven werd al inde zestigerjaren een commissie inhet leven geroepen die actie ondernam omverandering indeze situatiete brengen. Dezecommissie is in 1994 omgevormd tot de Landelijke Stichting Ouderen en Huisdieren met activiteiten opeen breder terrein.Vastgesteld kanworden dat inmiddels ineen aanzienlijk aantal woonzorgenverpleegcentra ouderen met huisdieren
18
**%&*
worden opgenomen. Ook komt ersteeds meer belangstelling voor dieren rondom decentra.
de eigenaar van het diervertellenwat er verder moetgebeuren.
2.6.1
2.8
Rol van de gemeente
Het isvan groot belang dat hetaantal plaatsen wordt uitgebreid,waar ouderen met hun huisdieren kunnen wonen.Gemeenten kunnen daarbij een rol spelen doorte inventariseren waar dit inhun gemeente mogelijk is.Als blijkt dat er onvoldoende mogelijkheden bestaan,is het zaak dat directies ertoeworden bewogen het houdenvan huisdierenweltoe testaan. Hier ligt een bemiddelende taakvoor de gemeente. Daarbij kande gemeente rekening houden met de aanwezigheid van uitlaatplaatsen inde buurtvandewooncentra. Naast directe voorlichting aan de doelgroep kande lijstvanwooncentra voor ouderen waar huisdieren wordentoegelaten,worden opgenomen indegemeentegidsof opde websitevan degemeente. Aanbeveling 13: Naast directe voorlichting aanouderen,wordt een lijst inde gemeentegids opgenomen van wooncentra voor ouderenwaar huisdieren wordentoegelaten. 2.7
Hobbydieren
Determ hobbydier geeft dereden aan waarom het dier wordt gehouden:als hobby, dus zonder commercieel oogmerk. Hetgaat hierbij onder meer om schapen,geiten,paarden, runderen,varkens en kippendiein beperkte aantallen worden gehouden(bron: www.minlnv.nl). Nederlandtelt zeerveel particulieren,schattingen lopen uiteen van vijftig-tot honderdduizend, dievoor hun plezier landbouwhuisdieren houden. Het houden van deze dieren als hobbydieren isaan meer regels gebonden dan het houdenvan een hond of eenkat.Zijvallen onder de regels waar ook de commercieel gehouden landbouwhuisdieren ondervallen. Ookzij kunnen bijvoorbeeld dezelfde zeer besmettelijke dierziekten oplopen,zoals varkenspest, mond-en klauwzeer, of vogelpest. Iemand die een hobbydier houdt, is verantwoordelijk voor degezondheid van het dier enmoet bij hetvermoeden van een ziekte eendierenarts inschakelen. Die kan constateren of hetdierziek isenof het een ziekte isdiemoetworden gemeld bij het ministerie van LNV. Ookweet de dierenarts hoe de ziekte moet worden gemeld en kanhij
Rol van de gemeente
Hobbydieren wordenvaak gehouden op gronden metals bestemming agrarischgebied, zonder bouwblok. Eenbouwblok iseen stuk grond dat in het bestemmingsplan is aangewezen alszijnde grondwaar op gebouwd magworden.Afgezien van erfafscheidingen en kleine bouwwerkjes zoals bankjes, palen enmastenwas het oprichten van gebouwen,zoals eenschuilstal ineen weiland, bijna altijdinstrijd met het bestemmingsplan. Denieuwe Wetruimtelijke ordeningdie op 1 juli 2008 inwerking is getreden, biedt mogelijkheden om dieren diein dewei staan de nodige beschutting tegeven. Gemeenten krijgen demogelijkheid een eigen limitatieve lijst opte stellenvoor ontheffingsmogelijkheden van het bestemmingsplan. 2.8.1
Schuilstallenbeleid
Veel gemeenten hebben eendilemmaten aanzienvan hettoestaanvanschuilstallen. Gemeenten willen aan deene kant verrommelingvan het buitengebied voorkomen maarerkennen aan deandere kant dat de bouwvan schuilstallen belangrijk isvoor het dierenwelzijn. Kiest een gemeentevoor een algeheel verbod op schuilstallen, dan blijft het buitengebiedvrij van bebouwing. Dit betekent echter datin het kadervan dierenwelzijn het houden van hobbydieren nietmeer mogelijk is,tenzij de dieren worden gehouden inde directe omgeving vanwoningen inhetbuitengebied. Hobbydieren zullendaarmee deels uit het buitengebied verdwijnen enweilandjes zullen leeg komentestaan en braak komen teliggen. Als ertoch hobbydieren worden gehouden zonder schuilstal,komt het dierenwelzijn in het geding. Eenander uiterste ishet onbeperkt verlenen vanvergunningen voor hetplaatsen van schuilstallen.Opdeze manier kanerzorg gedragen wordenvoor eengoede huisvesting van hobbydieren in het buitengebied en komt het dierenwelzijn niet inhetgedrang.Het gevaar isechter datverrommeling van het buitengebied plaatsvindt: overal bouwseltjes, bouwwerken,somsvan ondeugdelijke kwaliteit,wat het dierenwelzijn ook niet altijd tengoede komt.
19
2.8.2
Uitgangspunten voor diervriendelijk beleid
De Dierenbescherming pleitvoor een compromis door hetopstellenvan een diervriendelijk beleidtenaanzienvan het verlenenvanvergunningen voor schuilstallen voor hobbydieren entegelijkertijd inhet beleid rekening te houdenmet ruimtelijkeordening. •
•
•
Het moet mogelijk zijn hobbydieren te houden inhet buitengebied,enerzijdsom debehoefte hiernaar tefaciliteren, anderzijds omdat dieren indewei bijdragen aan hetkaraktervanhet buitengebied enopeen natuurlijke manier deweilanden onderhouden. Hetmoet mogelijk zijnom inhet kadervan dierenwelzijn dehobbydieren adequate huisvesting tebiedenin hetbuitengebied. Om deruimtelijke kwaliteitte waarborgen kunnen ereisenworden gesteldaan omvang en hetmateriaal waarvan de schuilstallen wordengemaakt. Ook kunnen eisenworden gesteldtenaanzienvan beplanting ronddestallen.
2.10 Kinder- en stadsboerderijen en hertenkampen Een kinderboerderij,stadsboerderij of hertenkamp kanvan belang zijnvoor de opbouwvan een goede relatietussen mens (kind) endier. Hetverantwoord met elkaar in contact brengenvan kinderen endieren isvan essentieel belangvoor de gedragsbepaling van het kindten opzichtevandieren. 2.10.1 Rol van de gemeente Degemeente dient hetoprichten en beheren van een kinder- enstadsboerderij of een hertenkamp slechts onder bepaalde voorwaarden toete staan.Zo kan men eenen ander vastleggen door middelvan een overeenkomst waarin devolgende voorwaarden wordenvastgelegd: •
Ineen beleidsnotitie kunnenregelsworden opgenomen waardoor schuilstallen zijn toegestaan voor dehuisvesting van hobbydieren. Debeleidsnotitie Schuilstallen van degemeenteWijchen is hier een voorbeeldvan. (www.wijchen.nl)
•
Aanbeveling 14: Degemeente stelt eendiervriendelijk beleid op ten aanzienvan hetverlenen van vergunningen voor schuilstallen voor hobbydieren.
•
•
• 2.9
Gezelschap hobbydieren
Eenwei met soortgenoten isnogaltijdde beste plekvoor hobbyhuisdieren, zowel uit het oogpuntvan dierenwelzijn als uit het oogpunt van diergezondheid. Demeeste hobbydieren zijn kuddedieren. Dekleinst mogelijkekudde is duseen kuddevantwee dieren.Onderzoek heeft aangetoond dat dieren dieveel kunnen bewegen ende heledagdoor kunnen grazen minder gezondheidsklachten hebbenen bovendien vrijzijnvanstereotiepgedrag.
alarmsysteem.
•
•
• Aanbeveling 15: Degemeente geeftvoorlichting over het diervriendelijk houdenvanhobbydieren.
Dieren inkinder- enstadsboerderijen en hertenkampen moetenworden gehouden ineen omgeving waarbij zij zogoed mogelijk inhun natuurlijke leefmilieu kunnenvertoeven en hun soorteigen gedrag kunnen uitoefenen. Alleen diersoorten en individuele dieren diedaarvoor geschikt zijn, mogen worden gehouden. Ermoetvoldoende ruimtezijn, aangepast aan het aantal,degrootteende soortspecifieke behoefte van de aanwezige dieren. Inrichting en aanplanting moeten verband houden met dete houden dieren en zodanigworden gekozen,dat het dier zich desgewenst kan onttrekken aan de aandacht van de bezoekers. Opcontact tussen mens en dier wordt toezicht gehouden.Optijden dater niemand aanwezig is,dient er bewaking te zijndoor middelvan camera's en een
•
Deverzorging is in handen van een deskundige. De beheerder dient gediplomeerd envakbekwaam te zijn (bijvoorbeeld opleiding HBO of MBO dierverzorging). Debeheerder van eenstads-, kinderboerderij of hertenkamp moet tijdens openingsuren aanwezig zijn. Afspraken over deverzorging van en omgang met de dieren dienen in een protocol schriftelijk vastgelegd teworden. Dieren moeten goed gezond zijn en regelmatig door een dierenarts gecontroleerd worden.
20
terZé** #*"***
Overpopulatie dienttewordenvoorkomen, erwordengeenoverschottengefoktener isgeen bewustefokvoordeverkoop. De(levende) dierenwordennietverkocht aandeintensieveveehouderij. Indeboerderijwordtaandacht geschonkenaaneducatie over (betere) omgang metdierenen(meer) respectvoor dieren. Aanbeveling 16: Degemeente staat het oprichten en beherenvan kinder- en stadsboerderijen en hertenkampen slechts onder bepaalde voorwaarden toe.
?1
—
GEBRUIKVAN DIEREN VOOR VERMAAK
3.1
Inleiding
Bij evenementen met dierenvalttedenkenaan kamelenraces, goochelaars met konijnen,het vangenvanvarkens of ganstrekken. Bijdeze evenementen bestaat eengroot welzijnsrisico voor hetdier, zeker alser sprake isvan competitie. Daarnaast isdewijzevan omgang met dierenvaak stuitend. Hetdierwordt gedegradeerd tot een spelobject. Evenementen met dieren kunnen gelukkig niet zomaar gehouden worden. Indeeerste plaats geldt landelijke wetgeving,namelijkde Gezondheids- enwelzijnswet voor dierenDeze wet bepaalt dat demogelijkheden om dieren bij evenementen tegebruiken beperkt zijn. Daarnaast iservoor het houdenvan dergelijke evenementen vrijwel altijd opgrondvande Algemene PlaatselijkeVerordening (APV)een vergunning vandegemeente nodig.Deze onderwerpen komen indevolgende paragrafen aande orde. Inde daarop volgende paragrafen wordt ingegaanop verschillende evenementen ende betekenis voor dierenwelzijnhierbij. 3.2
Gezondheids- enwelzijnswet voor dieren (GWWD)
DeGWWD stelt strikte beperkingen aande mogelijkheden om dieren tegebruiken bij evenementen enwedstrijden. Hetgaat hierbij omtwee soorten bepalingen: •
Algemene regelsvoor de beschermingvan de gezondheid en hetwelzijnvandieren, zoals het verbod eendier onnodig pijnof letseltoe te brengen ofzijn gezondheidof welzijnte beschadigen (artikel 36,eerste
•
lid)en hetverbod dieren de nodige verzorging teonthouden (artikel 37). voorschriftendie specifiek betrekking hebbenopevenementen met dieren.
Het isverboden om dieren als prijs, beloning of gift uitte lovenof uitte reiken (art.57). Hiermee wordt recht gedaan aan de intrinsieke waardevan hetdier enwordt veel dierenleed voorkomen.Verder is indezewet een verbod opgenomen (art. 61, tweede lid) op wedstrijden metdierenwaarbij de snelheid of kracht van dieren wordt beproefd,tenzij deze bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) zijn toegestaan. Dit artikel isechter nog niet in werking getreden. Deverwachting isdat dit ook nietop kortetermijn zal gebeuren.Artikel 65vandewet bevat de mogelijkheid om regels te stellenten aanzienvan hettonenvan dieren voor "recreatieve, sportieve of opvoedkundige doeleinden".Circussen met dierenvallen hier bijvoorbeeld onder. DezeAMvB istot op heden echter nogniettot standgekomen. 3.3
Rolvan de gemeente
Vrijwel alle gemeenten hebben inhun Algemene Plaatselijke Verordening (APV) de bepaling opgenomen,dat hetverboden is zondervergunning vande burgemeester een groot evenement te organiseren.Voor 'kleine evenementen'geldtvaak een meldingsplicht. Ditbetekent datgemeenten toestemming moeten gevenvoor het organiseren van (grote) evenementen metdieren. 3.3.1
Motief openbare orde en veiligheid
De meeste gemeenten hebben een regeling voor groteevenementen conform het VNG model inverband met de risico'svoor de openbare orde enveiligheid.Dit betekent dat degemeente de aanvragen voor een vergunningvoor het houdenvan een evenement met dieren moeten beoordelen aan de handvanviervragen (weigeringsgronden): 1. Leidt hetevenement tot een verstoring van deopenbare orde? 2. Veroorzaakt het evenement (onaanvaardbare) vormen van overlast? 3. Inhoeverrewordt de verkeersveiligheid ofdeveiligheid van personen of goederen door het evenement bedreigd? 4. Wordt met het evenement de openbare zedelijkheid of gezondheid opeen of andere wijze aangetast?
23
t*0"*
Omdat dierenwelzijnveelal niet als aparte weigeringsgrond isopgenomen indeAPV, kunnen gemeenten vergunningen voor evenementen weigeren opgrond van veiligheid van personen engoederen of de openbare zedelijkheid ofgezondheid. Hetis goedvoorstelbaar dat eenloslopende olifantof kameel schrikt en onverwacht gedrag vertoont. Het blijven tenslotte wilde dieren.Een olifant, bijvoorbeeld, kan 3000tot 5000 kilowegen.Als iemand per ongeluk tussen eenolifant eneen muur komtte staan,dan iseen enkele beweging van hetdieralvoldoende deze persoon tedoden. Olifant verplettert fiets HUISSEN - Eencircusolifant heeft dezeweek defietsvan een 69-jarige inwoonster van Huissen verpletterd,aldus een woordvoerster van de politie. Het dierliep met enkele soortgenoten door dehoofdstraat vande Gelderse plaats om aandacht tetrekkenvoor voorstellingen van het circus. Halverwege besloot deolifant evente gaanzitten. Bovenop eengeparkeerde fiets die helemaal inelkaar kreukelde. Bron:www.ad.nl
3.3.2
Motief dierenwelzijn
Gemeenten kunnen opgrondvande evenementenregeling indeAPV evenementen met dieren toetsen aande genoemde weigeringsgronden. Op basis hiervan kunnen zij evenementen verbieden alsergevaar dreigt voor deopenbare orde. Ditisechter een indirecte manier om binnen de gemeente grenzen te stellenaanevenementen met dieren. Een gemeente kanook verdergaan, doorvergunningaanvragen direct tetoetsen aan dierenwelzijn. Eendergelijke regeling kan er alsvolgt uit zien: Aan artikel 2.2.2 vande(model-)APVwordt de volgende weigeringsgrondtoegevoegd: 'e.het welzijn vandedieren' DeGWWD kan indetoekomst voorzien in regelgeving voor hetwelzijnvan circusdieren door uitvoering tegeven aan artikel65 inde vorm van eenAMvB. Daarom ishetvan belang aante geven dat de weigeringsgrond 'het welzijnvan dieren'tijdelijk isen komtte vervallen, zodra hieropvantoepassing zijnde landelijke regelgeving inwerking treedt. Hiertoe kan een extra artikel worden opgenomen dat alsvolgt kanluiden:
'3.Hettweedelid, aanhefenondere.isniet vantoepassing voorzoverbij ofkrachtens de Gezondheids-en welzijnswetvoordieren wordtvoorzieninregelsterzake vande huisvesting, het vervoerendebehandeling vanbijhet evenementbetrokkendieren'. Hetvoordeel van het opnemenvan de weigeringsgrond 'hetwelzijnvan de dieren'ligt vooral in hetfeit datde gemeente bijde beoordeling van eenevenement met dieren nadrukkelijk zalmoeten kijken naar hetwelzijn van dedieren. Het dierenwelzijn isdandus niet langer een belang dat 'verstopt' isachter een ander belang of motief. Het uitgangspunt dat dierenwelzijn dientteworden meegewogen is daarmee ook principieelveranderd. Het 'nadeel'van het opnemen van dierenwelzijn alsweigeringsgrond voor evenementen isdat hetjuridisch niet duidelijk isof gemeenten zelf regels of beleid mogen maken met betrekkingtotdierenwelzijn. Gemeenten mogen namelijk niet instrijd handelen met hogerewet- en regelgeving,de GWWD. Omdat delandelijke wetgever nog geenAMvB heeft gemaakt met regels voor bijvoorbeeld circussen en andersoortige evenementen,zouje kunnen stellen dat gemeenten de ruimte hebben een eigen regelingte maken.Jezouechter ook kunnen stellen dat de nationalewetgever bepaalde terreinen naar zichtoe heeft getrokken inde GWWD (uitputtende regeling) endan isde gemeente beperkt inhaar mogelijkheden. Het maakt dan niet uitof dedesbetreffende AMvB wel of niet is ingevuld. Ditlaatste zou inhouden datde nationale wetgever en nietde gemeente bevoegd is nadere regelste stellen aan bijvoorbeeld circussen. Momenteel loopt erinde gemeente Winschoten een rechtszaak waarin getracht wordt uitsluitsel teverkrijgen over devraagwat eengemeente wel of nietmagzolang de genoemde AMvB niet is ingevuld.Zodra hier duidelijkheid over is,zullen de afdelingen van de Dierenbescherming hierover worden geïnformeerd. Aanbeveling 17: Zolang de landelijke wetgever noggeen gebruik heeft gemaakt vanzijn bevoegdheid eenAMvBte maken waarin regels worden gesteld voor hettonenvan dieren,maakt de gemeente ter bescherming van dieren,een eigen regeling voor hettonenvan dieren bij evenementen.
24
3.3.3
Beleidsopvatting
Om het besluit 'welzijnvan dieren'alsextra weigeringsgrond voor de evenementenvergunning ten uitvoerte kunnen brengen ishet belangrijk dat ineen beleidsnota vandegemeente wordt vastgelegd dat evenementen metwilde dieren strijdig zijnmet hetwelzijnvandieren zoals bedoeld indebepalingvandeAPV. 3.4
"Volksvermaak" enpromotieactiviteiten
De Dierenbescherming wordt steedsvaker geconfronteerd met activiteitenwaarbij dieren betrokken zijn. Erworden evenementen georganiseerd tervermaak, zoals 'zwientietikken', ofdierenworden ingezetvoor reclamedoeleinden en promotieactiviteiten, zoals een hetopenenvan eenwinkel waarbij gebruik wordt gemaaktvaneenolifant. Inhet algemeenwijzenvoorstanders naar wredere dierenkwellingen ofdierensporten en stelt, dat bij'dergelijk onschuldig'volksvermaak zelden dieren doodgaan. Ditisnatuurlijk geen geldig argument. Bij bepaalde evenementen worden dieren namelijkwel degelijk lichamelijk gekweld en bij andere rakenze behoorlijk gestrest doordat zeineenvoor henzeer onnatuurlijke, onrustige situatieworden geplaatst. Tevens isvan dergelijke evenementen bekend,dat hetveelal slecht gesteld ismettransport, huisvesting, verzorging,toezicht endergelijke. Daarnaast isdeze omgang metdieren ethisch gezienverwerpelijk. Het dierwordt gedegradeerd tot eententoonstellingsobject. Dit staat opgespannenvoet metdeerkenning van de intrinsieke waardevan hetdier. Bovendien kunnen dergelijke evenementen een verruwende werking hebbenopdeomgang van mensen met dieren. DeDierenbescherming is daarom van mening datbijvoorbeeld kamelen of olifanten nietopeen boulevard ofineen winkelstraat thuishoren. Daarbij kan bijdeze evenementen ook deveiligheidvan personen engoederen endeopenbare zedelijkheidof gezondheid in hetgeding komen.De Dierenbescherming pleit erdaarom voor dat gemeenten geenvergunning meer afgeven voor evenementen metdieren. Aanbeveling 18: Degemeente geeft geenvergunning afvoor evenementen oftraditioneel volksvermaak waarbij dieren worden gebruikt.
3.4.1
Sierduiven
Naast het niet erkennen van de intrinsieke waardevan hetdier zijn erconcrete bezwaren tegen hetgebruikvansierduiven voor bijvoorbeeld trouwerijen.Veel sierduiven vinden deweg naar huis niet terug. Deduif zal inhetwild niet kunnen overleven en isten dode opgeschreven als niemand zichover hem ontfermt.Als iemand zichwel ontfermt over een gevonden duif die 'alleen maar' uitgeput is,wordt het dier meestal door de dierenambulance opgehaald. Het komtvaak voor datverdwaalde dieren ergenstegenaanvliegen,bijvoorbeeld de bovenleidingvaneentrein oftram. Het gevolg isdikwijls een grotewond op de borst, kapotte of gebrokenvleugels of beschadigde kop en/of pootjes. Degewonde of zieke dieren worden direct naar dedichtstbijzijnde dierenarts gebracht, waar ze gehechtworden en medicijnen krijgen. Naast de zorg om hetwelzijnvan de dierenis ersprake van onkosten dieveelal niet verhaald kunnenworden opde eigenaar omdat die niet bekend is. Dekostenvaneendierenarts en verzorging worden daarom vaak door een afdelingvan de Dierenbescherming, dierenambulance ofvogelopvang betaald.In sommige gemeenten betaalt de gemeente mee aan de onkosten dievoor deze dieren worden gemaakt. Helaas bestaat ergeen landelijkverbod op het loslaten van sierduiven.Wel ishet mogelijk lokaal eenverbod inte stellen.De gemeente Gouda heeft bijvoorbeeld besloten het loslaten van sierduiven niet meertoe testaan.De Dierenbescherming hoopt dat meer gemeenten zullen overgaantot eenverbod, waardoor het loslatenvan sierduiven,met alle nadelige gevolgenvan dien, zalverminderen. Aanbeveling 19: Degemeente geeft geenvergunning voor het gebruik van sierduiven bijtrouwerijen of andere gelegenheden. 3.4.2
Levende kerststallen
In'levende kerststallen'worden levende dieren gebruikt die bijvoorbeeld worden gehuurd bij een dierenverhuurbedrijf. Vaak iser sprake vaneen provisorisch enzeer beperkt onderkomen. Dezetijdelijke huisvesting kan moeilijk voldoen aan de behoeftenvan de dieren inkwestie. Het is bijvoorbeeld onmogelijk datdierenzichopeen natuurlijke wijze gedragen.Ze kunnen niet op natuurlijke
25
.„•e«HVw'i
wijze reageren op allerlei omstandigheden zoals muziek, veel mensen,drukte enlawaai. Dit iseen grote stressfactorvoor dedieren. Daarbij is deveiligheidvan dedieren een grote zorgvoor de Dierenbescherming. Doorde aanwezigheid van stroen hooi iser een groot risicovoor brandgevaar metvaak gruwelijke afloop. De Dierenbescherming pleit daarom voor alternatieven zonder levende dieren zoals die openkele plaatsen inNederland alworden toegepast. Mocht de gemeente desondanks toch eenvergunning verlenen om levende dieren ineen kerststal neertezetten,ishet belangrijk datdit onder de volgende voorwaarden gebeurt: • Ermoetvoldoendewater envoer beschikbaar zijn. • Dedieren moeten opeen zachte ondergrond kunnen staan. • Deafstand tot het publiek moet voldoende zijnzodat ze niet aangeraakt kunnen worden. • Helaas heeft de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming geconstateerd dat steeds meer dieren worden misbruikt en mishandeld. Permanente bewakingvan de levende kerststal,dusook 'snachts, isdan ook een must.
drinkwatervoorzieningen. Dedieren worden het gehelejaar doorvervoerdvankoud naar warm weer enandersom,wat gezondheidsproblemen veroorzaakt. Dit alles veroorzaaktveel stress bij dedieren. Ook detrainingvan circusdieren vormt een aantasting van hunwelzijn.De conditionering gaat soms gepaard metveelverbaal en lichamelijk geweld. Erzijntot nutoe geen eisengesteld aandetrainingsmethoden. De dieren zijnovergeleverd aande persoonlijkheid vandetrainers,dieveelalweinig affiniteit tonen met de aard ende behoeften van de dieren. Derelatie met detrainer isvaak gebaseerd op angst. Het beste isdaarom dat degemeente bij het verlenenvan eenvergunning aan een circus devoorwaarde oplegt dat geen dierennummersinhet programma voorkomen. Erzijndiverse circussen die amusement brengen zonder daarbij dierenleed te veroorzaken omdat ergeen actsworden opgevoerdmetgebruikvandieren. Aanbeveling21: Degemeente geeft geenvergunning afvoor circussen metdieren.
Aanbeveling 20: Bij hetverlenen van eenvergunning voor het plaatsenvan een kerststal neemt de gemeente alsvoorwaarde op dat er geen levende dieren worden gebruikt. 3.4.3
Circussen
Circusacts metdierenvormen een grove aantasting van hetdierenwelzijn en negeren de eigen waardevan het dier. De dieren kunnen hun normale gedragspatroon niet uitvoeren. Sociaal levende dieren zijn gedoemd tot eenzame opsluiting. Ditwordt versterkt doordat de dieren dikwijls het hele jaar gehuisvest worden in kooien die bedoeld zijnvoor transport. Veel dieren worden gehuisvest ineente krappe omgeving,die niet voldoet aande natuurlijke behoeften. Verveling, stereotiep gedrag,apathieen zelfverwonding zijn demeest voorkomende gedragsstoornissen bijcircusdieren. Hettransport van circusdieren laat eveneens veel tewensen over. Ze brengenveel tijd door op deweg,terwijl detransportmiddelen vaak verouderd zijn en ongeschikt voor het vervoer van dieren. Devoertuigenvervoerenvaak te veel dieren en hebben niet altijd goede
26
*<>"*
DIEREN INNOOD
niet alle ambulances kunnen ofwillen aande FDN-eisenvoldoen, bijvoorbeeld omdat ze niet 24 uur per dag bereikbaar zijn. Erbestaat geen landelijke wetgeving voor het exploiteren van een dierenambulance. 4.1.1
Rol vande gemeente
a.Gezelschapsdieren
4.1
Dierenambulances
Inveel gemeentenzijn dierenambulances actief. Hunbelangrijkstefunctie ishet vervoeren vangewonde enzieke dieren naar de dierenarts.Andere taken zijn het ophalen enonderbrengen vanzwerfdieren,het ophalen van kadavers (zie paragraaf 2.2) enhet vervoervandodedieren naareen crematorium of begraafplaats. Ook kunnen (oudere of gehandicapte) inwoners vande gemeente doorgaans een beroepop hendoenvoor het vervoervan hunhuisdier naar dedierenarts. Demeeste dierenambulances hebben goede contactenmet politie,brandweer, plaatselijke dierenartsen enverschillende soorten opvangcentra. Sommige dierenambulances vallen onder een afdelingvande Dierenbescherming, die hen financieel ondersteunt. Ookworden de ambulances bemanddoorvrijwilligers of betaalde krachtenvandeafdeling.Zo'n ambulance magdanook het logovande Dierenbescherming voeren.Een dierenambulance isindezinvan dewet geen officieel hulpvoertuig,maareen 'gewone' verkeersdeelnemer. Een dierenambulance maggeensirene ofblauwzwaailichtvoeren. Het merendeel vandeambulancediensten in Nederland komtvoort uitparticulier initiatief en isaangesloten bijde Federatie Dierenambulances Nederland (FDN). Aansluiting bijde FDNbetekent dat men voldoet aan devoorschriften die door deFDN zijnopgesteld. Dithoudt onder andere indat de ambulance 24 uur per dag beschikbaar is, uitrijdtvoor alledierenendat ertussen ambulancediensten afspraken zijn gemaakt over hetwerkgebied.Lidmaatschap vande FDN geeft duseen bepaalde waarborg. Echter
Dewettelijke taak van degemeente bestaat uit hettwee weken bewaren enverzorgen van gevonden dieren diezijnaangegeven enin bewaring zijn gegeven bij de gemeente (BurgerlijkWetboek: boek 5art.8lid 3). Inhet verlengde hiervan is het logisch dat als het dier rondzwerft ofgewond is,degemeente ook de zorgvoor hetvervoer naar een dierenarts of eenopvang op zich neemt. Deze interpretatie maaktvervoer eentaak dievoortvloeit uitde bewaar- enverzorgingsplicht van de gemeente. Inde gemeente Den Haagisdan ook besloten datvervoer van gewonde, zieke engevonden dierentot de gemeentelijke taken behoort. Degemeente kanvoor het gebruik vanvrije bus-,tram-entaxibanen een ontheffing verlenen aan een dierenambulance. Voor een dier kan hetvan levensbelang zijn dat er snel hulpter plaatse is. Ontheffing dierenambulance Er komt een regelingvoor overig medegebruik vantram-enbusbanen,zowel voor gebruik van het hele net (bijvoorbeeld dierenambulance) als incidenteel (voor onderhoudswerkzaamheden e.d.). Dit houdt indatdierenambulances voortaan toestemming krijgen om over detram-en busbaan te rijden.Met dit besluit komt het college van B&W tegemoet aandemotie Flos. Bron:http://amsterdam.nl b. Inhet wildlevendedieren Inhetwild levende dieren kunnen in nood komen.Ze kunnen bijvoorbeeld vastzitten in prikkeldraad,gewond raken door het verkeer of hoogspanningsmasten,worden vergiftigd of vastvriezen inhet ijs.Volgens het Burgerlijk Wetboek behoren inhetwild levende dieren tot dezogenaamde "res nullius" (zaak van niemand). Inde Flora-enfaunawet, artikel 2,is eenzorgplicht voor iedereen vastgelegd voor in hetwild levende dieren.De rolvan de gemeente zouvooral gericht moeten zijnop het scheppen vanvoorwaarden waardoor hulpbehoevende dierentijdigen professioneel
27
#*<£*"
kunnen worden opgevangen enverzorgd. Vaak zal devindervan een gewonddiereen dierenambulance inschakelen.Vervolgens zal het dier overgebracht worden naareen professioneel opvangadres ofworden bevrijd enteruggezet indevrije natuur. Als het omernstigeverwondingen gaat,zaler een beroep gedaan moetenworden opeen dierenarts. Aan al deze handelingen zijn kosten verbonden.Vooral bij inhetwild levende dieren speelt devraagwiedeze kostenopzich neemt. De Dierenbescherming vindt datde gemeente demaatschappelijke taak heeft om organisaties te steunen die deopvang en verzorging van deze dieren opzichnemen.Zo wordt voorkomen dat burgers deze dieren aan hun lot overlaten omdat zij nietwetenwatte doen of uitvreesvoor de hoge kostendieaan opvang verbonden zijn. Voor alle dieren geldt artikel 36vande Gezondheids- enwelzijnswet voor dieren.Op basisvan die bepaling isiedere burger verplicht hulpbehoevende dieren de nodige zorgteverlenen. Deze bepaling geldt zowel voor gehouden als inhetwild levendedieren. Aanbeveling 22: Degemeente ziet hetvervoer vanzieke, gewonde en gevonden dieren,dusook inhet wild levende dieren,naar dierenarts en/of opvang als haartaak en ondersteunt hetwerk van dedierenambulance financieel en/of met het beschikbaar stellenvanfaciliteiten. 4.2
Cursus Dieren-EHBO
Het aantal gezelschapsdieren inde samenleving isgroot. Het isdanook niet verwonderlijk datmensen inaanraking komen met een dier in nood.Thuis,langsde kantvan deweg of indeachtertuin. Veel plaatselijke afdelingenvande Dierenbescherming bieden de cursus'DierenEHBO en-verzorging' aan. Dezecursus wordt gegeven onder leidingvan eendierenarts. De cursisten lerende basisbeginselen van het verlenenvan eerste hulp aandieren.Tevens wordt aandacht geschonken aan de verzorging van de meest gangbare (huis)dieren. 4.2.1
'Dieren-EHBO en-verzorging' inde gemeente ofeennaburige gemeente wordt gegeven, kan hierindegemeentelijke voorlichting aandacht aanworden besteed,bijvoorbeeld in de gemeentegids of opdewebsite van de gemeente. Aanbeveling 23: Degemeente zorgtvoor eengratis of goedkope locatiewaar een cursus'DierenEHBO en-verzorging' kanworden gegevenDaarbijzorgt degemeentevoor voorlichting aanhaar inwoners over decursus. 4.3
Gemeentelijk Rampenplan en rampenbeheersingsplan
Debrandweer heeft dewettelijke taak om bij calamiteiten en rampentezorgenvoor het veiligstellenvanmens éndier. De burgemeester heeft hetopperbevel over de brandweer. Ingevaleen calamiteit uitgroeit tot eenregionale of nationale ramp,valt het opperbevel onder de Commissarisvan de Koningin ofzelfs onder de Minister van BinnenlandseZaken. 4.3.1
Rolvan de gemeente
Elkegemeente moet een rampenplan opstellen. Ditiseeninventarisatie van de risico's dieineen (gemeentelijk) gebied redelijkerwijs kunnenvoorkomen.Tevens moet degemeente een rampenbeheersingsplan opstellen. Dat iseen planwaarin de maatregelen ingevalvan een ramp nader zijn uitgewerkt enwaarin de gezamenlijke inzet van politie, brandweer en ambulancedienst is geregeld. Belangrijk isdatin het gemeentelijk rampenbeheersingsplan ook aandacht wordt geschonken aandieren ingeval van een ramp ofcalamiteit. Hetmoet bij rampen vanzelfsprekend zijn dat ook geprobeerd wordt dedieren inveiligheidte brengen. Daarmee kanook menselijk leedworden voorkomen. Bovendienwordtvoorkomen dat mensen hun geliefde huisdier gaan redden endaarmee zelf indeproblemen komen. Daarnaast kunnen ontsnapte dieren (denk aan honden, maar bijv. ook slangen) reddingsoperaties bemoeilijken.
Rolvan de gemeente
Voor degemeente is hetvan belangdat gewonde dieren in de openbare ruimte hulp krijgen. Door decursus 'Dieren-EHBO en verzorging'zijn inwonersvande gemeente in staat deze hulp snel en kundigteverlenen.Als
Belangrijke punten die in het rampenbeheersingsplan minimaal geregeld dienenteworden zijn: •
Plaatsen waar dieren opgevangen kunnen worden. Ditzullen in hetalgemeen de
28
«O*
•
•
• •
•
bestaande opvangadressen voor dieren zijn, met uitwijkmogelijkheden naar opvangadressen in nabijgelegen gemeenten. Personen en diensten die ingezet kunnen wordenvoor hetvangen en verzamelen vandieren.Als het goed is,maken deze ook de rampenoefeningen mee. Deaanwezigheid vanvoldoende materiaal om dierentevangen,tevervoeren en eerste hulp enverzorging tegeven. Een systeem voor identificatie en registratievan deopgevangendieren. Een draaiboek inzake deafstemming van takentussen verantwoordelijke personen en diensten Bij zowel het rampenplan als het rampenbeheersingsplan wordt uitgegaan van rampen waarbij mensen en dieren betrokken zijn.
Aanbeveling 24: Degemeente beschrijft in haar rampenbeheersingsplan maatregelen ten aanzien van dieren in geval van een rampof calamiteit.
29
<<$>
5.1.2 5
LANDBOUWHUISDIEREN
5.1
Inleiding
Nederland houdt eenonvoorstelbaar aantal landbouwhuisdieren: meer dan450miljoen per jaar. Landbouwhuisdieren zijn dieren diedoor mensenvoor productiedoeleinden gehouden worden. Het gaat danomvlees, eieren,melk of bont. Ruim 95 procent leeft indebioindustrie (intensieveveehouderij). Indeze bedrijfstak produceren zoveel mogelijk dieren zoveel mogelijk vlees, eieren,melk of bont. Op een zo klein mogelijke oppervlakte,zo snel mogelijk entegen zolaagmogelijke prijzen.In de bio-industrie zijn dieren steedsverder doorgefokt op productie.Zeworden heel klinisch, zeer dicht op elkaar gehouden in draadgazen kooien ofop roostervloeren. De gezondheidsproblemen die hierdoor ontstaan, worden gemaskeerd door antibiotica enandere medicaties. Het isdaarom nietvreemd dater steeds meer stemmen opgaan om beperkende maatregelen te nementenaanzienvan de vestiging en uitbreiding van dergelijke bedrijven. Deze beperkende maatregelen worden over hetalgemeen om milieutechnische redenen genomen,maar kunnen ook het dierenwelzijn ten goede komen. 5.1.1
Verborgen bio-industrie
De laatstejaren komen nieuwevormen van bio-industrie op. Daarinvindenwedierenzoals kalkoenen,vissen of eendenwaarvan de consument nietweet datzein kleinehokken, bakken endonkere schuren gehoudenworden. Vandaar de naam:'verborgen bio-industrie'. Ook hetgrootste deelvan het zogenaamde 'wild' zoals konijnen-en hertenvlees komt uit deverborgen bio-industrie. Indeze sector worden de dieren opgefokt onder barbaarse omstandigheden.
Pelsdierenfokkerij
Een bijzondere takvande intensieve veehouderij isde pelsdierenfokkerij. Roofdieren,zoals nertsen,moeten hier hun hele leven slijten ineen kleine kooi. Dedieren vertonen duidelijk gestoord gedrag. Hetis ethisch niet aanvaardbaar omdierenzote behandelen voor eenluxeproduct alsbont. Bovendien zijnervoldoende alternatieven voor hetdragenvan bont. InNederland iser per1 april2008eendefinitief verbod opdevossenenchinchillafokkerij van kracht. 5.1.3 Aquacultuur Een andere snel groeiende intensieve veehouderijtak isdecommerciële productie vanvissen,vooralvan meerval,paling en tilapia.Veelvissoorten die inde aquacultuur worden gehouden kunnen zich niet natuurlijk voortplanten. Devrouwtjes worden ingespoten met hormonen. Paling kanzich helemaal niet ingevangenschap voortplanten.Daarom wordenjonge palingen (glasalen) steeds weer uit hetwildgevangen envetgemest inzokort mogelijke tijd. Vaakwordt een hogere watertemperatuur aangehouden om ze sneller te latengroeien.Devissenworden inzo hoog mogelijke dichtheden gehouden,metzoveel mogelijk vissen ineen bak.Als de dieren volgroeid zijn, iser nogmaarweinig ruimtein debassins. Demassaproductie vandeze dieren gaat net alsde bekende bio-industrieten kostevan hun welzijn. Het dodenvanvissen isgruwelijk. Ze worden bijvolledig bewustzijn opengesneden en ontdaanvan huningewanden. 5.2
Rolvande gemeente
Intensieveveehouderijen hebben een vergunning vandegemeente nodigvoor het oprichten en uitbreidenvan het bedrijf. Het verlenenvaneenvergunning staat openvoor inspraak. Eenvergunning mag nietinstrijd zijn metlandelijkewetgeving,jurisprudentie en richtlijnenzoals milieuwetgeving, stanknormen engeluidshinder. Daarbij is gemeentelijke regelgeving eveneensvan belang.Het bestemmingsplan datvoor een bepaald gebied geldt, isdaarbij bepalendvoor hetwel of niet mogen oprichten en uitbreidenvan veehouderijen. 5.3
Rol Dierenbescherming
Vergunningaanvragen staan altijd aangekondigd inlokale huis-aan-huiskranten, zodat een ieder zichervan opde hoogte kan stellen.Wanneer erindegemeente nieuwe
31
*<^>4
intensieveveehouderij dreigt tekomenof uitbreiding plaatsvindtvaneen bestaand intensief bedrijf, kanopverschillende manieren actiewordenondernomen. 5.3.1
Politieke beïnvloeding
Voordat erdaadwerkelijk intensieve veehouderij ineengemeente komt,gaat daar vaak eenlang politiek besluitvormingstraject aanvooraf. Debesluitvormingis afhankelijk van devraag inhoeverre hetgeldende beleid de plannen toestaat. Het bestemmingsplan dat voor hetgebied geldt, isdaarbijvaak bepalend. Ook bepalen milieuvoorschriften, bijvoorbeeld op het gebiedvangeur- engeluidhinder, mede devergunning. Hierbij isinprincipe inspraak mogelijk, naar aanleidingvan het opstellen van een milieuvergunning ofeen besluit om nadere eisen opte leggenaanhet bedrijf. 5.3.2
Juridische procedures
De Dierenbescherming kanopgrondvan haar statuten in beginsel geenjuridische procedures voerentegen (devestigingvan) intensieve veehouderijen.Aangezien het normaal gesprokenvooral gaat ombouw-en milieuzaken,zullen onzeeisen immers niet inhoudelijk bekeken worden,maar leiden tot afwijzing opformeel-procedurele gronden. Voor hetwelzijnvan landbouwhuisdieren zettenwij onsdanook langsandere wegenin, zoals overleg,lobby enpubliekedruk richting landelijke overheid enbedrijfsleven.Als afdeling kanwel steunworden gevraagd bij organisaties die zichwélop milieubescherming en ruimtelijke ordeningszaken richten,zoals Milieudefensie, Stichting Natuur en Milieu en de (provinciale) Milieufederaties. Oplandelijk niveauvoertde Dierenbescherming overlegmet bijvoorbeeld Milieudefensie op hetgebiedvan gezamenlijke doelstellingen. Invoorkomende gevallen wordt dus meegedacht bij hetvoerenvan procedures tegen bijvoorbeeld megastallen. Dierenbescherming scherp gekant tegen plannen voor varkensflat Devergevorderde plannenvoor een 'varkensfabriek' inhet Amsterdamse havengebied stuit opscherpe protestenvande Dierenbescherming enMilieudefensie. Het complex moet honderd-tot driehonderdduizend slachtvarkens huisvesten op meerdere verdiepingen. Met dezeverdere industrialisering van de varkenshouderij worden dieren definitief tot
dingen gereduceerd. Het systeem schaadt milieuen natuur en heteerlijke boerenbedrijf wordt weggeconcurreerd. Milieudefensie en Dierenbescherming roepen gezamenlijk de gemeente Amsterdam op geen medewerking teverlenen aandit onzalige plan. Het bouwen van enormevarkensflats leidtjuist tot eenverdere industrialisering.Voor realisering van devarkensfabriek bij Ruigoord zal degemeente Amsterdam planologische medewerking moetenverlenen. Dierenbescherming en Milieudefensie roepen degemeente derhalve opom deze medewerking nietteverlenen. Bron: www.milieudefensie.nl
Wat betreft pelsdierhouderijen heeft de Dierenbescherming eenconvenant afgesloten met stichting Bontvoor Dieren.Als inde lokale media ofop de gemeentelijke website een bekendmakingverschijnt dat een nertsenfokker zijn bedrijf wil uitbreiden of een nieuw bedrijf wil beginnen, kandit aangemeld worden bij Bontvoor Dieren,diede nodige juridische procedures kanvoeren. 5.3.3
Rolvan de gemeente
Inde bestemmingsplannen van de gemeente kanworden opgenomen dat nieuwe vestiging van intensieve veehouderijen niet wordt toegestaan. Het omzettenvan de bestemming "grondgebonden agrarisch bedrijf" in de bestemming "niet-grondgebonden bedrijf" of "agrarisch bedrijf' kaneveneens worden geblokkeerd. Dit betekent dat de komst van allevormenvanintensieve veehouderijen wordt tegengehouden. Veel gemeenten hebben in hun bestemmingsplan voor het buitengebied de bepaling dat alleen grondgebonden veehouderij istoegestaan. Deze bepaling sluit devestiging uitvan niet-grondgebonden bedrijven,zoals intensievevarkens- en pluimveehouderij. Degemeente heeft duseen aantal bevoegdheden waarmee zij het dierenwelzijn kan bevorderen,zonder dat die bevoegdheden uitdrukkelijk voor hetverbeteren van dierenwelzijn zijn bedoeld. Hetgaat om bevoegdheden waarbij het planologisch motief vooropstaat. Inditverband kanmet hetoog op landschappelijke, natuurwetenschappelijke en milieuhygiënische belangen,enin het kader van dewaterwinning, intensieve veehouderij worden beperkt of uitgesloten.Zozijn er
32
*<>
gebieden die uit oogpuntvan natuuren landschap gevoeligzijnvoorverzuring en vermesting.Tegengaan vanvermesting en verzuring kaneen planologisch relevant vraagstuk zijnendus geregeld worden ineen bestemmingsplan. Metzo'n regeling kanhet dierenwelzijnsbelang indirectwordengediend. Hetzelfde geldtvoor devestiging van pelsdierfokkerijen. Deze bedrijven kunnen worden geweerd op basisvan een bestemmingsplan, mits daarvoor goede motieven op het gebiedvan ruimtelijke ordening gelden. Alphen verbiedt uitbreiding nertsenfokkerij Degemeente Alphen aan den Rijnverbiedt de uitbreiding van denertsenfokkerij aande Steekterweg bijZwammerdam. De nertsenfokker wilde het aantal pelsdieren verdubbelen. Burgemeester enwethouders vrezen een toename vandierenleed nazo'n uitbreidingen weigeren daarom het bestemmingsplan te wijzigen en bouwvergunningen aftegeven. Wethouder Blomvan Dierenwelzijn volgt hiermee eenmotievandegemeenteraad. Bron: www.tvwest.nl
Aanbeveling 25: Degemeente voorkomt met behulpvan haar bestemmingsplannen bio-industrie binnen haar grenzen. 5.3.4
Reconstructiebeleid
Inde afgelopenjaren zijn door de provinciebesturen van Overijssel,Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg vele tientallen gebieden genomineerd als Landbouwontwikkelingsgebied (LOG). Dit maakt onderdeel uitvan het reconstructiebeleid. Gemeenten maken ontwikkelplannen voor deze gebieden,waarin isopgenomen waar enhoe de intensieve veehouderij in hetgebied zich kan ontwikkelen enwelkevoorwaarden daarvoor gelden.Door deze voorwaarden aante scherpen ishetvoor een gemeente mogelijk intensieve veehouderij binnen haar grenzenteweren. Gemeenteraad Ommen wijst megastallen af vrijdag 05september 2008 Megastallen komen ernietinOmmen.De gemeenteraad heeft gisteravond lang gedebatteerd over devoorwaarden waaronder nieuwe intensieve veehouderijen inde Landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's)
mogenkomen.Nieuwe bedrijven mogen niet binnen500metervan bestaande bedrijfsbestemmingenkomen,zo bepaalde de gemeenteraad. Daaraanvoorafgaand steldewethouder Arent Beugelink metklem dat burgemeester en wethouders unaniem achter hetvoorstel staan om nieuwvestigingen opeen afstand van minimaal 100metertoetestaan van bestaande bouwblokken of burgerwoningen in de LOG's.Welke stappen het collegevan Ben Wzet, nuzedoor degemeenteraad zo aangepakt is,bleef noginhet midden. Een deelvande CDA-fractie endefractievande Christenunie probeerde eencompromis te bereikendoor deafstand in250meterte wijzigen. Daardoor zoudentwee locaties inde Vinkenbuurt overblijvenvoor nieuwvestiging. Deoverigetwaalf dieindevier LOG-gebieden aangewezen waren,vallen dan af. Hetbesluitvan degemeenteraad heeft tot gevolgdatervolgensde berekeningen vande gemeente geenmogelijkheden zijnvoor nieuweintensieve veehouderijen in de aangewezen gebieden,zo stelde Beugelink. Delocatie aan deSchapendijk inArriërveld waarvier bedrijven geclusterd zouden kunnen komen,blijft voorlopigop de plank liggen.De gemeentewil eerst eenevaluatievande reconstructiewet doorde provincie afwachten. Bron:de Stentor
Aanbeveling 26: Degemeente voorkomt bio-industrie binnen een landbouwontwikkelingsgebied door het scherpstellenvan randvoorwaarden in het ontwikkelplan. 5.3.5
Vee-en paardenmarkten
Handel opveemarkten en/of paardenmarkten enhetdaarmee gepaard gaandetransport van dierenzijneenduidelijke bronvan stress, angst enlijden envormen daardoor een grote inbreuk op hetwelzijnvandedieren.Ook vormen handel entransport een groot risico voor deverspreiding van besmettelijke dierziekten. Veemarkten Dedierenworden uit hunvertrouwde omgeving gehaald,moeten een vrachtwagen inenuitenworden opeens gehanteerd door andere mensen. Ookwordenze geconfronteerd metvreemde soortgenoten en vaak gemixt innieuwe groepen,wat bij runderen zelfstot rangordegevechten kan
33
Ü * » * " «*
leiden.Ze krijgentemaken met eenandere omgeving waar minder ruimte,voer enwater beschikbaar isen licht,geluid engeur aanzienlijk anders zijn. Detemperatuur waaraan dedieren bloot staan kan bovendien sterk verschillen.Om nog maar tezwijgen over het gebruik vanelektrische prikstokken,het meppen metwandelstokken en mensen die denken dat eenstaart ook als handvat dient. Tot slotgaanze,alsde prijs niet goedis, desnoods dezelfdewegweerterug. Paardenmarkten Detijdsduur die de paarden doorbrengen op de markt,staand,zonder serieuze beweging, is lang.Vaak staande dieren er 18-24uur, zij aanzij,aangebonden. Hoewel erwelwater aanwezig isworden paarden soms niet voorzienvanwater. Ook hettransport van de paarden naar demarkt toe betekent datde dieren uit hunvertrouwde omgeving worden gehaald. Deomgangvan de kooplui en bezoekers metdedieren hebben enorme welzijnsnadelen. Mensen dievoelen aande paarden (of erger: meppen hetdier).Als naast de paardenmarkt eenluidruchtige kermis is gelokaliseerd, isditvanuit dierenwelzijn bezien geengoede combinatie. Paarden hebben zeer gevoelige orenen het isvoor dezedieren zeer onprettig de heledaginde herrietestaan. Zeker alsdeaanvoerroute naar de marktvia de kermis isgelegd. Demeeste paardenmarkten hebben economisch gezien geenenkele betekenis en zijntezien als het opleukenvan een lokale braderie of plaatselijkejaarmarkt. Daar gebruik je geen dierenvoor, dat isniet meervan deze tijd. DeDierenbescherming isdaaromvan mening dat eengemeenteop geenenkele wijze goedkeuring enmedewerking moetverlenen aan het organiseren of exploiteren van een veemarkt en/of paardenmarkten. Sluiting Veemarkt gaat gewoon door DesluitingvandeVeemarkthallen in2011 gaat door. Het Utrechtse college is nietop andere gedachten gebracht door de schapenoptocht van gistermiddag. Metzo'n honderd schapen trok deStichting Veehandel Utrecht door debinnenstad uit protesttegen de sluitingvan deVeemarkt. Wethouder Giesberts stondde actievoerders tewoord en gaf aan dat degemeente niet omte praten was. Op de plekvandeVeemarkthallen wilde gemeente Utrecht huizenbouwen.
Aanbeveling 27: Degemeente werkt op geen enkelewijzemee aan de mogelijkheid tot het organiseren of exploiteren van eenveemarktof paardenmarkt.
5.3.6
Stimuleren van scharrel-en biologische productie en consumptie
Via demeeste cateraars iseen ruim aanbod van biologische producten,zoals melk, eieren envleesverkrijgbaar. 'Biologische' dieren zien gegarandeerd de buitenlucht en krijgen normaal te eten, dusgeen groeibevorderaars engenetisch gemanipuleerdvoedsel. Biologische eieren zijn de diervriendelijkste eieren. Indestal hebben de kippen stro om in tescharrelen,voldoende zitstokken omte rusten en legnesten om eeneiinteleggen. Hetvoer is biologisch,dusonbespoten. Alleen voor biologische kippen is het preventief wegbranden of wegknippen van een (levend) deelvan de snavelverboden. Naast biologische zuivel iser nuookde zogenaamde 'weidezuivel'. Dit komt van koeien dietussen hetvoorjaar en najaar gegarandeerd indewei hebben gelopen Degemeente kandeze alternatieve veehouderij stimuleren door zelf het goede voorbeeld te geven eninde kantinesvande verschillende gemeentelijke diensten en afdelingen en bij recepties alleenscharrelen/of biologische productente gebruiken ente zorgenvoor deaanwezigheid van vegetarisch voedsel.
Aanbeveling 28: Degemeente stimuleert de alternatieve veehouderij door zelf het goede voorbeeld te geven en inde kantinesvan de verschillende gemeentelijke diensten en afdelingen en bij recepties alleen scharrelen/ of biologische producten te gebruiken ente zorgen voor de aanwezigheid vanvegetarischvoedsel. Daarbij geeft zevoorlichting over het belang van scharrel-en biologische producten.
Bron:/www.rtvutrecht.nl
34
o«'V';«*<">
PROEFDIEREN
hetterritorium te bestuderen. Het overgrote deelvan de proefdieren wordt echter gebruikt binnende laboratoria van universiteiten, farmaceutische bedrijven en scholen.Veel proefdieren zijngehuisvest in kleine kooiendie nauwelijks tegemoet komen aan hun soortspecifieke behoeften. Erwordt wel meer en meer gewerkt aan betere huisvesting. 6.1
Enkele gemeenten hebbenook proefdieren onder hun 'inwoners'. Hetaantal dierproeven in Nederland schommelt delaatstejaren rond de 600.000 perjaar.Voor hetmerendeel gaat het om muizen en ratten,maarookcavia's, hamsters, konijnen, honden,katten,kippen, geiten,varkens, paarden,apenenvissen worden gebruikt. Gegevens hieroverzijnte vinden inhet rapport 'Zodoende' datjaarlijks door deVoedsel-enWarenautoriteit wordt uitgegeven.
Rol van de gemeente
Op proefdiergebruik kan degemeente weinig invloed uitoefenen,omdat de regelgeving uitdrukkelijk aan de rijksoverheid is toebedeeld.Wel kan de gemeente in het kader van deWet milieubeheer controleren of men zichaan de rijksvergunning voor het proefdiergebruik houdt. Aanbeveling 29: Degemeente geeft samen met Dierenbeschermingsorganisaties voorlichting over producten waarvoor geen dierproeven zijn gebruikt en geeft in haar eigen huishouding het goedevoorbeeld. Haags stadhuis eindelijk proefdiervrij
Dierproeven zijn in principeverboden,tenzij de instelling overeenvergunning beschikt ende onderzoekers een positief advies hebben gekregenvan een Dier Experimenten Commissie (DEC).Aanwelke eisenen voorwaarden de instellingen en onderzoekers moetenvoldoen,staat beschreven inde 'Wet op de dierproeven (Wod)'. Dezewet bestaat sinds 1977 en is in 1996gewijzigd enin2004 geëvalueerd. Het ministerie van Volksgezondheid,Welzijn enSport (VWS)is hoofdverantwoordelijk. De meeste dierproeven wordenverricht inhet kadervan biomedisch onderzoek:voorhet bestuderen van ziekten en hetontwikkelen van medicijnen entherapieën.Daarnaast wordt ongeveer een derde deelvandeproeven uitgevoerd vanwege wettelijkeeisen,zowel nationaal als internationaal. Ditzijnbijna allemaal giftigheidtests, bijvoorbeeld van chemische stoffen, schoonmaakmiddelen, huishoudelijke producten,stoffen diegebruikt worden in deindustrie, maar ook stoffen in geneesmiddelen envaccins.
Tijdens devoorjaarsnota diende D66,met medeondertekening van hetCDA en de Haagse Stadspartij,eenmotie indie het college opriep overte gaan op proefdiervrije schoonmaakmiddelen. Bijde afdoeningvan de motiesprak het college deintentie uitom proefdiervrije schoonmaakmiddelen te gebruiken. Om dezetoezegging extrate kracht te geven kwamen dedrie partijen deze week met hetverzoek omvoortaan in de aanbestedingsprocedure eenverklaring op te nemen. Hierinmoeten producenten verklaren dat huneindproduct noch de ingrediënten getest zijn proefdieren. Dewethouder zei tijdens de commissievergadering gehoor te willen geven aandeoproep van de drie partijen. Hiermeewordt gemeente Den Haag deeerste Nederlandse gemeente die openlijk stelling neemt tegen het gebruik van dierproeven. Bron:wwwwww.d66denhaag.nl
InNederland is hettestenvan cosmetische producten sinds 1996verboden.Danisernog een klein deelvan dedieren dat uit hetwild wordt gevangen.Zijwordenvoor giftigheidtests gebruikt, bijvoorbeeld omdewaterkwaliteit te testen. Andereworden gemerkt enweer teruggezet inhun leefomgeving omhet gedrag van de diersoort of populatie ofdegroottevan
35
*<***
7
INHETWILD LEVENDEDIEREN: JACHT, BEHEER ENOVERLAST
7.2.1
Uitzonderingsgebieden
Wettelijk mag er niet gejaagd worden in beschermde natuurmonumenten,Wetlands en Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Ineen beschermde leefomgeving (zie hoofdstuk 8) zal dejacht niettoegestaan zijnalsdie instrijd ismet devoorschriften in het aanwijzingsbesluit. Ook gebieden met een planologische bescherming,zoals nationale landschappen of eentoebedeelde functie 'buitengebied'of 'natuur', zijn niet geopend voor dejacht wanneer dit blijkt uit de voorschriften in het bestemmingsplan. 7.2.2 7.1
De beschermingvanzowel inheemse (van oorsprong in Nederlandvoorkomende) als uitheemse planten-endiersoorten isgeregeld indeFlora-enfaunawet. Indit hoofdstuk wordt ingegaan opjacht, beheer en schadebestrijding ende rolvande gemeente hierin. DeFlora-enfaunawet maakt onderscheid injacht enerzijds en beheer en schadebestrijding anderzijds. 7.2
Argumenten tegen de plezierjacht
Jacht, beheer en schadebestrijding De Dierenbescherming istegenjacht. Dieren behoren met rustteworden gelaten enzij moeten de kanste krijgen om invrijheidte leven entesterven. Daarbij is het onnodigom dierente bejagen om devolgende redenen: •
Jacht
Indewetwordenzesdiersoorten alsvrij bejaagbaar aangemerkt: haas,fazant,patrijs, wilde eend,konijn enhoutduif. Feitelijk mag niet opde patrijswordengejaagd,omdat die opde"rode lijst"staatvandiersoorten diemet uitroeiingworden bedreigdof speciaal gevaar lopen.Op deze soorten magniet worden gejaagd. Voor de niet-wildsoortengeldt een regimevan beheer en schadebestrijding. Ditregime isook vantoepassing opdezeswildsoorten buiten de openingstijden vandejacht. Per diersoort isvastgesteldwanneer erop gejaagd magworden:dejacht isbinnen de vastgestelde data geopend(tussen 15 augustus-1februari). Ditwordtjaarlijks bepaald door de minister van Landbouw, Natuuren Voedselkwaliteit Dewet geeft aanwieermagjagen. Het"genot van dejacht" isgekoppeld aan hetbezitof gebruik van degrond,maar kanworden verhuurd aan anderen als bijvoorbeeld de eigenaar of degrondgebruiker nietzelfde wildstand wil beheren.Zolang eenpachter of grondgebruiker toestemming verleend kande gemeente hetgenot vandejachtop gemeentegronden verhuren.
•
•
•
•
•
Door dejachtverandert de natuurlijke inrichting van hetterrein. Hierdoor wordt de natuurlijke reguleringvan de dierpopulaties verstoord, leder dier is nuttig als element in hettotale ecosysteem, inzo'n systeem isgeen overschot. Wild voor consumptie isonnodig. Erisal eenoverproductie vanvlees uit de veehouderij. Hetgrootste deelvan de dieren die geschoten worden, isdanook niet bestemd voor consumptie.Ze dienen alleen maar alsjachttrofee - pure verspilling vanleven. Bij plezierjacht zijndieren heelvaak niet direct dood.Door onervarenheid,jagen bij schemer of door hetextra spannend te willen maken,worden dieren niet goed geraakt, slaan opdevlucht enworden niet (optijd)teruggevonden. Dedieren lijden dan nodeloos veel pijn. Als een ouderdier gedood wordt, heeft dat vaaktot gevolg dat de achterblijvende jongen de hongerdood sterven. Niet alleen bejaagde dieren,maar alle dieren inhetjachtgebied lijden door angst en stress onder eenjachtpartij.Zij worden uit hunterritorium verdreven en keren vaak nietterug.Ook raken andere dieren vaak gewond door verdwaalde hagel. Plezierjagers jagen uit eigenbelang op dierlijke concurrenten,zoals devos. Dit zijn de natuurlijkevijanden vanvoor de jagers aantrekkelijk wildzoals hazen, konijnen enfazanten.
37
«*$&*"
7.2.3
Rolvande gemeente
Omdat ervoldoende alternatieven zijnomvia diervriendelijke maatregelen gewasschade tegente gaan en,indien ertoch beheerd en bestreden dient teworden,hierover een wettelijk afwegingskader bestaat ishet toestaan entoepassen van de traditionele plezierjacht volkomen achterhaald en overbodig. Infeite ishet eerst envooral een welhaast folkloristische traditie, met rituelen en gebruiken rondom het 'alssport' bejagen van dieren. Erwordt hiermee geen algemeen belang gediend enerisvoor de gemeente dan ook geen enkele reden hieraan medewerking teverlenen. Teylingen schaft structureel jagen af Dekansdat wilde dierenvoor overlast zorgen indiverse gemeentelijke gebieden in Teylingen iszo klein,dat er niet meer structureel op gejaagd hoeft teworden. Burgemeester en wethouders willen afvan decontracten met jagers. Deaanleiding hiervoor isdat op het recreatie-eiland Koudenhoorn altweejaar niet isgejaagd,en dater bijdegemeente geen klachten zijn binnengekomen over overlast van ganzen enkonijnen. Bron: www.leidschdagblad.nl Aanbeveling 30: Jacht wordt op gemeentegronden uitgebannen.Als degemeente zover nietwil gaan, moeten inelk gevalde verhuurvoorwaarden inoverleg met natuur-en dierenbeschermingsorganisaties worden aangescherpt. Te denken valt aan beperking van het aantal dagenwaarop gejaagd mag worden, nietjagen bijvorst, geen gasten meenemen opjacht etc. 7.3 7.3.1
Beheer en schadebestrijding Flora-en faunawet
Het ismogelijk aftewijkenvan de Flora-en faunawet ten aanzienvande algemene bescherming van beschermde diersoorten in het kadervan beheer en schadebestrijding. Demeeste bevoegdheden in het kadervan beheer enschadebestrijding zijn toegekend aande provincies. Behalve de minister kunnen provincies algemene vrijstellingen van de verbodsbepalingen verlenen voor bepaalde soorten (landelijke en provinciale schadesoorten). Daarnaast kunnen Gedeputeerde Staten individuele ontheffingen
verlenen ten behoevevan beheer en schadebestrijding enopdracht geventot het beperkenvan destandvan een aantal diersoorten 7.3.2
Natuurbeschermingswet 1998
Inprincipe isschadebestrijding, integenstelling totjacht, ook mogelijk in beschermde natuurgebieden. Debelangenafweging kan anders uitvallen dan bij schadebestrijding buiten beschermde natuurgebieden. Beschermde natuurgebieden zijn immers speciaal aangewezen om rust enveiligheid te waarborgen;bescherming vanvogels dient hier zwaarder tewegen.Bestrijding van soorten waarvoor het natuurgebied is aangewezen isinieder geval uitgesloten.Bestrijdingvanandere soorten is niet uitgesloten,maarwel uitzonderlijk. 7.3.3
Vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen
Erkanvan het beschermingsregimevande Flora-enfaunawet wordenafgeweken, bijvoorbeeld alsmenvanmening isdat dieren belangrijke schade aanrichten aangewassen, ofschadetoebrengen aan dewildeflora en fauna. Erkandantoestemming worden verleend totvangen,verjagen of afschieten. Dit isinderegel alleentoegestaan alsde provincie ontheffing van éénof meervan de verbodsbepalingen heeft gegeven (Flora-en faunawet, artikel 68).Daarnaast heeft de ministervan Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit eenaantal soorten aangemerkt, dieonder voorwaarden ook zonder ontheffing mogenworden bestreden. Hetgaat om soorten,waarvan menvan mening is,datzeinhetgehele land (ofin delen daarvan)veelvuldig belangrijke schade aanrichten. Ditzijnvolgens dewet de houtduif, konijn, mol,zwarte kraaienkauw.Voor deze dieren heeft deminister een vrijstelling verleend.Voor een aantal soorten,dat indelen vanhetland belangrijke schade kunnen aanrichten,kanbij provinciale verordening eveneensvrijstelling wordenverleend. Het ismogelijk om Gedeputeerde Staten (hierna GS) eenontheffing tevragen van bepaaldeverboden, bijvoorbeeld een ontheffing om beschermde inheemse dieren in het kadervan beheer enschadebestrijding te verontrusten ofte doden.GSkunnen een dergelijke ontheffing onder strikte voorwaarden enop bepaalde gronden verlenen,zoals: • er isgeen andere bevredigende oplossing;
38
t******
• •
•
desoort kan ineengunstige staat van instandhouding blijvenvoortbestaan; erisbelangrijke schade aangewas,vee, bedrijfsmatige visserij ofschade aande wildeflora offauna; het isinhet belangvan bijvoorbeeld de volksgezondheid ende luchtverkeersveiligheid.
Inbeginsel wordt zo'n ontheffing slechts verleend aanfaunabeheereenheden op basis vaneendoor GS goedgekeurd faunabeheerplan.Alvorensvande ontheffing gebruik kanworden gemaakt, dient de grondgebruiker wel schriftelijk toestemming te hebbenverleend voor het betredenvan de door hem gebruikte gronden ofopstallen. 7.3.4
Beheerargument
Afschot isgeengoede methode om een populatie instandtehouden. Een populatie houdt zichzelf inevenwicht, ook zonder inmengingvandemens. Erisdanwel sprake vanfluctuaties: het enemomentzijnerwat meer ofminder dieren dangemiddeld,een paarjaar later komt hetaantalweer rond het gemiddelde. Eengebied biedt slechts aan een beperkt aantal dierenvoldoendevoedsel, water en beschutting. Ditwordt ookwel de "draagkracht"van het gebied genoemd.Zolang de menshier nietiningrijpt, bijvoorbeeld door bijtevoeren,reguleert een populatie zichzelf. Hetvoortbestaan van deene populatie kan bij ingrijpen bovendeandere gesteldworden, waardoor roofdieren zoalsvossen worden afgeschoten. De Dierenbescherming is voorstander vannatuurlijke regulatie.Alle dieren zijnbelangrijkvanwege hun onderlinge afhankelijkheid enhun relatiemet deflora. 7.3.5
Argument schadebestrijding
Vaak wordt ervan uitgegaan dat het aantal dieren doorafschot plaatselijk vermindert en dat erdaardoor minder schade zaloptreden. Dat islang niet altijd hetgeval.Door allerleiop elkaarvan invloed zijnde processen blijkt dat het dodenvan dierenvaak geeneffect heeft. Bijvoorbeeld door het zelfregulerende vermogen van dieren.Zo krijgen ze bijverlies vanjongenvaak tweede worpen of meer jongen per nest. Ook krijgt mente makenmet territoriumgedrag. Lege gebieden worden binnen de kortste tijdweer ingevuld.Verder ontstaat door bejaging een hoger energieverbruik, waardoor dedieren meer (gewassen) eten. Normaal gesproken wordt
deze schade alleen aangepakt als het economisch verlies groter isdan de kosten van de bestrijding. Dekostenvoorjagen en doden zijn helaas relatief laag. Vanuit traditionele overwegingen enoude gewoontes wordt vaak direct naar het geweer gegrepen,envindt men alternatieven niet effectief. Uit verschillende onderzoeken blijkt echter hettegendeel. 7.3.6
Alternatieven
Inmiddels zijn er diverse methoden om effectief landbouwschade te bestrijden.Denk bijvoorbeeld aan hettoekennen van andere foerageergebieden, het aanleggen van rasters of hetafdekkenvan een gewas,spannen van draden, gebruiken van knalapparaten,het afspelenvan angstkreten, hetinzettenvan neproofvogels of hetverspreiden van stoffen meteen sterke geur diede dieren afschrikt (bijv. roofdierenmest). Het dieper en zoveel mogelijk gelijktijdig zaaien iseveneens een eenvoudige en effectieve methode om schade tevoorkomen. Ook tervoorkoming van ongelukken inhet verkeerzijn eralternatieven,zoals het plaatsen vanreflectoren, duidelijke waarschuwingsborden voor de automobilisten of het bijdewegvandaan houden door middel van reukstoffen enzovoort. Aanbeveling31: Degemeente overlegt met de Dierenbescherming over alternatieve methoden, inplaats van het dodenvan dieren, omschade enverkeersongevallen te minimaliseren. 7.4
Hengelen
Devis is het oudste gewervelde dier opaarde. Erzijnmeer vissen dan allezoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën bij elkaar. Vissen zijn intelligente dieren.Onderzoek heeft aangetoond,datzijtot indrukwekkende leerprestaties instaat zijn. Ook is aangetoond datvissen over diverse zintuigen beschikken. De Dierenbescherming vindt datvissen zoveel mogelijk met rust moetenworden gelaten en datde natuur gewoon haar gang moet kunnen gaan. DeDierenbescherming istegen hengelen en viswedstrijden,waarbij devis alleenwordt gebruikt voor ontspanning envermaak van mensen die zoveel mogelijk vissen ineenzo kort mogelijke tijdwillenvangen. Er bestaan vele alternatieve bezigheden die niet met het gebruikvan dieren gepaard gaan,of waarbij hetwelzijn vandieren nietwordt geschaad. De Dierenbescherming vindtvermaak en
39
«-Sa**"'
ontspanning absoluut geen rechtvaardiging om vissenteverwonden en hen angst, pijnenleed aantedoen. 7.5
Wet- en regelgeving
Het isrelatief eenvoudig omtegaanvissen.Er zijn dan ook ruim 1,2 miljoen sportvissers en hengelaars in Nederland.Omtemogenvissen inde Nederlandse binnenwateren moetmenin het bezit zijnvan deVISpas. Deze geldtals bewijs van lidmaatschap van de hengelsportvereniging of visrechthebbende federatie enSportvisserij Nederland.Metde VISpas mag men mettwee hengels enalle toegestane aassoorten vissen inalle wateren diezijn ingebracht inde Landelijke Lijstvan Viswateren. Indeze lijst staan allewateren die hengelsportverenigingen, federaties en Sportvisserij Nederland hebben ingebracht. Voor de sportvissers die geen lidzijnvaneen hengelsportvereniging iser sinds1 januari 2007 een document: deKleineVISpas. Hiermee mag met één hengel eneen beperkt aantal aassoorten ineen beperkt aantal wateren (zie Kleine Lijstvan Viswateren) worden gevist. De KleineVISpasvormt samen met de Kleine LijstvanViswateren de visvergunning (schriftelijke toestemming). Geenenkele hengelaar wordt gevraagd naar enige kennis of ervaring. Iedereen kanmeteen goedkope hengel,eendraad eneen haak met een oud stukje brood al aande slag. Door het gebrek aan drempels iserook veel ondeskundigheid, onwetendheid en onverschilligheid onder de hengelaars. Eenvis aan een haak schreeuwt nietvan pijn, maar datwil niet zeggen hijgeen pijnvoelt. Deopvatting datvissen koudbloedige dieren zijn en daardoor gevoelloos, isbeslist onjuist. Vissen zijn gewervelde dieren.De bouwende werkingvan hunzintuigen zijnte vergelijken met dievan deandere gewervelde dieren.We mogen daarom aannemen dateenvisbij verwonding niet alleen pijnvoelt, maarook dat hij als hij gevangen wordt angst enstress ervaart.Wetenschappers uitde hele wereld onderschrijven nieuwe inzichten inde evolutieprocessen en in het bijzonder de evolutie, structuur enwerkingvande hersenen vanvissen,waaruit blijkt "datvissen emoties en het ervarenvan pijnen leed nietontzegd kanworden".Vissen kunnen pijnenangst lang onthouden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit hetfeit dat een karper, naeenmaal tezijngevangen, voor eentweede keer de haak ontwijkt.
Hengelen heeftdanookveel dierenleed tot gevolg. Eenpaarvoorbeelden: a. Gebroken lijnenenhengels Hengels en lijnen breken afendevis ontsnapt met haak, lijn en hengel en sterft een ellendige dood. b.Verkeerde haak/ bevestiging Verkeerde hakenofverkeerde bevestiging zorgen ervoor datdevis dehaak inslikt en sterft. c.Levendaas Hetgebruikvan levend aas isverboden. Helaaswordt er nogsteeds illegaal gevist met levend aas,zoals levendevisals aasvoor roofvissen. d.Het 'drillen'vandevis Het'drillen'vandevis ishet systeemvan een kleinstukje ophalen,weer laten gaan,weer eenstukje ophalen enzovoort. Dit veroorzaakt veel angst en stress bij devis. e.Devispakkenmet drogehanden Deviswordt vaak metdroge handen uit het water gehaald waardoor de slijmhuidwordt aangetast. Voor devis staat dit gelijk aan het afrukkenvan de huid. Ditveroorzaakt veel pijn enleidtvaaktot de doodvan het dier. De slijmhuid is bovendien een belangrijke barrière tegenziektekiemen. f. Ondeskundigverwijderenvandehaak Dehaakwordt vaak ruwen ondeskundig verwijderd,waardoor pijnenwonden ontstaan endevis latertoch nog sterft. g. Visbewarenin eenleefnet Vissen worden met name bijwedstrijden in leefnetten bewaard,om later opte meten ofte wegen.Vissen willen ontsnappen, verwonden zich,lijden pijnen hebben angst. h.Hetverkeerddodenvandevis Vissendieworden meegenomen voor de consumptie,worden vaak niet goedgedood. Eenvis moet meteenzware klap op de kop gedood worden,want hij is niet direct dood door snijden,strippen,zout, of heet water. /.Leedvoor (watervogels Hetgebruikvan lood kanleiden tot loodvergiftiging bijwatervogels die de stukjes loodopeten inplaatsvan steentjes. Ook sterven veelvogels een ellendige dood omdat zijverstrikt rakeninlosgeraakte ofverloren visdraad ofomdat zij eenvishaak inslikken.
40
#«£&*
De Dierenbescherming beschouwt hengelen als eenvormvan plezierjacht enisermede op grondvan bovengenoemd dierenleedtegen. Vanuit het respectvoor dieren dat kinderen vanjongs afaan dientteworden bijgebracht, vindt de Dierenbescherming inhet bijzonder dat kinderen niet gestimuleerd moeten worden tegaanvissen, maarjuistvoorgelicht moeten worden over wat hengelen nueigenlijk inhoudt. 7.6
Rol van de gemeente
De hengelsport is door de Rijksoverheid inde Visserijwet geregeld. Dit heefttot gevolg datde gemeente geen nadere regelstenaanzienvan hengelen kan stellen.Wel kandegemeente bij het afgevenvan eenvergunning voor eenvisevenementaan dezevergunning voorwaarden verbinden of devergunning weigeren.Als de gemeente eigenaar isvanwater en/of oevers kanzij het hengelen indatwater ofvanaf die oeververbieden of onder bepaalde voorwaarden toestaan. Voor wat betreft (vis)water waar de gemeente eigenaar van is, kanzij het grondgebied verpachten.Zij kan alsvoorwaarde opnemen dat het gebruikvan hetwater alsviswater verboden is.Als de gemeente de overeenkomst vanvisrecht meteen hengelsportvereniging nietwilverlengen,moet zij uiterlijk acht maanden voor het eindvan de lopende overeenkomst aan de hurende vereniging schriftelijk te kennen geven datde overeenkomst van hetvisrecht nietvoortgezet zal worden. Ditis geregeld inde Visserijwet Aanbeveling 32: Degemeente verpacht geen (vis)water aan hengelsportverenigingen 7.6.1
Vis-evenementen
Bijviswedstrijden is hetwelzijnvandevissen ondergeschikt aan hetwinnenvan de wedstrijd. Hetvangenvanzoveel mogelijk dieren inzo kort mogelijke tijd(een zogeheten 'visrally') iseen grove ontkenning vande intrinsieke waardevan dieren.Hetvissen in wedstrijdverband zouverboden moeten worden, met name inschoolverband. Het gebruik van leefnetten/bewaarzakken, waarin de dieren bewaard worden om ze aan heteind van dedagtetellen,tewegen ofte fotograferen enzevervolgens weervrij te laten,veroorzaakt onnodig leed. Het veroorzaakt veelwelzijnsproblemen, door de inperking inde bewegingsvrijheid vande dierenten gevolge van het"opstapelen"van vissen.
Veelvissenworden door hengelaars ondeskundig enonzorgvuldig behandeld.Door het nietverlenen van eenvergunning voor viswedstrijden kande gemeente hengelevenementen tegenhouden.Als een gemeente nietzoverwil gaan,kanzij inde overeenkomst met hengelverenigingen specifiek het houdenvanvisrally's en hetgebruikvanlevend aasenvan leefnetten verbieden. Hetzelfdeverbodwordt verbonden aan het uitgevenvanvergunningen voor het vissen met ééngewonehengel. Aanbeveling 33: Deovereenkomst met hengelverenigingen voor hetgebruik van degemeentewateren wordt zodanig aangepast, dat hierin het houden vanvisrally's en hetgebruikvan leefnetten wordt verboden. Hetzelfdeverbod wordtverbonden aan het uitgevenvan vergunningen voor hetvissen met één gewone hengel. Aanbeveling 34: Degemeente geeft samen met natuur- en dierenbeschermingsorganisaties voorlichting om hengelen tegente gaan,zeker het hengelen door kinderen. 7.7 Overlastgevende dieren Insteden,(stads)parken en woonwijken kunnen groepen dieren leven (o.a.duiven, ganzen of kippen)waarvan overlast wordt ervaren.Vaak kunnen zezichgoed handhaven opeen plaats,omdat ervoldoende voedsel en schuilgelegenheid isenzevaak bijgevoerd worden. Dedieren planten zichvoortenop eengegeven momentwordt de aanwezigheid van dedieren alsoverlast ervaren door bijvoorbeeld uitwerpselen, geluidsoverlast of verkeersgevaar. Voor de dieren zelf hoeft er helemaal geen sprake tezijnvan overlast. Vaak hebben zeeen redelijk goedbestaan. 7.7.1
Rolvan de gemeente
Gemeenten zijn medeverantwoordelijk voor dieren die binnen degemeentegrenzen leven. Vaak worden gemeenten als eerste geconfronteerd met klachten over overlast door dieren. De bevolkingverwacht dat de gemeente ietstegen de (vermeende) overlast doet. Het bestrijdenvande dieren dient de allerlaatste optietezijn. Menzou eerst alle alternatieve oplossingen moeten onderzoeken, alvorens overte gaantot hetvangen en/of dodenvan de dieren.De Dierenbescherming
41
(*»V
kan gemeenten hierinadviseren.Ten aanzien van eengroot aantaldiersoorten heeft de Dierenbescherming tipsvoor hetbeperkenen voorkomenvan overlast.Zonodigzijnerook richtlijnenvoor hetvangenvan dedieren. Voor de bestrijdingvanoverlast doordierenis hetvoorkomenvanhetprobleem uiteraard altijd de besteoplossing. Preventieve maatregelen liggenveelalophetvlakvan voedselbeschikbaarheid endiervriendelijke geboortebeperking zoalseierenschudden, nestbeheer etc.Ook hetminder aantrekkelijk makenvan bepaalde plaatsen doorde bebouwing aante passenof dierwerende maatregelen tetreffen,behoorttotde mogelijkheden. Aanbeveling 35: Degemeente onderzoekt eerst alle alternatieve oplossingen,alvorens overte gaantot hetvangen en/of dodenvandieren die overlast geven.Degemeente vraagtde Dierenbescherming hierinteadviseren. 7.7.2
(Water)vogels
Datzichgroepenvogels binnende stadsgrenzen bevinden,zoalsverwilderde kippen en hanen,ganzen,pauwen,kalkoenen, (muskus)eendenenandereeendensoorten,is meestalveroorzaakt doordat eenaantalvan hen is uitgezet doormensendieze nietmeer wilden houden. Deze dieren kunnenzich'inhetwild' goed handhaven alszeopplaatsen levenwaar voldoende voedsel enschuilplaatsen zijn.Ze zullenzichdanwaarschijnlijkvoortplanten. Hierdoor groeit depopulatie per saldo.Ook kande aanwezigheid vaneengroep verwilderde vogelseenstimulans zijnvoor andere mensen om daar hunovertollige vogels tedumpen. Kippen • Preventie Als er groepen kippentedicht bijwegen leven en daar eengevaarvoor deweggebruikers en zichzelf zijn, kunnenzedoor hetgeleidelijk verplaatsen van devoederplaats naareen veiliger plekworden gelokt. Hetisvan belang dat hetvoerenvandediereninde handwordt gehouden. Kippen moetennietofzeer beperkt worden gevoerd. Degemeentezou borden kunnen plaatsen bij hetleefgebiedvande dieren metwaarschuwingen om niettevoeren. Beperkt voeren doorvaste personen isnodig om de populatie indegatente kunnen houden en om het leggenvaneieren (ziehierna)te kunnensturen.
• Eieren rapen De populatie kanworden beheerst door het rapenvan eieren. Broedse hennen hebben echter de neiging om huneieren goed te verstoppen. Het isdusniet altijd mogelijk om nestentevinden. Het is het proberen waard omop de plekwaar de kippen leven aantrekkelijke nestplaatsen te maken.Vaste personen kunnen dan elke dag eierenrapen. Broedse hennen zullen echter nieuwe eieren leggen als de oudeverwijderd zijn, dus moeten deeieren wel elke dag of omde dag worden verwijderd. • Vangen en herplaatsen Opdenduur kaneen populatie verwilderde kippen zogrootworden dat er overlast wordt ervaren enmensen gaan klagen bijde gemeente.Vaak zal de gemeente een bedrijf inhuren om de kippen tevangen.Als er geen overleg plaatsvindt tussen de gemeente en dierenbeschermingsorganisaties, zullen de kippen inde meeste gevallen wordengedood. DeDierenbescherming vindt echter dat de kippen te allentijde (inoverleg met haar) kunnenworden herplaatst. Aanbeveling 36: Degemeente zoekt samen met de Dierenbescherming naar een diervriendelijke oplossingvoor overlast gevende kippen. Ganzen Onze aanbevelingen gaan alleen over verwilderde gedomesticeerde ganzen,de zogenaamde 'boerenganzen' en niet over grauwe ganzen of andere inheemse beschermde soorten. Boerenganzen zijn in principe niet beschermd enmogen gevangen worden.Voor ganzen geldt hetzelfde alsvoor kippen. Hetzijnvan oorsprong gedomesticeerde dieren.Zezijngedumpt of ontsnapt uit parken.Vaak is hun aanwezigheid het gevolgvan hetfeit dat dedieren heter prettigvinden:er is rust,water envoedsel. Bovendien worden de dierenvaak gevoerd door passanten. • Preventie Het heeft devoorkeur om de dierente laten waar zezijn. Hetvoeren dient beperkt te worden. Deganzen mogen niet overvoerd worden en alleen op een plek worden gevoerd waar zegeen kwaad kunnen. Een populatie kanqua conditie en omvang inde hand worden gehouden door nestbeheer. Inhet voorjaar, alsde dieren een nesthebben, kunnen de eierenvervangenworden door
42
<0""
Aanwijzenvan speciale voederplekken (duiventillen) oplocatieswaar de duivengeenoverlastveroorzaken.Op deze plekkenwordt voedsel aangeboden. Bovendien kunnen hier maatregelen wordengenomen om de populatieterugte brengen (wegnemen/vervangen van eieren). Goed schoonmaken en schoonhouden vande openbare ruimte (met name geenvoedselresten opstraat). Eenvoorlichtingscampagne om degenen dieduivenvoeren duidelijk te makenwat heteffect isvan hetvoeren vanduivenophetwelzijnvan deze dieren enwatdegevolgen zijnvoor de stad (overlast envervuiling). Indien nodigkanindeAPV een bepaling wordenopgenomen die het voeren vanduivenverbiedt.
nepeieren. Deeieren kunnen ook geolied worden enweer teruggelegd in het nest. Deze behandeling moet altijd binnen deeerstetwee weken gebeuren nadat het legselcompleet is en de gans begint met broeden. Indeze periode is er noggeensprakevan de ontwikkeling van een kuiken inhetei. • Vangen en herplaatsen Als het echt niet anders kanendedieren niet meerworden getolereerd op de plaatswaar ze leven, kunnen zeverplaatst worden.Ze mogen niet ergens anders inhetveldworden uitgezet, dat iswettelijk verboden.Ze zullen dus verplaatst moeten worden naar bijvoorbeeld een parkvan degemeente, een opvangadres of een particulier. Voorwaarde isdanwel dat het daar een geschikte omgeving isvoor de ganzen, datzevoedsel hebben endatzeop de nieuwe plek geen overlastveroorzaken. De Dierenbescherming vindt dat deganzente allentijde (inoverleg met haar) kunnenworden herplaatst. Verjagen vanganzen heeft nauwelijks zin,omdat dedieren moeilijk vliegen endaarom nietver weggaan.De overlast verplaatst zichdan en het verjagen zelf zal bij de ganzenveel stressveroorzaken. Aanbeveling 37: Degemeente zoekt samenmetde Dierenbescherming naar een diervriendelijke oplossing voor overlast gevendeganzen. 7.8 Stadsduiven Deafgelopenjaren iserveel aandacht gekomen voor overlastvan duiven.Door allerlei oorzaken is hetaantal duiven inde bebouwde kom de afgelopen jaren toegenomen. Duivenoverlast bestaat uit lawaai envervuiling door uitwerpselen. Deschade aangebouwen en monumenten door uitwerpselen en nestafval is soms groot. Stadsduiven vormenoverigens geen gevaar voor devolksgezondheid. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het risico datziektenvia stadsduiven worden overgedragen op mensen en andere dieren geringis. Veel gemeenten in binnen-en buitenland zijn actief bezigom hetaantal duiventerugte brengen. Erworden diverse methoden gebruikt. Hetvangen envervolgens dodenvan duiven iseendieronvriendelijke methode die bovendien niet effectief is. Inbetrekkelijk korte tijd blijkt de populatiegrootte weer op het oude niveau teliggen. De meest diervriendelijke methode om duivenoverlast tegentegaan iseen gecontroleerd voedselaanbod. Deze methode bestaat uit een aantal maatregelen:
Duivenbeleid blijkt tewerken
Hetduivenbeleid vande gemeente Winschoten blijktsuccesvolte zijn. Inde zomer van2007 iser eenduiventil op hetdakvan het stadhuis geplaatst. Ominzichttekrijgen inde mogelijke effectenvandegeplaatste duiventil iseindmaart 2008eenenquête gehouden in dedirecte omgevingvanhetstadhuis. De resultatenzijn positief. Met de duiventil wordt een poging gedaan omde overlast, veroorzaakt door stadsduiven,teverminderen.
Bron: www.plaats.nl/gemeente-winschoten 7.8.1
Schadelijk genoemde dieren ('plaagdieren')
InNederland wordt eenflinkaantal kleine zoogdieren grootschalig bestreden omdat ze alsschadelijk of hinderlijkzijn aangemerkt. Het gaat onder andereom demol,de muskusrat, de bever- enwoelrat, debruine en zwarte (huis)rat, de huismuis endeveld- enbosmuis. Maar ook andere kleinezoogdieren zoals steenmarters, hazen,konijnen en grijze eekhoorns wordenwel als schadelijk aangemerkt. Geen enkel dier isechter alleen maar schadelijk. Elk dier heeft eenfunctie in het ecosysteem. Indiener, nazorgvuldige en deskundige afweging,sprake isvan ernstige, reële enaanzienlijke schade en/of gevaar voor mensenandere dieren énerzijn geen alternatieven,danmogenals "schadelijk"
43
*
aangemerkte dieren effectief enzo humaan mogelijk worden bestreden en/of gedood. Bestrijding moetgericht zijnoppreventie,dus op hetvoorkomen dat dieren overlast veroorzaken. Metanderewoorden: indiener sprake isvan schade,dandient er eerst gekekenteworden naar alternatieven ter voorkoming van die schade.Een preventieve bestrijdingsmethode isbijvoorbeeld de afschermingvaneengebied ofwoning door onder andere afrastering,schrikdraad, omheining,afweernetten, horrenof het dichtstoppen van kierenengaten.Ook het in stand houdenvan eengoede balans tussen prooi- en roofdieren isvanbelang. Aanbeveling 38: Als schadelijk aangemerkte dieren moeten alleen in uiterste noodzaak worden bestreden endan ook nogmet methoden die bij het dier het minste leedveroorzaken.Erwordt een actief preventiebeleid gevoerd inoverleg met de Dierenbescherming. 7.8.2
Verwilderde exoten
Het komt somsvoor datexotenin Nederland verwilderen. Demuskusrat ishier het bekendste voorbeeldvan,maar bijvoorbeeld wasberen en halsbandparkieten kunnenook heel goed overleven inNederland.Het verwilderen vanexotische dieren isechter vaker een geografisch probleem (landsgrenzen) daneen ecologisch probleem. Soms kaneen 'nieuwkomer' echter het functionerenvan hetecosysteem verstoren of een inheemse soortverdringen. De Dierenbescherming istegen het bestrijden vandiersoorten enkel omdatze'exoot' zijn.Als dieren overlastveroorzaken of schade aanrichten (aanflora enfauna),dangeldt het 'nee,tenzij' principe. Bestrijding moet gericht zijn op preventie, dusophetvoorkomen dat dieren overlastveroorzaken.Met andere woorden: als ersprake isvanschade,dient er eerst gekekenteworden naaralternatieven ter voorkoming van die schade.Alsdieren al gedood moetenworden,dandienen uiteraard de meest diervriendelijke middelenteworden gebruikt. Datwilzeggen,middelen die het lijdentot een minimum beperken.De Dierenbescherming streeft naar een beleid gericht oppreventie. 7.8.3
Rolvande gemeente
Sommige dieren kunnen dicht inde buurtvan mensen komenenveroorzaken dan soms
overlast.Voor hetvoorkomen ofverhelpen van deoverlast isde gemeente het eerste aanspreekpunt. De bevolkingverwacht dat de gemeente iets aande (vermeende) overlast gaat doen.Het bestrijdenvan dedieren moet echter deallerlaatste optie zijn. De gemeente zou eerst allealternatieven moeten onderzoeken,voordat zeovergaat tot het vangen en dodenvandedieren.De Dierenbescherming kan haar hierinadviseren. Voor enkele diersoorten heeft de Dierenbescherming tipsvoor het beperken en voorkomen van overlast enwaar nodig richtlijnenvoor hetvangenvan dedieren. Voor de bestrijding vanoverlast door dieren is preventie de besteoplossing. Preventieve maatregelen liggenveelal op hetvlakvan voedselbeschikbaarheid. Ook het minder aantrekkelijk makenvan bepaalde plaatsen, door de bebouwing aante passen of afweervoorzieningen tetreffen, behoren tot de mogelijkheden. a. Voorlichting Als eengemeente wordt geconfronteerd met (klachten over) overlast of schade doordieren, is hetvan belang datzij goed afweegt of een enander de bestrijdingvan dierenwaard is. Hier speelt voorlichting een belangrijke rol.Er bestaan immersvaakvertekende ideeën bij het publiek over de matevan hinder die dieren kunnenveroorzaken, bijvoorbeeld het overbrengen vanziekten.Ook is het belangrijk voorlichting te geven over het laten slingeren vanafvalwaardoor dieren worden aangetrokken. b. Keuzevan bestrijdingsmiddelen Methoden die dieronvriendelijk zijn endie nodeloos lichamelijk en psychisch lijden bij dierenveroorzaken, moeten niet worden gebruikt. Het gebruikvandieren,om andere dieren te vangen ofte doden,iswreed. Daarom moet hetgebruik van levende lokvogels, aardhonden,fretten,maarookjachtvogels niet plaatsvinden. De Dierenbescherming istegen het gebruik vanverdrinkingsvallen, klemmen en chemische bestrijding,omdat die niet selectief energdieronvriendelijk zijn. Deze methoden zijn een kwellingvoor hetdier en gaan gepaard met langdurig lijden.Zo worden op grote schaal klemmen enverdrinkingsvallen/ fuiken gebruiktvoor het doden van muskusratten. Klemmen kunnen zeer ernstige verwondingen veroorzaken,die langdurig lijden tot gevolg hebben. Inde verdrinkingsvallen raken dedieren opgesloten,waarna zeeen
44
*<^m
langzame verdrinkingsdood sterven. Klemmen envallen zijn nietselectief ende zwaardere klemmen kunnen ook onder huisdieren slachtoffers maken. DeDierenbescherming isinprincipetegen het gebruikvanvangkooien enkastvallen als dieren gedood moetenworden. Kastvallen en vangkooien hebben echter alsvoordeel datde gevangen dieren noginleven zijn. Dieren hoeven niet altijdgedoodtewordenom overlast tevoorkomen.Soms kunnenze gevangen worden en opeenandere plaats weer worden uitgezet. Indergelijke gevallen acht de Dierenbescherming het gebruik van vangkooien/kastvallen toelaatbaar (mitsde dieren niet langer dan 24 uur gevangen zitten enwater tot hun beschikking hebben).Op dezewijze kunnen bijvoorbeeld huismuizen gevangen worden en buitenshuis worden losgelaten. Ditverdient dandevoorkeur ten opzichtevan dodelijkemiddelen. c. Preventie Het belangrijkste isdat er preventieve maatregelen worden genomen omde hygiëne inenom huisen bedrijf teverbeteren.Te denken valt aan hetgebruikvan afsluitbare afvalcontainers en het niet laten rondslingeren vanvoedselresten. DeModelbouwverordening van deVNG voorziet ineen aantalvoorschriften met het doel rattenenmuizen ingebouwenteweren. De model-APVverbiedt afval ofvuilnisopde wegte deponeren,onder andere ter voorkoming van problementen aanzienvan milieu envolksgezondheid. Aanbeveling 39: Degemeente werkt in samenwerking metde Dierenbescherming aan een diervriendelijk beleid gericht op preventieen voorlichting omtrent als schadelijk ervarendieren. 7.8.4
Verwilderde katten
Ermoet onderscheid worden gemaakt tussen een kat die (tijdelijk) zijn baas is kwijtgeraakt enfeitelijk valt onder de regeling 'gevonden voorwerpen' in het Burgerlijk Wetboek ende verwilderde kat die geen eigenaar meer heeft of nooit gehad heeft,zelfstandig leeft en verwilderd gedragvertoont. Hoeveel zwerfkatten erin Nederland zijn, ismoeilijk te zeggen. Meestal gaat hetom 'ongewenste' huiskatten. Mensen latente makkelijk nestjes komen,weten er geen raad mee endumpen de dieren. Daarnaverwilderen deze,worden steeds schuwer envermenigvuldigen zichsnel. Ditleidttotveel dierenleed:ziektes, honger, verwondingen,vergiftiging.Dedieren levenop
plekkenwaarvoedsel tevinden is:bij campings,restaurants, industrieterreinen, ziekenhuizen,grote supermarkten enzovoort. Ze komendaar andere zwerfkatten tegen en al snelvormenzeeengroep. Deze groep kan behoorlijk veel overlastveroorzaken.Ze kunnen krijsen,janken ensproeien.Ook veroorzaken ze rommel door bijvoorbeeld vuilniszakken opentescheuren.Ze planten zichexplosief voort,wat het probleem alleen nogmaar groter maakt. Dezedieren kunnen veel overlast veroorzaken en dusmoet ervoor allebetrokkenen- mensen en dieren- een acceptabele oplossing worden gezocht. Behalve hetfeit datzeeen bestaan vol ontberingen enellende leiden,worden deze dierenmet hetoog opoverlast ook nog eens overalverjaagd. Het iseen hardnekkig misverstand datje een ongewenste populatie zoukunnen bestrijden door dierenwegte vangen ofte doden.Dit komt door het biologisch principe dat opengevallen leefgebieden onmiddellijk door andere dieren worden opgevuld.Je schieter dus niets mee opendeproblemen blijvenzichherhalen. Bovendien kunje eenzwerfkat niet meer laten wennenaaneen situatie bij mensen inhuis, daarvoor ishet diertezeerverwilderd. 7.8.5
Rolvan de gemeente
Ermoeten maatregelen worden getroffen waardoor de populatie zwerfkatten zich niet onbeperkt uitbreidt. Degemeente kanin samenwerking metde Dierenbescherming werkenaan het inperkenvan de kattenpopulatie. Dierenbeschermers vangen dieren uit hetwild enlaten die door een dierenarts behandelen. Eenmaal terug inde groep iseengecastreerde katveel rustiger. De paringsdrang, inclusief het krijsen,vechten en sproeien, issterk verminderd. Omwonenden zullendusveel minder last hebben. Ook groeit depopulatie nietmeer, omdat de dieren onvruchtbaar zijngemaakt en nieuwe katten nietmeerworden geaccepteerd. De ervaring leert datdegroep steeds kleiner wordt en op denduur uitsterft. Aanbeveling 40: Degemeente organiseert samen metde Dierenbescherming castratieacties voor zwerfkatten:zeworden gevangen, gecastreerd/gesteriliseerd, gechipt en geregistreerd. Daarna worden ze weer teruggeplaatst. Tevens kandegemeente door voorlichting overgeboortebeperking bij katten voorkomen dat eigenaren hun katten 'ongeholpen' rond
45
#*&**
latenlopenwaardoor depopulatiezwerfkatten toekannemen. Aanbeveling41: Degemeente geeft insamenwerking metde Dierenbescherming voorlichting over het inperken van de kattenpopulatie. Door middel van hetvangen, castreren en terugplaatsen van deze katten wordt voorkomen datde populatie blijftgroeien.
46
<£>*<
IN HETWILD LEVENDE DIEREN RUIMTELIJKE INGREPEN
8.1
Inleiding
Iniedere gemeente,zelfs binnendebebouwde kom,vinden weeengroot aantal diereninhet wild.Zijvoelen zichdaar op hungemak en leven en planten zichvoortalsleefdenzijinde vrije natuur. Zij dragen bijtoteen levendige gemeente, reden om hunaanwezigheid te bevorderen. Niet door het uitzettenvan nieuwe dieren of door hetgevenvanvoedsel (uitgezonderd extremeomstandigheden zoals eenzeer strengewinter), maarjuist door indirecte maatregelen zoals aanlegen onderhoud van eendiervriendelijke omgeving. ledere diersoort stelt specifieke eisenaanzijn leefomgeving. Erzijnsoorten diehunhele leven doorbrengen inbossenenstruwelen. Andere dieren gebruiken dezealleenominte broeden en langstetrekken,maarzoeken hun voedsel inopengebieden.Weer andere dieren zijntevinden bijgrazigevegetaties, bijwater, ofvoelenzichbijzonder goed inenbij gebouwen. Inde praktijk komenveeldierenineenstadof dorp regelmatig inhet nauwdoor nieuwe bedrijfsvestiging, woningbouw, wegaanleg en het gebruik van bestrijdingsmiddelen. 8.2
Wet- en regelgeving
Als de gemeente aan hetwerk gaat inde openbare ruimte, krijgt zij temakenmetde Flora-enfaunawet (zie hoofdstuk 7)die planten- endiersoorten beschermt.Zo mogen bijvoorbeeld beschermde dierenniet opzettelijk wordenverontrust ofgedood. De Flora-enfaunawet deelt beschermde planten diersoorten indrie categorieënin,metelk eenander regimevoor wat betreft ontheffingen.
1.
Algemene soorten
Ergeldt inde meeste gevallen een vrijstelling voor hetaanvragen vaneen ontheffing voor circaveertig in Nederland algemeen voorkomende beschermde soorten (zoals konijn, egel,veldmuis, mol,ree,bruine kikker, engewone pad).Van deze soorten ismen van mening, datzezoalgemeen zijn datzelfs als zeeen keer geschaad worden,het voortbestaan van de soort niet ingevaar komt. Ditgeldtvoor devolgende activiteiten: • regulier beheer en onderhoud (bijv. waterschapsbeheer, natuurbeheer, bosbouw, landbouw); • regulier gebruik (bijv.defensie, recreatie) en • ruimtelijke ontwikkeling eninrichting (bijv. woningbouw, wegenaanleg). Voor deze activiteiten hoeftvoor algemene soorten geen ontheffing te worden aangevraagd.Voor andere activiteiten iswel eenontheffing nodig- deze wordt getoetst aan hetcriterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staatvan instandhouding van desoort' (de zogenaamde lichtetoets). 2.
Overige soorten
Ditzijn beschermde soorten die niet onder de categorie 'algemeen' of 'streng beschermd' vallen.Voorbeelden zijneekhoorn, steenmarter, edelhert, levendbarende hagedis, vals heideblauwtje, moerasparelmoervlinder, kleinemodderkruiper. Voor de meeste activiteiten (bestendig beheer enonderhoud, bestendig gebruik en ruimtelijke ontwikkelingen) zijn deze soorten vrijgesteld voor een ontheffingsaanvraag, mits de activiteiten worden uitgevoerd op basisvan eengoedgekeurde gedragscode. Inzo'n code geeft een sector of organisatie zelf aanwelke gedragslijnen menvolgt om het schaden van beschermde soorten zoveel mogelijk te voorkomen,bijvoorbeeld:altijd eerst inventariseren waar de soorten precies voorkomen endaar met de werkzaamheden rekening mee houden, bijvoorbeeld door een holafte schermen of de standplaats van planten aante geven.Als de sector geen gedragscode heeft opgesteld iser nog steeds eenontheffing nodig.Ook iser een ontheffing nodigvoorwerkzaamheden dievoortaan anders danvoorheen worden uitgevoerd (bijv. najarenlang de motorzaag gebruiken,wordt opeens gewerkt met een grotetractor) envoor grootschalige veranderingen,zoals het afgravenvaneenduingebied in het kader van natuurontwikkeling. Een ontheffingsaanvraag
47
tO*1
voor overige soortenwordt getoetst aan het criterium 'doet geenafbreuk aangunstige staat van instandhouding van desoort' (de zogenaamde lichtetoetszie hierboven). 3.
•
Streng beschermde soorten
Het gaat hierbij omongeveer honderd minof meer zeldzame soorten (o.a.das, hamster, veldspitsmuis, ringslang, boommarter, alle soorten vleermuizen,vroedmeesterpad, kleine groene kikker, adder, hazelworm, bittervoorn, elrits, heideblauwtje, grote vuurvlinder, gaffellibel. Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt géénvrijstelling. Een ontheffingsaanvraag voor streng beschermde soorten wordt getoetst aandrie criteria: er issprakevan eeninof bijdewet genoemd belang (bijv. onderzoek en onderwijs, volksgezondheid) er isgeengoed alternatief erwordt geenafbreuk gedaan aande gunstige staatvan instandhouding van de soort. Deze drie criteriavormen de zogenaamde uitgebreidetoets en aanalledrie de criteria moetwordenvoldaan. 8.2.1
•
Beschermde leefomgeving
De Flora-enfaunawet maakt hetmogelijk dat kleine leefgebieden enobjecten door de provincie worden aangewezen als beschermde leefomgeving. Ditgebeurt als deze locaties van groot belang zijnvoor hetvoortbestaan van diersoorten. Hierbijvaltte denken aaneen fort of bunker waarinvleermuizen overwinteren of aan een dassenburcht. Deaanwijzing maakt het mogelijk bepaalde handelingen te verbieden of strengevoorwaarden te stellen aan de handelingen opdie bewuste plaats,die de kwaliteitvan de beschermde leefomgeving kunnen aantasten. 8.3 Rol vande gemeente Wanneer de gemeente plannen ontwikkelt voor ruimtelijke ingrepen ofvoornemens is werkzaamheden uittevoeren,ishet belangrijk datvooraf goedwordt beoordeeld of er mogelijk nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De gemeente isals initiatiefnemer zelf verantwoordelijk. Tijdens de uitwerking vande plannen oftijdens het plannenvan werkzaamheden moet de gemeente het volgende in kaart brengen:
•
•
Welke beschermde dieren-en plantensoorten komen inof nabij het plangebied voor? Leidt het realiserenvan het planof de uitvoering van geplande werkzaamheden tot handelingen die strijdigzijn met de verbodsbepalingen vande Flora-en faunawet betreffende plantenop hun groeiplaats of diereninhun natuurlijke leefomgeving? Kunnen het plan ofde voorgenomen werkzaamheden zodanig aangepast worden, dat dergelijke handelingen nietof inmindere mategepleegd worden? Isom de plannentekunnen uitvoerenof dewerkzaamheden te kunnen verrichten ontheffing (ex art. 75vande Flora-en faunawet) van de verbodsbepalingen betreffende planten opdegroeiplaats of dieren inhun natuurlijke leefomgeving vereist?
Bovenstaande puntenzijnvan belang bij het opstellenvan gemeentelijke plannen enhet verlenen vanvergunningenvoor activiteiten zoals: • ontwikkeling bouwlocaties en bedrijventerreinen (ook binnen de bebouwde kom); • aanleg wegen,spoorlijnen,fietspaden, dijkversterkingen; • landinrichting; • aanleg recreatieterreinen; • kappen bosperceel; • drinkwaterwinningen; • windmolenparken; • natuurontwikkelingsprojecten. Voor wat betreft heteerste punt: 'Welke beschermde dieren en plantensoorten komen inen nabij hetplangebied voor?"is het belangrijk datdegemeente goed veldonderzoek laatverrichten naar de aanwezigheid vandieren.Het natuurloket (www.natuurloket.nl) kaneen hulpmiddel zijn alsvoorbereiding op hetveldonderzoek. Op deze internetpagina kandegemeente inzicht krijgen inde aanwezigheid van beschermde soorten. Pervierkante kilometer wordt er aangegeven ofer beschermde soorten voorkomen. Daarbij staat informatie over de wettelijke bepalingenwaaronder deze dieren en plantenvallen,zoals de Flora-enfaunawet. Eenander hulpmiddel isdedatabasevan het ministerie van LNVmetsoorten dieren en planten die inNederlandvoorkomen: http://www.minlnv.nederlandsesoorten.nl . Dezedatabase bevat beknopte informatie over
48
##&>*
deformele statusvansoorten die in Nederland in hetwildvoorkomenofvoorzouden kunnen komen.Staat desoortineen bijlagevande Habitatrichtlijn? Isdesoort beschermd onder de Flora-enfaunawet? Isereen vrijstelling onder de Flora-enfaunawet opdesoort van toepassing? Staat desoort opde Rode Lijst? Tevens bevat dedatabase beknopte biologische informatie oversoorten.Wat isde officiële naamvandesoort? Plantde soort zichin Nederlandvoort? Hoezeldzaam isde soort? Gaat desoort achteruit? Voor Natura 2000-soorten (zie bijlage 1: paragraaf 9.11.1)iser aanvullende ecologische informatie.Voor Natura2000soorten waarvoor gebiedenzijn aangewezen ofwaarvoor een ontheffing op basisvande Flora-enfaunawet nodig isinverband met ruimtelijke ingrepen,bevat dedatabase ook nog nuttige beheerinformatie.Ook isvia de database nuttige informatie beschikbaar over soorten die overlast of landbouwschade kunnenveroorzaken.
woningen mogen staan,wat groengebied is, welk stuk grondvoor winkels is bestemd enzovoort. Degemeente moet bij het opstellen van een bestemmingsplan alle relevante belangen inventariseren endeze belangen tegen elkaar afwegen. Ze isbij hetmaken van een bestemmingsplan ookverplicht een onderzoek te (laten) doenom alle belangen in beeld te brengen. De bescherming van dieren die inhet plangebied voorkomen,vormt een belang dat bijde inventarisatie en vervolgens bij deafweging van de belangen aan de orde zal moeten komen. Dit betekent dat het Collegevan burgemeester enwethouders in het kader van het opstellenvan elk bestemmingsplan onderzoek moet (laten) verrichten naar deaanwezigheid van beschermde soorten en de matewaarin door hetvoorgenomen plan het leefgebied van deze soorten wordt aangetast. Isersprake van beschermde soorten enwordt hun leefgebied aangetast, dan dient naar alternatieven te worden gezocht. 8.3.2
Degemeente isverplicht zichte houden aan de natuurwetgeving. Ook al heeft zij toestemming gekregenvoor een project, dan kanhetverstrekkende gevolgen hebben wanneer de gemeente niet heeftvoldaan aan deeisenvan de natuurwetgeving ofgeenof onvoldoende rekening heeft gehouden met de aanwezigheid vanbeschermde soorten. Erkan dan bezwaarworden aangetekend ende rechter kanzelfs besluitentot het stilleggen vaneen reedsgestart project. Ook kanhet leidentot een herstelverplichting eneen boete. Daarnaast wordt bijstrafvervolging gekeken naar strafverzwarende omstandigheden, zoals de kans op herhaling,de kwetsbaarheid van het gebied endematewaarin desoort wordt bedreigd. Aanbeveling 42: Wanneer degemeente plannen ontwikkelt voor ruimtelijke ingrepen ofwerkzaamheden, ishet belangrijk datvooraf goedwordt beoordeeldof ermogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten en individuele dieren zijn. 8.3.1
Bevordering van het dierenwelzijn in bestemmingsplannen
Een bestemmingsplan geeftvoorschriften over het gebruik vandegrond endegebouwen die eropstaan of komen. Inhet bestemmingsplan legt de gemeentevast wat de bestemming van de grond is.Zogeeft hetplan aanwaar
De kapvergunning
Voor het kappenvan bomen issoms een kapvergunning nodig.Degemeente legt ineen bomenverordeningvast welke bomen zonder vergunning gekapt mogen worden envoor welke bomen een kapvergunning moet worden aangevraagd. De regels zijndus niet in elke gemeente hetzelfde. Insommige gemeenten hoeft bijvoorbeeld geenvergunning aan gevraagd teworden voor het kappen van fruitbomen of dode bomen. De minister van VROM isvoornemens per1 januari 2009 deomgevingsvergunning inte voeren. Dit betekent dat onder andere de verschillende vergunningen voorwonen, ruimte enmilieu zoveel mogelijk worden samengevoegd. De omgevingsvergunning treedt daarmee inde plaatsvan circa 25 bestaande vergunning-, ontheffing- en andere toestemmingsstelsels, waaronder de kapververgunning. Aanbeveling 43: Degemeente neemt een artikel op in haar bomenverordening, waarin staat dat het verboden isin het broedseizoen bomen te kappen. 8.3.3
Verkeersmaatregelen omdieren te beschermen
Gemeenten kunnen als wegbeheerder maatregelen nemen voor de reguleringvan het verkeer. Dit isgeregeld inde
49
*<>*'
Wegenverkeerswet (WWV). Bij verkeersbesluiten moetworden aangegeven welke doelstelling(en) met het besluit wordt beoogd. DeWVW geeft eenopsomming van de belangen diemet maatregelen op grond van dezewet kunnen worden nagestreefd. Naast de bescherming van verkeersbelangen (bijvoorbeeld hetverzekeren van deveiligheid op deweg en het beschermen van gebruikers en passagiers) kunnenverkeersbesluiten ook strekken tot: •
•
hetvoorkomen of beperkenvan door hetverkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade; hetvoorkomen of beperkenvan door hetverkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of defunctie van objecten ofgebieden.
Het beschermen van dierendie door het verkeer worden bedreigd,vormt een belang datvalt onder de bredere omschrijving 'het voorkomen of beperkenvan door hetverkeer veroorzaakte overlast, hinder ofschade'. Dit betekent dat gemeenten met hetoog ophet beschermen van in hetwild levende dieren verkeersbesluiten kunnen nemenop dewegen diedoor henworden beheerd,zoals het afsluiten vanwegen inverband metde paddentrek of het beperkenvan de maximumsnelheid om overstekende dierente beschermen. Overige maatregelen Naast dezeverkeersmaatregelen kunnen gemeenten ook bijdragen aan andere oplossingen om paddente beschermen.De gemeente Apeldoorn, bijvoorbeeld, plaatst schuine ofverlaagde stoepbanden waarde paddentegenop kunnen klimmen omdat reguliere stoepranden te hoogzijnvoorde dieren. Op locaties inApeldoorn waar sprake isvan een geconcentreerde paddentrek, moesten putten elkjaar opnieuwvan gaasworden voorzien. Inopdrachtvande Dierenbescherming zijn nu permanente roosters ontwikkeld,waar amfibieëntegenop kunnen klimmen en niet doorheen kunnen vallen. Dezezogenoemde 'padstellingen' kunnen het helejaar blijven zittenals omwonenden de roosters vrijhouden van
zwerfvuil. Deroostersworden door de gemeentegefinancierd engeplaatst. Jaarlijks stelt degemeente zo'n 50padstellingen ter beschikking. (bron: www.apeldoorn.ni)
Aanbeveling 44: Degemeente neemt inoverleg met de Dierenbescherming verkeersmaatregelen op dewegen die door henworden beheerd met hetoogop het beschermen van dieren in het wild. 8.3.4
Baggeren
Eengemeente kan niet zelfzomaar aan het baggeren gaan.Zijisverplicht eerst een gedegen onderzoek uittevoeren naar de aanwezigheid van beschermde diersoorten om nategaan ofzeeenontheffing aan moet vragen bijhet ministerievan LNV. Bij de voorbereiding van het baggerwerk moet dus rekeningworden gehouden met de aanwezige dierenen planten. Insamenwerking met een ecoloogvande gemeente kunnen kwetsbare puntenopeen rijworden gezet. Vervolgens moetdegemeente een planmaken wanneer enhoehet best gebaggerd kan worden afhankelijk vaneen inventarisatie van de aanwezigefauna. Eenontheffingvan het ministerievan LNVis niet nodigals het gaatom "bestendig beheer, gebruik enonderhoud" ineen gebied waarin uitsluitend algemene soortenvoorkomen. Gaat hetom bestendig beheer, onderhoud of gebruik en komen erandere dan uitsluitend algemene soortenvoor, dan hoeft men ook geenontheffing aantevragenals er gewerkt wordtvolgens een door het ministerie van LNV goedgekeurde gedragscode. Baggerperiode Inhetalgemeen kangesteld worden dat baggerwerkzaamheden het best kunnen worden uitgevoerd inseptember ofoktober. Dit iseenperiode tussenvoortplanting en winterrustvan vissen enamfibieën. Het iswel belangrijk ook devolgende maatregelen te nemen. Gefaseerd baggeren Debaggerwerkzaamheden worden gefaseerd uitgevoerd,datwilzeggen dat erin voldoende gebieden nietwordt gebaggerd omvissen en amfibieën degelegenheid tegeven om naar dezegebieden tevluchten. Concreet betekent
50
«<&»*
dit datwatergangen indelen worden gebaggerd, bijvoorbeeld over één kilometer lengte. Hierdoor zijnerindewatergangen altijd voorvissentoegankelijke ruimten aanwezig. Indienlengtesvan één kilometer niet uitvoerbaar zijn kanook dehelft vande watergangworden gebaggerd en hetjaar erop deandere helft. Gericht baggeren Door de baggerwerkzaamhedenvanuit de watergang naar bijvoorbeeld bruggen toe uitte voeren,worden devissen naar de bruggen gedreven en kunnen ze schuilplaatsen zoeken, bijvoorbeeld indeduikers ofonder bruggen. Zijsloten baggeren Gebruikelijk isbredezijsloten over een lengte van 10tot 20metervanaf de monding inde hoofdwatergang meete baggeren. In slotenzonder stuw kanditzonder meer gebeuren. Devissen kunnen dantijdelijk een goed heenkomen indeslootvinden. Ingeval er, dicht bijdewetering,eenstuw inde sloot is geplaatst word destuw bij het baggeren vanuit één oever benaderd. Hiermee wordt bereikt datdevissen langsdeandere oever naar de wetering kunnenvluchten. Terugzetten enverplaatsen van vissen Bij hetgebruikvan de hydraulische kraan kan de kraanmachinist insommige gevallen zien datergroterevissen inde bak aanwezig zijn. Isdithet geval,dan kande machinist doorde bakwat scheef te houden ente schudden proberen devis in het water terugte krijgen.Luktdit niet enisde bagger opde kant gezet, dan kan alsnog getracht worden devis met natte handen te pakken eninhetwaterterug tezetten. Ook ishetmogelijkvissen en amfibieënvan tevorenwegtevangen enelders uitte zetten ineengebiedwaar nietwordt gebaggerd. Weersomstandigheden Tot slotishet belangrijk rekeningte houden met deweersomstandigheden. Daarom ishet belangrijk dat bij de uitvoering rekening wordt gehouden met detemperatuur van hetwater (tussen 10en 25°C).Als diete hoog ofte laag is, dan isextravoorzorg noodzakelijk. Bijeen te lagetemperatuur rakenvissen en amfibieën inactief waardoor zij nietmeer kunnen vluchten. Bijeente hogetemperatuur kan zuurstofloosheid van hetwater ontstaan. Aanbeveling 45: Als degemeente een opdracht geeft tot het droogleggen of uitbaggeren van een sloot, verplicht zij baggeraar contractueel om
preventieve maatregelen te nementen aanzien vanvissen enandere dieren indesloot, zoals amfibieën. 8.3.5
Beheer van hetopenbaar groen
Als beheerder van parken,plantsoenen en overig openbaar groen kaneengemeente ook allerlei maatregelen nementer bescherming van dedieren die indeze gebieden leven. Er kangedachtworden aan allerlei praktische maatregelen,zoals de keuze om bij het bestrijden van onkruid geen chemische middelente kiezen,maar middelen die niet schadelijk zijnvoor dieren.Inzo'n geval kan menwerken met bodembedekkers, ofwel de zwarte aarde bedekken met bepaalde soorten vaste planten,die naenigetijd nog maar weinig "ongewenst kruid"doorlaten. Dat isdan vrij eenvoudig met de handteverwijderen. Eenandere maatregel isom in plaatsvaneen hoge beschoeiing aflopende oevers tecreëren, zodat amfibieën enwatervogels gemakkelijk in en uithetwater kunnen komen. Bloeiende oevers enwegranden geven eenthuis aan veel soorten insecten en dattrektweer allerlei vogels. Men kande aanwezigheid bevorderen van insecten en slakken etende dieren,zoals egels.
Aanbeveling 46: Degemeente gebruikt geen gif ter bestrijding vanongewenste kruidengroei.Tevens geeft zij prioriteit aan natuurontwikkeling door bijvoorbeeld deaanleg van bloemrijke bermen, plaatsing van nestkasten,stimulering van geveltuintjes, of buurtnatuurprojecten op scholen. 8.3.6
Het bevorderen van de natuurontwikkeling
Het beheervan het gemeentelijk groen kan worden afgestemd op natuurontwikkeling en opde beschermingvan de dieren en hun leefgebieden. Het kandan devoorkeur verdienen omvan rozenperken of gladgeschoren grasvelden als openbaar groen op inheemse bomen en planten overte schakelen, dievoor bepaalde diersoorten een beter thuisvormen.Ook een minder intensief onderhoud van het gemeentelijk groen vormt een bescherming van dein hetwild levende dieren,omdat de dieren dan nietofzo min mogelijk wordengestoord. Ineen plan (een natuurontwikkelingsplan, een groenstructuurplan en dergelijke) kande gemeente haar integralevisievoor de langere termijnvoor het openbaar groenvastleggen. Een belangrijk onderdeelvan zo'n planiseen
51
*<£*>"
inventarisatie vandeverschillende in de gemeente levende dierenenhunleefgebieden. Opbasisvandeze inventarisatie kande natuurwaardevandeverschillendegebieden wordenvastgesteld enkunnendoelstellingen wordengeformuleerd. Bovendienzalhetplan maatregelen envoorstellenmoetenbevatten omdegeformuleerde doelstellingente realiseren.Voorbeeldenvandergelijke voorstellenzijnhetzorgenvoorecologische ontwerpenvoor nieuwbouwwijken,het aanpassenvangroenbeheeren groeninrichting,zodat natuurlijkeprocessen eenkanskrijgenenbestaande groenvoorzieningen natuurlijkerworden.
Aanbeveling 48: Degemeente werkt aan devorming van een ecologische infrastructuur ter bescherming van dieren en beheert dezones en gebieden ecologisch.
Aanbeveling 47: Ineen plan (natuurontwikkelingsplan, groenstructuurplan e.d.) legt degemeente haar integralevisievoor delangere termijnvoor het openbaar groen vast. 8.3.7
Ecologische infrastructuur
Gemeenten kunnenwerkenaandevorming vaneenecologische infrastructuurtussende terreinendie uitnatuuroogpuntwaardevolzijn. Verbindingszones zijnonmisbaarvoorde natuur inhetstedelijkegebied.Dierenkunnen zichdaarlangsverplaatsen naarandere gebieden.Voordiverseplantenendierenis hetookeen leefplek. Dergelijke gebiedswisseling isnietalleenvoorhet overlevenvanindividueledieren,maarook voordeinstandhoudingvandepopulatievan belang.Voorbeelden vanecologische infrastructuurzijnlintvormigebeplantingen,niet gemaaide oeverkantenvoor kleinedieren, viaducten entunnelsvoordierenbijdrukke verkeerswegen enhet latengroeienvan bloemen inde bermen,zodatdezevoor insecteneenverbindingkunnenvormen tussennatuurgebieden. Deecologische verbindingszoneswordenecologischbeheerd. De gemeente Utrecht werkt aaneen Ecologische Infrastructuur (EIS) indestad: een duurzaam groen netwerk voorplant en dier. Dekaart van de Ecologische Infrastructuur geeft aan opwelk natuurtype hetaccent inde ontwikkeling komt teliggen.Opde overgang van stad en land, waar de ecologische verbindingen destad ingaan,is aangegeven dat Utrecht daar meer ruimte voor groenen natuur nodig heeft. Hier liggen zogenaamde springplanken oftrechters waarmee dierende stad ingeleid worden.We noemendatookwel ecopoorten. Bron: www.utrecht.nl
52
»O««*
DIERENWELZIJNSBELEID OP NATIONAAL NIVEAU
•*•*«.
9.1 Inleiding Debelangrijkste wet-enregelgevingvande nationale overheid op hetterreinvan dierenbescherming endierenwelzijn bestaat uit:deGezondheids- enwelzijnswet voor dieren5, de Flora-enfaunawet6, deWet opde dierproeven7ende Natuurbeschermingswet 19988. Daarnaast bestaat eroverige wet-en regelgeving die (deels)van belang kanzijn voor hetbevorderenvandierenwelzijn.Zois bijvoorbeeld dewet- enregelgeving diede organisatie van deoverheid regeltvan belang voor gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid. De overheid kan namelijk doormiddelvan deze regelingen bepaaldetaken aan gemeenten opdragen en hen inditverband bepaalde bevoegdheden toekennen (de zogeheten 'medebewindstaken'). Daarnaast isdewet- en regelgeving diedeorganisatievande overheid regelt belangrijk voor het bepalenvande mogelijkheden voor gemeenten omop eigen initiatief regelingen optestellen (dezogeheten autonome regelgevende bevoegdheid, waarvan deAPV het bekendste voorbeeld is).
9.2 DeGezondheids- enwelzijnswet voor dieren In 1992werd deGezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna GWWD) aangenomen. Het uitgangspunt vandewet isdat dieren een eigen (intrinsieke)waarde hebben. Met het begrip 'intrinsieke waarde'wordt aangegeven dat dieren eenwaarde bezitten,die onafhankelijk isvan hunnut ofwaarde voor de mens. Deconsequentie van deze erkenning is dat met debelangenvandieren rekening wordt gehouden endat ze met respect worden behandeld. DeGWWDgeldtvoor alle dieren die door mensen gehouden worden,dus productiedieren, hobbydieren en gezelschapsdieren. Ookvoor in hetwild levende dieren geldt overigens wél hetverbod uit deGWWDom dedierenzonder redelijk doel pijnofletseltoetebrengen. Inde GWWD worden regels gesteld ten aanzienvandegezondheid enhetwelzijnvan dieren en biotechnologische handelingen met dieren. DeGWWDiseen kaderwet. Dit betekent dat dewet slechts de hoofdlijnen van de regelgeving bevatendat de uitwerking plaatsvindt innadere regelingen (algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) en ministeriële regelingen). Inde GWWDstaanalgemene regels dievoor alledieren gelden. Indeze algemene regels staat onder andere dat hetverboden is: •
• • •
bijeendier onnodig pijnofletsel te veroorzaken,ofzijn gezondheid of welzijn aantetasten; eendier de nodigeverzorging te onthouden; ingrepen te plegen bij dieren (tenzij anders indewet staat); dieren als prijs,beloning ofgift uitte reiken.
Daarnaast isiedereenverplicht een hulpbehoevend dierzorgteverlenen.Verder zijn er regelsvoor bijvoorbeeld: Wetvan24september 1992,houdende vaststellingvandeGezondheids-en welzijnswet voordieren 6 Wetvan25mei1998,houdenderegelster beschermingvaninhetwildlevendeplanten- en diersoorten 7 Wetvan12januari1977,houdenderegelenmet betrekkingtothetverrichtenvanproevenopdieren 8 Wetvan25mei1998,houdendenieuweregelen terbeschermingvannatuuren landschap
de huisvestingvandieren (voor een aantal diersoorten); het slachtenvandieren; hetvervoeren vandieren.
DeGWWD draagt een beperkt aantal takenop aan degemeente (incasu de burgemeester).
55
dO**
Het gaat omtaken inhet kader van de preventie en bestrijdingvan besmettelijke dierziekten (hoofdstuk II,afdeling 3)en maatregelen bijagressieve dieren (artikel 74 GWWD). 9.3 Honden-en kattenbesluit 1999(HKB'99) Inmaart2002 ishet Honden-en kattenbesluit 1999(HKB'99) officieel inwerking getreden. Het maakt alsAMvBdeel uitvan de Gezondheids- enwelzijnswet voor dieren (GWWD). Het HKBgeldtvoorasielen, pensions, crèches,fokkers, tussenhandelaren endierenspeciaalzaken die honden en katten verkopen. Belangrijke punten diezijn geregeld in het HKB'99 zijnonder andere: Verplichte aansluiting bij het Bureau l&R-HKB. Deletters l&Rstaanvoor identificatie enregistratie. Dithoudt in datmarkt-enstraathandel verboden is. Debeheerder moet in het bezit zijn vaneenerkend Bewijsvan Vakbekwaamheid. Duidelijke eisenvoor huisvesting (concrete afmetingenvoor buiten-en binnenverblijven enspeelweides). Uitgangspunt hierbij isdat honden en katteninprincipe nietalleen mogen zittenmaar datzeingroepenvantwee tottwintig soortgenoten gehuisvest moeten worden (geldt nietvoor zieke, loopse of agressieve dieren). 9.3.1
Dierziekten
Wat betreft de preventie en bestrijdingvan besmettelijke dierziekten heeft de burgemeester takentoebedeeld gekregen op grondvan deartikelen 19,21, 23,26en27 van deGWWD.Zo isinartikel 19bepaald dat de burgemeester een aanhem gedane kennisgeving vaneen besmettelijke dierziekte onmiddellijk doorgeeft aan de verantwoordelijk minister. Opgrondvan artikel 21, 23,26en 27neemt de burgemeester zo spoedig mogelijk door de minister nodiggeachte maatregelen omde dierziektete bestrijden.Ookverleent hij zijn medewerking bij hetplaatsen en verwijderen vanwaarschuwingsborden en kentekenen en stelt middelenter ontsmettingter beschikking. Verder kanhijeen bevel uitvaardigen dat dieren moetenwordenvastgelegd of opgesloten. 9.3.2
Op basisvan deGWWD iser een Regeling agressieve dieren (RAD)vastgesteld.Op basis vandeze regeling kan deministervan LNV aangeven welke dieren niet mogen worden gehouden, gefokt, geïmporteerd of verkocht. Het gaat om dieren dieeengevaar kunnen opleveren voor deveiligheidvan mens of dier. Op basisvan de RADwaren geruime tijd uitsluitend honden aangewezen van het Pitbullterriërtype. De Ministervan Landbouw, Natuur enVoedselkwaliteit (LNV) gaat echter een nieuwe regeling invoeren.Tegelijk wordt dande huidige RAD afgeschaft. Met betrekking tot de aangewezen agressieve dieren isde burgemeester opgrond van artikel 74 (GWWD) bevoegd omdieren naar een nader door hem aangewezen plaatste laten vervoeren en aldaar telaten doden.De burgemeester legt eenmaatregel tot het doden van hetdier echter nietten uitvoer, indien binnen zesweken nadat de beschikking aan de houder van het dier isbekendgemaakt, de houder eenverzoek als bedoeld inartikel 8:81 AWB heeft ingediend en opdatverzoek niet afwijzend is beslist. 9.4 Hetwetsvoorstel Wet dieren De ministerraad isop 12oktober 2007 akkoord gegaan met hetindienenvan het wetsvoorstel Wet dieren9,opgesteld door het ministerie van LNV. Hierinworden diverse bestaande wetten voor dieren samengebracht. Hetvoorstel is een bundeling van devolgendewetten: • de Gezondheids- enwelzijnswet voor dieren (waaronder de regels met betrekking tot destructie); • de Diergeneesmiddelenwet; • deWet opde dierenbescherming; • deWet opde uitoefening van de diergeneeskunde 1990; • de Kaderwet diervoeders. Als deTweede en Eerste Kamer instemmen met hetwetsvoorstel zaldewet van kracht worden. Medio 2008 is nog niet duidelijk wanneer dit zal gebeuren. DeGWWD ende regelingen diedaarbij horen blijven overigens bestaan zolang deze nietvia deWet dieren zijnovergenomen, ook zodra dewet inwerking isgetreden.
Agressieve dieren Wetsvoorstel: Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen
56
^•*5>w'
9.5 De Flora-en faunawet De Flora-enfaunawet, die in 1998door het parlement isaangenomen, isop 1april2002 in werking getreden. Dewetvervangt de Vogelwet 1936, deJachtwet, deWet bedreigde uitheemse dier- enplantensoorten, de Nuttige dierenwet 1914en hetop soortenbescherming gerichte deelvande Natuurbeschermingswet. De Flora-enfaunawet is net alsde GWWD een kaderwet. Een belangrijk deelvan de nadere uitwerkingen isgeregeld inAlgemene Maatregelen van Bestuur, Ministeriële regelingen en provinciale regelingen.Dewet geeft ook aanvoorwelke zaken deminister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verantwoordelijk isenvoor welke zaken het collegevan Gedeputeerde Staten (GS).De provincie heeft eentaak bijzowel de uitvoering vande Flora-enfaunawet als bijde uitvoering van beschermingsmaatregelen. Het doel vande Flora-enfaunawet ishet in stand houdenvan plant- en diersoorten diein hetwildvoorkomen. Dewet geldtvoor zowel inheemse (van nature in Nederland voorkomende) als uitheemsesoorten. Eentweede doel van dewet isdat alleinhet wild levende planten endieren zoveel mogelijk met rustworden gelaten,niet alleende zeldzame soorten. De Flora-enfaunawet gaat naast soortenbescherming uitvande intrinsieke waardevan planten enindividuele dieren.Dat wil zeggen dat planten endierenop zichzelf waardevol zijn, dusongeacht hunbetekenisof nutswaarde voor mensen. Aanwijzing van beschermde planten-en diersoorten Als beschermde soorten zijn bijwet aangewezen: a. allevan nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde diersoorten ende zwarte rat, de bruine rat ende huismuis; b. allevan nature op hetgrondgebied vande lidstaten vande Europese Unie voorkomende soortenvogels, met uitzonderingvan gedomesticeerde vogelsoorten; c. allevan nature in Nederland voorkomende soorten amfibieënenreptielen; d. allevan nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering vande soorten waarop deVisserijwet 1963van toepassing is; e. circa 90inheemse plantensoorten, bij AMvB aangewezen.
Deoverige diersoorten (inheems en uitheems) zijnalleen beschermd alszij bijAMvB10 of bij ministeriële regeling11als beschermde soort zijnaangewezen. Bovendien stelt de minister lijstenvast, opgrondwaarvan dieren een extra beschermde status kunnen krijgen. Indeze zogeheten 'rode lijsten'12zijn diersoorten opgenomen dievan nature inons land voorkomen enmet uitstervenworden bedreigd ofspeciaal gevaar lopen. Deminister heeft de, mede uit internationale en Europese afspraken voortvloeiende taakten aanzienvan de soortendievermeld staan op deze lijsten, onderzoek enwerkzaamheden te bevorderen voor bescherming en beheer. Dit kan bijvoorbeeld door het opstellen van beschermingsplannen. 9.6 Algemene verbodsbepalingen Debelangrijkste artikelen voor wat de bescherming vanindividuele exemplaren van beschermde dier- en plantensoorten betreft, zijndebepalingen diespecifieke handelingen verbieden die een nadelig effect hebben op dezesoorten enhierdoor direct het voortbestaanvanindividuele of groepen beschermde planten en dieren aantasten of bedreigen.Zoverbiedt artikel 8het plukken van beschermde inheemse plantensoorten; artikel 9het doden,verwonden envangen van beschermde inheemse dieren;artikel 10het opzettelijk verontrusten van beschermde inheemse dieren;artikel 11het beschadigen of verstorenvan nesten,holen endergelijke en artikel 12heteierenzoeken en rapen van beschermde inheemse dieren. Daarnaast bevatde Flora-enfaunawet ook verbodsbepalingen voor het bezit, de handel enhetvervoer van beschermdedieren. 9.7 Bescherming van leefgebieden Bijhetbeschermen van leefgebieden gaat het indeFlora-enfaunawet om kleine gebieden, zoalseen grot of eenfortwaar vleermuizen voorkomen,een plek inhet boswaar veel orchideeën staanof een stadsmuur met
Besluit van 28 november 2000, houdende aanwijzing vandier- en plantensoorten ingevolge de Flora- en faunawet Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora-en faunawet 12
Besluit vande Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van4 november 2004, nr. TRCJZ/2004/5727,houdende vaststelling van Rode lijsten flora enfauna
57
«O*
muurhagedissen of muurplanten. Deprovincie kanzo'n gebied aanwijzen als beschermde leefomgeving,waardoor bepaalde handelingen verboden kunnenworden,zoals bouwwerkzaamheden. 9.8 Zorgplichtbepaling Artikel 2van de Flora-enfaunawet bepaalt dat een ieder voldoende zorginacht dient te nemenvoor deinhetwild levende dieren en hundirecte leefomgeving. Ook staat indewet dat, indientoch dieren bestreden moetenworden, hetwelzijnvan dieren niet onnodig magworden aangetast en dat dieren niet onnodig mogen lijden.Zo mogen huismuizen (die niet zijn beschermd) worden bestreden,maar alleen met door de wet aangewezen middelen. Naast regelsvoor bescherming bevat dewet voorwaarden waaronder uitzonderingen mogelijk zijn. Daarbij geldt het 'nee,tenzij'principe. Jemag beschermde planten niet plukken en dieren nietvangen,wegjagen of doden,tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Bijzondere omstandigheden kunnen bijvoorbeeld zijndat dieren schade veroorzaken aanlandbouwgewassen, ofals eendiersoort een andere bedreigt inhaar voortbestaan. Dieren mogen alleen bestreden worden alsde provinciedaarvoor eenontheffing van een verbodsbepaling heeft gegeven. Daarvoor moet aan drievoorwaarden zijn voldaan.Ten eerste moet ergeen andere oplossing zijndan het dier bestrijden,tentweede mag desoort niet met uitstervenworden bedreigd enten derde moet er sprake zijnvan belangrijke schade aan gewassen,vee of anderedieren. Overigens gelden voor sommige diersoorten (o.a. mollen, houtduiven en konijnen) een landelijkevrijstelling13.Volgens de minister veroorzaken deze dieren zoveel schade dat besloten isdat ze zonder speciale ontheffing mogen worden bestreden. Verder zijn er nog redenen waarom de minister van LNV insommige gevallen ontheffing kan gevenvan de Flora-enfaunawet. Bijvoorbeeld voor deveiligheid van het luchtverkeer (bij vogels), het prepareren (opzetten)vandieren, voor onderzoek en onderwijs. Indeze gevallen
spreekt dewetvan 'redelijk doelen'dieeen ontheffing kunnen rechtvaardigen. 9.9 Wet op de dierproeven Dierproeven zijn in principeverboden,tenzij de instelling eenvergunning van het ministerie vanVolksgezondheid,Welzijn en Sport heeft endeonderzoekers zelf een positief advies hebben gekregen van een Dier Experimenten Commissie (DEC).Aanwelke eisen en voorwaarden de instellingen en onderzoekers nog meer moetenvoldoen,staat beschreven in deWet opde dierproeven (WOD) enin het Dierproevenbesluit (Db).DeWOD bestaat sinds 1977 en is in 1996gewijzigd. Voor welke doeleinden dierproeven wel of niet gedaan mogen worden, isook indeWod vastgelegd.Vergunning wordt verleend voor: • proeven in het kadervan biomedisch onderzoek: voor het bestuderen van ziekten enhet ontwikkelen van medicijnen entherapieën; • proeven diezowel nationaal als internationaal wettelijk verplicht zijn: dit zijn voornamelijk giftigheidtests in het kader van veiligheid- denk aanverf- en schoonmaakmiddelen, stoffen verwerkt in huishoudelijke producten en chemische stoffen inlandbouw en industrie. Maar ook worden ertests gedaan om te zien of stoffen welwerken,denk aan geneesmiddelen,vaccins en medische producten; • proeven uit wetenschappelijke nieuwsgierigheid:zoworden er dieren uit hetwild gevangen envoor giftigheidtests gebruikt, maar ook worden ze gemerkt en weerteruggezet in hun leefomgeving om hungedrag of de grootte van hun territorium tebestuderen. 9.10
Om de Europese natuur te beschermen, hebben de lidstatenvan de Europese Uniein 1979en 1992 respectievelijk deVogelrichtlijn ende Habitatrichtlijn aangenomen. Beide richtlijnen regelen dat lidstaten natuurgebieden aanwijzen die tezamen het Europees ecologisch netwerk Natura 2000vormen. Deze richtlijnen zijninde Natuurbeschermingswet 1998vertaald voor de Nederlandse situatie. 9.11
13
Besluit van 28 november 2000, houdende regels voor beheer en de bestrijding van schade aangericht door dieren
Europese Richtlijnen
De Natuurbeschermingswet 1998
Nederland heeft sinds 1967een Natuurbeschermingswet, maar deze voldeed
58
< /
niet aan deverplichtingen diein internationale verdragen en Europese richtlijnen aan de bescherming vangebieden ensoorten worden gesteld.Daarom isereen gewijzigde Natuurbeschermingswet 199814 gekomen die in2005 inwerking isgetreden. Dewet is uitsluitend gericht opgebieden, terwijl de soortenbescherming isopgenomen in de Flora-enfaunawet. De Natuurbeschermingswet 1998kent drie typen gebieden: • •
•
beschermde natuurmonumenten; gebieden diedeminister vanLNV aanwijst ter uitvoeringvanverdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzonderingvanverplichtingen opgrond van deVogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), zoalsWetlands; Natura 2000-gebieden.
Oorspronkelijk waren alleen deeerstetwee typen indewetverankerd.Metdewijziging van de Natuurbeschermingswet 1998isdaar hettype 'Natura 2000'-gebied aantoegevoegd. Beschermde natuurmonumenten De Natuurbeschermingswet 1998regelt de bescherming vangebiedendie als beschermd natuurmonument zijn aangewezen. Deze juridische status geeft eenextra bescherming aan bijzonder waardevolle enkwetsbare natuurgebieden. Binnen degemeente kunnen gebieden aangewezen zijn als beschermd natuurmonument. Voor dezegebieden geldt dan ook eenvergunningplicht. Datwilzeggen dat degemeente eenvergunning aanmoet vragen bijde provincie. Deprovincie kan vergunningen afgevenvooractiviteiten die binnen of buiten een beschermd gebied plaatsvinden endiemogelijk schadelijk zijn voor het beschermde gebied.Hetbegrip "activiteiten"moet ruimopgevat worden.In ieder geval isdaar sprakevanbijde uitvoering van bouwwerkzaamheden. 9.11.1 Natura 2000-netwerk Om de gevarieerde en rijke natuurte behouden, heeft de EUhet initiatief genomen voor Natura 200015. Dit iseen samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden.
14
Wet van 25 mei 1998, houdende nieuweregelenter bescherming van natuur en landschap 15 Richtlijn 92/43/EEGvan deRaad van 21mei 1992 inzake deinstandhouding van denatuurlijke habitats ende wildeflora enfauna
Natura-2000 omvat alle gebieden die zijn beschermd op grondvande Europese Vogelrichtlijn ende Europese Habitatrichtlijn. Beide richtlijnen zijn in Nederland opgenomen inde Natuurbeschermingswet 1998. Natura 2000-gebieden worden door de Rijksoverheid aangewezen aande handvan een aanwijzingsbesluit. Deinhoud daarvan isvoor Natura 2000-gebieden van grootbelang, omdat het onder meer het referentiekader biedtvoor de beoordeling van projecten en activiteiten en devergunningverlening. Voor Nederland gaat het intotaal om 162gebieden. Dedesbetreffende gebieden zijntevinden in degebiedendatabase opdewebsite van het ministerievan LNV (www.minlnv.nl/natura2000). De Nederlandse Natura 2000-gebieden vormen een essentiële schakel in de internationale vliegroute vanvele soorten trekvogels. Nederland heeftverder een aantal natuurgebieden van bijzonder internationaal belang,zoals deWaddenzee, de Noordzeeduinen en de laagveenmoerassen.Voor een aantal plant- endiersoorten, dieinmeer of mindere mate onder druk staan,zoals de noordse woelmuis of de grote vuurvlinder, heeft Nederland ook een grote internationale verantwoordelijkheid. Met de Nederlandse bijdrage aan Natura 2000wordt voorkomen dat de natuur in Europa in haartotaliteit verder achteruitgaat. Beheerplannen Inbeheerplannen wordt onder meer per gebied vastgelegd welke belastingtoelaatbaar is.Het uitgangspunt is dat de huidige natuur niet verslechtert enwaar mogelijk wordtverbeterd. Vanuit de Natuurbeschermingswet 1998 heeft degemeente formeel geen bevoegdheden ten aanzienvan beheerplannen. Gemeenten moeten bij het opstellenvan de Natura2000beheerplannen echter wel betrokken worden. Het betreft immers het grondgebied van gemeenten. Inhet beheerplan worden activiteiten gereguleerd dieinenom de Natura 2000-gebieden plaatsvinden. Dit kunnen activiteiten zijnvan gemeenten zelf, diehun inwoners betreffen. Het beheerplan beschrijft: • waar precies de natuurwaarden in het gebied aanwezig zijndie moeten worden beschermd enwaar, inwelke mate enin welk tempo natuurwaarden moeten worden ontwikkeld; • welke beleids- en beheermaatregelen nodig zijn om de instandhoudingsdoelen
59
**$>*"
•
•
voor de natuurwaarden te bereiken ofte handhaven; welke bestaande activiteiten inen nabij het gebied niet schadelijk zijnvoor het realiserenvan de instandhoudingsdoelen; hoede uitvoeringvan het beheerplan wordt gemonitordeneen globale raming van de kostenvoor de uitvoeringvanhet beheerplan en hoedeze worden gefinancierd.
9.11.2 Vergunningen Wanneer eengemeente een activiteit inof rond een Natura 2000-gebied wil uitvoeren,en deze activiteit zou de kwaliteitvan het gebied kunnen verslechteren,dan moet de gemeente contact opnemen metde provincie eneen vergunningsprocedure beginnen. Habitattoets De provincie zal alleen een vergunning verlenen alsmetzekerheidvast iskomente staan dat er geen aantasting vande natuurlijke kenmerken van het gebiedzaloptreden. Dit betekent dat alleactiviteiten dieinen rondom het Natura 2000-gebied plaatsvinden of gaan plaatsvinden, getoetst moetenworden met de habitattoets. Dezezogenaamde habitattoets meet het effect vandeactiviteit opde instandhouding van denatuurwaarden. Externe werking Een gemeente die geen Natura 2000-gebieden binnen het eigen gemeentelijk grondgebied heeft, zal mogelijk wel rekening moeten houden met Natura 2000-gebieden inde buurgemeente. Het kanookvoorkomen dat zo'n Natura 2000-gebied inde buurprovincie ligt. Het is bijvoorbeeld verboden een beschermd meertje ineen Natura 2000-gebied leeg te pompen. Het betekent ook dathet verboden is omop een kilometer afstandvan dat meertje grondwater te ontrekken, indien dat tot gevolg heeft dat het meertje leegloopt. Dit laatstewordt externe werkinggenoemd. 9.12
Ruimtelijk beleid
9.12.1 Wet ruimtelijke ordening Op 1 juli 2008 isde nieuweWet ruimtelijke ordening (Wro)16 inwerking getreden.Op grond van deze wet hebben ook de provincie en de gemeente elk huntaak omde in Nederland beschikbare ruimte zogoed
Wet van 20oktober 2006,houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening
mogelijk onderling opelkaar aftestemmen.De nationale overheid legtvooraf vast aanwelke nationale kaders ruimtelijke plannen moeten voldoen inAlgemene Maatregelen van Bestuur. TweeAMvB'szijnop 1 juli 2008 in werking getreden. Het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro)17en het Invoeringsbesluitwet ruimtelijke ordening18. DeAMvB Ruimtezal naarverwachting in2010 inwerkingtreden. Provincies stellen binnen deze kaders eigen structuurvisies enverordeningen op. InAMvB's en provincialeverordeningen kunnen eisen worden opgenomen waaraan de instrumenten vangemeenten,namelijk de bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen, moetenvoldoen. 9.12.2 Structuurvisie Eenstructuurvisie iseen ruimtelijkevisieopde leefomgeving voor demiddellange enlange termijnwaarin dehoofdlijnenvan de voorgenomen ontwikkeling ende hoofdzaken van hettevoeren beleidzijnaangegeven. Daarnaast isdegemeenteraad verplicht om in eenstructuurvisie aantegeven opwelke wijze devoorgenomen ontwikkeling zal worden gerealiseerd. Bijeen structuurvisie moet worden aangegeven opwelkewijze burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding daarvan zijnbetrokken. Tegen een structuurvisie kangeen bezwaar en beroep worden ingesteld.Als burgersof maatschappelijke organisaties invloedwillen uitoefenen op deinhoudvan een structuurvisie, zullen zij ineenvroeg stadium hunwensen moeten uiten richting gemeente. 9.12.3 Bestemmingsplan Een bestemmingsplan iseen beleidsdocument dat de ruimtelijke ordening bepaalt. Een bestemmingsplan geeft de"bestemming"van eengebied aan. Hetiseen belangrijk ruimtelijke plan,omdat het gebruik vande ruimteende bouwmogelijkheden op gemeentelijk niveaujuridisch bindendis vastgelegd. Met invoeringvande nieuweWro dienen bestemmingsplannen voortaan niet alleen voor
Besluit van21 april 2008tot uitvoeringvan deWet ruimtelijke ordening (Besluit ruimtelijke ordening), Besluitvan 25 april 2008,houdende wijzigingen van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband metde invoering vandeWet ruimtelijke ordening
60
tf^****
het buitengebied,maar ookvoor het gebied binnen de bebouwde komteworden vastgesteld. Ook onder de nieuweWro ishet mogelijk om van het bestemmingsplan aftewijken.De bevoegdheid van burgemeester en wethouders om ontheffing c.q.vrijstellingvan het bestemmingsplan teverlenen,isten opzichte van deoudeWro beperkt. Indien het niet mogelijk isomviaeenontheffing van het bestemmingsplan aftewijken,kanworden gekozenvoor een bestemmingsplanherziening of een projectbesluit. De projectbesluitbevoegdheid berust bijdegemeenteraad, maar dewet biedt demogelijkheid deze bevoegdheid te delegeren aan burgemeester enwethouders. De bestemmingsplannen en andere planologische besluiten dienenvanaf op 1 juli 2009digitaaltewordengemaakt en beschikbaar teworden gesteld.Tot 1 juli 2009 blijven hetdigitale en hetanaloge plan naast elkaar bestaan.Na 1 juli 2009ishet digitale bestemmingsplan het enige rechtsgeldige plan. Met de invoeringvandenieuweWro zal een overgangstermijn vanvijfjaar worden opgenomen voor het actualiseren van bestemmingsplannen. Op 1 juli 2013 moeten ervoor hetgehelegrondgebiedvande gemeente up-to-date bestemmingsplannen gelden. 9.12.4 Beheersverordening
biedt deWro de mogelijkheid om ontheffingen (leesvrijstellingen) teverlenen en projectbesluiten vast te stellen.Met een projectbesluit wordt geenvrijstelling verleend van het bestemmingsplan, het projectbesluit komt inde plaatsvan een gedeelte van het bestemmingsplan. Devoorbereidingsfase van een projectbesluit komt overeen met dievan het bestemmingsplan. Ergeldt een meldingsplicht, eenverplichting tot bestuurlijk overleg en een verantwoordingsplicht overdewijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij devoorbereiding zijnbetrokken. Volstaanwordt meteenverwijzing naar hetgeen daarover isopgemerkt bij het bestemmingsplan. 9.13
Omgevingsvergunning
Deoverheid werkt aan het instellen van een omgevingsvergunning19. Dezezou begin 2009 inwerking moeten gaan.Vanaf dan kunnen burgersvoor allevergunningen voorwonen, ruimte, milieu,monumenten en natuur bijéén loket terecht met één aanvraagformulier. Dit loket zalde gemeente zijn. Ook de vergunning Natuurbeschermingswet 1998voor locatiegebonden activiteiten zal onder de omgevingsvergunning gaanvallen.Wat dit precies gaat betekenen isnog niet helemaal bekend. Gemeenten zullen inieder geval een grotere rolgaan spelen bijde vergunningverlening Natuurbeschermingswet 1998.
Degemeenteraad kanvoordelenvan het gemeentelijke grondgebied waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordtvoorzien in plaatsvan een bestemmingsplan een beheersverordening vaststellen.Ookeen beheersverordening moetelketienjaar worden geactualiseerd opstraffevaneen boete. Inde beheersverordening moethet beheervan het betreffende grondgebied overeenkomstig het bestaande gebruik wordengeregeld. Onder devoorwaarde dat 'er geen ruimtelijke ontwikkeling wordtvoorzien'moetworden verstaan datgeen ruimtelijk relevante veranderingen inhet planologisch toegestane gebruik van gronden,opstallen alsmede bouwkundige wijzigingen van bouwwerken wordenvoorzien. Destructuurvisievande gemeente geeft daartoe aleen duidelijke indicatie. 9.12.5 Projectbesluit Ook onder de nieuweWro ishet mogelijk om aftewijkenvan het bestemmingsplan. Daartoe
19
Wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
61
' V
LITERATUUR
Aanbevelingen voor eengemeentelijk welzijnsbeleid voor dieren.A. den Uyl(samenst./red.)enJ. Dobbe etal (red.), Nederlandse Vereniging tot BeschermingvanDieren,Den Haag, 1993 Degemeente bestuurlijk verkend. K.J. Lok. Uitgeverij LEMMA, Utrecht 2002 Degemeente. Instituut voor publiek en politiek. Amsterdam,2003 Dierenwelzijn indegemeente; hetjuridisch kader.A.J. h.Smallenbroek en E.C.M. Smits (samenst./red.) SGBO,Onderzoeks- enadviesbureau van deVerenigingvan Nederlandse Gemeenten,i.o.v. Nederlandse Vereniging tot Bescherming vanDieren,Den Haag,2003 Doen pijnen angst een gehaakte en gedrilde karper lijden? F.J.Verheijen, R.J.A.Buwalda. Rijksuniversiteit Utrecht,vakgroep Vergelijkende Fysiologie, Utrecht 1988 Eén jaar Flora- en faunawet, een kritische rapportage. Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren,Den Haag2003 Een leven langgoed gezelschap:empirisch onderzoek naarde betekenis van gezelschapsdieren voor de kwaliteit van leven vanouderen.J.M.P. Enders-Slegers, Universiteit Utrecht, 2000 Handboek Zwerfkatten-en kittenopvang. R. Hameleers, Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, Den Haag,2003. Hondenbeten in perspectief, Eenevaluatie vande RADen aanbevelingen voor het terugdringen van bijtincidenten. Rapport vande Commissie vanWijzen ingesteld door de ministervan LNV,8mei 2008. Organisatie van gemeenten en provincies. H. Dijkgraaf. Uitgeverij LEMMA, Utrecht 2002 Rampenplan Gemeente Enschede. 1maart 2005 Tienjaar Gezondheids- enwelzijnswet voor dieren (Voorgeschiedenis, ontwikkeling en huidige stand vanzaken). Nederlandse Verenigingtot Bescherming van Dieren,Den Haag 2003
63
..(«ox««»""