Brussel, 15 juni 2005 150605_Aanbeveling_Benchmarking_Elektriciteitskosten
Aanbeveling Benchmarking elektriciteitskosten Vaststellingen en aanbevelingen
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
Inhoud Inhoud .................................................................................................................................... 2 1.
Situering van de nota.................................................................................................. 3
2.
Samenvatting .............................................................................................................. 3
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5.
Vaststellingen per component van de elektriciteitskost........................................... 5 Basisprijs voor elektriciteit kan lager, zeker in defaulttarieven ....................................... 5 Transporttarieven zijn gemiddeld .................................................................................. 7 Distributienettarieven zijn relatief hoog en sterk variërend ............................................ 7 Heffingen en kosten zijn gemiddeld, maar relatief hoog voor hele grote verbruikers...... 7 Heffingen en kosten worden na 2004 hoger, o.a. door de Eliaheffing ............................ 8
4. 4.1. 4.2.
Vaststellingen inzake de totale elektriciteitskost...................................................... 8 Totale kost was in 2004 gemiddeld, behalve voor hele grote verbruikers ...................... 8 Totale kost zal na 2004 wijzigen, door Eliaheffing en door andere evoluties.................. 9
5. 5.1. 5.2.
Basisconclusies op basis van de vaststellingen .................................................... 10 Remediëring voor de knelpunten is gewenst ............................................................... 10 Regelmatig benchmarkonderzoek is aangewezen ....................................................... 10
6. 6.1. 6.2. 6.3.
Aanbevelingen inzake de commodity prijs .............................................................. 10 Versterk marktwerking ................................................................................................ 10 Schep randvoorwaarden voor capaciteitsuitbreiding en nieuwe spelers ...................... 11 Beheers de energievraag bij alle doelgroepen............................................................. 12
7. 7.1.
Aanbevelingen inzake de transport- en distributienettarieven............................... 12 Ga door met de bewaking van distributienet- en transporttarieven .............................. 12
8. 8.1. 8.2. 8.3. 8.4.
Aanbevelingen inzake heffingen en kosten ............................................................. 12 Differentieer het groenestroomcertificatensysteem...................................................... 12 Zorg voor een versnelde afschaffing van de Eliaheffing voor alle verbruikers.............. 13 Blijf de aan- en doorrekening van heffingen en kosten door leveranciers controleren.. 13 Onderzoek eind 2005 de situatie van hele grote verbruikers ....................................... 14
Referentielijst....................................................................................................................... 15 Bijlage – Kosten hernieuwbare energietechnologieën in vergelijking met boetes groenestroomcertificatensysteem ........................................................................... 16
2
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
1. Situering van de nota Voorliggende nota bevat de vaststellingen en aanbevelingen die de sociale partners formuleren naar aanleiding van de opmaak van de ‘Vergelijkende studie van de industriële gebruikerskosten voor elektriciteit in Vlaanderen, Nederland, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk’. Deze nota zal, zoals afgesproken met het kabinet van minister Peeters, met de Vlaamse regering besproken worden in het kader van VESOC. De opmaak van de vergelijkende studie over de elektriciteitskosten is een gevolg van de Ondernemingsconferentie die werd afgesloten in 2003. Tijdens deze conferentie werd beslist een benchmarking uit te voeren van de elektriciteitsprijzen ten opzichte van deze in de ons omringende landen. Indien uit de resultaten zou blijken dat de Vlaamse ondernemingen een concurrentienadeel ondervinden, zou de Vlaamse regering de resultaten te bespreken met de bedrijven en de bedrijfssectoren en waar nodig te remediëren, zonder schade te berokkenen aan de mogelijke gebruiker. De studie werd na een offertevraag gegund aan het bureau GfE. Dit bureau maakt een vergelijkende studie van de elektriciteitskosten in 2004. De studie werd afgerond in januari 2005 en op de Vlaamse regering van 18 februari geagendeerd. In deze nota worden in deel 3 vooreerst per component van de elektriciteitskost een aantal vaststellingen opgesomd die volgen uit de vergelijkende studie. Deel 4 bevat enkele vaststellingen inzake de totale elektriciteitskost. Deel 5 bevat de basisconclusies die de sociale partners uit deze vaststellingen trokken. Daarna geven delen 6, 7 en 8 per component van de elektriciteitskost enkele aanbevelingen inzake remediërende maatregelen.
2. Samenvatting De benchmarkstudie toonde aan dat in 2004 de totale elektriciteitskost in Vlaanderen gemiddeld was ten opzichte van de benchmarklanden voor de industriële gebruikers. De Elia-heffing, de federale bijdrage ter compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering, was hierbij buiten beschouwing gelaten. Voor de hele grote en elektrointensieve verbruikers, meer bepaald de klanten met een verbruik > 41 GWh geleverd op een spanningsniveau van 150 kV waren daarentegen de totale elektriciteitskosten in 2004 duidelijk hoger dan in Duitsland en Frankrijk, maar op het niveau van het gemiddelde van de omringende landen. Ook bleek dat 60% van de kleine professionele gebruikers (< 16 GWh) ‘standaardklanten’ zijn die het defaulttarief aangerekend krijgen dat hoger is dan het onderhandeld tarief.
3
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
Bovendien is het aandeel standaardklanten in Vlaanderen beduidend hoger dan het gemiddelde in de omringende landen. Met de invoering van de Eliaheffing zullen in 2005 de totale kosten voor de industriële verbruikers in Vlaanderen hoger zijn dan in 2004. Uit bovenstaande vaststellingen concluderen de sociale partners dat remediëring voor de vastgestelde knelpunten gewenst is. De sociale partners stellen bijgevolg volgende pistes voor. Op Vlaams niveau dringen de sociale partners aan op een kostenverlaging van het groenestroomcertificatensysteem door een differentiatie naar technologie én op een verlaging van de boete, mits de verfijning van de minimumprijzen van groene stroom; dit laatste om de rechtszekerheid voor en de rendabiliteit van de projecten te verzekeren. Daarnaast pleiten de sociale partners voor een versnelde afschaffing van de Eliaheffing vanaf 2006 voor alle verbruikers. De sociale partners beseffen dat voor de financiering van de gemeenten hierdoor compensaties nodig zullen zijn, maar dit mag niet gebeuren ten koste van ondernemers en verbruikers. Verder hechten de sociale partners veel belang aan de versterking van de marktwerking, zowel door het Vlaamse als door het federale niveau. Zo moeten o.a. de aanbevelingen van de algemene raad van de CREG inzake marktwerking worden uitgevoerd. Kleine verbruikers moeten geïnformeerd en gesensibiliseerd worden inzake de voordelen van de vrijgemaakte markt. Ook is meer controle op de actoren nodig om een goede marktwerking te kunnen verzekeren. Daarnaast blijft de beheersing van de energievraag bij alle doelgroepen belangrijk om de basisprijs te laten dalen. De uitbreiding van de capaciteit aan de aanbodzijde vergt eveneens gemengde Vlaams/federale inspanningen. Terzake is een Vlaams masterplan nodig voor de aanpak van de hinderpalen voor nieuwe productiecapaciteit. Ook een verhoging van de beschikbare interconnectiecapaciteit is aangewezen. Daarenboven moet Vlaanderen er bij de federale overheid op aandringen dat de distributienettarieven, transporttarieven en heffingen en kosten die de leveranciers doorrekenen en aanrekenen, verder worden bewaakt. Tot slot stellen de sociale partners voor om in het najaar van 2005 te berekenen of na de daling van de transport- en distributienettarieven sedert begin 2005, na de eventuele verhoging van de degressiviteit van de federale bijdrage en na de implementatie van de voorstellen in deze nota, een concurrentienadeel blijft bestaan voor de hele grote verbruikers ten opzichte van de situatie in het buitenland op dat moment. Indien dit het geval zou zijn, moeten er remediërende maatregelen genomen worden.
4
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
De keuze van remediërende maatregelen door de overheid moet dan gebeuren na overleg met de sociale partners en mag niet ten koste gaan van andere gebruikers.
3. Vaststellingen per component van de elektriciteitskost In dit deel worden voor de verschillende componenten van de elektriciteitskost in Vlaanderen vaststellingen uit de benchmarkstudie gedistilleerd voor de situatie in 2004. De componenten van de gebruikerskosten voor elektriciteit in 2004 in Vlaanderen zijn:
Basisprijs (commodity price): prijs voor de productie van elektriciteit
Heffingen en kosten: • Heffingen: - Federale heffingen: Federale bijdrage en toeslag beschermde klanten - Regionale heffingen: gebruik openbaar domein • Kosten: Kosten verbonden aan regionale openbare dienstverplichtingen1, - Verplichting inzake de opmaak en uitvoering van REG- actieplannen - Groene stroomcertificatenverplichting (hernieuwbare energie) - WKK-certificatenverplichting - Openbare verlichting (aandeel verwaarloosbaar)
Transporttarief: prijs voor het transport van elektriciteit over het Elianet Distributienettarief: prijs voor de distributie van elektriciteit over de distributienetten, zoals goedgekeurd door de CREG per distributienet
3.1. Basisprijs voor elektriciteit kan lager, zeker in defaulttarieven
Het bleek onmogelijk om een volledig zicht te krijgen op de basisprijs voor elektriciteit. De kostenstructuur van de basisprijs is immers weinig transparant.
De studie toonde aan dat de basisprijs die in 2004 aan industriële klanten werd aangerekend in Vlaanderen systematisch hoger ligt dan in Frankrijk en Duitsland. Er zijn factoren die deze verschillen deels kunnen verklaren. Zo is er een sterkere marktwerking op de Duitse markt. Ook is er een hoge interconnectie tussen beide landen, die ervoor zorgt dat de prijzen in Frankrijk en Duitsland gelijkaardig zijn.
1
Onder openbare dienstverplichtingen worden enkel de openbare dienstverplichtingen gerekend met een direct gerelateerde kost voor producent of leverancier en duidelijk doorverrekend naar de eindafnemer. (GFE, blz. 94)
5
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
Verder is er in Duitsland geen volledige en duidelijke regeling voor de ‘stranded costs’ (kosten voor de ontmanteling van nucleaire en andere installaties) en ook in Frankrijk worden deze ‘stranded costs’ minder doorgerekend in de productiekost dan in Nederland en in het Verenigd Koninkrijk.
In een perfect functionerende West-Europese geliberaliseerde markt zijn de commodity prijzen niet meer gebonden aan de productiekosten van de producenten maar worden deze bepaald door vraag en aanbod op de West-Europese markt. In zo’n markt zijn de prijzen functie van de marginale productiekosten over de verschillende landen, rekening houdend met de capaciteitsbeperkingen op de internationale connecties. Dit is vandaag niet het geval.
De basisprijs voor elektriciteit in Vlaanderen kan lager: • Ten eerste kan de basisprijs voor elektriciteit in Vlaanderen volgens de studie lager uitgaande van de samenstelling van het productiepark en meer bepaald van het grote aandeel van voornamelijk kernenergie in het aanbod2. • Ten tweede zou volgens de studie de commodity price in Vlaanderen lager moeten zijn omwille van de zeer hoge benuttingsgraad van de installaties in Vlaanderen3. • Ten derde zouden volgens de sociale partners de basisprijzen voor elektriciteit in België een dalende trend moeten vertonen omdat de relatief korte afschrijvingstermijnen voor heel wat productie-installaties verlopen4. • Ten vierde zouden volgens de sociale partners de basisprijzen in België gedaald moeten zijn ten opzichte van de periode vóór de liberalisering omdat door de liberalisering van de energiemarkt de leveranciers geen leveranciersdividenden meer verschuldigd zijn aan de gemeentelijke aandeelhouders van de distributienetten.
Er zijn daarnaast ook evoluties die de basisprijs voor elektriciteit in Vlaanderen kunnen doen stijgen, zoals hogere brandstofprijzen, al moet dit genuanceerd worden omwille van de samenstelling van het productiepark.
Vooral door de quasi monopoliesituatie inzake elektriciteitsproductie en door de zeer beperkte reële marktopening op leveranciersniveau5 blijven de prijzen hoog. Zo hebben grote industriële klanten nauwelijks keuze om een andere leverancier te kiezen en beschikken zij dus over weinig onderhandelingsmarge voor een lagere commodity price. Nieuwe leveranciers ondervinden bovendien talrijke barrières om hun klantenbestand uit te breiden en stand te houden (cf. CREG-studie i.v.m. marktwerking6).
Het Vlaamse defaulttarief, het standaardtarief voor de niet-vrije/toegewezen/slapende klanten, is beduidend duurder dan het onderhandelde tarief. Van niet-residentiële, kleinere (< 16 GWh) gebruikers zit nog 60% op het standaardtarief7. Aangezien het percentage telegelezen eindafnemers (hoogspanningsklanten) dat in Vlaanderen nog steeds onder het defaulttarief valt véél hoger is dan in Nederland, Duitsland en Frankrijk, betaalt de Vlaamse eindafnemer voor de verbruikscategorieën minder dan 16GWh beduidend meer als commodity price dan in de ons omringende landen8.
2 3 4 5 6 7 8
GfE, blz. 89 GfE, blz. 89. CREG, 2005 GFE, blz. 77 CREG, 2005. GFE, blz. 134 GFE, blz. 135.
6
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
3.2. Transporttarieven zijn gemiddeld
Transporttarieven, de tarieven voor het gebruik van het Elianet, waren in 2004 laag ten opzichte van de omringende landen, behalve ten opzichte van Frankrijk bekeken.
Er zijn beperkte verschillen in de wijze waarop de verschillende distributienetbeheerders het transporttarief, dat bedoeld is voor de transportnetbeheerder Elia en dat officieel door de CREG goedgekeurd wordt, doorrekenen aan hun klanten. Alle distributienetbeheerders hanteren momenteel het zogenaamde cascadetarief.
De benchmarkstudie is gebaseerd op de transporttarieven 2004. Sinds 1 januari 2005 zijn de transporttarieven in België verder gedaald. Met deze daling werd nog geen rekening gehouden.
3.3. Distributienettarieven zijn relatief hoog en sterk variërend
Distributienettarieven waren in 2004 eerder hoog ten opzichte van benchmarklanden9. Opmerkelijk is dat de tarieven voor gebruikers < 41 GWh op middenspanning zelfs hoger zijn dan in Nederland dat van de benchmarklanden qua bevolkingsdichtheid het meest vergelijkbaar is met Vlaanderen.
De distributienettarieven zijn erg verschillend per distributienetbeheerder. De distributienettarieven zijn voor 2005 herzien, maar deze herziening werd in de studie nog niet doorgerekend (cf. infra). Vanaf 2005 worden distributienettarieven berekend op basis van de werkelijke kosten10. De herziening zorgt in de meeste gevallen voor een daling, met uitzondering voor de klanten van enkele, ondermeer Limburgse, distributienetten. Van belang in dit kader zijn de lopende CREG-studie inzake de benchmarking van het beheer van de distributienetten en de aangekondigde CREG-studie met het oog op de waardering van de distributienetten.
3.4. Heffingen en kosten zijn gemiddeld, maar relatief hoog voor hele grote verbruikers
9 10
Voor de meeste verbruikers was de component ‘heffingen en kosten’ in 2004 gemiddeld ten opzichte van de buurlanden.
GFE, blz. 23, blz. 139 Voor 2004 gebeurde dit nog op basis van de begrote kosten en werd meer aangerekend dan in 2003.
7
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
Voor hele grote verbruikers, met name verbruikers > 111 GWh, waren de heffingen en kosten in 2004 hoog in vergelijking met benchmarklanden. Zelfs met de doorrekening van de gedeeltelijke vrijstelling voor grootverbruikers voor het inleveren van groenestroomcertificaten11, blijven de heffingen en kosten in Vlaanderen immers minder degressief dan in het buitenland, waar heffingen voor grootverbruikers doorgaans worden gemodereerd en zelfs geplafonneerd12.
De mogelijke invoering van de degressiviteit voor de federale bijdrage vanaf 1 juli 2005 (werking CREG, OCMW, Kyoto-fonds, nucleair passief, toeslag beschermde klanten) is nog niet doorgerekend (cf. infra). Deze regeling is overigens nog niet goedgekeurd. Wanneer deze herziening vanaf 2004 van kracht zou worden, dan komt deze deels tegemoet aan het probleem van de lagere degressiviteit voor die hele grote verbruikers, maar wellicht niet volledig.
3.5. Heffingen en kosten worden na 2004 hoger, o.a. door de Eliaheffing
De invoering van de Eliaheffing, de heffing ter compensatie van de gederfde inkomsten van de gemeenten ingevolge de liberalisering, in 2005 zal ongetwijfeld het deel heffingen en kosten na 2004 verhogen.
Naar verwachting zullen ook andere elementen in de toekomst de component heffingen en kosten verhogen. Ondermeer de stijgende kosten voor groenestroomcertificaten en voor WKK-certificaten vanaf 2005 moeten nog in rekening worden gebracht., al verdienen de meerkosten van het WKK-certificatensysteem enige relativering. Voor sommige bedrijven die een kwalitatieve WKK kunnen installeren en die zelf certificaten kunnen ontvangen voor hun installaties, kunnen de meerkosten gecompenseerd worden door de opbrengsten van de certificaten en eventuele emissierechten.
4. Vaststellingen inzake de totale elektriciteitskost 4.1. Totale kost was in 2004 gemiddeld, behalve voor hele grote verbruikers
11
12
De totale elektriciteitskost in Vlaanderen was in 2004 gemiddeld ten opzichte van de benchmarklanden. (zie Tabel 1)
Voor leveringen van stroom aan eindafnemers met een jaarverbruik van meer dan 20 GWh geldt een certificatenverplichtingsvermindering van 25 % (voor het gedeelte > dan 20 GWh), voor leveringen boven de 100 GWh is dit 50 % (voor het gedeelte > dan 100 GWh). GFE, blz. 141
8
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
60% van de kleine professionele gebruikers – dit zijn de eindafnemers met een verbruik minder dan 16 GWh - zijn standaardklanten die het defaulttarief aangerekend krijgen. Dat tarief is hoger dan het onderhandeld tarief. Bovendien is het aandeel standaardklanten in Vlaanderen beduidend hoger dan in de omringende landen. Derhalve kan men veronderstellen dat de totale kost voor deze gebruikers ongunstiger zal zijn. De omvang van het verschil met de omringende landen is evenwel onduidelijk, aangezien er geen volledige vergelijking beschikbaar is van het Vlaamse defaulttarief ten opzichte van het defaulttarief in de buurlanden.
Voor hele grote en elektro-intensieve verbruikers (de klanten in de verbruikscategorie > 41 GWh geleverd op spanningsniveau 150 kV, zoals gedefinieerd in de studie13), was in 2004 de totale elektriciteitskost duidelijk hoger dan in Duitsland en Frankrijk, maar op het niveau van het gemiddelde van de omringende landen (zie Tabel 1).
Tabel 1:
GWh
Totale elektriciteitskost per verbruikscategorie, in vergelijking met omringende landen14 Vlaanderen
Frankrijk
Duitsland
Nederland
Verenigd Koninkrijk
0–1
100
91
112
106,5
96,6
1 – 16
100
82,2
106,7
96,2
103,2
16 – 41
100
82,2
111,7
100,1
113,4
> 41 – 63/ 70kV
100
87,5
103,3
110,5
133
> 41 – 150 kV
100
76,9
88,9
114,3
132,5
4.2. Totale kost zal na 2004 wijzigen, door Eliaheffing en door andere evoluties
Wanneer de Eliaheffing, de federale bijdrage ter compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering, wordt doorgerekend op de situatie van 2004, dan is een duidelijk concurrentienadeel merkbaar voor de lagere industriële verbruikers die onder deze heffing vallen. Hoogstwaarschijnlijk zullen in 2005 na de invoering van deze heffing, de totale kosten voor de lagere industriële verbruiken die onder de Eliaheffing vallen, hoger zijn dan in 2004.
Ook andere evoluties kunnen een impact hebben op de elektriciteitskost. Een verhoging kan verwacht worden als gevolg van de stijgende kosten van het groenestroomcertificatensysteem en het WKK-certificatensysteem. Een verlaging van de elektriciteitskost kan verwacht worden door de wijziging van de transport- en distributienettarieven en de eventuele wijziging van de federale bijdrage. Het totale effect van deze evoluties op de totale elektriciteitskosten is nog niet bekend (cf. infra).
13
14
De indeling in verbruikscategorieën in de GfE-studie is een statistische rubricering, die niet gebaseerd is op een reële scheidingslijn tussen categorieën verbruikers. Overigens zijn er meer criteria bepalend voor de aangerekende elektriciteitskosten dan louter het verbruik. GFE, blz. 142
9
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
5. Basisconclusies op basis van de vaststellingen 5.1. Remediëring voor de knelpunten is gewenst
Gezien bovenstaande vaststellingen inzake de elektriciteitskosten in Vlaanderen is remediëring voor de knelpunten gewenst.
Hieronder volgen in deel 6 tot en met deel 8 aanbevelingen inzake de commodity prijs, inzake de transport- en distributienettarieven en inzake heffingen en kosten.
5.2. Regelmatig benchmarkonderzoek is aangewezen
Benchmarkonderzoek is aangewezen met het oog op de onderbouwing van het energiebeleid.
Benchmarkonderzoek moet regelmatig geactualiseerd worden. Er zijn immers talrijke recente evoluties die de elektriciteitskosten in Vlaanderen en in het buitenland beïnvloeden. De voorliggende benchmarkstudie, die enkel betrekking heeft op 2004, rekent bijvoorbeeld enkele belangrijke recente tendenzen nog niet door, zoals de herziening van de distributienettarieven voor 2005, de eventuele invoering van de degressiviteit voor de federale bijdrage midden 2005, de stijgende kosten voor groenestroomcertificaten, … Ook in het buitenland is de situatie gewijzigd of zal deze binnenkort wijzigen ten opzichte van het referentiemoment gebruikt in de studie. Ook die wijzigingen moeten mee in rekening gebracht worden.
Wanneer in de tweede helft van 2005 remediërende maatregelen worden bediscussieerd, moeten vooraf de effecten van de recente evoluties op de tarieven in rekening gebracht worden. Deze actualisatie moet wel in een korte tijdspanne afgewerkt kunnen worden.
Een uitbreiding van de benchmarklanden kan overwogen worden. De voorliggende studie bestudeert enkel de omringende landen, terwijl energie-intensieve bedrijven ook moeten concurreren met landen uit andere regio’s.
6. Aanbevelingen inzake de commodity prijs 6.1. Versterk marktwerking Doel: verlaging van de basisprijs door betere marktwerking
10
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
Aanbevelingen:
Sensibiliseer kleine verbruikers inzake de voordelen van de vrijgemaakte markt. Het hoge percentage kleine professionele gebruikers dat nog op het defaulttarief zit (cf. supra) is ondermeer te wijten aan het feit dat de overheid schromelijk tekort is geschoten in het informeren en sensibiliseren van de vrijgekomen klanten bij het begin van de liberalisering. De klanten zijn hierdoor onvoldoende mondig en de markt is nog steeds weinig transparant. Dit heeft negatieve gevolgen zowel economisch als sociaal (Mattheus effect).
Stel richtlijnen op over de manier waarop offertes moeten gebeuren. Momenteel is het immers uiterst moeilijk om offertes te vergelijken, zeker voor kleine bedrijven.
Dring er bij de federale overheid op aan dat, in samenwerking met de Vlaamse overheid, de aanbevelingen van de Algemene Raad van de CREG inzake marktwerking worden uitgevoerd.
Voorzie een betere controle op de actoren om een goede marktwerking te kunnen verzekeren.
6.2. Schep randvoorwaarden voor capaciteitsuitbreiding en nieuwe spelers Doel: verlaging van de basisprijs door de verhoging van het aanbod, dus door bijkomende capaciteitsuitbreiding, bovenop de reeds geplande uitbreiding, en door de komst van nieuwe spelers op de markt. Aanbevelingen:
Maak een Vlaams masterplan voor het wegwerken van hinderpalen voor de bouw van nieuwe productiecapaciteit. Hiervoor is samenwerking nodig tussen de verschillende beleidsdomeinen (ruimtelijke ordening, vergunningen, …). Ook een stabiel regelgevend kader (termijn en voorwaarden vergunning) is van belang. Dit plan kan ook enkele aanbevelingen naar het federaal niveau formuleren.
Maak het stimuleringsbeleid voor hernieuwbare energietechnologieën effectiever en kostenefficiënter, met bijzondere aandacht voor de financiering van dergelijke initiatieven.
Doe een beleidsondersteunende studie naar de behoeften en mogelijkheden voor elektriciteitsopwekking (opvolger van de Ampère-studie).
Dring bij de federale regering aan op een verhoging van de beschikbare interconnectiecapaciteit. (cf. CREG-advies). Voor Vlaanderen is de interconnectiecapaciteit met Frankrijk nauwelijks beschikbaar voor de vrije markt15, o.a. ten gevolge van de historische contracten (Chooz B en SEP). De importcapaciteit zal door de uitvoering van het investeringsprogramma voor het hoogspanningsnetwerk gevoelig stijgen vanaf 2006.
15
GFE, blz. 138.
11
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
6.3. Beheers de energievraag bij alle doelgroepen Doel: verlaging van de basisprijs en verlaging van de individuele facturen. Op marktniveau leidt een vermindering van de energievraag tot een verlaging van de basisprijs: dure installaties zullen immers minder gebruikt worden. Op individueel niveau verlagen verbruikers hun elektriciteitsfactuur door hun elektriciteitsvraag te verkleinen. Aanbeveling:
Neem op Vlaams en op federaal niveau maatregelen om de energievraag te verkleinen bij alle doelgroepen teneinde het beschikbaar reductiepotentieel aan te boren. Hierbij is niet alleen aandacht nodig voor de industrie, maar ook voor de consumenten en tertiaire sector
7. Aanbevelingen inzake de transport- en distributienettarieven 7.1. Ga door met de bewaking van distributienet- en transporttarieven Doel: verlaging van de aangerekende en doorgerekende distributienet- en transporttarieven Aanbevelingen:
Laat de CREG verder de regionale verschillen in de distributienettarieven objectiveren. Momenteel werkt de CREG aan een inschatting van de waarde van de distributienetten volgens eenzelfde methodologie, hetgeen waarschijnlijk leidt tot aanpassingen van tarieven.
Put de Vlaamse bevoegdheden terzake uit. Dit kan ondermeer via de goedkeuring van de rekeningen van de intercommunales en via de bepaling van de afschrijvingstermijn van installaties.
De CREG dient de wijze waarop de distributienetbeheerders de transporttarieven doorrekenen te controleren, mede rekening houdend met de netverliezen op de distributienetten. Een studie van de CREG terzake is lopende.
8. Aanbevelingen inzake heffingen en kosten 8.1. Differentieer het groenestroomcertificatensysteem Doel: reductie van de kosten verbonden aan het groenestroomcertificatensysteem
12
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
Aanbevelingen:
Differentieer het Vlaamse groenestroomcertificatensysteem naar technologie, met de bedoeling de verschillende technologieën voldoende te ondersteunen en tegelijkertijd de totale kosten van het systeem te verlagen, evenwel met behoud van de globale doelstelling. Via een differentiatie kan het groenestroomcertificatensysteem rekening houden met de kostenverschillen van elektriciteit opgewekt uit de diverse hernieuwbare energiebronnen. Momenteel bestaat er enkel een differentiatie in de gegarandeerde minimum vergoedingen die de netbeheerders voorzien. Deze blijkt momenteel enkel zinvol voor fotovoltaïsche energie omdat hiervoor de minimum steun van netbeheerders hoger ligt dan de marktprijs van een groenestroomcertificaat. Bovendien kan worden aangetoond dat op dit moment voor sommige hernieuwbare energiebronnen de boete van het groenestroomcertificatensysteem en de prijs van het certificaat beduidend hoger liggen dan de kosten, terwijl voor andere technologieën het certificatensysteem een onvoldoende stimulans betekent (zie bijlage).
Concreet zijn verschillende mogelijkheden tot differentiatie denkbaar: • Een verlaging van de boeteprijs in het groenestroomcertificatensysteem mits de hoogte van de minimumprijzen van groene stroom nader wordt onderzocht en verfijnd. Deze minimumprijzen moeten, waar nodig, verder worden gedifferentieerd per technologie. Op deze wijze kan de rechtszekerheid voor en de rendabiliteit van de projecten verzekerd worden. • Er kan onderzocht worden of de volgende pistes haalbaar zijn: een verschil in de toekenning van het aantal certificaten, afhankelijk van de gebruikte technologie en het schaalniveau of de instelling van een maximale, gedifferentieerde prijs per certificaat.
8.2. Zorg voor een versnelde afschaffing van de Eliaheffing voor alle verbruikers Doel: verlaging van de component heffingen Aanbeveling:
Zorg voor een versnelde afschaffing van de Eliaheffing vanaf 2006 voor alle verbruikers. De sociale partners beseffen dat voor de financiering van de gemeenten hierdoor compensaties nodig zullen zijn, maar dit mag niet gebeuren ten koste van ondernemers en verbruikers.
8.3. Blijf de aan- en doorrekening van heffingen en kosten door leveranciers controleren Doel: verlaging van de heffingen en kosten die de gebruikers op hun factuur door- en aangerekend krijgen
13
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
Aanbevelingen:
Blijf controleren welke heffingen en kosten de leveranciers op hun facturen aanrekenen en doorrekenen. Dit is zowel een federale als een Vlaamse aangelegenheid. Concreet worden volgende problemen terzake gesignaleerd: • Aanrekening van het boetetarief voor groenestroomcertificatenverplichting: De boete voor het niet-voldoen aan de groenestroomcertificatenverplichting wordt geheel of gedeeltelijk doorgerekend, terwijl de leveranciers in feite voldoen aan de verplichting. Op deze manier wordt in een aantal gevallen meer aangerekend dan de gemiddelde prijs die voor groene stroomcertificaten werd betaald. • Aanrekening van de kosten van groenestroomcertificaten zonder te voldoen aan de verplichting. Soms rekenen leveranciers kosten/boetes voor groene stroom aan in hun facturen, zonder evenwel zelf te voldoen aan deze verplichting. • Aanrekening van de vrijstelling van de federale bijdrage. Géén enkele leverancier bracht de wettelijk toegestane vrijstelling van de bijdrage voor het Kyoto-fonds en het Nucleair Passief voorzien in art. 5 van het KB van 24/03/03, in mindering16. Een aantal van deze problemen wordt momenteel reeds in rechtzaken aangekaart. Het is logisch dat, indien teveel werd aan- of doorgerekend, dit wordt terug betaald aan de klanten.
Schep duidelijkheid inzake de verrekening van de Eliaheffing op de netverliezen (een incentive is nodig om verliezen te beperken), in de aanrekening van BTW op taksen, … Anders dan in de ons omringende markten, worden in ons land de taksen verhoogd met een percentage netverliezen. Hiervoor bestaat geen wettelijke of decretale basis.
8.4. Onderzoek eind 2005 de situatie van hele grote verbruikers Doel: reductie van de totale kosten voor de hele grote verbruikers door de verlaging van de heffingen en kosten voor openbare dienstverplichtingen, indien voor deze verbruikscategorie ook na het nemen van de gesuggereerde maatregelen nog een concurrentienadeel bestaat Aanbeveling:
16
Bereken in het najaar van 2005 of na de daling van de transport- en distributienettarieven sedert begin 2005, na de eventuele verhoging van de degressiviteit van de federale bijdrage en na de implementatie van de overige voorstellen in deze nota, een concurrentienadeel blijft bestaan voor de hele grote verbruikers ten opzichte van de situatie in het buitenland op dat moment. Indien dit het geval zou zijn, moeten er remediërende maatregelen genomen worden. De keuze van remediërende maatregelen door de overheid moet dan gebeuren na overleg met de sociale partners en mag niet ten koste gaan van andere gebruikers.
GFE, blz. 27.
14
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
Referentielijst Vergelijkende studie van de industriële gebruikerskosten voor elektriciteit in Vlaanderen, Nederland, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Brussel: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afd. Natuurlijke Rijkdommen en Energie. Januari 2005.
http://www.ondernemingsconferentie.be/ Regeerakkoord 2004, Vertrouwen geven, verantwoordelijkheid nemen, blz. http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/regeerakkoord/vlaamsregeerakkoord2004.pdf.
74.
Beleidsnota 2004-2009 Energie en Natuurlijke Rijkdommen, Kris Peeters, http://www2.vlaanderen.be/ned/sites/regering/beleidsnotas2004/peeters/energie.pdf.
CREG (2005) COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS, ALGEMENE RAAD. Advies AR270405-020 betreffende de werking van de Belgische elektriciteitsmarkt op basis van de studie van London Economics gegeven met toepassing van artikel 24, § 3, 5°, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. 27 april 2005 Rapport van de Commissie voor de Analyse van de Productiemiddelen van Elektriciteit en de Reoriëntatie van de Energievectoren (AMPERE) aan de Staatssecretaris voor Energie en duurzame Ontwikkeling. (2000) Besluiten en aanbevelingen. Executive summary. http://mineco.fgov.be/energy/ampere_commission/Rapport_nl.htm; http://mineco.fgov.be/energy/ampere_commission/ExSum_nl.pdf
15
Aanbeveling Benchmarking Elektriciteitskosten
Bijlage – Kosten hernieuwbare energietechnologieën in vergelijking met boetes groenestroomcertificatensysteem Tabel 2: Boetes per ontbrekend certificaat van 1000kWh (Elektriciteitsdecreet) 2004 Vanaf 2005
€ per ontbrekend certificaat 100 125
Tabel 3: Minimum netbeheerders per ontbrekend certificaat van 1000kWh (Elektriciteitsdecreet) Zonne-energie Waterkracht Wind – biomassa (onder bepaalde vw)
€ per certificaat 450 95 80
Tabel 4: Kosten per hernieuwbare energietechnologie (Commissie Ampère)17 €/1000 kWh
Minimum Maximum 45,86 57,02 59,49 99,16 49,58 99,16 89,24 272,68 371,84 619,73
Windenergie op land Windenergie op zee Biomassa Waterkracht Fotovoltaïsch Bovenstaande tabel geeft op basis van de gegevens van de Commissie Ampère (2000) aan in welke orde van grootte de kostprijs van de elektriciteit opgewekt door de diverse hernieuwbare energiebronnen zich situeert. Momenteel is evenwel opnieuw een ander onderzoek lopende naar kosten van elektriciteit opgewekt via diverse hernieuwbare energietechnologieën.
17
Berekend op basis van http://mineco.fgov.be/energy/ampere_commission/ExSum_nl.pdf.:
16