Plato Plato s verdedigingsrede van Sokrates '
A 'S n 2.0
00aOCX3C>OOK5C>OOOC»0O!OC>OaOCSOC<5OaOO!OCSO0 8
PLATOS VERDEDIGINGSREDE
g
VAN SOKRATES
S
DOOR
D«
J.
M.
FRAENKEL
PRIVAAT-DOCENT TE UTRECHT
GROENEBOOM
D'^ P. HOOGLEERAAR AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE GRONINGEN
oXo
BIJ
J,
B.
WOLTERS - GRONINGEN, DEN HAAG,
1920
*(
.oaocsoc>ooK>c»oaoc>oaocsoc*oc>oc>oc>oc>oo!0«
UITGAVEN VAN
J.
B.
WOLTERS — GRONINGEN, DEN HAAG.
OUDE TALEN. D".
M E n L E R,
J.
nederlanpsch-latijnsch.
2e druk, gebonden in
1
deel f 5,90.
en veelvuldig gebruik zal het blijken, dat dit woordenboek, waarin bijna geen drukfouten zijn, een zeer vertroiiwbare gids mag genoemd Museum. worden. Zelfs bij een langdurig
De leeraar kan er allerlei in vinden wat van zijn gading is, en menig promovendus, wien het Latijn niet al te vlot uit de pen vloeit, zal met Dr. Mehler's bijstand allicht de traditioneele klacht over slecht dissertatielatijn kunnen voorkomen. Weekhl.M.0.
D".
F.
MULLER Gebonden
JZn.,
Gneksch-Nederlandsch.
in 1 deel f 13,90.
Dit nieuwe woordenboek geeft in een ook door den druk zeer overzichtigen vorm d geschiedenis en daarmede de beteekenis en verderen inhoud van alle Grieksche woorden, ook die der dialecten, die voor gymnasiast of student van belang kunnen
Ook met het oog op Theologen zijn het Nieuwe Testament en de Papyri nauwkeurig behandeld. Een reeks aangehaalde plaatsen, met zorg gekozen, geven niet alleen een inzicht in de uitbreiding in het woordgebruik, doch teekenen tevens zijn.
karakter, stijlsoort en nuance der behandelde lemmata. Telkens wordt bovendien in een korte inleiding de voorgeschiedenis en de morphologische structuur
behan-
deld. Nieuwe vondsten zijn verwerkt en, waar dit noodig was, steeds aangehaald. Een index der gebruikte afkortingen en teekens met een korte verklaring gaat
Over de gevolgde methode en over de bedoelingen van den schrijver geeft de voorrede uitvoerig rekenschap. vooraf.
D".
J.
VAN WAGENIN6EN, 2e druk, gebonden in
1
L.innsoh.Neil.rl.ndsoh.
deel f 13,90.
Een zwaar boekdeel, welks uitvoering naar eisch is verzorgd. Men moet het in 't Latijn al een aardig eindje hebben gebracht, als de behoefte gevoeld wordt om naast dit lexion nog een rijker woordenboek te gebruiken. Moge het debiet ook van deze nieuwe uitgave toonen, dat de reuzenarbeid van den hoogleeraar de belangstelling en waardeering ondervindt, waarop hij aanspraak -De
jjeeft,
Prijs der 3
Woordenboeken
per
stel
Standaard.
OUDE TALEN
besteld f 32,50.
PLATO'S VERDEDIGINGSREDE
VAN SOKRATES
Dk.
j.
m.
fraenkel
PRIVAAT-DOCENT TE UTRECHT
Dr. P.
groeneboom
HOOGLEERAAR AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE GRONINGEN
f 1,90
BIJ
J.
B.
WOLTERS' U.M.
— GRONINGEN, DEN
HAAG,
1920
PA
BOEKORUKKERIJ VAN
J. B.
WOLTERS.
VOORWOORD. Nederlandsche Plato-uitgaven Dr.
Verdam hebben op
dit
zijn
zeldzaam
Prof.
:
Ovink
en
gebied voortreffelijk werk verricht,
blqft het ook bij, zoo men van de meenden dus geen noodeloozen arbeid
doch daar
vertalingen afziet.
Wij
te
een
besloten
bestemd
uitgave van de Apologie voor
doen, toen wij bereiden, welke
te
voor den beschaafden Nederlander, die
is
woord
wil
aantal
beschaafde
wenscht
te
uitgave
ook
Sokrates'
Daar onze geachte uitgever evenwel
hooren.
Nederlanders,
dat
Plato
lezen, bedenkelijk gering acht,
bruikbaar
zal
voor
blijken
het
in
hopen
wij,
jonge
het
Grieksch dat deze
studenten
en
oudere gymnasiasten.
Het commentaar
omvang niet
ingekort:
tot
is
speciaal
gewenscht voor den
begraven.
stekende
Bij
één derde van in
van
Schanz,
oorspronkelijken
kwam
het ons
onder een zee van noten
tekst
herhaling hebben
editie
zijn
een editio minor
in
wij
geprofiteerd
welke
talrijke
van de
te
uit-
moeilijkheden
definitief zijn opgelost.
Daar de wij in
tekst
der Apologie weinig bezwaren oplevert, hebben
een aanhang slechts de afwijkingen van Burnet's uitgave
genoteerd.
INLEIDING. de zoon van Sophroniskos en Phainarete, was een
Sokrates,
eenvoudig
burger
van
Athene,
aanvankelijk
die
- de man was beeldhouwer -
vaders
zijns
het
bedrijf
voortzette;
hij
was dus werkman, geen staatsman, arts of priester, maar tevens »de denker" i), in wien het denken zijn wending heeft is hij genomen en met wien de philosophie in waarheid begint. Die in de geschiedenis der wijsbegeerte vóór hem komen, zijn mannen van hoogen maatschappelijken rang, in een beperkten kring werkend door mondelinge en schriftelijke leer omtrent den aard der dingen (fj cpvoig rwv övxan'), waarbij het nog niet kwam tot zelfonderzoek en het nagaan der verhouding van den denker
tot
de gedachte.
Sokrates werkt zonder onderscheid op allen,
en gaat
af
uit
het „leer u zelven kennen"
2)
fyrc7)&i
Sokrates
reeds
Herakleitos
wanneer hij zegt „Ik heb vermaant „Men moet niet (fr.
73),
oeavxóv), dat de Grieken
Aan deze vermaning
zelfonderzoek aanmaande.
tot
niemand
hij wijst
van het voorschrift op den Delphischen tempel,
eenig
tnijzelven gezocht"
als slapenden
„niet als kinderen
blijkt
gevolg gegeven (fr.
101
vóór
hebben,
te
Diels) en
handelen en spreken"
van ouders"
(fr.
74),
d.
w.
z.
als
erfgenamen aanvaardende, bewarende en overleverende, zonder besef. Maar bij hem gaat het Ik onder in de Rede, de redelijkheid van het geheel, en de eigen gedachte {Idia (pQÓv7]oig
1)
6 (pQovTioTtjg ènixalovfievog, Xen. Symp. VI
2)
Plut.
adv.
Colot.
1118f xal xcov
èi'
fr.
2)
6.
Ae).(foï?
ygain/udrcov
dsiÓTarov
aavzóv o ötj xal SoixgaTEi anoglag xal C^iTJoewg ravzrjg èvéócoxsv, wg 'iQiarorsATjg èv roTg IJXazcovixolg slgrjxe, vgl. PI.
ièóxsi x6 yvcö&i o.gytjv
Phaedr. 22Q^ ov dvva/^ai nut xaxa zo AeXtpixor ygdfifia yvcövat s^iavzóv.
FRAENKEL en GROENEBOOM, Plato
Socrates.
1
wordt verworpen
1),
zooals de slapenden elk een bizondere, de
wakenden één algemeene wereldorde kennen Bij
Sokrates daarentegen
maar
uitgangspunt, het geheel;
zijn streven gaat
ja,
geheel
van dat eigen inzicht door en met het
waarvan
èléyyeir,
89).
(fr.
inzicht
slechts
niet
in
de redelijkheid van
uit
naar de bevrediging
zichzelf.
Dat
is
het ê^sTaCeiv.
de Apologie sprake
in
o. a.
eigen
meedoen
het
blijft
het
is
is,
de
uit-
beschouwing van den mensch en zijne omgeving. Dit intellectualisme is hem gemeen met sophisten als verstandige
sluitend
Protagoras
Gorgias
en
de anderen
en
-
philosophisch moeite gegeven hebben
voor zoover ze zich
de meesten toch legden
- en lag trouwens in den geest begon te doen aan het vertrouwen op de oude overlevering. Het is de tijd, waarin het verval der
zich
meer op de
van den
die
tijd,
rhetorica toe
afbreuk
Grieksche staten begint en
menschen
als
Omdat
aangestoken.
zelfs
de eigenlijke conservatieven,
Thucydides en Aristophanes, in
sophisten dus overeenkomst bestond
En
toch
is
dit
-
is
door dien geest en de
Sokrates
het begrijpelijk, dat het
- men denke aan den
onderscheid door tijdgenooten dichter Aristophanes
zijn
tusschen
opzicht
dit
voorbij
blijspel-
werd gezien.
onderscheid geweldig: de sophisten breken
eenvoudig het vertrouwen
de aoerij
in
af
door de
tot
dusver
boek «Waarheid en Kritiek" trekt het bestaan der goden in twijfel, noemt den mensch de maat aller dingen en loochent het objectieve ware omdat in alles twee argumenten gelijkwaardig tegenover elkaar staan en er alleen met meerdere of mindere waarschijnlijkheid (y.oEirrcov xal ijttcov Aóyog) rekening gehouden bestaande overtuiging aan
Protagoras in
tasten.
te
moet worden. Anderen wezen op de van
nature
(vójiiog);
geldt
(fj
van nature
(pvoig) b.v.
en
gold
tegenstelling tusschen wat
de
het
zijn
opvatting
der menschen
recht van den sterkste,
de
was een frase van de meerderheid der zwakkeren. Nog anderen tastten het wijsgeerige denken zelf aan. zooals Gorgias. Sokrates daarentegen critiseert, om in verhoogde rechtvaardigheid
mate de 1)
Sext.
doei}']
te
herstellen.
Emp. VII 133 « ók av
Het
is
hem
ididacofisv,
niet te
doen
i/'svdófie&a, vlgs.
om H.
zich
zelf, bij
om
eigen meening
allen
handhaven: wat
te
hij
zoekt overal en
kennis en het vaste vertrouwen dat de mensch
is
kennis geroepen
bekwaam
en
is
is,
zijn
De
natuur.
tot
sophisten
beginnen met negatie: op grond van de onzekerheid, die ze de natuurwaarnemingen gevonden hebben, de
twijfel
hen vooropgesteld,
bij
denker begint met vertrouwen het
denken en dus
is
ook
terwijl Sokrates als te
hebben
in
in
in het zedelijke
eenvoudig
de waarde
van
de geldigheid en de waarde der waarheid
in
is een kritische denker, die tevens meer dan iemand anders in opbouwenden zin werkt. Die tegenstrijdigheid in zijn geestelijke werkzaamheid is niet verrassender dan zijn uiterlijke verschijning: Sokrates was belangwekkend door en ondanks zijn leelijkheid en hij bezat
en der deugd. Hij
een lichaamskracht, die
hem
tot alle
inspanning bekwaam maakte.
Daarop doelt de uitspraak van Antisthenes, den leerling van Sokrates, dat de deugd voldoende is om de gelukzaligheid te verkrijgen en niets er bij noodig heeft behalve de kracht van Sokrates zijn
i)
dit geldt
:
lichamelijke
zoowel van diens geestelijke kracht
gehardheid.
In
verband hiermee
zij
als
van
gewezen
op het koddige verhaal omtrent gymnastiek- en dansoefeningen van den bejaarden Sokrates in Xenophon's Gastmaal (II 17 e. v.), waar de wijsgeer na aanprijzing van den dans zegt: „Weet ge niet, dat onze Charmides hier mij onlangs in de vroegte aan het dansen vond? Ja bij Zeus (zegt dan Charmides) eerst stond ik versteld en was bang, dat ge dol waart; maar toen ik hetzelfde van u hoorde als nu, ging ik naar huis wel met om dat heb ik nooit geleerd - maar om armte dansen bewegingen te maken; want dat versta ik" (§ 19).
—
—
Sokrates
(Xen. Conv.
autodidakt
is I
5),
al
heeft
en
„zelfverbouwer
hij
ongetwijfeld
in
in
de
zijn
wijsheid"
jeugd van
de geschriften der natuurleeraars kennis genomen. Plato althans Iaat
hem
naar die
(Phaed. 96a) zeggen: „In mijn jeugd heb wijsheid
begeerd, die
ik
verbazend
men natuurwetenschap noemt;
want het scheen mij buitengemeen toe te weten de oorzaken van alles, waarom elk ding ontstaat en vergaat en is." Maar als 1)
Diog. Laert. VI
11
hem
4e overlevering
leerling
laat zijn
van Archelaos, den op-
volger van Anaxagoras, dan klopt dat noch met de berichten van
Xenophon en van
leer heeft.
Dat
Metaphysica
Aristoteles'
aanvankelijk
noch met het wez^en van Sokrates
Plato
geen bizondere
den
bij
blijkt
c.
waar deze
6,
Herakliteër
wel het beste
Kratylos
zegt,
leerde,
—
uit het
dat dat
die
begin Plato
in
het
houdt noch geweten kan worden; dat hij daarna Sokrates' methode van begripsbepaling in het geestelijke leerde kennen, hetgeen hem op de Idee als het kenbare bovennatuurlijke bracht, welke hij naar de leer der Pythagoreërs uitgewerkt heeft, zoodat ook de verhouding van idee en Ding, bij Plato jiié&e^ig (deelname), overeenkomt met de Pythagoreische niets bestand
natuurlijke
ui,u)]oi^
Zoo kan
(nabootsing).
er
dus wel sprake
methode van onderzoek, maar
Sokratische
niet
zijn
van de
van een Sokra-
tische leer volgens Aristoteles althans; anders had hij moeten aangeven welke leerstellingen van Sokrates Plato heeft overgenomen en niet alleen overeenkomst en verschil van Plato met de Pythagoreërs moeten behandelen. Wat Aristoteles aan S. uit-
drukkelijk
toeschrijft
1),
de èmiy.iixol AÓyoi of het maken van
algemeen-geldige gevolgtrekkingen
samenhang en is
uit
de verschijnselen
in
hun
het óol^eo&ai xa&ólov, het geven van definities,
methode, niet
leerstelling.
Het weinige dat met eenige zekerheid omtrent wat we nu maar leerstellingen van S. zullen noemen, verluidt is het volgende: de deugd
—
bestrijdt -)
weten fdoeri]
is
èjiioTyjU}])
—
wat Aristoteles
en niemand doet vrijwillig kwaad (ovdelg éxów
de deskundige bestuurt in elke zaak 3) en de ware van bestuurder-zijn is de bekwaamheid tot besturen te bezitten. Dat alles vloeit voort uit de dagelijksche ervaring auagidvei.)
;
wijze
omtrent de vaklieden tred
1)
Aristot. Aletaph. 10786
2)
Eth. Eud. 1246Ö 33.
3)
Xen Mem.
nood;
Xen.
zaamden,
III
Anab.
niet
9, II
10. 2,
5
wier ageTj] werkelijk gelijken
rÉyv)]
(kunstvaardigheid), en het
2S.
Dit
blijkt,
Klearchos
wanneer het er op aan komt, dus
in
commandeerde, de anderen gehoor-
omdat ze hem gekozen hadden, maar omdat ze zagen, dat
alleen deskundig was.
\
(ol rs'/vïiai),
houdt met hun oocpia of
hij
wezen en de grondslag van het Sokratische denken en leerstuk. Ja wij kunnen niet eens met zekerheid zeggen, hoe S. stond tegenover de öixaioovvy], op het algemeen Grieksche en Xenophontische standpunt of dat hij met Plato het
is
geen bizonder
alle
xaxcbg
verwierp
jioieïv
Trouwens was
onbegrijpelijk zijn, dat
Euklides
e.
die
a.,
als adixsTv.
van Sokrates, dan zou het
er een bizondere leer
mannen
als Antisthenes, Aristippos, Plato,
de philosophie hemelsbreed verschillen,
in
allen toch Sokratici willen heeten en allen
natuurleeraars voortbouwen.
hem
best heeft verstaan, laat
van
teelt
i),
rijpheid
hem
weet
te
als pidozgoTiog
op de
brengen; en een ander, Xenophon, kent (koppelaar)
d.
2)
i.
bemiddelaar
hij
in Sokrates
gewerkt
- men
zou bijna zeggen
gesteund door „het daemonische" (zó
een gesubstantiveerd adiectief,
daifióviov,
de wijs-
van denken en handelen, be-
rustende op redeneering. Daarnevens
- werd
in
3).
hare standvastige eenheid
daarmede wordt bedoeld een
teeken):
hem het - zonder
hij
Het was de persoonlijkheid, die het meest
ten overvloede
der vroegere
roemt hem alleen om zijne de gedachten van anderen
en
waardoor
heid en ovv&rjoEvxtjg (jachtgezel)
heeft,
leer
leerling overigens, die
zich zelf uyovog oocpiag
— noemen
wijsheid
uaiEvoig (verloskunde) tot
De
iets als
een goddelijk
natuurlijke, onmiddellijke,
buiten het bewuste omgaande impuls, door S. als een stem vernomen 4), welke volgens Plato alleen verhinderend, volgens Xenophon ook aansporend werkt. Het datfióviov was iets eigens van Sokrates, iets van occulten aard, waarmede hij niet praalde 5), doch dat hij ook niet onder stoelen of banken stak, ofschoon het
bij
velen
nijd
verwekte
6).
Latere Grieken, als Plutarchus,
hebben er meer van willen weten, gretig wat meer romantiek; de modernen hebben 1)
zij
waren naar
gemaakt
Theaet. I50c.
2)
Xen. Conv. IV 56.
3)
Mem.
4)
Apol. 3\d.
5)
Rep.
II
6,
29.
496c „van ons dai/ióviov behoef ik niet
het weinigen vroegeren gegeven geweest" Iaat Plato 6)
als
er alles van
Euthyphr. 3b, Xen. iMem. IV
3,
12.
te
spreken; denkelijk
hem
zelf
zeggen.
is
buiten het bovennatuurlijke; maar voor het bewustzijn van den
immers ook
Griek, die
godheid
van ApoUo geloofde, was
in het orakel
wel plaats voor een orakelachtige verhouding van de
zeker
er
een bizonder persoon.
tot
Het daemonium was een teeken van de godheid, geen nieuwe godheid, zooals de aanklagers valschelijk beweerden i); Sokrates had waarlijk aan de oude goden genoegd) en aan de mythologie misschien
kompleet
vèr^), zijn
te
maar
stilstaat,
ekstatische
vermeld
5).
dat
daar tegenover stond, waarbij het
daemonium, maar ook droomen worden van hem
het
en
die openbaring handelt
de Apologie
hem van de
staatszaken
verstandelijke
uiteenzetting,
om
aanvulling van zijn eenzijdig
alleen
niet
Maar met laat
als
hij
toestanden
(trance-)
zoo
listisch:
iets
en
natuurvergoding
was een kompleet mensch en
hij
behoefde
redeneerend wezen verstand
dichterlijke phantasie en
veel 3);
te
hem
stonden
hem zeggen
hij
weer rationa-
dat het
daemonium
met de bijvoeging „daar doet het daemonium goed aan, want -" en dan komt er een de
democratie
daemonium
geen
terughoudt,
de rechtvaardigheid-zoeker
dat
plaats
heeft
6).
mij niet gestoord heeft,
veroordeeling
niets
in
En verderop „daar het is er mij met de ter dood
kwaads gebeurd," waarop volgt een verdood geen kwaad is"). Van de hem maakt hij niet verder gebruik dan tot verstand hem zou kunnen voeren: Sokrates
standelijke uiteenzetting, dat de
gunst der goden
zoover
als
was een
ook
in
zijn
rustig hemellicht, geen komeet, zooals Alcibiades.
Zijn levensloop
is
eenvoudig:
1)
Apol. 2bb ëiEoa Sai/uóvia xaivd.
2)
Hij
wijkt
niet
af
van de
heeft zijn plichten
op gods-
gewone godsdienstplichten der Grieken en
de gebruikelijke offers (Mem.
brengt
hij
I
1,
2),
aanbidt ook de zon (Symp.
in fine). 3)
Euthyphr. b a-d, Phaedr. 229de.
Men denke aan de bekende plaats hoornen kunnen me niets leeren, maar wel 4)
5)
Symp. nbab, 220d, Apol.
6)
Apol. 31d.
7)
Apol. 40c.
(Phaedr.
230d) „landschappen en
de menschen in de stad."
33c, Crito 44a,
Phaedo
60e.
dienstig, militair en
houding
als
prytaan in de volksvergadering tijdens het proces
der strategen
Xenophon iets
(voorzoover noodzakelijk) staatkundig terrein der Sokratici betreffende Sokrates'
De mededeelingen
volbracht.
lijken eenigszins
1)
opgesmukt, althans
zegt eenvoudiger, dat S.
de wet
tegen
van die houding
bij
Plato;
die gelegenheid weigerde
zonder dat
doen,
te
bij
hij
op het gevaarvolle
Plato's voorstelling in de
Apologie kan ons een proeve zijn, hoe hij de figuur van Sokrates vergroot. Sokrates was geen staatsman, maar vormer van staatslieden, geen stadsdokter, zooals hij zegt, maar partikulier arts-'). Terwijl hij niets meer deed dan zijn aard uitleven, was hij omringd door een trits meest aristokratische jongelui, waarvan hij niet was wijst.
de leeraar 3), maar de sophronist of een verheven paedagoog 4), bijv. van Glauco, Plato's broeder, zijn oom Charmides, van Euthydemus den schoonen 0) en vele anderen. Dat was zijn werkzaamheid ra éavzov jiodTicov xólg véoig nXéov xi jioiétv :
-
leer, maar een zoeken en beoefenen van de deugd door bewustzijnsverheldering. De inhoud, waarop die verheldering werkte, was onverschillig: Sokrates wist alles en niets. Hij spreekt met en over timmerlui, schoenmakers, smeden 6); met sophisten, dichters, generaals; met jong en oud, vrouw en man; en hij spreekt methodisch, ra avia jiegl xcbv avrayv"').
fjyeïTo
geen
m
Het natuurlijk vertrouwen
de redelijkheid van het
Al, ge-
steund door de dagelijksche ervaring betreffende de handwerken
en kunsten
1)
Xen. Heil.
2)
Apol. 32a.
goed
uit in
Mem.
3)
Xen.
Xen. Cyr.
ó)
Xen. Mem.
6)
Xen.
"*)
De I
hem
tot
komt
Politic. 259a.
3.
2,
III
redeneering uitgaat, voert
tegenstelling tusschen ÖTj/^oaisvscv en Idicorsveiv
514rf,
III
zijn
Apol. 326, Gorg. 473^.
16,
7,
I
Gorg.
4)
'^)
waarvan
^),
1,
38
6 en
e.v. 7,
IV
Mem. 2, 37, Symp. Xen. Mem. IV 4, 6, Gorg. I
Diezelfde methode werkt
2.
221^. 490e.
bij
Plato en Aristoteles
werken en kunsten verwerkelijken het doel dat
meene werkzaamheid, het denken, bereikt waarheid moet dus denkbaar, het Al moet
zij
nog door. De hand-
beoogen.
Ook de
alge-
het doel, erkent de waarheid. redelijk zijn.
De
beschouwingen omtrent de zedelijke wereld, waarvan de vrucht niet het mededeelen is van kennis ofschoon ook dat er bij komt maar de verheldering van het bewustzijn: de vrucht ligt in het doen zelf en dat is het resultaat van de ware philosophie. Het middel om die verheldering tot stand te brengen is de è'Xeyxog, dien op ApoUo in de S. toepast op goden Apologie 1) en menschen. Een luimig voorbeeld van dat toetsen verschaffen de Herinneringen van Xenophon in het gesprek van den jongen Alcibiadès met zijn voogd Perikles over den vóuog -) den aard van den eXeyyog vindt men beschreven in Plato's Sophists): „Zij ondervragen betreffende iets, waarvan de gevraagden ten onrechte — meenen op de hoogte te zijn; daar deze dan weifelen, toetsen zij gemakkelijk hun meeningen en plaatsen ze door de redeneering nevens elkaar en toonen zoo aan, dat deze meeningen met zich zelf in strijd zijn op één tijd over en in hetzelfde in hetzelfde opzicht. En dit ziende worden de gevraagden op zich zelf boos en tegenover de anderen gematigder en op die wijze bevrijden zij zich van hun groote en grove meeningen door een bevrijding die zich het aangenaamst laat hooren en die wie haar ondergaat
—
—
—
—
;
—
het bestendigst
Wie
in
bijblijft."
zoodanige bespreking der wisselende meeningen den
draad van den Xóyog volgen,
is
(het
redelijk
de diahy.ziy.onaTog
;
begrip)
het
best
weet
te
storing in de redeneering leidt
vaak tot verstoordheid en maakt mét zijne redeneering tegelijk den disputant te schande. Sokrates zelf i/Jy/ji, ovx èléyyeTcu, vooreerst omdat hij niet meedeelt, maar steeds vragen stelt, en dan, omdat hij berust in de wetenschap dat hij niets weet, maar steeds
—
wat de godheid niet noodig heeft
ook beweert
1)
Apol. 2\b.
2)
Xen. Mem.
3)
230*.
4) •'')
niet zelf
hij
I
2,
de waarheid
te
0)
—
philosofeert;
hebben, maar
alleen.
41.
Rep. 336r.
Symp. 204a -^ewv
Eozi yag.
oi<Ssig qpiXoao(psT ovS' è.ti&vtieï
aoqpo^ yr/vea^ai
—
xmayélaoxog q)aveaai
dat niemand, die anders redeneert, oö
Het gaat
hem ook
bij
immers daarvoor de Pythagoreërs
Zoo
de
De
^).
drommel
Dat
6).
is
—
verlamt
s).
de
wien
5)
is
armoedige medeminnaars
leelijke,
alle
hij
subjectief deelt. Hij
zelf
is
een aionog'), wiens aanraking aan-
verbijsterende figuur,
vankelijk
anderen
de vverkeering" (elocoveia) der natuur
de objectieve, die
Sokrates,
alle
niets-wetende baliekluiver (adoXÉoyj]g)
ègconxonarog voor
de
is
moeten wijken een
van
midden van de groote beween sophisten; hij treedt op als hun te
oordeelende, steeds-werkzame;
alles
in
zelf leert
hij
dichters
politici,
arbiter
i).
kennis van bizonderheden;
de jongeren naar Prodikos, Damon,
hij
en ook
dan zelfstandig
staat hij
ging der aller
verwijst
-),
om
niet
vaoxdv
—
:ioieT^)
en dien
men
toch niet
zonder blijvende schade'*). Hij behandelt ieder naar zijn daarop berust wel voor aard, Xenophon anders dan Plato loslaat
—
een
deel
het
verschil in
stellingen
—
hem
aard
zijn
ieder die met hem openbaren w). Het is
en
èv
zeide dat
hij
iiEydgoioi y.axóv t'
1)
Gorg. 50Qa.
2)
Cratyl. 3846, Rep.
3)
Rep. 33S6. In
^1)
Phaedo
Amb, Phaedo
61fl',
re TÉrvy.xni 12).
70r.
5)
Meno
'O
Symp.
80a.
Lach. \Ble.
11)
Aristot.
rjv^rjêr], zo
Theaet. \bOe.
216/),
10)
de
de part. C'H'^eïv
:;iohzixr)v
de Metaph. 9876 12)
öxti
Dat doende
Theaet. \b\b.
')
zrjv
moet
toen de
Homerus onderzocht
volgens
dya&óv
Symp. 223a Symp. 22\d, Gorg. 494^, Theaet. 149a.
xai
treedt,
dat
den Protagoras.
4)
6)
gesprek
ethica of zedeleer
men dan ook TOL
in
begrijpelijk
omsloeg naar binnen, toen het denken tot inkeer bij Sokrates alles werd n), waarom
natuurleer
kwam, de
de ons van hem overgeleverde voor-
1
Diog. Laert.
anim. 642a
28-31
za negl (pvasoig
ènl
Scoxgaiovg dk zovzo
a:isxhvav ol rpdooocpovvzeg en de bekende plaatsen en 10786 17. II
5, 21.
fièv
klrj^e, jiqo; dk zrjv yorjoifiov dgszrjv uit
10
wel volgens een vaste methode van vragen) behaagde
(en
menigte, noch
geenszins aan de groote
de
hoont
zoo
cipelen:
Aeschmes
redenaar i)
redeneeringen uitspreekt" navolgers
Lysias
zelf
noch
hij
dis-
zijn
volgeling
Sokrates'
over rechtvaardigheid en deugd vele verheven
„die
op den spot
hij
en de komediedichters houden niet
drijven met het gezwets (lalia) van S. en zijn
te
-).
Daartegenover acht
Sokrates zich dcüQov Tov deov zegt de Apologie -
als
een
-
profeet
een
vooreerst voor zijn mede-
menschen; daarom veronachtzaamt Anaxagoras het vóór hem ter wille van de studie had gedaan. Hij is laat getrouwd en heeft aan zijn zoons Lamprokles, Sophroniskos en Menexenos zijn dgei)'] niet doen beërven. En van zijn medeburgers laten burgers en dan zijn
hij
hem
de meesten de
af,
—
alle
links liggen,
weinigen
—
fiariy.oi
sommigen keeren
hem
blijven
volgen.
Hij
voor
allen,
die
hem
volgden,
hem
zich van
heeft
is
fanatici
zijn
Chaerephon, Apollodorus, Antisthenes
en
spaart;
niet
voor
partikuliere belangen, zooals
die
3),
hij
hij
blijvend
middelpunt geweest, ook en juist na zijn dood. gedenken ook in zijn afwezigheid was geen gering voordeel voor hen die met hem plachten om te gaan en die zijn woord aannamen," zegt Xenophon^); en Plato: „Sokrates te gedenken, hetzij ik zelf vertel, hetzij ik naar een ander luister, is mij altijd de allergrootste verheuging" 5). Die getrouwen het
geestelijk
„Sokrates
te
vormen een steld
maar zeer als
voor welke het sektehoofd aansprakelijk geniet alleen voor hen, maar ook voor wie
sekte,
-
wordt
en
tijdelijk
met hem
in
aanraking
zijn geweest,
mannen
Kritias en Alcibiades.
Al heeft Sokrates ongetwijfeld veel verlegenheid gebaard het
minst
sommigen
bij
Lys.
bij
Athen. XIII
1)
fr.
2)
Nub.
359.
3)
Xen.
Mem.
4)
Xen. Mem. IV
5)
Phaedo 58^.
6)
Xen.
Mem.
III
I
2,
11, 1,
17, 1.
31.
zijner tijdelijke volgers
p.
bUd
e.v.
Phaedo Wld, Synip.
init.
<J)
- de
-
niet
kruik
11
kon lang niet
water gaan, daar de Atheners iemand zijn deivórrjg
te
nemen, mits
kwalijk
hij
niet
didaoxahxóg
rfjg
ooqjiaq
zij,
Op
den duur echter bleek het, dat Sokrates dit laatste deed en daarom werd zijn optreden in veler oogen gevaarlijk voor de jeugd. Toen hij dan ook op zijn zeventigste jaar werd aangeklaagd, gold die aanval niet zoozeer hem persoonlijk: de bedoeling was de jongeren
d.
i.
anderen aansteke met
thans
niet
wijsheid
i).
Anytos, de voornaamste aanklager, heeft het in
af te schrikken.
het proces
zijn
duidelijk
gezegd,
dat
het
meer mogelijk was Sokrates
ter vrij
wille te
zaak eenmaal voor de rechters gebracht was
hadden
gemeen
veelal
:
2).
Die jongeren
aristokratische afkomst, anti-demokratische
voorliefde
overtuigingen,
van de jeugd
spreken, nu zijn
gen: hun optreden begon
voor Sparta, kosmopolitische neiginzelfs den gematigden demokraten als
den vriend van Alcibiades en Andocides, lastig te worden. Daarom moest de bron verstopt, de wortel van het kwaad uitgeroeid worden 3) een aanklacht wegens aoéjieia was
Anytos,
;
geen nieuwigheid in Athene en Anytos kon zich gemakkelijk handlangers als Meletos en Lyco voor zijn doel verschaffen. Die dischten verhalen op^) over het daemonium en de verdere
van Sokrates J), zijn geheimleer naar het vooren Pythagoreërs «) en zijn noodlottigen invloed op de jongeren, zooals bleek uit de gedragingen van sommigen hunner onder het bestuur der XXX mannen, in het
ongeloovigheid
beeld der Orphici
bizonder van Kritias''). En zij zullen wel grooten indruk op de rechters gemaakt hebben, want rechtuit te weerleggen was dit alles niet.
Maar voor Sokrates was dit ook de eisch niet: de aanklacht was voor hem de bekroning zijner werkzaamheid, als een hem van godswege toegedachte apotheose. Zijn verdedigingsrede 1)
Eulhyphr.
2)
Apol. 29c.
3c.
3)
Euthyphr. 3a ^fidg èxxaêalgei.
4)
Let op den term
5)
Euthyphr. tabc, Phaedr. 22Qcde.
6)
Av. 1553
")
Aeschin. Tim. 173.
mêavóög
e.v.
in
het begin van de Apologie.
12
was, uniek,
een
Demosthenes' zich heeft.
niet
dat
voorstellen
De
is
op
S.
op
i);
zijn
woord
Plato wijt dit uitdrukkelijk aan den laster tegen
verspreid
en aan den nijd der menigte
oordeelt zachtmoediger en
veroordeeling aan
misschien
juister,
2);
Xenophon
wanneer
hij
de
de ijverzucht (C>]/MTvma) der Atheners toe-
Want door de
schrijft 3).
zooals
zoo moet men ethisch standpunt gesproken
politiek gebied,
(geringe) meerderheid der rechters heeft 2ijn
aanvaard.
Sokrates
(diöaoxaXia), geen apologie
leerrede
Kransrede
ijverzucht
van de menigte vallen de
profeten.
Toen na
dood
van den sophist uitkwam *), hebben de leerlingen de gelegenheid aangegrepen om hunnerzijds een gedenkteeken voor hun meester te stichten. Daarop slaan misschien de verzen uit de elegie van Aristoteles op Eudemos, die de late commentator Oiympiodorus citeert als A.'s lof op Plato: „gekomen naar den doorluchten grond van Cecropia (Athene), stichtte hij vroom een altaar van heilige vriendschap voor den man, dien de boozen zelfs niet mogen eeren; die allereerst onder de stervelingen klaarblijkelijk getoond heeft door eigen leven en methodische redeneeringen, dat deugd en geluk samen ." 5). gaan bij den mensch Met «den man" is natuurlijk Sokrates bedoeld - waarom zou niet „het altaar der vriendschap" kunnen slaan op een werk van Plato, op de Apologie? Polykrates,
Sokrates'
het
.
.
.
Laten wij haar inhoud nagaan. 1.
smaadschrift
de xaiyy/oola Zcoy.odzoiK.
Sokrates' verdediging;
De aanwezigheid van
11.
het
Zij
deelt zich zelve in drieën:
zijn strafbepaling;
middenstuk
is
zijn narede.
111.
gerechtvaardigd door
den aard van het proces, een dyon' TifDjió::, waarbij de rechters na de veroordeeling beslissen tusschen den eisch van den aan1)
Apol. 3Qd.
2)
Apol. 24a, 28a.
3)
Cyrop.
4)
Men neemt
logie; ó)
III
1,
39.
aan dat Polykrates' rede later verschenen
maar de bewijzen Aristot.
Ges. Abh.
1
ed. p.
Berol.
141-147.
lijken
V
p.
is
dan de Apo-
ons niet voldoende.
1583a 12; anders behandeld door Bernays,
::
13
van den veroordeelde; die van het
en den tegeneisch
klager
slotstuk vindt geen toelichting uit wat ons overgeleverd
den gang der Atheensche procedure. Elk der deelen laat zich ook weer in drie onderdeelen
is
om-
trent
De
—
splitsen
op de wordt getoetst door den Ueyxog, dien zij niet kan doorstaan (17^-286). Ib. Het wezen van de werkzaamheid van Sokrates - een Ia.
Meletos
van
aanklacht
omtrent
publieke opinie die zich
zending van Apollo en
noch
zijn
{3lc—34b Het
heeft
—
voor de politieke gedragingen
zijner
van welke dan ook geen enkele (noch de hoorder
hoorders, zelf
gevormd
S.
buiten
aansprakelijk
niet
is
steunende
de individueeie Atheners (28^— 31c) i). het staalsleven, buiten de partijen
tot
Sokrates staat
]c.
c.s.
nabestaanden) ^op de zijde der beschuldigers
is.
m.).
i.
besluit van
overeenstemming met het vóórwoord
in
is
I
rechtvaardiging van Sokrates' houding voor het gerecht.
Het
tweede
deel
-
is
na
-
voorwoord
een
eveneens
drievoudig: Ua.
De
Ub.
Dat heeft
anders
verdiende
voor hem
is
straf
te
niets
aanvaarden
dan geldboete -
Uc.
moest passende belooning zijn. zijn levenshouding en
verdiend door
hij
toch
dit
is
geen nadeel
-
te
betalen
naar eigen middelen of met de hulp zijner vrienden.
Het derde
deel,
van berustmg \Ua.
de
narede,
wendt zich
-
na een woord
-
eerst tot degenen, die
hem
veroordeeld hebben;
om
hen te troosten over zijn dood; \\\c. en eindigt met de uiting van vast vertrouwen in het Godsbestuur ten opzichte van al het menschelijke en van zich zelf. III^.
Zóó op deze
dan
laat
tot
de anderen
Plato
de
verdedigingsrede
wijze gesproken ?
Zoo
zal
zijn.
Heeft
S.
werkelijk
wel ieder vragen onder den
indruk van de eenvoudige verhevenheid en grootschheid die het geheel bezielt. Uitvoerig is de vraag behandeld door Martin
Schanz
1)
in
Apol.
de inleiding zijner
30rf
TtEQi
trjv
Tov
editie.
Hij
komt
tot het besluit
^sov dóaiv vfüv, 2)0e êoxsl 6 êsog mv deov ifji nókei dedóoêai.
jtóXsi jTQ00TEê7]}{Svat, 31fl oiog r:TO
Ifie liji
14 dat
aan een autlientieke rede van
niet
wij
Één van
bewijsgronden
zijn
orakelspreuk
is
moeten denken.
S.
zeker doeltreffend
:
de Delphische
volgens de Apologie de oorzaak van het onder-
is
den naam van wijze heeft gegeven; zijn dus het resultaat van dit onderzoek; maar tegelijk zou die wijsheid zelf reeds door het orakel vooropgesteld zijn. Die verbinding van orakelspreuk en wijsheid is niet begrijpelijk in den mond van iemand die onvoorbereid de waarheid spreekt, wèl in de bedoeling van Plato om het wezen van de Sokratische zoek
Sokrates
dat
wijsheid
is
wijsheid
uiteen
zijn
zetten.
te
een algemeenheid
waard
niets
Bovendien (kan men er bijvoegen)
naar 23a de eigenlijke beteekenis van de orakelspreuk
blijkt
—
is
— dat
te
de menschelijke wijsheid weinig of
die niets anders
dan een andere inkleeding
is
van de bekende moraliteit omtrent den gouden drievoet door Apollo
bestemd
der zeven
rondging en
door hem gewijd
slotte
den
oocpcordTcoi
rcbi
wijzen
wijste
Zoo
te
af
Thales terugkeerde
worden aan Apollo,
als in
de
om
rij
ten
waarheid
1).
vertoont ook de eisch van spijziging in het prytaneum,
alhoewel redelijk ontwikkeld,
den
welke van Thales
tot
overeenkomst met de verzen van
Xenophanes,
wijsgeer-dichter
die
voor
zijn
wijsheid
de
voorkeur eischt boven de belooning van een Olympioniek'-).
Verder
weersprekingen in de Apologie, die
zijn er
in het feitelijke
gehouden rede meer storen dan in een achterna opgestelde beschouwing: 33de de jongeren en hun betrekkingen komen op voor S.; 37d bij voortzetting van zijn van
een
arbeid
werkelijk
de
zullen
elders
betrekkingen
der
jongeren
Sokrates
verjagen: 216 Sokrates' werkzaamheid gaat uit van de Delphische
orakelspreuk; 33c
en op
blijken tegen
optreden
is
zij
hem opgedragen door
orakels,
manieren: 3\e de rechtvaardige
allerlei
de menigte, de
tegen
als bewijs
1)
Diog. Laert.
2)
Xenoph.
fr.
1
1,
2S
2 Bergk.
e.v.
droomen
niet bestand
waarvoor behalve Sokrates'
volksvergadering
houding tegenover de XXX mannen aangevoerd wordt. Als men eindelijk
zal
ook
(ten
onrechte)
zijn
— allerminst een jih~]&og —
er
op
let
dat er verschillende
15
zinsneden
uit
de Apologie ook
aangewend worden
i),
in
andere stukken van Plato
dat de Gorgias omtrent Sokrates' proces
als de Apologie 2) en dat het de Antidosisrede, blijkbaar bedoelt dan blijkt wel dat niet Sokrates maar Plato te overtroeven wij geen referaat van Sokrates' woorden, maar een eigen voor-
denzelfden
in
spreekt
geest
bravourstuk van
Isokrates,
'''),
stelling
van Plato hebben.
Den ouden was
het niet,
de feitelijkheden
te
de
zij
feiten
zooals
doen;
zooals ons, in de eerste plaats zij
om
zochten de leer en behandelden
het best de leer vertolkten.
Ook
ons kan
nadere bezinning doen inzien dat feiten niet zonder toevalligheid zijn
en voorbijgaan, maar dat de leer in de waarde die
En de Apologie van
blijft.
precies
gezegd
heeft,
Plato,
verliest
in
zoo
zij
niet is
Opgesomd
2)
Gorg. 521c
3)
Zie de
in
het Sertum Nabericum, p. 97 e.v.
e.v.
genoemde rede passim.
heeft,
geen opzicht van haar kracht
en van de wijding, die van haar uitgaat.
1)
zij
wat Sokrates
,
St.
AIlOAOriA lüKPATOVi:
I
p.17
"On
a
jiièv
avóosg "AdrjvaJoi,
co
v/j,£7g,
êjucüv >cau]yÓQa)v, ovy. olda' èyoj ö'
oUyov
èuavTov
dlrjêég ye cog
tmv
èdavjLiaoa
5 h'
cbg
övTog Xéyeiv.
b deivov
ydg
fiev
xovxo
luov
^u)]d''
Xéyovoiv,
k'Xeyov
ovv,
juèv
eerste
rede
eïvai,
Xéyovxa'
xdXrjê^i]
xaxd
ov
eycoye
eycb Xéyo),
looTieg
zijner
deel
(hg
on amiy.a vn
ojiajonovv q)aivMjuai
dv
oinoXoyoiriv
ovxoi
het
in
co
Etanaxtj'&fjiE
aloivvdrjvai
ui]
y.aiToi
è'keyov.
edo^sv avxojv avaioxwxóxaxov
juoi
gtjxcog.
gebruikt
Sokrates
w
vn
tcóv
avxwv
udXioxa ót avxon'
aga deiróv xaXovoiv ovxoi Xéyeiv xóv
jui]
xovxovg elvai \la
uij
vjio
vji'
èyevoavro, tovto èv
(hv
ydo
tó
rovró
Öeivóg Xéyeiv,
5 ei
Jii&avcog
èieXeyy&jjoovTai egycp, ÈTieièdv
êjLiov
el
jioXXcóv
amóg
y.al
ovdèv eig^y.aoiv.
etieïv
evXafielo&ai
i',"^s
XQh
ovzco
£JiEAa&ójU)]v'
è'jTog
JieTióv^are
ovv
geregeld
ij
xi
formule
de
avÖQsg 'Adijvaïoi, omdat de rechters het Atheensche volk vertegenwoor-
digen,
Ba
(Antiph. Tetr.
op dezelfde wijze spreekt Demosthenes
1):
in
zijn
Kransrede de rechters steeds toe met (m) avSgeg 'AêijvaToi, behalve op één plaats
waar
de
öiy.aatal
het vonnis degenen, die
worden
gesteld
è'^co&Ev xal dy.Qoio/iiévovg (§ 196)
hem
wanneer
;
tegenover hij
zovg
vrijspraken, ^ixaoiai noemt,
De
XXIV de
terstond
dabit,
non
met
een
de rhetoriek
gelijk
voering (Lys.
om
begint
spreker
1
01'
est
gelogen was.
b XII is
86) te zal
bedoelen,
redenaar I
121
die te
è?.êcov
is
duidelijk
terstond
hij,
Maar voor
waarschuwen
toch
al
worden,
- hoewel
niet
re
—
doet
:
Cic.
Jj
het
oXtyov
begin
ifiavtov
eener rede-
(iovXr), icöi xaxrjyÓQtoi)
de invent.
I
17,
25 sin
res
nova aut ridicula incipere. Immers de
klonken overtuigend, hoewel zoo goed als (sophistische) knapheid als spreker (Lys.
zijn
de waarheid zegt:
zijn
aan
pakken
te
ab aliqua
woorden der aanklagers, zegt alles
advvaiov :
gaarne
jio)lov Séco xagiv tytiv,
toehoorders
inutile
zoogenaamd
geen toeval
dit
is
blijkens 40 a v/nag yag óixaoiag y.alwv óg&ojg av xaloirjv.
sjieXa&ófirjv,
jTFoieazjjxóxag
echter na het uitspreken van
te
gek! Dat
tenzij in
zij
dit
een onbeschaamde leugen
met een knap spreker iemand
dat geval zal
hij
blijken inderdaad een
van hun slag (ov xaia lovrovg,
als
Herod.
dk ixEÏ Tiazéga te nal firjiéga EVQrjOEig ov xaza Mizgaödiriy
!
17
//
ovèev dhj&èg eiQ/jxaotv,
ov
aXrj^Eiav.
T//1'
jnaotv ovdk y.Exoojufj juÉvovg
dvdgEg,
d)
Xóyovg
ifjÖE
vjuag Eioiévai.
Eig
lEyójUEva jólg c
—
ovöÈ ydg dv drjnov
ójoTiEg juEigaxio) jiXaTzovri
ri]
fjXixiq
y.al
juévroi xal
rovzo v/xcöv déojuai xal
vaïoi,
Eixfj
diy.aia EÏvai a(^v') Xéyco
Jigooöox7]odT(o aXXcog'
vjucöv
jLifjÖElg
Tigénoi,
dxovoEod^E
dX?.'
,
óvóuaoiv—moTEvo) ydg
êjTirvxovoiv y.al
avdgeg 'Aêrjvaïoi, xexaX-
ióojieq ol xomcov, gij/uaoc te xal ovó-
kóyovg,
ye
AieTirjiLiÉvovg
axovoeode naoav
èjuov
<5'
vjusJg
fiéyxoi jua Jia, tb
ndvv,
dvdgEg 'Aêr]- 5
co
èdv dia rcóv avrcbv
jiagiE/uai'
Xóywv dxovrjzé fiov djioXoyovjuévov di" chvjisg EÏco^a Xéysiv y.al Èv dyoga êm rcóv rgajiEl^Mv, l'va vjuójv noXXol dxrjxóaoi, d dXXodi,
y.al
^ogv^EÏv tovtov EVExa.
-ëavfidt^Eiv fir]TE
f.ir\TE
ydg ovrcooL vvv èych ngwxov ènl ysyovdig
TE z6v
ovv dv,
^ovxóXov xai
dus van hem frasen
zijv
ovv
dxEyvcög
É(ièo[xrjxovxa' ó'wTiEg
Xé^ecog.
tm
eI
yvvaïxa avzov,
466 a
Men
enz.).
5
kan
mond komen - Een 1
fraai
chiasme;
oi'df xsxoofirjfiévoiK
Voor een man van rechter met sprookjes
}ie>{aX?.iejit]fj.Évovg
(Nub.
zoude het toch ook
:
zotg sjiizvxovoiv
—
44).
niet passen bij
den
noemt reeds Xenophanes de
tcöv tcqóteqov
(7i?.da/.iaza
te komen men vergunne hem
maar argumenten
de woorden, die hem voor
in
elxtji Xeyó^isva
:
leeftijd
zijn
militairisme, gelijk
fièv zovoÖ' èxóo/urjoag Xóyovg),
op goed geluk gerangschikt en uitgedrukt
=
Rep.
Plat.
Èv&dÖE
t>}?
è'xco
èrvyxavov wv, ^vve-
met een trope ontleend aan het
(xExoa/.iri/iisvovg
ovófiaaiv
iévcog
övti ^évog
de waarheid verwachten: geen opgesmukte of wèl-geordende c
ook Eur. Med. 576 'Idoov, sv den
e^^ei
diy.aorrjgiov dva^É^ï]xa, ett]
mythen) aan JVlaar
eigen taal
zijn
overbodig verzoek, vgl.
(geen
Arist.
spreken en make geen rumoer
te
Vesp. 622;
is
bij
d
ons en de Romeinen
de rechtspraak plechtig en beperkt het rumoer zich gemeenlijk tot senaat en parlement,
bij
èixaozrjQiov
in
de
Grieken
daarentegen
dit
opzicht
nog
Nog nimmer immers
„leven").
voor de rechtbank en dus indien
hij
elxózcog
in
tetr.
van
zoo
eigen
hij
zijn
êéazgov,
verscheen
ondanks
hij
rechtstermen
^ovkrj,
doch zijn
hem vreemd.
èxxXrjoia
hoogen
Gelijk
en
openbaar
alles
leeftijd
men hem,
waarheid een vreemdeling ware (tmi ovti of ovzcog tegenover
Antiph.
gelijkstelling
gelijk hij
zijn
is
gedifferentieerd,
niet
gewend
„het
is
I
/?
10:
Hellas
zóó
dialect gebruikte,
en
deelt
nl.
nog met
het
Oosten
de
ware" en „het zijnde") het niet kwalijk zou nemen, lette er slechts
FRAENKEL en GROENEBOO.M, P/a(o
op
late
of
men hem ook
hij
Socrates.
thans spreken, 18a
de waarheid zegt. 2
18 yiyvcóoxeze
av
drjTiov
fxoi
eXeyov èv oIojieq
18 TQÓJicp
dixaiov,
déojuai
v/ucov
Uiecog èav
— locog
èv
ei
èxelvï]
èzs&QdjiijUijv,
ojg
jqÓjiov rijg
jjlev
dv
'oto? ös ^sXtiojv
x^^Q^^'^'t
auTo dè TOVTO ohojieïv xal tovtco xov vovv ngooéyeiv, 5 Xéyo)
dixaoxov juh ydg avzij
jiii]
i]
xq>
xai vvv xovro
öi]
zbv
öoxcó,
yé juoi
juh ydg
xal
re
(pmvfj
xfj
xal
eïyj
—
dixaia
ei
dgExrj, grjxogog dk xd?j]'&r}
kéyeiv.
Uganov "A&ijvaïoi,
Tigdnovg
èixaióg
jioXXd
judXXov
ydg
êjiiov
q)o^ovjLiai
xovxovg deivovg
ngóg
de
EJiEixa
voxega
xd
dvdgeg
ovöev
xal
xovg
i)
d22'
djuLcpi
êxeïvoi
öeivóxegoi,
ovg èyd>
Xéyovxeg,
dlrjd^kg
övxag
xaiJieg
"'Avvxov,
dvögEg,
co
xovg
xai
ngóg v/udg xai
JioXkoi xaxrjyogoi yeyóvaoi
exïj
rjÖTj
w
dnoloyrjoaodai,
£i/xi
Jigcoxd jjlov yjEvdfj xaxt]yog)]f^iéva xhl xovg
xaxrjyógovg,
b voxégovg. Jidlai
ovv
ijlev
ngóg xd
o't
xai
Vjuójy
5 xovg jioXXovg ex naièoiv jiaga?,aju^dvovxEg ejiei'&óv ze xal xaxij-
yógovv èjuov /fidXXovJ ovdkv ooqpog c
xd
dvijg,
ajiavxa
Zijn eerste plicht die,
is
door schoonschijnende woorden
onrecht recht wist
wezen gaf;
participium jia^aXanPavovzeg „in
liet
525
e.
phisch jiavzi
phanes
V.)
112
leeraar
zijn
en
te
in
zijn
his
Nubes
verdraait
aan
Dropt
better reason, to perplex
Deze aanklagers,
-
het „general public",
Het
fungeert. 2
II
l,
p.
tioieÏv
zal
wel oorspronkelijk philoso-
wezen
in
verband met uitspraken
de groote hoop evenwel de beteekenis van
dit
qui nigrum in candida vertunt (luv. Sat.
tongue
geven van
doen schijnen.
Fragm. der Vorsokratiker
die
verklaren ;
speciaal
te
der jeugd fungeerde en
?Myov xgslizco
Xóywi Xóyov dvtixsZo&ac
wit praten", II
als
Protagoras (Diels,
xov ^zzco
bedoeld
te
Nubes van Sokrates' de leer nemend" blijkt de eerste plaats, maar
dat hier niet aan komediedichters in
gaarne ongevraagd
èndyyEkfia Van
te
3 Anyti reum) en de
4,
voorstelling, die Aristophanes in de
uit
yrjg
een sophist, die de geheimen der natuur doorvorschte
hij
aan leermeesters gedacht wordt en wel
c
II
den Atheners van jongs af deze voorstelling trachtten
echter duidelijk,
vtio
anonyme aanklagers
het echter zich tegen de deels
Men denke aan de
dat
xd
xai
Xóyov xgeixxo) jtoimv. ovxoi,
geduchter dan Anytus (Hor. Sat.
Sokrates, als ware
en
(hg ëoxiv xig 2o3xgdxi]g
fq^govxioTïjgJ
dveCf]xr]xójg xal xbv ijxxo)
b verdedigen, zijnen,
dXridég,
juexéojga
xe
gezegde
III
30),
als
ook Aristo-
en
tot
„zwart
Milton P. L.
manna, and could make the worse appear The and dash iMaturest counsels. -
die de toehoorders
doen gelooven, dat
S.
een atheist
is.
19
avdgeg 'Aêrjvaïoi, \oi} zaviyp
(b
xarip/ogof
01 deivoi eioiv juov
ravza
ovök
^ijTOvviag
'&eovg
t)]v qnjjuijv
ènioxevoaxe, xcaideg övxeg svioi
dXoydixaxov, TiXrjv
xcojuwöojioióg xvyxdvei wv.
xig
et'
oi
ds 5
dv judhoxa
fj
ndvxmv
o ök
ovdè xd ovójuaxn oióv xe avxojv eidévai xal d
öxi
xal öia^oXfj
è'xi
v/ucbv'xal jueigdxia, dxtyy&g
xaxrjyoQOvvxeg djioXoyovjuévov ovèevóg.
eQrj^rjv
sijielv,
ö""
ovxoc
eioiv
xaxtjyoQYjxóxeg,
ijör]
XéyovxEg ngög v/xdg èv
'fjXixia
xfj
ejieixd
voiiuCeiv.
xaxrjyoQOi noXloi xal nokhv xQÓvov
xal Ev xavxf]
xaTaoxeddoavreg,
ydg dxovovzeg ijyovvrai xovg
oi
ygdiiiJLEvoi
v/udg dvéneid^ov
— oi
oooi dè cp'&óvo)
dè xal nvxol jisjiet-
dXlovg neiê'ovxEg — ovxoi ndvxoiv dnogibxaxoi doiv ovdè
ojuévoi
ydg dva^i^daaoêai ólóv
èoxlv avxcöv èvxav&oï ovd" èXéy^ai 5
x"
ovdéva, dXX' dvdyxt] dxeyvwg cooneg oxiajiiayeh' djio?ioyov/usvóv
xal
xe
èyat
d^cwoaxe ovv xal
dnoxQivojxévov.
jxy]devbg
eléyieiv
dixxovg juov
xovg xaxrjyógovg yeyo-
vfielg,
cóojieg
vévai,
èxégovg /uèv xovg dgxi xaxï]yogi']oavxag, exégovg dè xovg
uidXai
ovg èyój Xéyo), xal
djioXoy7]oao&ai
fxe
kéyco,
olt'jdrjre
xal ydg
'
xaxrjyogovvxoiv xal Jiolv judXXov
Elêv
dnoXoy}]xéov
t]
avdgeg
co
drj,
deJv Jigóg èxeivovg Jiganóv e
Jigóxegov tjxovoaxe
v/ieïg èxeivcov
xoivde xcöv voxegov.
xal èjiiyetgt]xéov IQ
'Ad'rjvaïoi,
vjucöv è^eXéodai xrp' dia/^oXIjv ijv vjueTg h> noXXco XQÓffp eaiexe
zijn
wel het meest
als
Rep.
II
duchten
te
lichtgeloovige gemoederen
zonder
zij
:
vergiftigden sinds lang (nolvv xQÓvov
363 c zov anavxa xQÓvov
dat
zich
hij
kon
tjörjj
hunner hoorders en traden op verdedigen
onmogelijk
;
ijöt},
de jeugdige en door hun jeugd als beschuldigers
hem
voor
het
is
die
d
jaloersche lasteraars ter verantwoording te roepen, ze zijn jzavrcov djiogcórazoi
menschen,
men
d. w. z.
d?.T]jzTÓTazoi,
(ajioQog
normaal gebruikt van bergen en
komen, wordt jzQoaqpÉQea&ai)
slechts :
hij
zelden
niet
aan
moet dus
als in
twee klassen van aanklagers
lijf
men
kan
komen
niet over
223 b
Lys.
den blinde tegen hen
kunnen vereenigen zijn
het
die
rivieren,
gebezigd van menschen,
derhalve ook de rechters zich er
die
strijden.
kan
utioqoi-
Mogen
met de voorstelling, dat ^
en overtuigd wezen, dat
S.
zich tegen
de eerste ook het eerst moet verdedigen. Hij zich
moet dus trachten in
brengen.
in
korten
tijd
de slechte meening
den loop van lange jaren over hem verbreid
Kon
hij
daarmede baat doen
I
Maar
het
is
(öia^oXr'jv), die
heeft, tot zwijgen te
een moeilijk werk, dat
19a
20 Tavrr]v
ovrcog d?uycp
èv
ovzcog
yevéo&ai,
ov ndvv
öia^oXi]
yaTO
ovv è^
yéyovev,
ygaqyrjv
Tt]v
öia^dXlovTEg yvójvai
dgy^ijg fj
xig
eïév
TavTrjv.
fj
xaTijyogia
xal ttiotevojv
di]
jue
f]g
fj
èygd-
Xéyovxeg öié^aXXov ol
di]
ti
èoTiv èi
Méh]TÓg
dvTMjuooiav óeï dva-
t7]v
xavTa
Tama
in
?.óyov xgEiTTO) noicöv
//'ttco
öiódoxmv." Toiavzr]
God's wil
zal
Tig
èonv' zaïna
te vervullen,
trachten
zonder veel
succes.
eerste
Zijn
b
ti
öjucog tovto juÈv Xxa> ojirj to5
ovgdvia xal tov
xal
yïjg
(iXXovg
hoop op
nXéov
"Zcoxgdrijg ddixEÏ xal jiegiEgyd^ETai ^7]tcov Ta
'
evenwel berustend
hij
m> tovto
y.al
ös avxó yaXenov eïvai, xal
olfiai
wojieq ovv xaz-t^yógoiv
;
avTcov
vTib
5 TE c xal
y.al èjuoi,
tcö dè vójuo) jieioTÉov xal dnoXoyrjTÉov.
'Avakd^cojuev èjui]
xal vjuïv
kavd^dvEi olóv eoxiv.
IJLS
d^ecö q}ilov,
b
^oidoijut^v juèv ovv
XQÓvw.
ci/ueivov
djioXoyovjuevov
noirjoai
5 jue
n
ei'
taak
is
het
een fonnuleering
ingebrachte beschuldigingen: „Sokrates
is
te
zoeken van de
schuldig,
oorloofde zaken bezig houdt (.-legiegyd^szai
;
omdat
hij
tegen
zich
hem
met onge-
het karakter van den ^isgisgyo;
met het onderzoek naar de geheimen der natuur en met ten slotte omdat hij anderen dit pogingen onrecht recht te doen schijnen tracht te leeren." - In de laatste woorden ligt de angel: de Atheners mogen vrij liberaal geweest zijn tegenover andersdenkenden; gevaarlijk werd Theophr.
bij
XII),
;
de positie van dezen, zoodra ze hun leer verbreidden. En met een aanklacht dos^Eia, opzettelijke verwaarloozing der goden, viel niet te spotten.
van
Want met
recht
men opgemerkt,
heeft
dat
de 5de eeuw de religie van
in
de groote hoop weliswaar zoo langzamerhand niet veel meer is geworden, dan een geven aan en een terug ontvangen van de goden, maar toch is in
wezen de democratie op de aristocratie;
bij
religieus gebied"
argwanend en even conservatief
elke beroering, die den staat
de goden en de angst met de zondaars philosophen gepermitteerd
blijkt
treft,
te lijden.
De
herleeft
als
de vrees voor
schijnbare vrijheid aan
daarom een zeer precaire geweest
te zijn:
Anaxagoras wordt verbannen, Diagoras vogelvrij verklaard, Sokrates drinkt den giftbeker. Trouwens Galileï, Bruno, Des Cartes, Spinoza en zooveel anderen
hebben
zeggen,
dat
hebben, dat c
ook
al
geen
de philosophen, zij
gunst gevonden die
niet
:
in
het algemeen kan
met de mode meegaan,
.-roayfiaza .lagé/ovoi xal sxovacv.
dit
men
gemeen
-
Zóó ongeveer kan men de aanklacht formuleeren en zulk een Sokrates heeft
men
bij
herhaling
kunnen
aanschouwen
zwetsend over zaken, waarvan de ware
S.
niet
in
het
Aristophanes'
Nubes,
minste verstand heeft
21
ZwxQaxrj
yoLQ êcoQÜTE xal aviol èv Tfj 'Agtozocpavovg xcojucodia,
cpdoxovxd
Jiegirpegó/xevov,
ey.d
riva
Ttoklijv
cpkvaoiav (pkvagovvia,
uixgóv
TiÉQi
è7iiox)]jurjv,
xig tieqI xójv xoiovxcov ooq)óg èoxiv
vnb MeXïjxov xooavxag dixag (L
avÖQEg
eym ovdkv ovxe
cbv
ovöev
'Aê^rjvaïoi,
cpvyoifii
— dXXd
—
ydg
/ut]
nwg
oi
v/bicüv
èjuol xovxcov,
èuov ncónoxE dxrjxóaxe diaXeyojUEvov
ojuixgov
Eioiv
[xÉya
ijxovoÉ
Tj
xal
öiaXEyojuÉvov,
xdXXa
— (pgdCexE
xoiovxoi
xovxov
èx
d
TiEgl è/Aov
ovv dXk^Xoig
vjuwv ijuov
xig
5
èyó)
judgxvQag ds av vjuajv xovg d
/uéxeoxiv.
noXXovg nagkypnai, xal d^uo vfidg dXXrjXovg diddoxsiv q)QdCeiv, öooi
ome
ixéya
rrjv xoiavxrjv
xal ov'i cbg dzijudCcov Xéyco
èndiü).
ei'
dego^aieïv xal aXXr}v
te
ök
ticójioxe
ei
Ï]
Jisgl xcöv xoiovxcov 5
on
yvcooEO^E
re xal
— jioXXol
xoiavx'
èoxl
xal
ol tioXXoI Xéyovoiv.
'AXXd ydg ovxe xovxoiv ovèév èoxiv, ovöé y^ eÏ xivog dxyjxóaxe (bg èyó) JiaiÓEVEiv èjiiyEtgai)
ovöe xovxo dXi]&£g.
(ovTS fiéya ovzs fitxoóv
dv&gdinovg xal xal xovxó yé
etieI
öoxeT xaXöv
reeds op
een zeer gewone,
is
xQ'>]l^(^^o. ^QÓ-xxofjiai,
juoi
teruggaande polairexpressie, hier door ovöév versterkt
Andoc.
op welke
treffend uit een plaats,
Wilamowitz
v.
Philo, die natuurlijk slechts aan één
^TjTcöv
gelooft, uitroept
leg. 2S5,
fals.
zoovele
Ant. 500), voegt
hij
waarheid dezer bewering
ook nu weer (av) Sokrates
hooren
disputeeren
men
01
715 b
31.
l.,
een
;
de
hij
als
onjuistheid
hyperbaton
als
min-
voor behoeden
er niets van.
d
xal avxoi de karikatuur van
zij
van
zij
hebben van
deel
dit
hoe waardeloos de
concludeeren,
dit uit
hij
er
meerderheid der Atheners
groote
Nubes gezien hebben: de
uit
kan
even goed
staven,
Aristophanes'
in
evenwel kan
a
néyioxE fiaodsv
arrenmoede een dergelijke
uit
verklaring zou afleggen, maar inderdaad weet
De
w
blijkt
er ironisch aan toe, dat Meletus
hij
malen zou aanklagen, dat
-
waar de Jood
attent maakt,
- de Hemel moge hem
achting voor een dergelijke kennis
hem
God
93
Phileb. 33 b, vgl.
dêavazcov, vgl. Soph. Ant. 1109). En niet zegt
y-ai
(Dem. de
Homerus - x als
hoezeer dergelijke wendingen tot manier zijn geworden
29:
I
EÏvai, e
rest is
immers
S.
de aanklacht
(tuDm
jieqI sjuov
Phaed.
88 a
dat
menschen opvoedt en dat wel voor
nXiov
ïzi
tcoi
Uyovxi, Legg.
enz.).
Even onwaar
is
de aantijging,
geld (Nub. 98-99, ontkenning
bij
waardige gave
staat
Gorgias,
een
is
daartoe
Prodicus,
in
een
hij
Xen. Apol. te
Hippias
zijn.
16),
hoewel het een benijdens- e slechts aan een
Men denke
- Protagoras wordt
niet
genoemd.
22 ei'
oïóg
lig
z'
dvdgcónovg mojieq Fogyiag
Jiatdeveiv
eït]
ze 6
AeovTÏvog xal Ugódixog 6 Keiog xai 'Inmag ó 'HXeTog. tovtojv
ydg 5
avdgeg,
öy
l'xaoTog^
véovg
lovg
nóXeoiv
ológ
— olg
d::ioXi7ióvzag
5
Jiei'&ovoi
Tug Ixeivcov ^vvov-
KaXUa
zcp 'IjIjIovixov
övo vel
— "'Q
oocpioxalg JiXsico
KaXXia,''
og
ngooï)xovoav
^v/ujiavzeg
r/
zovzov ovv dvï]gó^}]v
'
èyevéo^tp,
b i^uoêxóoao&ai
èzv^ov ydg ngooel&cbv dvögl
èjiidi^jnovvra
fjad^ójj.riv
juóoxü)
rcöv
^vveivai ygruiaia bibóvxag xal ;fd^M'
acpioiv
og ZEzéXexe ygrjjxara
r/
ey.dorrjv
eig
èneï xal dXlog dvijg èoxi flJdgiogJ èv&dde oocpbg
jzgooeidévai.
ov èyó)
icbv
éavTCOv jioAitojv ngóixa
xcbv
— romovg
20 ^vveïvai co av ^ovlcovrai oiag
eotIv
r'
è'^eon
ó'
))v
è'jueXXev
dger7]v,
ydg avzcö
zd> vel tiwXco
Xa^eïv xal
è7iiozdzi]v
avzói xaXfh re xdyaêd) noirjoeiv ö'
fjv
oov
èyo), "el jLiév
dv avzdlv
ei'^ojusv
aXloi,
ol
— èozóv
dv ovzog
i)
zcöv Itttzixcüv zig
tï]v
zcöv
7]
yecogyixMv' vvv ó' eneidrj dvêgciiJico èozóv, xiva avzoTv èv vcp eyeig èmozdzïjv X^^elv
zig zrjg zoiavz7]g dgezrjg, zfjg dvd^gix>mvrjg
;
xal jTO/uzixijg, èmoxi]jua>v èoxiv
5 ze ZTjV
véoiv
x(7)v
eoxiv
xxfjoiv.
oluai ydg oe èoxéq)&ai óid
;
zig,"
erptp'
ov
èyoj, "}}
;"
"Ildvv
omdat hij reeds overleden is -, die het vermogen de jeugd tot zich te 20a lokken en voor geld te doceeren, terwijl ze hun nog bovendien dankbaar is! (nsiêovai
p
i.
v.
gesproken rede
men
vindt
het
verwachten
te
een
in
een voor de vuist
man
dergelijk
heeft hij
ook Cratyl.
Eupolis Kólaxsg,
Protag., of
hij
een
Arist.
Plut.
V).
hij
voor
zijn
Paros,
voor
Euenus, die
de belangrijkste vraag vijf
mina's"
Phaedo 60 d
genoemd wordt, daar honoris causa"
te
Euenus benijden, wist
te
zij
niet
hij
21
gebruikelijk c,
is
Demosthenes
onderricht en
brengen istiKslcög tegenover
als hij
met ironische
(Opvallend
is
in e.
prijs
dat hier
het,
als dichter, elders als rhetor verschijnt,
het
had
de derde plaats stellend. „Euenus, uit
was het antwoord.
citeeren,
omdat
in
S.
S.'s
zich de
even goed
veulens en kalveren een opzichter had kunnen krijgen,
bevestigend geantwoord. „Wie, van waar, hoe duur", vroeg gretigheid,
rijken
stierf (Plat.
Die had twee zoons en op
voor hen had gevonden, opdat
leermeester
„menschelijke'" en sociale voortreffelijkheid zouden verwer\-en, Ij
3916)'.
gehoord door den
Hipponicus' zoon, die door de Sophisten geplukt arm
Callias,
vraag
is
bijna woordelijk terug Theag. 128 a, vgl.
nog van een ander
Ja
jisi&siv
avaxolovd-ia na ológ r èariv; de geheele passage
te tolereeren
met name
een proces iemand „non a.).
in
Toen moest
S.
dezen
zoo schoone harmonie
jibj/xfiskcög, :jh]fifi£).FTv, Critias 106 6:
23 "/E,"
ó'
)]
"Tig,"
og.
;"
Siödoxst
"Evrjvoq,"
d'
r]v è'q)r],
"xal Tiodanóg,
èycó,
tov Evtjvov èjnaxdgioa et (hg
xal èycb
èxaXXvvó^Yjv TE xal fj^gvvójurjv av
ov ydg
ov ydg
vucbv
rig
oi'V
nó^ev
Jigdyjua;
êoTi
zi
dXkolov
EJigaxxEg
èjuol
öia^okai ooi avzai yeyóvaoiv ;
?Myog yéyovEv,
xe xal
cprjjuï]
XéyE ovv ^juïv
ol Jiolloi.
rj
oov avxooxEdidCco^uEv." xavxi
TXEgl
6 Xéycov, xdyój
o
ïocog' ""AXX^, co ^LcoxgazEg, ró
al
övo/ua xal
jiEJioirjXEv xó xe
xi
dXiq&Eiav
xr]v
ovÖev dXX'
dxovEXE
oocpiav xavxr]v
öi]
ovx ooxig
xivd
juEiCco
Ejpi
fj
dr]
Eycoye
êogv^^oijxe,
fii]
ons „goedkoop" geeft het woordspel
xfj
èufj XJyEi.
ongeveer weer)
op zulk een gave zijn geweest! Men zou nu misschien S. kunnen
eIev,
:
juoi^
xi
v/mv
althans zou
zelf
rj
e
dXX'
xai
èdv dó^co
firjd'
5
xcö ovxi
'
èjiioxajuai,
ai'xrjv
di'
noiav
dv, ovg dgxi
dv^gconov oocpiav oocpol
xax'
öyj.
jiaoav
"A^Jrjvaloi,
ovxoi dk xd^
ipEvÖExai xe xal ènl dia/ioXfj
cprjol
dvdgeg "A^rjvaïoi,
Eivai oocpóg.
ov f dg
XÉyo)
xi
dvdgeg
co
ïocog dvégconivr] oocpia
rjjiEg èoxlv
;
ydg xivövvEvcü xavxrjv eXEyov,
ydg,
èyco
ègój:
Yoxe,
oocpiav xivd xovxo xó övojua è'ox^xa-
did
})
ixr]
eoxiv xovxo
tiox^
dia^oXt]v.
xrjv
xi
jjirj
öoxeï öixaia Xéyeiv d
juoi
dnodeX^ai
vjuïv TiEigdoojuai
ei
èoxiv, i'va
xi
xal iocog juh dó^co xiolv vjucöv TiaiCEtv ev fiÉvxoi v/uTv
5
oov yE ovÖev tcöv dkXcov negixjójEgov Jigay/ua-
örjjiov
xEvojuÉvov ETiEixa xooavxi]
fjjUEig
c
Tavxa' d^2'
yjniord/irjv
ei
ravrtp
e'/oi
yovv xal avxbg
èycó
èmoiajiiai, co üvögEg ^A^rjvmoi.
'Ynold^oi av
obv
alrjd'wg
ovTcog EjUjUEkojg diödoxEi.
Tïjv TE'p'ïjv y.al
ttÓoov
tcal
"d) ^(bxQaiEs, Hagiot;, JiÉvxe av(ov."
hij
c
fier
(jisQixxózEQov)
een
slechte
besluit over
naam
ten
is
deel
hem nemen. Het
gelijk
heeft
en
hij
naam
heeft
hij
zich
als
vragen,
in
welk
opzicht
anders (aD.oïovj doet, dan de groote hoop, dat
of
zal
gevallen,
wil S.
opdat
de
rechters
geen
voorkomen, dat degeen, die
dus trachten een antwoord
te
geven.
meer
hij
hem
zulk
overijld
d
dit vraagt,
Zijn slechten
verworven wegens het bezit eener wijsheid, die men
de „voor den mensch bereikbare" (av^gconivr)} zou kunnen definieeren,
terwijl
de heeren sophisten blijkbaar een
xax
av&Qomov)
hem
rustig
aan
wijsheid bezitten :
niet hij
spreekt
- voor het
„bovenmenschelijke" (fieiCw uva Sokrates onbereikbaar.
woord (ov yag
èjuèv
P/
Men hoore
èqw rov
Xóyov,
e
,
24
ydg
5 }iÉya Xéyeiv ov
ègw tov Xóyov ov av
s/uóv
d^ióxgecüv vjuTv tov Xéyovxa dvoiou).
èonv ooqyia
fjoxé
Tamrjv xal jueê^
qpvyrjv
T)]v
XaigEq)d)v, cbg o(podgdg
7]v
omog
nov.
èjuóg
rig
te
xaTrjXêe. xal ïote
vjuöjv
xal
öxi ógju^oEisv.
Ècp'
övj
A£X(povg èXêd)v èxóXjurjoe tovto /xavzEvoao&ai
5 eig
etg
haïgog
véov xaï vjucov tco TiXijêet [eToXgóg te xaij ^vvécpvye
èx
fjv
ydg
Xaigeqjcövza
21 AEXq)oTg.
dir ei dr]
kéyco, èjuiïg,
judgzvga vfxèv Tiagé^Ojuai tov '&sbv tov èv
oia,
y.ai
ydg
rfjg
Xéyo),
'dogv^EÏTE,
fx-i]
eb
ovv
dvEÏXEV
oo(pü)TEgog.
xal TOVTOiv
fj
— ijgsTO
ITv&ia
dÖElqyog
6
TiÉgi
dvdgeg
vjlüv
ydg
ètj
ovtooi
oTog
— xai,
öneg
Tig èjuov sir}
ooq^WTEgov
jurjdéva
avTov
ei
dr]
jzote xal
Eivai.
juagrvg/jOEi,
èneiöï] èxeïvog TErsXEVTrjXEv.
^xéifaa&e
b
ö^ev
ieiv
cbv è'vexa
drj
jLWi
dia^oXï]
fj
èved'Vjuovjurjv ovTcooi'
TETai;
èyd)
ydg
5 oocpbg
ÓjV
ti
een formule
wien
(oïa)
ome jiote
amovendam I
verwijst
hij
21a aard
ovv
„ad
480 N., Alc.
fr.
drj
"Ti
zijner
113
c,
xavia kéyco' jxÉlXvi ydg vfxdg diöd-
xama ydg
yéyovev.
Xéyei
(pdoxo)v
wijsheid.
men
verwijst naar Eur.
maar de god
in
Delphi, naar
getuigenis afleggen van het bestaan en den
Immers Chaerephon - door Aristophanes spot-
tend als vvxtsQi's, vleermuis, aangeduid, door Plato Charm. 153A
wegens bleek,
zijn heftig
verwilderd
404
die
in
het
eenmaal
Sokrates.
(Xen.
karakter, de uiterlijk
democraat
het in
man, die door doelwit
zijn
als /^avixó?
zonderlinge manieren en
werd
ballingschap
van den spot der komedie en was gegaan - Chaerephon had
gewaagd Apoilo te vragen, of wel iemand wijzer was dan Het antwoord van het orakel - Chaerecrates, Chaerephon's broeder
Mem.
(Vlgs.
als
aivk-
èuè oocpoiTaTov elvai;
invidiam", waarvoor
zal
dxovoag
ovte o/Luxgóv ^vvoida èuavTcp
juéya
Eur. Hel. 520 enz.),
{avoiaw),
èyó)
jiote XéyEi 6 éeóg, xal ti jiote
II
3)
zou het kunnen getuigen
Diog. Laert.
II
- was
ontkennend.
37 luidde de uitspraak:
dvdgcöv OTidvzcov —coxQaTrjg aocpcozazog vlgs. Schol.
Nub. 144: ao(p6g 2o(po>iXfjg, ooq^cóxegog 8' EvQtJiïdtjg'
dvdgcöv 8s navzmv ScoxQazrjg aof/cózazog, vgl. Cic. Cat. Mai. X.XI 78).
b
Op
af, wat de god dan toch wel immers eenerzijds was hij zich bewust
het hooren van dit orakel vroeg S. zich
bedoelde en waarop
hij
zinspeelde:
niets te weten, anderzijds wist hij, dat liegen in strijd
is
met de natuur van
25 ov ydg juèv
xpevdexal ye' ov ydo êéjuig aurw."
drjjiov
t]7iÓQ0vv
xQ'^'^o^
avzov roiavirjv nvd
Crjrrjoiv
doxovvxojv oocpcbv jxavTEÏov
xEQÓg
ov ó'
èoxi,
Xéyeiv,
xoiovxóv
oxo7iü)v
èyoj
èvrav'&a
tiov
tioXvv
èm
Jidvv
êm
riva rcöv
èkéy^cov
ro c
"Ovxool èuov oocpd)-
— dvójuaxi
öiaaxojicbv ovv xovxov
dé xig xcov jxohxixMv ngóg öv
fjv
enad^ov,
xi
öiaXEyó/LiEvog avxcp, ëöo^é
y.al
juóyig
yjX^ov
eïtieq
red XQijojuqj öxi
èjUE E(prjo^a."
ydg ovöèv öéojuai
EJiena
èrgajiójui^v.
(hg
eïvai,
dnorpavwv
'Kal
UyBi'
jioTE
Tl
avÖQEg
eb
'A'&rjvaïot
— xal
5
ovxog 6 dvi]o Öoxeïv juèv sivai
jlioi
oocpbg aXXoig xe nolXóïg dvd^QWJxoig xal /udXioxa êavxqJ, EÏvai d' ov'
xajiEixa ijxEigwiiirjv avxcö ÖEixvvvai öxi oïoixo
ooqjóg^
EÏi]
Xoïg
naoóvxwv
xcóv
öxi
xovxov
jUEV
juÈv
ydo
f]jua)v
ovxog
jLiEv
olda,
ovöÈ
dXXoig
niet
(ngog
ov)
xavxa
van
overtuigen,
bewust
juist in die
op
bij
drie b)
ovdk
öoxovvxoiv
avxcö
xivi
Eiöévai.
ol'ojuai
oo(pa)xÉga>v
xal ivxav&a xdxEivco xal e
I
5),
hij
daarom
door een onderzoek van den volgenden
iemand, die voor wijs gold
tot
maar
het
- met name
was een
zoodat
hij
te
politicus,
dat
hij
bleek
wil hij
^
met wien
hem, dat de man
wezen. Tevergeefs trachtte S.
heenging,
ééne kleinigheid
overtreffen,
diaksyófiEvoi)
(y.al
zonder het
wijs te zijn,
te
wotieq ovv ovx
het volgende passeerde. Bij het toetsen (Siaaxojicbv) en wel
te
hem
olèa
jurj
eöo^e^
te toetsen
door middel van een gesprek
meende
xivdvvEVEi
382e); na langen strijd {fióyn; jidvv) besloot
II
aanduiden (Aristaen.
hem
Eijui'
d7irjx^ói,ii]v.
begaf zich
hij
hem
d
d7xid)v èkoyiCó/^rjv
Eiöo)g, èyco dé,
exeivov
xcóv
jja
de waarheid van het orakel aard:
d
öxi
Eivai,
xavxd
de godheid (Rep.
ovv
d'
yovv xovxov yE Ojuixgcö
ëoixa
'
dlXov
/lioi
ovx
Eidévai
xi
oïojuai
:n:o}iXolg
slvai
ovöéxEQog ovèkv xaXov xdya&öv elöévai, dAA' 5
oÏExai
èn
xai
Eivai
èjuavxov
ixgog
/nh
xe djzijx'^ójurjv xal txoX-
xov dvd^ocÓTiov èyd) oo(pa)XEQÓg
Tovxcp oocpcóxEgog
EvxEvésv
ovv xovxco
d' ov. evxev'&ev
hem
daar-
d
door den man gehaat, maar zich
(a/ity.ooji
zivi
arrwt tovkoi, Rep.
484rf)
wist niets te weten. Dezelfde ervaring deed hij
een ander, die voor nog wijzer gold, dan de bovenbedoelde politicus, e overeenstemming met zijn drie aanklagers onderscheidt S. hier
In
groepen:
a)
de dichters,
weten hebben en
de
politici,
vertegenwoordigd door Lyco, die niets weten,
vertegenwoordigd door Meletus, die slechts een c)
onbewust
de handwerkslieden, vertegenwoordigd door Anytus, die
26
ram'
Merct
5 èdóxei
ovv
on
oxojiovvxi TOV xQV^I^ov 22 döÉvai.
xai
èvöeeig eivai
edo^dv
vjuTv
dr]
Ti]v
xi
oXiyov
dvdgsg
elvai
jiXdvrjv
£jur]v
fja
''A'&rjvaïoi
EJiadóv
ydg Jigóg
toiovtov
ol juèv
nXdorov
tov
öeïv
èm
tó
Jigóg
qyQovi/ua)g
exeiv.
juavTEia yévoiTo. jUETa
fj
ydg
rovg JToa]Tdg Tovg te tcöv Tgaycodicóv
TOvg t&v dv&vQdf.iPa)v xai rovg dXXovg,
b xai
öoxovvzag
ri
— dei
ÈmÖEl^ai coojieq nóvovg rivdg
novovvrog ïva uoi xai dvéXEyxTog Tovg TioXiTixovg
xai
Jioidod^ai' ixéov ovv,
ajiaviag zovg
juoi
fikv
dvayxaïov
xard rov &eóv, dXXoi ök doxovvTEg q)av-
'QrjrovvTi
ènieixéoTEQOi
5 XórsQoi
êm
èycb
pirjv
evdoxijuovvreg
[idXtoTa
öeT
léyeiv—f]
Tdkf]'&iï
f'fiag
TL Xéyei,
tov xvva, co aVó^e?
vij
alo^avójuevog
fja,
djirjx&avójurjv, öjnax; dè
&eov negl nXeioTov
tov
ro
elvai
EcpE^rj(;
ijdr]
xai öedicog
kvjiovjuevog
óg
èvTavd^a
èji'
avTocpwQcp xaxahjywfiEvog èfiavrov djua&éoTEgov EX£iva>v övxa.
dvaXau^dvcov ovv avTCOv tu hun vak
maar nu ook
verstaan,
jioi/jfiaTa
ten
a
lun eÖÓxei /.idXiOTa
onrechte meenen
van andere dingen
verstand te hebben.
Hoewel
èn
hij
maakte, meende
22a
tot
die
allen,
zoek in
lippen
Het
heetten.
wijs
het
te
meest
nemen,
allen
is
te
(Wat
omgekeerd.
en
tegen
verschijnsel
dit
juist zij, die
eigen: zoo
volkeren
de formule
i.
p.
den god weg
gebruik schijnt
dezen
in
tijd
den spot der komedie en Plato Gorg. 482Ö de wending S.
moet dus
denkt aan
zijn
/tct
-
/
naam
een woord, dat vaak op den het
lijkt,
ri]
den fabliaux-
bij
(Gorg. 466c) óf tov yjjva
i.
hij
meende
zwoer
hij
ten in zijn
bij
te
vr)
zwerftochten vertellen
-
t6v Zfjva:
hebben blijkens
zelf gebruikt ongetwijfeld niet
tov xvva tov Aiyvjinov
substitueert
hij
v.
p.
den lachlust opgewekt
dwalen vele menschen leerde kennen orakel
xvva
naam op de
vroom, dat
zonder ironie
{)EÓr).
een tweede Hercules, als
zich herinnert, hoe ook die tevergeefs zijn vaderland zocht en
het
róv
vi]
de inspanning, beter misschien een tweede Odysseus,
b voerde hem
onder-
Sainte-Marie. Plato laat naar Schanz' juiste opmerking
v.
den naam van
èf
men
leest
zijn
bij
den grootsten naam
verklaren uit den schroom God's
schrijver Rutebeuf (13de eeuw) van een ridder, zóó
Sainte-Garie
moeten gaan
te
was teleurstellend:
resultaat
gehaat
zich
hij
toch zijn taak te moeten voortzetten en
den geest van de godheid vielen
hadden, betreft,
met smart èn met vrees bemerkte, dat
hij
slotte
toch
(xai)
de tweede plaats
met het teleurstellend
onweerlegd zou tot
de dichters,
blijken. in
bij
als
men men
dat rond-
resultaat, dat
Want
zijn
weg
wier tegenwoordigheid
eigen grootere domheid „met de stukken"
{èji'
avToi,
27
xal
Tl
(Xjua
dnelv,
negl
Tahjêij'
oUyov avicov
emsTv
avTol
cbv
èv
noirjTCÖv (pvoec
ajiavieg
ydg
av xal
ovv
eyvcov
tcbv
dXXd
èvêovoidCovreg
cóoneg
ydg ovroi Xéyovoi loiovróv
xal
7i£7iov'&óxeg,
djiia
c
ol
xal xaXd, ïoaoiv
juèv 7io?,Xd
nd^og xal
xi fioi è(pdv7]oav
fjo^^ójuijv
xal
ê^eo/udvreig
ol
avxdw
ol
did xijv 7ioit]oiv 5
xdXXa oocpoixdxwv slvai dvd^gÓJTOiv d ovx
xal
ovv xal èvxev&ev
djifja
vjuïv 5
l'jTog
Jiegl
öè ovdèv cbv Xéyovoi.
oiojuÉva>v
ovv
cbg
ófjiéov.
nagóvzeg dv ^éXriov ëXeyov
ol
èjisjioi^xeoav.
^grjojiupdoi' xal
jioii]ral
dè
öiicog
Xéyoiev, ïv"
rt.
aioyvvojuai
oXiyco tovxo, oti ov oocpiq notoZev d jioidïev,
xal
Tivl
amcbv.
Jiag'
juavd'dvoijui
avdgeg,
d)
ditjQwrwv av avTovg
avzólg,
jiejiQayfiarsvo'&ai
tjoav.
xcö avxcö oióuEvog Jisgiyeyovévai
ameg
xal xd)v jioXixixöjv.
èm
ovv
TeXevxcov
Lys.
21) te
I
^vvïjörj
öxi evgrj-
fjdr]
xovxov
d syco ovx yjnoxdjutjv xal fiov xavxr]
xal
ojieg
d
ovx,
jiisv
dAA', d) dvögeg "Ai^rjvaïoi, xavxóv juoi
oo(pd)xegoi f]oav. djudgxijjiia
ydg
èfiavxa)
'
xal
èjiioxajuévovg.
£rfevo&ï]v, dXX' tjjiioxavxo
exEiv
i)a
xovxovg Ö^ ev
è'jiqg elnelv,
xaXd
xal
TioXXd
ooijui
xovg '/^eigoxéxvag
óg
ovöèv èjiioxajusvo)
ol
Jtoirjxal
kunnen bewijzen: maar ook
edo^av
xal ol dyad^ol drj/uiovg- 5
hem
hier wacht
een teleurstelling;
de anderen begrijpen de beste werken der dichters beter dan deze zelven,
want
zij
schiepen hun gedichten, gedreven door hun instinct en onder god- ^
- De
delijke bezieling.
rfvaig
is
het, die
hen
dreef, niet
gelijkbaar
met de
die
zieners,
bovendien meenden
wijs
te
zijn
waren, zoodat S. tot de conclusie kwam, dat -uit
èvTsvêsv
Ten
slotte
=
au' avrojv) overtrof
ging
hij
vakkennis (sjiiarao&ai
maar wegens
S.
hebben van de
te
als
hij
de vraag
zich
hun met d^ia&ïa verbonden
hem
een gewin
is
te zijn,
zijn
dus ver-
zij
te
het
niet
suppleeren
hetzelfde als de politici.
wie
bij
hij
kon verwachten. En daarin bedroog
hun verdere knapheid verduisterde
moet dus,
waarin
hen (avxcöv
die speciale kennis {lé/vrjv, vgl. Lys.
aanspraak op verstand fout
in
dat
in hij
naar de handwerkslieden, !)
(lo 533^),
réxrrj
Zij
onbewust veel schoone dingen zeggen. En
ook nog
zij
de
-
de goddelijke fiavïa (Phaedr. 245a), niet het verstand.
I
politiek
(unéy.QVjizEv
stelt,
16)
-
met zekerheid hij
maakten
ra fiéyiaxa
zich niet, zij
-
er
ook
welke
= r]q>dviCEv, Nub. 542).
of het voor
hem
verkieslijker
is
aoqTca te bezitten, zich zelf antwoorden, dat het
zooals
hij
is.
d
28 yoi
— dia
x6 rrjv réxvrjv xaXcög èieQydCeo&ai sxaoiog t)^iov xal
raXXa rd juéyioza ooq^córaxog EÏvai xal avzayv avxrj e
uéleia
èxelvrjv
anÉxQvnzev'
oocpiav
t)]v
nXrjfx-
fj
ue
ojots
Ifiavxov
dvegcoxav vjieg rov XQTjoijiOv Jióxega de^aip7]v dv ovxmg wotieq
djuaêiav^
XTjv
n
jutjxe
E'/Eiv^
è'xco
oocpög a)v
èxEivcov ooqpiav
xijv
djUipóxEoa d exeIvoi è'yovoiv
)]
e'xeiv.
djuad'rjg
jli7]X£
djiExoivdjutjv
5 ovv èjuavxo) xal xqj )eor]oiuc5 ozi uoi IvoixeXóï coojieq e^co
^Ex xavxrjol
è^ExdoECog,
xfjg
di]
oj
dvÖQEg
e'j^eiv.
noXXal
'A&7]ï'aloi,
23 uÈv djiÉy&Eiai juai yEyóvaoi xal olai yaXEJidóxaxai xal ^aovxaxai,
öca^oXdg
TioXXAg
cooxE
aocpóg
Xéyojuai
EÏvai'
avxcov
dn:'
övo/ua dk xovxo
yEyovévai,
ydg
ol'ovxai
jue
éxdoxoxE
nagóvxEg
ot
xavxa avxóv EÏvat oocpbv d dv dXXov E^EXéy^o). xó dè xivèvvsvEt, dvÖQEg, xcö övxi 6 d-Eog ootpóg slvai,
5 co
xovxo XéyEiv, öxi
dvd^gmmvtj
f]
oocpia
xal èv xcö
yQr]oiJ.co
oXiyov xivog d^ia èoxlv
xal ovÖEvóg. xal cpaivExai xovx' ov XéyEiv xov Zoixgaxi], Jigoob xEygyjod^ai
dv
cóoTiEQ
öoxig
Èoxiv, xfj
Hvwv
JXQog
C^xü) xal
dv xiva
&ECO
xo)
Dit
noiovfXEVog,
nagdÖELyf-ia
Eyva>x£v öxi ovÖEvóg d^ióg èoxi
ovv èyco
xaxd xov
juèv
doxwv xal
oocpöv eIvol' xal ijiEiddv juoi oxt
EvdEixvvjiiai
ovx
xal vvv
è'xi
d^sóv xal xcov
doxfj,
/ui]
vnd
xal
ooqpóg.
eoTi
onderzoek evenwel heeft hem een vijandschap van velen op den hals „van
het allerlastigste soort" (oïai xa^s^fórarai
eïvai is een explicatie
sivat, Theaet. 1606).
Legg.
ovzi,
niet
b ègovaiv oi die
als
{örofia léyouai
= óvo/udCo/nai
;
V
731e)
Maar inderdaad is
zoo zeer op
no'/lol S.
van wien
rjfiag),
begrepen hij
en
ootpo?
van het aankondigende zovto met een abundeerend sirai,
avdga
bij
,,\vijze"
8, 2)
verba van noemen: Protag. 31 Ie ooqioxrjv ovo^idCovot
meer
uitspraak
etai of
nl.
Symp. 220b ovzog Jiayov oïov ösivoidrov, Xen. An. IV
vgl.
siev,
ieder,
ejue
vjucbv, d) dv&gcojioi, oocpd)xaxóg
xam
EQEVvöj
gelijk
hij,
"Ovxog
2!a>XQdxï]g
bezorgde hem den naam van
TCüt
ovói^iaxi,
ooqpiav."
ol'oy/uai
^o^j&o)}'
gehaald en wel
av
èjucö
ebioi öxi
ÓJOJIEQ
dXrj&Eiq
5 jiEQUcbv
23a
ök xcö (^eI)
slechts S.
{zo dé versterkt
de godheid wijs en doelt
(/.éysiv
met dubbelen
doch gebruikt hem slechts heeft,
meent dat
dat hij
hij
wijs
niets weet!" is,
accus.,
I.
A.
als
hij
met deze zL
voorbeeld „wijs
Daarom I
zov
Crito 4Sa
blijft
toetsen {zwv dazcbv xal
een frequente polaire uitdrukking, O. R. S16, C.
—
met een pleonastisch
hij
is
een
^évwv
is
463, Theognis 793,
29
ome
TavT)]g Tijg aoxoXlag
ii
eijul
ngd^ai
tojv Ttjg nókecog
yéyovev a^iov Xóyov oihe tcov oixeicov,
dkk'
oioh\
(xoi
èv Jievia juvQiq
dia tI]v toÏ' &eov Xargeiav.
Ilgóg dè rovToig oï véoi èonv,
oyjoX-f]
ol
c
jzkovoKürdrcov
tcTjv
— olg
èjiay.oXovd'ovvTeg
juoi
— avTÓjuaioi,
[xdhoxa
xaiQovoiv
dxovovzeg è^ezaCo/uévcov rcov dv&Qcbncov, xai avrol jiokldxig
eha
fiijuovvrai,
èjxe
evQioxovoi
ólfxai
dvd-QcójKov,
da
eièózcov
avzójv eiezaCójuevoi
è'xovoi
fxev
elöévai
ovv
èvrevd'Ev
5
xi
vn
oï
dXX' ovy avzoTg, xal Xé-
ogyiCovzai,
xal dia(p§eig€i zovg d
zlg èozi jLuagd)zazog
ovdèv elnelv d/A'
jiiev
xazd ndvzwv
zd
"zd
Xéyovoiv,
özi
vojuiCeiv^^
xal ''zov
Lys.
ovdév.
i)
xdneaa
èierdCeiv
oiofiévcov
xal èjieiödv jig avzovg ègoizq özi ttoicöv xal ozi öiödoxfov,
•
dnogelv,
hij
d(pdoviav
öXiya
ê/nol
yovoLv cog 2'cüxgdzi]g
véovg
dXXovg
è7ii)(^eigovoiv
noXXrjv
XII
fiexéojga i]zzoj
dyvoovoiv^
vno
xal zd
Xóyov xgeizzo)
enz.) en als dienaar van de
35
niét wijs blijkt te zijn.
dè
l'va
Deze bezigheid
heeft
zd ydg
/ui]
5
dX7]d"r]
dezen er op,
wijst hij
hem
öoxcöoiv
xal "i&eovg
yfjg''
jrofetV."
godheid
fj-i]
ngóx^iga zavza
zon' cpiXooocpovvzcov
als
verhinderd zich ernstig
of met zijn particuliere aangelegenheden te occupeeren, doch c duizendvoudige armoede - nagebootst door Aristaen. II 18, waar
met staatszaken hij
in
leeft
de geplukte minnaar heid
achterblijft èv jisvcai fivfjiai
- wegens
zijn dienstbaar-
aan den god (een Xdigig 'AjióXXo3vo? noemt Cassandra zich met trots
Troad. 450,
schildert S.
die ozav
zooals Tiresias zich een Ao^iov SovXog noemt).
juist
Daar komt met genoegen
de jongelingen, speciaal de
dat
bij,
optreden waarnemen,
zijn
rijke,
ja zelfs dit
hem naloopen en
nabootsen - kostelijk
Rep. VII 539b dit optreden van zulke „jongeren der philosophie",
jiq&zov /.óycor ysvoiviat deze misbruiken
zó
om
steeds te dispu-
teeren xai {.uuovfxeroi rovg i^fXéyxoriag avzoi a'/lovg è^eléyxovai, als jonge
hondjes behagen scheppend jc?.Tja(ov
wijzen,
-
dei die
dan vinden
:
maar
S.
noemen. Vraagt men hen dan of
„raken Phil.
zij
XVI
1
zij
het
é"/.xEiv
ze
xal ojiagazzsiv
een grooten
op zich
zelf {avzoïg,
schelm en een
S5)
en
zovg
om hun
Soph. 2306) ver-
bederver' der
echter, wat voor slechts die S.
de kluts kwijt" {dyvoovatv, Thuc. IV p.
zcöi kóycoi
natuurlijk een grooten overvloed van schijn-
gelijk redelijk ware,
niet,
toornd worden,
in
96,
jeugd
dan toch doceert, P.
verlegenheid te verbergen
Shorey Journ.
komen
zij
aan
met die gemeenplaatsen, die men steeds hoort aanvoeren tegen de philosophen, dat
hij
hun
nl.
de geheimen der natuur, atheïsme en de kunst zwart
d
30
ovx av
oïofxaL
e jioiov/nevoi
XéyovTeq
TiL'&avax;
xal
TiaXai 5
Avxojv öè
èyw
xavr^jv
ujucbv
oJjuai
wza
ra.
y.ai
rovrwv xal MéXrjxóg
èx
xal "Avvxog xal Avxcov, MéXrjzog juèv vjieq xcöv
24 Tü)v noXixixfbv] ,
aQxóiuEvog
ovv
are
vjucöv
è^u7i£JiXSjy.aoi7>
dia^dXXovreg.
ax&ófxevog, "Avuxog
Tioirjxcbv
ovöév.
dk
noXXoi, xal ^vvzeTajuévcüg xal
y.aï
è/uov,
jieqi
ocpodgöyq
£7iÉ&Exo
j,ioi
ocpodgol
y.al
xaraèyfAoi yiyvovrai jiqoo-
eidóreQ
n,
sldévai
övTE^
fpiXóripoi
on
sê^éXoiev Xéyeiv,
/iièv
vjièg
ovxüj jioXXi]v yEyovvTav.
QrjxÓQOiV'
av
oïóg
ei
xavx^
l'oxiv
eb
vfïiv,
Öueq
ojoxe, r'
Eirjv
è^EXéodm èv ovxwg öXiycp
dia/3oXrp'
[xal
öi]juiovQycdv
xcöv
tmv
êavjud^^oiu"
l'XEyov,
ri]v
öè vjieq
èyo)
XQ^^^.^
avÖQEg A'&rjvdïoi,
xal vjuag ovxe uéya ovxe fuxobv djioxQvxpdjuEvog èyco
5 xaXrjd'f}^
Xéyoj ovö' i'jiooxEiXdjUEvog. xaixoi olöa oxeÖov oxi xovxoig avxoTg
o xal xexjlujqiov
djiEx^dvojuai,
b eoxlv
öiaftoXrj
f}
èjui]
i]
xal xd
Xéyco xal öxi avrrj
dXrj^fj
öxi
xavxd
al'xia
xal idvxE vvv
èorrv.
èdvxE avêtg Cipr]Oi]x£ xavxa, ovxcog evqyjoexe.
ovv ü)v
TIeqI juÈv
5 XE
y.al cpiXÓTioXiv,
odoo^uai
oi
TiQwxoi juov xaxïjyogoi xaxijyógovv avxtj
dnoXoyia jxgög vudg
èoxlv Ixavi]
ojg
(p't]oi,
UTioXoyElo&ai.
wit te praten
dya&óv
Jigóg öÈ MéXjjxov xóv
'
xal xovg voxégovg UExd xavxa
avdig ydg
ö/],
jiei-
xovxcov
êxégcov
ójojieq
Want bekennen, dat hun schijn-wijsheid aan de kaak niet. De heftige (^WTsza/névcog) aanklachten van deze
leert
e gesteld wordt willen
zij
mannen hebben de ooren der Atheners doen tuiten en uit hun rijen zijn hem opgetreden Meletus als vertegenwoordiger der gekrenkte
thans tegen
24a
dichters,
Anytos
(qï]zóq(ov).
staatsman,
die
als
- Met
wordt hier Anytus,
van Thenimenes,
vriend
zou hem dus verwonderen, indien zwijgen.
Dit
de waarheid en
is
{vjioaisddfiEvo; zeilen
revend"
Lvco
handwerkslieden,
der
fijne ironie
als
hij
hij
in
als
die
der
handwerksman aangeduid korten
in
tijd
politici
eigen oogen een groot
spreekt die zonder
!
- Het
dien laster kon doen
al
iets
achter te
houden
zwakker dan a.7ioxQv\pdfisvog „inbindend", eigenlijk „de
is
met een beeld gewoon voor den Henry VI „now Margaret / and learn awhile to serve / where kings command").
v(pisaêai
als
S.
El.
325,
Griek, Nederlander en Engelschman, Shakespeare
must
strike
En toch
is
her hij
sail,
vast overtuigd {ayjdóv
hem gehaat maakt b
Dit
;
is
een
litotes),
dus alleen waarheidsliefde noopt
wat de andere aanklagers
betreft.
dat juist zijn .-laQQTjot'a
hem zoo
Thans wendt
hij
te spreken.
zich tot Meletus
;
31
dé Tiax; ibèe' Zcoxgaxri
Qovrn xai d^eovg ovg xaivd.
daijuóvia
yuQ
0}]ol ye,
ói-
c
eyxkrjjua roiovróv soriv rovrov ók
d>)
rovg vÉovg ddixeh'
gadicog
XCiQievri^erai,
è'xei
diaqj'&ei-
exaorov E^erdoM/iEV.
'év
dr]
rovq re véovq
nóXig vo^iQei ov vofuCovra, ereoa
ï]
dvögeg 'A&r]vaTo(,
dj
roman' dvToyjuooiav.
ttjv
ddixaïv
q:>i]olv
rö juèv
rov èyy.Xïjaarog
av
M^utjuev
xaxïjyÓQCov,
övxcjov
ddixeïv
diaq)dEigovra.
èyó) dé
on
MéXrjrov,
onovdf] 5
xa^iordg dv&gomovg,
dyöjva
eig
/.ie
(prjjui
jteqI
Tigay /.idroiv JigooTioiovjuevog ojiovödCeiv xal x)'jdeo&ai ö)v ouöèv rovTcp
xal
JiwJiorE
v/uïv
EfxékiqoEV
xai
EJiideï^ai.
negl JioXXov
óg
Öe rovro ovrcog
devgo,
juoi
è'xEi,
Jieigdoojuai
MélrjrE, Einé' dXXo
ó)
ri
l)
d
dncog (hg ftéXriorot ol vECÓregoi Foovrai
Jioifj
"EycoyE.
VVV eink rovzoig,
örj
^'I&i
ydg on olo§a, juéXov yé (bg
elodyeig
êuÉ,
cpt^g,
aurovg ^eXriovg noiEÏ ; dfjXov
rig
rov jukv ydg ötacp&eigovra ê^Evgcóv,
ooi.
rovrovol
\£ig}
xal
en de zijnen en definieert hun aanklacht aldus:
Sokrates zondigt, omdat
de jeugd bederft en niet gelooft aan de goden der
nieuwe daifwvia
een
(tot
S.
van
hem, volgens
die
mensch aangezien geen
è'xêga
te
te
proceszucht
of
op
interesseeren
worden,
gelijk
men
straffe
in private
v.).
bederven
;
maar
- immers
van voor een lichtzinnig
zaken gaarne er op wees, (puoreixia),
maar
de aanleiding tot de aanklacht was, een ethisch motief, dat
wij niet,
M. toch
schertst,
de Grieken wel waardeeren, Frohberger op Lys. XII
lichtzinnig
zich
e.
te
sycophantie {jio/.vjTQay/aoovvr],
waar het een ernstige zaak
-
gaidicog
te beijveren
Daarvan (>eai
S.'s
optrad als aanklager werd geacht zich
een publieke zaak
in
voor die zaak ernstig
dat
zondigt door de jeugd
dé ys) noemt veeleer Meietus een zondaar;
zijn kant {èyoj
degeen,
hij
hij
over den vorm van de aanklacht en de
:
aanklagers spreekt uitvoerig Schanz in zijn inleiding p. 12
Meietus verwijt dus S. dat
dé 5
maar aan andere c
stad,
êsojv maakt Meietus
:zoirji?jv
ironische mededeeling Euthyphr. 3b
rov
xarrjyogEÏg'
vfiTv)
vraag, of
S.
is
hij
Meietus
Öfvqo
—
oxymoron,
menschen
voor zaken, waarover
het niet van /uoi
wikkelt
zelf overtuigd
brengen.
hij
wordt (xaï
-
betreft (een
hij
zich
in
2.
vgl.
een proces en
hoog belang elné als
1.
A.
hij
nimmer druk gemaakt
en tot die overtuiging wil
moge hem dus
Xen. Cyr. VI
eerst
hij
1,
6),
veinst heeft.
ook de rechters
antwoord geven op de
acht, dat de jeugd
630 xal öfvqo
örj
zoo goed mogelijk
naréga
jiqÓöeijif
d
;
;
;
32 ^Elxiovg Tioiovvra
dïj
'Ogag,
Méh]r£,
d)
rêi eiJiè y.al jurjvvoov avToTg
aioXQÓv OOI doxeï elvai OOI ovÖev fisuéXrjy.sr
01
10 e
;
ovx
oiyag xal
öxi
ey^eig
ixavbv rexfirjQiov ov
y.al
ionv.
rt's
—
emeïv ; y.akoi ovx öi]
èyco Xéyco, öti
d?J' smé, (byaêé, Tig nvrovg djueivovg TioieT
vójuoi.
oh
'^4//'
dXXd
roï'TO igcoTCO, eb j^éXnoTe,
Tig
av&gojnog, ooxig
JigcÖTov y.al ai'ró tovto oïde, Tovg vójiwvg
Ovroi, co Zcjy.oaTEg, oi öixaoTai. Ilcbg
AÉyeig,
MéXtjTe; oiÓe TOvg véovg TiaiÖeveiv oloi té
co
^ehiovg noiovoiv
5 sioi yal
MdXiOTa.
nÓTEQOv anavTEg,
uèv avTCov, o1
ol
)]
d''
ov
;
"AjiavTEg.
Ev
25
yE
Kal Ti
ÓE
Tl
dl)
XéyEig
dcpdoviav
noXXijv
y.al
oiÖe ol dy.goaTal fjE?,Ttovg Jioiovoiv
;
xan' T]
ov;
ovTOi.
dé, 01
Kal
5
"Hgav
Ttp'
vij
(hcpEAovvTa)%>.
^ovAEVToi;
ol (iovlEVTai.
"AXr
(iga,
MéXijte,
co
TTOIOVOIV CLTiaVTEg
ir
ol
fii]
Tij
vEonégovg ;
Tovg
diaq)^Eigovoi
oiaoToi,
Èy.y.Xi]oia, i)
ol
xdy.ETvoi
Èy.y.Xt]-
ftElTiovg
;
Kdy.EÏvoi.
aov
Op
rfü.ov).
dan beter maakt? klinkt
wetten Crito,
25a de
eenige aarzeling zegt M. „de wetten".
minder vreemd
en plaatsen als Lvs.
54, el
roïg fir]
1
^agéco; rfsgsze
verklaringen,
is
S.
in
beroemde
on
Dit antwoord
hem de
personificatie der wetten in den IIlv,
7,
^av/iidCco
zi^icogsTv:
maar ook de frequente ^e, zegt daarom Lvs.
Kivtjaïag iaiiv 6 roïg vó/uoig fiorjdóg.
tevreden,
niet
-
de ooren, dan ons, daar voor
35, 49, Antiph.
j^otjdeïv,
vófiot?
Maar daarmee
e
Na
leven, vgl. niet slechts de
wending fr.
Griek
den
bevestigend antwoord wordt verder gevraagd, wie hen
het
doch
ontlokt
hij
—
M. achtereenvolgens
dat alle rechters, alle toehoorders, alle leden van den raad
en van de volksvergadering, kortom
alle
Atheners hen beter maken,
S. alleen
hen bederft.
„Wat een malheur voor mijl" roept övorv/iav
:
hier
beteekent
iemand" - vandaar
y.ara
S.
yarayiyvwaxsiv
-
„een
ironisch ,iets
zwak punt
in
uit
{^ov
y.aTÉ^/rcoxag
ontdekken ten nadeele van
iemand vinden", Aeschin.
'
33 ridvxeq aga,
xakovg xaya&ovg noiovoi
cbg ëoizev, ^A^ip'aioi
10
ovtoj Xéyeig;
^Xip' èfiov, èyco öè juóvog dia(p&eiQOJ.
ridvv ocpódga ravia Xéyco. IloXkijv
xazéyvcoxag övoivyiav. xai
yé juov
ïnnovg omoi
Jiegi
y.al
))
öoxeï exeiv
ooi
noiovvxeg avzovg Jidvxeg avd^goinoi Qü)v
Tovvavziov tovtov ndv
fj
;
<öv
Tioielv
ivvcooi
>}
y.al
MéXr]Te,
nuvv óUyoi,
ygcövrai
diacp&eigovoiv
l'jiTioig,
xal
ÏJinojv
Jiegl
y.al
^eXiiovg oióg
elg f.iév rig ó
de
ol
^eXriovg
/uÈv
dé rig 6 ötacp&ei- b
elvai, elg
Ijimxoi,
ol
anóxoivai
juoi
ol
;
ovy omcog
;
ydg av
evdai/uovia
Tig
rovg véovg,
Jiegl
el'r]
ol ó'
eyei,
aXloiv andvrcov Cfpcov
xibv
rrdvTOig ötjjiov, èdvxe oh xal "Avvzog ov q)fjre èdvre cpfjze
avzovg öiacp&eigei,
t'
èdvneg
TtokXoi
ei
'
;
5
TioXXi]
elg juèv juóvog
&
alXoi ojcpeXovoiv. dXXd ydg,
MéXrjze, c
Ixavójg èniöeixvvoai özi ovdenayjioze ècpgóvzioag zcóv vécov, xal oacpcbg
djiocpaiveig
oavzov
zi]v
dij.éXeiav,
ovdév ooi
özi
jiie^ué-
krjxev Jiegl cov èjuè eiodyeig. "Ezi öè /}/m' iv
w
eiJié,
jzgóg Jióg MéXrjze, nóxegóv èoziv oixeh' 5
ygt]ozolg
jioXizaig
adv. Ctesiph. 46 tl? üv v/xojv
Tov 6r}fiov zov 'Adtjvaïcov
men
let
;)
zdv, djióxgivai'
co
TOoavzr]v dvs?.ev&£QÏav y.azayvcövai
xo/.firjasiE
Juist
evenwel kan deze bewering niet
op de paarden, dan
bijv.
novi^goTg ;
1)
men, dat
ziet
zijn
:
want
slechts de enkeling, de des-
kundige, behooriijk voor hen
zorgen kan, de groote hoop hen bederft,
deze zich met hen
{sólvtieq
het
occupeert
y.al
ffilo7iQayfj.oavvt]v
delijk, dat
Plato
-
fiEfxÉ/.7]XEv
houdt,
xEffakriv
Ran. 959 olxeXa
^Is I
49, vgl.
xal avCrji ^ihjiTiog). Het
Dem.
blijkt
I
14
dus dui-
Meletus zich nimmer ernstig bezig heeft gehouden- met de zaken,
naar aanleiding waarvan ufiÉXEiav
,
'/gijzai
fji
als
ygcövzat, verbinding van
minder gewone ^vvsTvai met het normale XQV^^^'^ oïg ^vvso/nev, Andoc.
:Todyfiaz' siadycov, oïg -/QCüfiEd-' rijv
^vvcöoi
vgl.
hij
S.
hccft
Symp.
een
185c Ilavoaviov
5136 met
In
de combinatie MéXrjzs -
bewust woordspel
X
met toespeling op Gorgo, Rep. Gorg.
-
beschuldigt.
men
dk
te
jravaa/xévov,
zien,
waarvan
198c Fogylov
6146 een spel met 'Alxivovg en
den zoon van Pyrilampes en Symp. 1746, waar het van Agathon's gasten heet 'Aya^wv' (dat.) ènl daïzag laoiv avTÓ/uazoc dyaêoi met toespeling op het proverbium avzó/nazoi dya&ol alxiyLog,
dyaêcjv
(vlgs.
èfjfxog
en
AfjiMog,
anderen dEiXcöv) ènl daïiag
Verder wenscht
S.
Meletus
midden van goede, dan
te
te
vragen,
midden van
FRAENKEL CU QROENEBOOM, Plato
l'aac,
of
Hug- Schone. -
het
niet
beter
is
te
wonen
te
slechte burgers (oj zdv beantwoordt
Socrates.
3
34 ovökv
n
xoi
yÓLQ
yaleTibv
ovy
ègcozöj.
jnèv
ol
xay.óv
7iov>]ool
ègydCovzai Tovg ael èyyvrdTco avxcbv övxaq, ol d' dyadoi
dya^óv
ti;
10
IJdvv
d
"Eonv
ye.
öong ^ovlerai
ovv
iidXkov
wcpeXeïo&ai
i]
dya&é'
^XdTireo&ai
ydg ó vóiiog
y.al
dfjza.
0éoe
5
^vvÓvtcov
zcöv eb
eo&' öong ^ovXezai (iXdmeo&ai;
y.eXevei anoy.giveo'&ai.
Ov
imo
dnoxoivov,
;
véovg
nóxeoov èuè elodyeig devgo
dï],
xovg
cbg diacpdeigovxa
jtovï]goxégovg Jioiovvxa ey.óvxa
y.al
i]
dy.ovxa;
'Exóvxa eyoiye. Ti
dïjTa,
Méh]xe ; xooovxov ov èuov
tü
xovxov övxog xr]?uxóoêe 10 xaxol e ol
y.axóv
zi
ègyd^ovxai del xovg judXaoxa
dyadol dyad^óv, èyco öè
öè
&OXE xal zovx' dyvocö, ^vvóvxcov,
xivdvvsvoco xaxóv
eig
di]
êdv
öxi
xiva
ov
Tietêofiai, c5 MéXrjxe, óljuai dè
26 dXX'
ov öiacpêeigoi,
f]
djucpóxega
ipevör],
r)
dxovoicov duagxr]udzcov ov
vaak aan het Engelsche
„my dear
óg
sind", vgl. ben. 37c, Xen. Heli. liever geschaad,
opzettelijk
II
(pi]g
ov ; xavxa
dxMv, woxe ov ye zcav
4,
xal
I
daar de
58),
am
dXXd
nachsten
- kwaad doen. Daar nu echter
men
S.
de wonderlijke conclusie moeten
tot
als
Meletus beter dan een zoo
{zr]).ixovxov , Ant. 726) als S. heeft begrepen, dat degeen, die zijn
bederft,
zelf
daarvan de meeste schade
hem aan
te
In
het
klagen,
laatste
geval
maar onder
Dat
is
evenwel ware het passend
vier
oogen
opgehouden met wat hij onopzettelijk deed denke men :T0ia>v, gelijk Protag. 32Sd bij de woorden özi zijn
lijdt.
óf S. bederft de jeugd niet öf hij doet dit onopzettelijk
ixcov dfiagzavsil).
geweest niet
zou dan
êoxiv,
„die ihnen jedesmal
8 enz.
ooi
xaz""
xoiovxcor
Kretschmer, Glotta
-
èyo'j
dvêgónav ovöéva
dan gebaat wil worden en Meletus beweert, dat
de jeugd bederft, zou
omgeving opzettelijk 26a onaannemelijk, maar {ovöslg
xö)v
avxov, &oxe zovzo
óevgo vófwg eiodyeiv
komen, dat een man zoo jong (ztjhxóods)
oud man
ijxoy
ovdè aXXov
sir",
/.lev
êavxcóv^
noirjoo)
öiaqy&eigoj,
laatsten xov<; atl èyyvrdrco avrcov ovzag
d niemand
x)}Xi-
ei
xooovxov d/ua^iag
vn
[ei] diacpêeigco
dè axcov
ei
jiX.rjoiov
fxoyjdrjgbv
Xa^eTv
xt
(róy xooovxov xaxóv éxcov noicö, 5
oocpcóxegog
cöoxe ov ^aèv eyvcoxag öxi ol
cov,
te
vermanen:
zcöi
bij
hij
jiavaouat
ovzi jisjiav-
;
35 \öia XafióvTa öiddoxeiv xal vovd-eieïv
o
jiavoofiat
ye
cixcov
ydg on èdv
örjXov
'
oh de ^vyyevéo&ai
jioccö.
juév
jud&co,
juoi y.al 5
öidd^ai £
xokdoemg deojuévovg dXX' ov
èoTiv siodyeiv xovg
ó
'AXXd ydg,
on
eleyov,
dvögeg 'A^ijvaïoi, tovto
de
öjuoog
èjuéXrjoev.
léye
öi]
Mekrjxe, xovg vecoxégovg
exega
dè
xaivd
dai^uóvia
nmg
fj/ulv,
öfjkov
r)
;
êeohg öiödoxovra
èygdipoi
ovzs juéya
tovtcov
MsXijrq)
xaxd ovg
vonuCeiv
fxi]
ovyoj
jiojtiots b
jue (pfjg èiacpdeigetv,
ov xavxa Xéyeig
;
juixgöv
ovze
öxi
dt)
jua&}]O£C0g.
juev rjöt] dijXov
Jióhg
r)
öxi
(b
ygacpip' ijv
xrjv
vo^uiCei,
diödoxow dia-
5
cpdeigco
ndvv Ugbg ó
juèv
ovv ocpóöga xavxa Xéyoi.
avxöiv xoivvv,
Xóyog
deovg xal ovx ovoTieg
jiiévxoc
fiêvog
xe
ye
decöv (bv vvv
echter
avxbg dga vo/ulCa)
ddeog ovöe
eh>ai
xavxi] ddixcö
— ov
nóXig dX?M èxégovg, xal xovx' eoxiv 6 uoi 5
t]
navxdjiaoi
i)
jiie
ovxe avxöv
cpfjg
vofJiiCeiv
aXXovg xavxa öiÖdoxeiv.
een léycov te suppleeren
sI't]
Daarvoor
— xal
elfu xó iidgdTiav
èyxaXeïg, oxi éxégovg,
&eovg xovg
deovg
xivag
eïvai
vofJ.i'Qeiv
xcöv
ydg ov dvvajuat jua^eïv Jióxegov Xéyeig öièdoxeiv
xovxoioi. èyd) fie
xovxcov
Mé/.)]X£,
co
elne exi oarpéoxegov xaï èjuol xal xoïg dvdgdoiv c
èoxiv,
deinsde
is
uit
terug
Meletus
een voorafgaand tov Xóyov.
{è'qpvyeg
xal ovx tjdéltjoag:
— het
begrip wordt tweemaal, positief en negatief, uitgedrukt, zooals reeds in het
Homerische névvvêd e.
d.,
O. R.
58,
Hdt.
jieq, III
ov
25),
t<
fidXa Srjv, xaz' aïaav
doch
hij
klaagde
geen onderricht van noode (Soph.
bestraffing,
hem
fr.
— ov5'
aan, als
v:jsq
hadde
aiaav
hij
een
665 Pearson).
De volkomen onverschilligheid van Meletus in deze zaken is nu wel vol- b doende bewezen: toch wil S. hem vragen op welke wijze hij hem beschuldigt de jeugd
te
haar zou
leeren
bederven.
nieuwe Saifióvia. verder:
bij
Of
liever
de beschuldiging
uit
niet te gelooven aan
-
Dit
bevestigt
de goden der
Meletus.
- Maar
de goden waarover thans sprake
men even goed zeggen als tisijI hij hem te verklaren, of hij S.
cov, vgl.
er
de officieele goden te gelooven, of (een beschuldiging, welke ook
bijv.
is
(ojv
blijkt reeds,
stad,
te
hem voor een
hij
thans gaat S. een stap
vvv 6 kóyog èaziv kan c
Xen. Cyr. VI
van beticht
dat
maar aan andere,
leeren
3,
10) verzoekt
aan andere dan
volslagen atheist houdt
Nub. 830 doorschemert, waar gesproken wordt
36
Tavxa
d
Jiagdnav ov
Xéyco, cbg zó
'Q ^avjudoie MéXrjxe, ïva
Md
vofuCca êsovg elvai,
ciga
oekr)vr}v
Ai\
vojuiCeig ^eovg.
lavxa kéysig ; ovdè
ri
avdgsg dixaorai, ènel róv uèv
co
ovde
ijkiov
(ooneg ol aXloi avêgconoi; Xi&ov
fjXiov
(pi]olv
elvai, rijv ds oeX/jvrjv yfjv.
'Ava^ayÓQOv
5
xarrjyoQEÏv,
oïei
xaxa(pQoveïg xcovöe xal (jjoxe
ovx eidévai
e
Xóycov ; xal
d e^eoxiv èvioxe
ixav&dvovoiv,
xal
ovtco
xd 'Ava^ayógov ^i^Xia xov KXa^ojLieviov
öxi
yéjuei xovxcov xcöv
MéXi]re;
qoiXe
co
avxovg dneigovg yga/u/udxcov eïvai
oïei
xal ol véoi xavxa Jiag' èjuov
öi]
uidvv noXXov dQaxiiifjg èx
el
xrjg
OQxrjOXQag jigiajLiévoig Zcoxgdxovg xaxayeXdv, sdv Tigoonoiijxai
mvxov
dXXcog xe xal
eivai,
Ov
juévxoi fid
"Anioxóg 7'
5
ovxojg dxojia övxa; dXX" ,d> Jigóg
doxw; ovdéva
Aióg, ovxoioi ooi
vofiiCo)
&edv eivai;
Aia ovö^ óncooxiovv.
si,
&
MsXi]xe, xal xavxa
(bg
jLiévxoi,
s/lioI
öoxsTg,
van Sokrates ó Mrjhog met toespeling op Diagoras ó aêsos, die afkomstig van het eiland Melos). - Dit laatste beaamt M. - Dan beschouwt S.
d was
dus ook zon en maan
niet als
godheden? - Neen,
is
het antwoord, volgens
de zon een steen, de maan een aarde. (Deze theorieën gaan terug op 463 van Clazomenae naar Athene kwam den beroemden Anaxagoras, die u
is
+
leerde
hij
was,
Diog.
vlgs.
Laert.
:
8
III
grooter dan de Peloponnesus
e.
dat de zon een /^vdgog öidjivgog
a.,
van de maan beweerde dezelfde, dat
;
zij
woningen, heuvelen en dalen had, dus een soort aarde was. Wegens deze beweringen zou hij door Cleon van aaé^sia zijn aangeklaagd en ondanks
den invloed van deeld en bestrijdt
wv
zijn
verbannen
vriend Pericles tot een geldboete veroor-
leerling en zijn;
hij
stierf
Lampsacus.
in
ovzE Xdfinsi ovTs jioXvv xQÓvov avxéxsi, terwijl
de plaats, waar
hij
vraagt S.
soms denkt, dat het Anaxagoras
of
hij
Xen.
Mem. IV 4, 7 - èv tivqI
of
hij
staat,
verlaat
jigoosv^dfisvog
hij
Plato
bij
i)).icoi).
is,
dien
Symp.
220rf
Verontwaardigd hij
aanklaagt en
de rechters voor zóó ongeletterd houdt {djisigovg ygaft/xdTcov,
yga/j^fidTcov
xVQV
van Anaxagoras e leeren,
Bij
Anaxagoras' theorie met de bewering, dat een Xiêog
S.
die
ze
^ij
zijn.
ook
Herodas
111
34), dat ze
En de jonge uit
de
lieden
hoogstens
niet
weten,
dat
dit
als
theorieën
zouden dus van hem een wijsheid
voor een drachme in de orchestra
gekochte tekstboekjes van tragedie of comedie kunnen halen (zie aanhang), om dan S. te bespotten, als hij het air aanneemt, alsof die wonderlijke stellingen
van
hem
inderdaad in de
waren.
-
droTia
Mem. IV
6,
6 verwerpt
noemt ;
S.
hier
deze theorieën, die
Plato daarentegen
hij
noemt ze Legg.
37 oavzcp.
ydg öoxeï ovxooi,
èjuol
avdgeg 'A&i]vaToi, Jidvv elvai
co
v^gioxijg xal axóXaoxog, xai dzexvcóg ri]v ygacprjv ravztjv v^gei
nvi xal dxoXaoiq xal veóxrjTi ygaxpaod^ai. eoixev ydg cooneg aïviyjua ^vvxi&évxi diajieigojjuévcp
"\4ga yvcóosxai
oocpbg
xal èvavxi' è/Liavxw Xéyovxog^
è/uov
di]
xd èvavxia Xéyeiv avxdg éavxcp èv
èfxol cpaivexai
dv
coojieg
&eovg
emof
ei
vjudg
öoxig
"'Eoxiv
dvdgcÓTicjov,
xavxa Xéyeiv
&ogv^eïv
jui]
dg^dg
èdv
èv
xcS b
MéXi]xe, dvdgcÓTieia fxèv vojLuCei
co
dXXa xai
juij
iJiJiixd
vo^iii^ei.,
avXfjzixd
d)j-a
dè JigdyjLiaxa
Ök Jigdyfiaxa
ovx
;
;
dnoxgivéodm,
;
doqv^ELXcx)'
md^
avXt]xdg uèv ov
i]
co
l'oxiv,
co
ooxig ÏJinovg 5 7'OjuiCei
dgioxe dvögcbv
'
el
ov fiovXei djzoxgiveo&ai, èyoj ooi Xéyco xal xoïg dXXoig xov-
jLir]
dXXd xd
xoioi.
èjil
xovxco
juev voiuiCei Jigdyjuax'
Ovx 886e ev
dnóxgivai'
ye
eivai, öaijuovag dè
eod'"
ov
öoxig
öaijuóvta
vojuiCei;
c
eoxiv.
sk
Jtcog
verderfelijk.
in
juoi
dv^gcójxovg dè ov vojui^ei
eivai,
dvögeg, [xal
ov
(paivexai
jiiot
f]
MéXrjxe. vjusTg dé, ojieg xax'
xgóncp xovg Xóyovg noicbixai.
jigdyjLiax"
elvai,
avdgeg^
co
/aéfxvtjoêé
Jiagijx^iodjLirjv,
eicxy&óxi
jikv
co
df],
djióxgivai,
f]juïv
ygarpfj
xfj
"""Adixei Zcoxgdx'ï]g d^eovg ov vofxi'Qoov, dXXA 5
xaixoi xovxó èoxi jiaiCovxog.
vof.iiCa)v.^'
Evvenioxéxjjaod^E
ov dk
2!(x>xgdxi]g 6 27
avxóv xal xovg uXXovq xovg dxovovxag ;^' ovxog
è^a7iax))oo)
>]
ydg
x^^Q^^^^i'CojLiévov
ró
Tzc&avov jzegtJiEJisfifiéva,
maar voor de groote hoop
-
Trouwens de geheele aanklacht van Meletus is inconsequent en schijnt wel jeugdige onbezonnenheid - vsórrjxi, vgl. vsavisvsaêai - geformuleerd.
Het heeft er wel wat van, alsof gco/ASvcoc
=
jieiQco/iiévcoi ille
(pacvszac is
hij
èiaTiEiQcLodai,
er de proef
Phaedo
van neemt (foixsv -
het part. ^vvzt&évTi), of Sokrates 6 oofpog
- de tegenspraak
zal
bemerken. Immers
zijn
-
ö?']
aanklacht
sapiens
aan
verbi
nische
te
gelooven,
gelooven aan goden."
te
- Doch niet
scil.
zou men bijna
zóó kunnen formuleeren: „S. doet onrecht door niet aan goden
maar
diajisi- 27fl
ondergeordend aan diu-
86g^;
scherts ter zijde.
menschen?
repetitio",
zaken,
{ov
zegt
maar
- Gelooft iemand wel aan vo/ilCsi:
Stallbaum,
niet
„solemnis est in vgl.
bijv.
aan daemonen?
menschelijke zaken, maar b tali
Crito 54a).
Meletus,
die
oppositione eiusdem
Of wel aan daemo- c eerst
keer op
keer
;
38 '^Qg ójv}]oag
ovxovv 5
ovv xaivd oóv
sïie
fiev
ajiexoivw vtio tovtcovI dvayxaCóiiievog.
cpfjg
vojuiCco,
xal
ovx dnoxgiv]].
fjyov/jteda
Ildvv
sx,£i
;
öaijiovag
eÏTzeo
))
ei
ds
ydg os ó/uokoyovvra, ijroi
'd'eovg
ye
ov
fjyovjiiai,
dv
^eovg ovy
yagievTiCsoêai,
cbg
oh
o eyco
elrj
dlXoiv chr fjyoïxo
cooneg dv eï
^uev
jiie
el
-deovg d'
êx vv/jLcp&v
i]
deoi
oe alvhreo&ai
q)dvai
t'jyovjuevov
el
(fy]g, q)r]jui
ye daijuovag rjyovjuai'
deojv nalöég eloiv vód^oi rivèg
öai/xoveg
e
dvnyQaq}fj.
ifj
ye.
fjyéïoêai jidXiv, èjieidt]7ieQ
jiaïdag
êv
Ti&ï]^ui
èiq'
q)i]g
Tivég eloiv ol daijLioveg, tovt"
Tivü)v
öiödoxeiv, eh'
y.al
öaijuóvid ye vojui^o) xaid róv
rovg öè daijuovag ovyl
decTjv Tialöag
i)
Ovxovv 5 yMi
xai vojidCeiv
öaifiovag öiJTiov 7io?di] dvdyxr} vo/jxCsiv
èoriv ov}r ovroog s^ei;
i(é
eTTeidi]
/.ie
aXV ovv
naXaid,
xai ravra xal diojiióoco
"kóyov,
daifióvia
d
ozi ^uóyig
öaijiióvia
av
av
ol
r)
ex
xal léyovzai, rig dv dv&Qci)Jiojv êecöv juèv
ö)]
^eovg dè
eïvai,
Tig ïtcticov
xal övovg
7]/LiióvovgJ ÏTXTiovg èe
ójiioicog
/<>/ ;
juh TiaXöag ^ui]
-fpyoljo
ydg dv drojiov
fiyoTxo eivai.
eïi]
xal övcov [rovg
[i]]
d}X
ÖJiwg ov ravra ovyl d7xo:reio<X)uevog
,
(b MéXrjrs,
èyodxpco
ovx
eoxiv
{a/J.a
xal aX/.a, Euthyd. 2736, Phaedr. 235a) luide protesteerde en weigerde
te
antwoorden, moet wel toegeven, dat zoo
Dat vindt
S.
bijzonder vriendelijk van
373a, Luc. dial. deor.
dan moet zijn
hij
1).
Maar
onmogelijk
als S.
is.
(vvtjoag, als
Hipp. Min.
aan daemonische zaken gelooft,
daemonen gelooven, wat M. door neem aan, gewoner xlêsLiai. - Dae-
noodzakelijkerwijze ook aan
stilzwijgen
d monen
XXVI
iets
hem (wg
fjjucov
beaamt -
echter zijn óf
Tiêrjfii,
goden
ik
óf kinderen van goden. In het eerste geval
ligt
de inconsequentie van M.'s beschuldiging klaar voor de hand zijn daemonen echter een soort onechte kinderen van goden bij nymfen of sterflijke vrouwen, :
dan moet e even
hij,
die
aan daemonen gelooft ook aan goden gelooven. Want
dwaas zou het
van paarden en ezels van paard en
zijn te
wel aan het bestaan van muildieren, niet aan dat
gelooven:
ezel, ongelijksoortige
-
gelijk muildieren
wezens,
nl
zegt S. met lichten spot, uit de verbinding van god en
de goden zijn de
ijinoi,
uit
de verbintenis
geboren worden, zoo ontstaan,
nymf de
daifioveg:
de nymfen, niet zeer vleiend voor haar, de ovoi.
Niet onaardig illustreert Sven Hedin deze plaats: „Indiens englische Herren verachten
mit
Recht
alle
ehelichen
Verbindungen zwischen Weiszen und
'
39 zi]v yoaqpi]v ravzrjv
anoQcbv
fj
özi lyy.akdïg
èjiiol
alrj'&hg ddiy.rjjua
dè ov zivn Jieiêoig av xal o/uixoov vovv è'yovza dv&QOJ- 5
OTTOjg
jiwv, cbg [ov] zov avzov eoziv xal öaijuóvia xal '&sïa rjyeXo'&ai^
av
xal
avzov
zov
ovóeuia
\i/dd ydo,
öaiuovag
^u/jzs
wg uèv
dvdoeg "AdrjvaToi,
d)
Me/J]tov ygacprjv, ov jioVSjg
z))v
ixavd xal zavza
d'/jA
uoi
TioAh'i
dhjdég
yéyovev xal
xal
l'oziv
zovz'
Méhjzog ovóè "Avvzog dA/' (pOóvog. u
ö))
dv
o >)
Jigóg
TioXXovg,
alo)]oei
èjnè
dno'/Myiag,
ev
ïaze
ozi
èdvjieo algf], ov
tioXXöjv
rcör
oi'v
ovökv dè deivöv
'
"Eïr'
zig'
eiTioi
zoiovzov
ÈTiizrjöev^a
davEÏv
êyó) ÖÈ xovzo) civ èlxaiov
;^'
ovx döixcb xazd
èyco
öoxei elvai
juot
xal
ze
ötaf^oh)
xal allovg nollovg xal dyadovg dvögag fjgrjxev,
oluai ök xal algyjoeiv ^'locog
ijgojag, 28
/.irjze
ö ds xal êv zoTg è'jnJiQoo&ev Ekeyov, özi 5
"
djiéydeia
êozir.
êeovg
lujze
èoziv.
j.i)]yav})
èjiizi]dEvoag
ovx
jui]
èv
èjiiol
w
aioyvvj],
b
ozfj.
Zdbxgazeg,
è^ ov xivdvveveig vvvl dno-
Xóyov
dvzEiTioijiu,
"Ov
ozi
Hindus; die Kinder aus solchen Ehen werden wie Maulesel betrachtet,
auch so genannt;
sie
weder Pferd noch
sind
Geen verstandig mensch toch
sie
Esel,
daemonen en goden:
immers het geloof aan goden,
-
aannemen, dat eenzelfde man wèl gelooft
zal
aan daemonische en goddelijke dingen, maar dat anderzijds dezelfde gelooft aan
oft
sind halfcast."
niet
het geloof aan goddelijke zaken involveert
gelijk het geloof aan
jongen van paarden en
ezels het geloof aan paarden en ezels involveert (ovdsfua i-a^yavrj èaziv, het is
28a
absoluut onmogelijk).
De
aanklacht van
Meletus
is
hiermee voldoende weerlegd
- ixava
xal
om
-: maar
niet
ravra, een uit de rhetoriek bekende formule
M. met de
zijnen,
doch de
af te breken
en haat der groote menigte zal zijn ver-
laster
oordeeling bewerken, gelijk menig ander haar slachtoffer werd en zal.
Dat
dit
proces
bij
Sokrates tot staan
duchten
—
aUoxsaêai, arrorfEvyeiv (Dem. XXI
op,
ovdkv ds Ssivóv
:
worden b
komen behoeft men
zal
niet te
de rechtstermen aiQsïv, >iaza?.a^ecv, dicóxsiv, 11, S.
El.
528
enz.)
wijzen
er
dat de oorspronkelijke zelfverdediging van den aangevallene maatschap-
pelijk is
omgezet
in
een geregelden procesvorm. Waarschijnlijk
term u:To/.voai (absolvere, stelling
met
y.axa}.a(^sïv,
liberare)
dus
lett.
is
oorspronkelijk gedacht aan
„losbinden".
-
ook
bij
de
een tegen-
40 5
y.aXwg Xéyeig^
zot
'Qfjv
ovy.
a.?2'
adiya
P]
c
ydo dv
èy.eïvo
5
dkXoi
êeög ovoa, ovxojoi
jióxeoov diy.aia
Tcgdixt],
6
y.al
i)
Oéxidog vóg, og xooovxov xov
xrjs
Jiagd
t6
aio'igóv
cbg èyoj olfxac
Ticog,
llaxgóxXo) xc3 Exaigco xov cpóvov
dno&avfj
vno/Myi'Qeoêat
ojuixgóv öcpelóg èoTiv,
y.al
vjio,ueIvai
xi
— avxixa ydg xoi/
'Y2
'
txoï^
"Exxoga
y.al
xijuojgijOEig
ei
aTcoy.xEVETg^
cplkoig
TioXv
döixovvxi,
xco
udkkov
de
xifxcogeTv,
jLii]
Tva
5 xogoivioiv fv/^&og
xal XLvövvov
óeioag
zo
'Avxixa,''
rp-qoi,
èv&dÖE
f^iÉvco
jui]
dgovgrjg.^
ó
ey^ei,
dvögeg \Ad)]vaïoi,
èavxbv xd^ij '^ytjodjuEvog (jékziozov
Evxav&a
Men
zou
óg
ÖEÏ,
S.
gevaarlijke
èjiiol
kennen
te
levenswijze
te
daden
goed en
o 6é
d
is
leidt
of
geeft),
beduidt {özov „he
rechtvaardig
zijn.
een vraag hij
zich
;
n
xig
dgyovxog xaydjj,
die verwondering
in,
niet
schaamt zulk een hij
xal au.
antwoorden, dat soriv, Legg.
oqy.
IX
slechts daarnaar vraagt, of
zonder angstvallig
Zóó voelde
ondanks de waarschuwing
een lichte anacoloeth
ov dv
dk^pJeiq.' vti'
/}
no use")
is
berekenen {y.ivdvvov, Theognis 557). Thetis' zoon, die
xij
eivat
volgen. Dien interpellant zou iets
856r, negatief Hdt. VIII 68, vgl.
c zijn
vi]vol
êavdxov
(pgovxioai
dkko U}]dèv Trgó xov aloygov.
ju)]xe
nu kunnen vragen {eha
man, die ook maar
een
èm^elg
öoxeT, /.lévovxa xivövveveiv, jurjóèv vtxo^
ddvaxov
jutjxe
verontwaardiging
of
xal xoïg
cov dix)]v
xaxayékaoxog Tiagd oïei
—
(h/u-
;^^
Ovxoj ydg
10 koytCójuevov
xaxóg
C/)»'
'xedvahjr,
avxov
fii]
avxög
"^Exxoga Tióxfwg éxoTuog^
(pi]oi^ 'jus^^
d 6 de xavxa dxovoag xov utv davdxov xal xov xivóvvov yojgt]0£,
ó)oxe,
avxco 7igo'&VfiOvixÉvq)"Ey.xoga djioy.xeh'ru,
juijxrjg
fj
xi
dyaêov egya yaxov. (pavkot lóyco dev xmv yjuiêécoi' öooi èv Tgola xexs-
y.axeqpoóvrjOEv
eItiev
özov
xal dvdooq
xco ye oco
y.ivdvvov
el oiei deïv y.ivóvvov
oxonéiv öxav
jlióvov
Jigaxxet,
?i.Evxï]yaoiv ol' xs
èjieidr]
avdocone,
co
xedvdvai avdga
7]
het
zijn
kansen
te
onder andere heroën
moeder
zijner goddelijke
(2" 96:
de voorafgaande met war? ingeleide zin zou
regelmatig afloopen, als 6 8é ontbrak) dood en gevaar verachtte en, slechts
beducht voor een leven van schande (Soph.
na het volbrengen van
zijn plicht als
gedachte herinnert aan
Xerxes'
nr/
El.
1082), bereid
was
te sterven
wreker van Patroclus (2 98, 104: de
verwensching Hdt. Vil
11
in)
yag sh]v
—
waarop
hij
zt/iicoQ)/od/u.£vog 'A&rjvalovg).
Immers zóó
is
het:
de plaats,
die
iemand
zelf
inneemt,
of
41
èyw ovv
deivd av
Eigyao/xévog, co avdoeg ''A§}]vaïoi,
eïrjv
ëg^ovTEg
jUE oi
juév
ovg
è'raxTOv,
vfxelg exleoêe
IloTeidaia xal êv 'Ajuq?iJióXei
èv
Eiarrov e/uevov cóojieq
exEÏvoi
tov
ano'&avEiv,
deov
dè
èm
xal
IméXa^ov, (pdoooq)ovvid
deJv
/te
dv
§dvaxov
f]
Eirj,
xal
re
E^ExaCovia èjnavTov 5 i]
dXX^ óxiovr
xal cog dXYjdcbg xóx' 29
öixaiayg slodyoi xig Eig dixaoxi'jgiov, oxi ov vojuiCo) ÜEOvg
jUE
QTiEid'mv
EÏvai
ÖEivóv xdv
xyjv xd^iv.
Xujioijlu
xó
cóv.
ovÖev dXXo Eoxlv
öeöuog &dv(nov
uavxeia xal
xfj
ovx
oocpbg EÏvai
ydg
ddvaxov
xoi
dvxa
doxeh' oocpóv eJrai /o)
ij
d ovx
olóuEvog
xal
öediévai, co dvdgeg, '
óoxeTv ydg 5
ydg ovÓElg xdv ddvaxov
uev
eiöÉvai
Eoxlv
ovd"
xvyydvEi x
El
ÖEÖiaoi
ovx oÏöev
;
xov
èyco ö' , co dvögEg, [xovxcoj xal
èvxav&a
ovxcjo
gesteld
wordt door
het
als
zijn,
xal
oi'oiiai
zijn
plaats
bleef,
dood
of
dy
xco oocpchxEgóg
Eidójg Ixavcog TiEgl xcov êv 5
ovx
mag
hij
iiiet
verlaten.
djiEiÖElv
Inconsequent zou
Potidaea (432), Amphipolis (422) en Delium (424: e
bij
Symp.
die gelegenheden
bij
220^, Lach. ISlö)
doch anderzijds, waar de god hem door
philosopheerend het leven voor den
ei
r]
ovx Eidévar xö ök ddixelr xal
verhalen over S.'s dapperheid
op
dvd^gdmow, xal
meester,
zijn
Sokrates
èjiovEidioxog,
t)
EÏvai, xovxco dv, dxi
cpa'iYjv
xaixoi b
èoxi.
oÏEodai
avxrj
looig diacpÉgco xcov jioXXcov
"Aiöov
xmv xaxójv
xov
èoxlv
djixa^ia
d
EidÉvai
olde
oIÖev.
cbg ev EiöóxEg öxi /uéyioxov
(5'
ovx
Jicög
gaan,
te
die
taak
de taak
zou opgeven
oplegt vrees
uit
wat dan ook {óziovv :iQÜyfia, normaal met de omissie 29a
van jigayfia: dé toevoeging geeft aan de wending eenige gravitas). Deed dat,
dan zou men hem met recht kunnen aanklagen
ongehoorzaamheid aan het orakel, gronde meening de wijsheid den dood
vreest,
hij
niet
te
waarin
men
het
Die
een berispelijke domheid, welke meent
in
dit
punt verschilt
S.
van
te
is.
is
is,
onge-
zijn
treft
hem, die nl.
xi; te
Crito 49r),
Die angst voor den dood b
weten, wat niemand weet.
de groote menigte en
wijzer dan de andere menschen, dan
dood en blaam
geïnvolveerd
riva
voor den mensch een groot geluk
is
laatste
kan weten {ovx oïèsv
niet
begrip
hij
als atheist blijkens zijn
voor den
zijn vrees
bezitten.
omtrent welken
suppleeren uit slSévai, of
e
oi'
êxivövvevor
qhph]v
E-/d)
>
xal Tovg dXXovg, èviavda ÖÈ (po^rjê^Elg jigdyjua
tÓts /ikv
xal
Tig
fbg
Cf]'*'
oif y.ai
Jijkiqy,
aXlog
xal
rnxTovTog,
si
agyeiv juov,
is
het daarin, dat
hij hij
in
Ook
eenig opzicht
overtuigd
is
niets
42 ^ehiovc
T&5
xal
hoTiv óïda.' TiQo
olöa
dya&d övza Tvyydvei
el
ovó'
cooTE
c (lut
ög
êecö xal dv&QÓJiq), on xa>cdv xal aioygóv ovv zcov xaxayv (bv oïöa on naxa. èonv, a jui]
e(prj
ovy olóv
elöYjX'&ov,
ovÖétcote cpo^rjoofiai ovde cpev^ovjneTg
ov öeïv
doyjp'
t)]v
t)
vvv
fxe
el'
elvm x6
t'
5 d
ev
Tavrj]
d en
dAA'
TOVTOig
Tigdizcov,
dojid^ojjiai
\4.dï]vaToL,
deol
vjuTv,
Tj
djioêavfj"
navocoum
dv
eïnoia
dcpioue,
öiacp&aQYjoovTai,
xal
juèv
— el
fxévxoi, è(p'
ovv
dn
vjuïv
ov
coie jurjyJn
öjieg
eJjiov,
v/udg,
co
/tf,
"'Eyój
èm
dvdgeg
dè jua?dov ro)
Jieioo/uai
q)iXcb,
xal ecoojieg dv èjujivéa)
xal oïóg ze
ov
d>,
jur]
cpilooocpwv xal viXïv nagaxeXevóixevóg ze xal èvdeix-
vvuevog ozm dv del èvzvyydvo)
oldneo
?Jya)v
v/ucöv,
eïco^a,
''Q doioze dvdocóv, 'Ad'rjvaiog o)v, jióXecog zrjg ixeyiozrjg xal
özt
ovx aloyvvrj
evêoxijucozdzijg elg oocpiav xal loyvv, yo)]udzojv iièv weten van de overzijde van het graf.
te
— eï
'Avvrq)
jiièv
q?dooo(peTv èdv óè dlcpg
diaToifjsiv jurjdè
'Qï-jjii^oei
zfj
Tovro
Jigóg
ol velg èjiizrjdevovreg
v/ulcöv
èm tovtm
dcpieixév oe,
èjieiöi]
?],
Myoiv
jue,
"'Q ZcóxgaTeg, vvv
ravra eÏTione'
Tieioójueêa
5
fdvj
^(üKQdTfjg diddoy.ei Jidvreg Tiavrdjiaoi
uoi TiQÖg
djiioiijoavieg,
devoo eioe^eïv
dnoxreïvai
jui]
vjiidg cbg el dia(pev^oi/bir]v ijdt]
"AvvKp
arpieje
èiiè
zaamheid aan zonde en die
zijn betere zal
hij
-
Maar onrecht plegen en ongehoor- is ongetwijfeld een
god, hetzij mensch
hetzij
nimmer begaan, om
c misschien wel een geluk
- den dood.
is
te
ontkomen aan datgene, wa^
Indien dus de Atheners niet luiste-
rend naar het hartstochtelijk protest van Anytus (uTnozrjaavxeg ; ajiioznv vaak synoniem met djiEiêeïv, daarentegen
zeldzaam
een
;
de negatie na
niet": vlgs.
de volgende wending
een tweede en
een
=
gedacht wordt, Hdt. IV 25 enz.) hij
jiiazeveiv
ug/Jjv
is
regel
or en
i.
hartelijk
arming en
ik
-
dojidCo/^ai
xal
met een
begroet u
o?.cog,
dit
hij
rfdcö, kus,
vrijlaten,
gauw meer
ik
ik
begroet u met een om-
verbinding als Lys. 217 b, Theognis
- maar God woord act. ap. V
meer gehoorzamen dan u
29 :;i£i&agyjïv del
zoolang
niet
antwoord geven: „Atheners, eig.
zal ik
en
heel
op conditie, dat
(men denke aan Petrus' dvdgdijioji)
al
dg/y
860 da:iaofiovg xal cpdózr]zag
tj
geheel
het
daar een dg/i],
is,
waarbij aan een
hem nu mochten
de philosophie opgaf: dan zou
dank u
„in
gewoonlijk ovdé, wat
derde ding doet verwachten;
ovê'
is
van jiel-^eo&ai
d. z.
beteekent luidt
Kaibel wel het meest oorspronkelijke en natuurlijke begin,
wordt de wending stereotiep
d
r?}v
dg/jjv
(zr]vj
is
ik leef (Trach.
1160,
Herodas
I
{}sa>i
ua'/J.ov
90) zal ik voort-
43 xal öó^r]? xaï
êjii/uekovfievoi; ÖJicog ooi eorai cbg nXelora,
ovx
ïoxai
xal
ovöè (pgovTi^eig ;^ xal èdv
ovx ev&vg
èni/.iEXETo&ai,
(pfj
dXr
èjiijUEh~j
avxdv
ègrjoojuai
è^exdoco
y.ni
ri^afj^,
öncog (hg ^€?aioTt]
(pQ0V7]oecog ds xal dXï]deiag xal irjg yv/iig
avxov
dcprjoco
ovö''
ajiEif^u,
èXéy^co, y.ai èdv fwi
y.al
e
Tig vjuajv diu(pio^t]rfj
jlÜj
öoxfj xEHxfjo&ai aQexrjv^ (pdvai dé, övEiöicö öxi xd Tileioxov d^ia 30
EXa^ioxov
TiEoi
öxw dv
Èvxvyydvo:) noirjoco, xal
uov iyyvxÉgü) èoxk
^Évcp xal doxqj, judXXi.ov öè xoTg doxoTg, öoco
xavxa ydg xeXevei 6 &£Óg, ev
yévEi.
ETiifiEXETo&ai
xoj
jiEgiÉgyojLiai
)}
ngóxEgov
dgExfjg
dnavxa xal
dia
xovg
dXXa XéyEiv
(prjoiv
HvögEg
"co
i^
dXX'
yiyvExai,
ToTg dvdgdiJioig
Myojv
xgijjudxa}v
fxrjXE
jldjÖÈ
ovxo) oq)óóga cbg b
önoig (hg dgioxrj soxai, X^éycov 'Ovx èx igr}jj.dxon'
xfjg ffvxfjg
civ,
èjLu)v
xi]v
fj
vjuojv xal vecoxégovg xal JigEofivxégovg uiqxE ooii^iuxcov
jiEiêxüv
jiiE
nóXsi
xfj
ydg d)lo Jigdxxcov èyw
&E(p vjirjgEoiav. ovökv
dgEXf]
xal iyco oïojnai ovdév 5
ïoxe,
v/Mv jUEÏCov dya^óv yEvéodai èv
7ia>
xavxa
xd ÖÈ qpavXóxsQa tieqi JiXMovog.
TioiEÏxai,
yai tiqeo^vxéqw
vEcoxégcp
y.al
ij
ièUt.
igri^iaxa
véovg, xavx' dv
xavxa, ovdèv
''A&7]va7oi,
i]
xal xd
xal örj/jiooM.^ sïrj
X.éyEi.
ei
dya&d
dX,?,a
ovv xavxa
fièv
^/^.ajiEgd'
öé
ei
xtg 5
Tigóg xavxa,^^ rpahjv
tieï&eo&e 'Avvxco
i]
inr],
xal y
gewone vermaningen." lederen meer bekommert om aardsche goederen, dan om het begrip en de waarheid en zijn ziel. En beweert met mijn philosophie en
gaan
Athener zal
hij
iemand, dat
hèm
dit verwijt
zoek laten gaan.
Dit
de dat.
PvxsQCüi,
met mijn
blijven verwijten, dat hij zich
bij
zal
hij
jioisTv
niet geldt,
dan
zal hij
hem
doen met oud en jong is
vrij
niet
e
zonder onder-
(v£o:>rsocoi
xal
Tifjso-
zeldzaam, doch vgl. Charm. 157f, Xen.
Hiero VII 2: zoo construeert men ook eqöco, ègydCofiai, ^ 289, O. R. 1373, 1351), met vreemdelingen en burgers - in het bijzonder met de
Vesp.
burgers, óf
rivi
Zóó zijn
omdat
die
beveelt
I.
T/.
het naast zijn (men zegt óf èyyvg eivai xivog yévsi el.
rivi yévEi schijnt
een enkel maal voor te komen).
de godheid en geen grooter geluk
dienstbaarheid
parallel
hem
ysvovg: ook èy.
aan
387 ra
den god
{ri]v
èfirjv
ziel
is
dan volkomen
er voor de stad,
êscöi vjtrjgeaiav:
Tavzalov &soTaiv soiidiiara, het door Tantalus den
goden aangeboden maal). Want steeds gaat zorg voor eigen
t.
hij
eerste plichtj dat geld en
voort er op te wijzen, dat b goed van minder belang is.
44 c dcpiexé
/us
ovx av JTOi}]oavrog aXXa, ovê"
è/uov
cog
jurj,
!}
ei
juéXkco JioXXdyjq rE&vdvai.''^
Mï] d^oQvPëlTe, vjLi&v,
èdeijêi-jv
ydg,
5 y^ai
cóg
dvdgsg
co
èyd)
oiiLiai,
ev ydg Ïote, èdv
övia olov êyd) Xéyco, oux
juéXXco
djioxTslvi^re
è/uè
^XdxpETE
è/ue fXEiQco
i]
d ydg dv óvvaixo
vjudg avrovg
— óv
ydg
dejuixóv
oiofiru
dxijncóoEiEV
dXXd xavxa ovxog
nov juEydXa xaxd, 5 TioiEÏv
d
ovxooi VVV
VVV
vvvai.
èyco
ovv,
dxE^vójg
dv
xig
Men moge hem dus
dX?M
jioXv
dXJA vjièg
oïoixo,
öóoiv
judXdor
vficbv,
êaov
v/uiv
xal yeXoióxegov EiTtEÏv—jigooxetjusvov
el
cóoTiEg
veroordeelen
jLiEydXM
Tjijico
of
jjl})
xaxay>i]fpt-
ov gaöicog dXXov xoiovxov
d7ioxxEivi]XE,
èjuè
—
xov êeov
VJTO
jióXsi
ydg
èdv
EvgrjoexE,
oïojLmi,
dvdgEg Adi^vaXot, noXXov déco èyo) imèg
eb
è^afidgxrjXE Jiegl xijv xov &eov
e odfXEvoi.
dvdgl
e^eXmoeiev
f)
dvdga döixcog èmiEigElv dnoxxEi-
jcoieT,
dnoXoyEÏo&ai, (o?
èjiiavxov
èiue
ïocog oÏExai xal ciXXog xig
/.ih'
ovx
d'
'
— ovdè
slvat d/iEivovi
vjid i^igovog (iXdnxeo&ai. djioxxeivEie juevxdv ïocog
XI
firjda-
zoiomor
ydg ovÖev dv ^XdipEiev ovte MéXrjxog ovxe "Avvrog
fXEv
)]
ydg ovv
dXXd
olg ïocog ^o)]oeo&E'
f(p'
oJg
èjiijLieivaié juoi
dv Xéyo) dAA' dxoveiv
olg
öv^oeo&e dxovovreg.
dxxa vjuïv sQslv xai dXXa /icög Jioieïre tovto.
dXX"
''A&}]v(uoi,
êogvfieiv €(p'
piij
in
niet,
elk
i^iEv
geval zal
xf/
yEvvako,
xal
hij
deze taak
moet hij vele malen sterven {nolXdxig zsêvdvai, een in de rhetoriek - Demosthenes - gezocht ddvvazov: rs&vdvni is krachtiger
f voortzetten,
zelfs
al
dan dnoêvrjioxEiv, Crito
52c).
Mogen de Atheners ook nog
een andere opmerking rustig aanhooren: zijn
dood
zal
een
grootere schade zijn
d want
dat
een
Meletus
of
een
voor de burgers dan voor
Anytus hem benadeelt,
zal
de
hem
zelven,
goddelijke
rechtvaardigheid niet permitteeren (ov -^efiaóv), die verhindert, dat de betere
geschaad wordt door den mindere. Met dood of ballingschap of atimie kan zijn
aanklager
hem doen
een kwaad
straffen,
maar dat
is
voor den wijze geen euvel
-
pogen een onschuldige te dooden {dnoxxsivvvai, Platonische vorm naast dnoHTslvsiv). Het is er dus verre van af {tioDmv
wèl
öÉw, e doet
het
is
te
Heindorf op Theaet. hij
p.
364),
dat
hij
dat ten behoeve van de Atheners.
een tweede vinden
als
den hals geschoven
als
Sokrates, door den
men
spreekt voor zich
Want
zelf,
veeleer
niet gemakkelijk zullen
god aan de
zij
stad toegevoegd, op
wil {:;iqooxsi/h£vov passief bij jtgoanêévai, Verg.
45
uvcojióg Tivogi
vco&eoiÉQcp
de
jiieyéêovg
vTiö
oiov
zoiovtóv
OTe'&f]xévai
dg
riva,
Tayov
TTQOoxaéiCov.
yevYjoerai,
roiovrog
avögeg,
o)
èav
aXX'
è/iè
rfj
ovv
lilXog
èfxoï
nei'&rjod^e,
ov
gqdlcog
ol
gó/uevot,
xgovoavzeg
'Avvxcp,
neiêójiievoi
fie,
el
akXov o '&eog
Tiva
f.irj
6x1
Aen. VI 90 Teucris addita luno),
=
wat traag - vcoOsotsqcoi
èjiiJiéjiiyjeiev
5
xrjdójuevog vjncöv.
&eov
rf]
aan een paard, wel groot en
als
av
gaöioig
xa&evêovreg öiaTeXdhe av,
jiiov
vfiïv
'
vvord^ovzeg èyei-
èyio Tvyyavoj cov loiovrog olog vjtó tov
(3'
31
vjuïv
(peloeo'&é jiiov
ïowg rdy^ av ay&ónevoi^ wojieg av
oh]v nav-
tj/uégav
ri^v
vueïg ö^
dnoxTeivane, eha töv loiJiöv
JióXei Jigo- 5
xal jieiOcov xal
èyeiQcov
vjiidg
óveiöiCcov eva exaoTov ovöev navofxai
vnb
èyeigeo&ai
deo^uévco
y.al
öoxeT o êeog
juoi
ör}
^gadviégcoi Suid.
:
A
vco&rjg,
jióXei
edel,
559,
maar
Prom.
62,
oorspronkelijk van lichamelijke langzaamheid gebruikt, gaat spoedig over op geestelijke traagheid, speciaal in het Ionisch, Hdt. 111 53 noodig heeft door een brems wakker gehouden te worden. -
hier
niet
en
dat het
vjio /nvcojtóg
maar „brems, paardenvlieg", wat
„spoor",
Tivog:
fivcoxp
a) uit
de praepositie vtio vóór (ivomóg rivog ; was er sprake van een spoor
is
dan zou men
eer den dativus instrumentalis verwachten
pium xgovoavTsg door een
dooden gelijke
;
ontwaakt
vlieg, c)
uit
den volgenden zin
in
vlieg, niet
-
probeert die met een
en
op een spoor, die
gende og
vgl. Paus.
tc5v
Als zulk een vlieg {olov
xoiovxóv zcva appositie
terwijl
;
b)
uit het partici-
die gestoken wordt
slapende,
.
slag
(xgovaavTsg)
te
de woorden jiavzayov Jigooxa^i^cov, wat wijst op een bewe-
god vergeleken wordt met vovoai.
de
;
blijkt
xxL)
vf^iag
is
is
28, 7,
aï
:rcQog
waar de kleur van een ra xgéa stal JigootCd-
masc. en slaat terug op fivcojióg zivog,
is
bij
aan de stad
X
/hvccöv
èfié
S.
en
in
correlatie slaat
met het vol-
toegevoegd, die ieder wakker houdt
en overreedt en vermaant.
Nu
zullen de Atheners misschien
hoe Plato
er
-
l'acog
rax' av, een voorbeeld
van houdt tweemaal het begrip „misschien"
uit te
te
meer,
drukken
;
de
het partikel av, hier tot driemaal toe, is noch aan het proza noch aan de poëzie vreemd, Soph. fr. 673 ncóg av ovx av iv 8cxr]i ^dvoifi' av; - geërgerd, gelijk slapenden, die men wakker maakt (Quint. IV 1, 73),
herhaling van
met een slag -
xgovoavtsg
;
het
beeld van het paard
is
opgegeven, ver-
dreven door de voorafgaande vergelijking ójojtsq ol war. èyeigófisvoi, waarbij
men de
natuurlijk
rest
aan
menschen denkt - hem lichtvaardig dooden, om dan in slaapwandel door te brengen. Of het moest zijn
van hun leven
de god erbarmen kreeg en een ander zond in woorden zag menig Christen de aankondiging van den dat
zijn
plaats
Christus).
(in
deze
31a
46 èv&évöe av Kaxavo^oaixe' ov ydg avd^gcoTiivco
b dedóodai,
ld èfiè Tcóv Tcöv
TiEV&ovxa
5 TTQEofjvxeQov
x6
è'x}],
ök
£7iijUEX£Ïo&ai
xal
dgexiïg.
vjLiéxegoy
ddeXcpov
f]
ei juév
djio
xi
djxÉkavov xal fuo&óv Xau^dvoav xavxa naQEXEkEvóaip',
xovxcov EÏyov
rjó}]
ngooióvxa ojotieq jiaxéga
idiq êxdoxco
dei,
èoty.e
dvéyeoêai
xal
))jneXt]y.évai
xooama
dfxeXovjuÉvcov
oiXEiojv
TigaxxEiv
andvxcov
èjuavTOv
jLikv
dv xiva Xóyov vvv bk ogdxE
xal avxol oxi oi xaxi]-
di]
yoQOL xdXXa ndvxa dvaioxvvxwg ovxo) xaxrjyogovvxEg xovxó yE
OV1 c cbg
oljuai,
ÈyÉvovxo
XE
olo'i
zioxé xiva
èycó
dnavaioyyvxfioai nagaoyófXEVoi judgxvga, Ejiga^d^}]v uiodöv
})
ixavóv ydg,
jjxi]oa.
Tj
iyd) Jiagéxojuai xóv judgxvga cbg dltjêTj Xéya>, xi]v jiEviav.
"locog
dv
ovv
dxoxiov
öó^eiev
dxi
elvai,
èyoj
di]
idiq
fikv
xavxa ^v ix^ovXevco JCEguojv xal noXvjigaypovcov, dtj/uooiq dè 5
ov xf]
dva^aivoiv
xoXjuco
xovxov Öe
jiÓXei.
d :ioXXayov Xéyovxog, o
[cpojvrj],
Zijn '''
xal èv
dij
goddelijke
oxi
hij
-
xi
evenwel
duidelijk
blijkt
?
Dit zou
djté/.avov
;
vaak
oorspronkelijk te beduiden „voedsel
nog
zijn
- Maar
niet
zelfs
raison hebben, indien
armoede - lyavóv te staven,
:
Waarom TtQayi-ioveTv
stelling
is is
praedicaat
„de
voldoende,
nl.
is
schijnt
;
eerst Euripides brengt het in
dit
ondanks
al
hun onbeschaamd-
getuige,
dien
ik
en dat
T>ir
om
voorbreng
mijn armoede". Hieruit
blijkt,
nsviav appositie
is.
dat
-
zou men kunnen vragen, beperken leven
en treedt
hij
gebruikt Plato gaarne van
met het
daarvan
rustig
niet in het
S.'s bemoeiingen zich openbaar op? - .-ro/v-
den man van de wereld
in tegen-
bestaan van den philosoof (Gorg. 526c); hier
is
het
met eenige zelfironie gebruikt: juist dat S. ra avzov ngarrsi, zijn eigen werk doet, op bevel van den god, maakt het voor hem noodzakelijk TiolimQayf^iovEÏv. - Die houding is het gevolg van zijn „daemonium",
WW.
echter,
het particuliere
hij
woord
de waarheid zijner woorden staaft genoegzaam
ToV vóór fidgrvQa niet te schrappen
tot
zin: het
opnemen en daarvan gedijen" (Hippocr.
de aanklagers hebben
durven beweren
mijn bewering
gansche levens-
Wackernagel, Sprachliche Untersuchungen zu Homer,
de hoogere poëzie, p. 22Q.
zijn
uit
ironischen
in
Theophr.) en wordt door Homerus vermeden
c heid
yiyvExai
xal daijuóviov
anders zoo lang eigen belang verwaarloosd en slechts
voor anderen geleefd hebben eenig profijt trok
o vjUEÏg èjuov noXXdxig dxtjxóaxE
&eTÓv
/uoi
yga(pf] etiixcl) /.icoööyv MÉXrjxog èygdifaxo.
xf]
missie
houding: hoe zou
x6 jxXfjê^og xó vpiÉxEgov ^vi^i^ovXeveiv
Eig
ai'xióv èoxiv
allicht
een goddelijk teeken, waarvan M. met komische verdraaiing (ènixcofKoidchv}
47 tfxol
dè Tovx' èorlv èx naidog aQ^djuevov, (pcovij zig ycyvojuév)]^
oxav
ij
av
ael anorgéjiei jue tovto o
yévïjzai,
jué^Xco jigaTTsiv,
Jtoorgéjiei dk ovjiote. roDr' eoxiv o fioi evavr lomai ra JiohxiyA 5
ïoxe,
nayxdlcog
xal
Tigaxxeiv,
yé
jxoi
doxeï èvavxiovo&ai'
xd TxoXixixd JXQdyjuaxa,
et
ovdèv ovx' dv èfxavxóv. xai
dxpeXrjxrj
ydg
ev
èyw [ndXai] èneydgyjoa nqdxxeiv ndXai dv dnokdólri xal ovz' dv vudg
avdgeg 'AêrjvaToi,
öi
fxoi
ov ydg eoxiv öoxig dvd^gchjicov ooj^ijoexai oüxe
xdXrj^fj'
e
dx^eo&e Xéyovxi
fit]
vjluv
ovxe dXXcp JiXij&ei ovöevl yvi]oiojg evavxiovjuEvog xal öiaxcoXvcov
dÖLxa
TioXXd
'
JiagdvojLia èv
dvay- 32
tióXel ycyveo&ai, dXX"
xfj
xaïóv êoxi xóv xco övxi juaxovjuevov vneg xov öixaiov, xal jnéXXet öXiyov
MeydXa
xgóvov
ó'
Xóyovg dXX^
o
iv/j,^E^)1xóxa,
vjuTv
vjueig
xijudxe,
dè
(pogxixd
vfiiv
/ui]
dvdgeg 'Aêrjvaïoi, aXXrjv
EV
xfj
jióXel,
è^ovXEVoa dé
vjieixcov
juèv
dgyijv
xal exv^ev
"
handeling afhoudt - tovto wordt even goed 179a avsTvai avTovg o
Lach. drijft
(numquam
weerhouden aan de
recht
te
impellenti,
ware omgekomen,
hoop
protesteert
burger,
^ovXovTai
re
d?ir]&f]
fjfxcbv
fj
-, nimmer
op
;
I
welk geval
een
tot iets
aan-
54), heeft
hem
hij
reeds lang e
eerlijke wijze bij
het
gelijk
betaamt in tegenstelling met den vód-og
hem vaak van
de Div.
Cic.
politiek te doen, in
(yvrjoioK,
rjg^a b
["Avxioylg]
cpvXrj
o door ngaTTeiv geregeerd,
jtoisTv
saepe revocanti,
onrecht
in
den
de groote echten
yvrjoiog,
denzelfden zin èyysvojg
O. R. 1225). Zulk een kampioen voor het recht moet dus privaatpersoon
Met twee voorbeelden
uit
zijn
eigen leven zal S. aantoonen, dat
een
taal
spreken,
die
vulgair
zou verwachten - (poQTixóg
men voor pleegt
te
beschaafd
het
klinkt
als
en zijn
verdiensten
smakeloos geldt. -
als raadsheer, toen zijn
en die
men
is
de
men naar Atheensch gebruik in
de lucht
te
Het eerste geval
niet
moet
eer van een advocaat
plomp, smakeloos; èixavixóg
gerecht voert, waarbij
prijzen
man
is
al
32a
zijn.
hij
buigt voor het onrecht en daardoor zijn leven in gevaar brengt, ook hij
5
èyoj ydg,
dé.
ovósjuiav jicójioxe
als
gelijk het ieder vergaat, die
tegen
è/.iol
d/ua xdv djioXoifu/v.
de
xaivd heeft gemaakt; deze innerlijke stem, die
dai/^óvia
ov
xovxwv, juov xd
dr}
ovö' dv évl vneixd&oijui Jiagd ró
xal dixavixd,
/.ihv
d)
dxovoaxE
egya.
ei
drjfxooieveiv.
juij
Jtagéio/uai
xex/ui]gia
öxi
sldrjxe
öeioag êdvaxov,
öixaiov ègój
eywye
ïva
dXXd
oa}{^r]oeoêai, idicoieveiv
steken,
bij
die
wat voor een
betreft zijn
phyle de prytanie had na den slag
taal,
zich zelf
houding b
de Arginusen
48
novzavevovoa öie
rovg öéxa oTgaTïjyovg tovg ovx ave-
vjusïg
rovg sa
AOjLiévovg
vavjuayjag è^ovXeoêe dd'QÓovg xgivsiv,
Tfjg
óg èv xcö vozégq) XQ^'^V ^öloiv vimv eöo^ev. tot' uóvog tcov Jigvzdvecov rjvavncód^rjv vixiv jur]d£v jioieïv naga
5 nagavójucog,
êyó)
Tovg
c
xai
vójuovg
h'deixvvvai
^ocüvzcov,
y.ai
èvaviia
v/xcov yevéodai
jued^"
f]
kevojuévwv, (po^rjdévza deojuov
hl di]juoxgazovuér)]g
av
zgidxovza
dixaia ^ov-
&dvazov. xal zavza juev
f]
zijg TiÓAecog-
èjzeió}]
juezajzetiipdjuevoi
dno'&dvoi,
Iva
ola
dr/
öè
öhyagyia avzbv
n£j.i7izov
jue
fjv
èyévezo, eig
zrjv
xal ciXloig èxeivoi noXXoïg noXXd
wg
ngooÉzazzov, ^ovXójuevoi
d
fidlXóv
cpjurir
fit]
Tigooéza^av dyayéïv èx ZalaiXlvog Aéovza zov ZaXajui-
iJóXov
viov
övzcov
éroljuayv
grjzógüiv, y.al vjucöv y.eXevóvzwv
zov vójuov xaï zov dixaiov
juezd
U£ deh' öiayjvdvveveiv
5 01
xai
£yjrj(piod^ur]V
zmv
xal dnayeiv
jiis
jiXeiozovg dvanXfjoai aizicöv.
zóze
uévzoi èyój ov Xóyo) dXX' egyco av èvedei^djurjv ozi èjuol '&avd-
zov
jiièv
si
fxéXei,
dygoixózsgov ^v
/ui]
ovö' óziovv, zov
slnsïv,
ds fxfjösv aóixov jutjö^ dvóoiov ègyd^so'&ai, zovzov jiiéXei.
sjLis
5 ovoa,
(406) I
coozs
men
en
18)
ydg
sxsivr]
dóixór
Toen
cpt. 7).
-
mogelijk in
sgydoao&ai.,
zi
de strategen
in
strijd
d/d''
met de wet
ijzsiöi]
allen te
verzette
hij
zó
óè
ndv
ovzwg loxvgd
s^s7iXr]^sv,
sx
zfjg
éóXov
zamen (Xen. Mem.
(het verhaal uitvoerig bij Xen. Heil.
wilde oordeelen
in
ovx
dgyj]
>/
I
33
6,
e.
v.
en
alleen van alle prj'tanen zich en stemde tegen
—
de vergadering der prytanen
en ondanks het dreigen en
geschreeuw van het publiek (een herinnering aan deze woorden zien som-
c migen
in
Hor. Carm.
III
3,
1)
bleef hij
kampen voor
voor kerker of dood {êiay.ivSvvsvsiv schildert een daar het praesens, yevéoêai een enkele Dit geschiedde onder de democratie
zonder lidwoord, (jiÉfijizov
lastten
zooveel
XVIII
Isocr.
anderen
(Heil.
te
II
3,
vandaar
39)
e.
uit
d.,
de 30
frequent
hem met
bij
voor den dood
verontschuldigt
óitovv -; want
S.
- met
el
fit]
Salamis te halen,
dygoixótegov ^v
zich over de cavaliere uitdrukking
hij
liet
zich niet door vrees
4
anderen
Thucydides), en ge-
om
compromitteeren {avanXfjoai, Nub. 1023,
over de zaak zelve Lys. XII 93). Doch ook toen toonde ligheid
toestand, van-
aoristus).
onder de oligarchie echter {oXiyaQxia
ontboden
35)
avxóv, vgl. déxazog avxóg
hem Leon
;
actie,
het recht zonder vrees
blij venden
hij
hem,
gelijk
vgl. dvdnXeoag, zijn onverschil-
sijisTv
^avdtov
(Gorg. 486c)
/néXsc fioi
bewegen het bevel op
te
ov5'
volgen.
49 ol
i^tjldojiier,
dg ^aXafuva xai ijyayov
Téziageg cpxovro
jLièv
Aéovra, èyoj dè coxó/ui]v dnicbv oixaöe. ajiédavov,
ei
/ui]
dg^t]
fj
did
üv dtd ravxa
y.dl ïocog
xai
zaxécov xazeXvd^r).
tovtcov
vjMv eooviai noXXol judgrvgeg.
ovv dv
'Ag"
Ta
öt-j jLióoia,
e
roodde hi] diayevéoüai
ol'eo&e
luie
dya&ov
xai ngdTxcav d^icog dvögög
el l'jioarxov
Èfiorjdovv roTg
Sixaioig xai ojojieg xgi] tovzo Jiegi jiXeiotov e7ioiovju)]v
ys
dXX'
ovdeig.
xoiovxog
nomoxe
^vyx(jog)]oag
tov
Jiavróg
did
èyco
enga^a
oi'dèv
löia
Jiagd
xb
xovxojv ovdevl ovg ol dia^d?J.ovxeg
avxóg
ó
ygrjLiaza
ageo^vzegog, ovdevl
Xaju^dvojv diaXéyojuai
jiièv
xai nXovoico xai
ójiioicog
iiid§7]ua
Misschien
33
èjTi^vjuoT dxoveiv,
Jicójioze ècpdóvt^oa,
,a>)
dxoveiv
av Xéyw.
d)v //r/,
èdiöa^a'
zou
zelf
hij
zijn
dé
ei
zig
Jiag'
(pt]oi
xai
ovx dv dixaicog
iméxoijui, cbv }xr\ze v7ieoxófiï]v jurjdevl jutjöèv
juY]ze
ovöè
Xafxpdvcov èe ov, dXX' b
ncbnoxe
èjuov ncójioxé
omgekomen, was de regeering
niet
5
xi
spoedig ten
gebracht (dia xa/écov, als bia ^Qa/Jcov, Sia /xéaov ondertusschen, dia
zé/.ovg,
voor
altijd).
Kan men dus verwachten, dat als
het
xi
ovdevl
Jiagéyuj èimvzöv egoizdv, xai
:révi]zi
dTioxgivójuevog
^ovXrjzai
zig
z}]r alxiav
hij
eï ziov
èjuovg jua&rjxdg
<paoiv
zovxcov èyco eïxe xig xgyjozög yiyvezai elze
val
ze
ovxog,
dixacov ovxe dXXco ovxe
ijiié
uov Xéyovzog xai xd èjuavxov ngdzzovzog
eïxe vedizegog eïze
èdv
tioXXov
èyd) de öiödoxaXog juèv oudevóg jzcójiox' èyevófj,ï]V el dé 5
elvai. zig
d)]jnooia
jiiov
xai
(pavovjuai,
;
ovöè ydg dv dXXog dv&gcójicüv 5
dvdgeg 'Aêrjvaïoi'
co
deT,
publiek persoon
meer gewone
i^iy.ovQsTv vóooig
morbis
bij
^orjêeTv,
Mem. In
Statius).
zoo lang geleefd zou hebben, indien e
hij
was opgetreden
I,
ti/hcoqsïv 4,
(vgl.
frequent in de rhetoriek,
vójuoig
vjitjqeteTv .Tvgezcöi Luc. Gall. 22, auxiliari
13,
gansch
kampioen van het recht?
als
roïg
zijn
leven
bleef
hij
zich
zelf
gelijk:
voor 33a
niemand boog hij, ook niet voor hen, die men lasterend zijn leerlingen noemt - hierbij denke men aan den genialen Alcibiades en den bloedigen Critias,
heetten,
Callaeschrus'
Mem.
I
2,
doch wie begeerde dit
gaf
zonder geld hij
te
gelegenheid
zoon,
12.
die
tot
schade voor
- Want nooit
-
hij
S.'s
op
als
naam
zijn leerlingen
iemands leermeester,
hem te hooren, dien vergunde hij b houw op de sophisten - en aan ieder
iteratief)
(èjii'dvixoï is
vorderen
trad
een
hem vragen
te stellen
;
(nagéyo) èfiavTÓv ègcozdv, Nub.
FRAENKEL en QROENEBOOM, P/ütO SoCmteS.
4
50 jua'&sïv
ovx
1]
dy.ovoai idia öxi
êjuov ^aigovoi xivsg tioXvv ygóroi'
''AXXd öid zi drj tioxe /uex' c
elnov
êyco
uiv
oio,uévoig
xoTg
dj]dÉg.
d
dxrjxóaxe,
diaxgi^ovxeg ; dXrjdeiav
5
xQÓncp
(pJiéo
óxiovv
Txgooéxa^E
dXrj&fj
èoxiv
xaxov
xal
xovg
dè
ydg
e!
oIxeToi,
e
avxcov
öiJTiov,
xgfjv
.
xrvèg
eI'xs
réoig ovoiv avxoTg
öxi
EÏ'jiEg
dh
ei
avxol fj&EXov,
juij
x&v
èjuov
vti'
xi
xaxov èjiEnóv&Eoav avxcov
VVV jUEjuvrjo&ai xal xi/nmoEÏod'ai. Jidvxmg dè jxdgetoiv
ivxavêoT ovg
jioXdol
toehoorders
is
niet,
hij
Waarom men dan gezegd: men schept
Èych
ógcö,
tiócöxov
Koixwv
juÈv
hooren, wat
te
hij
wijze.
geenerlei onderricht ooit heeft beloofd.
hij
er
behagen is
En dat
gekomen nu tegen hem opgetreden ös
jxr}
i.
- droomgezichten gemakkelijk
is
hen bedorven, dan moesten
hij
luistert? S. heeft het reeds
van men-
-
opgedragen door orakelspreuken,
de jeugd niet bederft
hij
hem
in te luisteren naar het toetsen
een rhetorische overdrijving
natuurlijk
d Immers had
daar
toch zoo gaarne naar
godswege
schen, wat S. van
(et
xal
xwv véwv xovg
eycoye
zou zeggen. Maar verantwoordelijk voor de verdere ontwikkeling zijner
dan
is
xal
ook indien iemand wilde antwoorden en wenschte
441),
c
dvêg(Ó7ico
avógEg "A&rjvaïoL,
juoTga
è'yvcooav
xal nnvxi
èwjivicov
jxaxégag xal dÖEX.cpobg xal aXXovg
èxEivcov,
xovg 7igoo))xovxag,
xov
ov.
^vvs^ovXEVoa, vvvl avxovg dva^aivovxag
xi
xwv
xivdg
ovy.
vtio
di]
diÉqp'&agxa,
êjuov xax}]yogETv xal xijuaygEÏo'&ai' 5 oïxEtcov
ydg
Jigoaxéxaxxai i^
co
èiexaCofiévoig k'oxi
'&sia
xavxa,
yEvójiiEvoi
nojjioxé
q)t]iui,
aX.X)]
ngdxxEiv.
a^Tc5v TigEo^vxEgoi èyój
sycó
xal evéXEyxxa.
diaq)%}eig(o
,u£v
ó'
fiavxdwv xal
èx
Jioxe
xig
yaloovoiv
ovoi
ooq)ólg,
cbg
Jidoav vjuTv xijv
'Aê^t]vaïoi,
dxovovxeg
öxi
elvai
y.aï
avèoeg
oj
tovxo,
dè
èfiol
&€ov Jigaxxeiv
01
ol ciXloi Jidvieg, ec ïoxe oxt
y.aï
jui]
dXï]'&ri Xéyei.
zij
te
óf
fiavTslcov
op andere
bewijzen {svs?.syy.za).
zelf
óf anders, zoo
zijn,
en
tot
zij
beter
zelf niet
inzicht
wilden
een herhaald nzs, misschien, omdat het tweede alternatief
p. v.
meer waarschijnlijke met grootere emphase wordt uitgedrukt), hadden hunne verwanten dit moeten doen - fis^iyiïo&ai y.ai ziucdosTo&ai, een als het
combinatie,
wellicht
die
dient
om
het
begrip /nv7]aiy.aHeTv
hetwelk niet slechts de herinnering aan,
kwaad beduidt.
-
èvTavêoT, Anab.
I
e hier
gevonden
te
Want 2,
2,
velen
hunner
Dem, 18;
worden):
bij
uit te
drukken,
maar ook de wraak voor geleden zijn
Plato
hier
verschenen (ndgeian-
schijnt
-
de constructie alleen
de meer brave dan schrandere Crito - bekend
;
51
KgixoPovkov rovde
ovxooi, èjuóg rjhyua)zr]g y.al dr]^uóiyg,
ënsaa Avaaviag ó
rovde
Aioxivov
ZcpifjTxiog,
'AvTKpóJv ó Kt]cpioievg ovxooi, 'Ejiiyévovg ovxoi
ol
CO)'
oxgaxog
ddsXq)oi
OeoQoxiöov,
xexeXevxt]y.ev,
Uagdhog
xavxtj
ó 'Agioxcovog,
"Adeijuavxog,
ov
Jrjjuodóxov,
ó
yeyóvaoiv, Nixó- 5
öiaxoi^f]
xfj
Oeodóxov
)]v
— xal
6 juèv Qeóöorog
— xal
-Oedyrjg ddeXq:>óg' dóe dè
ovxooi
ddeXq^óg
oi'
ó'
en
aXXoi xoivvv
Jiaxijg,
ovx av èxeïvóg ye avxov Haxaöerj&eit]
ójoxs
ode,
èv
adelq)6g
jtaTtjo,
jiaTiJQ,
xal 34
Illdxoiv,
Alavxóöoigog, ov AjioX/LÓdmgog ode ddeXq)óg.
xal dXlovg noX-
Xovg
fidXioxa
eyoj
êyój
vvv Jiagaoyjodoj
èjieXd'&exo,
Tcdvxag
dvdgeg, y.axd
dXXd
Toiovxov.
syei
Tl
emeïv,
vjuïv
èjuol
èygfjv
udgxvga
avTol
^Oïj'&ovvxeg
'
f-ièv
ol
— èyoj
— xal
Jiagayaygöj
xw
éxoiiuovg
êv
/<£»'
dè xóxe
Xeyéxco
ndv xovvavxiov evgyoexe,
xovxov
ftot]êeïv
et
•
el'
5
eb
tm
diacp&eigovxi,
xovg olxeiovg avxöjv, ojg cpaoi MéXrjxog xal
êgyaCojuévq)
'Avvxog.
dè
ydg
01 dieq?êagjuévoi
48,
2,
I
Groen van Prinsterer, Prosopogr. Plat. Schanz in de inleiding zijner Crito-uitgave bij
genoemden
av Xóyov eypiev b
xdy
ngeo^vxegoi
ddidq?^agxoi,
Euthydemus, Phaedo, Crito, Mem.-
uit
xiva
d)v
éavxov Xóyw nagaoyjoêai MéX}]xov
xcp
Q,
1-4-8; meer
over
ol
hem
200, Cobet, Prosopogr. Xen. 5S, ,
met den
onder
Lysanias,
de vader van Aeschines Socraticus
Epigenes
II
avdgeg,
}]d}j
de vader van Critobulus, die sterven
Sokrates'
bij
(zijn
reliquiae
aanwezig verzameld
is
en
door H. Krauss 1911); Epigenes' vader Antiphon en Paralius de broeder van Theages, naar wien een van Plato's (?) dialogen genoemd werd uitgegeven
en te
die zich
wegens zwakke gezondheid verplicht zag zich van de
onthouden (Rep. VI 496ö)
Adimantus ten
;
slotte,
politiek
de broeder van
Plato,
34a
die een rol speelt in de Republiek en Aiantodorus, broeder van Apollodorus,
Mem.
6 fiaviy.óg (Symp. 173rf, Xen.
III
11,
getuigen tegen S. moeten halen: vergat die
fout,
gestoelte
S.
wil
Aesch.
plaats III
165:
voor
hem maken
tijd
gebruik
te
maken
:
dat
te
hij
(jiagaxcogój
1.).
tijd;
de andere
jragadidóvai
andere plaatsen, Schanz ad S.
het toen, dan herstelle nl.
men mocht den aangeklaagde
den hem door de clepsydra toegemeten dediger de kunstgreep,
Uit dezen had Meletus zijn
17).
hij
Het
zo
thans
niets
afnemen van
vaak echter gebruikt de ver-
partij
vrijwillig aanbiedt
vÖwq, Dem. XVIII 139 en
blijkt echter, dat juist
helpen, niet slechts de jongeren, die
hij
van het spreek-
allen
van tal
bereid
zijn
van zijn
hem gehoord hebben, maar ook b
de oudere verwanten van dezen, die dus overtuigd
zijn,
dat Meletus liegt.
52 Tovzcoï'
7iQoo)'jxo}'Teg, Tiva
dkV
tÓj'
7]
ooêóv
aXXov è'yovoi Xóyov (iorjdovvxeg
xal
re
5 yjevdojuévq), êjuol öè aXr]&evovTi
c
EUv
örj,
oyeöóv
EOTi
^vvioaoi
jiievog
xavxa
avxoïg
d
ujudjv
xig
ovv — ê.-Ti8(y.rj dv dgiaxe,
O)
ixéTSvoe rovg
è?>.£)]dsu],
y.ai
dXdovg tcöv ofy.simv
avdadéoxegov
ovxmg jiioi
rdyj ovv
eyei
dv
— ovy.
OQyfjg
juex'
d^icb juèv
ydg
xal
oyoir}
jue
xï]v
y)ricpov.
ëyoiye, ei d'
doxco :xodg xovxov Xéyeiv Xéycov öxi ""Efxoi,
iiév jiov
eiolv
êeïxo
xovxoig
ngóg
dv
y.al
xavxa
y.al
dv dótai^u, xóv eoyaxov y.ivdvvov.
(hg
èvvoijoag
ogyioêEig d)]
y.al
de oi'dh dga xovzojv 7Ton)oco,
èyco
JioXX^vg,
y.ivdvvEvoiv, xig
judXuoxa
öxi
èkaTzco xovxovt
y.al
noXXcóv day.gvwv, Tiaièia re avxov dva^i^aod-
fiexd
('ra
5 cpiXoiv
juh
co avdgeg' a juev èya) è'xoi/bi' av djioXoyeio&ai, ravia xaï olDm ïocog xoiavra. rdya ó' av ng v/ucdy
dycüvog dycöva dycoviCójiievog èöerjêr] re
èiy.aoxdg
èjuol
3Ie?J]rq)
;
ayavaxTïjoeiEV dvajuvr]OT&€lg êavrov, ei 6 juev
Tov
d
oti
diy.aior,
xiveg y.al oixeloi
y.al
'
ydg xovxo avxö
xb xov "Oin'jgov, oud" èyój 'dnö ögvdg ovÖ" djió JX£xg)]g^ Tiécpvy.a 5 dXX'
è^ dv&giójcoiv, ójoxe xal oixeioi juoi eioi xal velg, co dvögeg
'A'&i]vaïoi,
xgeïg,
ovdéva
ö/icog
eig
juèv
avxcöv
jueigdxiov
ÖEvgo
ijdt],
övo óè naiöia
dva^ifjaoduevog
óe/joouai
Wat er
c
"
dAA' vjluov
misschien (locog) S. te zeggen heeft is ongeveer (ay_£dóv) dit ook nog andere argumenten van dien aard. Nu is het mogelijk,
iemand gedachtig aan
zijn eigen proces, waarbij het niet
eens
om
zijn
dat
leven en
gelijk nu - en aan de bad en smeekte, zich ergert over S. omdat deze niets van dit alles doet, en daardoor onbuigzamer tegenover hem wordt. av^adéozsQog av yéroiTO ; de groote fout av&adéoTfQov av jt. /.i. oyoii] bij het Attisch proces, gelijk trouwens bij elke rechtbank van leeken, was
vrijheid wijze,
ging - dus geen dycov (xéyioro? was het
waarop
hij
zelf toen
=
deze, dat
op
d
te
men
te veel
voeren,
gegeeseld;
nog
een in
op het sentiment der jury werkte door roerende scènes o. a. door Aristophanes geestig in zijn Vespae
praxis
Demosthenes'
tijd
bloeide deze methode, in Mid. 186.
-
kunnen antwoorden, dat ook voor hem het bekende woord van Homerus geldt, dat hij niet stamt aTio ögvog ovö' ano TiézQ}]? (t 163, Hes. Theog. 35, v. Wil., die Ilias und Homer p. 97, hier toch wel met toespeling op de sage, dat de menschen stammen van boomen hij heeft drie zoons - Lamprocles, Sophroof steenen), maar van menschen Is
dit
het
geval,
dan zou
S.
:
53 d7ioxp}]q'ioaoOai.^^
öiCójUEvog,
nh
daggaUcog
TiQog d' ovv
èyoi
dkXog Xóyog,
/,«;,
oXrj rf]
nóXei ov
ovv dXrjüig
eh'
ë^ovTa,
et'r^
ovv xpevdog,
ovv deöoyjiiévov yé êorl tó ^oyxgdxij öiacpégeiv
dkX"
noXXêóv dv&Qcójicüv. oo(pia.
aloxgov
dv
xgivoivxai,
öeivóv
d&avdxwv
eïr]
dXXrj
eïxe
oïovoneg
'
doxovvxag xi
ovv vjucov
ei
dvögeia
ei'xE
êoojLiévcov
eyd)
dv
&av/udoia de ègya'Qofiévovg, el
avxovg
avxol êavxmv ev xe xdig dgxcüg xal
XI
eïvai,
jur]
ome
ovx',
rm? dXXatg
f]jueïg
komst geen gebruik maken,
om
xijuaïg
ovg b
ngo-
xavxa ydg,
Jiouojuev, v/ndg ènixgéneiv,
Menexenus, Phaedo 1166 -, maar toch
niscus,
dnoxxeivrjxe' oï èjuol
(h
XQV ^oieïv xovg doxovvxag xal
fjj.idg
dv
5
cöojieg
&ox' dv xiva xal xcov
yvvaixdjv ovdèv öiacpégovoiv.
ovxoi
dvdgeg 'A^rjvaïoi, ÓTifjovv
dTio&avovvxai,
öxi ol diacpégovxeg 'A-&f)vaiojv eig dgexiqv,
iévmv vTioXa^elv xgivovoiv,
eïxe
noXXdxig èdbgaxd xivag öxav
Jieloeo&ai vjueïg
5
35
dgexfj xoiovxoi ëoovxai,
TióXei negidnxeiv,
xfj
xivl tcTjv
doxovvxeg diacpégeiv
01
fjxiviovv
/uév xi elvai,
oiojiiévovg
doxovoiv aioxvv7]v
jiioi
tovtcov ovdèv noieïv xal rrjAixóvds övxa
èjuè
xal TOVTO rovrojiia
diijud^cov, aXk" ei e
r)
xal
è/uoi y.ai Vjuïv
ovx auOa-
71011)000;
vjLiag
ddvaiov
JiQog
ëx^
dó^av xal
doHsT xaXov elvai
wg
ovv ovöèv tovtmv
dl]
ti
avdgeg "A&fjvaToi, ovö'
co
de rechters
te
zal
hij
dXXd
5
van hun tusschen-
vermurwen. En die houding
aannemen, niet uit eigengerechtigdheid of minachting voor de rech- e maar omdat het hem met het oog op den naam van de stad en hemzelf ongepast voorkomt, dat een Sokrates zoo iets doet, van wien het nu eenmaal heet, te recht of ten onrechte, dat hij verschilt van de groote hoop - de 35a
zal
hij
ters,
tegenstelling
tusschen
wordt gevoeld
dXrjêég
en
xpsvèog,
is bij
Plato
e. a.
Een schande toch zou het
zijn,
als
adiect.
waarbij
het
laatste
geheel
frequent, Euthyd. 272a, Cratyl. 430a.
als
-
Atheners, die heeten uit te munten in
wijsheid of andere deugden, zich zóó zouden gedragen; gelijk
hij niet
zonder
menig man van reputatie - doxovvxag fiév n slvai ; aan Pericles (Flut. Peric. XXXII 3) is hier wel niet gedacht - zich voor de rechtbank heeft zien aanstellen, om den dood te ontkomen. Dezulken brengen schande over de stad (jiEgidTciEiv behangen met, aandoen, vaak in ongunstigen zin, P 86 fiüfiov dvdtpai), zoodat een vreemdeling te recht zou kunnen zeggen, b dat de eersten onder de Atheners zich als vrouwen gedragen. Daarom moeten ergernis
noch de aangeklaagden zich
tot zulke practijken
verlagen
noch de rechters
'
54 nvió ivdeixvvo&ai,
Toi^TO
oti
^aXkov
n:o?iV
rov
xaTaxprjcpieTode
èXeivd xavia dgdjuaza eiodyovrog y.al xaTayé?Morov t)]v nóXiv
TOL
TioLovvTog
rov fjovyiav ayovzog.
T]
XüiQÏg
öè
öó^rjg,
rfjg
deïo&ai
c eivai
rov
ovöe
avdgeg,
co
èm
dtddoxeiv xal Jisiêeiv.
ov ydg
lm
rd dixaia, dXX'
Tcp xataxciQiCso&ai
öixaióv
öoxei
fxoi
ovóè óeójuevov djioq^evyeiv, dXXd
dixaoiov
rovico xdêrjxai ó öixaor^g,
èm
rama
xgiveiv
tc5
xal öjuójiwxev ov yagieïoéai olg dv doxfj avrcö, dXXd öixdoeiv 5
xaxd rovg vójuovg. ovxovv ovd'
d^iovxÉ
oï'v
ngdxxeiv d
d dXXojg
re
^yov/xai xaXd
jui]xs
fiévxoi
MeXi)xov
ydg dv
vr]
jiii]
eïvai
öixaia
jjLrjze
junjxe
ooia,
Aia fjidvxcog] xal doe^eiag q^evyovxa vnb
ydg
oacpwg
xovxovt.
fj^i&v evoe^oïev.
dvögeg 'A&rjvaToi, xoiavxa delv ngbg vjudg
(b
fiE,
èmogxeïv
ygi] ovre f]judg êêiCeiv v/udg
ovdézegoi
idi^eoêai'
vjudg
dv,
ei
jieiêoijLU
vjudg xal xco
deïo&ai ^laCoi/iirjv o/xco/uoxóxag, &eovg dv diödoxoijui
fjyelo&ai
jiiij
vjudg eïvai, xal drexvcóg djioXoyovjLievog xarrjyogobp' dv èjuavxov
êeovg ov vojuiCm. dXXd noXXov del ovxwg eyeiv'
5 (bg
ydg, d) dvögeg 'Ad^i]vaïoi, d)g ovöelg rcov
dit permitteeren,
doch veeleer moeten
êjLiójv
met grootere gestrengheid optreden
zij
tegen hem, die zulke roerende scènes durft opvoeren
zoowel „voor de rechtbank brengen",
beteekent
gen". Ach.
Doch c rechter
houdt
niet
slechts
het eergevoel,
gunst of naar gunst te schenken {xara-
het recht als
ra
dixaia),
Ts
zoodat
Aia,
is
fiévzoi .-idvzcog
eerst
recht
is
een
te
Hermes
(Frankel,
maken
Nub.
xai,
wel
te
tot
ongeloof
beschuldigen (zoowel
av
maar om een
tcHi
onderrichten,
onpartijdig
daar
vonnis
XIII
uit
is,
te
zitting
spreken
voor Sokrates,
a'/lcog xe Jiavrcog xai,
1269, hier versterkt
schrappen
hij
Pogingen dus
464).
zijn verwerpelijk, vooral
van aaépsia. (Men zegt
smeekbeden den rechter hij
een
rechtereed
zijn
den rechter meineedig a/lcog
ook het gevoel van recht verbiedt den
om
die aangeklaagd of
ww.
men dezen
overeenkomstig
om
het
:
bidden: veeleer moet
XaglCsoêai
d
{sladyoviog
„op het tooneel bren-
als
11).
niet te
vo/uiCo) xe
xanjyógojv^ xal
Prom. 634,
met een bevestigend
Schanz).
Trachtte
hij
door
vlj
zijn
het breken van zijn eed te forceeren, dan zou
leeren
en
juist
door
zijn
verdediging
zich
zelf
deïa&ai ^laCoifitjv als aTtokoyov/^svog xazijyogoitp'
oxymoron). Daarom
over te beslissen, wat voor
hem
laat
hij
zelf en
het aan de godheid en de rechters
hen het beste
zal zijn.
55 vjiiTv
emTQÉJico
xal
&e(ö y.oTvai tisoI êfiov
rep
jxéXlei èjuoi
Ötij]
TE cioiora elvai xal vinv.
Tb
fxkv
IsTai,
Tiolh
dyavaxreïv,
jU)]
yeyovóri,
öti
xal ovx
dvéXjiioróv
óg
Jiaod tioXm' VVV dé,
è'oixev,
TCüv" yj)](pa}v, dneJTecpevyr]
rcöv
yeyovóra
róv
xprjcpüiv
öXiyov eoeoêai dXXd
xQidxovza ^uóvai
ei
MéXrjzov
dv.
rovrco tco e
yéyovEv ró yeyovög rovxo, dXXd
/.loi
ov ydg cpóiu]v eycoye ovroi naq
dgiêjiióv.
èm
'Ad'rjvaioi,
aXXa ré ^oi jioVm ^vju^dX- 36
èxaxéomv
^aujudCa)
/.idXdov
avögeg
co
xaTetiJi]q)ioao'&e,
ilIov
jLieréjieoov 5
juèv ovv, cbg èjuol öoxd),
xal VVV dnojtécpevya, xal ov juóvov dnojiéqyevya, dXXd navxl
on
dffAor xovtó ye,
ui]
si
dvéji-f]
"Avvxog xal
Avxwv
xaxrjyogrj-
Daar het proces wegens dos^sia een dycov zi/u-tjióg is, waarin de strafmaat is bepaald, moet na de veroordeeling eerst Meletus zijn eisch
niet te voren stellen
in
(zi/xrjaig),
casu den dood, daarna
opdat de rechters tusschen beiden kiezen.
S.
zijn
tegeneisch (dvnzlfirjaig),
Uit het volgende
blijkt,
dat S.
met een geringe meerderheid van stemmen veroordeeld is, 280 tegenover 220 - bij staking van stemmen gaat de beschuldigde vrij uit, Aesch. Eum. 741, Arist.
Resp. Ath. 69
500 of 501
leden
-
of 280 tegenover 221, al naar
bestond-
stemmen voor veroordeel ing, 220 dus voor wat Sokrates
De
uitslag
verbazing
-
z6
1.1.
heeft
fM.
II
vrijspraak waren,
uit
41, dat er 281 niet
met
veeleer
zijn
klopt
zegt.
van de stemming wekt geenszins zó
^vfM^aXXezai,
mate de rechtbank
Het verhaal van Diog. Laert.
fxkv
zoodat
ayavaxzEÏv
men is
gezegd,
gebrek aan ergernis over het (I
ergernis,
een praepositie Jigog of slg zou verwachten, doch
opgebouwd en hangt dus
plaats uit de Rep.
S.'s
dyavay.zeïv behoort grammatisch af te hangen van
fj.r]
voordat de spreker in zijn geest den zin als
3316), die
een etiket in de lucht „wat betreft mijn enz.
feit"
men
ter
:
men moet
echter erkennen, dat de
vergelijking pleegt
aan
te
voeren,
omdat daar een corrigeerend slg zovzo volgt. Misschien is daarom te lezen tov fj.sv fiij ayavaxzeTv, vgl. Eur. Med. 284 ^v/n^dz-hzai Sk TioV.d zovês Ssï/iiazog, Thuc. III 36, 2. - Immers hij had niet gedacht, dat de meerderheid zóó gering zou zijn, want waren 30 stemmen anders niet gelijksoortig
uitgevallen,
is,
dan zou
hij
vrijgesproken zijn. Meletus in elk geval heeft
weinig succes gehad, want zoo niet Anytus en' Lyco
als
waren opgetreden {dvé^t] - y.azt^yoQi^aovzEg ; volgt op het verbum singularis
meer dan een
subject,
dan
staat
al
heel
medebeschuldigers in
den
de praedicatieve bepaling her-
e
36ö
56
'o
xav dxpXe
èuov,
oovieg
row
jiéjujirov ^iiégog
ó'
Tifiaiai
5 d^iag;
ovv;
ri
dvögeg
d)
'A'&7]va.Toi
aiióg et/u naêéïv
tl
to
(.(eiaXaftojv
6 dvijQ Oavdxov. eiêv èyco óè
juoi
ovx fjovxiav
^icp
xcö
ovv
dvTiTi/njoojuai,
vjiuv
ov
öoa'/iidg,
'///dag
xj.n]fpcov.
dAA'
fjyov,
;
öyjXov
1}
ojvjieg
d/jLeXrjoag
Tivog
özi
Ttjg
on naêóiv
djioz/ïoai,
r]
d))
èv
of Tiokloi,
IQrjfxariojLiov ze xal oixovojuiag xal otgan^yicöv xal d7]/bi7]yoQuT)v
xai zcov aXXoiv doyjbv xal ^vvcojuooiwv xal oidoeoyv z(bv èv c nóXei
yiyvojuévcov,
éivai
cóoze
fj
61 èk'&mv
hzavda
juèv
oux
fja
èiiavzcö ejiie/dov jutjökv öcpsXog eivai,
juf]ze vjuJv ju}]ze
ök zó Idiq exaoxov [IcbvJ evegyEzelv zijv jueyiozrjv evegyeoiav,
èjii
èycó
5 (bg fii]
ocóÜ,eo§ai,
lói'za
zavz''
eig
zij
èiiavzóv zc5 ovxi êmeixéozeoov
^yijodjusvog
èvzav&a
(p}]iui,
jzgózegov
jujjzE
èmxeiQMv exaozov
?)a,
vjliójv Jieldeiv
rcöv êavzov jui]dev6g èjii/ue^^eïo&ai Jiglv éavzov
èmjueXr]êEit] öncog (bg ^ékziozog xal (pgovifidizazog è'ooizo, jiu]ze
z
Tzglv avzfjg zfjg jiólemg, zcbv ze dlkcov ovzco
TzóXswg,
zfjg
d xazd zóv avzbv zoójzov zoiovzog
cov ;
haaldelijk
b dan zou
den
in
hij
dya&óv
è7ii/nE?.e7o&ai
Xen. Anab.
pluralis,
—
zi
ovv
eIjui
dvdgeg 'Aêt]vaToi,
co
zi,
II
4,
d^iog Tiadelv
e! ÓeT yE y.azd
Frohberger op Lys. XII 2), drachmen op den hals hebben
16,
zich zelfs een geldboete van 1000
- Wie bij een crimineel proces als aanklager niet 1/5 deel der stemmen kreeg moest een boete van 1000 drachmen betalen en verloor het recht in een dergelijke zaak nogmaals op te treden, m. a. w. haalde zich
gehaald.
33, IV 18 enz.); de berekening op den hals, Andoc. M. nog niet 1/5 der stemmen zou gekregen hebben, is slechts 931/3 stem! een uiterlijke: 280 stemmen gedeeld door 3 Meletus eischt den dood {Ti/nda&ai is het officieele verbum voor den ver-
een
partieele
trouwens,
dzifiia
I
dat
=
volger Twt 111.10.1
xcöi
iivog,
ffevyovTi
cfEvyovxl Tivog).
de aangeklaagde dvzirtudTai iivog, de rechter
Wat voor
tegeneisch moet
melijke straf, hetzij geldboete, daarvoor, dat {wvjiEQ
01
hij
TioXXoi nl. èm^iskovvrai, te suppleeren uit
fteXovnevog, C 193,
Lys.
XIV
zich
29)
hij stellen, hetzij
licha-
met de groote hoop ovx stcid/iiékrjoag
in strijd
=
bekommerde om geldverdienen
niet
en het beheer van huis en vermogen, militaire of politieke onderscheiding,
ook
niet
om ambten
(aXXcov,
c aristocratische coterieën, zijn heil te zoeken,
d vermanen
vóór
alles
maar
zich
als te
al zijn
Phaed.
110e enz.) of politieke, speciaal
om
in
energie aanwendde
om
goed achtend
aan eigen volmaking
te
arbeiden?
dergelijke middelen zijn
medeburgers
Waarop
heeft hij
te
op
57 Tï]P
a^iav
öti
av
deofxévcp
on
dXrj^eiq Tt^uüoOai
TJï
ngénoi
è/uoL
èm
ay.siv oxo^rjv
jiinXlov,
vjuójv
jiiÈv
dvögl
EvsgyÉr}j
névt-jii
üvögsg 'A^ijvaïoi, Tigénei \Ovd'") ovrcog
c5
iTXTiq)
6 juèv ydg xai 6
ravzd ye ayadov xoiovtov
v/ieréga TiagaxeXevoei; ovx
rfj
XOIOVTOV avdga èv ngvxavekp Tig
y.al
ovv ngénei
il
^vvojgidi
r/
ovdkv
xaxd xó dixaiov
xtjg
et'
v£vix7]xev "Olvj.iniaoiv
öoxsTv eJvni, èyco ds elvai,
evöaijiiovag
Jioiei
vjj.dg
Tgoq?iïg
C^vyei
öeTxni, êyo) óè
déo,uai.
d^iag xijudoêni, tovtov
ovv deï ue
et
cooTTsg
Tiegi
jiievog'
TÓ
TOióvèe
tov
oïxtov
ovx
txdXXov.
xai
eotiv,
{.-ia{)sZv
Theogn. 342)? Natuurlijk op weldoener {evsoyézTjs
d)
is
dvTi/^oXijoeojg,
xfjg
is
iets
£xó)v
eIvoi
een vox media goeds,
past
niets
meer recht
meer heeft
al
p. 201),
of in die
Euripides hadden
is
voor een
die
loisir
mate
moet hebben voor
armen
Handbuch der Gr. zijn arbeid. Welnu
prytaneum, waarop
als spijziging in het
dan degeen, die met het paard onder den man
zijn succes
döiXEÏv 5
een eeretitel herhaaldelijk gegeven aan hen, die zich
met het twee- of vierspan dankt
^ufjöéva
„ervaren, ondervinden",
dat passend
jegens den staat verdienstelijk hebben gemaakt, Giibert,
Staatsalterthümer2
djzav&adiCó-
dvdgeg 'Ad^yvaToi, xoiovtov dXXd èyoj
nÉTZEiofxai
deze gronden recht
al
37
xai xavxl Xéycov Jzaga7i?a]oia>g öoxcö léyeiv
vjuïv
öè
e
(xfjgy èv
Tiucbjitai,
jigvxavskp om]oea>g.
"lowg ovv
5
xbv
noXv ys jLidUov y
oixsToêai,
r)
éW
wg
in
hij
(xéXrjri),
- zoo iemand trouwens
Olympia zegevierde
aan de snelheid zijner paarden
reeds
;
Xenophanes en
een dergelijke stem laten hooren, Plato daarentegen Rep.
Atbd spreekt van den fiay.aQiazov ^cov ov oi óXvfimovTxai ^cöai. - De immers geeft slechts schijngeluk, S. het ware geluk, hij is rijk (de e liefhebberij was zeer kostbaar, Hdt. VI 35 x£êoiJinoxQÓ(pog oly.la), S. arm: Het prytaneum, 37a hij stelt dus als tegeneisch: spijziging in het prytaneum. -
V
laatste
gelegen aan de N.O. helling der Acropolis, bevatte de xoivt] éozia, de haard der stad: gezanten, 7iqó^f.voc en verdienstelijke burgers, ook de nakomelingen
van
Harmodius en Aristogiton, werden daar
gespijzigd, de zoog. nagdaixoi.
Tot die verdienstelijke burgers rekende men ook de overwinnaars in de Olympische en andere nationale spelen, Giibert 1. 1. p. 389. Na den sublie-
men
eisch „spijziging in het prj-taneum" doet de volgende voorslag tot een
geldboete op het eerste gezicht aan als een pijnlijke anticlimax
volkomen Sokratisch elke zaak van is zijn sublimiteit! Misschien
meent men, dat
S.
alle
kanten kalm
ook nü
als
boven
;
doch het
is
te bekijken
en juist dat
(33c) in een
hardnekkige
58 aXla
ayÜQcÓTicov,
b
y.oivEiv
akka TioXXdg,
o/.iycp
jueydXag
5
d^avdrov
tieqI
dv
87ieio&t]TE
dia^oXag tioXXov
döixeïv
fu]öéva
uoi
Ti/bidTat,
lonv c Tov
;
o
TijU7]odf.i€vog
dXXd
ygrjjiidTOiv
dXXd
di]
olÖd
(pvyrjg
Tijurjoojjuai
ovt^
ovtcov,
'Qriv
èv deo-
evdexa;
del
dXdd Tamóv
;
yg^/uaTa ónód^ev
ydg dv
ïooig
xaxóv
ei
dgyfj, ToTg
eoTi juoi ;
èyoj
xar'
y.axcöv
ti
y.al ti jne
eXeyov ov ydg
di]
xal
y.al ji/jLTjoeo^ai
dya&ov
el
ev
xa&ioTauévr]
del
ttj
ddiy.)]OEiv
öedéo&ai ecog dv èxTeioco
y.al
uoi èoTiv ojieg vvvdr] 5 ixTeioo).
om" (bv
óeouov ;
TiÓTegov
;
dovXevqvza
uwTrjQiq},
eXxoiiai
di]
Tisjieiouévog
ye
Jiddco tovto ov MéXrjTÓg
jur]
fj
juóvov
fjfjLÉQav
rov naxov
eifii
ovy. etöévai
cprjjuLi
tovtov
dvTl
;foóï'Oï'
ov gqöiov iv ygóvqj
d'
êjuavzóv
deioag ;
tl
^ulav
jui]
vvv
'
dnoXveodai.
Öéco
iuavTov ègeïv avióg óg d^ióg roiovrov rivóg èjuavTcp.
yag
6)dyov
Tiel'&co'
cog eyMfxai^ ei fjv v/nïv vófxog, cóoJieQ
èjiei,
av&ooinoig,
(iXloig
y.al
tovto ov
viuiag
aXXrjXoig diedéyjue&a.
tovtov
juoi
Tijuijoaae. tzoXXï] /uevTdv jue qpiXoyjvyJa eyoi, el oihcog dXóyioTÓg eljui
djoze
IlIov
ovy
dvvaoêai XoyiCeoêai
fii]
d Xóyovg], dAA'
vjnJv
^agmegai yeyóvaoiv xal Doch
eigengerechtigdheid spreekt. tuigd
b hoewel van
{kxoiv elvai,
opzettelijk
als
Sparta, Thuc.
bijv.
iets eischte,
de vrees, dat Meletus dat ongetwijfeld
een
wat
hij als
zin
zijn
ramp
slvai)
Trouwens welken voorwaar
te
college van
leven 11
eisch zou als slaaf
als
-
stellen?
ygafifiazevg
gevangenissen en de leiding
over-
te
doen,
(in strijd
bij
hun
met de gewoonte
dit
ternauwernood
niet onredelijk zijn, indien hij
hem
wr
sv olöd
wv
Nooit
ti
y.ay.oji-
ovtcov
=
ev oiöa y.ay.öjv ovtcov.
Gevangenschap? Een
er jaarlijks 10
fungeert;
?
er toe brengen iets voor te
der wisselende overheid
mannen, van welke
gewezen, de 11de
d
hij
hij
132, 5)
I
Tovzcov a ev olda xay.a övza of met attractie
c
is
niemand kwaad
een kwaad moet beschouwen
krijgt,
is
ETncpdoviinegai,
niet het geval. Veeleer
is
zó vvv
hebben kunnen maken. Zou het
tegenover zich zelf
slaan,
dat
vgl.
wegens den korten duur van het proces
hij
andere staten,
duidelijk zal
zal
öti vjiieTg juèv övzeg noXÜTai
Tdg èudg öiaTgi^dg [xal Tovg
óiOL ze èyéveod^e èveyxeh'
!
-
bij
fraai bestaan
de ê'vbsxa het lot
n —
zijn
een
worden aan-
ze hebben het toezicht op de
de voltrekking der doodstraf, Phaed. 59e.
-
Of een geldboete en dat hij gevangen blijft tot de betaling daarvan (Dem. XXIV 63)? Maar daar hij geen geld heeft komt dit op hetzelfde neer. Maar dan ballingschap? Doch hij kan toch op zijn vingers narekenen, dat, als de Atheners het niet met hem kunnen uithouden, vreemden daar zeker niet toe
59 ójore
avrcbv
l^^^TEÏxe
vvvl
ajiaXXayfjvai
oïoovoi gadujog ; tioXXov ye
üv
6 piog
fioc
TtóXeoig
iv&döe' xdv
xovxovg djieXavvco, ovxoi
jusv
ovv
xig
civ
"2Jiycöv
eijioi'
^chxgaxEg, ov^ ológ
r'
eor]
&e(p dnEidEÏv
ov nEioEod^é
ayeiv,
xai
xovx"
xvyxdvEi
èoxlv
'Cï}v
f
co
èoxi
öï)
ydg Xéyco
êdvxE
viiCov.
dycov,
xovxl
öxt 5
ov
av Xéyo)
èdvx'
dv^gdonco
xovxo,
öxi 38
éxdoxrjg
Xóyovg Jiomo&ai xal xcöv dXXwv negi
dxovETE dtaXEyofiÉvov xal êjnavxóv xal dX?Mvg
Ètiiov
vfj-EÏg
fjovyiav
y.a\
xal did xovx' dövvaxov ^ov^iav
dyaê^öv
fjfxégag negl dgexfjg xovg ('ov
öè
eigiovEvojnévqj'
cbg
juoi
/.léyioxov
avxol e^eXwoi
jhe
djisXavvco, ol xovxoov e
^/uïv e^eX&cov
Jidvxoiv laXETióixaxov nËioai xivag Tcö
jU))
5
avxovg xovxovg.
xe xal olxEÏoi öi'
"locog
dvêgcóncp aXXv]v è^ aXXrjg
Cw- ev yag oJd' on dxgodoovxm oi véoi cooneg
èjuov
xovg ngEo^vxégovg' èdv dè
jiEid'ovxEg
naxÉgeg
Xéyovxog
ëXd^co,
xfjXiHcööe
xai è^eXiavvojiiévcp
djuei^ojuévcp
dv
ojioi
è^sXêóvn
eïrj
aga avrdg
öè
(iXXoi
"
avdgeg 'A§r}vaToL. xaXog ovv
co
deï,
E^ExdCovxog, ó öè dve^éxaoxog fiiog ov ^icoxbg dv&gojjxo), xavxa 5 ó' exi f]xxov nEioEoêÉ juoi
lycb
cptifJii,
in
zullen
staat
vangt
hen
el
öoa
/g7]^udxcov
ovxojg,
juev
xal iyd)
ydg
juèv
ejueXXov
cbg
cxjua
ovx
fjv
fioi
b
exxeiosiv,
tot
waar
want,
hij
e/ei
Het zou ook een fraai leven voor hem zijn op zijn stad te zwerven (de eene stad wisselend met de
zijn.
ouden dag van stad andere);
dv
ExijLa]odia]v
•/g7]fj.axa,
dk
d^iovv xaxov ovÖEvóg.
Ejiiavxóv
EÏ^iojuai
xd
Xéyovxi.
dvögEg, tiei&eiv öè ov gciöiov.
co
hij
komt, zullen
dan zullen dezen
niet,
de jongelingen toestroomen, en ontzelf zijn verdrijving
bewerken,
in het
andere geval verjagen hun vaders hem.
Maar
zal hij
men door
dan
in
den vreemde
niet
kunnen zwijgen
(in
aiyóJv Sé hoort
bedwongen ergernis heen klinken)? Dat is een moeilijke vraag; want zegt hij, dat dit ongehoorzaamheid aan de godheid zou wezen, dan zal men hem niet gelooven, alsof hij de menschen 38a „mystificeerde"; zegt hij dat het dagelijks spreken over de deugd het hoogste het toegevoegde öé een moeilijk
geluk en een leven zonder toetsen passief zijn,
dan
zal
geeft
vraagt
(of ongetoetst:
men hem nog
veel
minder gelooven.
den tweeden grond aan, waarom
-
hij
dvs^ézaozog kan actief of
doch beide opvattingen komen op hetzelfde neer) geen leven
is
niet
gewoon
hij
niet
zich zelf eenig
En bovendien - xai
om
is,
a/^a
ballingschap, een euvel,
kwaad waard
te achten.
Geld- b
60
ydg av è^ld^tp' vvv de ov yug
'Ovdèv
dv
ovv
dv dvvaun]v
d'
5 Tocog
ey.Teïoai
i\ii7v
è'onv, el
iivdv
aga öoov
/.ü]
^oïdeo&é
tooovtov
èxTeïoai,
övvaijurjv
èych
juoi
TijLifjoai.
dgyvgiov. tooovtov
TljLlCÖjnai.
IIMtcov öè fiovXog
ode,
dvdgeg 'Ad}]vaïoi,
o'i
'AjioXlóöoigog y.elevovoi
y.al
oao&ai, ai'Tol d'
eyyvdo^ai'
y.al
Kokcov xa\ KgiTÓ-
TgianovTa
/lis
/.ivcöv ti/u/]-
ovv tooovtov, èyyv)]Tal
Tijuco/uai
vuTv eoovTfu tov dgyvgiov ovtoi d^ióygero.
c de
Ov ë^STe
nhiav
ygóvov,
evexa
y'
no/J.ov y.al
&
uvögeg 'A&i]va7oi, övoua
vtio tcüv ^ovkofxévoiv tïjv jiÓAiv Xoidogelv cbg
ZcoyguT)] djiexTÓvüTe, dvöga ooq)óv —q^'joovoi ydg 5 elvai,
el
y.al
ju/]
ol
eljui^
/^ovAÓjuevoi
TtegieueivaTe öXiyov ygóvov.^ djió tov
syéveTO
ógaTe ydg
'
davÓTOV de eyyvg.
(iiov
verlies
evenwel
men
die
vergelijkt
zij
zelf
De
jury
heeft
kennen
Wij
uit
avToudTov dv Jióggco
ötl
-
a.
hem aansporen ook
de aan
tijdens (vlgs.
hij
tot
te
tov
èoTl
vjiidg,
kunnen voorstellen van
zijn
een bespottelijk geringe som, e.
a.
-
een boete van 30 mina's voor te
borg willen blijven {êyyvao&ai, Etym. Magn. is
tovto
v/uïv
fjd)]
ndvTag
de tovto ov Jigog
hij
oocpbv
örj fie
öveiöiCeiv—el yovv
met de zware boeten van Miltiades, Pericles
e.
c 6 ava6syóf.tsvog dixrjv),
dood veroordeeld
X<éyoi
zilvers als boete te betalen
Daar echter Plato slaan, waarbij
fjXry.iav
t)]v
geen euvel en daarom zou
is
armoede één mina als
di]
i\uTv
èyyvrjTi^g
dezen voorslag bereid.
nemen pauze
S.
op voorstel van M.
ter
Diog. Laert. met een meerderheid van 80 stemmen).
de oudheid geen rechtsgeding, waarbij den veroordeelde
gelegenheid werd gegeven nog „een
laatste
woord"
te
spreken en
bij
dit
proces zal dat, gegeven de geprikkelde stemming der rechters, ook wel niet in werkelijkheid het geval zijn geweest, v.
De
omstandigheid, dat
men
S.
Wil., Platon
I
p.
de weinige levensjaren, die
163.
hem nog
resten,
misgund heeft, zal maken, dat de Atheners door hun kleineerders berispt worden (dvo/na s^eis, hier niet in de normale beteekenis van „laudari, celebrari", maar in die van „vituperari, reprehendi"): hadden ze een korten tijd gewacht, dan zou hun dat, wat zij wenschen van zelf zijn ten deel gevallen; want S. zou zijn natuurlijken (avzóiiato:) dood zijn gestorven. Hij is immers een
oud man
[zióqqco tov (iiov, als .-ióqqoj zfjg ^fiégag, zü>v vvxzcbv
e.
d..
61
aXM
ngög Tovg
noXXov ye
xip' öiy.r]v.
kéyw öè d avdgeg
ïocog jue oieo&e, co
toiovxcov
Eulcoy.évai
olg
dv
vfxdg
aTcavxa JioieTv xal Myeiv ójoxs djio(pvyéïv
ei fojtajv óeTv
è'jieioa,
d?d' djiogia juèv êdXcoxa, ov ^uévxoi 5
deï.
dXXd xóXui]g xal dvmoxwxiag xal xov è^éXeiv Xéysiv
Xóycov,
ngèg
Xóyoiv
djiOQiq
'Aihp'aïoi,
d'dvarov.
y.aTatp?]q)ioajiiévovg
èfioü
xal TÓde Tigóg rovg avxohg xovjovg.
oV dv
Vjudg xoiavxa
vjiüv
zé jtiov xal odvQOjuévov xal
xal dvd^ta èjuov, cog êycó
ome
dXX<x>v dxoveiv. dXX'
ydioxa
dxoveiv—dQi]vovvxóg
fjv
dXXa Jioiovvxog xal Xéyovxog oïa
xóxe
7ioX.Xd
xal eïdiode vuEÏg xcöv e
di]
ÖeTv ëvexa xov xivövvov
cp}j'&r]v
jigd^ai ovökv dveXev&egov, ovxe vvv jiwi /.lexajuéXei ovrojg dno-
dXXd noXv judXXov algovjuai code d7xoXoyr]odjuevog
Xoy)]oajiiévq),
Ted^vdvai
t^v.j ovxe
dixj]
Sfj?,ov yiyvexai
xal
on
ye dno&aveh'
xó
noXé/ucp 5
èv
'ddvaxov,
èdv
rovx''
yaXenóv^
fi
dv
èxcpvyoi
xig
xal ÖJtXa
ixexeiav xgajxójuevog xcbv öicoxóvxcov xal dXXai
ècp"
yirj'/aval jioXXal eloiv ev
xig
éxdoxoig xoTg xivdvvoig cooxe öiacpevyeiv jzdv
xoXf^ia.
co
dvógeg,
TzoieJv
xal
d^dvaxov
Xéyeiv.
èxqpvyeïr,
laXencóxegov Jiovrjgiav d'dxxov ydg davdxov /.ih'
ovx''
êdvaxov. xal ydg èv xaïg judyaig jioXXdxig 39
(pev^exat, Jidv jtoiwv
dcpelg
ydg èv
ovx' dXXov ovoeva deï xovxo jLirj/avdodai, OTicog dno-
è/uè
oi't'
èxeivcog
T]
êeJ.
dXXd
ii)]
d?i.Xd
ov
5
tioXv
xal vvv èyó) b
dxe Pgaövg cov xal 7Tgeofivx)jg vjxd xov (igadvxégov êdXcov,
Plut. Vit.
Dem.
2).
Ook
hierop moet
de rechters, die
hij
hem veroordeelden d
omdat hij niets had te zeggen tot zijn verdediging, maar omdat hij niet onbeschaamd genoeg was, om zijn toevlucht te nemen tot de gewone verdedigingsmiddelen - gejammer en geklaag (duidelijk is de toespeling op deze plaats Gorg. 522rf, een bewijs te meer, dat de Apologie het werk van Plato is, vgl. Fraenkel, Sert. Nabericum p. 95 ^ e. V.). Doch berouw heeft hij niet: het past geen fatsoenlijk man, hetzij voor het gerecht, hetzij in den oorlog, voor niets terug te deinzen, om den dood 39a wijzen
hij
:
is
niet
gevonnist,
te
ontgaan (nav, jiavxa, anavxa noieïv,
8c
enz.).
moeilijk zichtige,
Want dat te doen - ^w»; ov cum subj.
it
flies
te
in
omnem
than
fate"
bij
verzekering
ontkomen, want die loopt
faster
Dyer),
lapidem movere, Euthyphr.
den oorlog noch
introduceert
weifelende bevestiging,
gemeenheid „for
noch
is
en
Plato
-
:
sneller
in
andere gevaren
herhaaldelijk
veel
moeilijker
dan de dood
een vooris
het
de
(alliteratie,
die heeft thans zijn beschuldigers
b
62 ^
d'
Of
xal ddixiav.
zavxa
Jiov
fxév
uezoiojg
avêgoiTioi
xm
öxav
djiofii'ioExai,
d)g iyoj
elgydaao&e
ëoovxai öoco vecóxegoi
TOV
dood
valt
uit
het
om
beeld,
den dood, gelijk orde
in
het
zij
-
1370 63):
ovx ogêcog dtavoEÏode'
l^rjxe,
- Soort dat
zoekt soort: S. als jigaóvg als
o^sl;,
geestelijke eigenschap
op een
dood veroordeeld,
ter
(ihrfArjHÓzsg)
doen
hij
:
(ócphóvj,
maar
hèii
legt zich neer bij zijn
de hunne, de schande, en dat
bij
^ietoIco? tyji, d. w.
z.
in
is,
overeenstemming met de
—
de gave heeft de toekomst
30,
yaXsjioj-
welke reden Berlage dan ook véoi heeft ver-
wil hij eindigen (het geloof, dat de stervende
Met een voorspellend woord
I
y.ai
den dood, de vervolgers,
deivoï,
schande treffen
blijvende
TTQÓvoia ^eoï'.
O. C.
dnaX-
xal vjueïg udXXov dyavay.xi]-
het S. deed.
de schande;
êaxTovog,
dunkt hem, c
oiav èjuè
oi èXéy^ovxeg,
ovx fjo&dveod^e'
éioiv,
rov /^gaövTÉoov,
vjio
moed. - Hij kan dus heengaan,
straf,
i]
fxev
xb dk vixiv noXv èvavxiov
(iiov,
ovx bgêcog
viiïv bxi
wordt ingehaald
een
Aia
vi]
q)7]jiil
evdvg
fj^eiv
ydg oïeo&e dnoxxeivovxeg dvêgdónovg èjiiox^oeiv xov
El
achterhaald, gelijk de
zal
jLidXiora
co
olójusvoi
nXdovg ëoovxai vjudg
(pt^fxi.
y.axeïyov, vueïg öè
bveidi'Qeiv xivd
wijst,
avid
djxoêaveïoêai.
jlisXX.cooiv
dneyxóvaxe, xi^acogiav vjuïv
èjuè
ydg xovxo
rvr
d ovg VVV èyój
.
èvxavda èv
fjö}]
Xd^eo&ai ror Öiöóvai eXsyyov xov
oexe.
xal ovtoi.
óïjuai
v/nlv yoiiojLicpórjoai, (b y.ara-
sijui
xbv èubv ddvaxov noXh yaX^encüxégav
xegoi
xal
oyeiv,
ëdet
tovto tJii&vjucö
yQ)]OjLicpdovoiv,
djiexxóvaTe'
r.-To
Tijuijjaan i/(juéva>
omcog xai
juov yaï ydg
avöoeg oï
O)
5 juexd -,
aXrj§eiag ihcpXt^xóreg juox&i]-
rijg
èyoj te
ïocog
jLiSTd
ö))
ip7](ptoduevoi
ydo,
vnb
d'
y.ai
vjucóv d-avdrov
ajisijut v(p'
t'ysir.
Tb de
c
ovioi
bcplóyv,
5 dly.rjv
oiav
xaxiag. xal vvv èyco fxhv
Tj)s
vno tov êdr-
y.axrjyoQOL ars ösivoi y.aï ö^eïg övzeg
£1X01
rovog,
e.
v.,
hen,
Xen.
die
te
Cyr.
hem
voorzien,
VIII
7,
21,
veroordeelden,
waarmee
is
wijd verbreid,
Verg. zal
een heel
hem nu
achterhalen,
dan die
anexzóvazF,
praegnant voor oïav sTifj.coQi]aao&E
is,
zij
X
Aen.
X
358,
Cic. de Div.
wat zwaardere
getroffen è/nl'
77 851,
739,
straf
hebben (pXav èus
dnoxTsivovzsg, een uit-
breiding dus van de et}-mologische wending zcficogiav zi/ncoQeTo-&ai). Immers zij
d
moeten
niet
denken, dat
zij
verantwoording voor hun leven: kaak zullen
stellen,
zullen
nu
vrij
zullen
integendeel
talrijker
zijn
zijn
van het afleg'gen van
de menschen, die hen aan de
en lastiger
- jonge menschen
tot
63 OU ydg èo^^ akk'
amt]
y.al
óqorr],
dAA' êavTov jiagaoxevdCeiv öjiwg
ovv
de
d7ioyjt]q)ioaicévoig
ovTioj
juvêoXoyrjoai ngog
dXXi]Xovg
S
avögeg öixaoxai
dv xaXoh]v—d^ai\udoióv [fj
xov
?,.oijui
daifxoviovj del
Tivxvi]
ui]
fjv
èv
juèv
"
deov
— vudg ydg f]
d
ye
ör/
dv
oirj&eir]
xig
xal
ovxe
ot]jiieïov,
èv
dXXoig Xóyoig noXXayov
öe
ovöajuov negl xavxi]v
toe
door
S.
dat
is
de weg, dien
van dien
wat
dit geval
tot
last
men gaan {oi
ovv
Want
weerhouden.
om
Zoolang de archonten
woord spreken
xl
fjvavxicó'&r] b
êm
xi igelv.
vjioXa/u^dvoj
dooden van menschen
het
worden: zich
xd
xaixoi "
vvv
is
;
èyoj
niet de
zelf te verbeteren,
moet.
kvöexa) nog bezig
(rt'
ëoyaxa
vojjLi'Qexai
zijn,
wil hij
degenen, die vóór vrijspraak waren en
wel beduidt
dneg ógdxe
om'' èv egycp ovöevi ovx' 5
aï'xiov eïvai
verlost te
aéX- 5
xi
ènéoye Xéyovxa jucxa^v
jue
xijv jxgd^iv
èv Xóycp yvavxicoxai uoi.
nu
ö/j
ei'
dvé^aivov èvxavdoX
fjvixa
Tidvv
Txavxl
öe ivju^é^'i]xé /uoi
öixaoxijgiov, ovxe èv xco /ióyco ovöajiiov juéXXovxi
goede methode
jlioi jiiavxix))
ovxe è^ióvxi ecodev oïxo^ev
öe
fc/iot
q?iXoig
dixaoxdg xaXcbv ög&cog
ydg elcodvld
ngóodev ygóvcp
vvvl
co
^vfx^E^rjxóg xl Tioxe voel. 40
jiioi
xca
jlioi,
xcüXvei dia- 5
v/mv ydg d)g
s^eoiiv.
'écog
rov
vjièg
dXXd
öeT zedvdvai.
iie
yéyovev.
xi
ögdcög ngd^eiv.
xaxójv elvai xov
/uèr
dgyovxEg doyoXiav dyovoi
xai ndvv ènl o/uixgo7g èvavxiovjuévt],
xal avTOi, xavxi
xó
ravza
dv diakey&eirjv
co ol
looomov ygóvov ovöhv ydg
èmdeï^ai ÈMXco tó vvvi ydg,
èluLol
èldóvxa
ol
l'g/ofiai
avögeg, jiagajueivaiE
ovoiv
övvairj ovre xah], 5
jovg akkovg xoXoveiv
l'orai cbg fiéktioiog.
fjdécog
yeyovórog tovzovi' jiody/iiaTog, èv xai
,ur]
ToXg y.arayj)](pioaaévoig jLiavrevadjuevog djialXdxTOuai. e
vjJAV
Tóig
ndvv
djiaXXay)) ovre
fj
xal yMkXiori]
èy.eivi]
tioze voeT
=
ook gaarne een e
hun uitleggen,
èdéXsi, (iovhtai, sibi vuU).
Men 40a
daemonium, hetwelk vroeger herhaaldelijk bij de grootste kleinigheden protesteerde, thans gansch den dag gezwegen heeft, nu hem is overkomen, wat men zou kunnen houden voor en wat ook werkelijk beschouwd wordt als - het grootste euvel (a is dus eerst accus. en fungeert daarna als nomin., vgl. Charm. 156c zavxa ovzco kan er zich nk over verbazen, dat
lÉyovai te
hem midden
y.al
in
e/sï).
zijn
Omdat
zijn
echter
zijn
daemonium vroeger
woorden {Xéyovia /nEra^v,
herhaaldelijk b
vgl. /.éycov dfia e. d.) tegen-
:
64 vjMv ègój' y.ivdvvevEL ydg
'
yeyovévai, c öooi
ovx
y.ai
y.axdv
oiójued^a
tó
juoi
ojicog
eod-^
öodcog v7To?,aju^dvojuEv,
T£§vdvai.
ró
elvac
juéya
ovx
elco&dg oï],u8Ïov,
ëiieXXov èycb dya'&bv ngd^eiv.
si
ti
ju/]
ydg ddrsgóv
övoTv
aïodrjoiv
Eivai
jurjöè
y.azd
rd lEyójLiEva [zov
if'v/fj
zfj
ÖTicog
övag
urjö'
êv
ydg
zavzrj
Eig
y.al
uXlov zónov.
y.al
eïze
xaêsvócov
ó '&dvazog
ei'rj
j]
juEzoixrjoig
—
ziva èy.kE^djXEvov öéoi zavzrjv zr]v vvy.za
ei'
övag
iirjök
rvxzi déoi oxe^jdjuEVOv
zfï
jurjökv
zöv jedvEona,
xvyxdvEi ovoa
ógq, i^avjudoiov y.egdog av
oJfiai,
xazÉöagêEv ojoze
xal vvxzag ravzrjg
av
oïfiac
(iiop,
ydg olov
i]
ey^siv
xai zdg dXXag
Idetv,
xal ij/uégag zdg zou (iiov zov éavzov dvziTiagadévza
ze
ijjuégag
zig
UEzaf^oAi'j
zónov zovj èvd^évÖE
juïjöèv öij
ovzoi
f]
vvxxag
i^irjöevbg
tó
i.iol
èonv dya&óv avzö
èoriv rö TE&vdvai'
ju^jÖEjidav
av
i)vavTi(ó&7]
aïodrjoig èoziv dXX' olov vjivog ènEiddv zig
u}]d£jiua
èyoj
e
reyjiirjQcov
è'oê'
"EvvoTjooifXEV de yal tjjöe cbg noXli] èXnig
5
^uoi
TOVTOV yéyovev ov yag
5 eJvai.
d
tovto aya'&ov
^vjii^Efiijy.dg
y/ueTg
juij
özi
eijieïv
nóoag
savzov
zco
dXdd zöv fiéyav ^aoiXéa
zird,
idia)z)]v
xal fjöiov
djiiEivov
vvxzög ^e^iojxev èv
zijg
Evagi&ju^zovg av EvgEÏv avzöv zavzag Tigög zdg dXdag fi/uégag
vvxzag
y.al
hield,
c dood
—
ovv zoiovzov o iJdvazóg
nu zweeg, kan men een
Ook van
dit
xégöog £ya>y£
zij
dwalen, die den
gezichtspunt uit komt
men
tot dezelfde conclusie:
ontbreken van
een
óf
echter als een
E
I
41,
Consol.
Plut.
97,
droomlooze slaap
broeder van den
23\
dood
(fj,rj
type van dat
die
ozi) een particulier
-
hij
en
sliep
zelfs
al
de dood
nachten zijns levens gelukkiger zonder droomen, dan zou - laat
de grootkoning (voor den
den gelukzalige en met rijkdom gezegende, Hdt.
dagen en nachten maar
Is
dan achte men hem een gewin: want
heet)
e waren, dan die nacht, in welken
ad Apoll. enz.).
naar
talrijk
reeds v 80 &avaza>i ayyioxa èoixcjg,
(die
moest iemand zeggen, hoeveel dagen staan
d.e ziel
toespelingen op en de herinneringen aan deze plaats zijn
Cic. Tuscul. Disput.
d
de dood
elke zintuigelijke waar-
neming, óf volgens de populaire voorstelling een verhuizing van (de
/néya
—
immers één van beiden,
elders
-
het ongetwijfeld gewaarschuwd
yéyovev: gewoonlijk zegt men, speciaal ook Thucydides, kort
en bondig xEy.firjQiov dé.
is
èoziv,
de conclusie komen, dat
tot
ramp achten: anders had
Tsy.j-irjQiov z.
II,
ei
te
gemakkelijk
te tellen
V
Griek hèt
49) bevinden,
zijn
- evagiê-
65 l^Éyco
yag ovökv
y.ai
elvai
vv^.
juia
f]
iv&évde
nag ygóvog
tiXeivov 6
ó'
el
av ólov
avdgeg
co
dixaoxai;
dnaXXayeïg xovxcovl
xi
ydg
ei
jLieï^ov
aga
dyaêov xovxov
eirj
dcpixóaevog
xig
(paoxóvxcov
xcov
ö)]
^dvaxog
?i.eyójueva, cbg
xal dX7]&fj èoiiv xd
eig ciXlov tótiov,
ixeï eloiv anavxeg ol xe&vecüXEg, av,
cpaiverai ovr<x)
djiodi]juïjoai èoiiv 6
diy.aoxcöv
5
"Aiöov,
eig
evgrjoei 41
eïvai,
xohg dh]§(bg dixaoxdg, oïneq xal léyovxai exéi öixdCeiv, Mivcog xal 'Paódjuav&vg
re
oooi
xon'
uv
cpavXr}
elrj
fj
Alaxbg xal
xal
djiodrj /Aia
Movoaicp xal 'Hoiódo) xal av
vjucöv; êyoj juèv
é/j]dfj.
èjiel
avxóèi,
ojióxe
luovog xal fn'jTovg
drieger roi'g
dan
is
hij is
genomen) Is
'Ojuijgco
nóoco av
ènl
av
davfxaoxi]
xavx'
è'oxiv
diaxgi^)] b
f]
dèixov
als
bij
Lys.
fr.
rj
zfj?
xsiQog xovg öaxxvXovi.
een gewin, want in dat geval absoluut, alwv in strijd
tijd,
is
xér}vi]xev,
waar de philosophische be-
1,
haar geld het hof maakt aan een zeventigjarige
de
ei
eh]
5
xig dé^aix'
(re) èvxvyoifxi üaXa^rjöei xal Aïavxi xc5 TeX^axig aXX^og xojv 7ia/.aicüv did xgioiv
el'
odóvvag dgcêftfjoai
XQÓvog
dga
(jico,
av 'Ogcpeï ^vyyevéodai xal
i]
avxco
xal
met hetzelfde beeld
om
;
ydo JioXXAxig è&éXco xe&vdvai
ëfxoiye
xal dlXoi
TgiJixókej^wg
èyévovxo èv xaj êavxcöv
dixaioi
fjjui'&écov
—
dame Is
de eeuwigheid
quiov
T]?
de dood zóó,
(o Ttag
met de etymologie, de
ygóvog:
tijd relatief
meer dan één nacht.
niets
dood een verhuizing naar de
echter de
ledenen vindt, ook dan
is
waar men
plaats,
een voortreffelijk goed.
hij
alle over-
Welk een geluk
in
41a
Hades' woning de ware rechters Minos,
zonen (Gorg. Cer.
in
153,
523é'),
174),
Demetercultus en
is
Rhadamanthys en Aeacus, Zeus' - Triptolemus (Hymn. te vinden en Triptolemus e. a. zoon van den Eleusinischen koning, hoort thuis in den de verbreider van den akkerbouw Rohde, Psyche p. 286 !
;
meent, dat zijn vermelding als rechter in de onderwereld daaraan schrijven, dat de
hem
in de plaats begon En hoeveel zou men er
van
hoeveel,
Musaeus, een het
voor
stellen
te
toe te
een
volksgeloof,
van Minos, den vijand van Athene.
voor over hebben
niet
hoeveel)
Hesiodus,
kritieklooze
is
.
Atheensche sage, misschien onder den invloed der mysteriën,
mogen Homerus
verkeeren
te
I
is
-
jióacoi, lett. ten koste
met
een
Orpheus,
een
- Orpheus en Musaeus beschouwt
ook Aristophanes,
Homerus en Hesiodus; voor ons
{e:ii
als
de oudste dichters vóór
Musaeus althans een klank zonder inhoud;
eerste kritiek tegen deze voorstelling reeds
bij
Hdt.
II
53.
-
Hij zelf althans
zou zulk een verkeer ten zeerste waardeeren, en Palamedes, Nauplius' zoon, b te
mogen ontmoeten -
het
in
de
FRAENKEL en GROENEBOOM, P/ato
na-Homerische poëzie Socrates.
veel
bezongen 5
66 avTiJiaga^dlXovTL ra êjiiavTov Tiddt] Jigóg xd èxeivcov,
ovx av
5 olfxai,
drjdijg
y.ai
eïr].
di]
Covza xai êgevvcövza Sojieg zovg èvzav&a öidyeiv, eoziv ó'
ov,
civögeg dinaorai, dé^aizo è^ezdoac zöv
êm
oocpóg èoziv co
c
oï'ezai jusj',
jioWp' ozgazidv
zij}>
dv
y.al zig
zig el'noi
'Odvooéa
T]
dfjirjyavov
ov diqnov zovzov ye evexa 5
aXXa evöaijuovéozegoi
eÏolv
ygóvov dêdvazoi
loLTiov
"A/ld xal
vjiidg ygrj,
zov ddvazov, xal ev
5
zig
zi
Tgoiav dyayóvza riXlovg juvgiovg
rj
ol
eloiv,
dv
eh]
evöai/xoviag ; ndrzcog
èxeï zcov
zd
èvêdde, xal
eïneg ye zd Xeyófxeva
ovx
eoziv
ovdè
ozi
zovzov ngdyi^iaza' ovdè zd èjud vvv
zov avzofidzov yéyovsv,
zE&vdvai xal dTii'jXJAydai Jigayjudzwv [jéXziov yv
dXXd
juoi
óvdajuov dnézgexpev zo
drjXóv
slachtoffer van arglistige aanslagen, een
Ov.
XIII
Met.
Aen. 56)
vonnis, zou voor
-
juot.
ozi
ötd
xal ëycoye zoTg
ov ndvv yaXeTiaivoj.
welkom onderwerp voor tragedie en
en Aias, Telamon's zoon
wie verder de dupe werd van
en
hem
81
II
zovzo,
èozi
orjfxeïov,
xazaii>7](pioa^uévoig iiov xal zóïg xazrjyógoig
Verg.
zov
Cöjvzi ovze zekevzrjoavzi,
)jd)]
rhetoriek,
ydg
dh-j'&fj.
djió
è/tè
ze rjóf]
dvdgeg dixaozai, evélTiidag eïvai Jigóg
c5
zovzo diavoeïoêai dh-jêég,
êeóJv zd
vjió
zovzo xal
avzcbv
Jióoco ddi> zig,
èxeT dnoxzeivovof
ol
d dvdgl dyad'op xaxbv ovdev ovze djueXeïzat
Ziovfpov
i]
êm
xai dvdgag xal yvvaïzag, olg èxeï öiakéyeo&ai xal
xal èiezdCsiv
ivvéïvai
êyni
cbg
ró /uéyiozov, xoug èxsi è^ezd-
een heerlijkheid zijn
;
(A
545, Soph. Ai.,
een
onrechtvaardig
en ten slotte den
tijd
te
mogen
doorbrengen met het toetsen der dooden, inzonderheid een Agamemnon, een
- duizend andere mannen en vrouwen zou men kunnen noemen - een wonderbare gelukzaligheid zou dat wezen (a^jj/aror - svdatiwviag, Theaet. 175a azona - zfjg aixixgoloyiag).
c Odysseus, een Sisyphus (Z 152, l 593)
In elk geval
wordt daar een dergelijk optreden
omdat
mag men
ons,
niet
met den dood bedreigd,
de algemeene voorstelling gelooven, aan de overzijde
van het graf de onsterflijkheid wacht.
Doch ook de
"
heid of
(lett.
dood
rechters
dit eene, als
niets
verwaarloozen.
slechts
Daarom
het goed voor
moeten den moed waarheid) bedenken,
niet verliezen en deze eene waar-
dat den
braven
kan overkomen, en dat de goden is
zijn
het geen toeval, dat S. veroordeeld
hem van aardsche
man
in
leven
belangen niet is,
worden
maar
blijk-
baar
is
zijn
de res humanae met de notie van ellende en moeite). Daarom zweeg
lasten bevrijd te
{jrQayi.iaxu)v
!
67 xairoi ov ravri]
dkr
avxcöv
jLiévxoi
Qiqoao'&e,
èjicjueXeïodai
f)
jxoifjxe,
oï'ovxat
êyd)
d/.kd
ydg
fjötj
viMv dk ^iwoojuévoig
Sga
zijn
daemonium, daarom toornt
die
hem
veroordeelden,
bede aan hen: mogen
aardsche goederen
ei
hij
hoewel zij
het
avxóg
vjuójv
xe
xal 42
è'g^^ovxai
ènl
djueivov
noch op hen, met hem voor hadden. Een
zijn beschuldigers
slecht
zijn zoons, als deze,
volwassen geworden,
stellen en ten onrechte
hen heeft behandeld
hij
chv
xal èdv xavxa
xco êsco.
noch op
zij
boven de deugd
behandelen, zooals
èjiijiieXovvTai
d^ioi.
ojióxegoi öè f]ju&v
'
v/.idg
dniévai, èjuol fxkv djxoêavovjuévoj,
adi]Xov jiavxl nXijv
Jigdyfxa,
èyca
^o^dev örxeg, 5
elvai
xi
ovx
öxi
dixaia Txenordójg èydi è'oo/uai v
ol véïg.
laatste
doxcboi
v/uïv,
;
dan
zal
meenen
hem en
wijs te
zijn
kin-
42a
deren recht geschieden.
Doch thans rechters
God
om
alleen
is
te
het
leven
tijd :
e
xijlico-
aXXov xov tiqóxeqov
i)
övxeg ovdevóg
elvai
xi
^Qfjjudxcov
fj
xal èdv
aQexfjg,
avxoXg coojieg
dveidi'Qexe
xal
doxcooiv
xooóvde
fj^fjooioi,
xavxa xavxa Xvnovvxeg aneg
avdgeg,
co
vfjLÏv
zijn,
xal y.axrjyÓQOVv,
jliov
xovg velg juov, èjieiduv
déojuai'
èkvjiovv, èdv
öeï,
diavola xarsynjcpi^ovró
xï}
oiójuevoi ^XdjixEiv xovxo avxóïq ci^iov jUFju(peoOai.
heen
aan
wie
te
gaan,
van
voor
beiden
S.
het
om
te
beste
sterven, deel
voor de
wacht,
weet
AANHANG. 2b(i
xal
èr]
y.al
.-idvv
ft
xavra Jiag' è^uov /iiav&dvovoiv, u s^eaziv irïors
véoi
oi
:to?./.ov
(iQayjifjg sy.
Ttjg
óg/jjazgag ngiaaévoig Zcoygdrovg
xaraysf.av xxk.
De meest beruchte woorden zóó, dat
aannam, dat
hij
Hiertegen valt op
markt was. heiligheid)
ten
vrij
tweede
de Apologie: Dacier verklaarde de plaats
uit
de orchestra van het Dionysustheater een boeken-
in
merken, dat de plaats (afgezien van haar
te
afgelegen was en dus zeer ongeschikt voor den boekhandel:
wijst
evIote
de gelegenheid tot koopen niet steeds
dat
op,
er
open stond. Stallbaum
e.
meenen, dat de plaats beteekent, dat men door het koopen
a.
van een entrée-bewijs pides
—
o
oxrjviy.og
tragedies
Euripides'
dat
voeren,
te
theater, bijzonderlijk in de stukken
het
in
— de
qpilóoo(pog
doorspekt
tijd
nimmer de
2 obolen overschreed
pretatie
èx
het
is
X.
ógy.
daar
het
van Euri-
Anaxagoras,
Doch
waarmee
hiertegen
is
aan
voor zoover we weten
entrée-geld
ten tweede, dat het een geforceerde inter-
;
ngiauévoig
bezoeken en
theater
van
kan bespotten.
zijn,
voor Sokrates'
wijsheid
te
verklaren „ge kunt voor een drachme
uit Euripides'
tragedies {èx
x.
oqx-) philoso-
phische wijsheid koopen." Al heel weinig overtuigend immers
is de opmerUhle „die Brachylogie des Ausdrucks wird durch andere Erschei-
king van
nungen des Sprachgebrauchs
gerechtfertigt."
Ritter denkt aan voorlezingen of verklarende
van het boek van Anaxagoras en in het theater tijdens
dat
we
bij
de pauzen
ons toch niet
in
philosophische werken plegen
Schanz ten is
bedoeld
slotte
te
voordrachten over den inhoud
Muller aan den verkoop van geschriften
dezen laatsten zou stalletjes
men kunnen antwoorden,
aan het station Kant's of Hegel's
koopen.
neemt aan, dat met ogyrjoxga een terrasachtige hoogte de buurt van de standbeelden van Harmodius
de markt in
bij
:
de
E.
en Aristogiton, waar een boekenmarkt zou gehouden spreekt
inderdaad Timaeus
170 en
510),
met deze goras toch
s.
v.
hoewel daar van boeken
interpretatie in strijd, daar de
wel
niet
zullen zijn geweest.
als
zijn.
Over zoo'n
plaats
ogyjiaiga (Wachsmuth, Die Stadt Athen
geen sprake
is.
Bovendien
is
I
Ivioxs
boeken van den beroemden Anaxa-
nieuwe haring nu en dan, maar geregeld
te
koop
69 Wij meenen dus - en deze meening hier
sprake
is
de orchestra kon
in
mogelijk reeds meer geuit
is
-
dat
van tekstboekjes, die men vóór den aanvang der voorstelling koopen,
welke tekstboekjes Euripides' tragedies of
in
misschien eer nog de spotternijen der comedie op de philosophen (Nubes!)
den koopers gelegenheid boden de placita van Anaxagoras
Zóó
is
ook svïoxs verklaard, daar het theater
niet eiken
kennen.
te leeren
dag open was.
Een spoor van zulke tekstboekjes vinden we ook Ran. 1113, waar het koor Euripides bij hun literairen strijd toevoegt, dat ze niet bang
Aeschylus en
behoeven
te zijn,
dat de toeschouwers de finessen niet snappen:
èoxQaTsv f.iévoi ydo fiifiXiov
(5'
.
slai
E'/ov ExaoTog
fiavdavEi xu Ssiid.
Waar kan
anders op slaan (denk aan het praesens fiav&dret) dan op
dat
tekstboekjes?
Dat trouwens Euripides' tragedies wemelen van de wijsheid van Anaxagoras is
bekend en bewijzen plaatsen
ficökor
zou V.
noemt en
aangeduid
Wil., Platon
het
hebben; 1
als
Or. Q82, waar
Phaethon-fragment, waar
p. 69.
meer
bij
V'alckenaer,
hij
hij
de zon xdr ovoavov -
haar als /gvoéav
Dialr.
in
Eur.
p.
jicb/.oy
29,
vgl.
AFWIJKINGEN VAN DEN TEKST VAN BURNET.
71
UITGAVEN VAN
Dr.
J.
B.
J.
WOLTERS — GRONINGEN, DEN HAAG.
FRAENKEL
M.
ROGGE,
Dr. IJ. H.
redevoering
Aristoteles' Zielkunde
.
f
.
Deinostlienes" Eerste Phüippische
en
.
Dr. H. D.
VERDAM, De Meno
Dr. H. D.
VERDAM, Een
Met
redevoeringen.
Olvnthisclie
aauteekeningen en kaartje
.
3e herxiene
van Plato
fragment
.
van
.
druk f 1,25
.
.
f 1.90
WOLTJER,
Serta
Romana,
Poetarnm
latinorum carmina selecta
Dr. A.
VAN
lezing
uit
be
IJSEXDIJK, Ovidius de
Elegische
decem dnik f 3,50
Elegiaciis. Bloera-
gedichten van
Ovidius.
^c druh
Dr. A.
f 1,90
Plato's
Politeia
Dr. J.
2M
VAN
f 2,40
IJ8ENDIJK,
T.
MacciusPlautus'Rudens.
verkort en met aanteekeningen voorzien
UITGAVEN VAN
J.
B.
..../"
1,40
WOLTERS — GRONINGEN, DEN HAAG.
UITGAVEN VAN
J.
B.
WOLTERS - GRONINGEN, DEN HAAG.
NIEUWE TALEN.
IIIIIIEIIIIEIEII.
TEN BRUGGENCATE, J:S:r.rS::
K.
2 deelen f 9,90
8e druk, geb. in linnen in 1 deel of Het boek
is,
wij
herhalen het, buiten
een van de beste woordenboeken. iV. R. Courant.
kijf
Wij gelooven, dat deze woordenboeken niet alleen de beste zij de volmaaktheid verblijdend dicht nabij zijn.
dat
I.
VAN GELDEREN,
i
.
maar tevens De Maasbode.
zijn,
Duitscb-Nederiandsch. Nederlandsch-Duitsch.
4e druk, geb, in linnen in 1 deel of 2 deelen f 9,90 heer Van Geldereo zoo goed, dat
Dit peil is van het woordenboek van den w^j niet aarzelen, het 't beste Bnltsclie
woordenboek
C. R. C.
te noemen. N. Rotterd. Courant.
HERCKENRATH,
„'
rirr^
4e druk, geb. in linnen in 1 deel of 2 deelen f 9,90 Vf^ (Het «enige Franscbe Woordenboek, dat uitspraak phouetiscb aangeeft.)
btj
ieder
woord de
constateer ik telkens weer, dat in jaistheid van termen, goede vertalingen zoowel in 't Fr. als in 't Hollandseh, Herekenrath's woordenboek de jmdere ver aehter zich laat. Ik zal het dan ook zeer gaarne sterk aanbevelen. D. Inklaar, Leeraar Kon. Inst. v/d Marine. Den Helder.
Als redaetie van een Ned. blad, verschijnende op de grens van het Fransche taalgebied, moeten wij nog al vaak uit en in het Fransch vertalen, en in het Fransch schrijven. Welnu, na jaren ervaring op dit punt mogen we zeggen, dat
van alle ons bekende Fransche woordenboeken dat van Herckenrath ons op den duur het beste bevallen is; het heeft ons zelden of nooit in den steek
Limburger Koerier.
gelaten.
M.
J.
KOENEN,
12e druk, t deel
VERKLAREND HANDWOORDENBOEK DER
NEDERLANDSCHE
gebonden
TAAL.
in linnen f 5,25
Behalve de gewen e Nederlandsche woorden bevat het een aantal andere termen, ook persoonsnamen en geographische namen. Voor zoover ik darf oordeeleu is de goode van dit boek zeer verdiend. A. Kluyveb, Museum.
naam
Prijs der 4
Woordenboeken per
stel besteld
NIEUWE TALEN
ƒ 33^0.
raoesocsooöcsocsooiocsoc^ocsocsooKDcsoosoosooUITGAVEN VAN
J.
WOLTERS — GRONINGEN, DEN HAAG.
B.
PLATENATLAS
DE
BIJ
lülRLMDSCHELlTERATÜl'RGESCHIEDENIS door M. A. P. C. POELHEKKE, Directctir der H. B. S.
met
ö-jarigen cursus ie
en Dr. C. G. N.
Nijmegen
DE VOOYS,
^
^^^
Hoogleeraar aan de Ryksuniversiteit te Utreftbt,
TWEEDE DRUK. Prijs,
f
gecartonneerd
^PfP Gebonden
4,50.
f
f 5,i5Ö'.
Van een volledige verzameling is natuurlijk geen sprake; doch van eeu rijke wel; dat blijkt al dadelijk uit het aantal van 297 platen, portretten, handschriften, enz.; uit een tweetal platen in kleurendruk, en een zeventiental platen op geel getint papier; de meeste van korte bijschriften voorzien. Een twaalftal bladzijden met „aanteekcningen" komen aan 't slot van 't boek. Een in vele opzichten mooie uitgave, prachtig van uitvoering, waarvoor de Ds Standaard. Groningsche firma lof toekomt.
PLATENATLAS VOOR DE VADERLANDSCÏÏE GESCHIEDENIS Gymnasiaal en Middelbaar Kweekscholen en Normaallessen,
ten dienste van het
Onderwgs,
door Dr. A. Leeraar aan
J.
deGem. H.
VAN DER MEULEN, B. S. -.TietS-jarigen cursus te Utrecht.
MET MEDEWERKING VAN
M.
TEN BOUWHUYS, '
Leeraar a. d. G. H. B. S. met 5-jarigen cursus en aan deu Gemeentelijken Cursus voor Hoofdonderwyzers te Utrecht.
DERDE, HERZIENE DRUK.
Dr. N. B.
Leeraar aan het Nederlandsch
Prijs,
gecartonneerd
— BEZORGD D008
TENHAEFF, Lyceum
te
's-Gravenhage. f
•;
3,90;
Met belangstelling heb ik weer een tijd gekeken en gelezen in de derde druk van dit voortreffelik werk. De onderschriften zijn duidelik en informeren over 't geheel goed. De atlas is weer uitgebreid. Indië werd ruimer vertegenwoordigd (o. a. door een kleurprent van J. P. Coen) en de crisistijd ontbreekt School en Leven. niet.
UITGAVEN VAN
J.
B.
WOLTERS — GRONINGEN, DEN HAAG,
aocsoaoaoaooKjcsooraooaoaooBOOBOOïoaoo*^
FA 4279 A8 1920
Plato Plato 's verdedigingsredt van Sokrates
PLEASE
CARDS OR
DO NOT REMOVE
SLIPS
UNIVERSITY
FROM
THIS
OF TORONTO
POCKET
LIBRARY