Blikopener | Drs. J.A. Schippers, Plato in platland
1
Lang geleden vond de wijsgeer Plato dat de samenleving niet geleid moest worden door het volk, noch door de militairen, maar door de wijsgeren. Want dat was de ‘denkende’ groep waarvan je wijsheid en verstandigheid mocht verwachten. Plato’s ideaal van een aristocratie (regering door de besten) is nooit verwezenlijkt. Tegenwoordig lijkt vrijwel niemand zich daar om te bekreunen. Ons stelsel heet democratie, omdat het volk beslist over de samenstelling van het parlement, het hoogste besluitvormende orgaan. En om nu te zeggen dat wijsheid en verstand afwezig zijn bij onze politici, dat gaat veel te ver. Maar op sommige momenten daalt het peil van de politiek in platland zo laag, dat het ideaal van Plato heel aantrekkelijk wordt. Gelukkig zijn politici soms zo verstandig dat zij bepaalde vragen en ingewikkelde kwesties voorleggen aan wetenschappers. Na enige bedenk- en onderzoekstijd verschijnt er dan een dik rapport dat heel veel inzichten verschaft, maar het doorhakken van de gordiaanse knoop laten de wetenschappers wijselijk aan de politici over. ‘Die zijn daarvoor gekozen. Wij beperken ons tot de feiten.’ Hiervan zou Plato ongetwijfeld een diepe rimpel op zijn brede voorhoofd erbij krijgen… Uit diverse interviews en bijdragen in dit nummer komt naar voren dat wetenschappers niet overvraagd moeten worden. Vanuit de politiek kan de wetenschap om advies worden gevraagd. Maar hoe doe je dat op een goede manier en wat kun je vervolgens met zo’n wetenschappelijk advies? Is dat het einde van alle tegenspraak? Of het begin van een oplossing waarbij de politicus het moet aandurven om zijn eigen mening te herzien? Aan de hand van deze vragen komen diverse actuele thema’s (klimaat, bevolkingskrimp) in deze Zicht aan de orde. Tolle lege. Na ruim dertig jaar lidmaatschap van de Zichtredactie zet Joop Neele er een punt achter. Door zijn ervaring als raadslid en wethouder in de lokale Waddinxveense politiek wist Joop de redactie altijd met de beide benen op de grond te houden. Verder was huize Neele jarenlang onze vaste en geliefde vergaderlocatie, niet het minst vanwege het vele lekkers dat we door Corry Neele kregen voorgezet. Vanaf deze plaats danken we Joop en Corry van harte voor al hun werk ten dienste van Zicht en wensen we hun nog vele jaren in goede gezondheid toe. Jan Schippers ZICHT 2011-2 | juli 2011
blikopener
Plato in platland
Wetenschap en politiek | Dietrich Bonhoeffer, De waarheid zal u vrijmaken
2
bijbelstudie
De waarheid zal u vrijmaken. Dit is misschien wel het meest revolutionaire woord uit het hele Nieuwe Testament. Het wordt niet door de massa begrepen, maar alleen door iemand die revolutionair denkt en vooruitstrevend is. Het is daarom een heel exclusief woord. Voor de meesten blijft het een geheim of men maakt er een frase van. En dat is nog het gevaarlijkst. Want de frase stompt het revolutionaire af.
Dietrich Bonhoeffer (1906-1945)
De waarheid zal u vrijmaken
“De waarheid zal u vrijmaken”, Johannes 8 vers 32. De waarheid is in ons menselijk leven altijd een vreemde eend in de bijt. Maar we weten ook hoe het is als ons ineens de waarheid wordt gezegd. Toch is waarheid niet altijd de echte waarheid. Echte waarheid onderscheidt zich van iedere bombastische en nietszeggende waarheid door iets heel bepaalds voor ogen te hebben, dat er iets in werking wordt ZICHT 2011-2 | juli 2011
gezet, dat mensen worden verlost en vrijgemaakt. Dat mensen de ogen worden geopend en dat zij zien dat zij tot nog toe in de leugen, de angst en de onvrijheid hebben geleefd, en dat de waarheid wordt teruggegeven. De Bijbel is hierover heel stellig: de mens leeft in slavernij en in de leugen; alleen de waarheid, die van God komt, maakt de mens vrij. Het is tegenwoordig (…) heel gemakkelijk te spreken over vrijheid. Maar het is heel moei-
Wetenschap en politiek | Dietrich Bonhoeffer, De waarheid zal u vrijmaken
3 lijk om zó over vrijheid te spreken, zoals de Bijbel het doet. ‘De waarheid zal u vrijmaken’, is bepaald geen populaire zegswijze. Onze inzet, onze kracht, onze moed, ons ras, onze zeden; kortom: wij zullen onszelf vrijmaken! Dat is helder en populair geformuleerd. Maar wat moeten we met een woord als ‘waarheid’ in deze samenhang? Het woord ‘waarheid’ is impopulair geworden. Want wij voelen aan dat dit woord iets tegen ons heeft. (…) Wij zijn bang voor de waarheid. Deze angst gaat in feite terug op een angst voor God. God is de waarheid en niemand anders. Wij zijn bang dat Hij ons plotseling met de (echte) waarheid confronteert en onze leugen aan het licht brengt. De waarheid is een macht die ons ieder moment kan vernietigen. Ze is niet de heldere hemel van begrippen en ideeën, maar het zwaard van God, de dreigende bliksem, die vernietigend de nacht verlicht. De waarheid is de levende God Zelf. Voor deze waarheid moet de mens sterven. En omdat de mens slim is en dit weet, daarom omhult hij zich met leugens en schijn. Hij wil de waarheid niet zien, want hij wil niet sterven. Daarom moet hij leren steeds beter, steeds geraffineerder, steeds dieper te liegen. Ja, hij moet het zo ver schoppen dat hij het zelf niet eens meer weet dat hij liegt en dat hij zijn eigen leugen voor waarheid houdt. En zover heeft de mens het al geschopt. En omdat hij het zover heeft geschopt, daarom houdt hij alles wat wij hier en nu hebben gezegd, voor overdrijving en onwaarheid. Natuurlijk, eenieder die oprecht is zal toegeven dat de politieke leugen, de conventionele, de sociale leugen, het leugentje om bestwil een enorme macht over ons heeft. (...) En toch zijn wij het niet eens met de bewering dat er niet alleen veel leugens om ons ZICHT 2011-2 | juli 2011
heen zijn, maar dat wij zelf aartsleugenaars zijn. En dat houden wij vol totdat God Zelf ons confronteert met de waarheid. En dan gaat het echt niet meer om politieke leugens of leugentjes om bestwil, maar dan gaat het om onszelf, om de manier waarop wij in het leven staan als leugenaar. Dan gaat het er onbarmhartig aan toe. Dan zullen wij worden aangeklaagd en voor de Rechter gesleept. Dan kunnen wij niet meer naar een ander wijzen, nee, dan worden wijzelf aangepakt. En dan overkomt ons iets heel merkwaardigs. Dan overkomt ons de waarheid. Ze komt ons tegemoet op een zeldzame manier. Niet in stralende heerlijkheid, maar als een gekruisigde waarheid, als de gekruisigde Christus. En de waarheid richt zich tot ons. Ze vraagt: wie heeft mij, de waarheid, gekruisigd? Maar ze zegt het zelf: dat heb jij gedaan (…). Jij hebt de waarheid van God gehaat. Jij hebt haar gekruisigd en je eigen waarheid gehuldigd. Jij dacht dat jij de waarheid in pacht had en de mensen er een plezier mee deed. Maar jij hebt jezelf tot God verheven. Jij hebt Gods waarheid geroofd. Jij dacht dat de waarheid maakbaar zou zijn, maar je bent op de troon van God gaan zitten en daardoor mislukt. Jij hebt de waarheid gekruisigd. En als het nog niet duidelijk genoeg is, dan zegt de waarheid: jij leefde in de wereld alsof je alleen bent. Jij vond in jezelf de bron van waarheid, maar die is alleen in God te vinden. Daarom haat je de andere mensen, die dit ook denken. Jij zag je broeder als een concurrent en zag niet in dat jullie allemaal leven van de waarheid van God. Je hebt jezelf uit de gemeenschap met God gestoten en je broeder incluis, en je denkt dat je alleen kunt leven. Jij haat God en je broeder, omdat zij
Wetenschap en politiek | Dietrich Bonhoeffer, De waarheid zal u vrijmaken
4 jouw waarheid aan de kaak stelden. Dat was de leugen, daarom ben jij een leugenaar van de bovenste plank.
ziet zal ervan moeten zuchten: ‘Heere, maak mij vrij van mijzelf.’ En dan klinkt tot hem het woord: ‘De waarheid zal u vrijmaken.’
Jouw hang alleen te willen zijn, jouw haat is de leugen. Daarom heb jij de waarheid van God gekruisigd. Jij denkt dat je vrij bent als je je losrukt en de waarheid haat. Maar je bent een slaaf geworden. Slaaf van je eigen haat, slaaf van je eigen leugen. De weg tot de waarheid en de vrijheid is voor jou versperd. Want deze weg heeft het kruis en de dood tot doel. Zo spreekt de waarheid tot ons. Haar laatste woord over ons met al onze vermeende waarheden is ‘dood’. Want het is de gekruisigde waarheid, die levend tot ons spreekt. Wie gelooft dit? Vandaag? Morgen? Op de Jongste Dag?
Niet onze werken, onze moed, onze kracht, ons volk, onze waarheid maken ons vrij, maar alleen Gods waarheid. Waarom? Omdat vrij worden niet betekent: groot worden in de wereld, vrij van je broeder, vrij van God, maar vrij van jezelf, van de leugen, alsof alles in de wereld alleen om mijzelf draait, alsof ik alleen op de wereld ben, in het middel punt van de belangstelling sta; vrij van de haat waarmee ik Gods schepping veracht. Gods waarheid zorgt ervoor dat ik oog ga krijgen voor de ander. Zij richt mijn in mijzelf gekeerde blik naar mijn broeder en zuster. En doordat zij dat doet, bewijst zij mij een daad van liefde en schenkt zij mij Gods genade. Zij vernietigt onze leugen en schept in ons waarheid. Zij vernietigt de haat en schept liefde. Gods waarheid is Gods liefde en Gods liefde maakt ons vrij van onszelf voor de ander. Vrij zijn betekent niets anders dan in de liefde leven. En in de liefde leven is niets anders dan in Gods waarheid leven.
Iets heel merkwaardigs is hier gezegd: onze leugen is een leugen tegen God. Wij zijn gekant tegen de werkelijkheid en de waarheid van God, tegen Zijn gemeenschap en genade, tegen Zijn liefde. Onze leugen haat de liefde van God, omdat zij denkt dat ze geen liefde nodig heeft. Het wezen van onze leugen is haat, omdat het wezen van de waarheid van God genade en liefde is. Dan is wel duidelijk dat waarheid en leugen niet zozeer iets zijn wat men zegt, maar ook wat men doet, dat is: waarin men leeft! Wie in de leugen leeft, leeft in haat. Hij komt niet van zichzelf los. Hij is aan banden Hij is zijn slaaf geworden. Dit te erkennen is de eerste stap in de goede richting, het is namelijk de eerste stap om de waarheid van God te erkennen. Wie zichzelf ziet als slaaf van de leugen, de angst en de haat, die is al door God in de waarheid gesteld. Hij ziet in, dat zijn vermeende vrijheid slechts knechtschap is, en zijn vermeende waarheid leugen. Wie dit alles erkent en inZICHT 2011-2 | juli 2011
De mens die liefheeft omdat hij door de waarheid van God is vrijgemaakt, is de meest revolutionaire mens op aarde. Hij is de springstof onder onze maatschappij. Hij is de gevaarlijkste mens. Want hij heeft erkend, dat de mensheid ten diepste is bedrogen. En hij is ieder moment van de dag bereid het licht van de waarheid op haar te laten vallen, omwille van de liefde. Juist deze storing die door deze mensen in de wereld komt, lokt de haat van de wereld uit. Daarom is de ridder van de waarheid en de liefde niet de held, die de mensen aanbidden en vereren, die geen vijanden heeft, maar degene die uitgestoten
Wetenschap en politiek | Dietrich Bonhoeffer, De waarheid zal u vrijmaken
5 is en vogelvrij verklaard en zelfs gedood zal worden. De weg die Gods waarheid in de wereld ging, leidt tot het kruis. En nu weten wij dat alle waarheid die voor God blijft bestaan, bereid moet zijn aan het kruis genageld te worden. De gemeente, die Christus volgt, moet hiertoe bereid zijn. Zij zal omwille van de waarheid en de vrijheid door de wereld gehaat worden. Maar ook een volk kan de waarheid en de vrijheid niet vinden als het niet bereid is geoordeeld te worden door de waarheid van God. Ook een volk blijft in de leugen en de slavernij, net zolang tot het alleen van God de waarheid en de vrijheid ontvangt, ja, wíl ontvangen, tot het weet dat de weg van de liefde leidt tot het kruis. Als een volk zich dit realiseert, dan zal het het enige volk zijn
dat zich met recht een vrij volk mag noemen, het enige volk dat niet zijn eigen slaaf is, maar een vrije slaaf van de waarheid van God. Wij allen, een ieder afzonderlijk en als gemeenschap, voelen de drukkende last van onze kettingen. God, wij hunkeren naar vrijheid. Maar, o God, behoed ons ervoor een vals beeld van de vrijheid te scheppen en in de leugen te blijven. Geef ons de vrijheid die ons volledig op U en op Uw genade terugwerpt. Heere, maak ons met Uw waarheid, die onze Heere Jezus Christus is, vrij. Heere, wij wachten op Uw waarheid. Amen. (uit: Beter dan het leven, Ten Have 2005, p. 81-89)
Geef weeskinderen in Malawi toekomst! In Malawi wonen meer dan een miljoen weeskinderen. Door ziektes als HIV/aids en malaria zijn veel kinderen hun ouders kwijtgeraakt. Hun toekomst is zeer onzeker.
Over Stéphanos Stichting Stéphanos is een interkerkelijke stichting. Het doel van de stichting is het helpen lenigen van de diaconale nood in Malawi. In het bijzonder door hulp aan weeskinderen en diaconale projecten.
Stéphanos helpt weeskinderen met voedsel, kleding, (Bijbel)onderwijs, medische zorg en opvoeding.
Wilt u ons helpen? Uw bijdrage is meer dan welkom op banknr. 33 53 07 450 t.n.v. Stéphanos, Uddel Wij bevelen het werk van Stéphanos van harte aan! Ds. A.A. Brugge Ds. D.J. Budding Ds. L. Groenenberg Ds. A. den Hartog
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Ds. J.D. Heikamp Ds. L.M. Jongejan Ds. J. Joppe Ds. M. Klaassen
Ds. A. Kort Ds. L.W. van der Meij Ds. J. van Rossem Mr. C.G. van der Staaij
Ds. K. Visser Ds. W. van Vlastuin Ds. H. Zweistra
Stichting Stéphanos Postbus 1136 3860 BC Nijkerk tel. 033 - 245 62 22 www.stephanos.nl
Wetenschap en politiek | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Absolute objectiviteit is ook in de wetenschap onmogelijk
6
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Absolute objectiviteit is ook in de wetenschap onmogelijk
7
interview
Neutraliteit bestaat niet. Ook niet in de wetenschap. Toch behoort wetenschap onafhankelijk te zijn. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is een onderzoeksbureau dat deel uitmaakt van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Met de directeur, prof. dr. P.B. Schnabel, praten we over de relatie tussen politiek en wetenschap.
Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, redactielid en eindredacteur
Absolute objectiviteit is ook in de wetenschap onmogelijk Interview met prof. dr. P.B. Schnabel
Tussen politiek en wetenschap bestaat een spannende relatie. De wetenschap wil of moet onafhankelijk zijn, terwijl de politiek beleidskeuzes maakt en daarbij onderzoekers te hulp roept. Kun je als onderzoeker of onderzoeksinstituut wel onafhankelijk zijn als je onderzoek doet voor de regering? Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is één van de drie planbureaus. De twee andere bureaus zijn het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Centraal Planbureau ZICHT 2011-2 | juli 2011
(CPB). Alle drie de planbureaus zijn ambtelijke diensten van een ministerie. Het SCP is in 1973 opgericht en maakt onderdeel uit van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Het SCP is dus formeel niet onafhankelijk. Dat het SCP in 2010 de uniforme huisstijl van de rijksoverheid aangemeten kreeg, zou gezien kunnen worden als een bevestiging daarvan. Materieel is het SCP echter een onafhankelijk
Wetenschap en politiek | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Absolute objectiviteit is ook in de wetenschap onmogelijk
8
Paul Schnabel Prof. dr. P.B. Schnabel (1948), socioloog, is directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau en Universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Hij is columnist van NRC-Handelsblad, Het Financieele Dagblad en de ‘Maarten’. Bestuurlijk is hij o.a. actief in het Museum Catharijneconvent, Museum Bredius, Managementcentrum VNO-NCW De Baak, de Stichting Praemium Erasmianum, het Forum Stedelijke Vernieuwing en ook is hij commissaris van Shell Nederland. Vanaf 2006 rekent de Volkskrant hem tot de top twintig van invloedrijkste Nederlanders. In 2010 ontving hij de Akademiepenning van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Enkele publicaties van Paul Schnabel zijn: Kort gehouden. Columns over welzijn en welvaart in Nederland; Land in zicht; en: Kijken tussen de oren. Psychische Gezondheid in Proefschriften 19842008.
onderzoeksinstituut. Deze onafhankelijke positie staat ook niet ter discussie. Publicaties worden niet ter goedkeuring aan de minister van VWS voorgelegd. Dat geldt ook voor de andere planbureaus. Er is nooit iemand geweest die aan een minister heeft gevraagd wat hij het planbureau nu weer heeft laten zeggen. Integendeel, ministers worden juist geconfronteerd met onderzoeksresultaten van het SCP: “Minister, heeft u in een rapport van het SCP gelezen dat…” Dit gebeurt zowel door oppositie- als coalitiepartijen. Uit de wijze waarop de Tweede Kamer gebruikmaakt van SCP-publicaties, blijkt dat het SCP een gezaghebbend onafhankelijk onderzoeksinstituut is. Niet alleen de politiek, maar ook de media en de wetenschap pakken de onderzoeksresultaten van het SCP op. Wie bepaalt het onderzoeksprogramma van het SCP? Het onderzoeksprogramma wordt door het SCP in overleg met vooral de verschillende ZICHT 2011-2 | juli 2011
ministeries opgesteld. Het SCP kan ook zelf onderwerpen in het programma opnemen. Het werkprogramma wordt uiteindelijk in het kabinet besproken. De onderzoeksvragen die vanuit de overheid komen, beslaan meestal een breed terrein. Aan het SCP wordt overgelaten op welke wijze het onderzoek moet worden uitgevoerd en hoe en wat er gerapporteerd zal worden. Dat is de verantwoordelijkheid van de directeur van het SCP. Hoe wordt de onafhankelijkheid van het SCP gecontroleerd? Onafhankelijkheid is moeilijk te meten. Een paar jaar geleden is er een audit (evaluatie) geweest. De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) heeft toen geëvalueerd of het onderzoek van het SCP de wetenschappelijke én maatschappelijke toets der kritiek kan doorstaan. Uit deze evaluatie bleek dat de wetenschappelijke kwaliteit van het werk van het SCP goed is en dat er ook veel aandacht is voor de maatschappelijke re-
Wetenschap en politiek | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Absolute objectiviteit is ook in de wetenschap onmogelijk
9 levantie. In de praktijk blijkt dat het SCP niet vast zit aan een politieke kleur of kabinet. De directeur van het SCP gaat ook niet weg als er een nieuw kabinet komt met een andere politieke samenstelling. Welke eisen mogen politici stellen aan het SCP? SCP-onderzoek dient te voldoen aan hoge wetenschappelijke eisen. Het moet echt altijd goed opgezet en uitgevoerd onderzoek zijn. Dat is ook te controleren in het onderzoeksverslag. Absolute objectiviteit is onmogelijk. Onderzoekers zijn zelf deel van de samenleving en beïnvloed door de tijd waarin ze leven. Maar onderzoek mag niet vanuit een bepaald vooroordeel of politiek standpunt worden verricht. Wordt SCP-onderzoek wel eens misbruikt door politici om hun eigen opvattingen te ondersteunen? Politici maken gebruik van onderzoeksresultaten als het hen uitkomt. Dat is begrijpelijk. Ze zoeken een onderbouwing voor hun politieke opvattingen. Het komt nauwelijks voor dat politici misbruik maken van onderzoeksresultaten. De SCP-rapporten zijn namelijk openbaar, zodat alle partijen er kennis van kunnen nemen. In het politieke debat zullen onjuiste conclusies worden weersproken en ter discussie worden gesteld. Politici zijn vaak gericht op de korte termijn, ze willen snel positieve resultaten zien. Wetenschappers hebben over het algemeen een oriëntatie op de langere termijn. Levert dit spanningen op? Het SCP doet veel periodiek onderzoek, bijvoorbeeld om de twee of zelfs vier jaar. Politici willen soms de frequentie verhogen. Dat heeft echter meestal niet zoveel zin. Nieuw beleid leidt niet direct tot veranderingen. Daar is tijd voor nodig. Het effect van nieuwe ZICHT 2011-2 | juli 2011
wetgeving is pas na verloop van tijd meetbaar. Een voorbeeld hiervan is de evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze wet is in 2007 van kracht geworden. De politiek wilde in 2009 een evaluatie van deze wet. Op zo’n korte termijn kun je echter nauwelijks resultaten meten. Nu in 2011, vier jaar later, is dat veel beter mogelijk. Het is begrijpelijk dat politici zo snel mogelijk willen weten wat het effect is van nieuwe wetgeving. Wanneer er verkiezingen zijn, willen ze kunnen zeggen wat ze hebben bereikt.
Uit de wijze waarop de Tweede Kamer gebruikmaakt van SCPpublicaties, blijkt dat het SCP een gezaghebbend onafhankelijk onderzoeksinstituut is. Het SCP-onderzoek wil altijd politiek of maatschappelijk relevant zijn. Het SCP meet bijvoorbeeld periodiek het vertrouwen van de burger in de politiek en de regering. De regering heeft het SCP gevraagd dit te doen. Dergelijke onderzoeken hebben politieke betekenis. Het vertrouwen van de burger in de regering is immers een graadmeter voor het functioneren van het kabinet. Als het met het vertrouwen tegenvalt, melden we dat uiteraard ook. Het rapport voor het kabinet is hetzelfde als voor iedere burger die het wil lezen. Dat kan ook altijd via onze website (www.scp.nl). Sommige onderzoeken zijn in eerste instantie vooral voor beleidsmakers relevant. Het SCP-onderzoek naar de uitvoering van de
Wetenschap en politiek | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Absolute objectiviteit is ook in de wetenschap onmogelijk
10
De V.V.I. stelt zich al meer dan 30 jaar ten doel:
www.verplegingvoorisrael.nl
Autobedrijf Valkenburg Planckstraat 2 3902 HS Veenendaal Tel. 0318-522964 Fax 0318-514277
[email protected] www.autobedrijf-valkenburg.nl
De administratieve dienstverlener voor kerken en instellingen • Het geheel of gedeeltelijk verzorgen van de financiële administratie • Salaris- en / of traktementsberekeningen • Debiteuren- en crediteurenadministratie • Ledenadministratie en geldverwerving
• Opmaken en controleren van jaarverslagen • Opstellen accountantsverklaringen • Financiële advisering • Administratieve ondersteuning op locatie • Zorg- en verzuimverzekeringen • Internetboekhouden
Een hele zorg minder... Hoofdkantoor Kon. Wilhelminalaan 23 Postbus 675 • 3800 AR Amersfoort • Telefoon (033) 467 10 10 www.kkgkka.nl
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Burgemeester Uilkensstraat 24 2861 AE Bergambacht Telefoon: 0182 64 54 54 Fax: 0182 35 76 55
UW BEDRIJF IS ONZE ZORG!
Wetenschap en politiek | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Absolute objectiviteit is ook in de wetenschap onmogelijk
11 Wmo is bijvoorbeeld ook voor beleidsmakers op gemeentelijk niveau van belang. Wat gaat goed en waar is bijstelling van het beleid nodig? Maar wanneer blijkt dat de Wmo slecht functioneert, zijn de uitkomsten van dergelijke onderzoeken ook voor de landelijke politiek een signaal dat er wat moet gebeuren.
Onderzoeksresultaten die niet welgevallig zijn, worden meestal niet bekritiseerd, maar genegeerd. In het vorige kabinet was er een ministerie voor Jeugd en Gezin. Het SCP heeft toen zelf besloten ook weer gezinsonderzoek te doen. Het ministerie is er niet meer, maar het Gezinsrapport 2011 is onlangs uitgekomen. Uit dit onderzoek komt duidelijk naar voren dat de financiële positie van gezinnen onder druk staat. Dit onderzoek kan ertoe bijdragen dat hierover een maatschappelijke en politieke discussie ontstaat. Het Reformatorisch Dagblad en het Nederlands Dagblad besteedden veel aandacht aan dit thema. Uit hun berichtgeving blijkt gelukkig altijd dat ze verder lezen dan alleen het persbericht. Hoe gaat u om met kritiek op SCP-onderzoek? Onderzoeksresultaten die niet welgevallig zijn, worden meestal niet bekritiseerd, maar genegeerd. Vanuit wetenschappelijke kring komt er gelukkig weinig kritiek op het SCP. In 2002 kreeg het SCP kritiek omdat het de opkomst van Pim Fortuyn niet had voorzien. We hadden in het verleden al wel gewezen op het bestaan van groot ongenoegen onder een deel van de bevolking, maar de opkomst ZICHT 2011-2 | juli 2011
Gezinsrapport 2011 In de meimaand van dit jaar zag het Gezinsrapport het licht. Het SCP onderzocht hoe het is gesteld met gezinnen in Nederland. Aan de orde komen onderwerpen als gezinsvorming, inkomen, opvoeding en het combineren van arbeid en zorg. Maar liefst 74% van de Nederlanders vindt het belangrijk dat kinderen opgroeien in een tweeoudergezin. Deze waardering voor het gezin is positief. Aan de andere kant: niet-gehuwd samenwonen en toch kinderen krijgen wordt door slechts 15% afgekeurd. Het aantal kinderen dat in armoede opgroeit, is sinds 2008 gestegen. Ruim 6% van de kinderen groeit op in armoede: in hun gezin is onvoldoende geld voor basisbehoeften als voeding en kleding. Tellen we de gezinnen mee met een laag inkomen, dan gaat het om 9% van alle jeugdigen. Zij hebben vaak een minder goede gezondheid en vaker sociaal-emotionele problemen dan hun leeftijdgenoten uit rijkere gezinnen. Moeders besteden meer tijd aan zorg voor kinderen dan vaders: gemiddeld veertien uur tegenover zes uur per week. De gestegen arbeidsdeelname leidt er overigens niet toe dat ouders minder tijd besteden aan hun kinderen. Integendeel: ouders besteden bijna twee keer zoveel tijd aan hun kinderen dan in 1980. Het combineren van arbeid en zorg ervaren de meeste ouders als druk, maar het verrijkt wel hun leven. De meeste ouders zijn tevreden over de opvoeding. Zij vinden het belangrijk dat hun kinderen zelfstandig leren denken en handelen. Daarom worden regels niet opgelegd maar uitgelegd. Ouders voeden het liefst zelf hun kinderen op. Bij de opvoeding zijn vooral grootouders en vrienden een belangrijke hulp en vraagbaak.
Wetenschap en politiek | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Absolute objectiviteit is ook in de wetenschap onmogelijk
12 – zeer plotseling – van Fortuijn was niet te voorspellen, net zo min als de aanslag die op hem gepleegd is. We beschrijven wat er feitelijk aan de hand is en welke ontwikkelingen zich voordoen in de tijd. De toekomst kun je niet voorspellen. De naam ‘planbureau’ kan tot de gedachte leiden dat Nederland vanuit een centraal perspectief moet worden gebouwd. Deze naam komt uit de jaren veertig van de vorige eeuw toen de oprichter van het Centraal Planbureau, de latere Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen, nog dacht aan een sterk centraal geleide wederopbouw van de economie. Dat is uiteindelijk niet gebeurd. Om misverstanden te vermijden noemt het SCP zich internationaal dan ook liever The Netherlands Institute for Social Research.
De toegenomen individualisering hoeft niet negatief te zijn voor de betrokkenheid. De Tweede Kamer is bezig aan een proces van parlementaire zelfreflectie. Naast de kortademigheid van het politieke bedrijf, het al te zeer gericht zijn op verwerven van publiciteit, de stortvloed aan schriftelijke en mondelinge Kamervragen, is een van de klachten dat de Kamer onvoldoende gebruikmaakt van onderzoeken en rapporten van instellingen als het SCP, de WRR, het PBL, het CPB, de SER, de Ombudsman en de Algemene Rekenkamer. Soms is het heel duidelijk dat een politicus geen onderzoek en geen feiten nodig heeft om een standpunt in te nemen. Volgt u het debat over deze zelfreflectie? Ik heb vorig jaar het debat over parlemenZICHT 2011-2 | juli 2011
Tieners, internet en cultuur Op 4 maart 2011 presenteerde het SCP een onderzoek over het internetgebruik voor culturele doeleinden onder schoolgaande tieners. Hiervoor zijn ruim 1.600 scholieren in de leeftijd van 12-18 jaar ondervraagd. De jeugd van tegenwoordig groeit op met digitale media. De laatste jaren is het aanbod van culturele informatie enorm toegenomen, o.a. doordat instellingen hun aanbod hebben gedigitaliseerd en online toegankelijk gemaakt. Veel ouders en docenten van middelbare scholen zien graag dat hun kinderen resp. leerlingen belangstelling tonen voor cultuur. Het internet blijkt het belangrijkste medium voor tieners om culturele informatie op te zoeken. Als het gaat om cultuur op internet, zijn meisjes actiever dan jongens, zowel wat betreft het zoeken naar als het zelf creëren van culturele informatie. Dit hangt wel samen met hun belangstelling voor cultuur in ‘het echte leven’. Wie offline cultureel actief is, is dat online meestal ook. Tieners hebben vooral interesse voor populaire cultuuruitingen: muziek, tv-programma’s en films. Als het gaat over culturele onderwerpen, communiceren tieners het minst over klassieke concerten en monumenten. In 2008 las tien procent van de tieners minimaal twee keer per week een online versie van de papieren krant. Minstens twee keer per week werd een nieuwswebsite bezocht door een kwart van de ondervraagde tieners, terwijl éénderde minstens twee keer per week de papieren krant las. Dit SCP-onderzoek biedt wellicht inspiratie voor docenten van christelijke en reformatorische scholen om eens na te gaan in hoeverre hun leerlingen belangstelling hebben voor cultuur en welke cultuuruitingen in deze specifieke doelgroep populair zijn.
Wetenschap en politiek | Drs. J.W. van Berkum en drs. J.A. Schippers, Absolute objectiviteit is ook in de wetenschap onmogelijk
13 taire zelfreflectie zelf mogen leiden in de Tweede Kamer. De Kamer is zich bewust van deze kortademigheid, maar feitelijk verandert er niets. Er is een cultuur van meer spoeddebatten en meer vragen stellen. Politici richten zich steeds meer op de actualiteit. Om in the picture te blijven, moeten politici ook voortdurend scoren. De rol van de media is van groot belang. De politiek verpersoonlijkt. In toenemende mate worden standpunten op emotionele wijze verwoord. In plaats dat iemand zegt dat hij het met de ander oneens is, zegt hij dat hij het spuugzat is, et cetera. Dit wordt versterkt door de ontzuiling. Partijen hebben over het algemeen geen vaste achterban meer. Ze moeten vechten voor elke stem. Hierdoor komt de nadruk steeds meer op scoren te liggen. Het SCP doet ook veel onderzoek naar maatschappelijke participatie. Welke ontwikkelingen ziet u? In Nederland wordt ten opzichte van andere landen nog altijd veel vrijwilligerswerk gedaan. Van vrijwilligers wordt wel steeds meer verwacht. Vroeger bemoeiden ouders zich bijvoorbeeld alleen met de school tijdens ouderavonden. Nu zijn ouders betrokken bij voorlezen, pauzewacht, luizencontrole, excursies, enzovoorts. De toegenomen individualisering hoeft niet negatief te zijn voor de betrokkenheid. In de grote steden is 50% van de huishoudens een eenpersoonshuishouding. Juist dan is het erg belangrijk te investeren in contacten, actief te zijn en voor anderen wat over te hebben. Maar met een steeds hogere arbeidsparticipatie, een druk huishouden en
ZICHT 2011-2 | juli 2011
minder vrije tijd wordt de inzet van vrijwilligers wel steeds moeilijker. Waar ligt volgens u de uitdaging voor de toekomst? Nederland moet vooral investeren in onderwijs en innovatie. Het kabinet zegt wel steeds dat Nederland een kennisland moet zijn, maar er wordt niet genoeg in geïnvesteerd. Singapore, Zweden en Finland doen dat bijvoorbeeld wel. Daarnaast is de mantelzorg een punt van aandacht. Deze kun je nauwelijks verder uitbouwen, gelet op de stijgende arbeidsparticipatie en ver uit elkaar wonende familie. Het sterke maatschappelijke middenveld van vroeger is verdwenen en komt ook niet meer terug. In SGP-kringen is de organisatiegraad nog hoog. Intern heeft men veel steun aan elkaar, maar naar buiten toe is men gesloten. Het is van belang een balans te vinden tussen sociale samenhang en sociale controle. Mensen willen wel contacten, maar niet meer het idee hebben dat ze in alles worden gecontroleerd. Het kabinet moet fors bezuinigen. Wat betekent dit voor het SCP? Onderzoek zoals het SCP dat doet is duur. Serieus onderzoek kost tijd en mankracht en dus geld. Onderzoek wordt ook steeds duurder, omdat mensen minder bereikbaar zijn. Het vaste budget dat het SCP ontvangt is lager geworden. De helft van de omzet van het SCP is projectgeld. Dat betekent dat mensen voor de duur van een project worden aangenomen. Voor de continuïteit van de organisatie is dat problematisch.
Wetenschap en politiek | Prof. dr. ir. W. de Vries, Laveren tussen twee klippen
14
Adviesbureau
FREEKE
Willem Schouten
Oudsmidsestraat 23 4033 AW LIENDEN T e l : 0 3 4 4 - 6 0 1 5 3 6 F a x : 0 3 4 4 - 6 0 3 7 86 E :
[email protected] w : www.freekeadvies.nl
Planologie-Bouwkunde-Milieu
Nieuwe Tiendweg 16 • 2923 AE Krimpen aan den IJssel Telefoon 0180-591581 • Telefax 0180-591582 • E-mail
[email protected]
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | Prof. dr. ir. W. de Vries, Laveren tussen twee klippen
15
thema
Bij de onderbouwing van besluitvorming speelt de wetenschap een belangrijke rol. Zij heeft immers het imago van objectieve waarheidsvinding, die los staat van iemands politieke overtuiging. Maar kunnen politici blindvaren op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek? Volgens Wim de Vries doen politici er goed aan de resultaten van wetenschappelijk onderzoek positief tegemoet te treden, en uit te gaan van integere onderzoekers, maar is het zinvol de onzekerheden van onderzoeks- of modelresultaten goed te overwegen en te bedenken dat wetenschap niet waardenvrij is en dat ook onderzoekers mensen zijn.
Prof. dr. ir. W. de Vries, buitengewoon hoogleraar WUR1
Laveren tussen twee klippen Door de toenemende complexiteit van de samenleving is het geen sinecure om een land te regeren, of het nu gaat over onderwijs, financiën, landbouw, economische zaken, volksgezondheid of milieu. Alle onderdelen waar het landsbestuur zich mee bezighoudt, zijn specialismen geworden als gevolg van de snelle ontwikkelingen binnen en buiten onze landsgrenzen. Bij de evaluatie van bestaand beleid of ontZICHT 2011-2 | juli 2011
wikkeling van nieuw beleid is dan ook belangrijk dat dit gebeurt op basis van de juiste informatie. Dan nog kunnen verschillende afwegingen worden gemaakt, maar de feiten zouden buiten kijf moeten staan bij de onderbouwing van besluitvorming. In dit kader speelt de wetenschap een rol, want zij heeft het imago van objectieve waarheidsvinding, die los staat van iemands politieke overtuiging. Kun je dus zeggen dat de politiek blind kan varen op resultaten die zijn voortgeko-
Wetenschap en politiek | Prof. dr. ir. W. de Vries, Laveren tussen twee klippen
16 men uit wetenschappelijk onderzoek? Het antwoord hierop ligt mijns inziens genuanceerd.
Twee klippen vermijden Om te beginnen zijn veel in de politiek gevoerde discussies deels gebaseerd op emoties en deels op feitelijke informatie die niet direct wetenschappelijk verkregen informatie
de feiten zouden buiten kijf moeten staan bij de onderbouwing van besluitvorming. In dit kader speelt de wetenschap een rol, want zij heeft het imago van objectieve waarheidsvinding. is te noemen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan discussies over de aanschaf van een tweede JSF-testtoestel of over de verlenging van de uitzending van militairen naar de provincie Uruzgan in Afghanistan. Verder is er geen exacte waterscheiding aan te geven tussen wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke informatie. Voor dit korte artikel voert het te ver om in te gaan op de wetenschapsfilosofie en de principes van een wetenschappelijke methode. Kort samengevat zou je kunnen zeggen dat het bij wetenschappelijk verkregen informatie gaat om een ’systematische transparante verzameling van kennis die vatbaar is voor tegenspraak (falsificatie)’. Met een enigszins pragmatische inslag zou je kunnen stellen ZICHT 2011-2 | juli 2011
dat de rapporten en adviezen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en van de drie planbureaus die Nederland rijk is, in principe wetenschappelijk van aard zijn. Het doel van de WRR is de regering te adviseren over toekomstige ontwikkelingen die van groot maatschappelijk belang zijn. De thema’s waar de WRR zich mee bezighoudt, betreffen alle aspecten van menselijk welzijn, welvaart en leefomgeving, vaak aangeduid met de woorden ’people, profit, planet‘. De drie planbureaus zijn zelfs gecentreerd rond die thema’s. Daarbij gaat het om het Sociaal en Cultureel Planbureau (people), het Centraal Planbureau (profit) en het Planbureau voor de Leefomgeving (planet). In internationaal verband kun je denken aan bijvoorbeeld het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties. Zo speelt de wetenschappelijke kennis die door het IPCC wordt aangeleverd voor een deel mee bij de politieke besluitvorming binnen het Klimaatverdrag. De informatie die richting de politiek gaat, is veelal wel een sterk gecondenseerde samenvatting van alle resultaten die op een onderzoeksveld zijn verkregen. Deze samenvatting bevat nooit alle mitsen en maren die uit alle resultaten spreken, maar is een begrijpelijke boodschap vanuit de grootste gemene deler. Ik denk in dit kader aan de zogenaamde ‘Summaries for Policy Makers’ van de uitgebreide klimaatrapporten van het IPCC. Het is evident dat in dergelijke samenvattingen ook zaken worden weggelaten. Op grond hiervan zijn sommige wetenschappers van mening dat de uitkomsten van de IPCC rapporten niet evenwichtig zijn samengevat, waarbij de kritiek zich overigens richt op zowel overschatting als onderschatting van het klimaatprobleem.
Wetenschap en politiek | Prof. dr. ir. W. de Vries, Laveren tussen twee klippen
17 In het algemeen is het mijns inziens verstandig om tussen twee klippen door te zeilen. Enerzijds is er de klip dat de wetenschap een status van openbaring wordt toegekend (‘de wetenschap spreekt’), waarbij alle nuances en onzekerheden zijn weggevallen. Aan de andere zijde is er de klip dat het gezag van de wetenschap wordt aangevallen op basis van complottheorieën die stellen dat onderzoekers bewust frauderen om onderzoeksgelden binnen te krijgen, zoals bijvoorbeeld klimaatsceptici beweren. Beide houdingen kom je ook tegen in de politiek, afhankelijk van de vraag of de boodschap politici aanstaat of niet.
Onkritische houding Een voorbeeld van een uitermate onkritische houding bij veel politici betreft de wijze waarop wordt omgegaan met de resultaten van economische modelberekeningen van het Centraal Planbureau. In zijn zeer lezenswaardige boek ‘Geen beter leven dan een goed leven’ zegt de bekende emeritus hoogleraar in de natuurkunde prof. A. van den Beukel hierover onder andere het volgende: “Ik denk dat de betekenis van die resultaten stelselmatig wordt overschat, misschien niet eens zozeer door de economen zelf die nog wel eens een waarschuwend woord laten horen, maar door buitenstaanders, politici met name, die er (blind) op varen. In verkiezingstijd is het tegenwoordig de gewoonte dat politieke partijen hun programma’s inleveren bij het Centraal Planbureau, dat voor hen uitrekent hoeveel extra banen zo’n programma oplevert. Daar is op zichzelf niets tegen. Waar wel iets op tegen is, is de manier waarop met die getallen wordt omgesprongen. Dat een partij waarvan het programma 90.000 banen genereert een hoge borst opzet tegen een parZICHT 2011-2 | juli 2011
tij die het maar tot 80.000 brengt is eenvoudig ridicuul. Dat soort betrouwbaarheid hebben die cijfers helemaal niet.” Dat is mijns inziens een zeer terechte waarschuwing, ook voor de SGP die recent haar verkiezingsprogramma heeft door laten rekenen. Niet dat ik iets tegen heb op het gebruik van modellen. Mijn leeropdracht als buitengewoon hoogleraar aan Wageningen Universiteit is ‘Integrale modellering van stikstofeffecten’. Daarbij worden modellen gebruikt als een middel om effecten van het gebruik van stikstof te kwantificeren op een bepaalde schaal, zoals een regio, land, continent of zelfs de gehele wereld. Modellen zijn namelijk de enige mogelijkheid om resulta-
Dat een partij waarvan het programma 90.000 banen genereert een hoge borst opzet tegen een partij die het maar tot 80.000 brengt is eenvoudig ridicuul. Dat soort betrouwbaarheid hebben die cijfers helemaal niet. ten van (experimenteel) onderzoek naar dergelijke regio’s op te schalen, maar het is dan wel essentieel om de beperkingen van modellen te kennen. Zij zijn een (soms sterke) vereenvoudiging van de werkelijkheid en de uitkomsten bevatten onzekerheden als gevolg van gebrek aan kennis en invoergegevens. Modellen krijgen in de exacte
Wetenschap en politiek | Prof. dr. ir. W. de Vries, Laveren tussen twee klippen
18 wetenschappen dan ook pas een zekere status als de modelresultaten redelijk tot goed overeenkomen met metingen op het niveau waarvoor ze worden toegepast. In die zin zou het goed zijn als er gekeken wordt in hoeverre de uitkomsten van het Centraal Planbureau daadwerkelijk uitkomen na gevoerd beleid. Bij de berekeningen hoort verder ook het weergeven van een betrouwbaarheidsfactor. Zelfs al zouden de gebruikte formules in de modellen de werkelijkheid helemaal correct beschrijven, dan nog zijn er onzekerheden in modelinvoer en modelparameters die het gedrag van het systeem beschrijven. Die hangen bijvoorbeeld af van het klimaat en/of het landgebruik en/of de bodem et cetera, en al die gegevens variëren in de ruimte en in de tijd.
John Ioannidis: “Wetenschap draait om twijfel en onzekerheid. Helaas worden die meestal weggewuifd.” Deze beperkingen gelden te meer voor economische modellen. Het macro-economisch gedrag wordt niet alleen bepaald door een groot aantal oorzaken en krachten, maar ook door menselijke impulsen en emoties die in fysische chemische modellen geen rol spelen. Nu denk ik dat onze SGP-Kamerleden zich dat goed realiseren, maar het is ook voor de SGP als geheel nuttig om te beseffen dat (interpretaties van) onderzoeksresultaten veelal onzekerheden bevatten. Dat geldt niet alleen voor modelresultaten. In de wetenschapsbijlage van het NRC Handelsblad in mei 2011 stelt de ZICHT 2011-2 | juli 2011
in Amerika werkende epidemioloog John Ioannidis onder meer het volgende: “Wetenschap draait om twijfel en onzekerheid. Helaas worden die meestal weggewuifd.” Ioannidis wijst in dit verband op beperkingen van veel experimenteel medisch onderzoek. Veel ’aangetoonde‘ verbanden tussen bijvoorbeeld een gen en een aandoening of een stof en een effect zijn alleen statistisch significante effecten uit een complexe brij aan gegevens. Omdat resultaten die geen verband aantonen veelal moeizaam te publiceren zijn, worden er volgens hem heel vaak schijnverbanden gepubliceerd die later weer herroepen moeten worden. Dit gevaar speelt ook op andere vakgebieden.
Overmatig kritische houding Het is opvallend dat in de hoek waar economische modeluitkomsten zonder slag of stoot aanvaard worden, men overmatig kritisch is wanneer het gaat om resultaten van onderzoek dat te maken heeft met onze leefomgeving, zoals het klimaat of het milieu. In het tijdschrift Elsevier verschijnen met de regelmaat van de klok stukken die suggereren dat het met de klimaatverandering heel erg meevalt, dat sprake is van een hype of, nog erger, van bewust frauderen om onderzoeksgelden binnen te krijgen. Dat laatste is met name ernstig, want dit zou betekenen dat de wetenschappelijke wereld als geheel niet te vertrouwen is. Voor deze gedachte leek eind 2009/begin 2010 grond te zijn. In die periode was het IPCC een aantal keren negatief in het nieuws, wegens vermeende onzorgvuldigheid in wetenschappelijke informatie. In november 2009 werden e-mails en documenten openbaar gemaakt van de Climatic Research Unit (CRU) van de
Wetenschap en politiek | Prof. dr. ir. W. de Vries, Laveren tussen twee klippen
19 Universiteit van East Anglia. Volgens klimaatsceptici zou uit de e-mails blijken dat wetenschappelijke gegevens over de opwarming van de aarde door de betrokken wetenschappers werden veranderd of achtergehouden. Dit incident staat bekend als als Climategate. Het Amerikaanse persbureau Associated Press (AP) liet alle 1073 e-mails uitgebreid onderzoeken door vijf journalisten en concludeerde: “Gestolen e-mails van klimaatwetenschappers geven blijk van tegenwerking van sceptici en discussies over achterhouden van gegevens, maar de berichten staven geen beweringen dat de wetenschap over opwarming van de aarde gefingeerd was.” In januari 2010 kwam het laatste IPCC-rapport negatief in het nieuws, met name vanwege de niet onderbouwde bewering dat de gletsjers in het Himalayagebergte in 2035 verdwenen zouden zijn. In Nederland werden over beide kwesties Kamervragen gesteld en is door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een evaluatie gemaakt van het IPCC-klimaatrapport. Samenvattend concludeerde dit planbureau: “Het PBL heeft geen fouten gevonden die de hoofdconclusies van het wetenschappelijke VN-klimaatpanel IPCC uit 2007 over de mogelijke toekomstige gevolgen van klimaatverandering ondergraven. Wel is de onderbouwing van conclusies in sommige gevallen onvoldoende helder.” Zo was de bewering over de gletsjers in het Himalayagebergte onjuist geformuleerd in een van de drie wetenschappelijk IPCC rapporten, maar wel correct geformuleerd in de ’Summary for Policy Makers‘. De affaires hebben wel laten zien dat resultaten van wetenschappelijk onderzoek fouten kunnen bevatten en dat wetenschappers ook mensen zijn. Dat blijkt wel ZICHT 2011-2 | juli 2011
uit hun discussie om gegevens weg te laten teneinde klimaatsceptici geen gelegenheid te geven tot kritiek. Wie overigens in kort bestek meer wil weten over klimaatverandering kan goed terecht bij het net verschenen boek van prof. Pier Vellinga, getiteld ‘Klimaatverandering… hoezo klimaatverandering – feiten, fabels en open vragen’.
Evenwichtige houding Samenvattend: Politici doen er goed aan de resultaten van wetenschappelijk onderzoek positief tegemoet te treden en uit te gaan van integere onderzoekers, die waar relevant deze resultaten zo goed mogelijk samenvat-
Er is geen reden voor geloof in complottheorieën over frauderende onderzoekers die bewust feiten verdraaien om onderzoeksgelden binnen te krijgen. ten voor beleid. Er is geen reden voor geloof in complottheorieën over frauderende onderzoekers die bewust feiten verdraaien om onderzoeksgelden binnen te krijgen. Wel is het zinvol de onzekerheden van onderzoeks- of modelresultaten goed te overwegen en te bedenken dat wetenschap niet waardenvrij is en dat ook onderzoekers mensen zijn. In dit kader is het dienstig om ook kritisch te kijken naar de invloed van politiek op wetenschap. De overmatige nadruk op economie, typerend voor een land als Amerika, wordt ook kenmerkend voor ons land. Daarbij is de
Wetenschap en politiek | Prof. dr. ir. W. de Vries, Laveren tussen twee klippen
20 trend om alles om te zetten in kosten-batenanalyses en ook in de onderzoekswereld overal het woord ’vermarkten‘ te laten vallen. Zelfs waar het om fundamenteel vernieuwend onderzoek gaat. Ook dat moet zich vertalen ’van kennis naar kunde naar kassa‘. Ik hoorde dit recent letterlijk zo zeggen door een vertegenwoordiger van het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie op een bijeenkomst
Er is geen reden voor geloof in complottheorieën over frauderende onderzoekers die bewust feiten verdraaien om onderzoeksgelden binnen te krijgen. over basisonderzoek aan Wageningen Universiteit. Die houding bergt een groot gevaar in zich. Het gevaar dat onderzoekers zich uitputten in allerlei speculatieve beschouwin-
gen, om te suggereren dat hun onderzoek van het allergrootste belang is voor de maatschappij, terwijl de verwachte baten in werkelijkheid vaak niet aan te geven zijn. Het kan er ook toe leiden dat onderzoekers onzekerheden in het onderzoek niet helder naar beleidsmakers communiceren. Ook van wetenschappers geldt: niets menselijks is hen vreemd. Zo zegt Ioannidis in de eerder genoemde wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad: “In de Verenigde Staten vertaalt men elk resultaat het liefst direct in concrete acties. Zelfs de directeur van de National Institutes of Health doet eraan mee en roept dat elke dollar die in medisch onderzoek geïnvesteerd wordt, twee dollar zal opleveren. Maar het is belachelijk om te denken dat medisch onderzoek garant kan staan voor dollarwinsten en klinkende resultaten.” Het is daarom van belang dat de politiek oog blijft houden voor de relevantie van onafhankelijk, deels door nieuwsgierigheid gedreven, onderzoek, soms zonder directe baten, om zo verzekerd te blijven van onderzoeksresultaten die vrij zijn van oneigenlijke invloeden.
Noten 1 Wim de Vries is senior onderzoeker bij Alterra Wageningen University and Research centre en buitengewoon hoogleraar integrale modellering van effecten van stikstof op natuur en milieu op regionale schaal.
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Lezersaanbieding:
In de voetsporen van Guido de Brès In de komende periode (en ook nu al) kunt u door middel van diverse publicaties en boeken kennis maken met Guido de Brès. Dit jaar is het 450 jaar geleden dat De Brès zijn geloofsbelijdenis over de muur gooide van het kasteel van de Landvoogdes. Het verhaal en de omgeving waar het alles gebeurde komen samen in deze bijzondere reis ‘In de voetsporen van Guido de Brès’.
Reisprogramma: Dag 1 - Met een touringcar reizen we vanuit Utrecht naar Doornik. Hier bezoeken we enkele plekken die herinneren aan het optreden van De Brès. Zo is de plaats waar zijn huis gestaan heeft nog aan te wijzen en daar vlakbij staat een stukje stadsmuur waar De Brès zijn boeken en documenten verstopte. De toren van het kasteel waar hij zijn geloofsbelijdenis over de muur gooide staat er ook nog. ‘s Middags reizen we naar Valenciennes, de plek waar De Brès zijn leven aan de galg eindigde.
Informatie, prijs en inschrijving:rizon
Deze reis wordt uitgevoerd door Histo ber en vindt D.V. plaats van 18 t/m 21 okto leid 2011. Inhoudelijk wordt de reis bege d, door dr. P. Korteweg uit Oud-Beijerlan een gs onlan heen versc hand zijn van biografie over Guido de Brès. de Bij gebruik 2-persoonskamer bedraagt sreissom € 695,- p.p., toeslag 1-persoon n alle repe inbeg zijn bij Hier 75,-. € r kame , alle kosten voor vervoer, overnachtingen n en maaltijden, koffie/thee, entrees, gidse belastingen. e over Voor inschrijvingen en meer informati bij: ht terec u deze reis kunt Historizon, Antwoordnummer 236, 2160 VB Lisse, telefoon: 088-6360200, e-mail:
[email protected]; website: www.historizon.nl.
Het beleg van Valenciennes en de rol die De Brés daarin speelde zijn de verhalen die we in deze stad zullen tegenkomen. We overnachten deze reis in een hotel in Valenciennes. Dag 2 - Niet ver van Valenciennes ligt de stad Lille. Tegenwoordig een belangrijk knooppunt in Noord-Frankrijk en in de tijd waar wij over spreken was Lille de hoofdstad van Rijsel-Vlaanderen (het Franstalige deel van het graafschap Vlaanderen). Hier stond het Palais Rihour, het 15e-eeuws paleis van de Hertogen van Bourgondië, ooit de zetel van het kapittel van het Gulden Vlies. In het oudste hart van de stad, het îlot Comtesse, bezoeken we Hospice Comtesse. De geschiedenis van dit Hospitaal reikt terug tot de dertiende eeuw. Dag 3 - Deze dag maken we een excursie naar Sedan. In deze stad vond De Brès onderdak op het kasteel van een geloofsgenoot. Een onbekend verhaal is dat men hem hier ook vroeg in diplomatieke dienst voor het voeren van geloofsgesprekken. Hij kwam in contact met hooggeplaatste personen en heeft Willem van Oranje en zijn hofprediker Jean Taffin ontmoet. Het kasteel van Sedan is ook bekend uit een latere periode. Het was hier
dat in 1870 de Franse keizer Napoleon III samen met een deel van zijn leger gevangen werd genomen door de Pruisen in de Frans-Duitse oorlog. Deze belangrijke overwinning luidde het begin in van het Tweede Duitse Rijk. ’s Avonds reizen we terug naar Valenciennes. Dag 4 - Via Bergen, de geboortestad van Guido waar we wat indrukken op doen, reizen we terug naar Antwerpen. Hier bezoeken we op de Vrijdagmarkt de authentieke drukkerij van Plantin. Al in de 16e eeuw was dit één van de belangrijkste drukkerijen van de Nederlanden. De uitvinding van de boekdrukkunst was één van de belangrijkste factoren voor de verspreiding van de Reformatie. We blijven nog even in Antwerpen, de stad waar de reformatie in de Nederlanden begon via de Augustijner monniken. Na een diner eindigen we de reis weer in Utrecht.
Wetenschap en politiek | J. M. ten Hove MA, ‘Bruggenhoofden nodig om bruggen te slaan tussen wetenschap en politiek’
Foto: Henk Thomas
22
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | J. M. ten Hove MA, ‘Bruggenhoofden nodig om bruggen te slaan tussen wetenschap en politiek’
23
interview
Robbert Dijkgraaf was vorig jaar veelvuldig in het nieuws met betrekking tot het klimaatdebat. De president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) mocht een commissie leiden die onderzoek deed naar de werkwijze en processen van het internationale klimaatpanel IPCC. ”Het onderwerp klimaat is te zeer gepolitiseerd.” Met de redactie van Zicht sprak hij over de relatie wetenschap en politiek.
J.M. ten Hove MA, redactielid
‘Bruggenhoofden nodig om bruggen te slaan tussen wetenschap en politiek’ Interview met prof. dr. R.H. Dijkgraaf, president KNAW
De klimaatwetenschap bevindt zich bepaald niet in rustig vaarwater. Vorig jaar leidde een rapport van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) tot grote reuring. In het rapport stonden enkele feitelijke onjuistheden. Voer voor klimaatsceptici, die zich er boven op stortten. Opeens was iedereen klimaatanalist. ZICHT 2011-2 | juli 2011
Robbert Dijkgraaf kreeg vorig jaar van de Verenigde Naties het verzoek om namens de Inter Academy Council (IAC), een adviesorgaan van de wereldwijde academies van wetenschappen, de werkwijze van het IPCC door te lichten. Hij uitte harde kritiek op de werkwijze en organisatie van de IPCC, dat die aanbevelingen bijna allemaal ter harte heeft
Wetenschap en politiek | J. M. ten Hove MA, ‘Bruggenhoofden nodig om bruggen te slaan tussen wetenschap en politiek’
24
Robbert Dijkgraaf Prof. dr. R.H. Dijkgraaf (1960) is sinds 1 mei 2008 president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Daarnaast is hij, sinds 2005, universiteitshoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Dijkgraaf studeerde natuurkunde en wiskunde aan de Universiteit Utrecht. Hij promoveerde in 1989 in Utrecht cum laude bij Nobelprijswinnaar Gerard ‘t Hooft. Daarna bekleedde hij posities aan Princeton University en het Institute for Advanced Study. In 1992 verruilde hij Princeton voor Amsterdam, waar hij aan de UvA de leerstoel mathematische fysica bezette. Dijkgraaf werkt op het gebied van snaartheorie, quantumzwaartekracht en het grensgebied van wiskunde en deeltjesfysica. Voor zijn onderzoek ontving hij in 2003 de Spinozapremie, de hoogste wetenschappelijke onderscheiding in Nederland. Dijkgraaf was gasthoogleraar in onder andere Harvard, Berkeley en Kyoto en aan het MIT. Hij is redacteur van een tiental wetenschappelijke tijdschriften en wetenschappelijke adviseur van instituten in Cambridge, Bonn, Stanford, Dublin en Parijs. Veel van Dijkgraafs activiteiten liggen op het snijvlak van wetenschap en maatschappij. Als columnist van NRC Handelsblad schrijft hij voor een breed publiek over wetenschap, kunst en andere zaken.
genomen. Toch is de kou nog niet uit de lucht. Want over de bevindingen van het IPCC-rapport wordt nog dagelijks gediscussieerd. Is het nu de opwarming van de aarde die zorgt voor klimaatverandering, het ge-
Waar de wetenschap behoefte aan heeft is aan politici die de feiten serieus nemen. drag van de mensheid of heeft de zon ook invloed op de staat van het klimaat? Een afspraak maken met Dijkgraaf is geen eenvoudige opgave. Zijn agenda zit overvol met conferenties en optredens en spreekZICHT 2011-2 | juli 2011
beurten in binnen- en buitenland. Toch heeft hij tijd om op een maandagochtend in mei een half uur te spreken over klimaat en politiek. Eigenlijk heeft de Nederlandse politiek ook een Al Gore nodig. ”Nee, dat hebben we niet nodig. Al Gore gaat in zijn film verder dan de wetenschap. Hij dikt feiten aan en is goed in dramatiseren. Waar de wetenschap wel behoefte aan heeft is aan politici die de feiten serieus nemen.” Hoe waardeert u het gegeven dat de klimaatwetenschap onder vuur ligt? ”Het is buitengewoon jammer dat dit onderwerp zo gepolariseerd is. Ergens is dat vreemd. Het klimaat is niet links of rechts.
Wetenschap en politiek | J. M. ten Hove MA, ‘Bruggenhoofden nodig om bruggen te slaan tussen wetenschap en politiek’
25 Kijk naar het weerbericht, is dat links of rechts? Houdt dat rekening met politieke voorkeuren? Natuurlijk niet.” Toch is het een feit dat het onderwerp klimaat zeer uiteenlopende reacties oplevert. “Begrijpelijk. Klimaatwetenschap heeft grote consequenties voor het omgaan met de aarde, milieu, landbouw en voeding. Het raakt mensen in hun bestaan. Bovendien verandert die wereld ook zelf in een rap tempo. Klimaatwetenschap is zo gepolitiseerd omdat er enorme krachten mee gemoeid zijn. Voor- en tegenstanders, sceptici en alarmisten, beschikken over een enorme lobbykracht. En onderschat niet de invloed van de publieke opinie.” Dit kabinet van VVD, CDA met gedoogsteun van de PVV, bestaat uit twee partijen die zeer sceptisch staan tegenover het klimaat? Wat heeft dat voor invloed op de wetenschap? “Ik laat mij niet verleiden tot politieke uitspraken. Het is vooral van belang dat we de feiten recht doen. Het is aan de politiek om uit die wetenschappelijke feiten conclusies te trekken. Wel hoop ik dat Nederland zijn leidende rol in de wetenschap vasthoudt. Ons land geniet internationaal een goede reputatie. Wij zijn goed in agendasetting.” Hoe waardeert de wetenschap deze kabinetssamenstelling? “In Nederland is sprake van een actieve discussie over klimaatbeleid. Maar in vergelijking met landen als de Verenigde Staten en Engeland gaat het er hier nog rustig aan toe. In Washington en Londen vliegen de verwijten heen en weer en beschuldigen voor- en tegenstanders elkaar van maffiapraktijken en erger. Ik hoop dat Nederland zijn constructieve houding voor de lange termijn vastZICHT 2011-2 | juli 2011
houdt. Dat kan ook niet anders. Ons land ligt onder de zeespiegel, dan moet je je wel druk maken over de invloed van bijvoorbeeld de opwarming van de aarde.” Denkt dit kabinet voldoende duurzaam? “De regering heeft van het economisch herstel haar prioriteit gemaakt. Daardoor is klimaatwetenschap wat naar de achtergrond geraakt. In zijn algemeenheid zie ik dat de jongere generatie zich drukker maakt over duurzaamheid dan mijn leeftijdsgenoten. Wat dat betreft kunnen we veel leren van Indianen. Die denken zeven generaties vooruit. Daar lijkt hier minder ruimte voor, maar vergeet niet dat ontwikkelingen zoals de stijging
Ons land ligt onder de zeespiegel, dan moet je je wel druk maken over de invloed van bijvoorbeeld de opwarming van de aarde. van de zeespiegel heel langzaam gaan. Daarom moet je honderd jaar of verder vooruit denken. Zelfs dat is nog niet genoeg. Door al onze activiteiten verandert de aarde. Het duurt duizenden jaren om dat terug te draaien. Vergeet niet, een heel oude patiënt – onze aardbol – heeft heel lang nodig om weer te herstellen.” De wetenschap wil alles uitpluizen. Politici zien conclusies graag terug op een A4’tje. Geeft dat verschil in werkwijze wrijving? “Het is de taak van de wetenschap om een onderwerp zo diep mogelijk uit te spitten. Maar
Wetenschap en politiek | J. M. ten Hove MA, ‘Bruggenhoofden nodig om bruggen te slaan tussen wetenschap en politiek’
26 de wetenschap kan niet meer bieden dan waarschijnlijkheden, en het is vervolgens aan politici om daar conclusies voor het beleid aan te verbinden. Politiek bedrijven is een ander metier dan onderzoek doen. Toch zou ik politici willen oproepen om in elk geval de feiten en conclusies van wetenschappelijk onderzoek tot zich te nemen. Het is heel belangrijk dat er in Den Haag conclusies worden verbonden aan feiten die door de wetenschap getoetst zijn. Een politicus hoeft geen expert te zijn, maar hij moet wel weten hoe de wetenschap werkt.”
De wetenschap kan niet meer bieden dan waarschijnlijkheden, en het is vervolgens aan politici om daar conclusies voor het beleid aan te verbinden. Zijn politici en wetenschappers goed op elkaar in gespeeld? “In een woord: Nee. In februari was ik spreker op een bijeenkomst in de Oude Zaal van de Tweede Kamer. Het parlement had een symposium georganiseerd over politiek en informatie. Wat bleek uit een rondgang door de zaal? Alle politici gaven aan dat ze over het algemeen te veel kennis en informatie hadden om zaken op hun merites te beoordelen. Ze verzopen in hun dossiers. Terwijl alle wetenschappers veronderstelden dat de Kamerleden te weinig wetenschappelijke rapporten ter beschikking hebben. Het zegt genoeg dat de meningen zo uiteenliepen. Aan beide kanten zijn bruggenhoofden nodig om bruggen te slaan. Er is nog veel begrip te winnen.” ZICHT 2011-2 | juli 2011
Citaten uit Jaarrede Over de grenzen van de wetenschap , uitgesproken door Robbert Dijkgraaf op 30 mei 2011 …Op de weg van kennis naar verstandig beleid passeren we een andere grens, die tussen de wetenschap en de politiek. Die grens loopt door een niemandsland vol mijnen, dat slechts op eigen risico betreden mag worden… …Wetenschap en politiek zijn twee werelden, gescheiden door een gemeenschappelijke taal… …Waar de wetenschapper zijn zinnen zet op een publicatie in bladen als Nature of Science, vestigt de eendagspoliticus zijn hoop op een ‘nu.nl’etje’ – Binnenhofs voor een berichtje op de website nu.nl… …In de politiek is de juiste timing – nu – en de juiste plaats – NL – allesbepalend. Uitsluitend het Kamerdebat van vandaag telt; gisteren is lang geleden en morgen nog ver weg… …De wetenschapper probeert kennis te vinden die liefst tijdloos en universeel is, met een open einde. Geen punt dus, maar een vraagteken. Maar als de politicus vraagt wanneer die kennis relevant is – welk onderwerp zou vandaag op de agenda moeten staan? – dan slaat de nervositeit toe. De wetenschap is bijna per definitie altijd te vroeg of te laat... …Van de Amerikaanse senator Daniel Patrick Moynihan is de trouvaille dat iedereen recht heeft op z’n eigen mening, maar niet op z’n eigen feiten. Tijdens het debat twitterde journalist Frits Wester dat in de Kamer nog nooit een besluit op basis van feiten is genomen. Maar bij fact free politics is niemand gebaat…
Wetenschap en politiek | Ir. J. Maljaars, Wetenschap en eigenwijsheid
27
thema
Het ‘ik kies bewust’-logo op een pot mayonaise wekt altijd enige verwondering. Is geen mayonaise bij de patat, of desnoods tomatenketchup, geen gezondere keus? Zolang het concept achter ‘ik kies bewust’ niet gecommuniceerd of opgezocht wordt, zal de verwarring blijven en wordt afbreuk gedaan aan het logo. Geldt dat ook niet voor het ‘wetenschap’-logo in het publieke en politieke debat? Ik loop in dit artikel enkele casussen langs en noteer wat gedachtesprongen.
Ir. J. Maljaars, redactielid
Wetenschap en eigenwijsheid
Rituele slacht
op onbedwelmd ritueel slachten een beroep doen op de Universiteit van Wageningen. Hij veegt de vloer aan met het aangehaalde literatuuronderzoek2: gebaseerd op een zeer beperkt aantal publicaties, geen analyse van de aangehaalde rapporten en de vergaande conclusies en aanbevelingen worden niet gewettigd door de aangehaalde publicaties. Herkenbare kritiek.
In een opinieartikel maakt hij korte metten met politici die in het debat over het verbod
“Voor dit wetsvoorstel hebben wij alle ver-
Jaap Goudsmit, hoogleraar infectieziekten (AMC/UvA), windt er geen doekjes om: “Wetenschap wordt maar al te vaak gebruikt om vooringenomen standpunten te ondersteunen. Voor het gemak worden conclusies getrokken die het betreffende onderzoek op geen enkele manier wettigen.”1
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | Ir. J. Maljaars, Wetenschap en eigenwijsheid
28 schillende wetenschappelijke rapporten hierover over de volle breedte bestudeerd. Deze komen alle tot de eenduidige conclusie dat onbedwelmd slachten een onaanvaardbare aantasting van het dierenwelzijn oplevert.” Dit is een citaat van Marianne Thieme, fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren in de Tweede Kamer. Zij verdedigde onlangs haar initiatiefwetsvoorstel waarmee zij een verbod op het onbedwelmd ritueel slachten van dieren wil regelen. Is het waar dat alle wetenschappelijke rapporten tot de eenduidige conclusie komen dat onbedwelmd ritueel slachten een onaanvaardbare aantasting van het dierenwelzijn oplevert? Dat zou niet best zijn. De wetenschap pretendeert objectief te zijn. Een ethisch waardeoordeel hoort daar niet bij. Als we de schil afpellen en de toelichting op het initiatiefwetsvoorstel lezen, blijkt Thieme zich met name te beroepen op het standpunt van de Nederlandse vereniging van dierenartsen (KNMvD)3. Die spreekt inderdaad het oordeel ‘onaanvaardbaar dierenleed’ uit, maar beperkt dat tot de diergroepen runderen en schapen. Hoe moeten we dat waarderen? De gerenommeerde belangenclub van dierenartsen mag veterinaire deskundigheid niet ontzegd worden, maar heeft daarmee nog geen wetenschappelijke status. Misschien is er wel sprake van een afleidingsmanoeuvre? Empirisch onderzoek laat geen eenduidige conclusie zien. De verscheidenheid is groot. Er is sprake van verschillen tussen diersoorten, slachtmethoden en meetmethoden. In veel gevallen wordt geen onderscheid gemaakt tussen joodse en islamitische slachtmethoden en bijbehorende randvoorwaarden, terwijl dit onderscheid er wel degelijk is. Bovendien kan de pijnbeleving van een dier niet direct gemeten worden. WeZICHT 2011-2 | juli 2011
tenschappers moeten het doen met factoren, als hersenactiviteit en de hoeveelheid stresshormonen, die mogelijk een indicatie geven van de pijnbeleving van een dier. Van eenduidigheid en een waardeoordeel is in ieder geval geen sprake. Deze casus leert ons dat politici wetenschappers geen waardeoordeel in de schoenen moeten schuiven. Ook moeten wetenschappers geen conclusies trekken omwille van het trekken van conclusies of omwille van de opdrachtgever als deze conclusies geen degelijke grond vinden in de onderliggende gegevens. In het politieke en publieke debat moeten de deelnemende partijen duidelijk verschil maken tussen enerzijds de wetenschappelijke analyses en de bijbehorende ver-
In veel gevallen wordt geen onderscheid gemaakt tussen joodse en islamitische slachtmethoden en bijbehorende rand- voorwaarden, terwijl dit onderscheid er wel degelijk is. scheidenheid en anderzijds de grote lijnen die zij daarin ontdekken en de waardeoordelen die zij daaraan verbinden. Het tweede is essentieel, maar het predicaat ‘wetenschap’ past niet.
Open brieven van wetenschappers Hoe wetenschappelijk is het als hoogleraren zich in het publieke debat mengen en een oordeel uitspreken over de bouw van nieuwe
Wetenschap en politiek | Ir. J. Maljaars, Wetenschap en eigenwijsheid
29 kolencentrales of het kabinetsbeleid omtrent de intensieve veehouderij en natuur? Ruim een jaar geleden ondertekende een honderdtal hoogleraren een manifest tegen de intensieve veehouderij.4 In december 2010 schreef een beperkt aantal wetenschappers een open brief aan overheid en energiebedrijven. In die brief spraken zij zich uit tegen de bouw van vijf nieuwe kolencentrales.5 Enkele maanden later namen drie professoren het initiatief voor een open brief aan het kabinet Rutte-Verhagen. Mede namens 76 ander professoren ageerden zij tegen de bezuinigingen op het natuurbeleid.6 Is het logo ‘wetenschap’ op deze brieven gepast? Het is goed en waardevol wanneer wetenschappers zich in het publieke debat mengen. Maar niet zondermeer. Je zou de volgende vragen kunnen stellen. Beperken ze zich tot hun vakgebied? Houden ze voldoende feeling met de weerbarstige praktijk en zijn ze bereid mee te denken? Hebben ze oog voor aanwezige wetenschappelijke tegenstrijdigheden en maatschappelijke dilemma’s? Maken ze duidelijk onderscheid tussen wetenschap en ideologie, tussen onderzoeksresultaten en persoonlijke gevoelens? Als je deze vragen loslaat op de genoemde open brieven, valt met name het manifest tegen de intensieve veehouderij op. Een groot deel van de ondertekenaars opereert op een vakgebied dat weinig raakvlakken heeft met de intensieve veehouderij: Keltische talen en cultuur, tandheelkunde of computerbeveiliging. De initiatiefnemer is Roos Vonk, hoogleraar sociale psychologie. Ze heeft een ZICHT 2011-2 | juli 2011
persoonlijke aversie tegen wat zij noemt de ‘bio-industrie’ en stemt Partij voor de Dieren. Is het wenselijk als zij en anderen aan persoonlijke gevoelens het label ‘wetenschap’
Roos Vonk, hoogleraar sociale psychologie heeft een persoonlijke aversie tegen wat zij noemt de ‘bio-industrie’. hangen? Als we het manifest zelf bekijken, druipt het van de suggestiviteit en waardeoordelen. Hierbij enkele citaten: ”vee-industrie”, ”de leef- en slachtomstandigheden van honderden miljoenen dieren in ons ‘beschaafde’ land zijn nog steeds beschamend”, ”afbraakprijzen” en ”met deze ommekeer wordt de veehouderij maatschappelijk aanvaardbaar en toelaatbaar, en hoeven we onszelf en elkaar niet langer voor de gek te houden”. Deze gevoelens zijn goed denkbaar, maar het label ‘wetenschap’ past daar niet. De hoogleraren pretenderen met het manifest de juiste moraal in pacht te hebben. Daarmee gaan ze hun boekje te buiten. Ook ontbreekt het oog voor de weerbarstigheid van de praktijk en de aanwezige dilemma’s. Het manifest schetst uitgebreid de vermeende problemen van de huidige intensieve veehouderij en geeft aanbevelingen voor de transitie naar een ideologisch ideaalbeeld. Op belangrijke vragen als hoe schaalvergroting zich verhoudt tot investeringen in dierenwelzijn en milieu en welke consequenties de hygiëne en de openheid van de biologische veehouderij hebben voor het ontstaan en de verspreiding van dierenziektes, geeft het ma-
Wetenschap en politiek | Ir. J. Maljaars, Wetenschap en eigenwijsheid
30 nifest geen antwoord. Kortom, het manifest tegen de intensieve veehouderij verdient het logo ‘wetenschap’ niet. De bijdrage van wetenschappers aan het publieke debat is goed en waardevol. Maar ook hier geldt: schoenmaker, blijf bij je leest. We moeten met elkaar zorgen dat het label ‘wetenschap’ niet devalueert.
Gasopslag en inschatting risico’s De overheid moet vaak knopen doorhakken met op de achtergrond verschillende onzekerheden en risico’s. In onze welvaartsmaatschappij kunnen we steeds minder goed met onzekerheden en risico’s omgaan. De druk op onderzoekers en de wetenschap om dergelijke onzekerheden en risico’s in kaart te brengen en terug te dringen is daarom groot. In de praktijk blijkt dat in het publieke en po-
Zowel het kabinet als de inwoners van Bergen roepen de rapporten en onderzoekers te hulp en geven er hun eigen uitleg aan. litieke debat wetenschappelijk in kaart gebrachte onzekerheden en risico’s snel selectief en verkeerd geïnterpreteerd worden. Neem bijvoorbeeld de voorgenomen gasopslag in het Bergermeer. Het kabinet wil de continuïteit van de nationale aardgasvoorziening versterken door in lege gasvelden gas op te slaan. De bevolking van Bergen is daar op tegen. Zij hebben al enkele malen met een aardbeving te maken gehad en vrezen ZICHT 2011-2 | juli 2011
nieuwe aardbevingen. Een drietal onderzoeksinstituten heeft inmiddels al modelberekeningen uitgevoerd en inschattingen gemaakt. Volgens die onderzoeken zijn er aardbevingen mogelijk tot een kracht van 3,9 op de schaal van Richter, maar de kans daarop is zeer klein. Zowel het kabinet als de inwoners van Bergen roepen de rapporten en onderzoekers te hulp en geven er hun eigen uitleg aan. Het kabinet zegt dat uit onderzoek blijkt dat gasopslag veilig en verantwoord plaats kan vinden. De inwoners geven aan dat uit het onderzoek blijkt dat een aardbeving tot een kracht van 3,9 op de schaal van Richter mogelijk is. Dat is begrijpelijk, maar te snel worden onderzoekers bevindingen in de mond gelegd die buiten het bereik van het onderzoek gaan. Dat geldt bijvoorbeeld wanneer conclusies uit modelberekeningen linea recta worden toegepast op de praktijksituatie. Het is voor het publieke debat van belang dat iedereen zijn best doet om het speelveld duidelijk in kaart te brengen en te houden. Hebben we het over de modelsituatie of de praktijk? Gaat het om mijn waardering van een geconstateerde onzekerheid of om een inschatting van de mate van onzekerheid door een onderzoeker? Hier ligt ook een opgave voor wetenschappers en onderzoekers. Het is van belang dat zij duidelijk aangeven waar zij geen uitspraken over kunnen en willen doen.
Geen eigenwijsheid Tot slot nogmaals een uitspraak van Goudsmit: “Politici die met bewijs zwaaien, kunnen pluis niet van pluis onderscheiden, als ze het onderzoek al hebben bestudeerd.” Wat dan? Het gebed van Salomo of David nazeggen. Salomo begeerde wijsheid en wetenschap. David zingt in psalm 119: ”Leer mij een
Wetenschap en politiek | Ir. J. Maljaars, Wetenschap en eigenwijsheid
31
Te snel worden onderzoekers bevindingen in de mond gelegd die buiten het bereik van het onderzoek gaan. goede zin en wetenschap.” En de opvoedingslessen van de Spreukendichter navolgen: het geven van ”wetenschap en bedachtzaam-
heid” aan de jongelingen. Het is opvallend dat wijsheid (ofwel een goede zin, ofwel bedachtzaamheid) niet gelijkgeschakeld wordt met wetenschap, maar daar wel onlosmakelijk aan verbonden wordt. De boodschap van dit artikel is tweeledig: 1) wetenschap zonder wijsheid gaat de mist in; 2) wijsheid hebben we niet van onszelf. Het politieke en publieke debat zal zeker ontsporen als met name het laatste niet ter harte wordt genomen.
Noten 1 Trouw, 11 mei 2011, ‘Wetenschap misbruikt in slachtdebat’ 2 Kijlstra, A. en B. Lambooij, 2008, ‘Ritueel slachten en het welzijn van dieren’, Animal Science Group 3 Kamerstuk 31571 4 www.duurzameveeteelt.nl 5 http://www.drift.eur.nl/2010/12/11/energiebedrijven-keer-terug-nu-het-nog-kan 6 www.wur.nl/NR/rdonlyres/.../09Openbriefoverhethuidigenatuurbeleid.pdf
Broekdijk 40e 4041 CW Kesteren T (0488) 48 32 33 F (0488) 48 22 68
Gezondernemerschap? ROZA! Ondernemen is keuzes maken, iedere dag. Gaat u investeren, groeien of zelfs overnemen? Of kiest u voor consolideren? ROZA ondersteunt u bij het beantwoorden van deze vragen. Met heldere cijfers én de vertaling daarvan naar concreet bedrijfsbeleid. Wij noemen dat gezond ondernemen. Wilt u eens proeven hoe zo’n samenwerking smaakt? Bel (0318) 559 559 voor een kennismaking of kijk op www.roza.nl.
gezond ondernemen
ZICHT 2011-2 | juli 2011
I www.rhdruk.nl E
[email protected]
Mailings Huisstijlen Brochures Magazines Notitiebloks Bureauleggers Ansichtkaarten Familiedrukwerk Verenigingsbladen Programmaboekjes En nog veel meer!
Wij drukken zelfs uw kosten . . .
Wetenschap en politiek | Mr. C.G. van der Staaij, Column Focus
focus
32
Geen technocratie! We worden niet graag behandeld door een dokter die hiervoor niet geleerd heeft. En stel je eens voor dat op een groot zeeschip aan willekeurige passagiers gevraagd wordt om het schip te besturen. Dat wordt toch niks? Het was ooit de filosoof Plato die hiermee kwam in zijn Politeia. Plato zag niets in een ‘lekenbestuur’. Het was veel beter de moeilijke taak van het regeren op te dragen aan koning-filosofen, die ervoor doorgeleerd hebben. Van tijd tot tijd komt het steeds weer boven. Zeker in verwarrende en onzekere tijden. Geen politiek gekissebis, geen ideologie. Laat gewoon een aantal wijze en verstandige mensen de dienst uitmaken. Oké, met een verlicht despoot kun je in de 21ste eeuw niet meer komen aanzetten. Maar een ‘zakenkabinet’ van wetenschappers is toch zo gek nog niet? Zo’n benadering heeft zeker zijn bekoring. Het is wetenschappelijk nu toch wel helder dat de pensioenleeftijd echt flink omhoog zal moeten? En alle wetenschappers zeggen toch ook dat de hypotheekrenteaftrek een keer op de schop zal moeten? Inderdaad: de politiek zou hier en daar zeker opknappen van wat meer rationaliteit en een grotere inbreng van de wetenschap. Toch is er geen reden om te verlangen naar een systeem waar wetenschappers de knoop moeten doorhakken. Dan overvraag je de wetenschap. Dat zie je nu al gebeuren, bijvoorbeeld in medisch ethische kwesties. Invriezen van eicellen? De abortustermijn? Lastig allemaal. Laat de wetenschappers het maar zeggen! Politiek is echter meer dan de feiten op een rij zetten en een logische conclusie trekken. Het gaat ook over het afwegen van waarden en belangen. Over keuzes maken in kwesties waarin de wetenschap niet het laatste woord kan spreken. Geen technocratie dus!
Kees van der Staaij
ZICHT 2011-1 | juli 2011
Wetenschap en politiek | Dr. ir. J.C. van Burg en L. Nieuwenhuyzen MSc, Innovatiewetenschap en innovatiebeleid gaan niet samen op
33
thema
Het lijkt zo simpel. Wetenschappers zoeken uit hoe de wereld in elkaar zit. Ze schrijven dat netjes op. Vervolgens wordt het uitgevoerd door mensen in het bedrijfsleven en de overheid. De praktijk is anders – en niet alleen omdat de wereld complex is. Ook al is er wetenschappelijke consensus, dan nog volgen beleidsmakers soms een andere koers. Als we naar het innovatiebeleid in Nederland kijken, is dit duidelijk te zien. Ondanks heldere wetenschappelijke aanbevelingen, lijkt het innovatiebeleid door andere krachten bepaald te worden. Dr. ir. J.C. van Burg, universitair docent ondernemerschap en innovatie aan de Technische Universiteit Eindhoven L. Nieuwenhuyzen MSc, adviseur strategie bij Brainport Development
Innovatiewetenschap en innovatiebeleid gaan niet samen op Kloof tussen wetenschap en beleid In 2008 presenteerde de Tilburgse hoogleraar Innovatiebeleid een rapport.1 Geschreven in opdracht van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) was dit rapport bedoeld als een correctie van de ideeën ZICHT 2011-2 | juli 2011
van het Innovatieplatform, gebruikmakend van wetenschappelijke inzichten. “Het verbaast mij dat het Innovatieplatform helemaal geen gebruikmaakt van die inzichten”, zei Nooteboom.2 Het rapport riep op tot een verandering van mindset van de beleidsma-
Wetenschap en politiek | Dr. ir. J.C. van Burg en L. Nieuwenhuyzen MSc, Innovatiewetenschap en innovatiebeleid gaan niet samen op
34 kers. Wetenschappelijk onderzoek naar innovatie heeft laten zien dat innovatie onvoorspelbaar is en vaak faalt. Het kan niet gestimuleerd worden door concentratie op een gebied of sector. Alleen openheid, flexibiliteit, samenwerking en het accepteren van mislukkingen dragen bij aan innovatie. In de praktijk kiest de overheid ervoor om jaarlijks ongeveer 500 miljoen, een derde van het totale innovatiebudget, te reserveren voor industriebeleid, voor concentratie en voor ‘backing the winners’.3 Grote bedrijven worden zo geholpen in hun innovatieactiviteiten. De door Nooteboom gevraagde verandering is er niet gekomen. Het rapport lijkt ergens onder in een la verdwenen te zijn. Ook de re-
Wetenschappelijk onderzoek naar innovatie heeft laten zien dat innovatie onvoorspelbaar is en vaak faalt. Het kan niet gestimuleerd worden door concentratie op een gebied of sector. Alleen openheid, flexibiliteit, samenwerking en het accepteren van mislukkingen dragen bij aan innovatie.
Dat wetenschappers niet altijd gehoord worden door beleidsmakers ligt vaak aan henzelf. Ze schrijven voor een academisch publiek, gebruiken moeilijke taal of onderzoeken dingen waar weinigen de relevantie van inzien. Maar zelfs als de onderzoeksresultaten wel helder gebracht worden, blijken beleidsmakers die niet altijd te gebruiken. Een voorbeeld daarvan is het stimuleren van ondernemerschap. Vaak wordt gedacht dat ondernemerschap op zichzelf tot economische groei leidt. Als dat echter waar zou zijn, zou in een extreem geval de beste economie bestaan uit alleen individuele ondernemers. Werknemers zouden dan onwenselijk zijn. Analyse van de gegevens laat iets heel anders zien.4 Er zijn 12,5 nieuwe bedrijfjes nodig om na vijf jaar een baan op te leveren, een alleenstaande ondernemer. De gemiddelde ondernemer verdient minder dan hij of zij verdiend zou hebben als werknemer. Toch is veel beleid erop gericht om ondernemerschap in het algemeen te stimuleren, zoals door het aanbieden van goedkope bedrijfsruimte. Dat werkt dus niet. Dat is weggegooid geld. Het enige wat wel blijkt te werken, is het stimuleren van ondernemers met groeipotentie. Bijvoorbeeld door het stimuleren van ondernemingen die een nieuwe technologie exploiteren. In de nieuwe subsidieregeling valorisatieprogramma 2010-2012 wordt overigens wel veel sterker dan voorheen gefocust op ondernemers met groeipotentie.
De keus van beleidsmakers cent gekozen ‘topsectoren’ lijken weer het oude idee te weerspiegelen: we moeten ons concentreren op waar we goed in zijn. Maar wetenschappelijk onderzoek laat juist zien dat innovatie niet ontstaat door concentratie, maar door diversiteit. ZICHT 2011-2 | juli 2011
Hoe komt het dat beleidsmakers een andere koers varen, zelfs als de wetenschappelijke inzichten vrij helder zijn? Ten eerste houden beleidsmakers rekening met meerdere belangen zoals het behouden en versterken van grote bedrijven. Veel innovatiegelden gingen
Wetenschap en politiek | Dr. ir. J.C. van Burg en L. Nieuwenhuyzen MSc, Innovatiewetenschap en innovatiebeleid gaan niet samen op
35 naar industriële bedrijven als ASML, DSM, Océ, Philips – bedrijven die wereldwijd actief zijn en te maken hebben met concurrenten die ook veel subsidie krijgen op hun innovatieactiviteiten.5 Een gelijk speelveld is dan nodig om deze bedrijven te behouden. Het maatschappelijk belang hiervan op de korte termijn is groot. Ze bieden werk aan ruim 10 procent van alle Nederlanders, hebben een aandeel van 16 procent in de Nederlandse economie en zijn goed voor meer dan 50 procent van de export6 – de belangrijkste aanjager van economische groei. Een ander belang kan zijn dat het maatschappelijk belang van een nieuwe technologie groot is, maar dat de ontwikkelrisico’s voor bedrijven zo groot zijn en zo’n lange adem vergen dat zij die alleen niet kunnen dragen.7 Dit speelt bijvoorbeeld bij nano-elektronica en biotechnologie. Wetenschappers kunnen een vrij kille en onafhankelijke analyse uitvoeren, maar politici willen bestaande belangen niet schaden. Dat zijn de belangen van hun kiezers. Bovendien zijn deze bedrijven zich goed bewust van hun economisch belang en hebben ze veel invloed. “De plannen worden gemaakt in overleg met vooral bestaande grote bedrijven die er belang bij hebben het bestaande overeind te houden en wier denken in het bestaande ligt opgesloten”, realiseerde Nooteboom zich twee jaar later.8 Verder zoeken politici naar maatregelen die zich snel in klinkende munt laten uitbetalen. Het stimuleren van kleine potentiële groeiondernemingen is riskant, misschien zullen er negen falen en zal er een een mooie innovatie opleveren. Beleidsmakers zijn bang dat vooral die fouten zichtbaar zijn. Dan is het veiliger om in bestaande belangen te investeren. Of het geld over heel de samenleving te ZICHT 2011-2 | juli 2011
verspreiden, door ondernemerschap in het algemeen te stimuleren. Dan krijgt iedere regio zijn eigen ‘hotspot’, terwijl we weten dat een euro voor ondernemerschap in bijvoorbeeld de regio Eindhoven meer oplevert dan in Den Helder. Het leidt misschien tot weinig succes, maar het veroorzaakt in ieder geval geen duidelijke mislukkingen. Zoals de toenmalige minister van Economische Zaken, Maria van der Hoeven, zei bij de presentatie van Nootebooms rapport: “Accepteren dat er gefaald wordt, betekent dat je moet accepteren dat de uitkomsten onzeker zijn. En daar houden ze in Den Haag niet van. Ik moet in de Kamer elke euro die ik uitgeef kunnen verantwoorden. Er moet resultaat worden geboekt.”9 Het is lastig om te accepteren dat de sociale werkelijkheid niet maakbaar is. Beleidsmakers moeten toch iets doen, dat is hun vak. Dat leidt soms tot overbodige maatregelen. Of tot maatregelen die wel lijken te helpen, maar eigenlijk toch niets opleveren.
Een realistische agenda Toch kunnen beleidsmakers wel op een nuttige manier gebruikmaken van wetenschappelijke inzichten. Als uit deze inzichten een toekomstvisie komt, kan deze richting geven aan een beleid wat langzaam de gevraagde verandering van mindset laat zien. Bestaande belangen kunnen niet genegeerd worden, maar ze kunnen wel ‘afgebouwd’ worden. Soms biedt bijvoorbeeld een crisis en schaarste aan middelen een goede gelegenheid om een stap in de goede richting te doen. Suggesties voor uitgangspunten voor een dergelijk beleid zijn: - Maak innovatiebeleid onderdeel van een integrale agenda, waarin ook andere beleidsdoelen zijn opgenomen en in samenhang met elkaar worden geadresseerd.
Wetenschap en politiek | Dr. ir. J.C. van Burg en L. Nieuwenhuyzen MSc, Innovatiewetenschap en innovatiebeleid gaan niet samen op
36 - Kies voor een brede benadering. De directe mogelijkheden voor de overheid om innovatie te bevorderen zijn beperkt, maar goede randvoorwaarden – een publieke verantwoordelijkheid – zijn van groot belang. Denk aan onderwijs, publieke kennisinstellingen, ruimtelijk beleid, bereikbaarheid en inrichting van de arbeidsmarkt. - Zorg voor robuuste langjarige financiering van wetenschappelijk onderzoek en instituten die de brug vormen tussen wetenschap en onderzoek, zoals bijvoorbeeld het Holst Centre op de High Tech Campus Eindhoven en het Dutch Polymer Institute. - Bied ruimte voor maatwerk gericht op het versterken van clusters. High tech-starters in Brainport Eindhoven zijn gediend met ander beleid dan life sciences-starters in Leiden. Het concept van Smart Specialisation en European Innovation Partnerships, die beide een prominente plek hebben in de nieuwe Europe 2020-strategie bieden hiervoor goede aanknopingspunten. Hoe verhoudt dit zich tot het nieuwe bedrijfslevenbeleid, dat momenteel wordt vormgegeven? Dit biedt wel een aantal aanknopings-
punten voor een dergelijk beleid.10 In de sectorale agenda’s staan naast kennis en onderzoek de onderwerpen buitenlandbeleid, weten regelgeving en onderwijs en scholing centraal. Dit biedt dus mogelijkheden voor maatwerk in de randvoorwaarden. Naast de sectorale insteek zet het kabinet onder de hoofdstuktitel ‘Meer ruimte en minder belemmeringen voor bedrijven’ ook in op zaken als financiering van innovatie, met name ook voor startende bedrijven, valorisatie van kennis vanuit publieke kennisinstellingen en goede ruimtelijke condities. Op basis van de nu bekende informatie doemen er twee pijnpunten op: in de eerste plaats staat de langjarige financiering van onderzoek bij universiteiten en kennisinstellingen zwaar onder druk. Daarnaast ontbreekt aandacht voor regionaal geconcentreerde clusters waar op de grensvlakken van bestaande sectoren nieuwe innovaties kunnen ontstaan. Beide zaken zorgen niet alleen ervoor dat Nederland een geïsoleerde positie krijgt ten opzichte van het nieuwe Europese beleid. Het laat ook zien dat de kloof tussen wetenschappelijke inzichten en de beleidsrealiteit nog niet gedicht is.
Noten 1 WRR (2008), Innovatie vernieuwd: Opening in viervoud, Amsterdam: Amsterdam University Press. 2 ‘Accepteer dat innovatie negen van de tien keer niets oplevert’, de Volkskrant, 29 mei 2008. 3 Rapport brede heroverwegingen 8: innovatie en toegepast onderzoek (2010). Het overige geld wordt besteed aan ruim 500 miljoen subsidie op de loonkosten van R&D-medewerkers (WBSO), kennisinstituten als TNO en ECN (350 miljoen) en generieke regelingen gericht op MKB en starters zoals Innovatie Prestatie Contracten (150 miljoen). 4 Scott A. Shane (2008), The illusions of entrepreneurship: The costly myths that entrepreneurs, investors and policy makers live by, New Haven: Yale University Press. 5 OECD (2009), Policy responses to the economic crisis: Investing in innovation for long-term growth. 6 Werkgelegenheidscijfers zijn afkomstig uit de LISA database (2010), overige cijfers zijn te vinden op CBS Statline (2008). 7 Tassey (2010), ‘Rationales and mechanisms for revitalizing US manufacturing R&D strategies’, Journal of Technology Transfer, 35(3), 283-333. 8 Bart Nooteboom, ‘Innovatie komt van ondernemers, echt niet van een platform’, NRC Handelsblad, 10 mei 2010. 9 ‘Accepteer dat innovatie negen van de tien keer niets oplevert’, de Volkskrant, 29 mei 2008. 10 Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (2011), Naar de top: de hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid, kamerstuk 4 februari 2011. ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | Dr. ir. J.C. van Burg en L. Nieuwenhuyzen MSc, Innovatiewetenschap en innovatiebeleid gaan niet samen op
37
Matthew Henry, nu ook in het
$G\QGMQP\GYGDUKVG (ELPT U ONS VERTALEN EN VERS PREIDEN 5W GIFT HELPT H IERBIJ
TNV (UDSON 4AYLOR3"(# TE 2HENEN
YYYXCPTGGCEEPN #.2*'0##0&'04+,0 $#40'8'.& &1140 )'.&'4/#.5'0
6OOR INFO OF WWWHUDSONTAYLORNL
Groeien doe je samen Steeds meer ondernemers, managers en medewerkers betrekken Bunt Groep, bestaande uit Bunt Management en Bunt Persoonlijke ontwikkeling, bij hun uitdaging om te groeien. Bunt Management is vooral gericht op de ontwikkeling van organisaties. Van trainingen en interim-management tot organisatieadvies en coaching. Bunt Persoonlijke Ontwikkeling legt zich toe op persoonlijke ontwikkeling. Van personal coaching en loopbaanbegeleiding tot teamontwikkeling en assessments. Wordt het ook voor u tijd om te groeien? Neem dan contact met ons op of schrijf u geheel vrijblijvend in voor een gratis informatieavond bij u in de regio. Kijk voor meer informatie op www.buntgroep.nl of bel 0318-830226.
Bunt Groep - Galileilaan 23d - 6716 BP Ede - T 0318-830226 - E
[email protected]
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | Drs. J.A. Schippers, Geen zekerheid scheppen, maar tijdwinst creëren
38
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | Drs. J.A. Schippers, Geen zekerheid scheppen, maar tijdwinst creëren
39
interview
Vorig najaar publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) de bundel ‘Uit zicht: toekomstverkennen met beleid’. In deze publicatie reflecteert de WRR op de uitvoering van zijn eigen taakopdracht, waaronder het adviseren over ontwikkelingen die de samenleving op langere termijn kunnen beïnvloeden. Prof. dr. ir. Marjolein van Asselt heeft een belangrijk aandeel gehad in de totstandkoming van deze publicatie. We gaan met haar in gesprek over de rol van wetenschappers bij het adviseren van de overheid met het oog op de toekomst.
Drs. J.A. Schippers, eindredacteur
‘Geen zekerheid scheppen, maar tijdwinst creëren’ Interview met prof. dr. ir. M.B.A. van Asselt, lid van de WRR
Net als ieder mens willen politieke besluitvormers en hun adviserende ambtenaren graag meer zekerheid over (de effecten van) hun beleidskeuzes. Op welke manier kunnen wetenschappers de beleidsmaker(s) en beslisser(s) daarbij terzijde staan? Is volgens u een zekere mate van distantie tussen wetenschapper en beleidsmaker of beslisser daarbij gewenst? ZICHT 2011-2 | juli 2011
De Maastrichtse hoogleraar Risk Governance pleit voor een combinatie van distantie en nabijheid: “Contact met de praktijk is nodig, juist om wetenschappelijke inzichten bruikbaar te maken voor praktische toepassing. Als wetenschapper moet je geen superioriteit willen uitstralen ten opzichte van beleidsma-
Wetenschap en politiek | Drs. J.A. Schippers, Geen zekerheid scheppen, maar tijdwinst creëren
40
Marjolein van Asselt Prof. dr. ir. M.B.A. van Asselt (1969, Apeldoorn) is per 1 januari 2008 als raadslid benoemd bij de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Zij is verder hoogleraar Risk Governance aan de faculteit Cultuur- en Maatschappijwetenschappen van de Universiteit van Maastricht. Marjolein van Asselt studeerde van 1989 tot 1994 Informatica en Wijsbegeerte van Wetenschap, Technologie en Samenleving aan de Universiteit Twente en is visiting scholar geweest bij de Universiteit van Oxford en bij het King’s College in Londen. Zij promoveerde in 2000 op het proefschrift ‘Perspectives on uncertainty and risk: The Prima approach to decisionsupport’, waarin zij het omgaan met onzekerheid problematiseerde en een pluralistische benadering voor toekomstverkenning voorstelde. Voor het RIVM en het Zwitserse EAWAG deed ze onderzoek naar het omgaan met onzekerheid in modellen en in discussies met burgers. Verder was zij van 2005 tot 2010 lid van De Jonge Akademie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
kers. Dat werkt contraproductief. Zowel de wetenschapper als de beleidsmaker wint het meest bij een vorm van samenwerking, waarin tegelijk wordt gewaakt voor de zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van beiden. Als wetenschapper streef ik ernaar om opgedane kennis zo te vertalen dat beslissers er in de praktijk van alledag ook echt iets mee kunnen.”
lemmerend werkt voor een zo feitelijk en objectief mogelijke overdracht van kennis en inzichten. Om je stem in het politieke en maatschappelijke debat te laten horen, zijn er voldoende kanalen beschikbaar, zoals een opinieartikel in een gerenommeerde krant of een bijdrage aan een openbaar debat. Bij een rol als adviserend wetenschappelijk expert vind ik het kanaal van een politieke partij niet zo passend.”
Onafhankelijk Van Asselt vindt het boeiend om als lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid het reilen en zeilen van de Haagse politiek op een steenworp afstand te volgen. Hoe bewaakt zij daarbij haar positie als onafhankelijk wetenschapper? “Het helpt wel wanneer je geen lid bent van een politieke partij. Voor mij persoonlijk is dat ook een bewuste en expliciete keuze. Ik denk dat het lidmaatschap van een politieke partij beZICHT 2011-2 | juli 2011
Van politici en beleidsmakers wordt verwacht dat zij rekening houden met de toekomst. Maar die toekomst is onzeker, valt niet te voorspellen. En verder hebben politici het probleem dat veel kiezers gericht zijn op het hier en nu. De problemen van vandaag staan centraal. Krijgt het instrument van de toekomstverkenning wel de aandacht die het verdient? Van Asselt meent dat de tegenstelling niet zo scherp is. “Waar beleidsmakers of ambtenaren vaak moeite mee hebben, zijn de norma-
Wetenschap en politiek | Drs. J.A. Schippers, Geen zekerheid scheppen, maar tijdwinst creëren
41 tieve toekomstverkenningen. Dat zijn verkenningen waarin vanuit een bepaalde politieke visie een richting voor de toekomst wordt gekozen. Daarom wordt bij ambtelijke toekomstverkenningen vaak gekozen voor extrapolatie (het inschatten van de toekomstige ontwikkeling op basis van voortzetting van huidig beleid) of voor scenariostudies (het schetsen van meerdere mogelijke ontwikkelingen). Politici daarentegen, schakelen op een intuïtieve manier al heel snel van dergelijke ‘neutrale’ verkenningen over op een normatieve toekomstverkenning. Daar is ook niets mis mee. Het hoort gewoon bij een politicus om vanuit de eigen partijpolitieke uitgangspunten een visie te hebben op de toekomst. Ik denk dat het voor een politicus domweg politieke zelfmoord zou zijn om te zeggen dat de toekomst je niet interesseert.”
Kiezers en politici denken aan de toekomst Maar heel veel debatten in de Tweede Kamer gaan over actuele kwesties, over wat nu speelt en er worden ook Kamervragen gesteld naar aanleiding van berichten in actualiteitenrubrieken in de media. Van Asselt: “Dat mag dan waar zijn, ik denk dat je een karikatuur schetst als je stelt dat de meeste kiezers alleen maar op het heden gericht zijn. Heel veel kiezers zijn wel degelijk bezorgd over de toekomst en denken daar echt over na. Voor veel mensen spelen vragen als: in wat voor een samenleving zullen mijn kinderen leven? We moeten niet teveel denken dat kiezers alleen maar over het hier en nu nadenken.” “Voor politieke partijen geldt dat eveneens. Ik denk dan aan de uitspraak van de PvdA-politicus Wouter Bos dat verkiezingen niet worden gewonnen met beleidsresultaten, maar ZICHT 2011-2 | juli 2011
met een verhaal over de toekomst.1 De PVV redeneert vanuit een wat somber toekomstperspectief. Dat past ook bij de angst voor al te ingrijpende veranderingen van de samenleving door processen als globalisering. GroenLinks toont zich daarover veel optimistischer en voert de daarbij passende leus ‘Zin in de toekomst’. En een partij als de SGP zal vanuit
Ik denk dat het lidmaatschap van een politieke partij belemmerend werkt voor een zo feitelijk en objectief mogelijke overdracht van kennis en inzichten. de gedachte van het rentmeesterschap zich ook bezighouden met de vraag van de blijvende beschikbaarheid van schone lucht, schoon water en een schone bodem, ook voor toekomstige generaties. Kortom: als je wat scherper kijkt, blijkt dat elke politieke partij te werk gaat met een of ander beeld van de toekomst. In de verkiezingsprogramma’s merk je dat als je leest over maatregelen die nodig zijn om een gewenste toekomst te realiseren of, als het gaat om een ongewenste ontwikkeling, die juist te vermijden.”
Toekomst: open, maar niet leeg Het denken over de toekomst voltrekt zich tussen twee uitersten: de toekomst is gedetermineerd (ligt vast) of de toekomst is volledig maakbaar (is leeg). Daar tussenin ligt het beeld van de toekomst die open is, maar niet leeg. Op welke manier kan het beeld dat iemand heeft van de toekomst ook de be-
Wetenschap en politiek | Drs. J.A. Schippers, Geen zekerheid scheppen, maar tijdwinst creëren
42 leidsverkenning beïnvloeden? Welke verantwoordelijkheid heeft de wetenschapper hierbij? “Voor een goede beleidsverkenning is het nodig dat je start vanuit de gedachte dat de toekomst een open karakter heeft. Dan zijn meerdere perspectieven mogelijk. Eén bepaald toekomstbeeld volstaat eenvoudigweg niet. Wantrouw ook wanneer een wetenschapper schrijft over welke toekomstige ontwikkeling het meest waarschijnlijk zal zijn. Dan is er sprake van een oordeel, waarover
Als je wat scherper kijkt, blijkt dat elke politieke partij te werk gaat met een of ander beeld van de toekomst. een wetenschapper op basis van de feiten niets kan zeggen. Wel op basis van een afweging van waarden. Echter, dan gaat het niet over wetenschappelijke inzichten, maar over normatieve ideeën. Bij goede beleidsverkenningen worden die helder en scherp van elkaar onderscheiden.” “Waar een wetenschapper wel uitspraken over kan doen, is de vraag welke scenario’s en ontwikkelingen onmogelijk of mogelijk zijn. Door als groep van wetenschappers daarover te discussiëren en elkaars argumenten te wisselen, is daarover een consensus te bereiken. Maar waar wetenschappers voor moeten waken, is dat zij hun verwachtingen over toekomstige ontwikkelingen als een vaststaande zekerheid over de toekomst gaan presenteren, in de trant van ‘zo zal de samenleving eruit zien’ of ‘deze tendens zal zich gaan voordoen’.” ZICHT 2011-2 | juli 2011
De voorspellingen voorbij Als actueel voorbeeld wijst Van Asselt op de klimaatdiscussie: “Het International Panel on Climate Change (IPCC) werkt met zeer doorwrochte en goed beredeneerde scenario’s. De beste wetenschappelijke inzichten zijn daarin verwerkt. Maar deze mogelijke ontwikkelingen van het klimaat werden naar buiten toe gecommuniceerd met een claim alsof het klimaat zich in de toekomst zo zou ontwikkelen. Dat ging gepaard met een houding van: ‘als politicus bent u wel heel dom als u niet naar ons wetenschappers luistert’. Juist dát heeft zich tegen het IPCC gekeerd. Want een te hoge zekerheidspretentie over de toekomst maakt je in wetenschappelijk opzicht heel kwetsbaar. Die zekerheid is namelijk vrij gemakkelijk te ondermijnen, bijvoorbeeld door allerlei aannames te gaan betwisten of door te wijzen op de mate van onzekerheid. Ik denk dat iemand als Al Gore met zijn campagne ‘An inconvenient truth’ onbedoeld de klimaatsceptici sterk in de kaart heeft gespeeld. Want wat Al Gore ons wil vertellen, gaat helemaal niet over ‘truth’. Wel over mogelijke - en inderdaad ongemakkelijke - scenario’s.”
Maakbaarheid Een toekomstgericht concept bij uitstek is dat van de ‘maakbare samenleving’. Dit bleek te berusten op een overschatting van de mogelijkheden van overheidssturing om een betere samenleving te realiseren. Toch speelt de idee van het realiseren van een gelukkige (of op zijn minst: leefbare) toekomst wel degelijk een rol in de hoofden van veel mensen. Is de maakbaarheidsgedachte echt passé of dient zij zich in andere, niet-collectieve, vormen aan? “De gedachte van de maakbare samenleving wordt vaak toegeschreven aan de jaren zestig van de vorige eeuw. Door overheidsingrijpen
Wetenschap en politiek | Drs. J.A. Schippers, Geen zekerheid scheppen, maar tijdwinst creëren
43 zou het mogelijk zijn in de toekomst een betere samenleving te verwezenlijken. Dit idee is de laatste decennia steeds nadrukkelijker afgeschilderd als een naïeve toekomstoriëntatie. De focus lijkt verschoven te zijn naar de maakbare mens. In dit concept is de toekomstverbeteraar niet de overheid maar de technologie. De overeenkomst zit ‘m in het geloof in perfectionering, of tenminste een aanzienlijke verbetering, door menselijk ingrijpen.” “Een andere verschuiving is de wens dat de overheid niet zozeer een betere samenleving ‘maakt’, maar dat zij ongewenste, huiveringwekkende toekomsten van ons weet af te wenden. De overheid draagt dan zorg voor onze veiligheid in de breedste zin van het woord. Ondanks dat het geloof in de maakbare samenleving vaak lachwekkend wordt gevonden, is de gedachte volgens mij nog steeds springlevend. Waarom? Vooral omdat wij onzekerheid zo vervelend vinden. Die onzekerheid over de toekomst willen we uitbannen door ons een betere, maakbare toekomst voor te stellen. Maar dit is een gevaarlijke illusie. Zij vermindert ons vermogen om alert, adequaat en verstandig op onverwachte ontwikkelingen te reageren. Maakbaarheid in tijden van onzekerheid levert volgens mij een voorspelbaar scenario op: de overheid belooft te veel en de samenleving gelooft te veel. Als de overheid haar overspannen beloftes niet kan waarmaken, zijn de mensen teleurgesteld. Als reactie daarop belooft de overheid vaak nog meer, waardoor zij het vertrouwen alleen maar verder ondermijnt. Dat lijkt me een heilloze route.”
Tijdwinst creëren Niet alleen de overheid, maar iedere organisatie, ieZICHT 2011-2 | juli 2011
der mens doet er verstandig aan bewust stil te staan bij de toekomst. Hoe typeert u het eigen karakter van een toekomstverkenning voor/door de overheid? Van Asselt stelt dat het voor een overheidsinstantie van groot belang is dat een toekomstverkenning op wetenschappelijke kennis is gebaseerd. “Door kennis en inzichten op intelligente manieren te gebruiken kun je tot kwalitatief goede verkenningen komen. Je kunt er natuurlijk heel gewichtig over doen en het heel ingewikkeld maken, maar in feite komt het erop neer dat je zo goed mogelijk probeert na te denken over de toekomst. Door
Een te hoge zekerheidspretentie over de toekomst maakt je in wetenschappelijk opzicht heel kwetsbaar. Die zekerheid is namelijk vrij gemakkelijk te ondermijnen. dat heel bewust te (laten) doen, neem je als overheid je verantwoordelijkheid. Door je zo goed mogelijk voor te bereiden op ontwikkelingen die er nu nog niet, maar straks misschien wel zijn, kun je tijdwinst creëren. Dat is dan ook je eigenlijke doel: tijdwinst creëren, geen zekerheid scheppen. Met dat laatste doel wil je eigenlijk veel verder springen dan je polsstok lang is.”
Rol van adviesorganen In Nederland zijn er vier belangrijke wetenschappelijke adviesorganen voor de overheid, het Centraal Planbureau (CPB), het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), het Planbureau voor de Leefomgeving
Wetenschap en politiek | Drs. J.A. Schippers, Geen zekerheid scheppen, maar tijdwinst creëren
44 (PBL) en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). De planbureaus brengen vooral de effecten van het huidig beleid in kaart, doen soms
Door je zo goed mogelijk voor te bereiden op ontwikkelingen die er nu nog niet, maar straks misschien wel zijn, kun je tijdwinst creëren. Dat is dan ook je eigenlijke doel: tijdwinst creëren, geen zekerheid scheppen. aan extrapolatie voor wat betreft de effecten van beleid in de toekomst. Houdt de WRR zich als enige primair met toekomstverkenning voor beleid bezig?
Is het wenselijk dat de planbureaus daar ook meer werk van maken? Of ligt een bepaalde mate van ‘taakspecialisatie’ meer voor de hand? “Het spreekt voor zich dat de aandachtsvelden van het CPB, SCP, PBL en de WRR heel verschillend zijn. Maar alle vier doen ze – ieder op hun eigen manier – aan toekomstverkenning of dragen ze daaraan bij. Het SCP verschilt daarbij wat van de andere drie, omdat dit planbureau tal van historische ontwikkelingen in de samenleving in beeld brengt en daarbij laat zien op welke manier deze voor de actuele politiek relevant zijn. Het verkennen van de toekomst gebeurt binnen elk van de vier instituten door eigen specialisten. Waar de WRR in ‘Uit zicht’ de nadruk op legt, is dat elk van de instituten zich ervan bewust moet zijn wanneer zij aan toekomstverkenning doen. Gek genoeg ziet een onderzoeker dat soms over het hoofd. Onze belangrijkste aanbeveling is om werk te maken van deze
Blinde vlek In de publicatie ‘Uit zicht’ wordt geconstateerd dat er in Nederland een blinde vlek is voor normatieve toekomstverkenning. Expliciet of impliciet wordt toekomstverkenning benaderd als waardevrij. Dat er op toekomstige maatschappelijke issues verschillende zienswijzen mogelijk zijn, wordt zo genegeerd. Dat kan ertoe leiden dat groepen in de samenleving het gevoel hebben dat een voor hen onwenselijk toekomstperspectief de toekomst koloniseert. In Nederland lijkt er ten behoeve van de rijksoverheid een beperkte kennisinfrastructuur te zijn die is ingesteld op normatieve toekomstverkenning. Gezien de heersende institutionele logica lijkt het moeilijk voor planbureaus en adviesorganen zich met dergelijke vormen van toekomstverkenning bezig te houden. Wetenschappelijke bureaus van politieke partijen, zelfs van grote partijen, zijn klein en ze hebben weinig ervaring met normatieve toekomstverkenning, laat staan dat ze een traditie op dit vlak hebben opgebouwd. [Uit zicht, pag. 123-124]
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | Drs. J.A. Schippers, Geen zekerheid scheppen, maar tijdwinst creëren
45 bewustwording. Alleen dan kunnen CPB, PBL en SCP ook borgen dat mogelijke valkuilen worden vermeden.”
de planbureaus beschikken. Het lijkt mij alleen maar nuttig om daar effectief gebruik van te maken.”
Betrokkenheid WI’s politieke partijen
Om de kwaliteit van het beleid
Van Asselt pleit ervoor dat de drie planbureaus meer werk maken van kennisuitwisseling met de wetenschappelijke instituten van de politieke partijen. “Een van de eerste din-
Wat is volgens u de belangrijkste les die we kunnen trekken uit de traditie die de WRR heeft opgebouwd als het gaat om beleidsverkenningen? Met andere woorden: wat kunnen we hiervan leren? “De publicatie van de WRR geeft een goede reflectie op de vraag hoe de overheid op een verstandige manier met toekomstverkenningen kan omgaan. Het belangrijkste is dat de overheid er steeds naar streeft de balans in evenwicht te houden en niet te laten doorschieten naar de kant van de ‘maakbaarheid’ of die van het ‘determinisme’. Het beeld van de toekomst is open, maar niet leeg.”
Van Asselt pleit ervoor dat de drie planbureaus meer werk maken van kennisuitwisseling met de wetenschappelijke instituten van de politieke partijen. gen die mij opviel, is de geringe omvang van de WI’s bij politieke partijen. Zelfs bij de grotere partijen is de wetenschappelijke staf vaak niet groter dan vier fulltimers. Deze zeer beperkte personele capaciteit bij politieke partijen is bij velen niet bekend. Ik denk dat juist PBL, SCP en CPB de politiekwetenschappelijke instituten heel goed behulpzaam kunnen zijn door de normatieve toekomstverkenningen te faciliteren. De politieke denktanks zijn volgens mij gebaat bij informatie en onderzoeksgegevens waarover
Noten 1 Geciteerd in Uit zicht, p. 15.
ZICHT 2011-2 | juli 2011
“Wanneer de overheid wetenschappers inschakelt om over de toekomst na te denken, moet zij scherp in de gaten houden dat er geen feiten over de toekomst bestaan. Wel oordelen. En juist die oordelen kun je weer niet aan een wetenschapper vragen. Die zal de overheid of zullen de politici zelf moeten vellen. Het is belangrijk dat ambtenaren, ministers en parlementariërs zich daarvan bewust zijn. Wetenschappers kunnen de overheid helpen om op een meer systematische, doordachte manier over de toekomst na te denken. De kwaliteit van het beleid kan daardoor verbeteren.”
Wetenschap en politiek | Dr. R. Seldenrijk, Medische wetenschap en politiek
46
thema
Deze bijdrage stelt de verhouding over medische wetenschap en politiek centraal. Iets breder gaat het dan om de gezondheidszorg met de patiënt als uitgangspunt, om oude en nieuwe zaken, oude en nieuwe uitdagingen en problemen. Ook gaat het om ideologie en dus onrechtvaardigheid.
Dr. R. Seldenrijk, directeur NPV
Medische wetenschap en politiek Geneeskunde is de funderende wetenschap. Wetenschap veralgemeent en kunst individualiseert. In de geneeskunst gaat het om de enkele zieke. Het gaat om de eigenaardigheden in zijn ziektebeeld. In de christelijke benadering van zorg en welzijn hebben het voorbeeld van Jezus en de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan (Luk. 10:25-37) altijd een motiverende rol gespeeld.
Geneeskunde en geneeskunst Geneeskunde is een praktijkgerichte wetenschap. De oude Griekse beschaving is de bakermat van de geneeskunde en Hippokrates (460-377 v. Chr.) is het boegbeeld. Aan hem ZICHT 2011-2 | juli 2011
danken we het opstellen van regels en het verdringen van kwakzalvers. Hij stelt de patiënt centraal. Hippokrates maakt scherp onderscheid tussen het genezen vanuit tegenmiddelen (aut ex contrariis, waaruit de huidige universitaire geneeskunde ontstond) en het genezen vanuit gelijkende middelen (aut ex similibus, waaruit de homeopathie is ontstaan). Een integratieve of holistische benadering dus. ‘Zijn’ eed geeft een scherpe omschrijving van de levenbeschermende medische ethiek. Tot en met de 17de eeuw wordt dit dubbelspoor doorgezet. Ook blijft er sprake van een
Wetenschap en politiek | Dr. R. Seldenrijk, Medische wetenschap en politiek
47 integratie van een zingevende levensbeschouwing en geneeskunst. Maar in de late Middeleeuwen ontstaat een breukvlak in de westerse cultuur. Dit betreft de filosofische discussie (universaliënstrijd) over ons kennen van de werkelijkheid. Die discussie wordt zonder reden beperkt tot de driedimensionale wereld (nominalisme): de vierde dimensie van God en Zijn engelen en Satan en zijn demonen (realisme) wordt buitengesloten. In een benadering van het realisme is dus óók plaats voor Satan en zijn demonen. En Satan bedient zich van pantheïsme, kosmisch holisme en occultisme. De Bijbel is niet onduidelijk over de ‘machten en geestelijke boosheden in de lucht’ (Deut. 18:9-12; Lev. 21:27; Ef. 2:2; 6:12). Binnen de gezondheidszorg moeten we vanuit deze constatering voorzichtig zijn met allerlei alternatieve geneeswijzen. Te denken valt aan paranormale geneeswijzen, zoals magnetisme, therapeutische aanraking, Reiki en dergelijke. In 1865 kiest de Nederlandse staatsman Thorbecke (1796-1872) voor de natuurwetenschappelijke geneeskunde (vgl. nominalisme). De op dat moment andere elf medische opleidingen worden – zonder moreel waardeoordeel, maar toch – per acuut ‘alternatief’. Dat wil zeggen: een ‘andere mogelijkheid betreffend’. Geneeskunst en geneeskunde groeien uiteen. In vooral de natuurwetenschap en techniek ontstaat een reductionistische denken. Dit maakt de wereld tot beheersbare materie.
Universele behandelniveaus De scheiding tussen geloof en weten loopt uit op de Verlichting van de 18de eeuw en de secularisatie van de westerse cultuur. De negatieve gevolgen zien we ook in de dogmatische ZICHT 2011-2 | juli 2011
uitsluiting van complementaire geneeswijzen, die de ‘vierde dimensie’ niet zijn kwijtgeraakt. Over acupunctuur, antroposofische geneeskunde en homeopathie (een levensbeschouwelijk neutrale geneeswijze) wordt in
In de geneeskunde moeten we weer optimaal nut behalen tegen aanmerkelijk minder kosten en grotere gezondheidswinst en maximale patiëntentevredenheid. christelijke kring verschillend gedacht. Deze behandelwijzen hebben intussen een grote schat aan wetenschappelijke publicaties opgeleverd. Echter, de nominalistische wetenschappers en beleidsmakers ontkennen die ideologisch en dogmatisch. Dit is tot schade van patiënten en veroorzaakt verspilling van veel geld. In de geneeskunde moeten we weer optimaal nut behalen tegen aanmerkelijk minder kosten en grotere gezondheidswinst en maximale patiëntentevredenheid. We moeten uitgaan van vijf universele behandelniveaus, beginnend bij een evenwichtige levensstijl, waarin de patiënt nog zijn eigen behandelaar is (stadium 0). 1. De patiënt kiest bewust voor aanpassing van zijn levensstijl. 2. Met hulp nodig van een complementaire behandeling worden levensfuncties gestimuleerd. Op kosten van de patiënt zelf. Terugkeer naar stadium 0 is nog mogelijk.
Wetenschap en politiek | Dr. R. Seldenrijk, Medische wetenschap en politiek
48 3. Aanvulling van ontstane tekorten: hormonale suppletie bij suikerziekte, orthomoleculaire therapie met vitamines en specifieke voedingssupplementen en andere aanvullende behandelwijzen. Terugkeer naar stadium 0 is niet zomaar en zondermeer mogelijk. De patiënt betaalt meestal de kosten. 4. Ondanks 1-3 schiet het zelfherstellend vermogen van de patiënt tekort. Ziekteverschijnselen moeten worden weggenomen, ziekten worden onderdrukt. Hier ligt de kracht ligt van reguliere geneeskunde: antibiotica, bloeddruk- en luchtwegpreparaten, psychofarmaca en pijnstillers. Nog steeds blijven daarbij complementaire behandelwijzen van dienst. 5. De laatste ingreep is het vernietigen of wegnemen van orgaansystemen: operaties, chemotherapie, bestraling en transplantatie van organen. Het gehandicapte lichaam moet een geheel nieuwe evenwichtssituatie zoeken. Stadium 0 is niet meer bereikbaar. Complementaire behandelwijzen hebben slechts nog een aanvullende functie om iets van de schade te beperken.
50, straks loop je met kind en rollator.” Denk aan de legalisering van abortus provocatus (1981) met jaarlijks ongeveer 33.000 abortussen: 1 op de 7 zwangerschappen. Denk aan legalisering van euthanasie en hulp bij zelfdoding (2001) met jaarlijks meer dan 2.500 gevallen. Of aan pre-implantatie, gene-
De zorg wordt intussen vermarkt, maar is geen markt! Dit zal onbeheersbare kosten genereren, waarin de geneeskunde als techniek kan overleven, maar de zorg sneuvelt.
Levenrelativerende trend
tische diagnostiek en embryoselectie (2008). We kunnen denken aan de discussie over menselijke waardigheid als mensen in coma raken, psychisch ziek, verstandelijk gehandicapt, dement of levensmoe zijn, of ‘ongeneeslijk oud’… En de wens hen te mogen doden: het Burgerinitiatief Uit Vrije Wil.
Het element van nominalistische beheersing vinden we dus ook in de natuurwetenschappelijke geneeskunde. Die maakt het mensenleven tot een beheersbaar mechanisme, maar de mens is meer. Een 63-jarige vrouw krijgt een kind, eicellen worden ingevroren. De nieuwe voortplantingstechnieken roepen velerlei vragen op. Moet de mogelijkheid tot laat moederschap een door de gemeenschap gefinancierd recht worden? De ethicus dr. Theo Boer schreef: “Er was eens een vrouw aan het water, die wilde haar kindje wat later. Oh, mam, dat is spijtig, zei haar dochter van
Wij mensen zijn autonoom, wij zijn zelfbeschikkend. We hebben geen zeggenschap gehad over onze geboorte, maar ons leven maken wij zelf uit. Zo slikte Moek Heringa voor het oog van de NCRV camera 120 pillen en stierf. Dit alles is rechtstreeks in strijd met het zesde gebod (Ex. 20:13). Daarom is op initiatief van de NPV de actiewebsite www.mijnlevenmaakikzelfnietuit.nl gestart, met waardevolle documentatie uit brede kring. We hebben meer ‘handen aan het bed’ nodig en dan gaat het om prachtige beroepen. De
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | Dr. R. Seldenrijk, Medische wetenschap en politiek
49 strijd om de SOS-arts naar Frans voorbeeld duurt voort, maar we zijn gebaat bij een huisarts en wijkverpleegkundige in de wijk. De zorg wordt intussen vermarkt, maar is geen markt! Dit zal onbeheersbare kosten genereren, waarin de geneeskunde als techniek kan overleven, maar de zorg sneuvelt. Het relationele hart ontvalt de zorg, ondanks trouwe werkers, en patiënten zijn de dupe. In Nederland overlijden ieder jaar 550 tot 760 dementerende ouderen als gevolg van antipsychotica. Die worden op grote schaal voorgeschreven vanwege probleemgedrag (en personeelsgebrek?). Jaarlijks overlijden 4.000 - 6.000 mensen door medische fouten en verkeerde medicijnen.
speeld tegen professioneel ritueel slachten. En ook in dit geval worden eenzijdige feiten gepropageerd. Sinds invoering van de 20-weken echo neemt het aantal kinderen met een (lichte) handicap af. ”Dankzij de echo worden er minder levens beëindigd”, kopte NRC Handelsblad boven de bespreking van een boek van Maarten Slagboom (29 januari 2011). Nee, dat hoeft niet meer, want ze zijn door late abortus geëlimineerd. Een halve waarheid dus. Steeds minder vrouwen blijken te weten dat die echo vrijwillig is. Ook hadden zij meer of andere informatie gewenst toen een afwijking werd gesignaleerd, zo bleek uit een meldpunt van de NPV.
Van oud naar jong
Natuurlijk is er veel meer te zeggen, maar het gaat mij om een globale historische duiding. We moeten terug naar een benadering vanuit patiëntenperspectief: zonder patiënten geen zorgprofessionals en zorgorganisatie en geen zorgverzekeraars. En verzekerden zijn uiteindelijk weer diezelfde patiënten.
Embryo’s hebben al heel vroeg een volledig ontwikkeld zenuwstelsel. Bovendien overlappen de termijnen voor late abortus (24 weken) en levensvatbaarheid van het kind elkaar. Er is een politiek taboe om die termijn te verkorten. Dierenwelzijn wordt uitge-
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | M. Bogerd, Column Brandpunt
brandpunt
50
Stemrecht Wie en wat kan je nog vertrouwen? Ons land bulkt van programmateurs, netwerkspecialisten, computerveiligheidsexperts en andere techneuten. Ze vinden de stemmachine uit. Maken iedereen blij. Om vervolgens te roepen: “De stemmachines deugen niet.” Waar is het gezonde boerenverstand gebleven? We laten ons toch niet van de wijs brengen door die zogenaamde deskundigen? Wat mij betreft komen de stemmachines weer snel terug in de stemlokalen. Het rode potlood (alleen de kleur al!) is niet te vertrouwen. En de tellers zijn ook niet te vertrouwen. Ooit mensen ontmoet die geen fouten maken? In Flevoland hebben we het tijdens de laatste Statenverkiezingen geweten. Binnen 24 uur hebben we drie verschillende uitslagen gehad. Lang leve het handmatig tellen! Vergeet ook de emoties niet na het bekend worden van een (nieuwe) uitslag. De VVD verspeelde uiteindelijk een zetel aan de Partij voor de Dieren. Dat lieten de liberalen niet op zich zitten en vroegen tot overmaat van ramp een hertelling aan. En… opnieuw een andere uitslag. Het ontbrak er nog aan dat waarnemers uit de rimboe van Afrika kwamen controleren of de tellingen juist waren verlopen. Dit mag niet meer. De (her)tellingen in Flevoland hebben aangetoond dat meer fouten worden gemaakt met het handmatig en hoofdmatig tellen dan met een stemcomputer. Bovendien is zo’n computer minder stressgevoelig en werkt sneller (zowel overdag, als bij het tellen ‘s avonds). Ook kan er niet gekliederd worden op het stembiljet. De ongeldige en blanco stemmen zijn dan ook minder. Kortom, laten we als SGP het initiatief nemen om de stemcomputer weer terug te eisen! Laten we de kassa in de supermarkt als voorbeeld nemen. U leest op de display wat u moet betalen en u krijgt een bonnetje. Simpeler kan het niet. Bij het uitbrengen van de stem ziet de kiezer wat hij heeft gestemd en hij krijgt ook nog een bonnetje. Laat hij of zij dat bonnetje nou niet op de vloer of op de straat gooien, maar gewoon in een stembus steken. Voor degenen die niets vertrouwen (zegt wel iets van die mensen!) is dan altijd nog de mogelijkheid om te controleren of de stemmachine geen fouten heeft gemaakt. Ik vind het gewoon stuitend, wanneer een kwiek vrouwtje van 76 jaar op het stembureau tegen me zegt: “Wat een primitief gedoe hier. Ik betaal digitaal. Ik heb een I-phone en hier moet ik met een potlood stemmen. Belachelijk!” Alsof ik er iets aan kan doen! Maar wie dan wel? Rien Bogerd ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | Drs. P.J. Verheij RA, Krimp onafwendbaar maar dat biedt ook kansen
51
lokaal vizier
Op economisch gebied wordt veel (wetenschappelijk) onderzoek gedaan. Bevolkingskrimp is zo’n thema. Naast vergrijzing zal bevolkingskrimp een dominante trend zijn die veel wethouders en raadsleden gaat bezighouden of reeds bezighoudt. In Noord-Oost Groningen, Limburg en Zeeuws-Vlaanderen is een krimp al praktijk. In deze bijdrage een inleidende beschouwing, met daaraan toegevoegd de praktijkervaring van Jerry Pladdet, SGPraadslid in Terneuzen.
drs. P.J. Verheij RA, redactielid
Krimp onafwendbaar, maar dat biedt ook kansen Onderzoek Boer Koekoek zei het in het verleden treffend: ‘“Statistiek’n, statistiek’n, daar he’k niks an; cíjfers mot ik hebb’n.” En zo zijn er meer uitspraken die een waarschuwing behelzen niet ieder onderzoek te geloven, maar kritisch te beoordelen. Zoals de uitspraak: “Er zijn leugens, grove leugens en statistieken”, die wordt toegespreven aan de Britse Staatsman Disraeli. Ook in het lokaal bestuur wordt veel onderzoek gedaan, bijvoorbeeld door het ZICHT 2011-2 | juli 2011
COELO.1 Het COELO deed onder andere onderzoek naar de veelgehoorde stelling dat er door herindeling geld valt te besparen.2 Deze stelling wordt door M.A. Allers op basis van wetenschappelijk onderzoek weerlegd.
Bevolkingskrimp Een van de dominante ontwikkelingen in het lokaal bestuur de komende jaren is, naast vergrijzing, de bevolkingskrimp. Krimp is te omschrijven als de duurzame daling van de
Wetenschap en politiek | Drs. P.J. Verheij RA, Krimp onafwendbaar maar dat biedt ook kansen
52 omvang van de bevolking van een gemeente of gebied. Wie op Google zoekt met de term ‘bevolkingskrimp’ krijgt al meer dan 40.000 resultaten. Daaruit blijkt dat het CBS3, COELO4, de SER5, en vele andere instituten er onderzoek naar hebben gedaan. De gebieden die reeds met krimp te maken hebben, zijn soms overgegaan tot het benoemen van een adviescommissie. In Limburg heeft de commissie-Deetman geadviseerd over bevolkingskrimp.6 in Zeeland heeft de provincie een aparte website ontwikkeld voor alle informatie rondom bevolkingsdaling.7 Inmiddels is er ook tussen de krimpgebieden samenwerking ontstaan om van elkaar te leren. Dit gebeurt onder andere door middel van de website: http://www.vanmeernaarbeter.nl/ Hoewel de conclusies variëren wat betreft de ernst van de bevolkingskrimp en/of de gevolgen ervan, is het SER-rapport zeer uitgesproken over het fenomeen als zodanig: er vindt de komende decennia een onontkoombare omslag plaats van groei naar duurzame krimp. Acceptatie en benoemen van het fenomeen is een eerste stap in de aanpak ervan, zo stelt de SER. Ook hoogleraar demografie Van Wissen onderschrijft het onvermijdelijke karakter van krimp: ”In those regions it is a phenomenon that cannot be avoided”, Van Wissen stresses. Yet this is not always realized, he says. ”When I read that a local political party in Delfzijl is using the motto ’Build, build, build‘, I can conclude that some people there have not quite understood the situation.” Building new housing does not stop the decline in population, Van Wissen explains. ”It might, at most, attract people from neighbouring villages, where there is also a decline in population. Essentially, the builZICHT 2011-2 | juli 2011
ding activity will lead to vacancy in a few years’ time. In other words, it is better to demolish than to build during population decline.”8
De bevolkingsdaling is geografisch ongelijk verspreid. Naast krimpregio’s zijn er ook regio’s waar de bevolking (beperkt) blijft stijgen. Krimp doet zich vooral voor in de landelijke gebieden.
De bevolkingsdaling is geografisch ongelijk verspreid. Naast krimpregio’s zijn er ook regio’s waar de bevolking (beperkt) blijft stijgen. Krimp doet zich vooral voor in de landelijke gebieden. De stedelijke gebieden houden langer bevolking vast en krijgen veelal te maken met stabilisatie of nog een beperkte groei. In 2035 daalt de Nederlandse bevolking als geheel. De krimp is deel van een autonome, bredere dynamiek (concentratie, schaalvergroting, individualisering). Andersom heeft krimp invloed op de economische dynamiek, de vraag naar goederen en diensten, de arbeidsmarkt en het ruimtegebruik. Krimp in een regio kan samengaan – bij ongewijzigd beleid – met knelpunten met betrekking tot wonen (leegstand, achterstallig onderhoud, waardedaling), teruglopend aanbod van voorzieningen (medische zorg en welzijn, winkels, scholen, openbaar vervoer) en arbeidsmarktknelpunten.
Wetenschap en politiek | Drs. P.J. Verheij RA, Krimp onafwendbaar maar dat biedt ook kansen
53
Aanpak De SER wil een heroriëntatie voor een succesvolle transitie in krimpgebieden: niet uitgaan van groei, maar onderkennen van nieuwe omstandigheden van (te verwachten) krimp en daarop inspelen. Het gewenste resultaat: krimpregio’s in een nieuw evenwicht met genoeg draagkracht en vitaliteit voor bewoners en bedrijfsleven, zonder dat overheidssteun nodig is. Wat is nodig om dit nieuwe evenwicht te bereiken? Herstructurering en het benutten van kansen. Niet: overinvesteringen in woningen, bedrijventerreinen, scholen, ziekenhuizen en winkels. Wel: acceptatie van krimp oftewel ‘krimpbewustzijn’, concentratie op de sterke punten van regio’s (SWOT-analyse) met een langetermijnvisie, nieuwe vormen van bedrijvigheid en samenwerking. In Limburg heeft de commissie-Deetman het vraagstuk van krimp als urgent en complex bestempeld. Maar ook hier kiest de commissie-Deetman eenzelfde aanpak: benoemen, aanpakken en vooral positief benaderen vanuit de kansen: “De weg naar een nieuwe situatie van waardevermeerdering, beschouwen we als een opgave van sanering en herstructurering. Een transformatieopgave, die betrekking heeft op een bepaalde periode en die incidentele investeringen vergt. Het realiseren van een nieuwe situatie die (weer) meerwaarde oplevert, vereist innovatie, waarbij steeds geredeneerd en gewerkt wordt vanuit de kracht die in Limburg aanwezig is. De commissie kiest hiermee voor een positieve benaderingswijze van het krimpvraagstuk, gericht op het benutten van kansen, op basis van sterke punten die in Limburg reeds aanwezig zijn.” ZICHT 2011-2 | juli 2011
Regio’s moeten volgens de SER inspelen op de eigenheid en de onderscheidende kwaliteiten als sterke punten. Nieuwe bedrijvigheid kan zijn: multifunctioneel ondernemerschap (bijvoorbeeld zorgboerderijen, agrotoerisme, agrarisch natuurbeheer, landschap), nieuwe vormen van verblijfsrecreatie, kwaliteitsstrategie voor biobased economy (groene grondstoffen voor non-foodtoepassingen). Van tweedewoningbezit moet niet te veel worden verwacht, volgens de SER.
Wanneer voltooid? “De transitie moet uitmonden in een nieuw evenwicht voor de krimpregio’s met vol-
Regio’s moeten volgens de SER inspelen op de eigenheid en de onderscheidende kwaliteiten als sterke punten. doende economisch draagvlak voor kwalitatief goede publieke voorzieningen, een aangenaam woon- en werkklimaat, en interessante investeringsmogelijkheden voor bedrijven. De transitie is voltooid op het moment dat een regio zonder bijzondere overheidssteun economisch, sociaal en ruimtelijk voldoende vitaal is om aan deze voorwaarden te voldoen”, zo stelt de SER in het rapport ‘Bevolkingskrimp, benoemen en benutten’. Voorlopig is er dus veel werk aan de winkel in de huidige maar ook toekomstige krimpgebieden. Hoe werkt dit dan in de praktijk? Jerry Pladdet geeft een inkijkje in de praktijk in Zeeuws-Vlaanderen.
Wetenschap en politiek | Drs. P.J. Verheij RA, Krimp onafwendbaar maar dat biedt ook kansen
54
Krimp in Zeeuws-Vlaanderen: Bedreigingen of kansen? J. Pladdet SGP-raadslid Terneuzen Zeeuws-Vlaanderen, met de drie gemeenten Sluis, Terneuzen en Hulst, is aangemerkt als een krimpgebied en hoe gaan we daar mee om? We moeten in ieder geval niet in doemscenario’s gaan denken, maar proberen de oorzaken aan te wijzen en deze om te buigen ten goede. In Terneuzen zien we het in de eerste plaats aan de bevolkingscijfers die jaarlijks een lichte daling laten zien. Nog niet verontrustend, maar we moeten wel alert zijn op de roep van werkgevers om goed opgeleid personeel. Bevolkingsdaling hangt meestal samen met een vermindering van de economische activiteit en de werkgelegenheid binnen de regio, met het wegtrekken van de actieve beroepsbevolking als gevolg. Het tegengaan van de krimp kan dan ook alleen maar slagen als er voldoende aanbod van scholing in de buurt is. Wanneer de jongelui wegtrekken om elders te gaan studeren komen ze meestal niet meer terug. Het behoud van de voorzieningen is een tweede punt van belang om de leefbaarheid van de kernen (veertien in de gemeente Terneuzen) op peil te houden. De gemeente probeert door het bouwen van brede scholen met tal van maatschappelijke diensten het voor gezinnen aantrekkelijk te maken om in de gemeente te blijven wonen. Ook het betrekken van bewoners via wijk- en kernraden zorgt voor sociale cohesie. De begroting van de gemeente zal minder inkomsten geven doordat het rijk bij minder inwoners ook minder gaat uitkeren. En vanwege verminderde bouwwerkzaamheden ontvangt de gemeente ook minder leges, zodat wij als een van de laatste gemeenten afgelopen jaar de rioolbelasting hebben ingevoerd om toch de begroting van de gemeente sluitend te houden. De rol van het rijk zou anders kunnen. Wij vragen regelmatig aandacht voor ons gebied om dat wat we hebben te behouden, zoals het belastingkantoor. Vele afdelingen zijn reeds overgeplaatst en het geheel zal waarschijnlijk verdwijnen. Met de digitalisering maakt het niet uit of het werk gebeurt vanuit bijvoorbeeld Breda of Terneuzen. Ook zijn er provinciaal al vele diensten overgeplaatst maar er gloort nu hoop vanwege de fusie van de ROC’s, waarvan het kantoor in Terneuzen gebouwd gaat worden, ondanks hogere kosten. Andere partijen, zoals woningcorporaties, krijgen ook met de krimp te maken en willen samen met de gemeente de mogelijkheid onderzoeken tot amoveren van bepaalde wijken. Door ze her in te richten met levensbestendige woningen, kangaroewoningen vanwege de
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | Drs. P.J. Verheij RA, Krimp onafwendbaar maar dat biedt ook kansen
55
vergrijzing en door de zelfredzaamheid te vergroten, waardoor de wijk een nieuwe elan krijgt door een ruime opzet, meer groen en parkeerfaciliteiten. Bedrijven maken zich sterk voor goede scholing en stageplaatsen om schoolverlaters aan zich te binden. Kansen die we moeten vasthouden zijn voldoende faciliteiten (industrieterreinen en logistieke ontsluiting) voor toekomstige bedrijven. Schrijnend is hieraan de wet- en regelgeving in Nederland ten opzichte van België, en dat is te zien aan het aantal bedrijven net over de grens bij Gent (heel veel) en aan onze kans van de grens richting Terneuzen (legio open plekken). Het duurt voor bedrijven te lang om zich hier te kunnen vestigen (jaren) terwijl ze zich in België binnen een jaar kunnen vestigen. En dat terwijl het rijk Zeeuws-Vlaanderen heeft aangewezen als economisch kerngebied. Ook het aantrekken van Belgische bewoners om zich hier te vestigen biedt kansen. Ons advies is: zorg ervoor dat de voorzieningen blijven of verbeteren (openbaar vervoer) en probeer een aantrekkelijke gemeente te zijn voor ondernemers.
Noten 1 2 3 4 5 6
Centrum voor onderzoek van de economie van de lagere overheid. Zie: www. coelo.nl M.A. Allers, 'Gemeentelijke schaalvergroting levert geen geld op', in: Economische Statistische Berichten, mei 2010 Centraal Bureau voor de Statistiek, Provinicie op Maat 2007, december 2008 M.A. Allers en A.S. Zeilstra, Bevolkingsdaling en gemeentelijke financiën, Coelo: augustus 2009 Sociaal Economische Raad, Bevolkingskrimp, benoemen en benutten, maart 2011 Commissie-Deetman, Ruimte voor waardevermindering. Eindrapportage adviescommissie-Deetman Bevolkingskrimp Limburg, februari 2011 7 http://provincie.zeeland.nl/wonen/bevolking 8 L.J.G. van Wissen, Population decline is not a threat, augustus 2010
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | J. van de Worp, Onderwijs als inspiratiebron voor politieke participatie
56
bezinning
Waarom houden lager opgeleiden zich afzijdig van de politiek? Hoe erg is dat voor het functioneren van de democratie? En vooral, bestaat er een mogelijkheid om deze tendens te doorbreken?
J. van de Worp BA, Commissielid Onderwijs, SGP-jongeren
Onderwijs als inspiratiebron voor politieke participatie Wie onderzoek doet naar het functioneren van de Nederlandse democratie en daarvoor gebruik maakt van de meest recente verkiezingsprogramma’s, valt een ding op: vrijwel alle politieke partijen menen dat er een kloof bestaat tussen kiezer en gekozene. Deze stelling is sinds de jaren 90 en in het bijzonder na 2002 met empirisch bewijs te onderbouwen. Het vertrouwen in politici, politieke partijen en het parlement is laag in vergelijking met ZICHT 2011-2 | juli 2011
maatschappelijke organisaties. Daarmee heeft Nederland aansluiting gevonden bij een internationale trend van dalend vertrouwen in politieke instituties.1 Bij lager opgeleiden is het vertrouwen in de politiek het laagst; een groot deel van de niet-stemmers behoort tot deze categorie. De politieke elite behoort daarentegen in hoge mate tot de categorie hoger opgeleiden. Nederland lijkt, met andere woorden, op een meritocratie, waarin de beste personen (wat betreft onder-
Wetenschap en politiek | J. van de Worp, Onderwijs als inspiratiebron voor politieke participatie
57 wijsniveau, kwalitatief uitgedrukt in een diploma) het land besturen.
Laag versus hoog Vooraf is het belangrijk de begrippen ‘hoog’ en ‘laag’ opgeleid te definiëren. Wat wordt er precies mee bedoeld? Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) onderscheidt drie soorten opleidingsniveau’s. In veel wetenschappelijke publicaties wordt deze indeling overgenomen. Een burger is laagopgeleid als hij enkel de lagere school heeft afgerond of in het bezit is van een vmbo-diploma c.q. een mbo-certificaat (niveau 1). Middelbaar opgeleiden bezitten hoogstens een havo- of vwodiploma of hebben het mbo succesvol afgerond. Met hoger opgeleiden worden diegenen bedoeld die een hbo- of universitair diploma hebben behaald.2
Bij lager opgeleiden is het vertrouwen in de politiek het laagst; een groot deel van de niet-stemmers behoort tot deze categorie. De politieke elite behoort daarentegen in hoge mate tot de categorie hoger opgeleiden. Het is interessant om na te gaan in welke mate het opleidingsniveau correleert met afhankelijke variabelen als politieke kennis en politieke participatie. Tussen het opleidingsniveau en de mate van politieke kennis blijkt een positief verband te bestaan: hoe hoger een persoon is opgeleid, des te hoger is het niZICHT 2011-2 | juli 2011
veau van politieke kennis.3 Politieke interesse komt tot uiting in verschillende vormen van politieke participatie. De meest eenvoudige manier hiervan is een ‘hokje inkleuren’ tijdens de verkiezingen. Andere vormen van participatie, zoals lidmaatschap van een politieke partij of het deelnemen aan een demonstratie, vragen meer activiteit van de burger. Met behulp van het Nationaal Kiezersonderzoek (NKO) van 2006 is het verschil tussen laag en hoog opgeleiden betreffende de diverse vormen van politieke participatie inzichtelijk gemaakt. Een aantal zaken valt vervolgens op.4 In de eerste plaats is de opkomst van lager opgeleiden bij lokale en Europese verkiezingen, ook wel second order elections genaamd, beduidend minder in vergelijking met hoger opgeleiden. Ten tweede blijkt een interessant verschil in het partijlidmaatschap. Hoewel slechts twee procent van alle kiesgerechtigden lid is van een politieke partij, is het grootste deel (60 procent) van de partijleden hoger opgeleid. Tot slot blijkt ook in andere vormen van politieke participatie, zoals het contact opnemen met politici, het deelnemen aan een demonstratie of het inschakelen van een belangenorganisatie, dat het percentage hoger opgeleiden groter is dan lager opgeleiden, zeker naarmate de participatie meer tijd en moeite kost.
Diplomademocratie In onze samenleving is onderwijs en opleidingsniveau steeds belangrijker geworden. Het behalen van een diploma in het voortgezet onderwijs is noodzakelijk om te kunnen slagen op de arbeidsmarkt. De toegankelijkheid van het hoger onderwijs is de afgelopen vijftig jaar enorm toegenomen. Het aantal studenten dat studeert aan een hbo-instelling
Wetenschap en politiek | J. van de Worp, Onderwijs als inspiratiebron voor politieke participatie
58 of universiteit is sinds 1950 zelfs vertienvoudigd.5 Desondanks vormen de hoger opgeleiden nog altijd een minderheid (ongeveer 30 procent) van de beroepsbevolking. Bovens en Wille (2011) karakteriseren de Nederlandse democratie evenwel als een diplomademocratie, waarin burgers meer politieke invloed hebben naar gelang hun opleidingsniveau, gemeten in termen van de hoogste behaalde diploma.6 Op nationaal niveau geldt inderdaad dat po-
Bij lager opgeleiden is het vertrouwen in de politiek het laagst; een groot deel van de niet-stemmers behoort tot deze categorie. De politieke elite behoort daarentegen in hoge mate tot de categorie hoger opgeleiden. litieke ambten in vrijwel alle gevallen vervuld worden door hoger opgeleiden. Academici domineren zowel in het kabinet als het parlement. Op regeringsniveau is het aandeel hoger opgeleiden altijd groot geweest, maar in de Tweede Kamer was dat minder het geval. Na de invoering van het algemeen kiesrecht, in het begin twintigste eeuw, vormden academici er een minderheid. Sinds halverwege de jaren 70 is het aantal hoger opgeleiden in de Kamer flink toegenomen. Ongeveer 90 procent van de huidige Kamerleden is hoogopgeleid.7 De vraag is daarmee nog niet beantwoord ZICHT 2011-2 | juli 2011
waarom er relatief zoveel hoger opgeleiden in de politiek vertegenwoordigd zijn. Volgens Bovens en Wille hebben vier ontwikkelingen bijgedragen aan de diplomademocratie. Allereerst hebben hoger opgeleiden vaak goede netwerken die van pas kunnen komen in de politiek. Ten tweede wijzen de auteurs op de ‘diploma-inflatie’. Eenvoudig gezegd is het aanbod hoger opgeleiden toegenomen, zodat de positie van middelbaar en lager opgeleiden verslechterd is. In de derde plaats is het ‘profiel’ voor politici veranderd. Behalve enige beleidskennis en de kunde tot juiste belangenafweging zijn goede communicatieve vaardigheden vereist. De laatste reden is de transformatie van massapartijen naar moderne kaderpartijen. Het eerste partijtype kenmerkt zich door haar buitenparlementaire activiteiten, waarmee specifieke sociale groepen die grotendeels politiek buitengesloten waren via nauw aan de partij verwante organisaties bij de politiek betrokken werden.8 De betrokkenheid van lager opgeleiden is in moderne kaderpartijen ver te zoeken. Kiezers en leden hebben daar weinig invloed. Het kader bepaalt immers wie de partij vertegenwoordigt.9
Gevaarlijke kloof Hoe moeten deze ontwikkelingen betiteld worden? Heeft een land baat bij een meritocratie, zoals Plato reeds eeuwen geleden voorstond? Of is een land waarin alle burgers actief participeren beter af? Een dreigend gevaar in de diplomademocratie is een onevenwichtige belangenafweging. Hoger opgeleiden hebben dikwijls andere belangen dan lager opgeleiden en op sommige issues staan ze zelfs tegenover elkaar. Hoger opgeleiden zijn bijvoorbeeld veel positiever over de multiculturele samenleving en de Eu-
Wetenschap en politiek | J. van de Worp, Onderwijs als inspiratiebron voor politieke participatie
59 ropese integratie, terwijl lager opgeleiden hierin juist een bedreiging zien. Op den duur kan dit belangenverschil gevaarlijk zijn voor de stabiliteit van de democratie. In dit artikel wil ik dat illustreren aan de hand van theorie van Kriesi et al.10 Hun theoretische uitgangspunt is dat de globalisering, in casu de Europese integratie en de daarmee gepaarde denationalisering, ‘winnaars’ en ‘verliezers’ heeft opgeleverd. Zij die gebaat zijn bij de bescherming van nationale grenzen, behoren tot de ‘verliezers’. Dit betreft bijvoorbeeld ongeschoolde werknemers in beschermde sectoren. Daarentegen behoren zij die profiteren van de open grenzen tot de ‘winnaars’. In deze categorie zijn ondernemers en gekwalificeerde werknemers in internationaal concurrerende sectoren aan te treffen. In de praktijk behoort dus een groot deel van de lager opgeleiden tot de ‘verliezers’.11 Zowel de ‘winnaars’ als de ‘verliezers’ van globalisering bezitten politiek potentieel. Zij zijn met andere woorden in staat elk hun eigen belang na te streven. De globalisering heeft volgens Kriesi et al. ruimte gecreëerd voor zowel links-radicalisme, dat ageert tegen de economische liberalisering, als populistisch-rechts, dat de opening van de grenzen ziet als een bedreiging voor de nationale identiteit. Naast de bestaande sociaaleconomische dimensie, heeft zich in Nederland een nieuwe scheidslijn ontwikkeld, waarin kosmopolieten en nationalisten tegenover elkaar zijn komen te staan.12 Beide vormen zijn in het Nederlands politieke bestel zichtbaar. De SP is gepositioneerd aan de linker- en de PVV aan de rechterflank. Blijkbaar hebben de andere partijen te weinig oog gehad voor de onvrede die er onder de bevolking leefde, anders valt het niet te verklaren dat de SP en de ZICHT 2011-2 | juli 2011
PVV zoveel kiezers aan zich weten te binden. Zodra kiezers het vertrouwen in de politiek (regering en parlement) ter discussie stellen en zich in feite niet meer vertegenwoordigd voelen, is er sprake van een legitimiteitscrisis.13 Deze gang van zaken dient hoe dan ook voorkomen te worden. Politieke partijen zouden er goed aan doen de laag opgeleide kiezer serieus te nemen.
Oplossingen De oplossing voor een mogelijke legitimiteitscrisis is even eenvoudig als moeilijk. Allereerst is een integere bestuursstijl vereist. Politici dienen daarbij het algemeen belang
Het zou goed zijn als er in het voortgezet onderwijs meer nadruk komt te liggen op vakken als geschiedenis, staatsinrichting en maatschappijleer. in het oog te houden. Het heil moet mijns inziens niet gezocht worden in de directe democratie. Op meer volkssoevereiniteit zit de Nederlandse democratie niet te wachten. Wel ware het wenselijk dat politici meer oog hebben voor lager opgeleiden, contact met hen opnemen en hun belangen serieus meeneemt in de besluitvorming. Daarnaast blijft investeren in het onderwijs de mogelijkheid bij uitstek om de kloof te verkleinen. Een goede kenniseconomie is internationaal gezien belangrijk voor Nederland. Dit mag echter niet betekenen dat de
Wetenschap en politiek | J. van de Worp, Onderwijs als inspiratiebron voor politieke participatie
60 focus enkel op excellente studenten ligt. Er dient juist in de breedte, met name het middelbaar beroepsonderwijs, geïnvesteerd te worden. De uitstroom van mbo-studenten moet bijvoorbeeld zoveel mogelijk beperkt worden. Formeel lost kwalitatief goed onderwijs de kloof tussen hoger en lager opgeleiden niet op. Daarentegen wordt de kloof veeleer verplaatst. Daarom zou het goed zijn als er in het voortgezet onderwijs meer nadruk komt te liggen op vakken als geschiedenis, staatsinrichting en maatschappijleer. Leerlingen moeten enerzijds het belang leren
in zien van politiek en anderzijds enthousiast gemaakt worden. Lager opgeleiden kunnen op deze wijze gestimuleerd worden een (informele) bijdrage te leveren aan de politiek en zich zodoende meer betrokken voelen.14 Uiteindelijk moet men niet de illusie koesteren dat de kloof geheel gedicht kan worden. Enige afstand tussen kiezer en politicus is gezond. Voorwaarde blijft wel dat de burger, ook de lager opgeleide, serieus genomen wordt. Zolang dat niet gebeurt, zal de kloof alleen maar groter worden, met alle gevolgen van dien.
Noten 1 R. Andeweg en J. Thomassen, Binnenhof van binnenuit. Tweede Kamerleden over het functioneren van de Nederlandse democratie (Den Haag 2007), p. 23. 2 M. Boven en A. Wille, Diplomademocratie. Over de spanning tussen meritocratie en democratie (Amsterdam 2011), pp. 24-25. 3 P.G.J. Hendriks Vettehen, C.P.M. Hagemann en L.B. van Snippenburg, ‘Political Knowledge and Media Use in the Netherlands’, European Sociological Review 20, 5 (2004), pp. 415-424. 4 Voor deze en volgende alinea is gebruik gemaakt van Boven en Wille, Diplomademocratie (Amsterdam 2011), p. 30-36. Zie vooral de tabel op pp. 32-33. 5 Een goed overzicht is te vinden in de Atlas van het Onderwijs, een eenmalige uitgave van Noordhoff Uitgevers (2008). 6 Boven en Wille, p. 13. 7 Ibidem, pp. 64-66. 8 A. Krouwel (2003) ‘De gedaantewisseling van politieke partijen. Een theoretisch ontwikkelingsmodel’, p. 142 < http://www.rug.nl/dnpp/jaarboeken/jaarboek2003/krouw.pdf> Laatst bezocht op 10 juni 2011. 9 Ibidem, pp.79-84. 10 H. Kriesi, E. Grande, R. Lachat, M. Dolezal, S. Bornschier en T. Frey, West European Politics in the age of globalization (Cambridge 2008). 11 H. Kriesi, E. Grande, R. Lachat, M. Dolezal, S. Bornschier en T. Frey, West European Politics in the age of globalization (Cambridge 2008), pp. 4-5. Zie ook : H. Kriesi, E. Grande, R. Lachat, M. Dolezal, S. Bornschier en T. Frey, ) ‘Globalization and the transformation of the national political space: Six European Countries Compared’, European Journal of Politics Research, 45 (2006), pp. 922. 12 Kriesi et al., ‘Globalization’, pp. 945 en 927-928. 13 R. Andeweg en J. Thomassen, Binnenhof van binnenuit. Tweede Kamerleden over het functioneren van de Nederlandse democratie (Den Haag 2007), p. 13. 14 Bovens en Wille, pp. 121-125.
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | Dr. K. van der Zwaag, Van Ruler, een theocraat die de politiek bij de les houdt
61
politiek klassiek
Is de hervormde theoloog A.A. van Ruler (1908-1970) een dromer en idealist? Die indruk maakt het theocratisch visioen van A.A. van Ruler op een politicus die vooral rekening met het haalbare houdt. Toch is er veel in zijn gedachtegoed wat aanspreekt. Van Ruler houdt in ieder geval de spanning in de politiek en onze houding ten opzichte van de democratie. Neutraliteit roept het gevaar van nihilisme op.
Dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter
Van Ruler, een theocraat die de politiek bij de les houdt In zijn dissertatie Een theocratisch visioen. De verhouding van religie en politiek volgens A.A. van Ruler geeft dr. J. P. de Vries een samenvattend overzicht van het theocratisch denken van de bekende hervormde theoloog en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Utrecht. De verdienste van de schrijver is dat hij voor het eerst Van Rulers theocratische gedachten in kaart heeft gebracht. Zijn boek waarop hij op 25 mei promoveerde aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken (vrijZICHT 2011-2 | juli 2011
gemaakt) in Kampen belicht diverse aspecten van het onderwerp: historisch, theologisch en politiek. De Vries behandelt de fundering en uitwerking van het theocratisch visioen, de invloed van Van Rulers voorgangers (Hoedemaker, Kuyper, Barth), de discussie met tijdgenoten in de hervormde en gereformeerde wereld, de doorwerking van zijn gedachtegoed in kerk (met name hervormde synodale publica-
Wetenschap en politiek | Dr. K. van der Zwaag, Van Ruler, een theocraat die de politiek bij de les houdt
62 ties na de Tweede Wereldoorlog) en politiek (politieke partijen, waaronder de SGP) en komt tenslotte tot een kritische beoordeling van Van Rulers theocratische visie. Theocratie was voor Van Ruler een zaak waarmee het christelijk geloof en het christelijk leven staat of valt. Letterlijk betekent theocratie volgens Van Ruler “in alle eenvoud” dat “God regeert”. “Theocratie is de heerschappij van God door Christus vanaf het kruis, vanuit de hemel over de aarde.” Zij is “een genadige ordening van God te midden van de chaos van onze zonde”. Van Ruler gebruikt theocratie in politieke, in theologische en in wijsgerige zin. De Vries richt zich in zijn studie vooral op de (brede) opvatting van theocratie
Theocratie was voor Van Ruler een zaak waarmee het christelijk geloof en het christelijk leven staat of valt. als ordening van de wereld van de kerk uit. Naast theocratie als politieke vormgeving van het leven gebruikt Van Ruler theocratie ook als structuur van theologisch denken en als omvattend levensbesef. Van Ruler fundeert de theocratie vooral in het Oude Testament waarbij hij Davids theocratisch koningschap als model voor alle tijden ziet. Theocratie is volgens Van Ruler niet denkbaar zonder kerstening van natie en cultuur. Kerstening impliceert een vermenging van openbaring en heidendom, het ingaan van het heil in natie, volk en cultuur, waarZICHT 2011-2 | juli 2011
door de staat zich ontwikkelt tot het corpus christianum. Kerk en staat hebben in de theocratie beide een taak. Het fundamentele theocratische inzicht is “dat de staat pas door de kerk tot zijn ware wezen komt”. Dat de kerk zich rechtstreeks met haar boodschap tot de overheid richt, noemt Van Ruler zelfs dé theocratische gebeurtenis bij uitnemendheid. De staat wordt ’ontdemoniseerd‘ tot overheid, die dienares wordt in het rijk van God. Volgens Van Ruler is de staat de meest heilzame en de meest radicale en de meest verborgen gestalte van het werk Gods in de wereld. Tegelijkertijd is zij het sterkste bolwerk van de demonen van de heidense existentie. Het gaat erom dat de staat besef heeft van zijn geestelijke grondslag, en die kan volgens Van Ruler niet anders dan de Bijbel zijn. De godsdienst is het cement waardoor het staatsgebouw wordt aaneengevoegd en aaneengehouden. Als er ergens een visioen van de waarheid is, een inzicht in het wezen der dingen, dan toch zeker in de staat! Van neutraliteit kan geen sprake zijn. “Van de neutraliteit wordt men onweerstaanbaar voortgedreven naar het nihilisme.” Democratie in de vorm van een neutrale staat, wijst Van Ruler als inhoudbaar af. De staat kan immers niet om de waarheidsvraag heen, en die kan niet meerderheid van stemmen worden beantwoord.
Functie van kerk Nauw verbonden met de staat is de functie van de kerk. Dat is de rode draad van het verhaal van Van Ruler: de overheid en de staat kunnen niet zonder de kerk, zonder het Woord en de confessie. Van Ruler noemt de wereld het aambeeld en de staat de hamer van het heilswerk van God. De kerk heeft als
Wetenschap en politiek | Dr. K. van der Zwaag, Van Ruler, een theocraat die de politiek bij de les houdt
63 het lichaam van Christus de pretentie dat zij van Godswege optreedt in de wereld, Zijn gezag en waarheid vertegenwoordigt. Toch gaat het op weg naar het Koninkrijk van God om de staat. De kerk is slechts middel om de staat Gods geboden voor te houden. Zo wordt het volk gekerstend, al is dat in uiterlijke zin. Alleen als de kerk en de staat verenigd zijn in het Woord van God, kan er vrede en gerechtigheid bloeien. Kerk en staat regeren samen het volksleven en houden het zo in de heilige orde van Gods recht, waarin het heil is gelegen. De tweeheid van kerk en staat is de enige gestalte waarin het heil te beleven en uit te drukken valt. Er bestaat geen synthese van deze twee in een hogere eenheid. Die tweeheid ziet Van Ruler als waarborg tegen staatsabsolutisme. Hij spreekt van een ’smartelijke tweeheid‘ van kerk en staat, namelijk als gevolg van de gebrokenheid van de wereld door de zonde. De nauwe verbondenheid van kerk en staat betekent dat Van Ruler kritisch staat ten opzichte van de moderne relatie tussen kerk en staat, zoals die vorm heeft gekregen sinds de 19de eeuw. Hij typeert deze als een scheiding van tafel en bed. Met de moderne scheiding van kerk en staat verloor de staat een zeer belangrijke bron voor zijn kennis van wat de dingen zijn waarmee hij zich bezig houdt. Van Ruler stelt dat kerk en staat niet over elkaar mogen heersen. Het gereformeerde theocratische denken wil uit beginsel geen heersende kerk. De overheid heeft geen recht om de dingen van de kerk te regelen (ius in sacra). In plaats van de scheiding kiest Van Ruler een publiek erkende kerk, zoals in de gereformeerde Republiek van de 17de eeuw. De staat heeft een rechtstreekse verantwoorZICHT 2011-2 | juli 2011
delijkheid jegens de kerk, zij moet haar beschermen, ruimte scheppen in materieel en soms ook geestelijk opzicht. De plaats van de kerk in het openbare leven is volgens Van Ruler thermometer en instru-
Het gaat erom dat de staat besef heeft van zijn geestelijke grondslag, en die kan volgens Van Ruler niet anders dan de Bijbel zijn. De godsdienst is het cement waardoor het staatsgebouw wordt aaneengevoegd en aaneengehouden. ment voor de kerstening. De betekenis van de kerk voor de staat ligt in haar tucht, haar profetie en haar belijdenis. Deze belijdenis kan door de staat publiek erkend worden. Om tot gerealiseerde theocratie te komen moet in de grondwet de geestelijke grondslag van de staat worden aangegeven. De staat zou bijvoorbeeld in de grondwet kunnen erkennen, dat het Woord van God de waarheid is. De grondwet kan eisen dat de overheidspersonen zelf de ware religie belijden. “Hoe kan een minister, die niet van de ware religie is, een huwelijkswet ontwerpen?” In haar profetie houdt de kerk aan de staat voor, dat de wet van God richtsnoer moet zijn bij het regeren van het volksleven. En dat moet concreet worden zoals op het punt van de positie van de kerk in geestelijke verzor-
Wetenschap en politiek | Dr. K. van der Zwaag, Van Ruler, een theocraat die de politiek bij de les houdt
64 ging, de prioriteit van de eed boven de belofte, begrafenis boven crematie, het burgerlijk huwelijk als het enige rechtsgeldige. Pregnante uitspraak: “Bergrede en Burgerlijk Wetboek staan werkelijk niet zo diametraal tegenover elkaar.”
Artikel 36 Het kan ook niet anders dat Van Ruler positief staat ten opzichte van artikel 36 van de NGB, volgens hem “het concentratiepunt en de bronwel van alle theocratische gedachten in Nederland”. Staan de bekende 21 woorden niet haaks op de geestelijke vrijheid? Van Ru-
Aparte christelijke organisaties hebben geleid tot een aparte, christelijke cultuur, met verbreking van de theocratische eenheid van het leven.
ler stelt dat de ware vrijheid alleen in de (gereformeerde) theocratie gewaarborgd is. Werkelijke vrijheid is er pas, wanneer de staat als overheid Gods dienares Gods gaat worden en God met Zijn Woord en Geest echte vrijheid schept. Dus enerzijds tolerantie (zij het niet een absolute tolerantie in de zin van het geven van volledige gelijkberechtiging aan hen die niet de ware God naar Zijn Woord dienen), anderzijds de gereformeerde theocratie die voor een land als Nederland de enig mogelijke en wenselijke regeringsvorm is. Van Ruler moest niets hebben van een specifieke apartstelling van het christelijke volksZICHT 2011-2 | juli 2011
deel. De Vries hierover: “Hij erkent geen splitsing tussen christenen en niet-christenen, maar kent alleen ménsen die als zodanig met het Woord van God te maken hebben.” Ook staat Van Ruler kritisch ten opzichte van politieke partijvorming, die de rol van de profetie van de kerk heeft overgenomen en daarmee onnoemelijke schade aan de kerk, de staat en de natie heeft toegebracht. Aparte christelijke organisaties hebben geleid tot een aparte, christelijke cultuur, met verbreking van de theocratische eenheid van het leven. Opvallend is het alomvattende karakter van het theocratisch denken. Voor Van Ruler gaat God over de meest aardse dingen van de politiek. Typerend citaat: “De rechtvaardigheid van de belastingtarieven interesseert hem [God] evenzeer, zo niet meer, als de aanhankelijkheid van een bevindelijke ziel.” Daarom kon Van Ruler zeggen dat de politiek het eigenlijke was, de meest religieuze bezigheid. Politiek omschrijft hij als het scheppen en handhaven van de orde in de chaos, in welke orde de mens en het heil voor elkaar bewaard worden. Het gaat Van Ruler om de schepping, om het aardse. De kerk is slechts een intermezzo. Niet de kerk, maar de schepping is bestemd om verheerlijkt te worden. Theocratie is dan ook geen zaak voor de ziel, maar juist en primair voor de aardse levensverbanden. Met afwijzing van de rooms-katholieke visie op de verhouding tussen kerk en staat wijst Van Ruler op de Reformatie waar het natuurlijke, aardse leven veel meer onmiddellijke, ja zelfs de eigenlijke dienst van God is. De Reformatie was een reformatie van de religie en daarin van het gemenebest.
Wetenschap en politiek | Dr. K. van der Zwaag, Van Ruler, een theocraat die de politiek bij de les houdt
65
Achterhaald? Wie dit alles leest, stelt wellicht de vraag: is Van Ruler niet bijzonder achterhaald? Hoe is zijn gedachtegoed te verenigen met de huidige democratische rechtsstaat? Het is een vraag die ook bij Van Ruler leeft. Hij zelf heeft gezegd dat de theocratie nooit absoluut is, een torso is. Ze is incidenteel, fragmentarisch, maar daarmee niet minder reëel! Theocratie is primair Gods werk en gave, niet een ideaal waarnaar wij activistisch moeten streven. Hij erkende zelfs dat theocratie in Nederland volstrekt onhaalbaar en irreëel is, maar desondanks achtte hij dit ideaal Bijbels geboden. Kritiekpunt van De Vries is dat Van Ruler voor de spanning tussen zijn theocratisch visioen en de eveneens door hem bepleite tolerantie geen overtuigende oplossing heeft gevonden. De promovendus vindt dat Van Ruler in het
Op moreel gebied kan de overheid niet neutraal zijn en is het haar wezenlijke taak te oordelen over goed en kwaad. Daarvoor geeft de Bijbel belangrijke aanwijzingen. doortrekken van de oudtestamentische theocratie naar de Nederlandse situatie de wezenlijke omslag van de komst van Christus in de wereldgeschiedenis miskent. Hij doet tekort aan de heilshistorische betekenis van het Oude Testament. Bovendien, een theocratisch bewind gaat altijd gepaard met dwang jegens ZICHT 2011-2 | juli 2011
andersdenkenden. Van Ruler kent in de theocratie zowel aan de staat als aan de kerk een te grote macht toe, aan de staat in geestelijke, aan de kerk in wereldlijke zaken. De juiste verhouding is: een vrije kerk in een vrije staat. Het is het adagium van het oude GPV dat ook doorwerkt in de ChristenUnie, waarin deze partij is opgegaan en waarvoor De Vries een tijdlang politiek actief was. Toch erkent De Vries dat Van Rulers visie fascineert. Diens kritiek op de neutrale staat, het democratische bestel en het partijwezen verdient zijns inziens serieuze aandacht. Op moreel gebied kan de overheid niet neutraal zijn en is het haar wezenlijke taak te oordelen over goed en kwaad. Daarvoor geeft de Bijbel belangrijke aanwijzingen.
Beoordeling Hoe moeten we vanuit de SGP Van Ruler beoordelen? Van Ruler beziet met gemengde gevoelens de bevindelijk-gereformeerde achterban. Hij beschouwt het visioen van de theocratie als de onvermijdelijke vrucht en tegenpool van de bevindelijkheid. De kerstening van staat, maatschappij en cultuur is bij wat hij noemt de ultra-gereformeerden en haar cultuurmijding afwezig, behoudens bij de SGP, zo voegt hij er veelzeggend aan toe. Niet om hetgeen deze partij met name in de gemeentelijke politiek presteert (daar demonstreert zij volgens hem te zeer de culturele engheid van de ultra-gereformeerden), maar omdat ze het hoge belang en de ernst van het politieke erkent en de vragen van staat en volk vanuit het Woord van God doordenkt. De slotsom van De Vries is dat de SGP wel een theocratisch ideaal heeft, maar worstelt met de spanning om dat toe te passen binnen een democratische rechtsorde.
Wetenschap en politiek | Dr. K. van der Zwaag, Van Ruler, een theocraat die de politiek bij de les houdt
66 Van Ruler is mijn inziens vooral intrigerend omdat hij ervoor zorgt dat politiek niet opgaat in het spanningsloze opgaan in de poli-
Het zou jammer zijn dat van christen-politici gezegd wordt dat zij kundige bestuurders zijn, maar niet in staat zijn om de ideologische achtergronden van politieke besluiten te peilen. tieke praktijk. Wie niet droomt, leeft niet meer, is een befaamde uitspraak van hem. Juist zulke dromers aan de zijlijn zijn hard nodig om te beseffen dat politiek een heilige
ZICHT 2011-2 | juli 2011
zaak is, ja zelfs de meest religieuze bezigheid volgens Van Ruler. Het is dit visionaire karakter bij Van Ruler waarin zijn actualiteitswaarde ligt. Het zou jammer zijn dat van christen-politici gezegd wordt dat zij kundige bestuurders zijn, maar niet in staat zijn om de ideologische achtergronden van politieke besluiten te peilen en zicht te hebben op de geestelijke koers van de samenleving en de belangrijke rol die de kerk daarin kan spelen. Op al deze terreinen kan de theocraat Van Ruler de politiek bij de les houden. Het wordt tijd om weer oog te hebben voor de heiligheid van de politiek! N.a.v. Dr. J. P. de Vries, Een theocratisch visioen. De verhouding van religie en politiek volgens A. A. van Ruler; uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer, 2011; 354 blz.; € 29,90.
Boekenschap | Drs. J.A. Schippers
67
Over de relatie tussen geloof en wetenschap is al veel geschreven en gediscussieerd. Dit boek stelt de persoon van de wetenschapper centraal. Aan 22 academici is gevraagd om hun gedachten op papier te zetten over de betekenis van het christelijk geloof in hun leven en in hun wetenschappelijke werk.
boekenschap - 1
Geleerd en gelovig
Drs J.A. Schippers, eindredacteur
Cees Dekker (red.), Geleerd en
telijk geloof en wetenschap zich niet met elkaar
gelovig. 22 wetenschappers over
verdragen wordt zo op een krachtige wijze ontze-
hun leven, werk en God, Uitgeve-
nuwd. Uiteindelijk heeft elke wetenschapper – ge-
rij Ten Have, Kampen, 2008,
lovig of ongelovig, bewust of onbewust, uitgesproken
340 blz., ISBN: 978-90-259-
of verzwegen - een onbewijsbaar vertrekpunt ge-
5859-7, Prijs € 29,45.
kozen van waaruit belangrijke levenskeuzes worden
Cees Dekker verzamelde en re-
gemaakt.
digeerde de bijdragen van 22
Elke wetenschapper die in dit boek aan het woord
academici. Ervaren zij een spanning tussen weten
komt, gelooft dat God bestaat en laat – ieder op
en geloven? Brengt de voortschrijdende ontwikkeling
eigen wijze – merken dat deze God de beoefening
van de wetenschap hun geloof aan het wankelen
van zijn of haar vakwetenschap niet in de weg
of inspireren de resultaten van onderzoek juist tot
staat. Het boek kan in het bijzonder stimulerend
geloof? En hoe ervaren zij de contacten en ge-
zijn voor studenten die aan hun studie beginnen
sprekken met collega’s over geloof?
of die tijdens hun studie in een persoonlijke zoek-
Het resultaat is een zeer gevarieerde bundel. Vanuit
tocht worstelen met cruciale vragen. Juist het per-
zeer diverse wetenschappelijke disciplines en komen
soonlijke toucher van de bijdragen vormt de kracht
academici aan het woord. De lezer maakt kennis
van deze bundel. Met het oog op de doelgroep van
met christenen uit verschillende landen – met een
reformatorische studenten, denk ik dat het aardig
zwaar accent op Nederland - van uiteenlopende
zou zijn wanneer academici met deze achtergrond
denominaties, van rooms-katholiek tot gerefor-
ook eens de knappe koppen bij elkaar steken om
meerde gemeente, van pinkstergemeente tot Rus-
hun ervaringen uit te wisselen en aan het papier
sisch-orthodox. De auteurs gunnen ons allemaal
toe te vertrouwen. Dat zou voor zoekers en worste-
een blik in hun hart, hun manier van leven en
laars uit de kring van orthodox-christelijke stu-
denken. Het oppervlakkige vooroordeel dat chris-
denten een hartversterker kunnen zijn. Voorgaande
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Boekenschap | Drs. J.A. Schippers
68 opmerking doet geen afbreuk aan de waardering
Bram van de Beek: “Wetenschap betekent met open
voor het werk dat de samensteller en auteurs in
ogen door de wereld gaan om alle schepselen te
deze bundel hebben gestoken. Voor een indruk
verstaan; dat wil zeggen ontdekken en in hun sa-
van dit boek volgt hieronder een willekeurige se-
menhang proberen te begrijpen.” (p. 140)
lectie van citaten.
Yuli Nazarov: “Het communisme heeft gefaald. Het
Lans Bovenberg: “Geloof daalt van het hoofd via
wordt tegenwoordig gezien als een vreemde ideologie
het hart af tot je handen. Het geloof in de onzicht-
van een sekte die bestond uit achterlijke schurken.
bare God uit zich in je handel en wandel in de
Men vergeet te snel dat het communisme destijds
zichtbare wereld van elke dag. Door God bij ons
aan Europese universiteiten is gekweekt als enige
doen en laten te betrekken, belijden we wat we ge-
echte wetenschappelijke waarheid.” (p. 152)
loven en aanbidden we Hem.” (p. 27)
Jan B. Steenkamp: “Vanuit de marketingwetenschap
James Kennedy: “Calvinisten zijn geneigd te denken
weten we dan inconsistenties de boodschap ver-
dat het gaat om inzichten en overtuigingen, en
zwakken. Dus als het [Woord van God] mensenwerk
niet om houding en gedrag.” (p. 62)
is geweest, dan zouden de evangeliën echt wel in
Wil Derkse: Een vraag is “of wetenschap en moder-
overeenstemming met elkaar zijn gebracht – door
nisering wel zo evident het religieuze hebben uit-
de oorspronkelijke auteurs of dan toch door hun
gebannen. Zo kan gewezen worden op een onder-
opvolgers.” (p. 176)
zoek van het ‘Princeton Theological Seminary’,
Marian J. Bakermans-Kranenburg: “Besturen is mis-
dat in 1994 een enquête onder natuurwetenschap-
schien wel de grootste uitdaging voor een chris-
pers in de Verenigde Staten herhaalde met dezelfde
tenwetenschapper.
vragen als in 1914 over hun religieuze opvattingen.
Bestuur is verantwoordelijkheid dragen voor een
Binnen de onzekerheidsmarge gaf hetzelfde per-
grote groep mensen, voor de besteding van soms
centage als in 1914 (42 procent) van de weten-
grote sommen geld. Bestuur is macht, maar zou
schappers aan in een persoonlijke God te geloven.
op christelijke leest geschoeid vooral dienstbaarheid
(p. 115)
moeten zijn.” (p. 197)
André Aleman: “Francis Crick (en in Nederland
René van Woudenberg: “Veel zogenaamde filosofi-
Dick Swaab) heeft beweerd dat wij ‘niets anders
sche en wetenschappelijke bezwaren die tegen het
zijn dan het vuren van grote groepen zenuwcellen’,
geloof in God zijn ingebracht, blijken na nuchtere
ofwel wij zijn onze hersenactiviteit. In deze stelling
inspectie helemaal niet zo vanzelfsprekend te
wordt dus het psychologische (en ook spirituele)
zijn.”(p. 250)
aspect van de menselijke geest gereduceerd tot
Beatrice de Graaf: “Maar juist in de studie van ter-
het fysieke en biotische aspect. De uitspraak doet
rorisme en terrorismebestrijding valt het mij op
mij denken aan iemand die met een briefje van
hoe cruciaal de rol van religie (ook seculiere religie
500 Euro wappert en beweert: ‘Dit is niks anders
in de vorm van politieke ideologieën) en rotsvaste
dan een velletje papier’.” (p. 123-124)
geloofsovertuigingen is. (p. 291)
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag
69
boekenschap - 2
Diversen
Dr. K. van der Zwaag, redactievoorzitter
Ian Morris, De val van het wes-
verandert de sociale ontwikkeling de betekenis
ten. Hoelang houdt de westerse
van de geografie. “De westerse dominantie heeft
dominantie nog stand?; uitgeve-
zowel lange- als kortetermijnoorzaken, en het is
rij Spectrum, Houten, 2010;
het resultaat van de voortdurend verschuivende
879 blz.; € 39,99.
wisselwerking tussen geografie en sociale ontwik-
Hoe komt het dat het Westen
keling, maar de westerse hegemonie zelf was noch
zulke superioriteit heeft gekre-
voorbestemd, noch toevallig.”
gen? Het Westen is gedurende
De oosterlingen hadden volgens de schrijver Amerika
veertien van de afgelopen vijftien millennia het
in de vijftiende eeuw kunnen ontdekken, maar de
meest ontwikkelde gebied van de wereld geweest.
geografie maakte het waarschijnlijker dat de wes-
Maar die voorsprong van het Westen lag in een ver
terlingen daar het eerst zouden komen. Als de oos-
verleden zeker niet vast, aldus Ian Morris, hoogleraar
terlingen voldoende tijd gekregen hadden, zouden
klassieke oudheid en directeur van het Archeology
zij waarschijnlijk dezelfde ontdekkingen hebben
Centre aan Stanford University (VS). Hij stelt dat
gedaan en hun eigen industriële revolutie hebben
Oost en West vijftienduizend jaar dezelfde fasen
ontwikkeld. “Dank zij de geografie kwam Looty te-
van sociale ontwikkeling hebben doorgemaakt
recht in Balmoral in plaats van Albert in Beijing.”
maar dat ze dat niet op dezelfde snelheid deden.
Veel moslims hebben zich sinds 1700 in reactie op
Zijn stelling is dat biologie (‘wij zijn allen dieren‘)
militaire en politieke nederlagen naar binnen ge-
en sociologie (de vraag hoe de sociale ontwikkeling
keerd, net als veel Chinese confucianisten in de
zo snel kon toenemen) de mondiale overeenkomsten
13de en 14de eeuw.
verklaren, terwijl de geografie een verklaring geeft
Elke keer stuit de ontwikkeling van een cultuur te-
voor de regionale verschillen, oftewel wáár de ont-
gen een plafond. De vijf bekende factoren –kli-
wikkeling toe- of afneemt. Geografische voordelen
maatverandering, hongersnood, falende staten,
stimuleren de sociale ontwikkeling, en omgekeerd
migratie en ziekte – lijken in deze tijd allemaal te-
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag
70 ruggekeerd. Kernwapens en klimaatverandering,
Morris werkelijk toe doet, gaat niet meer over het
terrorisme, migratie, financieel beheer, het zijn
Oosten of het Westen, maar is mondiaal en evolu-
mondiale problemen die mondiale oplossingen
tionair. Kipling zei ooit eens: “Oost is Oost en West
vergen. Op korte termijn suggereren de patronen
is West, en nooit zullen beiden elkaar raken.”
uit het verleden dat de verschuiving van welvaart
Morris stelt dat in de 21ste eeuw met een torenhoge,
en macht van West naar Oost onherroepelijk is.
toenemende sociale ontwikkeling reizen tussen
Maar het oude westerse kerngebied heeft op het
Oost en West onnodig gemaakt worden. “Er zal
moment een enorme voorsprong in energieverbruik
geen Oosten of Westen meer zijn, er zullen geen
per hoofd van de bevolking, technologie en militaire
grenzen, geen rassen meer zijn als wij de biologie
capaciteiten en zal gedurende de eerste helft van
ontstijgen. De twee werelden zullen elkaar uitein-
deze eeuw zeker haar voorsprong in een of andere
delijk raken als zij de totale ondergang lang genoeg
vorm behouden. De geschiedenis die er volgens
kunnen voorkomen.”
Sam en Wim van Rooy (red.),
derdaad) samengevat is: de islam deugt niet. Het
De Islam. Kritische essays over
boek geeft inzicht in het oppressieve karakter van
een politieke religie; Academic
de jihad en de sharia, alle mooie academische en
& Scientific Publishers, Brus-
politieke betogen hierover ten spijt. Europa isla-
sel, 2010; 784 blz.; € 29,95.
miseert steeds sneller. Extreemlinks en extreemis-
Een inmiddels veel bediscussi-
lamitisch hebben elkaar sinds de val van de Berlijnse
eerd boek dat vooral bekriti-
muur gevonden in een gemeenschappelijke afkeer
seerd is als islamofobie, bezield
van de open en democratische samenleving van
met een haat tegen de islam.
het vrije Westen (Carel Brendel). Tariq Ramadan
Het boek is inderdaad voortgekomen uit veront-
wordt om publicitaire redenen een ‘Luther van de
waardiging, erkennen de schrijvers, namelijk van-
islam’ genoemd, de bewaarder van de unieke spi-
wege het feit dat het niet politiek correct is om
rituele en ethische inhoud van de islam. Maar de
kritiek te hebben op de islam. De achtergrond
eigenlijke politieke theologie wordt geconstrueerd
daarvan is de nog steeds heersende ideologie van
vanuit een fundamentalistische islamitische con-
het multiculturalisme. Geen enkele Europese over-
ceptie rond Koran, overlevering en de rechtsspraak.
heid brengt de moed op om de immigratie op een
De Koran toont een afkeer ten opzichte van iedereen
efficiënte manier in te dammen. Tegen elke redelijke
die niet met Mohammeds leer akkoord gaat. De
overweging in, blijven de traditionele partijen zich
Koran zet openlijk tot gewelddaden aan, inclusief
vastklampen aan het multiculturalisme. De isla-
moord en doodslag, aldus M.S.H. Frankenvrij, die
misering is de verwerping van elke integratie, en
de Koran toetst aan de westerse beschaving en
de inrichting van segregatie op basis van geloof
rechtsorde. Mat Herben stelt dat door het ontbreken
(Jos de Man). Uitgevers geven zwartboeken uit van
van een centraal leergezag het niet mogelijk is ra-
diverse religies en ideologieën, maar durven het
dicale moslims tot de orde te roepen. Michael
niet aan om een zwartboek islam te publiceren.
Mannheimer noemt de islam “een religie van de
Volgens de auteurs juist bewijs van de sluipende
terreur tegen andersgelovigen en de enige religie
islamisering en de noodzaak van het boek, dat (in-
ter wereld met een goddelijk vastgelegde licentie
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag
71 tot liegen, bedriegen en doden”. Er kan slechts een
mogelijkheid om van deze religie af te vallen,
tijd van welwillendheid zijn, maar iedereen zal
wordt uitvoerig in de bundel besproken. Ehsan
voor de islam moeten buigen zodra deze de macht
Jami gaat in op het recht om ex-moslim te zijn. Hij
krijgt. De offensieve jihad, de verovering van gebied
vertelt hoe in Iran het gebruikelijk was dat kinderen
op de ongelovigen, is een plicht zolang de machts-
naar openbare terechtstellingen kijken. Ze staan
verhoudingen gunstig zijn.
zelfs op de voorste rij. Ook op staatstelevisie worden
Herhaaldelijk gaan de schrijvers in op de tegen-
deze gebeurtenissen uitgezonden. Hij richtte het
werping dat de overgrote meerderheid van moslims
Nederlands Comité voor ex-moslims op, maar bleef
vredelievend is en dat de islam toch vooral een
alleen over omdat iedereen zich terugtrok nadat
religie is en niet een politieke ideologie. Ook in
ze waren bedreigd.
Duitsland ten tijde van de Tweede Wereldoorlog
De befaamde arabist Hans Jansen gaat in op de
waren er veel vredelievende Duitsers, stelt Jos de
kloof tussen de islam en het Westen. Omdat links
Man. Daar gaat het volgens hem niet om. De
de vrije, kapitalistische maatschappijen in het Wes-
kwestie is dat er vele tienduizenden kandidaat-
ten niet fundamenteel heeft weten te veranderen,
zelfmoordenaars zijn en dat in de koranscholen
denkt het dat nu te realiseren met hulp van de
het martelaarschap wordt geprezen.
islam. De Europese multiculturele elites buigen
Het is onmogelijk om alle bijdragen uit dit ‘zwart-
zich ver achterover om de islam ter wille te zijn en
boek’ te noemen. Afshin Ellian gaat in op Allah als
wensen zich niet te verdiepen in de geschiedenis
een politiek probleem en geeft een indringende
van de expansie van de islam. “Zelfs bij het CDA en
analyse van het totalitarisme als politieke religie.
de ChristenUnie bestaat er een wonderlijke tegenzin
De christelijke dualiteit tussen de stad Gods en de
om zich eens te verdiepen in de geschiedenis van
aardse stad heeft de ontwikkeling van het christelijk
de ondergang van het christendom onder de islam.
monotheïsme naar een totale staat kunnen voor-
Er kan nog geen stagiaire op het partijbureau voor
komen. Wanneer de scheidingen tussen staat, sa-
worden vrijgemaakt.” Tegelijkertijd stelt de heer-
menleving, politiek, religie en moraal worden op-
sende elite zich keihard op tegen islamcritici.
geheven en vervangen door de eeuwige confrontatie
Jansen stelt sharia en jihad tegenover vrijheid en
tussen gelovige en ongelovige, islam en wat geen
vrede. “Het christendom is gebouwd op een neder-
islam is, ontstaat een totale staat, aldus Ellian. De
laag: het lijden en sterven van Jezus. De islam is
politieke islam was en is een politieke religie met
gebouwd op een succes: de triomfen van Moham-
een politieke missie op aarde.
med.” Jihad is het met alle middelen bestrijden
Frans Groenendijk bespreekt de islamofobie als
van andersdenkenden. Voor een koranuitleg die
’strijdterm‘, namelijk als neiging om islamcritici
de jihad afwijst kan men voorlopig alleen terecht
te demoniseren. De meerderheid van de westerse
bij de vrienden en vriendinnen van de islam aan
politici en intellectuelen wenst volgens hem niets
de Nederlandse universiteiten, klinkt het enigszins
te weten over de essentie van het mohammedanisme
cynisch.
en weigert er stelling tegen te nemen. De islam is
Amanda Kluveld wijst erop hoe de overheid graag
een potentiële vijand en vijanden kun je beter te
moslims te vriend wil houden. De gemeente Utrecht
vriend houden, bijvoorbeeld door altijd te berichten
had een ton over voor de gescheiden loketten,
over de ramadan en de hadj op het NOS-journaal,
vrouwen als “aantrekkelijke en gewillige multi-
aldus Michiel Hegener. Hoe de islam staat tegenover
culturele subsidiemelkkoeien”. “Moslims weten in
de man-vrouw-verhouding, mensenrechten en de
toenemende mate de woorden en de wegen te
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag
72 vinden om hun stempel op de publieke ruimte te
de weg van het zwaard. Een scheiding van kerk
drukken en controverse te creëren rond zaken die
c.q. moskee en staat is naar islamitische begrippen
hun onwelgevallig zijn.”
niet mogelijk. Het uitdrukkelijke verbod van de
Ivonne Waterman stelt in een slotbijdrage dat de
Koran op afval van het geloof benadrukt slechts de
islam deelname aan de democratie verwerpt en de
verdere afkeer van de islam ten aanzien van gods-
politiek als een ernstige zonde beschouwt die in-
dienstvrijheid.
druist tegen de wil van Allah. Een scheiding van
Kortom, de islam wordt in dit boek beschreven als
moskee en staat is voor de traditionele moslim
een religie vol dwang, onderdrukking, stagnatie,
niet toelaatbaar en een blijk van ongeloof (koefr).
verzet tegen godsdienstvrijheid en wetenschap.
Een seculiere staat maakt wettig wat volgens de
Christendom en islam zijn niet hetzelfde, klinkt
sharia verboden is. De islam wil de samenleving
het voortdurend, en daarom is de islam zo gevaarlijk
conform inrichten naar de geboden van Allah. Dat
voor het Westen, dat vanouds gestempeld is door
wil de SGP ook met het oog op de Bijbel, schrijft
het christendom en jodendom. De schrik slaat je
zij, maar er is echter een belangrijk verschil: De
om het hart als je dit zwartboek leest. Misschien
SGP heeft andersgelovigen in de Nederlandse sa-
op bepaalde punten enigszins overdreven aangezet,
menleving nooit uitgemaakt voor varkens, ezels
maar mijns inziens wel een realistisch beeld van
en hellevoer, noch heeft de SGP hen de vrijheid
de islam als politieke ideologie of religie. Al leeft
ontzegd om politiek geëngageerde burgers te zijn.
verreweg de meerderheid van de moslims vrede-
Ten tweede wil de SGP nadrukkelijke haar doelen
lievend, dat mag onze ogen niet sluiten voor de
bereiken via de parlementaire weg en verwerpt zij
politieke gewelddadigheid die de islam ontketent.
Paul Scholten, Dorsten naar
is niet de ‘mond van de wet‘, die quasi-mechanisch
gerechtigheid, redactie en
conclusies trekt uit gegeven premissen. Scholten
naschrift dr. Timo Slootweg;
is niet zozeer bang voor rechterlijke willekeur en
uitg. Kluwer, Deventer, 2010;
machtsmisbruik, maar veeleer voor gewetenloze,
448 blz.; € 60; Afshin Ellian,
mechanische rechtstoepassing van abstracte regels,
Timo Slootweg en Carel Smith
wat leidt tot het afschuiven van verantwoordelijk-
(red.), Recht, beslissing en geweten.
heid en machtsmisbruik. Het recht moeten ‘leven’
Beschouwingen naar aanleiding van Paul Scholten;
en geen ‘dode leer’ zijn, levend in de zin van het
uitg. Kluwer, Deventer, 2010; 328 blz.; € 45.
behouden van een ethische dimensie. Vandaar dat
De Amsterdamse rechtshoogleraar Paul Scholten
de praktijk een spanning laat zien tussen recht en
(1875-1946) geldt als een van rechtsgeleerden die
liefde, de noodzaak van regels en wetten en de eis
het recht nadrukkelijk in het perspectief van het
van zedelijkheid, de moraliteit van het Evangelie.
christelijk geloof wil plaatsen. Twee bundels van
De spanning is kenmerkend voor de gebrokenheid
bijdragen van en over hem onderstrepen zijn bete-
van het leven door de zonde.
kenis in deze richting. Kenmerkend voor Scholten
Scholten spreekt liever van rechtsvinding dan van
is, dat hij zich keert tegen het legisme: een stroming
rechtstoepassing. Hij wijst op de religieuze dimensie
die leert dat de rechter zich moet beperken tot
van de rechtsvinding die alles te maken heeft met
een mechanische toepassing van de wet. De rechter
het feit dat de mens in zijn geweten onderworpen
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag
73 is aan de hogere goddelijke orde. De mens is niet
aankweken van een juist ethos. Het gaat om Bildung
autonoom maar heteronoom, onderworpen aan
van de wachters, de elite. Toekomstige leiders moe-
de goede Wet van God.
ten een brede en onbevangen blik ontwikkelen op
Dat brengt een relativering van het recht en de
de gehele werkelijkheid. Vakidiotie is uit den boze.
wet aan omdat deze hun grens vinden in een
Scholten staat in de traditie van het christelijk
hogere orde, in een transcendente zedelijkheid en
personalisme, dat de mens als een mens van eeu-
religiositeit. Volgens Scholten biedt niet de wet,
wigheidswaarde ziet. Dat verklaart zijn visie op de
maar de theologie het eigenlijk grondleggende
staat die halt moet houden voor de gewetensvrijheid.
perspectief op het recht. Het christendom verstrekt
Het recht bewaakt de gelijkheid, maar niet het ei-
ethische legitimatie en een innerlijke, morele mo-
genlijk eigene van de mens, zijn verhouding tot
tivatie om de wet en het gezag te respecteren.
God en de naaste. Scholten kent een paradoxaal
Religie is een belangrijke voorwaarde voor de ver-
mensbeeld. Enerzijds is de mens volstrekt autonoom
werkelijking van het recht en de zedelijke gemeen-
als het aankomt op de gewetensbeslissing, maar
schap van de staat. Het recht heeft het karakter
anderzijds staat het individu tegenover een hogere
van een beslissing waarbij de rechter zijn besluit
macht, uiteindelijk God.
toetst aan zijn geweten dat zich weer grondt op
Scholten geeft een dynamische visie op religie en
een hogere orde.
recht. “Religie geeft aan het recht de geest en die
Wie deze beschouwingen leest, moet wel het besef
geest inspireert het recht tot een rechtvaardigheid
hebben dat deze haaks staan op de huidige juris-
die de wet op zich steeds weer te buiten moet
prudentie. Dat is reden waarom de secularistische
gaan.
rechtsfilosoof Paul Cliteur er ook weinig mee kan
Het recht geeft de religie de vaste grond en struc-
voor deze tijd, zo zet hij uiteen in een van de bun-
tuur”, aldus Slootweg in zijn inleiding. Scholten
dels. In een geseculariseerd land is de rechtspraak
doorbreekt het wetspositivisme en het juridisch
niet op godsdienst gebaseerd. “Scholten moet ’ont-
fundamentalisme dat elke vorm van dialogisch en
takeld’ worden van zijn christelijke erfenis om sa-
personalistisch rechtsdenken (de burger als persoon
lonfähig te worden”, schrijft hij. Andreas Kinneging
en niet louter als individu) doodt. Twee bundels
ziet echter veel meer in de erfenis van Scholten.
die rijke stof bieden ook voor niet-juristen en met
Hij vindt dat juristen ernst moeten maken met
name de ogen opent voor de ethische en religieuze
diepgaande morele en intellectuele vorming, het
grondslagen van het recht.
Bert Engelfriet, De missie van
opzicht is hij interessant wat zijn ideeën over staat,
een genie. De spirituele wereld
kerk, Franse Revolutie en gelijkheidsdenken betreft.
van orangist Willem Bilderdijk,
Engelfriet spreekt van de ’orangist‘ Bilderdijk. Bil-
uitg. Buijten & Schipperheijn,
derdijk zag in Oranje de beschermer van godsdienst
Amsterdam, 2010; 224 blz.;
en vrijheid voor het volk. Hij had een duidelijke
€ 21,50.
voorkeur voor de monarchie, die onlosmakelijk
Willem Bilderdijk is een van
verbonden is met zijn natiebesef. Zijn verzet tegen
de meest bijzondere Nederland-
het liberalisme en de liberale democratie werd
se geleerden uit de 19de eeuw geweest. In politiek
geïnspireerd door zijn opvatting van een door een
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag
74 vorst geregeerde natie. Bilderdijk plaatste het be-
voor vernieuwing, maar ging het om een legitieme
stuur van Oranje in een exclusief religieus kader.
politieke beweging die de liberale aanspraken van
De klassieke monarchie wortelt bij Bilderdijk in
de Verlichting en de geest van de revolutie bestreed.
het Messiaanse koningschap. De erfprinsen van
Bilderdijk is geen reactionaire geest, die de bestaande
Oranje en Nassau zijn volgens Bilderdijk de aange-
orde wilde handhaven (zoals de conservatief Ed-
wezen Messiaanse heersers die Europa terug moeten
mund Burke), noch wilde hij het verleden verheer-
brengen tot zijn oorspronkelijke religieuze wortels
lijken. Hij koesterde een dynamische visie op ge-
en het komende Godsrijk moeten voorbereiden.
schiedenis en samenleving. Deze zijn echter wel
In 1795 werd Bilderdijk gedwongen om zijn land
genormeerd aan metahistorische ideeën en god-
te verlaten omdat hij de afgelegde eed van trouw
delijke normen. De liberale ideeën van gelijkheid
aan de Staten en aan het Huis van Oranje niet
en vrijheid ondermijnden de beproefde religieuze,
wilde verbreken. Dit motief vormt volgens Engelfried
morele en culturele waarden van het volk. Bilderdijk
de kern van zijn conservatieve instelling op politiek
was geen star verwerper van het beginsel van ge-
gebied. Als grootste misvatting van zijn tijd be-
lijkheid vanuit een elitaire opvatting (zoals in som-
schouwde Bilderdijk de revolutionaire gedachte
mige conservatieve kringen soms opgeld doet),
dat de ethiek en de moraal los van de religie zich
maar hij meende dat het revolutionaire gelijk-
zou ontwikkelen. “In het afsnijden van de wortels
heidsbeginsel het onrecht juist vergrootte, omdat
van de joods-christelijke cultuur bespeurde Bilder-
dit het plichtsbesef kunstmatig verzwakte en
dijk verval dat uit zal monden in nihilisme.”
vorsten verhinderde hun belangrijke missie uit te
Bilderdijk zweeft een wereldorde voor ogen waarin
voeren. Het moderne gelijkheidsbeginsel is helemaal
God het bezielend verband was. Hij heeft eerder
losgemaakt van God en de goden, zoals in voor-
gemeend dat Napoleon het herstel van de monarchie
gaande eeuwen nog wel het geval was. Het geluk
in Europa wilde brengen en daarmee de heer-
ziet Bilderdijk, in het verlengde van het Evangelie,
schappij bij de gratie Gods. Toen Napoleon echter
voor de mens weggelegd door het nakomen van
zich liet leiden door de wil tot macht en eerzucht,
plichten. Ook een goede verhouding tussen vorst
werd hij in de ogen van Bilderdijk een werktuig
en volk berust op wederzijdse verplichtingen. Bil-
van de duivelse draak uit de Openbaring van Jo-
derdijk was wars van absolutisme. De vorstelijke
hannes. Bilderdijk heeft fel de geest van zijn tijd,
leider moet zijn macht ondergeschikt maken aan
die van de radicale Verlichting en die van de Franse
de verwerkelijking van het komende Messiaanse
Revolutie, bestreden. De revolutie en het gehuldigde
rijk.
beginsel van de scheiding van kerk en staat stond
Is Bilderdijk een idealist? Hij heeft scherp de secu-
voor hem gelijk aan verbanning van godsdienst
larisatie van de Europese cultuur gezien als vrucht
uit de samenleving. Hij bestreed de ideologie van
van de Franse Revolutie. Daarin ligt mijns inziens
de opstandige mens die geen rekening houdt met
zijn blijvende waarde. Evenals Groen van Prinsterer
God, Zijn Woord en rechten.
heeft hij met niet aflatende ijver gewezen op de
Bilderdijk wordt vaak getypeerd als exponent van
geestelijke achtergronden van maatschappelijke
een (soms zelfs extreem) conservatieve denkrichting.
ontwikkelingen. Dat kan ‘onpraktisch’ overkomen
In de tijd van Bilderdijk stond conservatisme echter
voor politieke bestuurders, maar is van groot belang
niet gelijk aan starre behoudzucht zonder oog
om heersende ideologieën te ontmaskeren.
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Boekenschap | Dr. K. van der Zwaag
75 Dr. P. Korteweg, Guido de Brès
van geweten en godsdienst. De lichamen en de
(1522-1567), uitg. Gebr. Koster,
goederen van de gereformeerden zijn onderworpen
Barneveld, 2010; 302 blz.;
aan de overheid, maar de zielen zijn onderworpen
€ 27,90.
aan God. Calvijn heeft zich hiermee in principe
Voor belangstellenden voor het
aangesloten bij de lutherse tweerijkenleer, al heeft
werk van de Guido de Brès-Stich-
hij meer de nadruk gelegd op de onderscheiding.
ting is deze inleidende biografie
De Brès ziet duidelijk een taak voor de overheid
over Guido de Brès een must. Dr. Korteweg, voorzitter
aangaande de tweede tafel der Wet. De Brès leert
van de Stichting Heruitgave Werken van Guido de
dat de overheid primair tot taak heeft om de eer
Brès, beschrijft in kort bestek de belangrijkste ont-
van God te handhaven en het zwaard te gebruiken
wikkelingen van het leven en werk van De Brès. Bi-
tegen onmiskenbare ketterijen. Ook in dit opzicht
ografische overzichten worden afgewisseld met
volgt hij de lijn van Calvijn en Beza. Korteweg gaat
theologische thema’s, waarbij voor Zicht-lezers de
in op de polemiek van De Brès met de wederdopers,
thema’s van polemiek met de wederdopers, de
die bestreden dat de christen een taak heeft in de
visie op de overheid en de politieke publicaties
politiek. Dat is het klassiek-gereformeerde bij De
van De Brès van belang zijn. De Brès keerde zich
Brès: hij stelt dat de mens kwade overheden moet
met Calvijn tegen het verwijt dat de gereformeerden
gehoorzamen (al zullen deze niet ongestraft blijven
op een hoop gegooid werden met de wederdopers
als ze gelovigen onder het mom van de godsdienst
als anti-overheidsgezinde rebellen. Het Evangelie
vervolgen), anderzijds is De Brès wars van welk
leert om gehoorzaam te zijn aan de overheid, maar
vorstenabsolutisme dan ook. Hij onderstreept dat
deze gehoorzaamheid is wel begrensd, namelijk
het gezag van de overheid onafhankelijk is van
door Gods Woord. De Brès komt op voor vrijheid
haar geloof.
ZICHT 2011-2 | juli 2011
Wetenschap en politiek | H.J. Nijssink MA, Column Perspectief
perspectief
76
Geschiedenis als weldaad Wetenschap en politiek bevinden zich soms in een lastige positie tot elkaar. Neem de geschiedwetenschap. Mijn eigen discipline. Historicus Robert Fruin (18231899) sprak over “de onpartijdigheid van den geschiedschrijver”. Zijn ‘historische blik’ was allesbehalve neutraal. Historici zijn gewend verbanden te leggen tussen gebeurtenissen en te speuren naar causaliteit. Maar dit kan ook heel onwerkelijke vormen aannemen. Zeker als het om de actualiteit gaat. Vaak werd geschiedschrijving daardoor een middel voor een politieke visie om zich te legitimeren, onder het mom van neutraliteit. In Engeland was bijvoorbeeld de liberale geschiedschrijving - de zogenaamde ‘Whig intepretation of history’ - populair, Eric Hobsbawm schreef marxistische geschiedenis. De tegenstelling tussen links en rechts is vaak terug te vinden in de geschiedschrijving. Historici leven niet in de Middeleeuwen en mengen zich ook in het debat dat in de samenleving gaan de is. Ilan Pappé, een Israëli die als ‘new historian’ zich kritisch uitlaat over het ontstaan van Israël, is daarvan een sprekend voorbeeld. Hij stelt duidelijk ideologie boven waarheidsvinding. Het is zelfs zijn doel, naar eigen zeggen. Het hoeft geen betoog dat de boeken van deze man buitengewoon populair zijn onder mensen die de Palestijnse zaak behartigen. Wat moet geschiedschrijving zijn? Historici mengen zich vaak in het politieke debat en worden niet zelden voorgesteld als de deskundige die opstaat, de tijden overziet en vervolgens een oordeel velt. Politiek, ideologie en geschiedschrijving zijn op die manier in elkaar verstrengeld. Geschiedschrijving moet geen ideologie willen legitimeren. Maar dit geldt ook staatkundig gereformeerden. Wij mogen niet selectief winkelen in onze geschiedenis om daarmee onze positie en ons streven - achteraf - te legitimeren. Johan Huizinga (1872-1945) stelde: ”Geschiedenis is de geestelijke vorm waarin een cultuur zich rekenschap van haar verleden geeft.” Dat is mooi gezegd. Dat maakt christelijke geschiedschrijving ook tot christelijke geschiedschrijving. Onderzoek doen naar bevindelijk gereformeerden is geen christelijke geschiedschrijving, maar volstrekt atheïstisch. Niet de onderwerpkeuze maar, maar de geschiedfilosofische uitgangspunten zijn van wezenlijk belang, net zoals de muziek van Johann Sebastian Bach niet vanwege de tekst alleen christelijk was, maar vanwege de manier waarop ze tot stand kwam. Zo moet christelijke geschiedschrijving mensen schragen. Dat is iets heel anders dan door middel van geschiedschrijving koste wat het kost met politieke middelen te streven naar de punt op de horizon. Geschiedenis is weldaad.
ZICHT 2011-2 | juli 2011