EERSTE GRAAD EN EERSTE JAAR TWEEDE GRAAD AFBEELDINGEN ____________________________________________________________________________________________________ Sprekende beelden
Park: Middelheim Laag Hedendaagse sculptuur
Onderwerp:
Beeldtaal hedendaagse sculptuur
Doelstellingen:
De rondleiding bij de hedendaagse beelden heeft als hoofddoel de leerlingen kennis te laten maken met de hedendaagse beeldhouwkunst en haar beeldtaal toegankelijker te maken. Het is hierbij heel belangrijk dat de leerlingen inzien dat het betekenis geven aan (beeldhouw)kunst niet volledig van buitenaf, van anderen hoeft te komen. Door zelf rustig en ongevangen te kijken en te associëren kan iedereen tot waardevolle interpretaties komen. Geloof je ogen, vertrouw je gevoel. Zelfs door een klein aantal beelden iets grondiger te bespreken, zal naar boven komen dat de inspiratiebronnen vaak minder obscuur zijn dan verwacht.
Extra informatie:
Meer achtergrond informatie over de thema’s ‘het verhaal’ en over ‘de leegte’ vindt u in de brochures van Paul Van Beek. Af te halen bij de dienst publiekswerking van het Middelheimmuseum.
Timing Werkwijze 1 10’
Inleiding: Stel enkele vragen aan de leerlingen: - Wie is reeds in dit museum geweest? - Welke andere musea ken je nog? - Wat verwachten jullie te zien in dit museum? - Wat is het verschil met andere musea en dit museum?
Didactisch materiaal
Dit is een openluchtmuseum en gratis park. Er zijn enkel beelden te zien in dit museum. Het Middelheimmuseum bestaat uit 2 delen; Middelheim-hoog en Middelheim-Laag. In Middelheim-hoog vind je voornamelijk moderne beeldhouwkunst terug (19de eeuw). In Middelheim-laag vind je hedendaagse beeldbouwkunst terug. 1u30
Midden: 1. Opdracht: groepswerk Bedoeling: De WYSIWYG-fiches representeren een link met verschillende beelden in het park. Hieronder worden de voor de hand liggende associaties beschreven maar andere associaties zijn ook mogelijk. Instructie: Zoek in kleine groepjes of individueel een beeld in het park dat volgens jou een link heeft met de afbeelding op de fiche. Probeer samen duidelijk te verwoorden wat het beeld met de afbeelding op de fiche te maken heeft. - Wat zijn de overeenkomsten? - Zijn er interessante verschillen? Differentiatie opdracht: Zoek een beeld dat het tegenovergestelde is van de afbeelding op de fiche. Organisatie: Vorm een aantal groepjes van ongeveer een 3-tal leerlingen. Stuur ze zelfstandig het park in en spreek een tijdstip en plaats af om terug te verzamelen. Evaluatie: Wanneer iedereen een link met de afbeelding gevonden heeft, kan de rondgang beginnen. Laat alle leerlingen hun beeld voorstellen. Waarom hebben ze dat beeld bij die afbeelding gekozen? Æ Je kan de door de leerlingen aangebrachte beelden uitdiepen via kijk- en interpretatievragen verder uitdiepen. Didactisch materiaal: De fiches van WYSIWYG roepen een associaties met verschillende beelden op bij de leerlingen. Hieronder worden de meeste voor de hand liggende linken gelegd. De leerlingen kunnen dus ook andere werken bij de afbeeldingen plaatsen.
WYSIWYG-fiches AFBEELDINGEN BIJ ‘HET VERHAAL’ • Kerk met heiligenbeelden aan zuilen • Schilderij met baadsters: Fragonard • Hellenistisch, witmarmeren vrouwenbeeld: Aphrodite • Vurige Tongen • Ontwerptekening van Leonardo Da Vinci • Plein • Plattegrond van het werk van Per Kirkeby • Architectuur van Aalvar Aalto • Henry Moore: Sheep Piece • Foto van Griekse amforen WYSIWYG-fiches AFBEELDINGEN BIJ ‘DE LEEGTE’ • Schilderij van Magritte met ezel voor raam • Werk van Genzken in de stad • Griekse tempel • Havenbeeld • Rodin, Johannes de Doper met sokkel en enkel sokkel • Plattegrond van het werk van Per Kirkeby • Architectuur van Alvar Aalto
Æ Afbeeldingen + beelden bij ‘het verhaal’ Juan Muños, Twee figuren voor Middelheim
Luciano Fabro, Baadsters
Kerk met heiligenbeelden aan zuilen
Fragonard, Schilderij met baadster
Aphrodite
Thomas Schütte, Duizend Tongen
Panamarenko, Archeoptrerix Lithographica
Vurige Tongen
Leonardo Da Vinci, ontwerptekening
Prehistorische vogel
Guillaume Bijl, Romeinse straat
Per Kirkeby, Zonder titel
Alvar Aalto, Architectuur
Plattegrond werk Per Kirkeby
Anthony Cragg, Enveloppe
Henry Moore, Sheep piece
Griekse amforen
Matt Mullican, Zonder titel
Æ Afbeeldingen + beelden bij ‘de leegte’ Isa Genzken, Fenster
Charles Vanden Hove
Bernd Lohaus
Magritte, ezel voor raam
Griekse Tempel
Havenbeeld
Genzken, werk in de stad
Didier Vermeiren
Per Kirkeby, Zonder titel
15’
Rodin, Johannes de Doper met sokkel en en enkel de sokkel
Aalvar Aalto, Architectuur
Per Kirkeby, plattegrond werk
Slot/evaluatie: Opdracht: Groepsgesprek - Vond je het moeilijk om een beeld bij je afbeelding te kiezen? - Welk beeld is je het meest bijgebleven? - Als je één beeld mee naar huis mag nemen, welk beeld kies je dan? Waarom? - Waar zou je het plaatsen? - Welk beeld zou je absoluut niet willen meenemen? Waarom niet? - Wat vond je van het museum? - … Organisatie: Vorm een cirkel met de klasgroep.
PLATTEGROND: MIDDELHEIMMUSEUM ____________________________________________________________________________________________________ Bij “de leegte” Kleur
Beeld Isa Gensken, Fenster Charles Vanden Hove, Per Kirkeby, Zonder titel Bernd Lohaus Didier Vermeiren
PLATTEGROND: MIDDELHEIMMUSEUM ____________________________________________________________________________________________________ Bij “het verhaal” Kleur
Beeld Anthony Cregg, Enveloppe Panamarenko, Archeoptrerix Litohographica Juan Muños, Twee figuren voor Middelheim Thomas Schütte, Duizend tongen Matt Mullican, zonder titel Per Kirkeby, Zonder titel Luciano Fabro, Baadsters Guillaume Bijl, Romeinse straat
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ BEELDEN _______________________________________________________________________________________ Luciano Fabro (°1936) Fabro behoort tot begin jaren zeventig tot de arte povera-kunstenaars, omdat ook hij de liefde voor “ arme” materialen zoals glas, lood, metaal, was, jute met deze kunstenaars deelt, en er poëtische sculpturen mee maakt. Wat Fabro betreft past marmer net zo goed in het rijtje: ‘Carrara-marmer heeft niets speciaals, vind ik, behalve dat er in de natuur zoals in de cultuur een zekere monumentaliteit zit. Als je een materiaal als marmer gebruikt, in een context waarin dat zeer normaal is zoals de Italiaanse, sta je niet tegenover de vraag van de monumentaliteit of het gewicht van traditie.” De arte povera-kunstenaars geven simpele, zowel organische als industriële stoffen een nieuwe betekenis, afgeleid van de directe, spontane reacties van mensen ten opzichte van deze materialen. De kunst wordt letterlijk (materieel) en figuurlijk (inhoudelijk) verarmd van al haar traditionele betekenissen. Er is in het werk van Fabro duidelijk sprake van een behoefte om het materiaal, dat op zich een dood gegeven is, door de bewerking ervan te laten transcenderen, als het ware tot leven te roepen. Luciano Fabro maakt beelden die een poëtisch oppervlak bezitten. Vormen en kleuren die visueel zo direct de tastzin aanspreken, dat de behoefte om ze aan te raken moeilijk valt te onderdrukken. Een beeldhouwer die de huid van zijn beeld bewerkt doet een beroep op de tastzin van de toeschouwer: hij bewerkt het oppervlak met de bedoeling dat het kijken haast een tactiele ervaring oproept. Fabro zegt: “Wat betekent het om een oppervlak, om materie tastbaar te maken? Waarschijnlijk gaat het er om een materiaal aantrekkelijk te maken. De aandacht richt zich op het spel van de hand, op het modelleren van de materialen, omdat daar aantrekkingskracht van uitgaat. Indien je er in slaagt om een lijn, een vlak, een oppervlak in beweging te brengen, dan krijgt de aanraking een functie: de aanraking wordt zelf intelligentie.” Per Kirkeby (°1938) De Deense kunstenaar Per Kirkeby maakte een baksteensculptuur voor het Middelheimmuseum. Hierover zegt hij: “Het werk dat er is, en er ook niet is. Waar je niet omheen hoeft te gaan, omdat je erin kunt. Een werk dat massief van uiterlijk is, en toch transparant. Een werk dat op een gebouw lijkt en het toch niet is, en dat ook geen vergrote sculptuur is. Maar het is ook geen werk dat alleen maar ongemakkelijk het gewicht van het ene been naar het andere verplaatst. Omdat het helemaal is wat het is en omdat het die vraag helemaal niet stelt. Maar misschien wel andere vragen. Over de vastgestelde ruimte, de onveranderlijkheid van muren, de vergankelijkheid van huizen, het menselijk vernuft, bevrijd van intellectuele lasten. Over de mogelijkheid om verstoppertje te spelen en over de aanwezigheid van een muur waartegen je met een bal spelen.” Panamarenko (°1940) Deze Belgische kunstenaar bouwt vliegtuigen waarin de mens opnieuw een centrale plaats krijgt. Zijn eerste machines worden uitsluitend door menselijke energie aangedreven.
Het werk van Panamarenko het lijkt zich continu ontwikkelende, coherente werk van een Einzelganger die zich niet stoort aan trends of evolutie in de beeldende kunsten. Een vorm van individualisme, in de lijn van wat men ‘Individuele Mythologieën” is gaan noemen. De lucht- en ruimtevaarttuigen zijn in de eerste plaats machines, en zodoende verbonden met een zeer vruchtbare stroming binnen de moderne beeldhouwkunst. Panamarenko zet zich af tegen de wetenschap en de techniek die de mens zijn waarde ontnemen. Maar hij wijst de wetenschap niet af. Hij wendt ze integendeel aan om zijn projecten in realiteit om te zetten. In zijn werk ontmoeten poëzie en wetenschap elkaar. Kenmerkend voor de beelden van Panamarenko is dat zijn geïnspireerd zijn op atavistische en mythische prototypes, zoals de zeppelin, voorloper van de hedendaagse luchtvaart, zoal de gasturbine of mensenkracht als energiebron, of zoals de vliegtechniek van (prehistorische) vogels en insecten. De kunstenaar zelf blijkt zich bewust te zijn van deze overgeërfde verbeelding door zijn Middelheim-project te omschrijven als “een prehistorische kiek”. Panamarenko wilde geen robot bouwen, maar een kip. Een door zonne-energie gevoede, bakelieten (later houten), flapperende kip. Deze kip heet archaeopterix naar de prehistorische aspirant vogel waarvan men enkele fossielen heeft gevonden. Na 4 jaar prutsen en studeren is Panamarenko’s archaeopterix nog niet voltooid. Het exemplaar dat wordt getoond in het Middelheimmuseum vormt één van de proefstadia, waarbij het uithoudingsvermogen van de aandrijvingstechnieken wordt getest. De vlieg en ruimtetuigen van Panamarenko zijn niet alleen eindproducten maar vooral beelden van processen en experimenten met de bijhorende ontdekkingen en mislukkingen. Anthony Cragg Het werk ziet er, zeker van op een afstand, zeer aanlokkelijk uit, met zijn blinkende welvende oppervlak. Door zijn vorm en zijn organisch karakter integreert het volledig in het landschap. Doch dat is slechts schijn. Wanneer men dichterbij komt merkt men de perforaties op, die het geheel een vervreemdende aanblik geven. Er blijkt veel meer niet te zijn dan wel. Het materiaal staat voor massa, voor gewicht, voor onverzettelijkheid. De vorm blijkt echter veel ruwer te zijn dan aanvankelijk gedacht en vooral veel minder massief en compact. Het beeld is hol. Zoals de titel al doet vermoeden omvat het een eigen ruimte die weliswaar in contact staat met de omgeving, maar toch ook een eigen dynamiek heeft. Die dualiteit is typisch voor Cragg. Guillaume Bijl In een afgelegen, wat vergeten deel van het Middelheimpark realiseerde Bijl een opgraving: een Romeinse Straat. Het lijkt allemaal zeer authentiek, compleet met afsluiting tegen al te opdringerige bezoekers. Zelf een informatiebord maakt het beeld volledig. Deze installatie is niet van een echte opgraving te onderscheiden. Alleen wie over de nodige geografische en historische kennis van de locatie beschikt, ziet in dat ze niet ‘echt’ is. Voor de doorsnee bezoeker is het een bijzondere plek, want wat er te zien is wijkt af van de norm, van het verwachtingspatroon. Het stoort de bezoeker niet dat dit werk op een ongewone plek ligt, dat verwacht hij net. Dat maakt het voor hem ook spannend. Een dergelijke installatie is typisch voor Guillaume Bijl. Wanneer de bezoeker toekomt is al het werk, de interpretatie al gedaan. Hij of zij kan alle informatie netjes aflezen en verwerken, met een minimum aan inspanning. Uiteraard verwijst dit werk naar het onkritische consumptiegedrag van de doorsnee-toerist, die niets in vraag stelt en klakkeloos aanneemt wat een gids of een infobord hem voorschotelt. En net omdat hij als consument zo weinig kritisch is, ziet hij niet in dat de ‘uitleg’ in wezen niet kan kloppen. Dit werk werd gerealiseerd en aangekocht naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Guillaume Bijl. Openluchtwerken’ in het Middelheimmuseum in 1994.
Juan Muñoz (°1954) In dromen gelden de wetten van rationaliteit en causaliteit niet meer, maar wel die van intensiteit en associatie. Bij droomduidingen gaat het niet om het ontcijferen van eens structuur, maar om het vertrouwd worden met een symbolische taal. In dromen kunnen universele, innerlijke belevingen, stemmingen of condities in beeld gebracht worden die in woorden moeilijk te vatten zijn. De Madrileen Juan Muñoz zijn beelden, zijn figuratieve beelden die wellicht in eerste instantie traditioneel ogen, zijn “metaforen in gedaanten van sculpturen”. Zij gelijken op personages of figuranten in een toneelvoorstelling. De figuren van Muñoz zitten opgesloten in hun eigen isolement. Ze verkeren in de onmogelijkheid elkaar te bereiken daar hoog in die boom aan weerszijden van een bosdreef. Ze kijken elkaar niet aan en zijn te ver van elkaar verwijderd om elkaar aan te kunnen raken. De hulpeloosheid en willoosheid van de twee figuren worden nog eens benadrukt door het ontbreken van benen en door de ledepopachtige armen die alleen door iets of iemand buiten henzelf kunnen bewogen worden. Al eerder in zijn werk maakte Muñoz gebruik van balkons, tegenover elkaar gelegen aan dezelfde straat, als beeld voor de onmogelijkheid tot communicatie in een desolate sociale ruimte. Juan Muñoz ziet de afzonderlijke figuren van zijn werk zoals de ballerina, de dwerg, de buikspreekpop, de soldaat, de kardinaal, het balkon, de leuning, de vloer met een trompe l’oeil-patroon, de trap, het hek, niet alleen als autonome beelden, als componenten van een imaginaire, narratieve, temporele ruimte, kortom als figuranten in een verhaal. Isa Genzken (°1948) Doorheen het Venster van de Duitse kunstenares Isa Genzken is er nauwelijks iets te zien dat aandacht vraagt of dat bijzonder genoeg is om als beeld omkaderd te worden, behalve dan lucht, bomen, … of dat wat je ook overal rondom te zien krijgt. De sculpturen omschrijven niet iets en geven niets weer, maar verbinden zich enkel met de omgeving die naar invulling of interpretatie vraagt. De vraag die Isa Genzken stelt met dit stukje architectuur is niet waar ligt de grens, maar wat is de grens? Is het kunstwerk die grens? Is die grens afgelijnd? Is het een gebied, een plaats, een plek? Of is het een omhulsel? Ook hier gaat het weer over de vraag naar de inhoud van het kunstwerk. In plaats van dat de aandacht zich concentreert op een bepaald omkaderd beeld wordt ze gericht op het raam zelf, op het bijzonder doorzichtig materiaal van het kader, de interne wapening die zichtbaar wordt doorheen de kunstharsomhulling. De ramen van Isa Genzken, of ze nu in beton of in kunsthars gemaakt zijn, gaan telkens om het construeren van een bekisting, een buitenkant of een huid. Het beeldhouwwerk is een kader geworden. Bernd Lohaus Didier Vermeiren (°1951) De Belgische kunstenaar Didier Vermeiren ontmantelt heel de beeldhouwkunst: geen verhaal, geen beeldspraak, geen herschepping, maar een onderzoek naar de beginselen van de sculptuur zelf. In 1978 verklaart hij de houten verhoging onder Johannes de Doper van Auguste Rodin in het Museum of Modern Art in New York tot beeldhouwwerk. De sokkel is een beeldhouwwerk geworden, en omgekeerd, het beeld is enkel nog een sokkel. Waar houdt het beeldhouwwerk op en waar begint de sokkel. Waar is de grens? De sokkel zondert het beeld af van onze eigen omgeving en wereld. Het verheft het beeld van de aarde. Maar voor Rodin is de sokkel net zo zeer een deel van het beeld, zodanig dat de functie van afzondering ervan geleidelijk verdwijnt. Op een moment dat de moderne beeldhouwkunst zich voor goed van de sokkel ontdaan lijkt te hebben, stelt Didier Vermeiren de relatie sokkel-beeldhouwwerk opnieuw aan de orde, maar nu in omgekeerde richting: het beeld verdwijnt, de sokkel blijft alleen achter.
Place, het beeld dat Didier Vermeiren voor Middelheim ontwierp, bestaat uit vier kooiconstructies op wieltjes, geplaatst op vier hoeken van een grondvlak van zes en een halve meter bij zes en een halve meter. De idee van bewegen komt het meest expliciet aan de orde in Vermeires kooiachtige constructies op zwenkwieltjes. Sommige van deze werken zijn werkelijke verplaatsbaar, andere roepen alleen de suggestie van verplaatsbaarheid op.
Æ Meer informatie over de beelden in het Middelheimmuseum vindt u op www.middelheimmuseum.be http://www.collectieantwerpen.be/
EINDTERMEN&ONTWIKKELINGSDOELEN ____________________________________________________________________________________________________ Relevante eindtermen 1ste graad: A + B STROOM
Artistieke opvoeding Waarnemen: 1,2,3, 1 De leerlingen kunnen gericht kijken en hun kijkervaring toetsen aan reeds verworven kennis, vroegere ervaringen of eigen fantasie. 2 De leerlingen kunnen de functies van aangeboden beeldtaal waarnemen en vergelijken. 3 De leerlingen kunnen verschillende beeldaspecten identificeren. Verwoorden: 10 10 De leerlingen kunnen hun persoonlijke mening geven over diverse beeldende creaties uit verschillende culturen belangstelling opbrengen voor beeldende creaties, zowel traditionele als nieuwe, met inbegrip van deze buiten hun eigen culturele leefwereld. Milieueducatie 2.Levende wezens 6 De leerlingen gaan respectvol en zorgzaam om met planten en dieren.
Sociale vaardigheden 1. De ontwikkeling van een voldoende ruime gamma aan relatiewijzen 2 De leerlingen kunnen respect en waardering voor anderen opbrengen: de eigenheid van medeleerlingen accepteren en waarderen. 5 De leerlingen kunnen in groepsverband meewerken en een toegewezen opdracht uitvoeren 2 De beheersing van het communicatieve handelen of het omgaan met elkaar 12 De leerlingen beheersen elementen van het communicatieve handelen: • actief luisteren en weergeven wat een andere inbrengt • toegankelijk zijn en feed-back geven over eigen gevoel • verduidelijken waarom zij voor een bepaald gedrag gekozen hebben • assertief zijn en opkomen voor de rol die zij op zich nemen in een groepsopdracht • effectbesef hebben en over hun eigen gedrag reflecteren
A STROOM
Aardrijkskunde 4. De mens en landschap 4.1. Het landelijk landschap 23 De leerlingen de open ruimte als waardevol, duurzaam, maatschappelijk bezit waarderen Geschiedenis 2. Concrete eindtermen
2.2. Vaardigheden 18 De leerlingen kunnen materiële en landschappelijke historische getuigen observeren en beschrijven aan de hand van een eenvoudig observatieprotocol. 2.3.Attitudes 25 De leerlingen leren belangstelling aan de dag leggen voor het historisch-cultureel erfgoed. Nederlands 1. Luisteren 2 De leerlingen kunnen luisteren naar de volgende tekstsoorten voor leeftijdgenoten (verwerkingsniveau: beoordelen): • uitspraken in een discussie 4 De leerlingen ontwikkelen binnen gepaste communicatiesituaties een bereidheid om: • te luisteren • een ander te laten uitspreken • een onbevooroordeelde luisterhouding aan te nemen • het beluisterde te toetsen aan eigen kennis en inzichten. 2. Spreken 5 De leerlingen kunnen de volgende tekstsoorten produceren (verwerkingsniveau: structureren): • mededelingen: de informatie die ze met betrekking tot een bepaald onderwerp, thema of opdracht hebben verzameld aan de leraar en klasgenoten aanbieden
B STROOM Nederlands 1. Algemeen 1 De leerlingen gebruiken Nederlands als communicatiemedium. 6. Woordenschat 10 De leerlingen breiden hun actieve en passieve woordenschat uit. 8. Luisteren 14 De leerlingen kunnen beoordelend luisteren naar interactie met leeftijdgenoten zoals, een discussie, een gesprek, een oproep en een dramatisering (verwerkingsniveau: beoordelen). 9. Spreken 17 De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren: • op onderscheiden verwerkingsniveaus; • beschrijvend zoals informatie verschaffen en vragen, verslag uitbrengen en informatie uitwisselen; • beoordelend zoals kritisch reageren en passend argumenteren • in verschillende situaties zoals tegenover leerlingen, gekende volwassenen, in telefoongesprekken en in dramatische vormen. 19 De leerlingen verwerven expressievaardigheid. Ze kunnen: • zich in een herkenbare situatie inleven en zich soepel en natuurlijk uitdrukken en bewegen;
• •
door middel van mimiek en gebaren bepaalde gevoelens uitdrukken; de klas bekijken en toespreken in eigen woorden.
Relevante eindtermen 2de graad (1ste jaar) ASO + KSO
Aardrijkskunde: Attitudes 21 leerlingen brengen begrip op voor de wijze van zingeving in eigen en andere leefmilieus en culturen. 23 leerlingen brengen aandacht op voor het fascinerende van de wereld.
ASO + KSO + TSO
Nederlands: 1. Luisteren (koppeling Spreken/ gesprekken voeren) 2 leerlingen kunnen op structurerend niveau luisteren naar tekstsoorten bestemd voor bekende volwassenen. Het betreft tekstsoorten zoals verslagen van feiten en evenementen; presentaties van informatie die m.b.t. opdracht werd verzameld; presentaties van persoonlijke ervaringen en interesses. 5 De leerlingen kunnen bij de planning en uitvoering van en bij reflectie op luistertaken: • hun luisterdoel bepalen • hun voorkennis inzetten 8 De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om: • te luisteren; • een onbevooroordeelde luisterhouding aan te nemen; • een ander te laten uitspreken • het beluisterde te toetsen aan eigen kennis en inzichten 2. Spreken/gesprekken voeren (koppeling Luisteren) 9 De leerlingen kunnen op structurerend niveau: • ten aanzien van een bekende volwassene: o de informatie presenteren die ze in het kader van een bepaalde opdracht hebben verzameld o gevoelens uitdrukken, persoonlijke ervaringen en interesses presenteren 11 De leerlingen kunnen op beoordelend niveau voor bekende leeftijdgenoten hun standpunten/meningen of hun oplossingswijzen voor problemen in een gedachtewisseling uiteenzetten en motiveren. 14 De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om:
• • •
te spreken; Algemeen Nederlands te spreken; een kritische houding aan te nemen tegenover hun eigen spreek- en gespreksgedrag
ASO + TSO + KSO
Milieueducatie: 8 De leerlingen voelen de waarde aan van persoonlijke natuurbeleving en het genieten van de natuur en landschappen. 10 De leerlingen zijn bereid zich in te zetten om de biodiversiteit en de waarde van een natuurgebied en van een landschap te behouden Muzisch creatieve-vorming: 1 De leerlingen exploreren muzisch-creatieve uitingen zoals muziek, toneel, literatuur, dans, schilder- en bouwkunst, design, interieurs, mode en kleding, gebruiksvoorwerpen enz. als elementen die het cultuurbeeld van een gemeenschap mee bepalen: als statussymbool, als uiting van een persoonlijk esthetische smaak of als functioneel element. 2 De leerlingen ervaren dat muzisch-creatieve uitingen een mondiaal verschijnsel zijn en voorkomen op veel verschillende plaatsen, zoals musea, galerijen, publieke plaatsen (metro,stations); openbare gebouwen, fabrieken, kantoren, religieuze plaatsen, private huizen, tuinen en parken. Opvoeden tot burgerzin: 2. Actief burgerschap en besluitvorming 14 De leerlingen spannen zich in om de belangstelling, de standpunten en de argumenten van anderen te respecteren. Sociale vaardigheden: 2. Communicatieve vlotheid verwerven 7 De leerlingen zijn bereid de inbreng van de andere gesprekspartner ernstig te nemen. 4. In groep probleemoplossend werken 13 De leerlingen zijn bereid om samen te denken, te argumenteren en te discussiëren om met anderen een situatie te verbeteren of een probleem op te lossen.
TSO Aardrijkskunde: Attitudes 21 De leerlingen brengen begrip op voor de wijze van zingeving in eigen en andere leefmilieus en culturen. 23 De leerlingen brengen aandacht op voor het fascinerende van de wereld.
Relevante ontwikkelingsdoelen BSO: 1. Burgerzin 1.1. De eigen leefkring 3 De leerling houdt zich aan de normale verplichtingen in diverse situaties 8 De leerling gaat op een verdraagzame manier om met verschillen in sekse, huidskleur, etniciteit, geaardheid, overtuiging en levensbeschouwing. 1.5. Actief burgerschap en besluitvorming 39 De leerling spant zich in om de belangstelling, de standpunten en argumenten van anderen te respecteren. 3 Taalvaardigheid 3.1. Waarnemen 3.1.1. Informatie achterhalen Verbale boodschappen 6 De leerling begrijpt eenvoudige omgangstaal in functionele situaties. 7 De leerling begrijpt woorden die abstracte begrippen en gevoelens uitdrukken. 3.1.3. Evaluatie van de informatie: kritisch luisteren 17 De leerling legt een verband tussen wat hij hoort en ziet. 22 De leerling verwerkt voor hem bedoelde informatie. 3.1.5. Hulpmiddelen 26 De leerling past communicatiebevorderende middelen (luisterdoel bepalen, aanwijzingen binnen de communicatiesituatie gebruiken, zich concentreren, vragen stellen bij onduidelijkheid, belangrijke informatie noteren). 3.1.7. Attitudes 29 De leerling is bereid zich te concentreren op de inhoud. 32 De leerling is bereid zijn gedrag aan te passen naar aanleiding van een boodschap of instructie. 33 De leerling leeft luisterconventies na (de spreker laten uitspreken, op een beleefde manier onderbreken, via non-verbale taal de spreker aanmoedigen, de spreker aansporen om meer uitleg te geven, de dingen zien vanuit het standpunt van de sprekers, de inhoud van de boodschappen centraal stellen, objectief en rechtvaardig zijn bij het beluisteren van de boodschap, luisteren om te begrijpen, het gezegde beoordelen na de boodschap). 3.2. Uitdrukken en spreken 3.2.1. Zich mondeling duidelijk uitdrukken 38 De leerling spreekt standaard Nederlands. 39 De leerling drukt zich bij het spreken in zinnen uit.
3.2.2. Gepaste taal- en omgangsvormen 42 De leerling gebruikt gepaste taal en omgangsvormen afhankelijk van de persoon en de situatie. 43 De leerling gebruikt gepaste beleefdheidsformules. 3.2.3. Interactie met anderen 44 De leerling beschrijft voorwerpen, personen, situaties, gebeurtenissen zodat ze begrepen en herkend kunnen worden. 48 De leerling is mondeling assertief. 3.2.4. Mondeling argumenteren 52 De leerling argumenteert. 3.2.5. Meningen en gevoelens uiten 53 De leerling neemt deel aan een dialoog, een gesprek. 54 De leerling gaat een dialoog met andere aan. 57 De leerling uit zijn meningen en argumenteert gepast. 3.2.8. Attitudes 61 De leerling is bereid constructief aan een gesprek deel te nemen. 62 De leerling is bereid respect te tonen voor de gesprekspartner. 63 De leerling durft voor de eigen mening op te komen. 64 De leerling is bereid tot overleggen en onderhandelen. 3.3. Lezen 3.3.2 De essentie achterhalen 74 De leerling interpreteert eenvoudige grafische voorstellingen, schema’s, tabellen en plattegronden. 5. Leren leren 5.2. Informatieverwerking en probleemoplossing 5.2.1. Informatieverwerving 5 De leerling exploreert actief en doelgericht en gebruikt hierbij verschillende zintuiglijke kanalen. 6 De leerling neemt systematisch en gericht waar en heeft hierbij oog voor relevante details. 7 Milieueducatie 7.1. Natuurzorg 1 De leerling voelt de waarde aan van persoonlijke natuurbeleving en het genieten van de natuur. 2 De leerling heeft oog voor de kwetsbaarheid van een natuurgebied. 5 De leerling gaat respectvol en zorgzaam om met planten en dieren.
8 Sociaal-emotionele educatie 8.2. Sociale cognitie 8.2.1. Kennis van gevoelens, gedachten, wensen, intenties van zichzelf en de ander en perspectiefneming. 28 De leerling houdt rekening met de gedachten, wens of gevoelens van een ander. 8.3. Sociale vaardigheden en competentie 8.3.1. Relatievormen 36 De leerling respecteert en waardeert de eigenheid van anderen. 40 De leerling draagt verantwoordelijkheid bij een groepstaak, werkt onder leiding en geeft zelf leiding. 8.3.2 Communicatieve vlotheid en duidelijkheid verwerven 49 De leerling luistert actief naar de boodschap van een ander en geeft feedback. 53 De leerling is bereid om de inbreng van de gesprekspartner ernstig te nemen.