EERSTE GRAAD EN EERSTE JAAR TWEEDE GRAAD AFBEELDINGEN ____________________________________________________________________________________________________ Beeldtaal Park: Middelheim Hoog Moderne sculptuur
Onderwerp:
Beeldtaal van de 20ste-eeuwse sculptuur
Doelstellingen:
Deze rondleiding bij de moderne beelden biedt een levendige kennismaking met het beeldenpark. Je werkt vanuit de associaties van de leerlingen. Het leren omgaan met beeldtaal vormt zo de belangrijkste doelstelling. Met de opdracht ZOEK EEN LINK wordt dieper ingegaan op de specifieke taal van sculptuur. Eerst bespreek je enkele belangrijke collectiestukken. Vervolgens zoeken de leerlingen zelf een verband met een ander beeld uit de collectie.
Timing Werkwijze 1 10 min
1u
Inleiding: Stel enkele vragen aan de leerlingen: - Wie is reeds in dit museum geweest? - Welke andere musea ken je nog? - Wat verwachten jullie te zien in dit museum? - Wat is het verschil met andere musea en dit museum? Dit is een openluchtmuseum en gratis park. Er zijn enkel beelden te zien in dit museum. Het Middelheimmuseum bestaat uit 2 delen; Middelheim-hoog en Middelheim-Laag. In Middelheim-hoog vind je voornamelijk moderne beeldhouwkunst terug (19de eeuw). In Middelheim-laag vind je hedendaagse beeldbouwkunst terug. Het park bevat beelden vanaf Rodin tot nu. Midden: 1. Opdracht: groepswerk Bedoeling: De WYSIWYG-fiches representeren een link met verschillende beelden in het park.
Didactisch materiaal
WYSIWYG-fiches • Rodin, Burgers van Calais • Ruiterstandbeeld: Colleoni • (Isadora Duncan) • Fauvistisch schilderij van Wouters: De Rode Gordijnen • Stervende slaaf van Michelangelo & Doryphoros
Hieronder worden de voor de hand liggende associaties beschreven maar andere associaties zijn ook mogelijk. Instructie: Zoek in kleine groepjes of individueel een beeld in het park dat volgens jou een link heeft met de afbeelding op de fiche. Probeer duidelijk te verwoorden wat het beeld met de afbeelding op de fiche te maken heeft. - Wat zijn de overeenkomsten? - Zijn er interessante verschillen? Differentiatie opdracht: Zoek een beeld dat het tegenovergestelde is van de afbeelding op de fiche. Organisatie: Vorm een aantal groepjes van ongeveer een 3-tal leerlingen. Stuur ze zelfstandig het park in en spreek een tijdstip en plaats af om terug te verzamelen. Evaluatie/rondgang: Wanneer iedereen een link met de afbeelding gevonden heeft, kan de rondgang beginnen. Laat alle leerlingen hun beeld voorstellen. Waarom hebben ze dat beeld bij die afbeelding gekozen? Æ Je kan de door de leerlingen aangebrachte beelden uitdiepen via kijk- en interpretatievragen verder uitdiepen. Didactisch materiaal Æ Voor de hand liggende link bij afbeelding op fiche. Andere associaties zijn ook mogelijk. Bij Dodeigne, Drie Staanden Æ afbeelding van Rodin, Burgers van Calais
• •
Typisch 19de eeuws beeld: Militaire moed Grieks vrouwenbeeld: Tyche van Antiochië
Bij Marino Marini, Mirakel Æ Ruiterstandbeeld: Colleoni
Bij Rik Wouters, Het Zotte Geweld Æ Fauvistisch schilderij van Wouters: De Rode Gordijnen
Auguste Rodin, Balzac Æ Typisch 19de eeuws beeld: Militaire moed
Auguste Rodin, Het Bronzen tijdperk (en anderen geïnspireerd door klassieke beelden) Æ Stervende slaaf van Michelangelo & Doryphoros
Aristide Maillol, Middelandse Zee Æ Grieks vrouwenbeeld: Tyche van Antiochië
10 min
Slot/evaluatie: Opdracht: Groepsgesprek - Ben je een beeld tegengekomen waarvan je vond dat het totaal niet paste in de omgeving van dit park? Dat geen relatie aanging met de natuur? Waarom past het niet? - Welk beeld paste het best? Waarom? - Als je één beeld mee naar huis mag nemen, welk beeld kies je dan? Waarom? - Waar zou je het plaatsen? - Welk beeld zou je absoluut niet willen meenemen? Waarom niet? - Wat vond je van het museum? - … Organisatie: Vorm een cirkel met de klasgroep.
Timing Werkwijze 2 30 min
Didactisch materiaal
Midden: ZOEK EEN LINK 1. Bespreking van enkele topwerken Bedoeling: Illustreer de verschillende aspecten van beeldhouwkunst aan de hand van enkele “topwerken” uit de collectie. Verbaal aanbieden: Æ Bespreking van enkele werken (Middelheim Hoog) U kunt een keuze maken uit de verschillende werken. (Informatie over de beelden vindt u op de laatste bladzijden van dit document) Aristide Maillol, Rik Wouters, Max Bill, Middellandse zee Het Zotte Geweld Eindeloze kronkel
Henry Moore, Koning en koningin
Pablo Gargallo, Profeet
Vic Gentils, Lode Craeybeckx
Germaine Richier, Mantis
1u
2. Groepswerk Bedoeling: De leerlingen gaan op zoek naar beelden in het park die op één of andere manier verbonden kunnen worden met het besproken beeld door middel van één van de beeldende aspecten. De leerlingen gaan op zoek naar beelden in het park aan de hand van een afbeelding (fiche van een besproken werk). Instructie: Jullie gaan op zoek naar een beeld dat je kan verbinden met een beeld dat we net bespraken. Je krijgt een afbeelding mee van het besproken werk en gaat op zoek naar een werk dat hierbij aansluit. Voorbeeld; Max Bill Æ Abstract werk. Ga op zoek naar een ander abstract werk. Alternatief/differentiatie: Ga op zoek naar het omgekeerde dat op de afbeelding van de fiche staat. Voorbeeld; Afbeelding van een figuratief werk, ga op zoek naar een abstract werk.
15 min
Slot/evaluatie: Opdracht: Groepsgesprek - Als je één beeld mee naar huis mag nemen, welk beeld kies je dan? Waarom? - Waar zou je het plaatsen? - Welk beeld zou je absoluut niet willen meenemen? Waarom niet? - Wat vond je van het museum? - … Organisatie: Vorm een cirkel met de klasgroep
WYSIWYG-fiches • Aristide Maillol, Middellandse zee • Rik Wouters, Het Zotte Geweld • Max Bill, Eindeloze kronkel • Henry Moore, Koning en koningin • Pablo Gargallo, Profeet • Vic Gentils, Lode Craeybeckx • Germaine Richier, Mantis
PLATTEGROND: MIDDELHEIMMUSEUM ____________________________________________________________________________________________________
Kleur
Beeld Aristide Maillol Middellandse zee Rik Wouters Het Zotte Geweld Max Bill Eindeloze kronkel Henry Moore Koning en koningin Pablo Gargallo Profeet Vic Ventils Lode Craeybeckx Germaine Richier Mantis
ACHTERGRONDINFORMATIE BIJ BEELDEN 1. Aristide Maillol, Middelandse Zee Dit beeld was het eerste grote beeldhouwwerk dat Maillol ooit maakte. Hij noemde het dan ook ‘La Grande Statue’. Daarna veranderde hij dat nog in ‘Statue pour un parc ombragé’, ‘La Pensée’ en ‘La Pensée Matine’.De huidige naam kwam er pas in 1937. Het werk is zeer typisch voor de stijl van Maillol, die gebruikt maakt van grote ronde volumes. De houding van de figuur refereert dan weer heel duidelijk aan de klassieke vormentaal, waar hij vertrouwd mee was en die hij nooit zou verlaten. Het klassieke ideaal van harmonie en innerlijk evenwicht is in al zijn werk aanwezig. De beelden zijn glad gepolijst. Maillol had met dit soort werken een grote invloed op beeldhouwers als Georg Kolbe en Wilhelm Lehmbruck. Van dit werk bestaan zes exemplaren in brons, één in steen en één in wit marmer. Een zevende exemplaar in brons werd ‘hors commerce’ gemaakt en staat nu op Maillols graf te Banyuls. BIOGRAFIE Maillol studeerde aanvankelijk schilderkunst in Parijs, bij Antoine Bourdelle en aan de École des Beaux Arts. De schilderijen van zijn tijdgenoten Pierre Puvis de Chavannes en Paul Gauguin maakten een diepe indruk op hem, en hij sloot zich aan bij de Nabis. In 1893 startte hij een tapijtweverij in zijn huis in Banyuls. Hij stelde er vrouwen uit het dorp te werk en gebruikte zelfbereide kleurstoffen. Door gebrek aan geld, maar vooral door een oogziekte die veroorzaakt was door het weefwerk, werd hij gedwongen dit op te geven. Vervolgens legde hij zich vanaf 1900 toe op het beeldhouwen, eerst in hout, later in brons. Zijn eerste belangrijke beeldhouwwerk dateert van 1902. Hij speelde als beeldhouwer een belangrijke rol in de ontwikkeling van de beeldhouwkunst. Hij heeft uitsluitend de menselijke figuur uitgebeeld en dan voornamelijk massieve, vrouwelijke naakten, die geïnspireerd zijn door de vroegantieke beeldhouwkunst (vijfde eeuw v.Ch.). Zijn beelden zijn steeds glad gepolijst. Hij kwam op 27 september 1944 bij een verkeersongeluk om het leven. Tijdens een regenbui slipte de wagen waarin hij zich als passagier bevond van de weg en kantelde. 2. Rik Wouters, Het Zotte Geweld (1912) Het Zotte Geweld: Bruikleen van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen aan Middelheim sinds 1950. (Aangekocht door Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in 1920, Kat. nr 1797). Rik Wouters beeldde zijn vrouw Nel vaak uit. Ze was zijn favoriete model. In talloze portretten en tekeningen komt ze voor. Zelden echter werd ze zo zorgeloos en dynamisch neergezet als in dit beeld. De directe aanleiding was een voorstelling van de danseres Isadora Duncan. Wouters was hierdoor zo aangegrepen dat hij de idee koesterde een beeld van een dansende figuur te maken. Wie model zou staan lag voor de hand. De directheid en de dynamiek, maar ook de ongewone levensvreugde en de ongedwongenheid die van dit werk uitgaat, zou Wouters in geen enkel ander beeld nog evenaren en opzoeken. Van het ‘Zotte Geweld’, soms ook ‘dwaze maagd’ genoemd, zijn meerdere exemplaren gegoten.
BIOGRAFIE Mechelen (België) 1882 - Amsterdam (Nederland) 1916 Vanaf zijn twaalfde werkte Rik Wouters als houtsnijder in het meubelbedrijf van zijn vader. In 1899 is hij aan de Academie te Mechelen. In 1902 vestigt hij zich te Brussel en studeert er aan de Academie bij Van der Stappen. In slechts een tiental jaar kwam zijn hele oeuvre schilderijen, tekeningen en beeldhouwwerken tot stand. De vroegste voldragen beelden dateren van 1907. Een verblijf te Parijs in 1912 waar hij o.a. werk van Cézanne, Renoir en Rodin zag, was voor Wouters van grote betekenis. Ook had hij veel bewondering voor James Ensor. In 1915 wordt hij als Belgisch soldaat geïnterneerd te Zeist, Nederland en zal niet meer terug naar België keren, daar hij te Amsterdam als gevolg van een slepende oogkwaal verlijdt in 1916. 3. Max Bill, Eindeloze kronkel Het beeldhouwwerk is in feite een Moebiusring. Een ring zonder begin of einde, zonder een binnen of een buitenzijde. Het principe is eenvoudig. Wanneer men het uiteinde van een lint of een strook papier 180° draait en de eindjes aan elkaar lijmt, heeft men een oneindig doorlopende strook in handen. Toen Bill dit werk in 1935 bedacht had hij totaal geen weet van het moebiusprincipe. Maar toen hij het later vernam was hij toch tevreden. Het uitgangspunt was pure wiskunde geweest. Hij was er in geslaagd een puur abstract begrip, eindige oneindigheid’ om te zetten in een visuele, tasbare vorm. BIOGRAFIE (Winterthur, 1908 – Berlijn, 1994) Max Bill Studeerde aan het Bauhaus te Dessau. Hij werd er gevormd tot architect, schilder, beeldhouwer, leraar, publicist en ontwerper van gebruiksvoorwerpen. Max Bill maakte naar eigen zeggen geen abstracte maar 'concrete' kunst. Hij was lid van ‘Abstraction-Creation’ te Parijs en van de architectenbeweging CIAM. Het uitgangspunt van zijn kunst was heelvaak de wiskunde. De wetmatigheden hiervan vormden een kader waarbinnen het artistieke denken zich moest afspelen. Het uitgangspunt van elke artistieke creatie is dus het verstand, de rede. Het wiskundige denken brengt een artistiek proces op gang, dat de nodige dynamiek geeft om de verbeelding te prikkelen. 4. Henry Moore, Koning en koningin (1952-1953) Dit koningspaar heeft geen enkele link naar de actualiteit of de geschiedenis. Moore ging dat ook doelbewust uit de weg. In 1954, naar aanleiding van zijn tentoonstelling te New York in de Curt Valentin Gallery, schreef hij er het volgende over: ‘De groep Koning en Koningin heeft niets met levende koningen en koninginnen te maken, maar hangt eerder samen met de archaïsche of primitieve idee van het koningschap. De sleutel tot de groep kan wellicht gevonden worden in het koningshoofd: het verenigd in zich hoofd en kroon, gezicht en baard, en heeft naar mijn mening iets Pan-achtigs, iets dierlijks en toch meen ik, iets koninklijks. Hoe ik tot het idee van de groep ben gekomen weet ik niet. Wellicht heeft het een rol gespeeld dat ik in de laatste twee jaren verhalen voor mijn dochtertje heb gelezen, waarin dikwijls koningen en koninginnen voorkwamen. Dit kan mijn geest geopend hebben voor het onderwerp’.
Later, in een interview, zegt hij er gelijkaardige dingen over, al lijkt hij nu veel zekerder van hoe hij tt dit beeld kwam: ‘De Koning en Koningin is nogal eigenaardig. Zoals voor veel van mijn sculpturen kan ik niet precies uitleggen hoe het is ontstaan. Eender wat kan de aanzet vormen voor het idee van een beeld, en in dit geval was dat het spelen met een stukje was. In die tijd had ik plannen om een eigen bronsgieterij op te zetten. Ik had een jonge assistent-beeldhouwer die erg leergierig was op technisch vlak en alles wilde weten over bronsgieten. Ik besloot om het eerste stadium, dat van het maken van een gipsen afgietsel, over te slaan en rechtstreeks in was te werken. Terwijl ik het stuk was kneedde, begon het op een gehoornde, Panachtige, gebaarde man te lijken. Dan kreeg het een kroon en ik wist meteen dat het de kop van een koning was. Ik werkte voort en gaf het een lichaam. Als was verhardt wordt het bijna zo hard als metaal. Ik maakte gebruik van deze bijzondere kracht om het lichaam dezelfde aristocratische verfijning te geven die ik bij het maken van de kop had gevonden. Dan voegde ik er een tweede figuur aan toe, en het werd een Koning en Koningin. Ik besefte nu dat ik toen elke avond verhalen voorlas aan mijn zesjarige dochter Mary, en meestal gingen die over koningen, koninginnen en prinsessen.’ Van dit beeld bestaan 5 exemplaren. BIOGRAFIE Castleford (Groot-Brittannië) 1898 – Much Hadham 1986 Moore was zoon van een mijnwerker. Hij volgde aanvankelijk een onderwijzersopleiding, maar het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte hier prompt een eind aan. Na zijn militaire dienst in de oorlog schreef hij zich in aan de Leeds School of Art, van 1919 tot 1921. Hierna volgde hij nog les aan het Royal College of Arts te Londen; dit van 1921 tot 1924. Hij bleef er nog tot 1932, als leraar. Toen veranderde hij van school en werd het de Chelsea School of Art, waar hij tot 1939 bleef. Aanvankelijk werkte Henry Moore uitsluitend in steen en hout. Daarna ging hij ook modelleren. Moore is was zeer bereisd en had grote belangstelling voor niet-Europese primitieve en archaïsche kunst en de vormen in de natuur. Zijn werken laten ook heel mooi zien hoe hij de moderne vormgeving probeert te combineren met die primitieven kunstvormen. Moore werd Trustee van de Tate Gallery van 1941 tot 1948 en 1949 tot 1956 en van de National Gallery sinds 1956 tot aan zijn dood. In 1972 werd hij lid van de Académie des Beaux-Arts van Parijs. In 1977 werd de Henry Moore Stichting te Much Hadham opgericht en in 1982 het Henry Moore Centre for the study of Sculpture in de Leeds City Art Galleries. Moore tekent ook zeer veel. Zijn meest sprekende en bekendste tekeningen zijn de ‘Shelterbooks’. Tijdens de Blitzkrieg op Londen maakte hij in de Londense underground schetsen en tekeningen van de daar massaal naartoe gevluchte mensen. 5. Pablo Gargallo, Profeet Het verspreiden van het Woord, dat is wat deze profeet doet. Met grote kracht en bewogenheid. De houding is bijna barok. Door de uitsparingen ontstaat een spiraalvormig lijnenspel dat samenkomt in de opgeheven rechterarm. Dit gebaar, samen met de opengesperde mond geeft de figuur zijn kracht. Hoewel het werk zelf in 1933 werd gerealiseerd, dateren de voorstudies al van 1909-1910. In 1926 werd het hoofd al eens in koper uitgevoerd. Gargallo heeft het eindresultaat in brons nooit gezien, hij overleed enkele maanden voordien.
In totaal werden 7 exemplaren gegoten, één in het Musée National d'Art Moderne, Parijs en een ander bij mevr. Pierette Anguera-Gargallo, Parijs; verder nog in de verzameling Palancios, Caracas; Museum of Modern Art, Baltimore; Hirshhorn Museum, Washington en het Museum voor Hedendaagse Kunst, Madrid. BIOGRAFIE Maella (Spanje), 1881 – Reus (Spanje), 1934 Gargallo, een Catalaan, volgt een academische opleiding te Barcelona van 1900 tot 1903. Een studiebeurs brengt hem dan naar Parijs, waar hij een half jaar verblijft. Om materiële redenen moet hij terug naar Spanje tot 1911. Van 1911 tot 1914 is hij weer in Parijs en komt er in contact met de kubisten. Tussen 1914 en 1923 is hij te Barcelona en doceert er aan de Escola Superior del Bella Oficis. Van 1923 af is hij weer te Parijs. Naast de uitgesneden metaalfiguren bleef Gargallo klassiek gerichte stenen en marmers kappen. 6. Vic Gentils, Lode Creaybeckx (1972) Het portret van Burgemeester Lode Craeybeckx werd spontaan in 1972 gemaakt naar aanleiding van diens vijfenzeventigste verjaardag. Vic Gentils zei er het volgende over: ‘Als lid van het Werkcomité Middelheim had ik de gelegenheid om L. Craeybeckx te observeren en vond ik hem geweldig. L.C. heb ik op de volgende manier gezien en gemaakt: het hoofd is open, dit om de immer werkende geest van L.C. beter te laten aanvoelen, de krachtige kop van een socialistisch voorman met zijn politieke vossenoogjes — de romp is gemaakt van ploegscharen (de werker) en is tegelijkertijd de toga van advocaat; de borst is open, buiten de politiek was L.C. een buitengewoon kunstzinnig man waar men dwars doorkeek. De pomp om gelden in en uit de Stadskas te pompen; de pianotoetsen op de romp: de toetsen der welsprekendheid; beneden aan het been, buisje: uitlaatklep om de vele spanningen weg te spoelen; schoorsteenklep, om in de politiek aan te voelen van waar de wind kwam ... Vermits het 25 jaar geleden was dat hij het Openluchtmuseum stichtte, vond ik dat het tijd werd hem voor altijd een plaats te geven in zijn Middelheim’. Dit werk is een uniek exemplaar. BIOGRAFIE Ilfracombe (Gr.Britannië), 1919 – Aalst, 1997 Als Gentils 6 jaar oud is komt zijn familie naar Antwerpen. Van 1934 tot 1942 is hij aan de Academie en het Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. Aanvankelijk schildert hij, maar vanaf 1957-1958 geeft hij de voorkeur aan het beeldhouwen. Sinds 1960 maakt hij reliëfs en beelden uit gebrand hout, piano's, kasten en allerlei andere elementen. Hij is medestichter van G58 en van de nieuwe Vlaamse school te Antwerpen. Eerste prijs Biënnale San Marino 1965. Prijs Robert Giron 1970. Neemt deel aan grote tentoonstellingen, o.m. Biënnale Venetië, Documenta Kassel, Biënnale Sao Paulo. 7. Germaine Richier, Mantis (1946) De natuur in haar verschillende verschijningsvormen en de biologische wetten, die hieraan ten grondslag liggen, vormen de basis voor Richier's beeldhouwwerk.
De mantis staat daarbij symbool voor het agressieve en het onderhevig zijn aan oncontroleerbare driften. Typisch voor dergelijke insecten is dat het wijfje na elke paring het mannetje opeet. Richier maakt gebruik van zeer hoekige vormen, die het gevaarlijke en het wrede sterk benadrukken. Het beeld in het Middelheimmuseum is een epreuve d’artiste, daarnaast bestaan er nog twee exemplaren van. BIOGRAFIE Arles (Frankrijk) 1904 - Montpellier (Frankrijk) 1959 Van 1922 tot 1925 studeert ze aan de Ecole des Beaux-Arts te Montpellier. In 1925 gaat zij naar Parijs en is er tot 1929 in de leer bij Bourdelle. Hierna werkt ze onafhankelijk. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verblijft ze in Zwitserland en in het zuiden van Frankrijk. In 1945 keert ze terug naar Parijs en begint een periode van waarin ze veel ‘vrouwen-insekten’ maakt. Hierdoor krijgt ze internationaal snel bekendheid. Behalve de Blumenthalprijs voor beeldhouwkunst in 1934, behaalde zij de eerste prijs voor beeldhouwkunst op de Biënnale van Sao Paulo in 1951.
Æ Meer informatie over de beelden in het Middelheimmuseum vindt u op www.middelheimmuseum.be http://www.collectieantwerpen.be/
EINDTERMEN & ONTWIKKELINGSDOELEN ____________________________________________________________________________________________________ Relevante eindtermen 1ste graad:
A + B STROOM Artistieke opvoeding Waarnemen: 1,2,3, 1 De leerlingen kunnen gericht kijken en hun kijkervaring toetsen aan reeds verworven kennis, vroegere ervaringen of eigen fantasie. 2 De leerlingen kunnen de functies van aangeboden beeldtaal waarnemen en vergelijken. 3 De leerlingen kunnen verschillende beeldaspecten identificeren. Verwoorden: 10 10 De leerlingen kunnen hun persoonlijke mening geven over diverse beeldende creaties uit verschillende culturen belangstelling opbrengen voor beeldende creaties, zowel traditionele als nieuwe, met inbegrip van deze buiten hun eigen culturele leefwereld. Milieueducatie 2.Levende wezens 6 De leerlingen gaan respectvol en zorgzaam om met planten en dieren. Sociale vaardigheden 1. De ontwikkeling van een voldoende ruime gamma aan relatiewijzen 2 De leerlingen kunnen respect en waardering voor anderen opbrengen: de eigenheid van medeleerlingen accepteren en waarderen. 5 De leerlingen kunnen in groepsverband meewerken en een toegewezen opdracht uitvoeren 2 De beheersing van het communicatieve handelen of het omgaan met elkaar 12 De leerlingen beheersen elementen van het communicatieve handelen: • actief luisteren en weergeven wat een andere inbrengt • assertief zijn en opkomen voor de rol die zij op zich nemen in een groepsopdracht A STROOM Aardrijkskunde 4. De mens en landschap 4.1. Het landelijk landschap 23 De leerlingen de open ruimte als waardevol, duurzaam, maatschappelijk bezit waarderen Geschiedenis 2. Concrete eindtermen
2.3.Attitudes 25 De leerlingen leren belangstelling aan de dag leggen voor het historisch-cultureel erfgoed. Nederlands 1. Luisteren 2 De leerlingen kunnen luisteren naar de volgende tekstsoorten voor leeftijdgenoten (verwerkingsniveau: beoordelen): • uitspraken in een discussie 4 De leerlingen ontwikkelen binnen gepaste communicatiesituaties een bereidheid om: • te luisteren • een ander te laten uitspreken • een onbevooroordeelde luisterhouding aan te nemen • het beluisterde te toetsen aan eigen kennis en inzichten. 2. Spreken 5 De leerlingen kunnen de volgende tekstsoorten produceren (verwerkingsniveau: structureren): • mededelingen: de informatie die ze met betrekking tot een bepaald onderwerp, thema of opdracht hebben verzameld aan de leraar en klasgenoten aanbieden B STROOM Nederlands 1. Algemeen 1 De leerlingen gebruiken Nederlands als communicatiemedium. 6. Woordenschat 10 De leerlingen breiden hun actieve en passieve woordenschat uit. 8. Luisteren 14 De leerlingen kunnen beoordelend luisteren naar interactie met leeftijdgenoten zoals, een discussie, een gesprek, een oproep en een dramatisering (verwerkingsniveau: beoordelen). 9. Spreken 17 De leerlingen kunnen het gepaste taalregister hanteren: • beschrijvend zoals informatie verschaffen en vragen, verslag uitbrengen en informatie uitwisselen; • beoordelend zoals kritisch reageren en passend argumenteren 19 De leerlingen verwerven expressievaardigheid. Ze kunnen: • de klas bekijken en toespreken in eigen woorden.
Relevante eindtermen 2de graad (1ste jaar) ASO + KSO
Aardrijkskunde: Attitudes 21 leerlingen brengen begrip op voor de wijze van zingeving in eigen en andere leefmilieus en culturen. 23 leerlingen brengen aandacht op voor het fascinerende van de wereld.
ASO + KSO + TSO Nederlands: 1. Luisteren (koppeling Spreken/ gesprekken voeren) 2 leerlingen kunnen op structurerend niveau luisteren naar tekstsoorten bestemd voor bekende volwassenen. Het betreft tekstsoorten zoals verslagen van feiten en evenementen; presentaties van informatie die m.b.t. opdracht werd verzameld; presentaties van persoonlijke ervaringen en interesses. 8 De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om: • te luisteren; • een onbevooroordeelde luisterhouding aan te nemen; • een ander te laten uitspreken • het beluisterde te toetsen aan eigen kennis en inzichten 2. Spreken/gesprekken voeren (koppeling Luisteren) 9 De leerlingen kunnen op structurerend niveau: • ten aanzien van een bekende volwassene: o de informatie presenteren die ze in het kader van een bepaalde opdracht hebben verzameld o gevoelens uitdrukken, persoonlijke ervaringen en interesses presenteren 11 De leerlingen kunnen op beoordelend niveau voor bekende leeftijdgenoten hun standpunten/meningen of hun oplossingswijzen voor problemen in een gedachtewisseling uiteenzetten en motiveren. 14 De leerlingen zijn binnen de gepaste communicatiesituaties bereid om: • te spreken; • Algemeen Nederlands te spreken; • een kritische houding aan te nemen tegenover hun eigen spreek- en gespreksgedrag
ASO + TSO + KSO
Milieueducatie: 8 De leerlingen voelen de waarde aan van persoonlijke natuurbeleving en het genieten van de natuur en landschappen. 10 De leerlingen zijn bereid zich in te zetten om de biodiversiteit en de waarde van een natuurgebied en van een landschap te behouden
Muzisch creatieve-vorming: 1 De leerlingen exploreren muzisch-creatieve uitingen zoals muziek, toneel, literatuur, dans, schilder- en bouwkunst, design, interieurs, mode en kleding, gebruiksvoorwerpen enz. als elementen die het cultuurbeeld van een gemeenschap mee bepalen: als statussymbool, als uiting van een persoonlijk esthetische smaak of als functioneel element. 2 De leerlingen ervaren dat muzisch-creatieve uitingen een mondiaal verschijnsel zijn en voorkomen op veel verschillende plaatsen, zoals musea, galerijen, publieke plaatsen (metro,stations); openbare gebouwen, fabrieken, kantoren, religieuze plaatsen, private huizen, tuinen en parken. Opvoeden tot burgerzin: 2. Actief burgerschap en besluitvorming 14 De leerlingen spannen zich in om de belangstelling, de standpunten en de argumenten van anderen te respecteren. Sociale vaardigheden: 2. Communicatieve vlotheid verwerven 7 De leerlingen zijn bereid de inbreng van de andere gesprekspartner ernstig te nemen. 4. In groep probleemoplossend werken 13 De leerlingen zijn bereid om samen te denken, te argumenteren en te discussiëren om met anderen een situatie te verbeteren of een probleem op te lossen.
TSO
Aardrijkskunde: Attitudes 21 De leerlingen brengen begrip op voor de wijze van zingeving in eigen en andere leefmilieus en culturen. 23 De leerlingen brengen aandacht op voor het fascinerende van de wereld.
Relevante ontwikkelingsdoelen BSO: 1. Burgerzin 1.5. Actief burgerschap en besluitvorming 39 De leerling spant zich in om de belangstelling, de standpunten en argumenten van anderen te respecteren. 3 Taalvaardigheid
3.1. Waarnemen 3.1.1. Informatie achterhalen Verbale boodschappen 6 De leerling begrijpt eenvoudige omgangstaal in functionele situaties. 7 De leerling begrijpt woorden die abstracte begrippen en gevoelens uitdrukken. 3.1.3. Evaluatie van de informatie: kritisch luisteren 17 De leerling legt een verband tussen wat hij hoort en ziet. 22 De leerling verwerkt voor hem bedoelde informatie. 3.1.5. Hulpmiddelen 26 De leerling past communicatiebevorderende middelen (luisterdoel bepalen, aanwijzingen binnen de communicatiesituatie gebruiken, zich concentreren, vragen stellen bij onduidelijkheid, belangrijke informatie noteren). 3.1.7. Attitudes 29 De leerling is bereid zich te concentreren op de inhoud. 32 De leerling is bereid zijn gedrag aan te passen naar aanleiding van een boodschap of instructie. 33 De leerling leeft luisterconventies na (de spreker laten uitspreken, op een beleefde manier onderbreken, via non-verbale taal de spreker aanmoedigen, de spreker aansporen om meer uitleg te geven, de dingen zien vanuit het standpunt van de sprekers, de inhoud van de boodschappen centraal stellen, objectief en rechtvaardig zijn bij het beluisteren van de boodschap, luisteren om te begrijpen, het gezegde beoordelen na de boodschap). 3.2. Uitdrukken en spreken 3.2.1. Zich mondeling duidelijk uitdrukken 38 De leerling spreekt standaard Nederlands. 39 De leerling drukt zich bij het spreken in zinnen uit. 3.2.2. Gepaste taal- en omgangsvormen 42 De leerling gebruikt gepaste taal en omgangsvormen afhankelijk van de persoon en de situatie. 3.2.3. Interactie met anderen 44 De leerling beschrijft voorwerpen, personen, situaties, gebeurtenissen zodat ze begrepen en herkend kunnen worden. 3.2.4. Mondeling argumenteren 52 De leerling argumenteert.
3.2.5. Meningen en gevoelens uiten 53 De leerling neemt deel aan een dialoog, een gesprek. 54 De leerling gaat een dialoog met andere aan. 57 De leerling uit zijn meningen en argumenteert gepast. 3.2.8. Attitudes 61 De leerling is bereid constructief aan een gesprek deel te nemen. 62 De leerling is bereid respect te tonen voor de gesprekspartner. 63 De leerling durft voor de eigen mening op te komen. 64 De leerling is bereid tot overleggen en onderhandelen. 3.3. Lezen 3.3.2 De essentie achterhalen 74 De leerling interpreteert eenvoudige grafische voorstellingen, schema’s, tabellen en plattegronden. 5. Leren leren 5.2. Informatieverwerking en probleemoplossing 5.2.1. Informatieverwerving 5 De leerling exploreert actief en doelgericht en gebruikt hierbij verschillende zintuiglijke kanalen. 6 De leerling neemt systematisch en gericht waar en heeft hierbij oog voor relevante details. 7 Milieueducatie 7.1. Natuurzorg 5 De leerling gaat respectvol en zorgzaam om met planten en dieren. 8 Sociaal-emotionele educatie 8.2. Sociale cognitie 8.2.1. Kennis van gevoelens, gedachten, wensen, intenties van zichzelf en de ander en perspectiefneming. 28 De leerling houdt rekening met de gedachten, wens of gevoelens van een ander. 8.3. Sociale vaardigheden en competentie 8.3.1. Relatievormen 36 De leerling respecteert en waardeert de eigenheid van anderen. 40 De leerling draagt verantwoordelijkheid bij een groepstaak, werkt onder leiding en geeft zelf leiding. 8.3.2 Communicatieve vlotheid en duidelijkheid verwerven
49 De leerling luistert actief naar de boodschap van een ander en geeft feedback.