PBO-blad
Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie
Inhoudsopgave jaargang 55 2 september 2005 nummer 48
Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN Productschap Diervoeder (PDV 13 en PDV 14) Productschap Tuinbouw (PT 43) Productschap Vee en Vlees (PVV 30)
2 2 6 10
Verordeningen blad Bedrijfsorganisatie Tegen een besluit tot goedkeuring van een begroting of een herziene begroting van een bedrijfslichaam kunnen belanghebbenden binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Bestuurskarner van de Sociaal-EconomischeRaad, Postbus 90405,2509 LK Den Haag.
BEDRIJFSLICHAMEN
Productschap Diervoeder PDV 13
Verordening tot intrekking van Verordening PDV fonds stimulering praktijkgerichte oplossingen milieuproblematiek 2003
Verordening van het Productschap Diervoeder van 7 juni 2005 tot intrekking van Verordening PDV fonds stimulering praktijkgerichte oplossingen milieuproblematiek 2003 (Intrekkingsverordening PDV fonds stimulering praktijkgerichte oplossingen milieuproblematiek 2003) Het bestuur van het Productschap Diervoeder; Gelet op de artikelen 93 en 100 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en het lnstellingsbesluit akkerbouwproductschappen; Besluit:
1. De Verordening PDV fonds stimulering praktijkgerichte oplossingen milieuproblematiek 2003 wordt ingetrokken. 2. Een eventueel batig saldo van de functie Milieu wordt overgeboekt naar de subfunctie Databankbeheer.
Deze verordening wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie en treedt in werking op de tweede dag na publicatie. Den Haag, 7 juni 2005 Th. A.M. Meijer voorzitter
J. den Hartog secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-EconomischeRaad bij besluit van 21 juli 2005 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 9 augustus 2005, nr. TRCJZl200512292. 2
Het fonds stimulering praktijkgerichteoplossingen milieuproblematiek is in i989 ingesteld om een bijdrage te verlenen aan de stimulering van innovatieve oplossingsmogetijkheden mestproblematiek. De baten van het fonds bestonden uit heffingen op basis van de jaarlijks opnieuw vast te stellen Heffingsverordening PDV fondsen voormengsels, mengvoeders en voedermiddelen. Met ingang van het jaar 2002 is de heffing ten behoeve van dit fonds op nihil gesteld. Dit hing samen met de beëindiging van het programma bevordering mestafzet in 2004 en het overhevelen van activiteiten naar derden. Nu alle financiële zaken rond dit fonds zijn afgerond, kan het fonds worden opgeheven en de fondsverordening worden ingetrokken.
Den Haag, 7 juni 2005 Th. A.M. Meijer voorzitter
J. den Hartog secretaris
PDV 14
Verordening tot intrekking van Verordening PDV certificatie GMP diewoedersector 2003
Verordening van het Productschap Diervoeder van 7 juni 2005 tot intrekking van Verordening PDV certificatie GMP diervoedersector 2003 (Intrekkingsverordening PDV certificatie GMP diervoedersector 2003) Het bestuur van het Productschap Diervoeder; Gelet op artikel 93 en 100 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en het Instellingsbesluit akkerbouwproductschappen; Besluit: Artikel 1 De Verordening PDV certificatie GMP diervoedersector 2003 wordt ingetrokken. Artikel 2 Een GMP certificaat dat ingevolge de Verordening PDV certificatie GMP diervoedersector 2003 is verleend en waarvan de geldigheidsduur bij de inwerkingtreding van het GMP'certificatiescherna diervoedersector 2006 nog niet is verstreken, wordt voor de resterende tijd omgezet naar een GMP' certificaat voor de GMP'-standaarden ingevolge het GMP'certificatieschema diervoedersector 2006, die overeenkomen met de GMP-standaarden van de Verordening PDV certificatie GMP diervoedersector 2003. Een transponeringstabel voor de GMP'-standaarden van het GMP'-certificatiesciìema dieivoedersector 2006 en de GMPstandaarden van de Verordening PDV certificatie GMP diervoedersector 2003 is in de bijlage opgenomen.
Artikel 3 In uitzondering op het bepaalde in artikel 2 geldt dat een GMP certificaat, dat is afgegeven voor GMP 13 en waarvan de geldigheidsduur bij de inwerkingtreding van het GMP'certificatieschema diervoedersector 2006 nog niet is verstreken, uiterlijk tot 31 december 2006 kan worden verlengd. Alle dan nog geldige certificaten van GMP 13 vervallen per 31 december 2008. Artikel 4 De overeenkomsten met de certificatie-instellingen die ingevolge paragraaf 5 van Verordening PDV certificatie GMP diervoedersector 2003 door het productschap zijn geaccepteerd worden omgezet naar contracten op basis van het GMP'-certificatieschema diervoedersector 2006. Artikel 5 Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2006. Den Haag, 7 juni 2005 Th. A.M. Meijer voorzitter
J. den Hartog secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 21 juli 2005 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 15 augustus 2005, nr. TRCJZ/2005/2293.
TOELICHTING De GMP-regeling fungeert sinds 1992 als een vrijwillige, bovenwettelijke kwaliteitsregeling met keurmerk op basis waarvan het diervoederbedrijfsleven de basiskwaliteit van haar producten en diensten jegens de afnemers kan waarborgen. De regeling heeft in 2000 een aanmerkelijke, inhoudelijke uitbreiding gekregen door toevoeging van de HACCP-systematiek. Met ingang van 2003 is met de inwerkingtreding van de Verordening PDV certificatie GMP diervoedersector 2003 gekozen voor een model waarbij: enerzijds het productschap verantwoordelijk blijft voor de vaststelling van de kwaliteitsstandaarden én voor het controle- en sanctiebeleid; anderzijds de gehele uitvoering van de certificatie van de bedrijven wordt uitbesteed aan geaccrediteerde certificatie-instellingen (Cl's). Inmiddels is op Europees niveau de Verordening (EG) nr. 18312005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne vastgesteld, die de mogelijkheid biedt nationaal gidsen voor goede praktijken op te stellen teneinde voor de diervoederbranche te kunnen dienen als leidraad voor de naleving van de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen op het gebied van hygiëne en HACCP-beginselen.
Artikel 27
van de
elijkheisi een door de Mini$& van
toeirtm waaraan zo'
moet voldoen.
Den Haag, 7 Juni 20
voorzitter
J. den Hartog secretaris
Bijlage +l : Transponeri gstabel GMP'-standaarden
Productschap Tuinbouw PT 43
Verordening PT hefing export bloemkweker~productenJapan 2006 Besluit van het bestuur van het Productschap Tuinbouw, d.d. 28 juni 2005,houdende de vaststelling van de aan ondernemers die bloemkwekerijproducten naar Japan exporteren op te leggen heffing voor het jaar 2006 (Verordening PT heffing export bloemkwekerijproductenJapan 2006) HET BESTUUR VAN HET PRODUCTSCHAPTUINBOUW, gelet op de artikelen 95 en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; gelet op de artikelen 12 en 14 van het Instellingsbesluit Productschap Tuinbouw; gehoord de Commissie voor bloemkwekerijproducten, d.d. 18 mei 2005; BESLUIT:
5 I Begripsbepalingen Artikel 1 1.In deze verordening en de daarop berustende bepalingen worden overgenomen de begripsbepalingenvan de artikelen I en 2 van het Instellingsbesluit ProductschapTuinbouw. 2.In deze verordening worden overgenomen de begripsbepalingenvan de artikelen 1.1 en artikel 3.1en de werkwijze zoals beschreven in hoofdstuk 3 van de Verordening PT algemene bepalingen 2003. 3. In deze verordening wordt verstaan onder: a. bloemkwekerijproducten: : producten als omschreven in artikel I,tweede lid, sub d, van de Verordening PT vakheffing bloemkwekerijproducten2006; b. heffingsplichtige :degene die ingevolge deze heffingsverordening heffing is verschuldigd.
Artikel 2 I. De exporteur van bloemkwekerijproductenis over de door hem naar Japan uitgevoerde bloemkwekerijproductenaan het productschap een heffing verschuldigd . 2. De heffing als bedoeld in het eerste lid, is aan het productschapverschuldigd over het jaar 2006,ten behoeve van de financiering van controles van bloemkwekerijproductendie naar Japanworden uitgevoerd. 3. De heffing als bedoeld in het eerste lid, wordt opgelegd bij wege van een aanslag, met inachtneming van het in de volgende artikelen bepaalde. Artikel 3 1. Ter uitvoering van artikel z doet de exporteur van bloemkwekerijproductenaangifte bij het productschap van de tijd gedurende welke de door hem naar Japan uitgevoerde hoeveelheden bloemkwekerijproducten zij n gecontroleerd. 2. De opgave als bedoeld in het vorige lid, wordt gedaan op een door het productschap te verstrekken aangifteformulier, met inachtnemingvan de daarop gestelde vragen en gegeven aanwijzingen. 3. Wanneer de exporteur de Plantenziektenkundige Dienst heeft gemachtigd de in het eerste lid bedoelde gegevens aan het productschapte verstrekken, hoef? de opgave als bedoeld in het tweede lid, niet te geschieden.
Q 3 Grondslag en hoogte Artikel 4 1. Het bedrag van de heffing wordt vastgesteld op basis van de tijd gedurende welke de uit t e voeren bloemkwekerijproductenonderworpen zijn geweest aan een controle als bedoeld in artikel 3, eerste lid. 2. De tijd welke is gemoeid met de controle wordt afgerond op de tijdseenheid van een kwartier. Per kwartier is een heffing van: 4 45,=verschuldigd.
3. De exporteur en de keurmeester ondertekenen allebei de verklaring waaruit blijkt gedurende hoeveel tijd de keurmeester één of meerdere partijen bloemkwekerijproductenheeft gekeurd, uitgedrukt in eenheden van een kwartier. 4. Indien een exporteur één of meer verklaringen niet heeft:ondertekend, i s artikel 5 van overeenkomstige toepassing.
5 4 Oplegging en inning Artikel 5 Indien uit de ter beschikkinggekomen gegevens blijkt dat de verstrekking van de gegevens, of een raming als bedoeld in artikel 5, niet in overeenstemming is met de werkelijkheid, kan een opgelegde h e f h g aan de hand van deze gegevens worden herzien en opnieuw worden opgelegd. Artikel 6 1. De gegevens verkregen uit hoofde van het bepaalde i n deze verordening dienen in handen van de voorzitter of door deze aan te wijzen personen van het secretariaat van het productschap te worden gesteld. 2. Deze gegevens mogen slechts worden gebezigd voor de vervulling van de taak van het productschap. 5 5 Slotbepalingen Artikel 7 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Artikel 8 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening PT heffing export bloemkwekerijproductenJapan 2006. Deze verordening en de daarbij behorende toelichting worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie
Zoetermeer, 28 juni 2005 J. van der Veen voorzitter C . Kuijvenhoven secretaris
Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-EconomischeRaad bij besluit van 21 juli 2005 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 10 augustus 2005, nr. TRCJZl200512181.
Toelichting Algemeen Het ProductschapTuinbouw (hierna: PT) is ingesteld krachtens de Wet op de bedrijfsorganisatie.' Het PT heeft tot taak een het algemeen belang dienende bedrijfsuitoefening in ondernemingen in de tuinbouwsector te bevorderen, alsmede het gemeenschappelijk belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen. 1 .
Het bestuur van het PT bestaat uit: a. een onafhankelijke bij koninklijk besluit benoemde voorzitter, en b. personen, benoemd door organisaties van werkgevers en werkenden, werkzaam in de tuinbouwsector. Het bestuur wordt bijgestaan door sectorcommissies, die op overeenkomstige wijze zijn samengesteld.
De ondernemingen - waaroor het PT is ingesteld -worden heffingen opgelegd. De opbrengst dient ter financiering van vóór-inspectie in Nederland van bloemkwekerijproducten, die naar Japan worden geëxporteerd. Op private basis kunnen deze gelden niet bijeen worden gebracht. Voor 2006 wordt een bedrag van ongeveer f 300.000,- begroot. De verordening is inhoudelijk gelijk aan die welke gold voor het oogstjaar 2005. Waar mogelijk is verwezen naar de Verordening PT Algemene bepalingen. Hierdoor is het aantal artikelen in deze heftingsverordening afgenomen. 2. Doelstellingen en te verwachten (neven)effecten van de verordening Met de opbrengst van de heffing worden maatregelen gefinancierd waardoor de export van bloemkwekerijproducten naar Japan van uit Nederland tegen zo laag mogelijke kosten voor het betrokken bedrijfsleven kan plaatsvinden.De afspraken die zijn gemaakt in de bloemkwekerijsector kunnen niet los worden gezien van de afspraken die gelden voor de bloembollen- en de groenten- en fruitexport naar Japan. Ook voor groenten en fruit en bloembollen gelden speciale afspraken. Er zijn afspraken gemaakt tussen de Japanse en de Nederlandse overheden volgens welke bloemkwekerijproducten afkomstig uit Nederland in Nederland reeds voor de verzending naar Japan worden onderworpen aan een controle waarna de daadwerkelijke export probleemloos kan verlopen. Zonder het systeem van voorafgaande controle zouden bloemkwekerijproductenwel kunnen worden geëxporteerd naar Japan, maar met het risico dat de producten bij aankomst niet worden toegelaten en daar ter plaatse moeten worden vernietigd of zelfs worden teruggezonden. Met alle onnodige extra kosten van dien.om de sector te behoeden voor het maken van overbodige extra kosten, is het systeem van controle in Nederland door Japanse inspecteurs opgezet. Het doel i s dus meerledig: a. versoepeling van de handel op Japan, en b. kostenbesparing voor het betrokken bedrijfsleven. Het te verwachten effect is: kostenbesparing voor het betrokken bedrijfsleven
.
2.1 Nadere motivering noodzaak publieke regelgeving Zonder de Japans-Nederlandseovereenkomst zou controle niet kunnen plaatsvinden. Elk bedrijf afzonderlijk zou zijn producten naar Japan moeten exporteren zonder vooraf te weten of er daadwerkelijk zou kunnen worden gehandeld. Zouden de producten bij aankomst niet worden toegelaten dan betekent dat onnodig extra kosten moeten worden gemaakt. Een regeling op privaatrechtelijke basis behoort thans nog niet tot de mogelijkheden al wordt niet uitgesloten dat in de toekomst de regeling op een andere basis kan worden gestoeld. Dit is mede afhankelijk van hoe de Japanseoverheid over het systeem denkt en of zij een regeling op privaatrechtelijkebasis zou accepteren. Dat i s thans niet het geval. Nu een privaatrechtelijke regeling niet aan de orde is, is gekozen voor een publiekrechtelijke benaderingdoor middel van een verordening van het PT. Het systeem houdt in: het begeleiden van de Japanse inspecteur ten tijde van controleberoeken.
Afweging van private alternatieven De Japanse overheid doet tot op heden slechts zaken met de Nederlandse overheid, waarvan het PT deel uitmaakt. De Japanse overheid sluit geen overeenkomsten met individuele ondernemingen. Het PT heeft als organisatie van de keten de mogelijkheid de eisen die aan de export op Japanworden gesteld, te versoepelen. Het optreden van het Pf ondersteunt de private belangen van de individuele ondernemingen.
2.2
Uitvoerings en handhavingsaspccten van de verordening 2.3 Het gaat hier om een heffingsverordeningwaarbij uitvoerings- en handhavingsaspectengeheel voor rekeningvan het PT komen. Hier wordt onder verstaan: het verzenden van de nota's, het afhandelen van bezwaren en de behandelingvan eventuele beroepsprocedures. Er wordt geen last gelegd op andere overheden. Financiële gevolgen van de verordening lederjaar wordt van de betrokken ondernemingen die gebruik maken van het systeem een financiële bijdrage gevraagd om de kosten te kunnen betalen. Daarbij is gekozen voor een hefíingsbedrag per tijdseenheid. 2.4
3.6
Administratieve lasten
In zoo4 hebben de bedrijfslichamenonder coördinatie van de SER een nulmeting administratieve lasten uitgevoerd en naar aanleiding daarvan reductievoorstellen geformuleerd. In casu betekent dit een verankering van de aandacht voor de administratieve lasten in de verordeningen. Bij het ontwerpen en uitschrijven van verordeningen zal door de schappen worden getracht de administratieve lasten structureel zo laag mogelijk te houden. 8
Ten aanzien van deze verordening geldt dat degene die bloemkwekerijproductenexporteert naar Japan op een voorgedrukt aangifteforrnulier zijn gegevens dient aan te leveren, alvorens een h e f h g kan worden toegezonden. Het gaat hier om veel handelingen. 3 Steunmaatregel Het tarief per tijdseenheid wordt als een retributie beschouwd. Er wordt uitvoering gegeven aan protocollen die door Japan en Nederland zijn afgesloten. Het systeem van een controle in Nederland voorafgaand aan de daadwerkelijke export, is in het belangvan de hele tuinbouwsector, gelet op het bestaan van soortgelijke systemen in de bloembollen en groenten- en fruitsector. De Europese Commissie heeft in het verleden de financiering van het systeem goedgekeurd, waarna LNV en de SER hun goedkeuringgaven. Het steunfiche is jaarlijks gemeld onder nr. 02-40/024/C. Door EG is de steunmaatregel in het verleden goedgekeurd onder nr. SC (96) D 031242 (Pb. 1996,C175). 3.1 Structuur van de heffing De heffing bestaat uit een tarief per kwartier. Het tarief is 4 45,= per kwartier en kan door het bestuur van het PT op een lager niveau worden gesteld.
Werking naar alle bedrijfsgenoten De verordening is alleen van toepassing op die bedrijfsgenoten, de exporteurs van bloemkwekerijproducten, die daadwerkelijk gebruik maken van het systeem van controle.
3.2
Becijfering van de opbrengst onder vermelding van de vindplaats in de begroting 3.6 Voor wat betreft de exacte bedragen wordt hier verwezen naar de begroting van het PT voor het jaar 2006, zoals die zal worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Algemeen belang van de activiteit 3.4 Het vergemakkelijken van de export van bloemkwekerijproducten naar Japan van uit Nederlandtegen zo laag mogelijke kosten voor het betrokken bedrijfsleven.De afspraken die zijn gemaakt in de bloemkwekerijsector kunnen niet los worden gezien van de afspraken die gelden voor de bloembollen- en de groenten- en fruitexport naar Japan. Ook voor de bloembollen en groenten en fruit gelden speciale afspraken. Sectoraal belang van de activiteit 3.5 De sector bloemen bepaalt zelf, via de organisaties die vertegenwoordigd zijn in de Sectorcommissie Bloemkwekerijproductenen in het bestuur van het M, aan welke activiteiten de opbrengst van de heffing wordt besteed. Zonder voorafgaande inspectie zou de export van bloemkwekerijproducten naar Japan minder soepel verlopen, waardoor de exportpositie in de wereldhandel zou kunnen afnemen. 3.6 Publicatie Het concept van de verordening is gepubliceerd op 29 april 2005 in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie.
4 Artikelsgewijze toelichting Artikel i, tweede lid Het verwijzen naar de Verordening PT algemene bepalingen 2003 heeft tot gevolg dat een groot aantal definities niet meer zijn opgenomen evenals de wijze waarop de heffing ral worden geïnd. Artikel 3 In dit artikel wordt bepaald dat men aangifte moet doen. Alleen wanneer het productschap over de uitvoeríormulieren kan beschikken, kan een aparte aangifte achterwege blijven. Artikel 4 In dit artikel wordt de grondslag en de hoogte van de heffing omschreven. De heffing is gerelateerd aan de tijd die de keurmeester aan de keuring besteedt. De hoogte van de heffing bedraagt f 45.= per kwartier. Artikel 6 De beschermingvan de gegevens die aan het PT worden verstrekt, wordt gewaarborgd.
De Wet op de bedrijfsorganisatie, zoals deze luidt met ingang van i juli 1999,schrijft in artikel 126 voor dat hefingsverordeningenjaarlijks worden vastgesteld. Het gaat niet om een nieuwe hefíing, noch worden de (maximum)tarievenverhoogd en evenmin wordt een nieuwe categorie heffingsplichtigen in de heffing betrokken. Voor de betrokken heffingsplichtigen verandert er derhalve de f a d o niets.
Zoetermeer, 28 juni 2005
J. van der Veen voorzitter C. Kuijvenhoven secretaris
Productschap Vee en Vlees P W 30
Verordening bestemrningshefing fonds o. & o. vleeswarenindustrie (PVV) 2005 Verordening van het Productschap Vee en Vlees van 8 juni 2005, houdende de vaststelling van een bestemmingsheffing ten behoeve van het fonds onderzoek en ontwikkeling in de vleeswarenindustrie voor het jaar 2005 (Verordening bestemmingsheffing fonds o. & o. vleeswarenindustrie (PVV) 2005). Het bestuur van het Productschap Vee en Vlees; Gelet op artikelen 100, derde lid, en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie en artikelen 10 en 1 2 van het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees; Gezien de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005; Besluit:
Artikel 1 Deze verordening neemt over de begripsbepalingen van de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005 en verstaat voorts onder: a. omzet b. fonds o. & o.
: omzet behaald met de onderneming over het kalenderjaar dat voorafgaat aan het tijdvak waarover wordt geheven; : fonds als bedoeld in artikel 1 van de Verordening fonds onderzoek en ontwikkeling vleeswarenindustrie (PVV) 2003.
Artikel 2 1.
De ondernemer die een onderneming drijft waarin de vleeswaren- e n vleesconservenindustrie of de baconindustrie wordt uitgeoefend, is over het kalenderjaar 2005 op basis van de omzet, ten behoeve van het fonds o. & o., een bestemmingsheffing verschuldigd naar h e t navolgende tarief:
Van Vanaf Vanaf Vanaf Vanaf Vanaf Vanaf Vanaf Vanaf Vanaf
2.
Omzet tot en met tot en met tot en met tot en met tot en met t o t en met t o t en met t o t en met tot en met tot en met tot en met en meer dan
€ €
C € €
42 g
G €
€ € €
Tarief £ 88,£ 136,£ 169,£ 230,€ 396,G 623,£ 822,£ 984,£ 1218,£ 1677,€ 1973,€ 2267,-
Voor een ondernemer, die na 1 januari 2005 aangevangen heeft een onderneming te drijven bedraagt de heffing £ 88,--.
Artikel 3 1.
Aan de ondernemer, die contributie heeft betaald als lid of indirect lid van een overeenkomstig het derde lid aangewezen ondernemersorganisatie, wordt op zijn verzoek een aftrek toegestaan op het totaal aan huishoudelijke- en bestemmingsheffingen verschuldigde bedrag voor de vleeswarenindustrie voor het kalenderjaar 2005.
2.
De aftrek beloopt 50°h van het bedrag, dat de ondernemer als contributie aan de betreffende ondernemersorganisatie over het betrokken kalenderjaar heeft betaald tot ten hoogste de helft van hetgeen hij i n totaal is verschuldigd aan huishoudelijke- en bestemmingsheffingen voor de vleeswarenindustrie, op grond van de daarop betrekking hebbende heffingsverordeningen over datzelfde betrokken kalenderjaar.
3.
De in het eerste lid bedoelde ondernemersorganisatie wordt aangewezen door het bestuur, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit beleidsregets Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad.
Artikel 4 Voor de toepassing van deze verordening geldt het bepaalde bij of krachtens de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005. Artikel 5 1.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bestemmingsheffing fonds o. & o. vleeswarenindustrie (PVV) 2005.
2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst.
Zoetermeer, 8 juni 2005
J.J. Ramekers voorzitter
S.B.M.Jongerius secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-EconomischeRaad bij besluit van 21 juli 2005 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 3 augustus 2005, nr. TRCJZ/2005/1889.
TOELICHTING BIJ DE VERORDENING 8ESTEMMlNGSHEFFING FONDS O. & 0. VLEESWARENINDUSTRIE (PVV) 2005 Algemeen Ten einde de transparantie in de heffingen t e vergroten en de regelgeving terug te dringen zijn de bestaande heffingsverordeningen grondig herzien. Met ingang van 2005 is het aantal heffingsverordeningen fors teruggebracht, zijn de verordeningen anders opgezet en meer geüniformeerd. Hiertoe zijn voor 2005 alle huishoudelijke heffingen in één verordening opgenomen, de bestemmingsheffingen (andere dan ten behoeve van het diergezondheidsfonds) zijn per sector(runderen, varkens, schapen) in een verordening ondergebracht en de Verordening algemene bepalingen heffingen (PVV) 2005 regelt algemene zaken ten aanzien van vaststelling, oplegging en inning van de heffingen. De heffingsgrondslagen zijn overigens niet gewijzigd. In het kader van deze herziening waren in eerste instantie de bestemmingsheffingen voor de vleeswarenindustrie ten behoeve van het fonds o&o en het fonds sociale aangelegenheden ook in één heffingsverordening opgenomen. Deze verordening is in ontwerp voorgehangen in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie van 5 november 2004. De Europese Commissie heeft de benodigde goedkeuring in het kader van de steunmelding voor de financiering van het sociaal fonds nog niet verleend. Aanzien de bestemmingsheffing fonds o. & o. vleeswarenindustrie reeds door de Commissie is goedgekeurd en derhalve uitsluitend het nationale goedkeuringstraject nog dient te doorlopen is ervoor gekozen deze bestemmingsheffing in een separate verordening op te nemen. De splitsing van de verordening heeft geen inhoudelijke wijzigingen t o t gevolg. Voornoemde is tevens de aanleiding om de heffingsverordening vast t e stellen overeenkomstig artikel 100, derde lid van de Wet op de bedrijfsorganisatie. Doelstelling, neveneffecten en algemeen-sectoraal belang activiteiten De in het kader van onderhavige heffingsverordening op te leggen heffing in de vleeswarenindustrie worden aangewend ter bevordering van onderzoek en ontwikkeling. Doelstelling van deze functie is het versterken van concurrentiepositie van de gehele keten door middel van financiering van collectief onderzoek zonder dat sprake is van concurrentievervalsing. Met de ontwikkelingen in productiewijzen, stromen van producten uit de hele wereld, kennisontwikkeling van nieuwe dan wel opkomende gevaren, i s het belangrijk om dit t e signaleren en methoden van beheersen dan wel eliminatie te verkrijgen. Daarmee kan het Nederlandse bedrijfsleven rondom de vee- en vleesproductie de veiligheid en kwaliteit van producten voor buitenlandse markten en de Nederlandse consument in stand houden, dan
wel vergroten. Aandachtsgebieden t e r verwezenlijking van de genoemde doelstellingen in de vleeswarenindustrie zijn onder meer technisch vleesonderzoek en microbiologische kwaliteit van vleeswaren, automatisering en technologie van vleeswaren en de verwerking ten behoeve van de traceerbaarheid en integrale kwaliteitszorg. Verder wordt aandacht besteed aan onderzoek naar vlees in relatie t o t humane voeding. Tenslotte worden er projecten gefinancierd op het gebied van kennisoverdracht. Noodzaak publieke regelgeving, afweging t.o.v. private alternatieven, uitvoerings- en handhavingsaspecten Gezien het collectieve belang van de gehele branche, waarbij het voor individuele bedrijven niet mogelijk is de investeringen t e doen die zijn gemoeid met grote projecten op genoemde terreinen, is gekozen voor een collectieve publieke aanpak. Via publiekrechtelijke regelgeving is het mogelijk om voor alle bedrijven een gelijke last op te leggen en kunnen schaaleffecten en efficiencyvoordelen behaald worden die individueel niet t e realiseren zijn. Het gaat hier om een heffingsverordening waarbij uitvoerings- en handhavingsaspecten geheel voor rekening van het productschap komen. Er wordt geen last gelegd op andere overheden. Onderbouwing structuur en werking naar de bedrijfsgenoten De heffing wordt direct opgelegd aan de ondernemingen in de vleeswaren- en vleesconservenindustrie en baconindustrie. Alle bedrijven die onder de werkingssfeer van de verordening vallen betalen een heffing die is gebaseerd op de omzet. Er is gebruik gemaakt van differentiatie van de tarieven op basis van omzetcategorieën omdat dit aansluit bij de wijze van contributieheffing bij de private organisaties. het profijtbeginsel en de organisatiestructuur van de vleeswarensector. Schilthuisaftrek Op grond van artikel 126, zesde lid, van de Wet op de bedrijfsorganisatie kan aan leden dan wel indirecte leden van een ondernemersorganisatie, zoals aangewezen in het Besluit aanwijzing gerechtigde ondernemersorganisaties Schilthuisaftrek (PVV) 2005 een aftrek van 50% van het bedrag dat zij aan contributie aan de betreffende ondernemersorganisatie hebben betaald worden toegestaan t o t maximaal de helft van het totaal verschuldigde bedrag aan heffing(en) in de vleeswarenindustrie bestemd voor de huishoudelijke uitgaven, het fonds o. en o. en het fonds sociale aangelegenheden. De becijfering van de opbrengst (bruto, contributieaftrek) en vindplaats in de begroting De totale opbrengst voor het jaar 2005 wordt geraamd op £ 69.000,- (dit bedrag is verantwoord o p pagina 66 van de begroting van het productschap). Steunmelding De bestemmingsheffing welke op grond van onderhavige verordening geheven wordt behoort ingevolge het EG-recht t o t één van de categorieën steunmaatregelen van artikel 87, tweede lid EG-verdrag. De Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft de financiering van het fonds o. & o. op grond van artikel 87, derde lid EG-Verdrag goedgekeurd. De melding is bekend onder steunnummer N413/98.
Zoetermeer, 8 juni 2005 J.J. Ramekers voorzitter S.B.M.Jongerius secretaris
Wettelijk voorgeschreven uitgave van de SociaalEconomische Raad met mededelingen, verordeningen en besluiten van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (pbo). Verschijnt wekelijks. ISSN 0920-4865
Redactie: Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag Telefoon: 070 - 3 499 499 Telefax: 070 - 3 832 535 E-mail:
[email protected] De SER heeft een eigen website op het Internet. Deze is te vinden op www. ser.nl Opgave abonnementen, opzeggingen en adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk bij de abonnementenadministratie van de SER. Abonnementsprijs € 136,13 per jaar, losse nummers € 3,40.